Dorpscanon van Westergeest
Na 900 werd de samenleving verder gebouwd op de fundamenten van het verleden. Onder Christelijke invloeden vormde zich langzaam een samenleving met drie standen: adel, geestelijkheid en boeren.
Dijken werden aangelegd, kerken gebouwd en de natte veengrond werd ontwaterd. Om er bruikbare landbouwgrond van te maken.
Het veenriviertje dat als ontginningsas dienst deed meandert nog steeds dwars door de huidige verkaveling heen. Evenals de vier wegen en paden die samenkomen bij de kerk van Westergeest.
In het Dorpswapen van Westergeest zijn die paden terug te vinden als het zogenoemde St. Andrieskruis. In de loop van de jaren is daar veel over geschreven, maar het is rijwel onmogelijk om wetenschappelijk vast te stellen waarom of waardoor de kerk precies in het centrum staat. Wel zijn er veronderstellingen, o.a. door de ‘Westergeastmer’ amateurarcheoloog wijlen Johannes M. Minnema.
1e veronderstelling, van Minnema
Minnema was al in de jaren ’30 van de vorige eeuw nieuwsgierig naar sporen in de (oude) verkaveling. Om daar meer over te weten te komen zocht hij contact op het Fries Museum in Leeuwarden.
Dr. Oebele Vries schrijft: “…, waarbij het gesprek ook kwam op het feit dat de noord-zuid lopende lijnen van de verkaveling in Dantumadeel samenkomen op één punt Kuikhorne. ’De heren’ van het museum wisten het echter ook niet. Van de amanuensis Penning kreeg hij toch nog enige lectuur mee, namelijk krantenartikelen en een boek Wilhelm Teudt, Germanische Heiligtümer over ’heilige lijnen’, die in de prehistorie heiligdommen in noord-zuid- of oost-westrichting met elkaar zouden hebben verbonden. Minnema probeerde dit vervolgens uit op zijn geboortestreek door het trekken van lijnen tussen oude kerktorens. Hierbij stelde hij vast dat er een zuivere west-oost lijn loopt over de torens van Akkerwoude-Murmerwoude-Dantumawoude-Westergeest. Volgens hem was toeval uitgesloten, omdat de kans hierop niet groter is dan 1 op 15.625.
Hierna ontdekte hij niet alleen nog meer lijnen in het landschap, maar ook cirkels, bissectrices, loodlijnen en zelfs een afbeelding van een gedeelte van het sterrenbeeld de Grote Beer. Volgens zijn vaste overtuiging was hij hiermee op het spoor gekomen van een prehistorische cultuur van hoge ontwikkeling.
Ook van deze ontdekking deed Minnema verslag in zijn artikelenreeks.
We lezen daar dat er een volk moet zijn geweest dat de tegenwoordige beschaving op bepaalde punten (bedoeld wordt op het gebied van de wiskunde) zelfs vooruit was. Dit verzamelde gegevens over de sterrenhemel, waarvoor het een stelsel van waarnemingsposten inrichtte.
Deze bestonden uit seintorens met bovenop een platform waarop een vuur brandde (een gegeven dat aan Teudt is ontleend). Later werden dit heiligdommen en na 750 werden er op de meeste van deze plaatsen christelijke kerken opgericht”.
2e veronderstelling: Westergeest als leycentrum
Van een andere orde is de theorie over leylijnen en energielijnen.
Deze lijnen zijn in te delen in verschillende sterktes. Hele sterke leylijnen zijn het bekendst omdat deze over de hele wereld lopen. Tussen deze sterke leylijnen in ligt een maas van leylijnen die energie zouden verspreiden.
Exact op het kruispunt van dit soort leylijnen ontstaat dan bij wijze van spreken een verdubbeling van energie: een leycentrum.
Onze voorouders zouden deze leycentra een heilige status hebben gegeven. De plaats waar nu de kerk van Westergeest staat, precies op zo’n leycentrum, zou zo’n heilige status hebben gehad.
3e veronderstelling: rondgaande rechtspraak
In Westergeest werd vroeger - bij en/of in de huidige kerk - recht gesproken en vooraanstaande bewoners waren bij toerbeurt rechter.
De vier kwartieren, die door de vier lijnen werden gescheiden, werden destijds bewust aangelegd. Uit elk kwartier was de meest vooraanstaande persoon dan een bepaalde periode de rechter.
Zo lijkt in de verkaveling rondom Westergeest een rijke geschiedenis van ons dorp verscholen te liggen. Maar een vertaalslag maken naar historische feiten strandt op het ontbreken van essentiële data.
Het blijven daarom veronderstellingen.
Tekst: © Foto: © https://commons.wikimedia.org/wiki/
In dit tijdsbestek schudde de samenleving middeleeuwse culturele vormen van zich af. Dat was ook te merken in ons dorp.
De Rooms Katholieke kerk stond op haar fundamenten te schudden en Protestanten en Katholieken kwamen lijnrecht tegenover elkaar te staan.
Rechtszaak in de kerk
In 1556 kwam het in Westergeest tot een protestbijeenkomst toen de abt van het Bonifatiusklooster, Heer Henricus Kessel, in 1556 gebruik wilde maken van het seendrecht. Het was regel dat hij in een schrikkeljaar recht had om het ambt van deken of geestelijk rechter uit te oefenen; de zogenaamde rondgaande rechtspraak.
Heer Henricus Kessel eiste dat recht op in het dekenschap “Dockum, Holwert ende Geast”.
Op 27 april 1556 werd daarom in de kerk van Westergeest een vergadering gehouden om het twistpunt te slechten – aanwezig waren de substituut-grietman van Dokkum (Dirck Dircksz.), Cop Harkema namens Kollum en Sye Buma namens de gemeente Westergeest, Oltwoldt en Colmerswage.
Wat het resultaat van die vergadering is geweest is niet bekend.
Persona’s of pastoor
In de tijd dat er in de kerk van Westergeest nog Roomse erediensten werden gehouden, werd het altaar bediend door een persona of pastoor. Deze pastoor bediende eveneens de sacramenten en ‘preekte’.
Naast de pastoor was een hulppastoor, een Vicaris, aanwezig.
In hetboek Foestrum staat een overzicht; In dit venster wordt volstaab met het noemen van een paar opmerkelijke “persona’s”.
1424: Heer Wygher (persona of pastoor), heer Thyaert (vicaris). Het zegel van vicaris Thyaert bestond uit een afbeelding van een edelman met staf en valk, met op het schild een winkelhaak. In 1989 werd zijn zegel samengevoegd met die van Koert, pastor van Oudwoude in 1491 en samen vormen zij nu het stempel van de Hervormde gemeente te Oudwoude-Westergeest.
1543: Heer Willem (persona of pastoor), heer Haddo Harckema (vicaris). Als prebendaris wordt heer Frans Baukesz. genoemd. Heer Willem diende in 1543 een klacht in bij de regering omdat de Abt van Dokkum zichzelf een zathe bij Beintemahuis had toegeëigend. Deze zathe zou echter bij de pastorie-goederen van Westergeest behoren: "De abt van Dokkum heeft van de pastorie van Westergeest een zathe van 43 pondemaat genomen, liggende in beslagen vennen en dat ’ouland’ ligt voor mijn deur. Al mijn buren zeggen en betuigen, dat dit zo is. Omdat ik de ’cost’ niet mag hebben, doe ik mijn beklag, en begeer ik, dat gij, vrome Heren, mij behulpzaam wilt wezen en helpen, dat ik weerkrijg hetgeen dat vroeger hiertoe behoorde. Dit beken ik, Heer Wilhelm, pastoor te Westergeest".
1574: Heer Focke Baukesz. (prebendaris).
Het waren heel onrustige tijden - al snel werd het de Rooms Katholieke voorganger ‘te heet‘ onder zijn voeten. In 1579 vluchtte hij wegens deze onrust. Bernardus Henrici was de laatste pastoor die de kerk in Westergeest diende.
In 1580 werden kerk en gemeente Hervormd. De drie altaren in de kerk van Westergeest werden afgebroken en de restanten warden gebruikt voor de eerste trede van de trap naar de preekstoel én als drempel bij de deur. De unieke muurschildering werd witgekalkt en de aanwezige (heiligen)beelden werden verwijderd.
Het was in deze beginperiode van de nieuwe Hervormde kerken wel lastig om voldoende protestantse voorgangers te krijgen.
In 1597 lijkt de gemeente Oudwoude/Westergeest echter al een predikant te hebben. In de registers van rechtshandelingen van de grietenij Kollumerland staat beschreven dat de predikant van Kollum zich borg stelt voor “Ernestus Hiddinck, dienaer des godtlijcken words in Oltwolde”.
Op 9 juli 1580 vielen de Spanjaarden en Spaansgezinden vanuit Kollum Dokkum aan, wat overigens niets opleverde.
In de zomer van 1581 werd er zo hard gevochten dat “de gestaltenisse van Vrieslandt ellendich ende desolaet geweest is”.Een jaar later was er vrijwel geen boer meer te vinden in de driehoek tussen Groningen, Leeuwarden en Dokkum - veel protestanten vluchtten naar Leeuwarden, Rooms Katholieken vluchtten naar Groningen.
Boer Arend Bauckes en Jantsje Harmens (boer en boerin op de terp Westerburen) vluchtten naar Dokkum. Daar werd hun zoon Harmen Arends Idema geboren, ergens tussen 1580 / 1590.In dezelfde periode heerste de pest, ook in Westergeest.
Ane Sapesz. en zijn vrouw Jents Jansendr. kregen in de herfst van 1581 de pest en stierven. Zij waren naar Leeuwarden gevlucht ‘vermits de crijghsloepen ende beroerten’.