De 412 dorpen van Friesland

De 412 dorpen van Friesland

Er zijn meer dan vierhonderd dorpen in Friesland te vinden, van groot tot klein.

Waar je je ook bevindt in de provincie, overal zie je aan de horizon in alle windrichtingen kerktorens en -torentjes staan. Allemaal vertegenwoordigen ze een van de Friese dorpen. Zonder uitzondering dorpen met een eigen verhaal, traditie en een lange historie. Somige zelfs met een eigen taal zoals de dorpen in Het Bildt of de Stellingwerven. Daar praat men Bildts en Stellingwerfs. In de omgeving van de dorpen vaak talloze kleine of grotere boerderijen van het type Stjelp of Kop-hals-romp. Per regio hebben deze boerderijen vaak een speciaal type uilenbord dat hoort bij het gebied.

Drachten en Heerenveen zijn zondermeer de grootste dorpen van Friesland. Leons wellicht het kleinste met haar kerk, woonhuis en boerderij (zie foto). Groot of klein, allemaal hebben ze hun eigen interessante verhaal en ontstaansgeschiedenis. Hieronder zetten we dit graag voor u op een rij.

Om een bepaald dorp te vinden klikt u op de bijbehorende beginletter. Binnenkort voegen we meer zoekmogelijkheden toe aan deze pagina.

Kies de beginletter


Jannum is een terpdorp dat enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling is ontstaan. Het is altijd een klein dorp geweest, bestaand uit een kerkbuurt van enkele woningen en wat verspreid liggende boerderijen. Aan het einde van de 19de eeuw is de terp voor een belangrijk deel afgegraven.

Jannum heeft behoord bij de grietenij Dantumadeel en was het enige dorp van deze grietenij dat boven de Ee was gelegen. Dat is mogelijk gekomen omdat Jannum in de hoge Middeleeuwen een uithof was van het zuidelijk van de Ee gelegen grote klooster Klaarkamp, maar bewijzen zijn hier niet voor. Wel bezat Klaarkamp hier nogal wat grond, wat mee kan hebben gespeeld in de grensbepaling.

Sinds de gemeentelijke herindeling hoort Jannum bij Ferwerderadiel. Hoe klein het ook was, het dorp had wel een eigen vaart die het ontsloot naar de nabijgelegen Ee. De sterk afgegraven hoge terp draagt een met bomen omzoomd kerkhof met romaanse kerk. Verder staan in Jannum enige karakteristieke landarbeiderswoningen en een fraaie 19de-eeuwse kop-hals-rompboerderij. De kleine, torenloze kerk is met haar romanogotische kenmerken waarschijnlijk omstreeks 1300 tot stand gekomen. Achter het eenbeukige schip volgt het koor met een iets inspringende absis die ongeveer een eeuw ouder zal zijn. Voor deze koorsluiting is een originele oplossing gevonden. Van binnen is deze half rond, maar aan de buitenkant veelzijdig waarbij de vage hoeken zijn geaccentueerd door bakstenen kolonnetten onder de dakvoet. De vensters, ingangen en de hagioscoop zijn in de dagkanten versierd met meervoudige kraalprofielen. Toen in de tweede helft van de 16de eeuw de kap werd vernieuwd zijn waarschijnlijk ook de koepelgewelven weggehaald. In het muurwerk zijn de sporen er nog van te zien.

Tijdens de restauratie in 1944/’47 bleek bij een opgraving dat de beperkte ruimte vroeger door scheidingswanden in twee vakken verdeeld is geweest: de eerste voor leken, de andere voor geestelijken. Na verval is de kerk als uithof van het Fries Museum geadopteerd en ingericht als museum voor middeleeuwse kerkelijke kunst.

Jellum is een streekdorp met een terp-verleden. Het dorp is ruim een kilometer lang en het vertoont op enkele plekken enige concentratie, maar verder is het los van structuur. Jellum heeft zich uitgestrekt langs de Hegedyk, de dijk van de voormalige Middelzee. In het noorden, op de gemeentegrens met Menaldumadeel, kruist de spoorweg Leeuwarden- Sneek de Hegedyk en daar lag ooit de halte Jellum-Boxum. Zuidelijker staat nabij de kruising met de Smidshoeke richting Hilaard flink wat bebouwing. Er zijn keurige middengangswoningen en arbeidershuizen bij en aan de nieuwlandszijde, in de Jellumer- en Beersterpolder, bovendien flinke boerderijen.

Even verder, waar bebouwing verder ontbreekt, staat ten westen van de dijk de fraaiste notabele woning van het dorp. Het brede middengangpand is omzoomd door een parkachtige tuin waarin nog een hoge wier aanwezig is. De woning is in een decoratieve mengstijl gebouwd met geprofileerde lijsten met kuivenstukken van pleister als wenkbrauwen boven de vensters en met originele blinden. Zowel de deur van de woning als die van het mooi gedetailleerde koetshuis hebben gietijzeren roosters. De Lytsedyk voert naar een grote kop-halsrompboerderij in het oudland met een opmerkelijk hoge melkkelder.

Opnieuw zuidelijker ligt de kerkbuurt, waarbij de kerk op een iets verhoogd kerkhof aan de zijde van het oudland staat. De reeks woningen ertegenover is in het nieuwland terecht gekomen. Hier ook weer enkele middengangwoningen, maar ook kleinere huizentypen. Het kerkhof is omzoomd door een haag van beuk en linde en door leilinden.

Jellum heeft een keurige, maar niet erg spannende 19de-eeuwse zaalkerk, die oudere kerken vervangt. De vorige toren moet vooral door een fikse spits zeer hoog opgerezen zijn, maar hij is in 1832 door onweer verwoest. Er moest een nieuwe worden gebouwd. De toren heeft voor de 19de eeuw kenmerkende versieringen, zoals rondboogfriezen. Het schip van de kerk heeft grote rondboogvensters met ijzeren traceringen. Op het dak liggen blauw geglazuurde gegolfde Friese pannen.

Jelsum is een radiaal terpdorp dat enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling is ontstaan op een kwelderwal. Vanaf Leeuwarden gerekend is dit het eerste van een reeks van de terpdorpen die op de oostelijke oever is ontstaan. Het dorp was richting Dokkumer Ee ontsloten door de Jelsumervaart of Haskermeer zuidelijk van het dorp. Aan de noordzijde was de Cornjumervaart net zover van het dorp verwijderd. Jelsum lag slechts een paar honderd meter van de zeedijk van de Middelzee.

Aan het einde van de 19de eeuw is de terp aan de noordzijde afgegraven, het terpgedeelte waar Harinxmastate op stond. Aan weilanden binnen de nog steeds bestaande ringweg is te zien hoe uitgestrekt de bijna dubbele terp is geweest. Het zuidelijke gedeelte is nog op hoogte. Daar staat nu aan de noordzijde de kerk en is de oude bebouwingsrand te vinden. Tussen de ringweg, Op ’e Terp, en de kerk is een grasplein gevormd. De plek waar Dekema nu staat was, aan archeologische sporen te oordelen, in de 13de eeuw al bewoond. De huidige, omgrachte zaalstins is moeilijk te dateren, omdat er zo vaak wat is veranderd. Hij wordt in 1486 voor het eerst genoemd, is in 1498 door brand vernield en daarna spoedig herbouwd. De overwelfde kelder kan nog ouder zijn: er zitten sporen in van smalle vensters of schietsleuven. Omstreeks 1540 verrezen een hoofdvleugel in twee bouwlagen en een noordelijke aanbouw; een eeuw later een haaks daarop staande zuidvleugel. In 1814 zijn de verdiepingen van de hoofd- en dwarsvleugel afgebroken. De toegangsbrug en de muur bij de dorpskern zijn in 1905 aangelegd.

De dorpskerk is in de 12de eeuw van tufsteen opgetrokken: het vijfzijdige koor is in de 15de eeuw in baksteen vernieuwd. De noordmuur van het schip vertoont spaarvelden en rondboogfriezen. De toren is in de 13de eeuw verrezen. In het interieur zijn de twee herenbanken, de preekstoel en enkele vroege renaissance zerken van betekenis.

Jirnsum is oorspronkelijk een vroeg middeleeuws, agrarisch terpdorp, maar die karakteristiek heeft het helemaal verloren. Het vertoont zich nu als wegdorp. Het dorp is aan de wandel gegaan.

Aan het einde van de 18de eeuw, toen de kerk nog op de terp stond en bebouwing van de kerkeburen bezat, werd Jirnsum aldus beschreven: ‘Hier is een neerige buurt, door welke de meergemelde rydweg naar de Schouw loopt; en in het Oosten naby deeze buurt heeft men het algemeene vaarwater der Groote schepen, die van Leeuwarden, door de Lemmer of Stavoren, naar andere Provincien willen.’ Het dorp ligt ten westen van de Boarn en bezat daardoor rechtstreekse verbindingen naar alle richtingen. Het dorp strekte zich langs de oever van de Boarn en de doorgaande rijweg uit met bebouwing aan weerszijden. Deze bebouwing ging zich na de verbetering tot rijksstraatweg in 1826/’28 verdichten en verder uitstrekken. Daartussen staan opvallend veel fraaie burgerhuizen uit de decennia rond 1900, waarvan de welstand van de Jirnsumers is af te lezen.

Nabij dit bebouwingslint kwamen ongeveer in het midden de bedehuizen van de niet geringe rooms-katholieke gemeenschap en de doopsgezinden. Die van de doopsgezinden staat er nog, ver achteruit gerooid, een eenvoudige zaalkerk met een aardige neoclassicistische toegangspartij. De r.k. Sint-Michaelskerk uit 1709 was uiterst eenvoudig en deze is in 1864 vervangen door een neogotische kerk die aan het noordeinde van het dorp verrees en in 1966 is vervangen door de huidige kerk. De betekenis van de Kerkebuurt nam sterk af. De op de terp staande middeleeuwse kerk, gewijd aan de Heilige Marcus, had een zadeldaktoren en is aan het einde van de 19de eeuw wegens bouwvalligheid gesloopt. De nieuwe kerk is merkwaardig genoeg niet weer op de terp gebouwd, maar kwam helemaal aan het zuidelijke einde van de streek van de Rijksweg terecht. Het kerkhof bleef zonder kerk achter en ook de straatnaam Kerkebuurt herinnert nog aan de oude situatie.

Jislum is een radiaal terpdorp dat dateert van enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling. Het dorp wordt het vroegst in de bronnen vermeld in de 8ste eeuw als Gisleheim. Dat Jislum een terpdorp is, valt nauwelijks meer te merken: de woonheuvel is omstreeks 1910 grotendeels afgegraven. Dat kon gebeuren omdat de terp door de eeuwen heen slechts dun bevolkt is gebleven. Hoewel de terp is vergraven kan aan de perceelindeling het zuidoostelijk part nog wel worden herkend.

Even na het midden van de 19de eeuw is de doorgaande verharde weg van Ferwert naar Burdaard aangelegd. Die werd in Jislum net als bij Ginnum over de terp gelegd. Opmerkelijker is het dat ook buiten de oorspronkelijke terpomvang aan de zuidelijke zijde de radiale geleding in het landschap doorloopt tot zelfs een deel van een ringvormig pad dat ruim om de terp zal hebben gelegen. Er staat enige bebouwing aan de doorlopende weg en verder agrarische bebouwing verspreid door het land. Ten noorden van de kerk staat op een terprestant een kop-hals-rompboerderij met dwarsgeplaatste, lagere stalvleugel. Op het veel zuidelijker gelegen stateterrein van Groot Hickaerd staat sinds 1914 een stelpboerderij. De Tegenwoordige Staat van Friesland besteedt in 1786 weinig woorden aan het dorp: ‘JESLUM, een klein dorp, welks toren eene spits heeft, terwyl alle de overige torens deezer Grieteny gemeene huisdaken hebben.’ Het was dus de enige kerk die geen zadeldaktoren had.

Het hoogst eenvoudige kerkje bezat een simpel houten geveltorentje. Er staat intussen een nieuwe kerk die in 1886 een of twee voorgangsters vervangt. Het is een eenvoudige zaalkerk met een rechte koorsluiting en in baksteen omlijste rondboogvensters. De kerk kreeg een kloeke toren aan de westzijde. Hij heeft drie geledingen en in de rechthoekige spaarvelden zijn rondbogige nissen aangebracht met boven de westelijke ingang zelfs een roosvenster. In de toren hangen een in 1445 door Johannes van Wou gegoten klok en een klok uit 1636 van Jacob Noteman.

Jistrum is een dorp dat het midden houdt tussen een langgerekt streekdorp en een esdorp omdat het een brink-achtige ruimte in het midden heeft. Het dorp is in de Middeleeuwen ten oosten van het Bergumermeer op een zandrug ontstaan. Een zandrug die van de lage oever over nog geen kilometer oploopt tot 3.7 m boven N.A.P. en die van het noordwesten – de Eest – met een buiging naar het oosten loopt.

Op de grietenijkaart van 1716 is de kom goed te zien, evenals de met bomen omzoomde wegen en paden die over de rug in noordwestelijke en oostelijke richting verbindingen leggen. Naar het zuiden ligt een pad richting Kolonelsdiep waar de Bargetille bij Schuilenburg naar Eastermar voert. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1786: ‘een dorp, in ’t Noorden en Oosten, aan Achtkarspelen palende, en insgelyks zeer vermakelyk door de menigvuldige plantagien en bouwlanden. Verscheiden persoonen zyn hier ryk geworden door de heidvelden in goed bouwland te veranderen …. Zuidwaards loopt dit dorp tot aan de zogenoemde Bargetille, en heeft, Noord- en Noordwestwaards, de buurtjes de Meeren en de Eest onder zich. De kerk heeft een stompen toren en eene goede buurt rondsom zich, door welke een rydweg naar de Kooten loopt; ook schiet eene vaart van dit dorp naar het Bergummer meer.’

In de hoofdstraat, de Schoolstraat, staat meest vrijstaande gevarieerde bebouwing. Een opvallende boerderij van omstreeks 1800 staat op nummer 31. Het voorhuis is aan de lange zijde uitgebouwd voor meer woonruimte en een grote zolder. In Jistrum zijn meer boerderijen te vinden met uitgebouwde woonruimten, zoals die aan Tillewei 1 uit omstreeks 1820.

De romano-gotische kerk is in het midden van de 13de eeuw op een hoogte in het midden van het dorp gebouwd. Zij heeft een halfrond gesloten koor, een ongelede toren met spaarvelden en rondboogfriezen en met een zadeldak. Het schip heeft kleine rondboogvensters en is versierd met een keperfries. Inwendig wordt het gedekt door koepelgewelven met elk acht rondstaafribben.

Jonkerslân is een jong streekdorp, dat zich in de 20ste eeuw uit een buurschap bij Langezwaag heeft ontwikkeld. In deze zuidwestelijke hoek van Opsterland stond alles tot diep in de 19de eeuw in het teken van de turfwinning. In het noorden was daartoe tussen Langezwaag en Jonkerslân de Nieuwe Vaart gegraven en even oostelijk daarvan de Nieuwslootster Vaart, die zuidelijker een Nieuwslootster Dwarsvaart kreeg.

In de omgeving van de laatste vaarten bestond in het midden van de 19de eeuw een bescheiden nederzetting van een paar streekjes met vrij losse bebouwing. Het buurtje waar sprake was van enige verdichting van bebouwing, werd toen Nieuw Sloot genoemd. In het oosten, aan de uitloop van het uit het noorden gegraven Jonkers Rak en de Oude Jonkerssloot die zich weer in de Jonkerlandvaart voortzette, lag een andere buurt: Dekema. Ten zuiden van dit gebied, net op het grondgebied van de gemeente Schoterland, nu Heerenveen, lag de Schoterlandse Compagnonsvaart.

Jonkerslân is aan de weg tussen Heerenveen/ Langezwaag en Kortezwaag/Gorredijk gegroeid nadat de afgeveende hoogvenen vanaf het einde van de 19de eeuw in cultuur werden gebracht. Dat kon nadat voor het afgeveende land veenpolders met een goede waterbeheersing waren ingericht. Er is in Jonkerslân geen kerk gesticht, de agrarische gemeenschap bleef in Langezwaag kerken. Wel kwam er in Jonkerslân een openbare lagere school. Ten zuiden van Jonkerslân hoort de buurschap met de merkwaardige naam Sing Sang nu bij dit dorp.

Gedurende de 20ste eeuw is het dorp geleidelijk gegroeid; in de naoorlogse jaren is dat proces enigermate versterkt. Daardoor heeft Jonkerslân een gevarieerde bebouwing van boerderijen en woningen uit allerlei perioden. Op de hoek van Fûgelsang en Feanborch is het wit geschilderde dorpshuis het middelpunt van het dorp. De meeste boerderijen zijn bescheiden; er staat ook een aantal grotere boerderijen met voorhuis. Verscheidene woningen hebben het karakter van landarbeidershuisjes, maar er zijn ook brede dwarswoningen te vinden. Aan de Jelle Beenenwei is kort na de oorlog een reeks traditionalistische twee-onder-een-kapwoningen ontwikkeld.

Jorwert is een terpdorp dat werd ontsloten door de Jaanvaart, ook wel de Jorwerdervaart genoemd die met grote slingers door het land loopt en Zwette en Franekervaart verbindt en daarbij de westelijke dorpsgrens van Jorwert raakt. Over de weg zijn er jongere ontsluitingen over de Arsumerdyk naar de Hegedyk, de dijk van de voormalige Middelzee en de Lucht en Veldsterdyk richting Baard.

De kern van Jorwert bestaat uit de hoge, prominente kerkterp met ruim kerkhof rondom. Op het hof een dubbele haag en zomen van iepen, beuken en linden. Het ringpad om de kerkterp is aan de oostelijke en noordelijke zijden tot straat verbreed en overal richt bebouwing zich op deze kern. Aan de kerkbuurt, de Sluytermanwei, staan ten zuiden van de kerk twee grote notabele woningen in mengstijl, de eerste, de pastorie (1871) achter een diepe tuin. Schuin daartegenover rijst het wit geschilderde café op en daarnaast is, flink achteruit gerooid, de befaamde notariswoning te vinden. Befaamd, omdat elk jaar in augustus in de tuin het druk bezochte Iepenloftspul wordt opgevoerd.

Tegenover de kerk strekt zich lage, gesloten bebouwing uit, waartussen een pand van eenvoudige statigheid opvalt door het stoephek dat achterover leunt. Op allerlei plekken in de kerkbuurt zijn steegjes met achterbebouwing van meestal bescheiden, vriendelijke huisjes van gele steen te vinden. De kerkbuurt hoekt vervolgens om het noorden van het kerkhof heen: de bebouwing wordt richting brug over de Jaanvaart informeler. Bij de vaart is een kleine waterbuurt gevormd. Aan de voorkant leidt de Master Fopmawei het dorp in. Daar staat aan weerszijden een rijke verscheidenheid aan woningen, deels met brugjes over de bermsloten, van woningwet- tot notabele woningen. Kerk en toren zijn van tufsteen gebouwd. De kerk is vroeg 12de-eeuws en heeft een verlengd koor voorzien van ongelijke, kleine rondboogvensters. De toren is uit de late 12de eeuw met spaarvelden, keperfriezen en gekoppelde galmgaten met deelzuiltjes. De toren is tijdens de restauratie in 1951 ingestort en herbouwd.

Joure is een nederzetting met een kleinstedelijk karakter, een vlekke. De vlekke is als buurschap van Westermeer in de 15de eeuw ontstaan op een zandrug. Westermeer was in de Middeleeuwen een van de dorpen van de Haskervijfga, de rij van vijf kerkdorpen op een hoger gelegen zandrug in Haskerland. Van Westermeer resteert alleen nog de 13de-eeuwse toren: de kerk is in de 18de eeuw afgebroken na in verval te zijn geraakt. De toren is van kloostermoppen en kleinere rooswinkels gebouwd en is voorzien van spaarvelden met rondboogfriezen. De toren is nu de wachter op de grote begraafplaats.

Even buiten Westermeer lag de buurschap Joure. Voor de ontwikkeling van handel en bedrijvigheid gunstig gelegen aan de rijweg naar Gaasterland en aan goed vaarwater, de Zijlroede en de vaart met de naam Oudeweg. Aan het einde van de Zijlroede werd in 1614 een haven gegraven, de Kolk en de Overspitting gingen aan de achterzijde de streek ontsluiten. Joure overvleugelde in de 17de eeuw het moederdorp Westermeer in een snel tempo. Na de Hervorming wordt niet eens de moeite genomen om de kerk van Westermeer voor de nieuwe eredienst in te richten: dat gebeurt na 1580 wel in Joure.

De vlekke had volgens de Tegenwoordige Staat van Friesland in 1788 allure: ‘Joure is allengs van een klein beginzel opgekomen: ’t zelve was reeds in de zestiende eeuw vry aanzienlyk, doch is na dien tyd nog vergroot. Thans telt men daar ruim 330 huizen, alle voorzien met meer of minder groote tuinen, doorgaans van 130 tot 140 voeten lengte …. Het aanzienlykste deel deezes Vleks is eene dubbele en byne rechte streek huizen …, evenredig gebouwd, ter lengte van ongeveer 900 treeden …. Ook zyn de straaten zeer net gevloerd met Keisteenen, in den jaare 1615, gelyk in ’t midden des Dorps in eene straat met witte Keisteenen is afgebeeld. Langs de huizen zyn de straaten gevloerd met klinkerd steenen, zo net als in eenige Stad plaats heeft; ook worden ze niet minder zindelyk onderhouden.’

Dat Joure toen al een nijver dorp was werd ook opgemerkt: ‘Het ontbreekt de Joure aan geene Konstenaars en Ambachtslieden: men vindt ’er vier Smeden, verscheiden Timmerlieden, Kast, Kist- en Uurwerk maakers, welke laatste hunne huisklokken alom verzenden. Ook vindt men hier eene Lynbaan en twee vermaarde Scheeptimmerwerven …. Hier zyn ingelyks twee Pottebakkeryen, welker eene inzonderheid een’ grooten naam heeft …. Insgelyks zyn ’er twee Brouweryen … en daarenboven verscheiden bloeiende Winkels in allerhande waaren, die hunne goederen onmiddelyk van Amsterdam krygen, met den Beurtman, die alle weeken … derwaards vaart.’

Joure is een plaats van ambacht en industrie gebleven. In de Midstraat vormt de in 1628 gebouwde kloeke dorpstoren het hoogtepunt. Hij wordt bekroond door een brede balustrade en een lantaarnkoepel. Op de verdieping is het vertrek van de vierschaar ondergebracht.

De tweebeukige kerk is in 1644 achter de toren in gele steen opgetrokken. Grietman Hobbe Baerdt was de initiatiefnemer, zoals het poortje aan de Midstraat vertelt. Tussen de grote, door rode steen omlijste vensters staan steunberen in de vorm van pilasters. De twee ongelijke, inwendig door vijf kolommen en scheibogen gelede beuken worden samen door een meerzijdig koor gesloten. De doopsgezinden bouwden in 1824 een uit de rooilijn teruggerooide zaalkerk in een ingetogen neoclassicisme.

Meer naar het oosten kwam de rooms-katholieke kerk pas in 1952/’53 tot stand achter een toren uit 1866/’67. Zij is een driebeukige basiliek met kenmerken die naar de vroeg-christelijke kerkbouw verwijzen. Het hoofdgebouw van het bejaardenhuis De Vlekke, ooit woning en later ook enige tijd raadhuis, is een deftig neoclassicistisch pand met een fronton en een balkon op zuilen. De Midstraat wordt aan de ene zijde geflankeerd door de Merk en het parkje van Ter Huivra met voornamelijk recente bebouwing, aan de andere zijde door het park van het verschillende keren vernieuwde Heremastate, thans het gemeentehuis. De vlekke is aanvankelijk vooral aan de zuidwestzijde uitgebreid, later ook aan de noordoostzijde.

Jouswier is een terpdorp dat door de eeuwen heen het kleinste dorp van Oostdongeradeel was en is gebleven. Rond de terp hebben steeds slechts enkele huizen en boerderijen gestaan. In de omgeving ligt nog wat verspreide agrarische bebouwing. De terp is grotendeels afgegraven en er is geen patroon in de structuur meer te onderkennen. Toch lijkt het erop dat de terp een rechthoekige blokverkaveling heeft gekend. Dat zou een aanwijzing kunnen zijn dat het een relatief jonge terp is. Maar het feit dat het terprestant vrij hoog is – vooral aan de westelijke zijde te herkennen – wijst weer op een hoge ouderdom.

Jouswier ligt vrij dicht bij de Zuider Ee, een voor dit gebied belangrijke ontsluiting. Ten oosten van het dorp ligt de Jouswierster Tille, ook wel de Grote Tille, over dit water. Deze brug verbindt het noorden en zuiden van de grietenij met elkaar. De Bergsmaweg voert naar deze weg die Metslawier met Ee verbindt.

De kerktoren met zadeldak is in 1752 verrezen en kreeg in 1915 een beklamping. Er hangt een oude klok in: in 1395 gegoten door Hermanus. De kerk, oorspronkelijk gewijd aan Petrus, is een eenbeukig gebouw met een vierzijdige sluiting, dat in 1557 tot stand kwam. In de 19de eeuw is er van alles gewijzigd: in 1823 zijn de vensters vernieuwd, in 1858 is het gebouw iets verhoogd en werd een nieuwe kap met een tongewelf aangebracht. In 1876 is het kerkschip bepleisterd. De bepleistering is bij de restauratie van 1978 weer weggehaald op de randen van de dagkanten van de vensters na. De kerk is in 1987 opnieuw gerestaureerd. In het interieur vallen de blakers op de banken en de kaarsenkronen op. De kerk heeft namelijk geen elektrische verlichting. Drie 18de-eeuwse, rijk gesneden rouwborden domineren dit interieur. Ze zijn van Willem Bergsma en Remelia Schik en van hun dochter Lucia Petronella Bergsma. Bergsma had het door handig manoeuvreren met stemmen gebracht tot grietman van Oostdongeradeel.

Jubbega is een dubbel streekdorp dat in de loop van de 17de eeuw is ontstaan. Eerst als agrarisch dorp langs de verbindingsweg van Oudeschoot naar Donkerbroek in Ooststellingwerf die vroeger de Binnenweg werd genoemd en nu de Schoterlandseweg heet. Het was de ontsluiting voor de verspreid staande bebouwing. Ten zuiden van deze as lag ook nog de buitenweg, maar die was in het midden van de 19de eeuw al vervallen.

In het zuiden strekten zich hooilanden naar de vallei van de Tsjonger uit. Dit gedeelte van het dorp heet Jubbega–Schurega. Daar heeft in het oosten de kerk gestaan maar die is al vroeg vervallen en afgebroken zodat het kerkhof achterbleef. Nabij de driesprong van de vrij nieuwe weg naar Gorredijk is in de 20ste eeuw verdichting in de bebouwing gegroeid. Daar werd in opdracht van grietman Martinus van Scheltinga in 1713 aan de Kerklaan een nieuwe kerk gebouwd: een eenvoudige zaalkerk met een driezijdige koorsluiting. Het houten torentje is pas in 1910 op de voorgevel geplaatst. Vlak erbij staat de kloeke pastorie in een opmerkelijke mengstijl van traditionalisme en expressionisme, in 1920 gebouwd naar ontwerp van P.H. van Lonkhuyzen. Aan de Schoterlandseweg 55 staat de lange lagere school met een onderwijzerswoning uit 1917 die in de details sierlijkheden van de Jugendstil vertoont. Aan het begin van de P.W. Janssenweg is in 1933 een ambachtsschool met onderwijzerswoning gebouwd. Aan de Schoterlandseweg staan verder onder meer vriendelijke burgerwoningen uit de tussenoorlogse jaren, waaronder een reeksje met gebroken kappen. Daarnaast staat op nummer 93 een blokvormige woning, wellicht ooit winkel, uit ongeveer 1930 met opvallend uitkragend rood metselwerk en een gebroken kap. Bij de kruising vormen aan de Gorredijksterweg twee reeksen van traditionalistische twee-onder-een-kapwoningen uit ongeveer 1948 een vriendelijke begeleiding. Dit type woningen is ook verderop aan deze weg, de nummers 60-66 en 75-77, te vinden, nabij de kruising met de Schoterlandse Compagnonsvaart waar ook de inmiddels niet meer in gebruik zijnde zuivelfabriek werd gebouwd. In de landerijen ten zuiden van Jubbega-Schurega staan enkele boerderijen.

Aan de Nijeberkoperweg staat bij de in de jaren 1886/’88 gekanaliseerde Tsjonger een witgeschilderde sluiswachterwoning in de chaletstijl. Het is een van de reeks van dergelijke wachterwoningen die omstreeks 1890 langs de Tsjonger zijn gebouwd. De wachterwoning ligt bij de tweede sluis in de Tsjonger, die wel veranderingen onderging maar met woning en een slanke, ijzeren flapbrug een fraai ensemble vormt. Ten noorden van de weg lagen hoge venen en daar kwam in de loop van de 18de eeuw als gevolg van de turfwinning een tweede woonkern tot ontwikkeling nabij de in 1774 gebouwde derde sluis in de Schoterlandse Compagnonsvaart.

Langs de wijken die het veen in werden gegraven om voor ontwatering en vervoersinfrastructuur te zorgen, vestigden zich de veengravers in heidehutten. Daardoor werd het gebied tussen de Binnenweg en de Schoterlandse Compagnonsvaart, de zogenoemde Kompenije, een streek van spreekwoordelijke armoede. Hier heeft de P.W. Janssen’s Friesche Stichting omstreeks 1900 goed werk verricht door arbeiderswoningen en kleine ‘boerenspultsjes’ voor landarbeiders te bouwen. Er staan nog een paar aan de P.W. Janssenweg nabij de kruising Luxemburg. Na de activiteiten van deze filantropische stichting ontplooiden de woningbouwverenigingen na het in werking treden van de Woningwet hun activiteiten. Ook de sporen van de vroege georganiseerde volkshuisvesting worden geleidelijk schaarser. Een fraaie reeks volkswoningen uit ongeveer 1930 staat nog aan de Belgische wijk. Langs de Schoterlandse Compagnonsvaart is in de tussenoorlogse jaren bebouwing tot stand gekomen. Aan de zuidzijde vrij gesloten bebouwing van vooral woonhuizen, aan de noordzijde losser en met een aantal boerderijen. Na de Tweede Wereldoorlog toen deze streek een rechtstreekse verbinding met de Gorredijksterweg had gekregen, zijn aan de zuidzijde van de streek flinke uitbreidingen gegroeid. Dat was in belangrijke mate te danken aan de woningbouwvereniging die hier grote aantallen woningen heeft gebouwd. In de Compagnonsvaart zijn dammen gelegd en met het omzomen van bomen is deze een sfeervolle woongracht geworden.

Jutrijp is een langgerekt streekdorp dat in de late Middeleeuwen ten zuiden van Sneek is ontstaan als waterdorp. De bebouwing van de streek kwam vooral aan de westelijke zijde van de vaart het Var. Sinds de aanleg in 1843 van de rijksstraatweg van Sneek naar Lemmer ten oosten van het water, is een gedeelte van het dorp geleidelijk 180 graden gaan draaien en heeft het zich tot wegdorp ontwikkeld en is toen ook aan het buurdorp Hommerts vastgegroeid. Maar het noordelijke gedeelte ligt langs de Binnenwei verder van de drukke straatweg verwijderd en vertoont de oude structuur nog steeds.

Op de grietenijkaarten in de atlassen van Schotanus en Eekhoff uit 1716 en 1851 is dit proces te zien. In het begin van de 18de eeuw is alle, vooral agrarische bebouwing met opvaarten nog gericht op het onregelmatig meanderende Var. Deze heeft ook vaarten naar het oosten als verbindingen met de Ooster Wymerts voor de verbinding met Sneek in het noorden en het merengebied in het zuiden. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788: ‘Jortryp, doorgaans genaamd Jutryp, en het volgende dorp Hommerts zyn gelegen tusschen de beide Wymertsen aan eene oude moerige vaart, van ’t eene dorp naar ’t andere loopende: aan den Oostkant deezer vaart ziet men de Kerk, hebbende een’ stompen toren, en ook de meeste huizen en plaatsen. … Ten Noorden en ten Westen strekken de landen des Dorps zich uit tot aan de Stads Gerechtigheid van Ylst, ten Oosten aan Oppenhuizen, en ten Zuiden aan Hommerts.’

De oude stompe toren werd in elk geval tot in het midden van de 19de eeuw gehandhaafd, maar de oude kerk, die fraai schilder- en snijwerk bevatte, is omstreeks 1819 vervangen door een nieuw gebouw met opnieuw een toren met spits. Ook deze kerk kon niet blijven en is in het begin van de jaren zeventig gesloopt.

In Jutrijp staat een aantal monumentale boerderijen. Die aan Binnenpaed 46 bezit een deftig voorhuis en de kop-rompboerderij op nummer 12 vertoont expressionistische trekken uit de jaren dertig.


Archivering van erfgoedinformatie met het ErfgoedCMSâ„¢

Bent u geïnteresseerd in erfgoedinformatie en hoe u dit op een professionele en duurzame manier kunt ontsluiten op het internet, dan is het volgende voor u van belang.

Sinds kort is er namelijk het ErfgoedCMSâ„¢ van DeeEnAa. Met dit op maat gemaakte ErfgoedCMSâ„¢ kan ieder dorp of iedere stad haar erfgoedinformatie registreren, rubriceren en ontsluiten. Daarnaast kan het ErfgoedCMSâ„¢ worden ingezet als webshop voor lokale producten en kan het de basis vormen voor dorps- of stadswandelingen compleet met QR-code bordjes.

Voor meer informatie over dit onderwerp verwijzen wij u graag naar de pagina over het ErfgoedCMSâ„¢ op de ErfgoedCMS-website via onderstaande knop.