Mûntsegroppe tussen Rottevalle en de Harkema
In een rijk landschap ligt een mul spoor uit oude tijden. Het heeft de ruilverkaveling overleefd en is nog altijd de boeren tot nut. Als vanouds is het een schakel tussen de mensen uit de omliggende dorpen. Langs het in de luwte gelegen zandpad staat het aan belde kanten vol bomen. De dichte houtwallen zijn de zomen van de weilanden en 'pôlen', die in de zomer als groene kleden aan een blauw plafond hangen. Vitaal omheinen elzen, vlieren, meidoorns en lijsterbessen de'smûke'stukjes land.
Stokoude stammen wisselen weelderig jong hout af. Roestig prikkeldraad, in de stammen geslagen, houdt ze bij elkaar en overeind. Er staan ook eiken tussen. Het 'gebint' van de Wouden Is breeduit neergeplant en getooid met monumentale kruinen. Ze weren zich stug In sterke rijen en beschermen de passanten. Als de dichter Walt Whitman een 'wâldsjer' was geweest, dan had hij vast een episch saluut aan de Mûntsegroppe tussen Rottevalle en de Harkema gebracht. Een tijdloos pad, dat zijn eigen tempo bepaalt.