Unfortunately, at the moment we can provide only parts of this website in the English language. For those parts of the website that not yet have been translated we recommend use of the Google Translate option next to the title of the item.


Villages

Villages

In Fryslân you will find over 400 villages, some very small and some relatively large in size. Drachten without any doubt being the largest and Leons probably the smallest with its church, residence and five farmhouses.

All villages have their own interesting story and history to tell. Below we highlight all 400+ villages for you. To find a specific village, click on the corresponding initial letter of the village name. You can also find a village via the 'complete list of Villages and cities'.

Kies de beginletter


Damwoude was de hoofdplaats van de voormalige gemeente Dantumadeel, is in 1971 ontstaan door samenvoeging van de van west naar oost op elkaar volgende streekdorpen Akkerwoude, Murmerwoude en Dantumawoude die toen al helemaal aaneen gegroeid waren. De drie kernen van Damwoude ontstonden langs een oost-west lopende middeleeuwse bewoningsas, de huidige Voorweg, van waaruit het gebied werd ontgonnen. Mogelijk hebben noordelijker oudere ontginningsassen gelegen, waarvan de huidige Achterweg van Akkerwoude een aanwijzing vormt. Het zijn dan ook karakteristieke streekof wegdorpen met samen een lengte van ongeveer vier kilometer.

De bebouwing van de drie dorpen is vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw sterk verdicht en is zich verder langs de Voorweg gaan uitstrekken, waardoor de dorpen aan elkaar groeiden. Bovendien kwam vanaf die tijd in Murmerwoude ook bebouwing langs de Murmerlaan, thans de Hoofdweg. Deze belangrijke route naar Dokkum kreeg in 1880 gezelschap van de eerste trambaan van Friesland: een paardentram. Aan dat kruispunt werd in 1881 dan ook een gemeentehuis gebouwd. Voor bedrijvigheid werd het een aantrekkelijke vestigingsplaats en het aanvankelijk dunst bevolkte dorp van de drie kon tot een flink kruisdorp uitgroeien. Hoewel het gemeentehuis naar de diverse malen verbouwde, maar wel deftige Rinsmastate in Driesum verhuisde, zette die ontwikkeling zich na de tweede wereldoorlog versterkt door. Precies op de millenniumwende keerde het gemeentehuis nabij dit kruispunt terug, achter het oude gemeentehuis en de middeleeuwse kerk. Akkerwoude en Dantumawoude hebben minder dynamische ontwikkelingen ondergaan en vertonen nog steeds de karakteristieken van streekdorpen.

Het oudste gebouw van het vroegere Dantumawoude is de Benedictuskerk. Zij dateert uit de twaalfde eeuw en de hoge ouderdom is te zien aan de sterk gebogen tufstenen zuidmuur met grote spaarvelden en aan de bovenzijde een keperfries. Ook de zadeldaktoren bevat veel tufsteen, maar de toren is niet meer romaans. Het interieur bezit een rococo preekstoel (1777) met een fraaie koperen lessenaar. Het orgel is in 1777 door Albertus Anthoni Hinsz vervaardigd. Wonderlijk zijn de muurschilderingen uit het laatste jaar van de zestiende eeuw: teksten uit de bijbel in de volkstaal gevat in grote rolwerkcartouches. Iets westelijker staat aan de overzijde van de Voorweg Plantenhove. In 1906 gebouwd in een elegante vernieuwingsstijl voor een notaris. In 1912 legde de befaamde Leonard Springer er een nieuwe tuin aan in een strakke, geometrische stijl. Plantenhove is thans een conferentieoord. Weer wat westelijker staat in het geboomte de eenvoudige doopsgezinde kerk uit 1767.

Langs de Voorweg ligt ruim gesitueerde vrijstaande bebouwing van onder meer 19deeeuwse boerderijen, woudhuisjes en iets jongere renteniers- en burgerwoningen. Aan de kruisende wegen van het vroegere Murmerwoude staan plezierig ogende, vrijstaande woningen uit vooral de eerste dertig jaar van de 20ste eeuw. Op en nabij de kruising rijzen de belangrijkste gebouwen op. Op de hoek verrees in 1881 het door gemeentearchitect J.W. Duijff ontworpen nieuwe, kloeke gemeentehuis met een middenpartij met trapstoep, portiek en balkon en omlijstingen in sierpleister. De zesruitsvensters bezitten nog geschubde blinden: persiennes. Daarnaast is in hetzelfde jaar herberg "De Kruisweg" gebouwd die ook als halte van de vroegste tramlijn dienst deed. Hier werden de paarden van de tram gestald. Later zijn glas-in-lood en gestraalde ramen in de art nouveau-stijl aangebracht en aan de zuidzijde kwam een traditionele overdekte veranda.

Het oudste bouwwerk van deze dorpskern is de even westelijker staande Bonifatiuskerk uit het begin van de 13de eeuw. Het is een van de vroegste van baksteen gebouwde kerken van Friesland. De muurindeling van spaarvelden met rondboogjes en kleine vensters is romaans. Tegen de noordzijde is in 1914 een dwarsbeuk geplaatst. In de zadeldaktoren zijn bovenin klimmende friezen te zien. De hervormde kerk van het voormalige Akkerwoude is in 1850 vernieuwd in de trant van de neoclassicistische rondbogenstijl. Het torentje bezat aanvankelijk een spits; de opengewerkte lantaarn dateert uit de jaren twintig. Aan de Achterweg vallen de bedrijfsgebouwen van de van 1899 tot 1969 actieve zuivelfabriek ‘de Dokkumer Wâlden en Omkriten’ op.

De Blesse is een streekdorp dat als buurt bij het watertje Blesse al op de grietenijkaart van Weststellingwerf in de atlas van Schotanus staat aangegeven. Het hoort dan nog tot het dorp Blesdijke. In het noorden, nabij de Linde, heeft stadhouder Willem Lodewijk aan het einde van de 16de eeuw een schans aangelegd. De sporen zijn nog lang in het landschap zichtbaar geweest, maar nu niet meer te onderscheiden.

Nadat in 1828 de landweg van Wolvega naar het zuiden – deels langs het watertje Blesse – onderdeel werd van de rijksstraatweg van Leeuwarden naar Zwolle, breidde de buurt zich uit en overvleugelde deze geleidelijk het oorspronkelijke dorp. Jaarlijks werden er twee koeien- en paardenmarkten gehouden, wat het oerdorp Blesdijke nooit had bereikt. Op de kaart in de atlas van Eekhoff uit 1850 lijkt het groeiproces nog maar net op gang te zijn gekomen. Achter de bebouwing langs de straatweg staat wel een korenmolen aangegeven. Het is molen De Mars die in 1834 is gebouwd. Op een bakstenen onderbouw met stelling rijst de met riet gedekte achtkante romp op. Het wiekenkruis is in 1927 verwijderd. De molen is gerestaureerd waarbij gebruik is gemaakt van onderdelen van een uit 1877 daterende molen van Zwarte Haan.

Er is geen kerk gekomen, maar omstreeks 1880 is aan de Steenwijkerweg wel een hervormde kapel gebouwd: een eenvoudig, helemaal bepleisterd zaaltje. De weerszijden van de Steenwijkerweg zijn vooral vanaf het einde van de 19de eeuw vrij dichtbebouwd geraakt met burger- en arbeiderswoningen en enkele bedrijfspanden, waaronder een café. Al vrij vroeg kwam aan de Steenwijkerweg in 1921 nabij de provinciegrens een reeks woningwetwoningen tot stand. Aan de oostzijde is na de Tweede Wereldoorlog achter de lintbebouwing een nieuwe wijk ontwikkeld, een wijk met vrij veel volkshuisvesting. De Blesse heeft de karakteristiek van langgerekt streekdorp overigens niet verloren. Het moederdorp Blesdijke heeft deze ontwikkeling niet gekend waardoor De Blesse het ging overvleugelen.

De Valom, een water- en wegbuurt, kreeg in 1974 de status van zelfstandig dorp. Daarvoor werd het noordelijke gedeelte bij Murmerwoude en het zuidelijke deel bij Zwaagwesteinde gerekend. Als nederzetting is het ouder. De Valom is ten zuiden van de dorpen van de Dokkumer Wouden ontstaan tijdens en na de verveningsactiviteiten, net als De Broek dat tot Broeksterwoude groeide. Valom is klein gebleven en ontwikkelde zich aanvankelijk keurig lineair aan de noordelijke oever van de Valomstervaart.

In de tweede helft van de 17de eeuw is de meeste veengrond nog niet afgegraven. De Tegenwoordige Staat van Friesland geeft aan het einde van de 18de eeuw een voor deze kleine nederzetting aandachtige beschrijving: ten zuiden van Dantumawoude ‘liggen deeze landen tot aan Kuikhorne; en in deeze ruime uitgestrektheid vindt men eene buurt, de Valom, alwaar meer dan twintig huizen aan eene vaart staan, die gemeenschap heeft met de wateren van Tietjerksteradeel, en daar door met de Ee en andere wateren. Weleer werd hier veel turf gegraaven; doch dezelve is reeds voor veele jaaren geheel verdweenen, en heeft plaats voor rogge en boekweit gemaakt.’ De bebouwing aan de vaart getuigt daar nog van met een aantal boerderijen. De akkers zijn intussen verdwenen en hebben plaats gemaakt voor weilanden, al worden de laatste tijd ook stukken grond aan de natuur teruggeschonken.

De kruisende weg van Veenwouden naar Damwoude is er niet altijd geweest. Aan het einde van de 17de eeuw liep deze vanuit het noorden tot de vaart, een paar decennia later werd de weg naar het zuiden doorgetrokken en er kwam een brug, een tolhuis en herberg. De weg is omstreeks 1850 rechtgetrokken en verhard. Sindsdien is ook bebouwing langs de weg gekomen. Het zijn voor het grootste deel nette burger- en arbeiderswoninkjes, in dubbel historisch contrast met de bebouwing aan de vaart. Daar mengen oude boerderijen en andere agrarische gebouwen zich met nieuwe vrijstaande woningen van mensen die voor deze waterstreek kiezen.

Haule is een oud streekdorp, dat mogelijk al in de late Middeleeuwen is ontstaan aan de van west naar oost lopende weg op een wat hogere rug in het land ten noorden van de Tsjonger tussen Hoornsterzwaag en Donkerbroek en Veenhuizen en verder naar Drenthe. Het was een oude nederzetting in een vrij leeg gebied.

In het midden van de 18de eeuw vond er in het noordelijke dorpsgebied een kentering plaats door de verveningen. De Drachtster Compagnie ging daar vanaf 1756 de Haulerwijkstervaart graven. Aan die vaart groeide een nieuwe, anders geaarde nederzetting die zich als dorp losmaakte van Haule. Later zou het westelijke gedeelte van Haulerwijk zich als dorp Waskemeer verzelfstandigen. Het eerste is dus een kind, het andere een kleinkind van Haule. Het had geen invloed op Haule zelf. Dat bleef een langgerekte agrarische nederzetting. In 1788 wordt gemeld: ‘De huizen liggen meest ten Westen der Kerk, en aan beide zyden van dien weg, in ’t geboomte op de bouwlanden. Voorts heeft dit Dorp, in ’t Noorden, eene zeer groote uitgestrektheid van heide velden en hoog veen.’ De bebouwing met boerderijen en landarbeidershuizen langs de Bovenweg, Zwetteweg en Dorpsstraat verdichtte pas vanaf het einde van de 19de eeuw. Op de grietenijkaart van Ooststellingwerf in de atlas van Eekhoff (1849) is aan weerszijden van de weg nog zeer dunne bebouwing en liggen ten noorden van de landbouwpercelen uitgestrekte heidevelden. Die zijn geleidelijk ontgonnen, maar er zijn op het Haulerveld ook uitgestrekte bospercelen, waaronder het Blauwe Bosch aangeplant waartussen heidevelden en enkele poelen zijn gehandhaafd.

In 1851 werd een school in Haule gesticht, die in 1921 werd vernieuwd tot een drieklassige en die na de oorlog weer door een nieuw gebouw is vervangen. Aan de oostelijke zijde van Haule is in 1854 een nieuwe kerk op de plaats van de oude gebouwd. H.J. Noorman maakte het ontwerp van de zaalkerk met een driezijdig gesloten koor met een open dakruiter op de voorgevel.

De Hoeve is een klein en jong streekdorp bij een driesprong van wegen. Op de grietenijkaart van Weststellingwerf in de atlas van Schotanus uit 1716 staat het dorp nog niet vermeld. Wel zijn op de heide ten zuiden van de Linde twee kleine boerennederzettingen getekend: Westerhoeven en Oosterhoeven. Bij de laatste zijn twee plassen of vennen aangegeven met de naam ‘De Meer’.

In de Tegenwoordige Staat van Friesland uit 1788 kreeg De Hoeve geen eigen vermelding, maar werd het even genoemd onder het dorp Vinkega: ‘Onder dit Dorp … behooren de buurtjes Wester-Hoeve en Ooster-Hoeve, niet verre van de Linde. Van dit Dorp Vinkega loopt een rydweg door de landen naar Oldeholtpade, door een Wad in de Linde; doch deeze weg wordt sedert lang niet meer gebruikt.’ Op de genoemde kaart staat het wad door de Linde aangegeven. Het pad dat er naartoe leidt, ten westen van de nog bestaande Noordwoldervaart, is in het landschap niet meer terug te vinden.

Op de grietenijkaart in de atlas van Eekhoff is te zien dat een jaar eerder het Oosterhoevermeer is drooggelegd. De Hoeve ligt op een zandrug van bijna drie meter hoogte die naar het oosten doorloopt en hoger wordt, maar voorbij het vroegere Oosterhoeven, waar nu onder meer de boerderijen Stellingenhoeve en Welgelegen liggen, een inzinking kent, de droogmakerij van ruim anderhalve eeuw geleden.

Liep voorheen de verbinding met de omliggende dorpen totaal anders, nu meandert de verbindingsweg tussen de belangrijkste plaatsen van Weststellingwerf, Wolvega en Noordwolde, om De Hoeve heen. De huidige hoofdstraat van west naar oost, de Jokweg, is ook vrij jong, al staat hij op de Eekhoff-kaart al aangegeven. Aan deze weg staat de oudste bebouwing van het dorp. Die is niet ouder dan uit de eeuwwisselingsperiode rond 1900. Het voormalige café aan de driesprong en ernaast een dubbele arbeiderswoning zijn van omstreeks 1920. Even verder staat de hervormde kerk eveneens uit omstreeks 1920, een vriendelijk ogende, rechtgesloten zaalkerk met een opengewerkte geveltoren.

De Knipe is een streekdorp dat in de 17de eeuw aan weerszijden van de Schoterlandse Compagnonsvaart als gevolg van de veenwinning is ontstaan. Het graven van de vaart en de dwars daarop staande wijken, het winnen en vervoeren van het veen en daarna weer in cultuur brengen van de afgegraven gebieden gaven veel mensen een karig bestaan en deden ambachtslieden en kleine nijverheid naar dit gebied trekken.

De Knipe bestaat oorspronkelijk uit twee kernen. Het westelijke en dichtst bij Heerenveen gelegen gedeelte heette Benedenknipe en ook wel Nieuw-Brongerga. Daar kwam vanuit het zuiden de Prinsenwijk vanaf Oranjewoud op uit. Het oostelijke gedeelte werd Bovenknipe genoemd en ook Nieuw-Katlijk en daar kwam de dorpswijk van Katlijk op uit. Bij de Knipe vormden tot bij Bontebok net boven de vaart kleine kavels land een zeer rafelige grens tussen de grietenijen en later de gemeenten Schoterland en Opsterland in het noorden. In het westen van Benedenknipe is bij de Veensluis een kern gevormd waar een klein joods kerkhof ligt en de zuivelfabriek werd gesticht. Verder naar het oosten staan de gereformeerde en de in 1661 gestichte hervormde kerk die later geheel is gestukadoord. Op de algemene begraafplaats staat een betonnen klokkenstoel. In 1967 is het westelijke gedeelte van de Compagnonsvaart gedempt.

Bovenknipe met de doopsgezinde kerk uit 1856, waarbij in de klokgevel elementen uit 1751 zijn herbruikt, laat de oude, schilderachtige structuur van bebouwing aan weerszijden van de Schoterlandse Compagnonsvaart nog zien. Aan de noordzijde van de vaart is de Commissieweg aangelegd die in 1955 ook het oostelijke deel behoorlijk ging ontsluiten. In 1881 werd de trambaan van Heerenveen naar Drachten aangelegd die tot ‘de Hoeke’ de Compagnonsweg volgde en daarna naar het noorden afboog. De lijn is in 1947 opgeheven. Daar bij ‘de Hoeke’ staat ook het café en is na de oorlog een bebouwingskom gevormd. Ten zuiden van de Meyerweg vanaf de jaren tachtig en ten noorden vanaf de late jaren negentig.

De Tike is een streekdorp dat in de 17de eeuw als vervenersnederzetting op een bescheiden wijze gestalte kreeg ten westen van het Zwartveen. Op de grietenijkaart van Schotanus staat het aangegeven en hoewel de verveningen toen nog in volle gang waren, hadden pioniers delen van de zuidelijke landerijen al in cultuur gebracht tot akkers.

Aan het einde van de 18de eeuw wist de Tegenwoordige Staat van Friesland bij Opeinde te melden: ‘In ’t Noordwesten van dit dorp, aan de grenzen van Tietjerksteradeel, vindt men veele nieuwe bouwlanden, die door ’t afgraaven der hooge veenen gebooren, en sedert tot bouwakkers gemaakt zyn, als ook twee buurten van naame, welke naaste het Zwartveen, en het verst afgelegende de Smallinger Tieke heet.’ Deze Smallingerlandse Tike werd eeuwenlang als buurschap bij Nijega gerekend.

Gedurende de 19de eeuw werd het hele gebied in cultuur gebracht. In het midden van die eeuw constateerde Van de Aar in zijn Aardrijkskundig Woordenboek: ‘Aan de noordzijde des dorps Opeinde heeft eene groote uitgestrektheid laag klijnland gelegen, dat in de zeventiende eeuw, door verveening, veranderd is in een water, de Leijen genaamd, over de drie uren gaans in den omtrek. … Ook behoort nog een klein gedeelte van het gehucht de Tiek, onder het dorp Opeinde.’ De streek bij de Leijen is een van de grootste en nooit drooggemalen petgaten en bleef dunbevolkt. In het noorden waren voornamelijk kleinschalige agrarische bedrijven gevestigd en in het zuiden bedrijven van enige omvang.

Toen De Tike in 1953 de status van zelfstandig dorp ontving zou het door een autoweg spoedig van het moederdorp worden gescheiden. Bovendien trad een cultuuromslag in omdat het rustige, enigszins geïsoleerd liggende dorp werd ontdekt door forenzen uit Drachten en omgeving. Vooral in de afgelopen tientallen jaren is de bebouwing aan de Master de Jongwei, waar ook de school en het dorpshuis zijn te vinden, sterk met woningen verdicht, zonder dat dit het karakter van het veenontginningsdorp heeft aangetast.

De Veenhoop is een streekdorp dat in de 19de eeuw is ontstaan op de plaats waar het Polderhoofdkanaal of de Nieuw Beetstervaart in het Grietmansrak uitkomt. Het was een strategische plaats omdat in het zuiden een van de grootste polders van Friesland ligt: de Grote Veenpolder van Smallingerland en Opsterland. Het kloeke kanaal legt de verbinding via het rak met de Kromme en Wijde Ee en met het waterverkeersnet van Friesland.

Bij de beschrijving van het dorp Boornbergum, waartoe vroeger de hele zuidwestelijke streek van Smallingerland behoorde, staat in het midden van de 19de eeuw in het Aardrijkskundig Woordenboek vermeldt: ‘Westwaarts vindt men veel laag hooiland, dat ’s winters onder water loopt, en veel vergraven land of putten, waarin riet wast. In het jaar 1819 is onder Boornbergum eene nieuwe veenderij aangelegd, die met polderdijken en molens is voorzien, en de Veenhoop genoemd wordt.’

Ondanks de uitmuntende ligging zat er niet veel groei in De Veenhoop. Op de grietenijkaart in de atlas van Eekhoff (1848) staan nog maar een paar huizen ingetekend, waarvan één het Polderhuis moet zijn. In dat Polderhuis, in het midden van de 19de eeuw opgetrokken van kleine gele steen, is de frontgevel voorzien van aedicula-ornament dat kennelijk bedoeld is (geweest) als omranding van een herinneringsbord. Er staat een flinke boerenschuur achter en het geheel is verbouwd tot café-restaurant. Aan de overkant staat achter de recent ingerichte parkeerplaats voor watertoeristen en dagjesmensen de in de jaren dertig gebouwde en nog steeds in gebruik zijnde openbare basisschool.

Aan de Kraenslânswei ligt lintbebouwing met woningen van de woningbouwvereniging en van particulieren. De verscheidenheid is onlangs nog groter geworden door de bouw van kloeke vrijstaande woningen bij de parkeerplaats en op de hoek van het Eijzengapaed. Ook aan de noordzijde van het kanaal, de Slúswei, staat een rij vrijstaande woningen. De Veenhoop, lang een vrij vormloos geheel van streekjes geweest maar begint de laatste tijd door herinrichting en nieuwbouw steeds meer het karakter van een dorp te krijgen.

The city trip of a lifetime!

De Westereen is, a rather small but beautiful village of the municipality of Dantumadeel. De Westereen is easy accessible by car or by train, as there is a stopover between Leeuwarden and Groningen. It has a camping site as well as a harbor, both with some unique benefits. Situated in the Fryske Wâlden, De Westereen is surrounded by pastures, trees and water. Because of the remote location, this village is rather quiet and ideal for biking tours and hiking routes. There are endless opportunities where you can walk in the forest, through the pastures and along the rivers all while enjoying the breathtaking environment and quietness. In the evening, a local restaurant offers several kinds of activities.

The accommodations

Just outside of De Westereen lies the campsite de Kuikhorne. This family friendly camping site offers a great variety of stading places, for either camper, caravan or chalets. This camping site has a swimming pond, a playground and multiple activities such as horse riding, biking tours and hiking routes. Right next to the campsite there is the harbor of De Westereen. Both, during the winter and during the summer, you can harbor your boat there. Moreover, it is possible to hire a room on the harbor, with your own bedroom and kitchen. Lastly, this harbor provides the possibility to go on a canoe route. This gives an exclusive opportunity to see the Westereen from the water.

The Old Dutch

However, the crème de la crème of De Westereen lies in the local restaurant called the Old Dutch. This restaurant is located next to the train station and looks like any other typical restaurant, which prepares dinner for you. Though, this cozy and warm restaurant can also be used as a clubhouse and party centre. But above all, several times a week this restaurant offers a fun activity. “Crazy Casino”, “Ik hou van Holland” and “In de Bajes” are some of the activities the Old Dutch provides. De Westereen has it al. Quietness for those who want to escape from their busy lifes’, activities for all generations, a place to stay and above all a beautiful environment.

For more information please check the following links. http://www.dantumadiel.eu/wonen-verkeer-en-veiligheid/de-westereen_41511/ http://www.kuikhorne.nl/ http://www.old-dutch.com/

De Wilgen is een streekdorp dat lang een buurschap bij Boornbergum was. Het heeft kerk noch school en heeft die voorzieningen ook nooit gehad. Bovendien is de nederzetting tot enkele tientallen jaren na de Tweede Wereldoorlog zeer bescheiden gebleven. De streek staat al aangegeven op de grietenijkaart (1718) in de atlas van Schotanus en daar is het een door bomen omzoomde korte streek waarbij aan de zuidzijde akkers liggen.

Aan het einde van de 18de eeuw meldde de Tegenwoordige Staat van Friesland bij Boornbergum: ‘Hier onder behooren veele buurten. … In ’t Westen, aan de wyde Ee, ligt Goingahuizen, en wat Oosterlyker ’t Vlierbosch, alwaar men weleer een Klooster had, waarvan ’t Kerkhof nog te zien is. In ’t Noorden ligt de Middelgaast, verder opwaards de Wilgen, en nog wat verder, het geweezen Klooster of Smallen Eester Konvent.’

De buurschap De Wilgen had een ontsluiting via de naar het noorden gegraven Wilger Sloot richting de overgang van de Smalle Eesterzanding naar het Gaastergat. Op de grietenijkaart in de atlas van Eekhoff uit 1848 staat er al wat meer bebouwing langs de weg met de Postbrug over de Drait, richting Drachten, en aan de Drachtster Hooiweg die de Grote Veenpolder inleidt. Aan de nu nog bestaande bebouwing is te zien dat het een agrarische nederzetting is geweest met een verscheidenheid aan boerderijen en arbeiderswoningen.

Vanaf de jaren zeventig is De Wilgen een forenzendorp op de drempel van het sterk uitgedijde Drachten. De boerderijen zijn vrijwel zonder uitzondering geschikt gemaakt voor bewoning. De arbeiderswoningen zijn of gesloopt en vervangen door woningen die aan huidige eisen van wooncomfort voldoen of uitgebreid met forse elementen. Ook de stedelijke tuincultuur is meegenomen door de forensen. Verder naar het oosten staan aan de Drachtsterhooiweg in vol bedrijf zijnde boerderijen, waarvan enkele monumentale met de Mr. M. Singenberghoeve uit de jaren twintig als hoogtepunt. Ten noorden van de streek is de Drachtster waterwijk De Zanding ontwikkeld, die administratief onder De Wilgen wordt gerekend.

Het terpdorp Dearsum ligt aan de zuidoostelijke dijk van de voormalige Middelzee. Het is een oud terpdorp, al is daar weinig van te merken, maar er zijn hier en in de omgeving archeologische vondsten gedaan die dateren van vóór de jaartelling. Nadat de Middelzee was aan- en dichtgeslibd, kwamen flinke stukken ‘nieuwland’ bij het dorp.

De terp van Dearsum en de aan beide zijden bebouwde en door veel groen omzoomde buurt die in vrijwel zuidelijke richting loopt, staat scheef op de oude waterkering. De bebouwing bestaat uit betrekkelijk losse bebouwing van vooral woningen met voortuinen – met op de hoek een brede notabele woning – en een paar kleine boerderijen. Tegenover de kerk en de pastorie is dicht op de straat een aaneengesloten buurtje van huizen gevormd. De pastorie ligt in een ruime tuin, een breed bouwwerk met neoclassicistische karaktertrekken van kort na het midden van de 19de eeuw. Het heeft vleugels en een hoge middenpartij met een diepe toegangsportiek en een frontonvormige bekroning.

Nadat die voormalige middelzeedijk bepuind was tot een rijweg van Sneek naar Leeuwarden, heeft het dorp zich nauwelijks langs die nieuwe verkeersader ontwikkeld. Daar kwam wel de herberg op de hoek. Later werd deze uitspanning café, eetcafé en thans is het een restaurant. Ten zuidwesten van de kruising ligt een buurt van enkele huizen en een stelpboerderij en ten noorden nog enige losse bebouwing. Het dorp is al meer dan een eeuw befaamd om zijn veefokkerij.

De kerk, gewijd aan Sint Pieter, staat op een door hekken en hagen omgeven kerkhof, waar enige bebouwing omheen staat. Het bouwwerk laat romaanse karaktertrekken zien, vooral aan de noordzijde. Het rondgesloten koor is de belangrijkste aanwijzing om de kerk, opgetrokken van gemêleerde rode steen, op omstreeks 1200 te dateren. De zuidmuur heeft vooral gotische kenmerken met brede spitsboogvensters. De slanke, karakteristieke zadeldaktoren staat voor de westgevel en bezit aan alle zijden twee rondbogige galmgaten en op de geveltuiten betrekkelijk hoge pinakels.

Dedgum is een terpdorp waarvan de omtrek van de oorspronkelijke ronde terp nog in het landschap is te herkennen. Deddingaheem komt in 855 voor het eerst in de bronnen voor.

Het dorp ligt tussen de Workumer Trekvaart en de in 1634 drooggemalen Sensmeer. Het omringende landschap van laaggelegen weiden heeft zijn weerslag op het dorp gehad, de bebouwing heeft een voornamelijk agrarisch karakter met relatief veel boerderijen. Aan de noordelijke zijde staan restanten van een waterbuurt aan de vaart en verder noordelijk ligt de agrarische buurschap Arkum van enkele grote boerderijen op een eveneens afgegraven terp. Op Ysgum in het zuiden, vroeger ook een terpbuurtje, staat nog slechts één boerderij.

Het dorpsgebied is verder klein. De huizen en boerderijen lijken in buurten in het noorden en het zuiden gegroepeerd te zijn, nabij de kerk is het opener. De terp met kerk is scherp afgegraven, wat vooral aan de zuidzijde is te ervaren. Daar staat op een keermuur een fraai ijzeren hek om het kerkhof. Er stond een flinke 13de-eeuwse kerk met een halfrond koor en een zadeldaktoren, waar nog een foto van is bewaard. Maar deze kerk is in 1889 vervangen door een nieuw kerkgebouw. De fraaie poort is toen naar het pas gestichte Fries Museum in Leeuwarden overgebracht, maar de gesneden banken zijn weggedaan.

De nieuwe kerk is ontworpen door Jan van Reenen, de architect die de toren van Schettens en vermoedelijk ook de kerk met toren van Hemelum heeft getekend. Het is een flinke kerk met een schip van vier rondbogige venstervakken diep en een driezijdig gesloten koor. De slanke, hoge toren is opmerkelijk goed verzorgd met verlevendigende nissen in de onderste geledingen, uurwerkplaten, galmgaten en een gedetailleerde kroonlijst waarop de ingesnoerde naaldspits rust. Voorheen was een aanzienlijk deel van de bevolking hier rooms-katholiek, in het midden van de 19de eeuw nog 62%. Dat is totaal veranderd, kennelijk omdat de rooms-katholieken naar het nabije Blauwhuis zijn getrokken.

Het streekdorp Delfstrahuizen heeft vroeger, in de tijd van de verveningen in vooral de 18de en 19de eeuw bij de grietenij en later gemeente Schoterland behoord. Daarna is het dorp enige tijd bij Haskerland ingedeeld geweest en nu is Delfstrahuizen het noordelijkste dorp van Lemsterland. De wisselingen hebben de rust van het vijf kilometer lange dorp nauwelijks verstoord.

Het is wellicht het meest open streekdorp van Friesland. De noordelijke grens is de Ruytenschildtbrug over de brede Broeresloot of Vierhuistervaart. De zuidelijke is de nog bredere Pier Christiaansloot die vroeger de grens was tussen Lemsterland en Schoterland. Bovendien hoorden toen de Schoteruiterdijken, een vijf kilometer lange polderstrook tot en met de Schoterzijl ten westen van de Tsjonger, nog bij dit dorp. Daardoor had Delfstrahuizen een uitermate uitgestrekt, dunbevolkt dorpsgebied. Achter de streek ligt de Veenpolder Delfstrahuizen waar tot in het midden van de 20ste eeuw nog enige verveningen plaatsvonden. De polder van 800 ha is in 1919 opgericht om het uitgeveende land na bepoldering weer in cultuur te brengen. Alleen onmiddellijk aan de noordzijde van de Pier Christiaansloot is de bebouwing tot een kom geconcentreerd met zelfs enige naoorlogse volkshuisvesting. Toch staan ook daar minder huizen dan aan de overkant waar Echtenerbrug zich uitstrekt. Wel had juist Delfstrahuizen een coöperatieve zuivelfabriek. Bovendien hebben zich bij beide dorpen voorzieningen voor de waterrecreanten ontwikkeld. Zo staat er een café-restaurant op het hoekje bij de brug. Buiten deze brugbuurt ligt de agrarische bebouwing zeer verspreid aan de Marwei die hier en daar de oever van het Tjeukemeer raakt.

Zelfs de dorpskerk doet in die losse structuur mee. De met lisenen in venstervakken gelede zaalkerk heeft een gevel met schouders en voluten, een rechte sluiting en een in de westelijke gevel opgenomen toren met ingesnoerde naaldspits. De kerk is in 1908 gebouwd naar ontwerp van J. Schreur. De begraafplaats ligt iets oostelijker aan de andere zijde van de Marwei. Er staat een baarhuisje uit het einde van de 19de eeuw.

Dijken is een streekdorp aan de oostelijke oever van het Koevorder Meer. Aan de overzijde van dit meer hoorde ook nog een brede strook land tot de Noorder Ee en Smallebrugge bij Dijken. Maar dat is na de laatste oorlog met de landerijen ten noorden en ten zuiden daarvan, die bij Langweer en Teroele hoorden, gevormd tot het nieuwe dorp Koufurderrige.

Het noordelijke gedeelte aan de oostzijde van het Koevorder Meer – voorheen bij het dorp Langweer gerekend – is oorspronkelijk een waterstreek. Daar waren de boerderijen op de Kraansloot gericht. Deze sloot loopt nu dood bij de boerderij Hoek. De Tegenwoordige Staat van Friesland vermeldde in 1788: ‘een klein Dorpje, ten Noorden van Ter Oele. Het land is hier laag, en grenst aan de Koevorde: tegenwoordig staan ’er maar elf Boereplaatsen; doch ’er worden verscheiden Huissteeden gezien, ook ter plaatse daar voorheen het buurtje de Kattebuuren plag te zyn. Weleer zag men hier ook eene Solkama State.’

Op de grietenijkaart van Doniawerstal zijn tussen de boerderijen inderdaad veel lege erven – de huissteden – te zien en ook het buurtje Katteburen tussen Langweer en Dijken bestaat alleen maar uit lege plekken. De stins of state Solkema staat in 1718 wel, maar in 1850 niet meer op de kaart. De kerk is rond 1700 in verval geraakt. Het zal niet een waardevol gebouw zijn geweest, want het is niet ‘op afbraak verkocht’, maar tot een ruïne vervallen.

Op het verhoogde kerkhof is een klokkenstoel geplaatst. Het is een met een helmdak. Voor het kerkhof, ingepakt in een mooie dichte zoom van bomen en struiken, staat een klein maar fraai hek. De boerenstreek bestaat uit ver uit elkaar staande, meestal grote boerderijen. In de bocht een gelede boerderij van kort na 1900 en in het noordelijke gedeelte onder meer een kop-hals-rompboerderij met een melkkelder uit het midden van de 19de eeuw. Ten zuidoosten van de driesprong staat een deftige stelp in neoclassicistische vormtaal en een kop-hals-romp vlakbij elkaar.

Dongjum is een terpdorp op een kwelderrug waar de verder oostelijk gelegen dorpen Boer en Ried ook op lagen en die naar het westen doorloopt met de buurschap Voorrijp en het dorp Wijnaldum. Vrij ver ten oosten van het dorp heeft het door de Dongjumervaart verbinding met de oude slenk van de Ried. Dongjum ligt nog geen twee kilometer van de Slachtedyk verwijderd, maar is volstrekt niet op de dijk georiënteerd. Tussen de Slachte en Dongjum lag tussen de Beintsemiedleane en de Hovensreed juist een laaggelegen streek die zelfs de Dongjumermeer genoemd werd. De in 1776 ingepolderde laagte is een overblijfsel van een oude zeeslenk, de Ried.

Dongjum wordt omringd door akkers en weilanden. Het dorp bestaat uit enkele streekjes aan de Franekerweg en de kruisende Dongjumerweg. Achter die bebouwingsstreken is na de oorlog een aanzienlijke wijk van nieuwe woningen gekomen.

Ten zuiden van de Dongjumerweg staat een beetje afzijdig de hervormde kerk. De eenvoudige kerk is in 1777 gebouwd ter vervanging van een oud godshuis. Het heeft roodbruin muurwerk met spaarvelden tussen lisenen en met rondboogvensters, een driezijdig gesloten koor en een vierkante toren met spits. In de kerk vraagt een monument in het koor om aandacht: de marmeren graftombe met portretbuste, in 1737 vervaardigd door Jean Baptist Xaverij voor Sicco van Goslinga, grietman van Franekeradeel en gedeputeerde te velde en Johanna Isabella baronesse thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg.

De Goslinga’s die het in de loop van de 17de eeuw te zeggen kregen in Franekeradeel, woonden eerst op Sikkemastate in Herbaijum. Omstreeks 1670 bouwden ze bij Dongjum Goslingastate, die in 1803 weer is afgebroken. De belangwekkendste bewoner, Sicco van Goslinga (1664-1731), ontwikkelde zich na zijn studies in binnen- en buitenland tot gedeputeerde tijdens de Spaanse Successie-oorlog. Later was hij ambassadeur van de Republiek bij de onderhandelingen voor de Vrede van Utrecht in 1712-"13 en aan het hof van Lodewijk XIV in Versailles in 1714.

Doniaga is een streekdorp tussen Sint-Nicolaasga in Skarsterlân en Follega in Lemsterland. De naam geeft aan dat het dorp ooit het bestuurscentrum van de grietenij is geweest, maar dat is aan niets meer te merken.

De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788: ‘’t Zuidelykste Dorp der Grieteny, die daarvan haaren naam ontvangt, ligt anderhalve uur gaans van de Lemmer, ten Zuidwesten van Oldouwer, en is voorzien met een kerk zonder toren. Men zegt, dat de Saxischen hier, in ’t jaar 1498, zeven en twintig huizen hebben afgebrand; thans zyn ’er zestien, uitmaakende even zo veel boere plaatsen.’

Het is nu een boerenstreek met een aantal kloeke boerderijen. Ongeveer in het midden van de weg ligt het flink verhoogde kerkhof. De kerk is aan het begin van de 19de eeuw gesloopt, nadat deze in 1722 de toren had verloren. Mogelijk stond er vanaf de 17de eeuw al een klokkenstoel bij en die is, na verschillende vernieuwingen, nog steeds aanwezig. Op het hoge kerkhof dat met een gevarieerd bomenbestand is omzoomd – waaronder een treurboom bij het hek – staat de klokkenstoel ook nog op een eigen verhoging. Er hangt een luidklok die Aernt Butendiic in 1460 goot.

In het noordelijke gedeelte van de streek liggen de boerderijen vrij ver van de Wielwei. Aan de weg staat wel café De Wiel, een middengangwoning in eenvoudige neorenaissancetrant. Schuin ertegenover ligt een buitengewoon goed verzorgde en fraai gedetailleerde stelp met molkenkelder in het midden en blinden voor de ramen. Even zuidelijker staat een kophals- romp van rode Groninger steen uit de periode van vlak na de oorlog. Verspreid staan er enige huizen langs de weg. Zuidelijker ligt de magistrale Meerhoeve, een kop-rompboerderij. Het voorhuis heeft een zeer hoge melkkelder, waarbij de bovenlichten van de luiken fantasievolle roeden hebben. Het zuidelijkste buurtje, ruimtelijk nog bij Doniaga behorend, hoort bij Follega. Ten westen van het dorp ligt in het landschap nog het tracé van de voormalige trambaan van Lemmer naar Sint-Nicolaasga.

Donkerbroek is een streekdorp dat mogelijk al in de 13de eeuw is ontstaan tussen Hoornsterzwaag en de Haule, aan de van west naar oost lopende weg, op een wat hogere rug in het land ten noorden van de Tsjonger. Het dorp is daarmee een van de oudere nederzettingen in een wijde omgeving.

Pas sinds het einde van de 18de eeuw komt er een sterke kentering in dit rustige agrarische streekdorp, als vanuit het noorden de Opsterlandse Compagnonsvaart vanaf de buurschap Klein Groningen wordt doorgetrokken in zuidelijke richting. Op de kruising van weg en vaart werd in 1789 de eerste brug geslagen.

De verveningen zijn voor de verdere ontwikkeling van Donkerbroek en omgeving van groot belang geweest, maar het dorp is toch niet een typisch veenontginningsdorp geworden. Er zijn plannen geweest om het veenpakket tot turf te winnen, waarvoor wijken vanuit de vaart zouden moeten worden gegraven. Het is er niet van gekomen. Wel volgden aan de vaart bouwontwikkelingen, zelfs voor industriële activiteiten, zodat de streek een kruis werd.

Ten noorden van Donkerbroek zijn bij de Compagnonsvaart in de tijd van de veenexploitatie de buurtschappen Petersburg en Moskou ontstaan. Toch is in het dorp de bebouwing langs de Herenweg dominant gebleven. Omstreeks 1850 regen de boerderijen zich langs deze weg aan elkaar. In 1861 werd de dorpsweg bestraat en in 1880 werd de weg over Haule naar Veenhuizen verhard. Ook langs de vaart kwam enige bebouwing tot ontwikkeling. De oude draaibrug werd in 1856 vervangen door een ijzeren draaibrug.

Ten noordoosten van de Compagnonsvaart werd in 1898 een zuivelfabriek gesticht, later gevolgd door een Coöperatieve Aankoopvereniging ‘Friesland’ van boeren. Deze staat aan de Fruitier de Talmaweg aan de vaart, een complex uit 1911 van horizontale en verticale, zakelijke bouwelementen met sierlijke details in vernieuwingsstijl. De silo is in het midden van de jaren vijftig opgericht.

Helemaal in het westen van de streek staat de hervormde kerk die in 1714 werd gebouwd ter vervanging van de middeleeuwse, aan de Sint- Laurentius gewijde kerk waarvan enig muurwerk bewaard is gebleven. De in de westelijke gevel opgenomen toren is pas in 1860 opgetrokken. De ingang van de kerk is ook in de herbouwtijd met een gebeeldhouwde wapensteen bekroond. De preekstoel is mogelijk in de bouwtijd of iets later in de kerk geplaatst. Het orgel is omstreeks 1700 gebouwd voor de rooms-katholieke kerk van Jutphaas en is in 1879 in deze kerk geplaatst. Door de aanvankelijk torenloze kerk staat op het kerkhof een dubbele houten klokkenstoel die een paar keer is vernieuwd met een klok van omstreeks 1300 door Geert van Wou en later een van Johan Schonenborch uit 1520.

De bebouwing langs de Herenweg en de G.W. Smitweg verdichtte en breidde zich richting Haule uit. Ook ’t West, richting Hoornsterzwaag, raakte bebouwd. Daar staat nog een tolhuisje van omstreeks 1860. Bovendien kwam er aan zijpaden zoals de Schapendrift en de Balkweg bebouwing.

Aan de laatste weg waar in het begin van de 20ste eeuw ook de trambaan werd gelegd, kwam in 1845 het buitenhuis Ontwijk tot stand in opdracht van R.L. Fruitier de Talma en J.W. Berghuis. Het neoclassicistische gebouw heeft een geblokt gepleisterd front en boven de toegangspartij een fronton. In het zuiden waren bospercelen aangeplant. In 1928 werd het buiten met bossen aangekocht door enkele notabelen die daartoe de ‘Vereeniniging tot Behoud van Natuurschoon’ hadden opgericht, een opmerkelijk vroeg initiatief op het terrein van natuurbehoud. Het werd met de bossen in 1969 overgedragen aan Staatsbosbeheer.

Intussen nam de bebouwing langs de Compagnonsvaart nauwelijks toe. Uitzondering zijn enige vrijstaande burgerwoningen en een rijtje ‘woudboerderijtjes’, woningen met een stal aan de achterzijde, die in 1920 in het kader van de Woningwet aan de Herenwal zijn gebouwd. Van deze laatste is een van de vijf gesloopt. Vlak na de oorlog kwamen goede projecten van volkshuisvesting tot stand aan de Schapendrift en de Wemerstraat. Daarna is het dorp vooral aan de zuidoostzijde flink uitgebreid.

Drachten – definitely worth a visit!

In the middle of the Northern Holland, where the green fields end, starts the village called Drachten. Located between National Parks De Alde Feanen and Drents-Friese-Wold as well as Frisian lakes, Drachten is home for 45 000 people. Being the first city of the community Smallingerland, Drachten is part of the Frisian province.

Till the 17th century, Drachten never came up, as there were two areas: Noorderdracht and Zuiderdracht which were named after two small water courses. In 1641 the boom in Drachten began, as the Drachter Compagnons agreed on a contract in order to cut peat in the eastern part of the region. Around 800 people were working on this project and during this course of events the canal Compagnonsvaart developed. Furthermore, the number of workers rapidly exceeded the number of inhabitants of Drachten, as it started to be called. After the Second World War, the first industrial area has been established in Drachten. In 1950 Philips settled in Drachten, and though only 30 women started to work in a preliminary work space, the community enabled more and more halls and spaces to work. Thus, in the 70s there was one of the biggest Philips-establishments, as it provided work for 2500 people.

Being a village, Drachten seems to be rather a city, as it is well-known for its fun-shopping and dining facilities. Thus, one can say that a reason to visit Drachten can be fun-shopping, gastronomy and culture. The main street Zuiderbuurt not only combines cosiness and relaxation in its atmosphere but also provides a lot of possibilities to have delicious meals. If recreation and a peaceful time are desired, Drachten has a lot of beautiful and astonishing parks and forests which can be enjoyed.

Drachten has a lot of monuments to offer, whereas the most popular ones are Carillon and Standbeeld voor de Fierljepper at the Noorderhogeweg. Moreover, the element of water is very important in Drachten. For instance, Drachten is the birthplace for its Skutjes boats, hence it gives visitors the opportunity to relax and have a unique experience with friends or family. Additionally, it is really popular amongst locals and tourists, especially because of the annual competition Skûtsjesilen. Another famous attraction based on water is provided in De Welle, in forms of a subtropical swimming pool. Last but not least, De Naturij is a petting zoo including native and exotic animals, which attracts a lot of tourists and provides activities for children.

The cultural heritage of Drachten is represented by Museum Dr8888, where one can also find the art style of DADA by the famous Dutch artist Theo van Doesburg. The art style of DADA can especially be discovered and admired at the street Torenstraat, as there are a lot of colourful window-frames. Moreover, the theatre De Lawei is a cultural meeting point for comedy lovers, as famous comedians perform several times a year. Last but not least, the summer event Simmerdeis is a very popular attraction in Drachten, since it is an opportunity for new talents but also well-known Dutch artists to perform.

All in all, Drachten has surprisingly much to offer, as there are a lot of valuable, unique monuments and cultural attractions which still have an influence on the village. Thus, being a treasure of Friesland, Drachten has a lot of treasures itself.

If you are looking for a village, with cheerful and lively atmosphere: VISIT Drachten!

Drachtstercompagnie is een streekdorp dat in de tweede helft van de 18de eeuw is ontstaan uit een paar buurtjes nabij de ontmoeting van een aantal veenwijken met de Compagniesterdwarsvaart. Al veel eerder was hier bewoning: bij De Knobben is een grafheuvel uit de bronstijd gevonden. Bewoning is door het oprukkende veen onmogelijk geworden. Dit hoogveen is vanaf het midden van de 18de eeuw vergraven.

Aan het einde van die eeuw meldde de Tegenwoordige Staat van Friesland bij de beschrijving van Opeinde dat er in het oosten een grote uitgestrektheid aan ‘hoog en vergraaven Veenland, naast aan de Drachten, tot aan de Ommelanden uitloopt, onder den naam van Folger Veenen’, het huidige Drachtstercompagnie met een ‘verscheidenheid van buurten en huizen.’

Na afloop van de verveningen in deze hoek trokken de veenarbeiders verder naar plaatsen waar nieuw werk lag te wachten, naar Nij Beets bijvoorbeeld. Er bleven ook arbeiders in de Drachtster venen wonen. Zij trachtten met het in cultuur brengen van het land een nieuw bestaan op te bouwen. Er kwamen buurtjes bij: de Meerwijk en de Korte Wijk en de dwars daarop lopende weg. Voorts ontwikkelde zich aan beide zijden van De Feart, de Compagniesterdwarsvaart, een meer open bebouwing van woningen met schuurtjes en boerderijen.

Vanaf de eerste helft van de 19de eeuw kwamen de eerste collectieve voorzieningen. In 1834 werd een school geopend, die in 1869 gelijk met het bouwen van een onderwijzerswoning werd vergroot. In 1850 werd op de kop van De Feart een hervormde kerk gebouwd. De afgescheidenen bouwden er een zaaltje.

Na de oorlog zijn aan de Smidswei en Swarte Wyk volkswoningen gebouwd, in de jaren zeventig gevolgd door woningen aan onder meer It Heechfean en in de jaren negentig volgt nieuwbouw aan de Pream achter de bestaande bebouwing waardoor het landschap niet wordt verstoord. In 1993 wordt een achttal naoorlogse woningen in het centrum van de Tsjerkebuorren vervangen door nieuwbouw. School en kerk waren toen ook al vernieuwd.

Driesum is een streekdorp in het oosten van Dantumadeel en het meest oostelijke dorp op de zandrug van de Dokkumer Wouden. Het is een dorp met een manifeste ontwikkelingsas waar later een aantal dwarsstraten op gelegd werden. De Voorweg en Achterweg komen hier bijeen en op de ontmoeting is een dorpskom gevormd. Ten oosten van het dorp, richting Stroobosser Trekvaart, ligt de agrarische buurt Oostwoude met flinke en soms monumentale boerderijen uit de 19de eeuw. De boerderijen aan de Achterweg zijn eenvoudiger maar ook ouder. Aan de rand van de dorpskom, de H.G. van der Veenstraat, staat een verrassend jong exemplaar met een voorhuis in art nouveau-stijl, waarbij vooral de elegante daklijstversiering opvalt.

De hervormde kerk is in 1713 gebouwd ter vervanging van het vervallen kerkgebouw. Boven de noordelijke ingang zit de in het Latijn gestelde stichtingssteen en boven de zuidelijke een zonnewijzer. De toren is in 1876 verrezen. Aan de binnenzijde zijn in de dammen tussen de vensters gebeeldhouwde wapencartouches geplaatst, waarvan een paar uit de 16de eeuw dateren (1581). Het meubilair met een avondmaalstafel en een herenbank van de familie Van Sytzama dateert goeddeels uit de 18de eeuw. Andere herenbanken zijn uit de bouwtijd van de kerk en één uit het einde van de 18de eeuw. Achter de kerk staat het schoolhuis dat na brand in 1787 is herbouwd. Het is een dwarshuis met zadeldak en een tot halsgevel opgetrokken middenpartij.

Ten oosten van de dorpskom ligt Rinsmastate waar de naam van de Sytzama’s aan verbonden is. De state is herhaaldelijk gewijzigd en in 1843 vervangen door een neoclassicistisch gebouw met vleugels. Het middengebouw is in 1944 door bommen getroffen maar de vleugels konden behouden blijven. Het hoofdgebouw is in 1947/48 in baksteen herbouwd en was van 1972 tot 1999 in gebruik als gemeentehuis. Zowel voor als achter liggen landschappelijke romantische tuinen uit de 19de eeuw met waterpartijen, oude bomen en stinsenflora. Aan de Van Sytzamaweg staat ook de uit ongeveer 1883 daterende tuinmanswoning van Rinsmastate.

Drogeham - Home away from home

Home away from home - that’s how it feels when visiting Drogeham, an idyllic village in the northeast of the Dutch province Friesland. The local people will welcome you with open arms and greet you just like their good old friends.

The charming Frisian village belongs to the municipality of Achtkarspelen and is surrounded by a picturesque landscape. The charm of Drogeham comes to the fore as soon as you find traces of history while discovering the village. The origin of Drogeham dates back to the Early Middle Ages and its 1000 years of existence were celebrated in 1980, though the exact date is not known. Being established on a high sand ridge, the Saint Nicholas church from 1200 overlooks the village from the highest point. The rural area and surrounding meadows reflect the major role agriculture has played in former times and still does. You can even have a glance at cute lambs right in the centre of the village.

Apart from its historical value, Drogeham attracts thousands of visitors each year in September for the Gondelvaart op Wielen, “a gondola ride on wheels”. This is a two day festival accompanied with a music programme and showcasing spectacularly decorated wagons. The impressive constructions can be several metres high and guarantee amazement among the spectators. This is a unique opportunity to spend two extraordinary evenings with family and friends so do not miss out on it!

Besides that, Drogeham enchants its visitors with its splendid landscapes and allows pure natural sensations – a must for cycling lovers! A network of cycling routes will guide you on a discovery tour through the typical Frisian landscape and its woodlands. You can enjoy marvellous views when the vast natural areas around Drogeham shine resplendent in the morning and evening sun.

Come to Drogeham – succumb to its charm, experience history and embrace nature!

Please visit our website for more information: http://www.drogeham.com/

Dronrijp is een terpdorp dat enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling op een kwelderwal is ontstaan. Het was aanvankelijk een agrarische nederzetting waarvan de bebouwing zich concentreerde rond de kerk, de Tsjerkebuorren. Het dorp kreeg aan het begin van de 16de eeuw een goede ontsluiting over water, de vaart tussen Leeuwarden en Harlingen, die in de 17de eeuw tot een trekvaart werd verbeterd.

De kruising van de vaart met de weg, de huidige Hearewei, Skilpaed en Dûbelestreek, was een plaats waar het voor handels- en ambachtslieden en verzorgende functies zoals voor logementen een aantrekkelijke plaats om zich te vestigen. Zo ontstond ten zuiden van de Tsjerkebuorren een tweede kern, de Brêgebuorren. Bij en in de omgeving van Dronrijp stond een flink aantal staten en buitens. Over de weg werd Dronrijp in 1842 met het leggen van de straatweg van Leeuwarden naar Harlingen goed ontsloten en in 1863 kwam ten zuiden van het dorp de spoorlijn tussen dezelfde steden tot stand en kreeg het een halteplaats en in 1868 een station.

De twee nederzettingen groeiden in de loop van de 19de eeuw aan elkaar. De groei van het dorp was het gevolg van de bloeiende bedrijvigheid: enige kleine fabrieken en molens en vanaf 1891 ook een zuivelfabriek. Woningbouw kwam tot stand aan de Alddyk, het Skilpaed, de Hobbemasingel en de Puoldyk. Aan de Hearewei, de toegangsweg vanaf de rijksstraatweg, kwam de representatieve bebouwing van de notabelen met aan de westzijde grote middengangwoningen in parkachtige tuinen. In 1876 werd het haventje van Tsjerkebuorren, dat zijn functie verloren had, gedempt, maar de Buwevaart ernaartoe bleef.

In 1940 is een groot gedeelte van de trekvaart gedempt. Alleen aan het brede profiel is aan de Brêgebuorren nog te merken dat hier de voor de ontwikkelingen van het dorp zo belangrijke trekvaart liep. De bebouwing straalt dat ook uit. Het deels al eerder gegraven en in 1951 geopende Van Harinxmakanaal kwam ten zuiden van het sterk gegroeide dorp te lopen. Tijdens de crisis, de oorlog, maar ook gedurende de eerste decennia na de oorlog stagneerde de groei. Vanaf het einde van de jaren zestig, toen Dronrijp als forensendorp werd ontdekt, zette de groei weer in. Er kwamen eerst nieuwbouwstraten ten oosten van de Hearewei, later ook ten westen van de Buwevaart en recentelijk opnieuw aan de oostzijde. Tussen de oude trekvaart en het nieuwe kanaal zijn bedrijventerreinen te vinden. Sinds de laatste decennia van de 20ste eeuw komen nieuwe bedrijven tot stand in een lange strook langs de oude rijksstraatweg.

Het buiten Schatzenburg, gelegen in een parkachtige tuin, is door de aanleg van de autosnelweg A31 met viaduct nogal bruut van het dorp afgesneden. Het buitenhuis is in 1698 gesticht. Een verbouwing van 1724/"25 onder leiding van Wybe Saagmans uit Leeuwarden liet de opzet intakt. Het decoratieschema werd wel gewijzigd met beeldhouwwerk van Jacob Sydses Bruinsma. Op een vrij hoog souterrain is het buiten één laag hoog en voorzien van een hoge kap. Voor de ingang met een geblokte omlijsting ligt een royale trapopgang. Daarboven is een geveltop uitgemetseld, voorzien van een barokke bekroning met de alliantiewapens Huber-de Hertoghe. Agnes Alida Huber, bewoonster van Schatzenburg, was in 1745 stichtster van het vrouwengasthuis Vredenhof. De oorspronkelijke rij eenkamerwoningen werd een eeuw na de stichting verdubbeld. Bovendien liet het gasthuis in 1872/’76 een rij woningen aan It Heech bouwen.

Van de oorspronkelijk romaanse kerk resteren nog enkele fragmenten. De kerk werd in 1504 tot de huidige vernieuwd in kenmerkend laatgotische vormen. De toren verrees in 1544. De onderbouw bestaat uit twee geledingen, waarvan de onderste een brede, hoge ingangspartij heeft en de bovenste nissen gotisch traceerwerk. Hierop staat een achtzijdige stenen lantaarn, die op de hoeken met pilasters versierd is en waarvan de galmgaten bovenaan van gotisch traceerwerk zijn voorzien. Aan de Dûbelestreek staat de rooms-katholieke kerk uit 1839, die een eeuw later bij vergroting van het schip een traditionalistisch front met toren kreeg.


Archivering van erfgoedinformatie met het ErfgoedCMS™

Bent u geïnteresseerd in erfgoedinformatie en hoe u dit op een professionele en duurzame manier kunt ontsluiten op het internet, dan is het volgende voor u van belang.

Sinds kort is er namelijk het ErfgoedCMS™ van DeeEnAa. Met dit op maat gemaakte ErfgoedCMS™ kan ieder dorp of iedere stad haar erfgoedinformatie registreren, rubriceren en ontsluiten. Daarnaast kan het ErfgoedCMS™ worden ingezet als webshop voor lokale producten en kan het de basis vormen voor dorps- of stadswandelingen compleet met QR-code bordjes.

Voor meer informatie over dit onderwerp verwijzen wij u graag naar de pagina over het ErfgoedCMS™ op de ErfgoedCMS-website via onderstaande knop.