De 412 dorpen van Friesland

De 412 dorpen van Friesland

Er zijn meer dan vierhonderd dorpen in Friesland te vinden, van groot tot klein.

Waar je je ook bevindt in de provincie, overal zie je aan de horizon in alle windrichtingen kerktorens en -torentjes staan. Allemaal vertegenwoordigen ze een van de Friese dorpen. Zonder uitzondering dorpen met een eigen verhaal, traditie en een lange historie. Somige zelfs met een eigen taal zoals de dorpen in Het Bildt of de Stellingwerven. Daar praat men Bildts en Stellingwerfs. In de omgeving van de dorpen vaak talloze kleine of grotere boerderijen van het type Stjelp of Kop-hals-romp. Per regio hebben deze boerderijen vaak een speciaal type uilenbord dat hoort bij het gebied.

Drachten en Heerenveen zijn zondermeer de grootste dorpen van Friesland. Leons wellicht het kleinste met haar kerk, woonhuis en boerderij (zie foto). Groot of klein, allemaal hebben ze hun eigen interessante verhaal en ontstaansgeschiedenis. Hieronder zetten we dit graag voor u op een rij.

Om een bepaald dorp te vinden klikt u op de bijbehorende beginletter. Binnenkort voegen we meer zoekmogelijkheden toe aan deze pagina.

Kies de beginletter


Het dijkdorp Paesens is vrij spoedig na de aanleg van de eerste zeedijk in de 11de eeuw ontstaan. De zijl, de sluis, die in de monding van de tot vaart getemde slenk de Paesens moest worden gelegd, werd een aantrekkelijke vestigingsplaats. Door aanslibbing was de uitwateringssluis maar beperkt te gebruiken en hij werd in 1449 opgeruimd.

Paesens groeide uit tot een vissersplaats waarvan de bebouwing zich tot in de tweede helft van de 18de eeuw concentreerde in de buurt van de kerk. Het leverde geen regelmatige kerkbuurt op. De huizen zijn in een paar onregelmatige rijen tegen de zool van de dijk en aan de centrale dorpsstraat gebouwd.

Vanaf de tweede helft van de 18de eeuw breidde het dorp zich naar het westen uit, doordat bij Paesens voor de dijk veel land aanslibde en de bebouwing ver van het water kwam te liggen. Westelijker was dat niet het geval en konden de vissersschepen gemakkelijker op de rede worden geankerd. Daar ontstond toen het tweelingdorp Moddergat. De inwoners van de dorpen vormden samen een vissersvloot en de stormramp van 1883 trof Paesens even hard. Pas tegen het einde van de 20ste eeuw is ten zuiden van het dorp een bescheiden uitbreiding in ontwikkeling genomen.

De dorpskerk dateert uit het begin van de 13de eeuw en was toegewijd aan Antonius. Het is een laat-romaanse, eenbeukige bakstenen kerk met een iets inspringend, halfrond gesloten koor. De muren lopen van west naar oost licht naar elkaar toe. Na sloop van de zadeldaktoren in 1792 is het schip westwaarts verlengd. Op een nieuwe sluitmuur is een houten toren met een ingesnoerde spits geplaatst. Waarschijnlijk is toen ook het tongewelf over het schip gespannen.

In 1861 is ten zuiden van het dorp korenmolen De Hond gebouwd, een achtkante bovenkruier op een gemetselde voet en met een stelling. Het achtkant en de kap zijn met riet bekleed. Boven de ingang zit een steen met de afbeelding van een hond en het jaartal 1861.

Parrega is een langgerekt streekdorp aan het water: de Workumer Trekvaart. Aan de oostzijde staan vooral boerderijen bij het water. Zo strekt aan de Bolswarder kant zich een monumentale kop-hals-rompboerderij uit, waarvan het voorhuis een gedrukte verdieping heeft. Ongeveer in het midden van de zich vooral aan de westoever van de trekvaart uitstrekkende bebouwing ligt het terpachtig gebied van kerkhof met kerk.

Iets ten zuiden van de brug ligt de voormalige herberg De Harmonie, een bouwwerk uit de 18de eeuw met fraaie bovenzaal die gebouwd is van bruine steen, met een flinke schuur gebouwd van geeltjes. Verderop in het zuiden rijgt een reeks van gele huizen zich aaneen die beperkt van omvang en uiterst eenvoudig van architectuur toch een indrukwekkend ensemble vormt. Aan de andere zijde van de vaart heeft vanaf de brug de haaks daarop staande de Horstweg lintbebouwing van de school en woningen gekregen.

De Parregastermeer is in 1876/’79 samen met de naastgelegen Feitemeer drooggemalen. Toen hield de lucratieve visvangst voor de Parregaasters op, maar er was ongeveer 320 ha landbouwgrond gewonnen. Door de polderwerkers is niet alleen een regelmatige blokverkaveling in de droogmakerij gekomen, maar zijn dankzij ontwikkelaars uit Noord-Holland ook een reeks stolpboerderijen tot stand gekomen. Er is nog één exemplaar van dat voor deze streken exotische type te vinden.

De kerk staat achter de bebouwing op een terpachtig en omgrensd kerkhof. Deze omstreeks 1300 van grote gele baksteen gebouwde Johannes de Doperkerk met een vijfzijdige koorsluiting, heeft een relatief zeer forse toren die in de wijde omtrek van verre is te herkennen. Aan de zuidzijde is de kerk geopend met vrij grote spitsboogvensters met gestukadoorde dagkanten, waardoor er steunberen tussen de vensters noodzakelijk werden. De dikke toren is van rood en bruin materiaal gemetseld en beneden ook van grote moppen in gemêleerde kleuren. Schuin voor de kerk staat de pastorie met een in verhouding diepe voortuin; een medaillon in de toegangstravee geeft 1802 te lezen.

Het terpdorp Peins ligt in het oosten van Franekeradeel: ten oosten van Franeker en ook van Schalsum waarmee het door een tunnel onder de autosnelweg A31 is verbonden. Het behoort tot de reeks terpen die van Arkens bij Franeker over Schalsum, Peins, Tamterp, Slappeterp tot de Hoge Wier tussen Menaldum en Berlikum loopt.

Peins is een aardig dorp aan de weg van Franeker richting Menaldumadeel waaraan, even oostelijker in de bij het dorp horende buurt Tamterp, enkele adellijke staten hebben gestaan met de bewoners die het bij toerbeurt ooit te zeggen hadden in de grietenij Franekeradeel. Aan en achter deze weg zijn de naoorlogse dorpsuitbreidingen gesitueerd. In het dorp loopt van deze doorgaande weg een aftakking naar Zweins, naar het zuiden, met een brug over de Schalsumervaart die de achterkant van Peins verlevendigt. Aan die zuidelijke tak staat de oudste bebouwing: enkele reeksen huizen van gele steentjes die uit de 18de eeuw zullen dateren en mogelijk één met een rond ontlastingsboogje in het muurwerk misschien zelfs uit de zeventiende eeuw. In die buurt staat ook de kerk, ten oosten waarvan ook nog een paar huizen van het genoemde type staan.

De oorsprong van de Gertrudiskerk moet vóór 1200 liggen, maar zij is al omstreeks 1300 verbouwd. In 1865 is de kerk in- en uitwendig flink aangepakt en in 1902 is zij opnieuw verbouwd. In het laatstgenoemde jaar is de toren afgebroken en werd de huidige charmante lantaarnachtige bekroning op het middelste, iets uitspringende gedeelte van de westgevel aangebracht. Het schip heeft een driezijdige koorsluiting van bruin baksteenmateriaal. Het overige muurwerk is geopend met betrekkelijk grote rondboogvensters en bestaat uit allerlei baksteenmateriaal. Van voornamelijk moppen in geel en appelbloesem waarin wat resten tufsteen van de oorspronkelijke kerk lijken te zijn verdwaald. Zowel aan de noord- als zuidzijde is een dichtgezette ingang te bespeuren, maar de entree zit nu in het front. Dat is verder ongastvrij gesloten, maar de vriendelijke lantaarnbekroning van een tweeledige koepel vergoedt veel.

Peperga is een streekdorp dat in de Middeleeuwen is ontstaan aan de Binnenweg van Oldemarkt naar Noordwolde, een ontwikkelingsas waar ook Blesdijke, Steggerda en Vinkega aan zijn ontwikkeld. Op de kaart in de atlas van Schotanus uit 1716 staat Peperga getekend als aan langgerekte streek met uitsluitend bebouwing aan de noordzijde van de weg met in het zuiden, ongeveer in het midden, de kerk.

In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 gemeld: ‘insgelyks aan den gemelden Kerkweg, ten Westen van ’t voorige Steggerda. De Kerk heeft hier een welgebouwden kloktoren, en staat aan den Zuidkant van den rydweg, terwyl men de huizen aan den Noordkant in ’t geboomte vindt. … De landen van dit Dorp … zyn tegen ’t overvloeien der Linde bedykt; terwyl deeze stroom, hooger Noordoostwaards op, ten Zuiden van Oldeholtpade, door het zogenaamde Hille- of Linde Verlaat, wordt afgeslooten, om het water, vooral des Zomers, zo ten dienste der hooge streeken, als der Turfschepen, die van Noordwolde en Finkega komen …. De landen, hier toe behoorende, komen met die der nabuurige Dorpen in aard overeen.’

Op de kaart in de atlas van Eekhoff uit 1850 is te zien dat de hooilanden bij de Linde door het vervenen helemaal waren vergraven. De rijksstraatweg van Leeuwarden naar Zwolle in 1828 deed in het westen een buurt groeien die zich vormde tot het dorp De Blesse. Nog geen halve eeuw later werd de spoorweg aangelegd en kreeg Peperga een halte (1870) en daarbij een café. Het dorp raakte zo in twee stukken verdeeld, wat nog versterkt werd door de aanleg van de autosnelweg. Het westelijke deel wordt nu bij De Blesse gerekend.

De kerk is nog net niet in de verdrukking gekomen. Deze was oorspronkelijk gewijd aan Sint- Nicolaas en is in 1810 herbouwd met gebruikmaking van gedeelten oud muurwerk. De elegante laat-middeleeuwse toren is in 1537 verhoogd met een derde geleding en een opengewerkte achtzijdige, bakstenen lantaarn. De pinakels op de hoeken worden met kruisbloemen bekroond.

Piaam, dat in 1555 voorkomt als Pianghum, is een komdorp dat heel schilderachtig even achter de voormalige Zuiderzeekust op niet al te lage gronden ligt, de positie van andere dorpen in de kuststreek in aanmerking genomen. De kust is hier overigens niet vrij want in het noorden ligt de Makkumer Zuidwaard en in het zuiden de Kooiwaard in het IJsselmeer.

Het dorpsgebied reikt met de Polder Kooihuizen, genoemd naar een buurt van boerderijen én twee eendenkooien, tot aan het in 1876/’79 drooggemalen Feitemeer en Parregaastermeer in het oosten. Van de al oude eendenkooien is bekend dat de daar gevangen watervogels naar Holland werden verhandeld; nu wordt één gebruikt voor het ringen van watervogels.

Nabij de dorpskom zijn nog enige akkers te vinden, maar verder resteert niet veel van de voorheen zo belangrijke kleinschalige akkerbouw: het is allemaal veeteelt in de omgeving. Enkele flinke stelpboerderijen en een paar huizen markeren de binnenkomst in het kleine dorp en twee monumentale kop-rompboerderijen sluiten het dorp aan de oostelijke zijde weer af. Een pastorie heeft Piaam niet gehad omdat de kerkelijke gemeente gecombineerd was met Idsegahuizum en de pastorie in dat dorp kwam.

De dorpsstraat buigt naar de 13de-eeuwse bakstenen dorpskerk toe. In 1555 wilden de inwoners een leien dak; kennelijk ligt er dan nog riet op het dak en dat heeft te lijden van de stormen zo vlakbij de kust. Er wordt gemeld: ‘Pyanghum is nyet beplant met eenighe boemen’. De westgevel is vernieuwd en bij de restauratie van 1953 zijn de rondbogige vensters in het koor hersteld en het koor kreeg gotische spitsbogen terug. Aan de noordzijde zit een hagioscoop in het muurwerk.

Ten oosten van de kerk ligt de fraaie kop-rompboerderij Nynke Pleats die uit de 18de eeuw zal dateren en iets zuidelijker nog zo’n boerderij met merkwaardig vlechtwerk in de gevel van het voorhuis. In 1889 werd het kleine gereformeerde kerkje gebouwd. Hier is van de Aldfaers Erfroute dan ook het vogelmuseum It Fûgelhûs te bezoeken met onder meer een diapresentatie over de buitendijkse, zeer vogelrijke waarden.

Pietersbierum is het meest westelijke terpdorp van de reeks die in oostelijke richting op een kwelderwal loopt met Sexbierum, Oosterbierum, Tzummarum en verder. Pietersbierum is het kleine tweelingdorp van het iets oostelijker gelegen Sexbierum waarmee het is verbonden door een met bomen omzoomde weg die bij de terp merkbaar oploopt. Sexbierum is met naoorlogse nieuwbouw vooral in de richting van Pietersbierum opgerukt.

Het is eigenlijk een streekdorp dat langs de terp schampt, maar er liggen ook nog wat buurtjes omheen, in het zuiden buiten de terpzool bijvoorbeeld. Er staan nogal wat notabele woningen, in Friesland kenmerkende brede dorpswoningen van notabelen en renteniers uit de jaren rond 1900. Een van die woningen vertoont duidelijk de kenmerken van de vernieuwingsstijl. Een heel groot exemplaar is Walburgastate met diepe tuin en oprijlanen. Walburga is een grote neoclassicistische villa met een drie raamvakken brede middenopbouw met flauw hellend dak en vleugels met afgeknotte schilddaken. De grote villa is in 1857 gebouwd voor de familie Collot d’Escury. Het functioneerde van 1909 tot de gemeentelijke herindeling in 1984 als gemeentehuis van Barradeel.

Iets voorbij de kern van het kleine dorp rijst de hervormde kerk op, een zaalkerk met een driezijdig gesloten koor. In 1845 gebouwd na een verwoestende brand van de oude kerk in 1843. Het ontwerp is van de befaamde neoclassicistische bouwmeester Thomas Romein uit Leeuwarden. Een geprofileerde waterlijst loopt als omlijsting om de fraai metrisch geplaatste rondboogvensters heen. Het interieur is gepleisterd en bezit een gestucadoord houten gewelf. De bakstenen toren, waarvan de eerste steen in 1879 werd gelegd, is min of meer neogotisch van stijl. De romp is driemaal versneden, gebouwd van bruine steen en versierd met flinke cordonbanden en friesjes. De kerk is al jaren niet meer als zodanig in gebruik en staat niet op de monumentenlijst. Diverse acties houden het gebouw voorlopig overeind. Het dorpsgebied liep vroeger door tot en met Roptastate aan de waddenkust, maar bij de herindeling kwam dat gebied bij Harlingen.

Het omvangrijke dorpsgebied van Pingjum wordt beschermd door een nog goeddeels te herkennen zeer oud dijkenstelsel: de Pingjumer Gouden Halsband geheten. In het onder bepaalde weersomstandigheden onbarmhartig lege landschap achter de zeedijk vormt Pingjum een herbergzame, compacte nederzetting. Het is een terpdorp met een niet scherp afgegraven kerkterp die nog heel goed is te ervaren.

Het dorp heeft een ruim kerkhof met een ijzeren hek op muurtje en een zoom van niet zeer oude linden. Ten noorden van de kerk staat in een halve kring een prachtige reeks diaconiewoningen, gebouwd van de in deze streek zo kenmerkende gele steentjes: de Friese drielingen. Daartegenover liggen de mooie buren, de Grote Buren met nogal wat goed onderhouden en gevarieerde notabele woningen.

In de Kleine Buren staat eveneens een grote verscheidenheid aan woningen. De Burenlaan die aan weerszijden van de entree van het dorp front maakt naar de hier smalle Harlingervaart, vormt met een fraai gevarieerde bebouwing van verzorgde woningen en boerderijen, van omstreeks 1900 en de jaren dertig, een mooie oostelijke dorpsgrens. De naoorlogse uitbreidingen zijn zowel in het noorden – met onder meer een fraaie traditionalistische reeks woningen uit 1948 aan de L. Scheltestrjitte – als in het zuiden terechtgekomen waardoor het dorp de regelmaat van een rechthoek heeft gekregen.

De oude laat-gotische dorpskerk op de niet scherp afgegraven kerkterp is in 1759 deels vernieuwd. De zaalkerk heeft in de zuidgevel drie rondboogvensters. Het meeste muurwerk is van geel baksteenmateriaal van klein formaat, de noordgevel van gemêleerd gele moppen met vooraan één rond venster. De onderste geleding van de forse en in de wijde omgeving herkenbare toren is van hergebruikte tufsteen gemetseld, na versnijding zien we gemêleerd gele baksteen; na tweede versnijding voornamelijk kleiner rood materiaal. In het noorden aan de Grote Buren ligt het kleine 18de-eeuwse schuilkerkje, opgenomen in een gewone dorpswoning, van de doopsgezinden, dat hier bijzondere waarde heeft omdat Menno Simons in Pingjum heeft geleefd.

Het terpdorp Poppenwier is het noordelijkste dorp van de Legean en behoort tot de verst landinwaarts gelegen terpdorpen van Friesland. In de late Middeleeuwen heeft het kleine klooster Engwerd bij Poppenwier gestaan. Ten noorden van de dorpskom staat een boerderij op het voormalige kloostererf.

Tot in de tweede helft van de 19de eeuw was Poppenwier niet via landwegen met Raerd en Tersoal verbonden, een verbinding die nu zo vanzelfsprekend lijkt. De verbindingen over het water waren goed. Onmiddellijk ten zuidwesten van het dorp lag het Poppingawierstermeer, een meertje dat is drooggelegd en waaraan de kop-hals-rompboerderij Marsherne (Meerhoek), eerst klooster- en later weeshuisbezit, nog herinnert. Het terpdorp is rechthoekig. De rechte rooilijn is te zien bij de Bûtenbuorren waar achter de wat oplopende voortuinen de huizen keurig in het rechthoekige gelid staan. Poppenwier is een gaaf voorbeeld van een terp met een blokverkaveling in een landschap met hetzelfde karakter. In het midden ligt het gebied van kerkhof met de kerk.

In 1860 is de oude kerk (Sint-Nicolaas) door de huidige vervangen, waarbij de oriëntatie meteen gewijzigd is. Het kerkschip van bruine baksteen wordt door grote rondboogvensters verlicht. De houten toren met ingesnoerde spits is op de zuidelijke gevel geplaatst. Westelijk staat een flinke boerderij. De zuidelijke buurt van meest kleine huizen is gericht op de vaart. Voor de huizen ligt een pad met overtuinen. Daar kwam een kleine ophaalbrug die de schilderachtigheid versterkt.

De erven bij het plein in de Binnenbuorren worden met hekkenreeksen afgegrensd. Het oostelijke gedeelte van de terp is compact bebouwd: aan beide zijden van de Binnenbuorren staan de huizen dicht opeengepakt. De huizenparade wordt geopend met een breed 18de-eeuws pand. De achterterreinen zijn door de Fiskerssteech en Skoalsteech te bereiken. Aan de laatste steeg is de in de 18deeeuwse vermaning gelegen. Even verder staat de voormalige herberg, het enige oude bouwwerk van twee bouwlagen. Tegen het dorp staat een aantal flinke boerderijen om de overgang van het compacte terpdorp naar het open land te begeleiden.


Archivering van erfgoedinformatie met het ErfgoedCMSâ„¢

Bent u geïnteresseerd in erfgoedinformatie en hoe u dit op een professionele en duurzame manier kunt ontsluiten op het internet, dan is het volgende voor u van belang.

Sinds kort is er namelijk het ErfgoedCMSâ„¢ van DeeEnAa. Met dit op maat gemaakte ErfgoedCMSâ„¢ kan ieder dorp of iedere stad haar erfgoedinformatie registreren, rubriceren en ontsluiten. Daarnaast kan het ErfgoedCMSâ„¢ worden ingezet als webshop voor lokale producten en kan het de basis vormen voor dorps- of stadswandelingen compleet met QR-code bordjes.

Voor meer informatie over dit onderwerp verwijzen wij u graag naar de pagina over het ErfgoedCMSâ„¢ op de ErfgoedCMS-website via onderstaande knop.