Unfortunately, at the moment we can provide only parts of this website in the English language. For those parts of the website that not yet have been translated we recommend use of the Google Translate option next to the title of the item.


Villages

Villages

In Fryslân you will find over 400 villages, some very small and some relatively large in size. Drachten without any doubt being the largest and Leons probably the smallest with its church, residence and five farmhouses.

All villages have their own interesting story and history to tell. Below we highlight all 400+ villages for you. To find a specific village, click on the corresponding initial letter of the village name. You can also find a village via the 'complete list of Villages and cities'.

Kies de beginletter


Katlijk is een streekdorp van verschillende streken dat in de late Middeleeuwen ten noorden van de Tsjonger is ontstaan. Veel later, in de loop van de 17de en 18de eeuw is ten noorden van het dorp, nagenoeg op de grens van Schoterland en Opsterland de Schoterlandse Compagnonsvaart gegraven. In de Tegenwoordige Staat van Friesland staat in 1788 te lezen dat Katlijk ‘bestaat uit drie buurten. De eerste en Oostelykste ligt ten Noordwesten van Nieuw-Horne, onder den naam van Groot Katlyk; nog Noordwestelyker heeft men Klein Katlyk; en van daar, genoegzaam in ’t Noorden, Nieuw Katlyk. De beide eerste buurten liggen zeer aangenaam in ’t geboomte en bouwlanden; doch ’t laatste ligt aan de Knype vaart, en is als een vervolg van de Knype.’

Nieuw Katlijk aan de Compagnonsvaart is als naam verdwenen, het wordt al lange tijd Bontebok genoemd en kreeg in 1980 de status van zelfstandig dorp. De streken van Groot Katlijk, die ook wel de ‘boerenstreek’ wordt genoemd en dat is de W.A. Nijenhuisweg en omgeving, en Klein Katlijk, de Weversbuurt en omgeving, bestaan nog. Zuidelijker is er dan ook nog bebouwing te vinden aan de Schoterlandseweg. De buurten worden verbonden door de Kerkelaan waar de kerk met klokkenstoel staat.

De laat-gotische kerk is een van de oudste uit een wijde omgeving en het gebouw is waarschijnlijk omstreeks 1525 opgericht. Zij is een eenbeukige zaalkerk die is geritmeerd met flinke steunberen. In de gevelvakken staan om en om rondbogige vensters die in de 18de eeuw zijn aangebracht en de kerk heeft een driezijdige koorsluiting. De westelijke gevel met kleine schouders is in de 17de eeuw vernieuwd. De kerk bezit een 17de-eeuwse preekstoel.

Naast de kerk staat een forse dubbele klokkenstoel met een zadeldak. Er hangen twee vrij jonge klokken in. Net als in Oudehorne is de traditie van het Thomasluiden hier nog in ere. Van 21 december tot nieuwjaar worden de klokken elke werkdag tot 8 uur ’s avonds geluid door inwoners.

Het terpdorp Kimswerd heeft een schilderachtige kern met karakteristieke waterbuurten langs de Harlingervaart. De noordoostelijke waterbuurt heeft een binnenpleintje met bebouwing van huisjes van gele steentjes. De Duivengracht aan de vaart bestaat uit een reeks van schots en scheef staande huizen van dat type. De overkant is over een hoge houten loopbrug, een heechhout, te bereiken.

Tegenover de kerk liggen het voormalige schooltje en een in het groen verscholen karakteristieke pastoriewoning. Tussen de kerk en de brug staat café Greate Pier met een overstekende verdieping op zuiltjes. Het café is genoemd naar de beroemdste Kimswerder. De houwdegen Grutte Pier is in Kimswerd geboren, de getergde boer die in de 16de eeuw Bourgondiërs, Saksers en Hollanders bestreed. Op de hoek bij de kerk staat zijn stoere standbeeld (Anne Woudwijk).

De naoorlogse dorpsuitbreiding is aan de zuidwestelijke zijde van de doorgaande weg gelegd en de sportvelden liggen aan de andere zijde. Aan de oostzijde ligt Heemstra State, nu een kop-hals-rompboerderij.

De trots van Kimswerd is de romaanse kerk met toren uit omstreeks 1100. De noordgevel van tufsteen is versierd met een rondboogfries en rondboognissen met dichtgezette, kleine rondboogvensters. De noordelijke ingang wordt bekroond door een 12de-eeuws mysterieus reliëf: een masker met ranken. Het bakstenen koor met lichte steunberen dateert uit de 13de eeuw en de zuidelijke muur is beklampt met kleine gele steen. De toren van tufsteen is verlevendigd met spaarvelden met rondboogfriezen. De kerk heeft een rijk 17deeeuws interieur. Uit die tijd dateren de lambrizering, de koorafsluiting, banken met gesneden wangstukken en natuurlijk de dooptuin met de preekstoel in het midden. Verder zijn belangrijke sporen te vinden van de adellijke familie Heemstra: een familiebank met kuifstuk voorzien van wapens, twee memorieborden, een van de dames Heemstra is zelfs met een portret in de kerk aanwezig. Een van de grafzerken voor de Heemstra"s, in 1614 door de Harlinger bouwmeester en steenhouwer Jacob Lous vervaardigd, heeft op een centraal veld een excellent perspectivisch gezicht op een paleistuin.

Even oostelijk van Oosterbierum heeft Klooster Lidlum of Mariëndal gestaan. Het was heel vroeg, in 1182, gesticht door norbertijnen vanuit het moederklooster Mariëngaarde bij Hallum. Aanvankelijk stond het dicht bij de kust, maar vanwege de risico’s van de nabije zee is het klooster in 1234 landinwaarts verplaatst.

In de hoogten bij de Kleasterwei en Westerbuorren is de plaats van het grote klooster nog te herkennen. Het heeft grote bloei gekend; een eeuw na de stichting had het ongeveer 600 bewoners. Mariëndal stichtte verschillende uithoven, een nonnenklooster in Bayum en op het hoogtepunt waren achttien parochies onderhorig aan dit klooster. Het had een refugiehuis in Franeker. Maar de bloei veroorzaakte ook misstanden wat in 1322 zelfs uitliep op de moord op abt Eelco Liauckama, afkomstig uit een adellijk geslacht uit het naburige Sexbierum. In 1572 is het klooster door de geuzen grotendeels verwoest. Na de Hervorming in 1580 is het opgeheven.

Het klooster zou een vaart richting Waddenzee hebben gehad, richting de buurt Koehool, waar zelfs een sluis zou hebben gelegen. In het verleden zijn er sporen van opgemerkt, maar ze zijn nu niet meer te vinden.

Het dorp Klooster-Lidlum, bestaand uit een aantal verspreid staande boerderijen aan de Mûntsewei, bewaart de naam. Het begin van de Mûntsewei wordt gemarkeerd door een groot bedrijf dat aardappelen verwerkt, een belangrijk agrarisch product uit de omgeving. Meteen daarop volgt een boerderij met de naam Kloosterhoeve. De landerijen worden voor de akkerbouw, maar ook voor de veeteelt gebruikt. Hoewel het klooster eerder bij het dorp Tzummarum behoorde, is het administratief een zelfstandig dorp en zijn de huidige bewoners maatschappelijk meer op Oosterbierum gericht.

Kollumerpomp is een streekdorp aan de omstreeks 1315 aangelegde oude dijk die in 1529 slaperdijk werd toen om het Nieuwkruisland een nieuwe dijk was aangelegd. Daarna is bebouwing gekomen in de buurt van de in de 15de eeuw aangelegde duiker in de dijk (de pomp).

Kollumerpomp is lang een buurschap bij Kollum geweest maar heeft nu de status van dorp. De bebouwing kwam aanvankelijk vooral aan de zuidzijde van de dijk, de Foyingaweg. In de oostelijke richting zijn het vooral boerderijen, zoals die op nummer 138 met een verzorgd los voorhuis van het middengangtype, op nummer 108 een vrij gave kop-hals-rompboerderij uit omstreeks 1880 en op nummer 106 een nieuwe expressionistische stelp uit 1937 met een uitgebouwd zomerhuis. Aan de noordzijde van de Foyingaweg staat parallel aan de oude dijk een kop-hals-romp uit omstreeks 1880 in een goede erfbeplanting en verder in het land de omstreeks 1830 gebouwde stelpboerderij Groot Kabel. Deze boerderij met een vrij hoog opgemetselde voorgevel staat op een omgrachte huisterp en de nederzetting bestaat dus al voordat in 1529 de dijk is gelegd.

Na de oorlog kwam er aan de noordzijde een flinke dorpsuitbreiding. De torenloze gereformeerde kerk kwam in 1906 aan de Foyingaweg tot stand. Het jaartal is in de bekroning van de geveltop te lezen. Zij is een zaalkerk met een detaillering die een curieuze stijlvermenging laat zien. De rondboogvensters zijn met spitsbogen omvat en de geveltop bezit een klimmend rondboogfries.

Ten noorden van het dorp staan aan de weg Wester Nieuw Kruisland grote boerderijen. Op de Nieuwe Zee- of Buitendijk staat het contributiehuisje dat het waterschap Zeedijken Contributie Kollumer-land en Nieuw Kruisland in 1828 liet bouwen. Het werd gebruikt als stormwachterhuisje en vergaderruimte. Het huisje heeft een tentdak met een opvallende windvaan. Een spil is verbonden met een windroos onder het plafond: om binnen het ruimen of krimpen van de wind af te kunnen lezen. Om het gebouwtje heen loopt een stelling.

Kollumerzwaag is een streekdorp dat in de Middeleeuwen is ontstaan op de noordelijke rand van een keileemrug die in de 11de/12de eeuw een ontginningsas vormde. De lange Foarwei getuigt daar nog van. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788 dat het dorp: ‘in ’t Zuiden van dit deel gelegen, en zeer vermaakelyk wegens het geboomte, waar mede de huizen en bouwlanden omringd, en de wegen beplant zyn … en onder ’t zelve liggen ten Noorden de watertjes ’t Wydwater, ’t Merrygat en de Gauw.’

In het Aardrijkskundig Woordenboek van Van der Aa uit het midden van de 19de eeuw wordt na de melding van de armoede een aardige sociale schets van de bevolking gegeven: ‘die meest hun bestaan vinden in den landbouw, alsmede in het snijden en verkoopen van dekriet (Phragmites Communis), het verkoopen van jonge stoppel-, els- en berkenboompjes, het maken van roop of strootouw, van roggestroo gedraaid, hetwelk zij bij de bind verkoopen en op hunne hoofden, gelijk heidenbezems en schrobbers, door geheel Groningerland dragen; ook wonen hier vele handelaren in grove Friesche kaas, welke zij op wagens, veelal met oude afgeleefde paarden bespannen, in de prov. Groningen verkoopen, waar zij tevens oude paarden opkoopen of voor kaas inruilen, die in het najaar te Kollumer-Zwaag gedood en gevild worden, waarom de Kollumer-Zwaagsters, in vroegere tijden van vooroordeel, als paardenvillers en roopendraaijers in minachting waren; de kinderen loopen hier des zomers meest allen barrevoets.’

Van deze vroegere armoede is nu weinig meer te merken. De bescheiden woninkjes en boerderijtjes zijn bijna allemaal opgeruimd. Tegenover de kerk is op nummer 120 ‘Willems Húske’ met veel inspanningen blijven staan. Het voldoet volstrekt niet meer aan bouw- en bewoningsvoorschriften, maar als belangrijke getuigenis van hoe hier door keurige lieden op een bescheiden manier geleefd werd is het blijven staan en gerestaureerd. Hier woonden generaties lang de klokkenluiders van de kerk.

Aan de andere zijde van de Foarwei, meteen ten westen van de kerk staan twee woudboerderijen, op 145 een kleine uit 1788 en op 149 een grotere uit 1724. Verder is er niet veel oude bebouwing te vinden. Zelfs van de woningen uit de vroege geschiedenis van de georganiseerde volkshuisvesting is weinig meer over. Aan de helemaal westelijk gelegen Feartwei staan nog twee uit ongeveer 1930.

Aan het einde van de 19de eeuw, maar meer nog aan het begin van de 20ste eeuw is de oude bebouwing vervangen door verzorgde burgerwoningen met hier en daar een winkel of een villa. Van de laatste is in het oosten aan Foarwei 70 de villa ‘Zwagerveen’ een mooi voorbeeld. De woning is opgetrokken in kalkzandsteen met contrasterende kleuraccenten en in vormen van de vernieuwingsstijl. Ernaast staat op nummer 70 een woning uit 1911 die waarschijnlijk een winkelfunctie heeft gehad in eveneens de vernieuwingsstijl. Aan de overkant rijst de gereformeerde kerk op die in 1925 is gebouwd ter vervanging van een voorgangster uit 1894. Het gebouw is voorzien van een portaal en heeft een dakruiter op de voorgevel.

Aan de Tsjerkestrjitte en de Koarteloane is omstreeks 1950 een flinke buurt ontwikkeld van 27 woningen, 24 bejaardenwoningen en een Groene-Kruisgebouw in de traditionalistische vormen van de Delftse School. Daarna is er veel sociale woningbouw in Kollumerzwaag tot stand gebracht, waardoor het dorp na de oorlog sterk is gegroeid en zowel in het noorden als in het zuiden is uitgebreid.

Middelpunt van het dorp is de oude dorpskerk die aan een slinger in de Foarwei op een verhoging staat. Kerk en zadeldaktoren dateren uit de 12de eeuw; het koor is in de 15de eeuw vernieuwd en toen zijn nieuwe vensters aangebracht. De kerk is in 1888 van de ondergang gered omdat de ‘uitvinder’ van de monumentenzorg Jhr. Victor de Stuers vanuit het kurort Marienbad een rapport over de herstelplannen van het kerkje schreef: ‘Deze kerk … verdient in zijn oorspronkelijke karakter hersteld en onderhouden te worden, iets wat zonder veel moeite noch kosten kan geschieden.’

Deze Afsluitdijkdorpen zijn de jongste van de gemeente. Kornwerderzand kan met enige goede wil ruimtelijk en maatschappelijk nog een dorp worden genoemd. Breezanddijk niet, maar het kon deze status om administratieve redenen beter krijgen. De bewoners van Kornwerderzand en Breezanddijk zijn werkzaam aan de dijk en bij de sluizen. Beide dorpen zijn gesticht op werkeilanden van waaruit de Afsluitdijk is aangelegd.

Op Kornwerderzand is een dubbele schutsluis met binnen- en voorhavens en een reeks van tweemaal vijf spuisluizen met spuihavens. Dit complex van schut- en spuisluizen werd gebouwd tussen 1928 en 1932. De sluizen zijn genoemd naar prof. Hendrik Antoon Lorentz. De spuisluizen zijn ontworpen door Ir. Dirk Roosenburg, esthetisch adviseur van Bureau Zuiderzeewerken. Ze zijn een gaaf voorbeeld van het bouwen in gewapend beton. Ter verdediging van de dijk en de daarin liggende sluizen werden vanaf mei 1931 verschillende kazematten gebouwd: de zogenaamde stelling Kornwerderzand.

Tijdens de aanleg van de dijk vormde zich op het eiland van ongeveer 30 ha een dorp van een paar honderd inwoners. De meesten waren betrokken bij de Zuiderzeewerken, maar ook mensen die voor de verzorging nodig waren vestigden zich in de sluisbuurt. Het was een geïsoleerde gemeenschap, verstoken van allerlei comfort. Elektriciteit werd weliswaar door een oude dieselmotor opgewekt, maar telefoonverkeer was niet mogelijk. Er was een ziekenbarak met een dokter en verpleegster, een schooltje en een winkel (annex postkantoor en kapper) die dagelijks levensmiddelen kreeg aangevoerd. Een katholieke en een protestante kerk werden gebouwd, een benzinestation en een houten hotel. Omstreeks 1928 zijn huizen voor het sluispersoneel tot stand gekomen.

Tijdens de bezetting werd de stelling door de Duitsers uitgebreid met een aantal kazematten. Kornwerderzand kwam de oorlog niet ongeschonden door. Zo is het houten hotel in 1940 afgebrand en werden enkele huizen van het sluispersoneel opgeruimd omdat ze in het schootsveld stonden. De schade is hersteld. Breezanddijk is een werkeiland met een haven aan de IJsselmeerzijde; ’s zomers wordt het op een tjokvolle camping bevolkt met sportvissers.

Kortehemmen is een streekdorp van middeleeuwse oorsprong dat op de vroegste kaarten voorkomt als een agrarische nederzetting in een wirwar aan lanen tussen de akkers. De buurschappen Zandburen en de Galhoeke horen oorspronkelijk bij het dorp, maar zijn er sinds de aanleg van de autosnelweg – met weliswaar een viaduct – van afgesneden.

De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788: ‘dit dorp is klein van omtrek, heeft eene kerk zonder toren. … Onder ’t zelve behoort de Zandbuuren. De landeryen deezes dorps zyn bouwakkers, behalven eenige veenen, aan het watertje ’t Drait, waar door ’t overtollige water der landen naar de Smallen Eester zanding geleid, en dit dorp van de Zuiderdrachten gescheiden wordt. De rydweg van Boornbergum naar Smalle Ee loopt hier, in ’t Noordwesten voorby.’

Van der Aa weet in zijn Aardrijkskundig Woordenboek nog te melden dat de kerkelijke gemeente ‘hier eene oude, doch zeer goed onderhouden kerk heeft, zonder toren of orgel, doch met een klokkenhuis.’ De fraai in het geboomte staande, torenloze kerk is omstreeks 1300 van grote kloostermoppen in gotische stijl gebouwd. De zijmuren zijn geleed door van de grond opgaande spitsbogige spaarvelden, waarvan een paar siermetselwerk bevatten. De rechte koorsluiting dateert van 1620 en ook de frontgevel aan de westzijde is van later toen het kerkje aan die zijde werd ingekort. In de kerk staat onder meer een preekstoel met doophek en lezenaar uit de eerste helft van de 17de eeuw. De kerk heeft inmiddels ook een orgel, in 1935 gebouwd door Bakker & Timmenga. Op het enigszins verhoogde kerkhof staat ten noorden van de kerk een in 1950 vernieuwde klokkenstoel met een in 1750 door Johan Borchhardt gegoten luidklok.

Aan de Boerestreek staan enkele opmerkelijke boerderijen, een mooi ‘boerenspultsje’ uit 1718 en een fraaie kleine kop-rompboerderij uit het midden van de 19de eeuw. De Arbeidersgemeenschap der Woodbrookers stichtte in 1937 hier een conferentie-oord, dat voor de arbeidersemancipatie en volkseducatie van grote betekenis is geweest.

Koufurderrige is een zeer jong agrarisch streekdorp, dat pas na de Tweede Wereldoorlog als dorp werd beschouwd. Het hoorde toen nog bij Doniawerstal, een gemeente die verder aan de andere zijde van het Koevordermeer lag. Bij de gemeentelijke herindeling in 1984 is de streek bij Wymbritseradiel ingedeeld, waar het voor de voorzieningen al helemaal op was gericht.

Op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 is de streek ten westen van het meer vrijwel leeg. In het noorden staat alleen de buurschap Sand Buiren aangegeven van drie boerderijen en een vogelkooi en veel zuidelijker, ten zuiden van de vaart de Welle, is nog een vogelkooi ingetekend.

De streek had geen zelfstandige status, maar hoorde in parten bij de dorpen aan de andere zijde van het Koevordermeer. Het kleinste, noordelijke deel hoorde met Sand Buiren bij Langweer. Het middelste, grootste, maar wel lege gedeelte hoorde bij Dijken en het zuidelijke part bij Teroele. In de Tegenwoordige Staat van Friesland die aan het einde van de 18de eeuw werd opgemaakt, wordt geen aandacht aan de lege streek besteed.

Op de grietenijkaart in de atlas van Eekhoff uit 1850 staat de rijksstraatweg, die in 1848 van Sneek naar Lemmer is gelegd, aangegeven. Deze is voor de ontwikkeling van het gebied van grote betekenis geworden. In het Langweerder gebied ligt de buurt Zandburen of Zandgaast nog steeds en vlakbij de nieuwe weg en de Jeltesloot is er een boerderij bijgekomen. Aan de oever van het meer is op het gebied van Dijken de boerderij Koesprong gekomen en in het zuidelijke Teroelster gebied kwam bij de vervallen vogelkooi aan de oever van het meer ook een boerderij.

De streek is pas werkelijk ontwikkeld vanaf de tweede helft van de 19de eeuw. Toen is in korte tijd, in de periode 1870 tot 1890, een flinke reeks meest grote boerderijen gebouwd. De meeste aan de oostzijde van de rijksweg, maar ook een drietal aan de westzijde.

Het terpdorp Kûbaard kan alleen over kronkeldijkjes bereikt worden, alsof de toegangen op effect zijn aangelegd. In de kerk is in het begin van de 16de eeuw dan ook Sint-Christoffel afgebeeld, die patroon is van de reizigers en het transport.

Kûbaard heeft een compacte dorpskern: aan dijkjes en vaarten waaiert de bebouwing bescheiden het landschap in. Nieuwbouw is vooral aan de zuidzijde gekomen. Aan de oostzijde van de kern staat de kerk op een ruim kerkhof en tussen een door hoge linden omzoomde kerkbuurt. Tegenover de toren staat het dorpshuis, ooit het dorpscafé, en schuin daartegenover een burgerhuis dat in het verleden de school huisvestte.

In het centrum een kaaspakhuis dat maar kort functioneerde omdat de zuivelhandel zich in grote dorpen concentreerde. Het voormalige doleantiekerkje is een van de kleinste in de provincie. De straat, richting de Swarte Beyen aan de oude, monumentale Slachtedyk, is aan één zijde bebouwd met karakteristieke vrijstaande dorpswoningen uit de periode rond 1900.

De gepleisterde kerk doet niet oud aan, maar de diepe vensternissen in het dikke muurwerk geven aan dat het gebouw uit de Middeleeuwen stamt. De mantel van pleister zit op muurwerk van tufsteen, een aanwijzing dat de kerk van vóór 1200 dateert. In de 19de eeuw is er van alles met de kerk gebeurd. Er kwam een orgel in en recht ertegenover kwam een gigantische kraak. Orgel en kraak zijn twee polen waartussen de Gouden Eeuw is gevangen: prachtig renaissance-meubilair van preekstoel met dooptuin en herenbanken. Daar kijkt Christoffel met welgevallen op neer. Ook aan de buitenkant is veel 19de eeuw te beleven: de bepleistering is uit de eerste, de toren uit de tweede eeuw-helft, net als de deftige pastorie die ten oosten van de kerk in een ruime tuin met oude bomen staat. Daarachter, verder naar het oosten en noordoosten, zijn nog twee laaggelegen buurtjes verstopt.


Nieuwe encyclopedie van Fryslân voor slechts € 29,90 incl. verzenden!

Bijna 8 kilogram aan kennis over Friesland! Wees er snel bij want op is op.

De Nieuwe Encyclopedie van Fryslân is een onmisbare aanvulling in de boekenkast voor iedereen die gek is van Fryslân en meer wil weten van deze provincie. Op 15 september 2016 verscheen de vierdelige encyclopedie die rond de 3000 pagina’s telt, 11.000 trefwoorden bevat en ruim 8 kilo weegt. De encyclopedie staat bomvol actuele kennis over Fryslân en is een echte pageturner geworden.

Voor al diegenen die dit standaardwerk over Fryslân altijd al hadden willen hebben! Nu voor een wel heel speciaal prijsje! Maar let op! Op = Op!