Roodkerk is een lang streekdorp van voornamelijk verspreide bebouwing met hier en daar enige concentraties van vooral agrarische bebouwing. Het dorp schurkt tegen de Trynwâlden aan, de dorpenreeks in het noorden van Tytsjerksteradiel en kon zich daar ontwikkelen omdat er nog net een uitloper ligt van de hogere gronden die na Roodkerk overgaan in lage, veenachtige streken. Aan de zuidoostelijke zijde ligt de oude kern bij de kerk en aan de noordwestelijke zijde loopt het dorpsgebied door tot bij de Murk. Daar staat in de buurt Healbird een 18de-eeuwse kop-hals-rompboerderij.

Aan het einde van de 18de eeuw had het een structuur die nu nog is te herkennen: ‘een dorpje met eene kerk zonder toren; ligt aan ’t water de Zwarte Broek, en loopt Westwaards aan, tot aan de Trynwouden in Tietjerksteradeel, met zyne bouwlanden, in welke zyn de buurtjes Healbird, de Syewier aan de Mork, en wat nader by de Weerbuuren.’ Roodkerk is geheel gericht op de Trynwâlden omdat het achter de veengebieden en het pas laat (1926) in cultuur gebrachte en door natuurgebieden omringde Buitenveld vrij geïsoleerd lag ten opzichte van de andere dorpen van Dantumadeel. De vrij losse, voornamelijk agrarische bebouwing van de streekjes bij de Kooiweg en Sickamaweg en in de buurt van de kerk met enkele kop-rompboerderijen gaat vrijwel ongemerkt door in die van noordelijk Mûnein.

De torenloze kerk is in de vroege 12de eeuw gebouwd van tufsteen maar is later gewijzigd. De tufstenen noordelijke muur is nog helemaal in het zicht; de westelijke muur is in de 18de eeuw in rode baksteen hersteld en later zijn de zuidelijke en oostelijke muren ommetseld. Op het dak liggen geglazuurde Lucas IJsbrandpannen. Bij de kerk is een opmerkelijke vondst gedaan: een sarcofaagdeksel van grijsgele zandsteen uit de 12de eeuw – ongeveer zo oud als de kerk – met een voorstelling van een in een pij geklede man en met een decoratieve randversiering. Het zeldzame kunstwerk is nu in het Fries Museum in Leeuwarden.

Reahûs is tot 1956 een buurschap bij Easterein geweest, toen kreeg het pas de status van een zelfstandig dorp. Het ligt tegen de zuidelijke flank van de Slachte en dus eigenlijk buiten het ‘eiland van Easterein’, al staat er een kleine stelpboerderij met een mooie boomzoom op het eiland. Het is een van de jongste dorpen van Fryslân. Na de Hervorming is hier nabij de grens van twee grietenijen door hen, die het oude geloof trouw bleven, een schuilkerk ingericht in een huis met een rood pannendak. Veel later is daar een kleine nederzetting omheen gegroeid: in het midden van de 19de eeuw is er sprake van een zestal woningen bij het kerkje.

Aan weerszijden van de Slachte staan kapitale essen wat de streek langs de dijk een zekere intimiteit verschaft. Meteen bij de westelijke binnenkomst in Reahûs prijken aan de zuidzijde eerst een grote stelpboerderij uit het begin van de twintigste eeuw en een fraai opgeknapte kop-hals-rompboerderij van rondom 1870. Daarna volgen enkele en groepen woningen uit verschillende bouwperioden.

Reahûs is een rooms-katholieke enclave met een echte kerk sinds 1892, de neogotische Martinuskerk, ontworpen door Alfred Tepe. Zij is een pseudobasiliek van vier gewelfvakken diep die gesteund worden door zware zuilen met lijstkapitelen. Het brede schip wordt voortgezet in een langgerekt koor, maar de zijbeuken reiken niet zo diep en eindigen in achtzijdige kapellen. De forse toren wordt bekroond door een ingesnoerde spits. Kerk en toren hebben in een wijde omgeving een sterke silhouetvorming. In de jaren 1895-1905 kreeg de kerk neogotisch meubilair uit het befaamde atelier Mengelberg uit Utrecht. Verder kwam in de kerk een serie gebrandschilderde ramen. De reeks kruiswegstaties en een altaarstuk zijn geschilderd door de uit Woudsend afkomstige kunstenaar Otto de Boer. De parochie bezit een gepolychromeerd, laat 15de-eeuws beeld van Sint-Martinus te paard met de bedelaar. Het is tijdens de Hervorming meegenomen uit Easterein, vanouds ook een Martinus-parochie. Het is een van de mooiste middeleeuwse voorwerpen van devotie van Friesland.

Reitsum is een terpdorp dat enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling is ontstaan. Met Ginnum, Lichtaard, Jislum vormt het kwartet van de Vlieterpen, vluchtterpen. Een merkwaardige benaming omdat vrijwel alle dorpsgemeenschappen in de wijde omgeving terpen hadden opgeworpen om bij hoog water te kunnen vluchten. Uit oud kaartmateriaal blijkt dat Reitsum steeds uit een kerk, enkele huizen en boerderijen en een state heeft bestaan. In de hoogst beknopte beschrijving van de Tegenwoordige Staat van Friesland (1786) komt het erop neer dat Reitsum nog enig aanzien heeft dankzij de heerlijkheid Hania. Dit Hania is niet terug te vinden, wel Staniastate dat ten noordoosten dicht bij Lichtaard ligt. De terp van Reitsum kon mede door de dunne bebouwing aan het einde van de 19de eeuw grotendeels worden vergraven.

De dorpskerk is in 1738 gebouwd ter vervanging van een middeleeuwse kerk met zadeldaktoren. De rijk gesneden preekstoel uit 1638 bleef wel bewaard. De eenvoudige zaalkerk met lisenen tussen de gevelvakken met brede spitsboogvensters is tot twee maal toe flink uitgebreid. In 1874 zijn aan de westzijde de voorkerk en aan de oostzijde de koorpartij vergroot. Op de westelijke partij staat een houten geveltoren met een luidklok die in 1612 door Hendrik Wegewaert is gegoten. In 1881 is de kerk vergroot met een dwarsgeplaatste noordelijke beuk. De vergrotingen hebben plaatsgevonden omdat de toeloop aan kerkgangers toen groot was.

De befaamde predikant J.J.A. Ploos van Amstel stond hier van 1863 tot 1866 en van 1876 tot zijn dood in 1895. Tijdens de laatste periode heeft hij de Doleantie in 1886 actief beleefd. Reitsum was de eerste Friese gemeente die ging doleren en de derde van het land. Ploos is op het kerkhof van Reitsum begraven. Een jaar na zijn dood is de gereformeerde kerk gebouwd, een eenvoudige zaalkerk met een houten geveltorentje. Er staat een aantal monumentale kop-hals-rompboerderijen in de onmiddellijke omgeving van de kerk; op de oude Staniaterp staat ook een boerderij van dat type.

Het terpdorp Ried is gesticht op een van de zuidwest-noordoost lopende kwelderruggen in het oude Barradeel en Franekeradeel. Het heeft zijn naam te danken aan de naam van het water, de Ried, dat ten noorden langs het dorp loopt, een herinnering aan de slenken uit de tijd dat het land nog niet was bedijkt.

De bebouwing is vooral langs de wegen, Dongjumerweg-Kleasterdyk geplaatst met enkele notabele woningen, waarvan één een decoratief koetshuis bezit en met een paar villa’s in de vernieuwingsstijl van kort na 1900. Ook aan de weg naar het zuiden naar Peins is bebouwing gekomen. Pas later is de Nieuweweg naar het noorden met vooral woningwetwoningen bebouwd geraakt. Nabij de kerk staat in de kern van het dorp de voormalige zuivelfabriek, waarvan het front het karakter van de vernieuwingsstijl en het jaartal Anno 1909 draagt. Het ruime kerkhof is met de zuidzijde naar de weg gericht en omzoomd door een beukenhaag met iepen. Er staan enkele huisjes omheen, waardoor nauwelijks te zien is dat zij op een terp liggen.

Het kerkgebouw, een zaalkerk met een driezijdig gesloten koor, is in 1653 gebouwd, waarschijnlijk op de fundamenten van een oudere kerk. De leeftijd wordt niet door het gebouw zelf meegedeeld, want het is in de 19de eeuw geblokt gestukadoord. Aan de zuidzijde zitten flinke spitsboogvensters; aan de noordzijde is de gevel helemaal blind en voorzien van een aanbouw met bijruimten. Het oorspronkelijke gevelwerk is niet te zien. In de zuidelijke (zicht)gevel wordt door een grote reeks gevelstenen veel meegedeeld. De bouwdatum van de kerk en ook dat de toren is ingestort en dat de nieuwe in 1625 is gebouwd door mr. Abe Ede. De herinneringssteen is met nog een andere met de mededeling ‘1625’ herplaatst, want de toren is duidelijk veel nieuwer. Hij is in 1925/’26 helemaal ommetseld. Boven de nok van het kerkdak draagt de romp een forse cordonlijst en hij heeft een tandlijst ter bekroning en een ingesnoerde, achtzijdige spits.

Rinsumageest is als streekdorp op een zandrug – vandaar ‘geest’ in de naam – op de overgang van de klei in het noorden en het veen in het zuiden ontstaan in de Middeleeuwen. Toen vestigden zich hoofdelingen die Juwsmastate, Eysingastate, Melkamastate en Tjaardastate in of nabij het dorp stichtten. De eerste verdween al vroeg; Tjaardastate, een echt kasteel, stond nog tot 1834 ten zuiden van de kerk. Door deze staten was Rinsumageest een deftig dorp. In de volle Middeleeuwen werd ten noorden van het dorp het klooster Klaarkamp gesticht: het zou tot een van de grootste kloosters van Friesland uitgroeien.

Vanaf de 17de eeuw heeft het dorp zich ontwikkeld langs de Murk, het water dat tot bij de Trynwâlden in noordelijk Tytsjerksteradiel liep. Haaks daarop een gegraven vaart met een in 1648 aangelegd trekpad naar de Dokkumer Ee. In dit zwaarwichtige dorp zetelde dan ook het grietenij- en later gemeentebestuur. De herberg die ook als rechthuis werd gebruikt, staat op de hoek van Rechthuisstraat en Van Aylvaweg en dateert vermoedelijk van omstreeks 1700. Het is een kloek, twee bouwlagen tellend pand met pilasters in de gevels.

Toen in 1881 een nieuw raadhuis in Damwoude (Murmerwoude) werd gebouwd, raakte het zijn functie voor het bestuur kwijt. Langs de vriendelijke dorpsgracht van de Murk staan nog steeds keurige dorpswoningen, waarvan enkele van het notabele type en respectabele leeftijd.

De Tjaardaweg voert vanuit de kern in westelijke richting. Daar rijst de dubbelschepige kerk met zadeldaktoren op. Het ronde koor is het oudst, van omstreeks 1100, misschien zelfs eerder. Er is in de 12de eeuw een schip met zijbeuken bijgebouwd. De zijbeuken zijn later verdwenen en de schipmuren dichtgezet. Het muurwerk vertelt dat met grote bogen. Onder het koor is in de 14de of begin 16de eeuw een crypt ingegraven en aangekleed met zeer oud materiaal: een mysterieuze ruimte. Aan het begin van de 16de eeuw is de grote zuidbeuk gebouwd. De toren verrees in 1610.

Rohel is een streekdorp van waarschijnlijk eenzelfde middeleeuwse oorsprong als de omringende dorpen, maar er is weinig meer van een dorp te ervaren. Rohel heeft dan ook een dramatische geschiedenis. Op de grietenijkaart van Schoterland in de atlas van Schotanus uit 1718 heeft Rohel nog een redelijk compacte buurt en helemaal aan de zuidzijde van de Kerkweg staat de kerk op de noordelijke oever van het Tjeukemeer.

De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788 al: ‘Rohel, of Nyega, een Dorpje gelegen ten Westen van ’t voorige Rotsterhaule, en onmiddelyk grenzende aan het Tjeuke meer, dat van tyd tot tyd een groot gedeelte der Veenige landen, hier onder behoorende, heeft ingezwolgen. Door dit Dorpje, alwaar voor deezen ten minsten eens zo veel huizen plagten te staan, gaat de gewoone rydweg uit deezen kwartieren naar de Lemmer.’

De kerk en het kerkhof met klokkenstoel zijn door de grote watervlakte van het Tjeukemeer inderdaad verzwolgen. De kleine gemeenschap is niet in staat geweest om een nieuw gebedshuis te stichten, waardoor het dorp verstoken is gebleven van een kern. Op de kaart in de Eekhoff-atlas van 1848 is het beeld van dorp en landschap totaal veranderd. Er staat in het uiterste zuiden nog het voormalige kerkhof aangegeven en ten noorden ligt een grote plas als gevolg van het vergraven van het land voor de turfwinning.

Na de Eerste Wereldoorlog is Polder Rohel gevormd en in cultuur gebracht. Na de Tweede Wereldoorlog is in het noorden een belangrijk deel van het land uitgegeven voor zeven tuinbouwbedrijven. Vandaar de ontsluitingsweg Kwekerijweg. Ten zuiden van het dorp ligt de oever van het Tjeukemeer en daar wordt in de buurt waar ooit de kerk stond met een oud draaibruggetje over de dijksloot toegang verschaft tot het natuurgebied Marswâl van Staatsbosbeheer. Er mag over de dijk worden gewandeld. Tegenwoordig staan aan het zuidoostelijke gedeelte van de Kerkweg wat boerderijen, noordelijker een buurtje van woningen en verspreid hier en daar nog enige bebouwing.

Rotstergaast is een streekdorp dat nabij veenmoeras waarschijnlijk in de Middeleeuwen is ontstaan op een uitloper van een zandrug ten noorden van de Tsjonger of Kuinder. In 1315 stonden twee kapellen in Rotstergaast, waarvan één tot kerk werd verheven. Het dorp heeft twee uit elkaar liggende buurten met enige geconcentreerde bebouwing en verder verspreide boerderijen.

In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 gemeld dat Rotstergaast of Kleine Gaast het kleinste dorp van de grietenij Schoterland is: ‘Weleer stond hier eene Kerk, die reeds voor veele jaaren is te niete geraakt: dit Dorpje ligt even ten noorden van de Kuinder, en strekt zich zeer verre uit naar dien kant met zyne hooilanden; zynde de Westelykste huizen bekend by den naam van Westergaast. Ook gaat van dit Dorpje, door de drooge Rustersloot, een rydweg naar Nieuwe Schoot.’ Op de grietenijkaart in de Schotanusatlas van 1718 stond al aangetekend dat de kerk was vervallen.

De zuidwestelijke buurt, Westergaast is nu de streek bij de Schoterweg en was toen aardig bebouwd. Terwijl in de noordoostelijke buurt, met de naam Snakkerburen die toen nog bij Rottum hoorde, verspreid enige huizen en boerderijen stonden. Een reed in noordoostelijke richting leidde naar Nieuweschoot. De Rustersloot die richting Rottum liep, stond aan het begin van de 18de eeuw al droog, maar daar is later wat aan gedaan: op de kaart in de atlas van Eekhoff is de Rotstersloot aangegeven.

In Westergaast is het kerkhof blijven bestaan en nadat de kerk was vervallen, is in 1928 toch weer een sobere hervormde kapel gebouwd. Er stond in elk geval vanaf 1722 een klokkenstoel. De huidige, met een helmdak, is in 1976 gerestaureerd.

In Snakkerburen staat de stelpboerderij Champignon uit 1871 met een deels onderkelderd voorhuis en aan de Schoterweg tussen de twee buurten aan de ene zijde Nieuw Jagtlust, een stelp van eenzelfde type uit 1870 en aan de andere zijde de kop-hals-rompboerderij Tsjongerswâl uit het midden van de jaren-1930 met expressionistische karakteristieken.

Rotsterhaule is een streekdorp dat omstreeks 1500 is ontstaan op de ontginningsas vanuit Sintjohannesga in het noordoosten. Op de vroegste kaart die Rotsterhaule in beeld brengt, de kaart van Schotanus uit 1718, is het dorp een streek van wat huizen en boerderijen met enig bouwland en verder veenlanden in het noorden en hooilanden in het zuiden.

Het dorp heeft geen kerk. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 niet zoveel over het dorp gemeld: ‘Rotsterhaule, dus genaamd om ’t zelve te onderscheiden van Ousterhaule in Doniawerstal, ligt in ’t Noorden van St. Johannisga, tusschen ’t zelve en Rohel, en in eene volkomen gelyke ligging, ten opzigte der Bouw- en Veenlanden.’ Vanaf het midden van de 18de eeuw gingen de Gietersen bij Oudehaske en spoedig ook bij Sintjohannesga en Rotsterhaule laagveen uitbaggeren om het tot turf te bewerken. Op de grietenijkaart van Schoterland in de atlas van Eekhoff is te zien dat er ten gevolge van de grootschalige verveningen nogal wat is veranderd in Rotsterhaule en zijn dorpsgebied.

De bebouwing langs de Streek is aanzienlijk dichter geworden, maar de omgeving een stuk leger. De noordoostelijke helft van de dorpsstreek wordt geflankeerd door uitgestrekte veenplassen. Vanaf het einde van de 19de eeuw raakte de streek ingepolderd en is de bebouwing van de streek verder verdicht. De landerijen aan weerszijden van de Streek liggen merkbaar laag: de meeste erven zijn opgehoogd, maar sommige woningen liggen opvallend diep. Er staat nogal wat kenmerkende bebouwing uit de jaren twintig en dertig. Aan de zuidelijke flank van het dorp liggen enkele flinke stelpboerderijen.

Grote bakkers hebben, net als in het buurdorp Sintjohannesga, hun sporen nagelaten, want roggebrood en koek werden exportproducten van deze streek. Aan de Hoge Dijk in het zuiden, de verbindingsweg tussen Heerenveen en Lemmer, is een agrarische streek gegroeid. Verder naar het zuiden aan het Tjeukemeer ligt de buurschap Vierhuis. Enkele honderden meters ten noorden van de Broeresloot staat het gemaal ‘Fjouwerhûs’, een kenmerkend gebouw uit de jaren dertig.

Rottum is een oud streekdorp dat in de Middeleeuwen langs de Binnendyk als ontginningsbasis is ontstaan. Op de vroegste grietenijkaart van Schoterland (Schotanus, 1718) is de agrarische streek van Rottum met vrijwel uitsluitend bebouwing aan de noordzijde van de Binnendyk weergegeven. In het midden van de streek stond de kerk. Ten noorden van de streek lagen veenlanden, ten zuiden en oosten hooilanden.

De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788: ‘Rottum, weleer Rotna genaamd, is thans een klein Dorp, alwaar veele huizen zyn afgebroken, … loopende tot aan Haskerlands grenzen: weleer hield men hier den Landsdag der Zevenwouden. Uit dit Dorp kan men, langs drie verschillende wegen, ryden naar Oudeschoot, Lemsterland, Donjewerstal en Haskerland: ook loopt van hier eene vaart in de Overspitting, die van de Jouwer naar ’t Heerenveen gaat, benevens eene andere, die in het Tjeukemeer valt, om nu niet te spreeken van de Rotstersloot, die voor deezen van hier naar de Kuinder liep, doch thans is opgedroogd.’ Wellicht had het dorp dankzij de goede ontsluitingen over water ooit een centrale positie. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog was het nog zo belangrijk en strategisch van ligging dat er een schans werd opgeworpen.

De kerk is in 1791 afgebroken. Die zal torenloos zijn geweest, want er stond in elk geval in 1732 al een klokkenstoel. Op het iets verhoogde kerkhof staat nu een uit de jaren dertig daterende goed onderhouden, betonnen klokkenstoel met een luidklok die waarschijnlijk in 1443 door Johan van Bomen is gegoten.

De Binnendyk is een belangrijke verkeersweg tussen Heerenveen en Lemmer geworden en het dorp lijkt tegenwoordig te bestaan uit enkele buurten. Aan de agrarische streek tussen Rottum en Heerenveen staan enkele fraaie boerderijen, een kop-hals-romp uit 1914 en de stelp ‘Geertje Hoeve’ uit omstreeks 1930. Het oostelijke gedeelte van de dorpskern kreeg nabij de Molenlaan de belangrijkste dorpsuitbreiding. Ook westelijk bij de Badweg is enige naoorlogse nieuwbouw gerealiseerd. De oude Binnenweg en de Oude Postweg vormen oudere streken.

Hoewel het streekdorp Ruigahuizen ten zuidwesten van Balk het karakter van een buurschap heeft, wordt het vanouds aangemerkt als een zelfstandig dorp. Aan de Coenderssingel, de Rûchhústerwei en vooral de Jan Jurjenssingel staat verspreid kleinschalige bebouwing van huizen en boerderijtjes. Het dorp schijnt langgeleden een kerk aan de Balkster kant te hebben gehad, maar daar is geen spoor meer van over.

Tegen de zuidelijke rand van de Star Numanbosschen ligt de begraafplaats waarop een klokkenstoel staat met een in 1746 door Cyprianus Crans gegoten klok, wat wel op een dorps verleden wijst. In het laatste kwart van de 17de eeuw hebben zich hier uit Frankrijk gevluchte Hugenoten gevestigd, van wie nog een paar huizen resteren. Achter Rûchhústerwei nummer 16 staat een grote Amerikaanse windmotor van ca. 1920. Tegenover de noordoostelijke zoom van de Star Numanbosschen is de compacte verkaveling aan de Jan Jurjenssingel bijna dorps met onder meer arbeidershuisjes uit het begin van de 20ste eeuw. Ten zuiden van de uitgestrekte Star Numanbosschen ligt het bosgebied van de Bremer Wildernis en daarachter de buurt Nieuw Amerika.

Achter de Coenderssingel is een verrassing te vinden. Daar staat achter een oprijlaan De Mottekamp, oorspronkelijk een jachthuis of buiten bij een boerenschuur van omstreeks 1880 waar de herkomst nog niet helder van is. Het wit gepleisterde buiten is in een mengstijl gebouwd waarbij het neoclassicisme domineert. Het bestaat uit een hoge middenbouw en lage vleugels. Het brede middengedeelte is tot twee bouwlagen als trapeziumvormige erker uitgebouwd. Daarin staan aan de voorzijde gepaarde vensters, gescheiden door charmante zuiltjes en krulornamenten in de zwikken en in de scheve zijkanten smalle, getoogd gesloten vensters. De middenpartij wordt bekroond door een dichte attiek met in- en uitzwenkende contour. De vleugels worden op de buitenhoeken en nabij de erker geflankeerd door brede pilasters met lijstkapitelen die geen fries of kroonlijst dragen, maar waar een horizontaal veld op volgt met muurankers in dubbele palmet-vorm.

Ryptsjerk is een streekdorp dat mogelijk al in de Middeleeuwen is ontstaan en dat in de 16de eeuw een impuls kreeg toen stadhouder George Schenk van Toutenburg ten zuidwesten van de streek een buiten stichtte. Het dorp kwam nabij de in 1528/’31 aangelegde weg van Leeuwarden naar dit Toutenburg te liggen. Op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 is Ryptsjerk net als die van de Trynwâlden een dorp met vrij losse bebouwing langs een paar door bomen omzoomde wegen en paden. Zuidelijk liggen Toutenburg en Hanenburg aan de weg die naar Tytsjerk en Suwâld leidt. Over water is het dorp naar het westen en oosten ontsloten.

In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1786 van Ryptsjerk gemeld: ‘Dit dorp is door menigvuldig geboomte zeer vermaakelyk, ook water- en vischryk, waarom ’t ook veel door watervogelen bezocht wordt, die hier in menigte, door middel van verscheiden kooien, gevangen worden. … In ’t Zuiden aan de Zwarteweg heeft men verscheiden fraaie buitenplaatsen, wier oudste is Toutenburg, alhier aan den rydweg naar Tietjerk. … Het grootste gedeelte van de Zwarteweg … behoort onder dit dorp.’ De Zwarteweg werd in 1830 verbeterd en verlengd tot rijksstraatweg van Leeuwarden naar Groningen.

In de kerkbuurt staat de in 1757 gebouwde kerk, een zaalkerk met een driezijdige sluiting en een ingebouwde toren met een ingesnoerde spits. Van het meubilair dateren de preekstoel met doophek en vier herenbanken uit het tweede kwart van de 17de eeuw. Bij de kerk staat een boerderij die met een dwarsgeplaatst voorhuis met uitgebouwde halsgevel verwijst naar de 18de eeuw, maar het resultaat is van hergebruik in 1878.

Het buiten Vijversburg uit ongeveer 1725 is in 1844 in opdracht van dr. Nicolaas Ypeij verbouwd. Het is geheel gepleisterd en vertoont neoclassicistische details. In het laatste jaar is het park naar ontwerp van Lucas Roodbaard in landschapsstijl herschapen. Aan de Zwarteweg staat het tuinhuis met een omlopend balkon. De Stichting Op Toutenburg is een bejaardencomplex in neorenaissancestijl naar ontwerp van H.H. Kramer.

Sandfirden is een klein terpdorp dat in de Middeleeuwen is ontstaan temidden van een merengebied in het zuidwesten van de grietenij. Op de vroegste kaart van de grietenij in de atlas van Schotanus uit 1716 staat de kerk van ‘Zandvoord’ met één huis aan Het Hop, een ronde uitloper van de Ringwiel. Ten westen van deze kom staat één, en verder op het schiereiland naar de Vlakke Brekken ligt nog een viertal boerderijen. Ten noorden van de Oudegaster Brekken ligt tussen een paar poelen de Sandvoorder Rijp die bij het dorp hoorden.

In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 gemeld: ‘Zandfirde, of Zandvoord, ook een klein waterachtig dorp … in ’t Noorden aan de Ringwiel. In ’t Oosten heeft men een Watertje, dat den naam draagt van Gouden poel, en in ’t Westen een groot doch ondiep water, de Vlakke Brekken genaamd. In ’t Noorden van hier, over de Oudegaster Brekken, aan de poelen, op de scheidinge van Wonzeradeel, ligt het buurtje, Zandvoorder Ryp.’ De verspreide bebouwing was uitsluitend over water ontsloten. Op de kaart in de atlas van Eekhoff blijkt de bebouwing in de dorpskom toegenomen en deze is met een landweg over De Band met Oudega verbonden. Ook in de Sandfirder Rijp zijn meer boerderijen gekomen.

Het dorp bestaat uit een kerk, enkele groepjes huizen en een paar verspreid liggende flinke stelpboerderijen aan de weg die naar de Vlakke Brekken leidt. Om de kerk staat een drietal woningen, daterend uit het einde van de 19de eeuw en intussen deels verbouwd. Hiertussen rijst de kerk op. Het kerkhof wordt omzoomd door een beukenhaag met linden. De eenvoudige zaalkerk is gebouwd van warm roodbruine steen. Blijkens de ankers in de gesloten westgevel is de kerk gebouwd in 1732. De gevels van het schip zijn geleed met lisenen. De zuidgevel is geopend met rondboogvensters. Ook de ingangspartij is rond gesloten. De houten geveltoren heeft een ingesnoerde met zink gedekte spits. Het interieur bezit een preekstoel uit het midden van de 17de eeuw en een orgel.

Schalsum ligt ten oosten van Franeker en vormde met Boer, Ried, Peins en Zweins de zogenoemde Franeker Vijfga: noordelijke dorpen van de kleine plattelandsgrietenij Franekeradeel. Het lijkt een streekdorp langs de rijweg naar Menaldumadeel, maar het is wel degelijk een terpdorp. Vanaf de bebouwingsstreek van huizen en boerderijen die vooral ten noorden van de rijweg ligt, loopt de Kerkstraat naar de terp. Daar staan ook nog een paar huisjes, maar de middelmatig hoge terp is vooral podium voor de kerk en haar kerkhof.

Voor aan de weg, op de hoek, staat de forse (voormalige) pastorie, een eclectisch bouwwerk uit de jaren zeventig of tachtig van de 19de eeuw. Het bouwwerk rijst in twee hoge bouwlagen op, de wanden zijn geblokt gestukadoord, alsof de woning van grote blokken natuursteen is gebouwd. De middenpartij heeft een dubbele deur in een portiek met een balkon erboven. De vensters zijn in pleister omlijst met fraaie sluitingskuiven in het midden.

De kerk is gebouwd aan het einde van de 12de of begin 13de eeuw. Zij toont zich aan de zuidelijke gevel op z’n oudst: een historisch tapijt. Er zitten grote spitsboogvensters in, maar er zijn ook sporen van kleine rondboogvensters. Tegen de muur staan enkele steunberen en er zijn sporen van een rondbogige ingang. De muur vertoont gemêleerd moppenmateriaal: geel en appelbloesem. De noordmuur is vernieuwd van kleine geeltjes waarin een paar grote vensters staan. Het koor is halfrond gesloten, maar boven de vensters lijkt het over te gaan in een 5/8 systeem. De kap is gedekt met blauw geglazuurde Lucas IJsbrandpannen. In het interieur dateert de eiken preekstoel met gesneden panelen uit 1711 en het orgel is uit het begin van de 19de eeuw. De toren heeft een 19de-eeuws voorkomen doordat hij toen aan drie zijden is beklampt. In de 18de eeuw was de toren nog begroeid met klimop. Die is vanwege het daarin huizende schadelijke gevogelte gerooid, maar lange tijd heeft het zegje nog geklonken: ‘To Skalsum, yn ’e klimmerbeam’.

Scharl is bijna niets, een dorpje van een paar huisjes en boerderijen rond een met flinke bomen omzoomd kerkhof waar geen kerk (meer) op staat maar een klokkenstoel. De klok is in 1597 gegoten door Hendrik Wegewaert uit Kampen.

Aan de zool van de keileemrug waarvan het Rode Klif tot op een hoogte van negen meter en met een lengte van 200 meter is opgestuwd, lijkt het alsof dit dorp in een groene vallei is neergevlijd. Deze vallei gaat na een betrekkelijk lage dijk over in de volstrekt lege en anderhalve meter diepe Zuiderpolder van Stavoren. Aan de zuidelijke oever van de Staverse Zuidermeerpolder moet het voor de droogmaking (kort na 1620) helemaal indrukwekkend zijn geweest: de hoge gaasten die heel snel overgaan in een flinke watervlakte.

Aan de kust was het Rode Klif tot eind 19de eeuw inderdaad rood dankzij de rode keileem. Toen is de steile zeezijde tot een met graszoden bedekte glooiing gemaakt. In 1952 is op het klif een monument van veldkeien opgericht, nadat er sinds 1945 jaarlijks de Slag van Warns wordt herdacht, waarbij in 1345 de Hollandse graaf Willem IV met zijn troepen door de Friezen werd verslagen.

De buurschap Laaxum bestaat uit een paar vissershuisjes en een boerderij. De dijk bepaalt de sfeer sterk, maar Laaxum is vooral bekend als kleinste haven aan de voormalige Zuiderzee. De buurt had al in de 18de eeuw enige vermaardheid vanwege de goede kwaliteit bot die door de vissers werd binnengehaald.

De haven is een cultuur-historisch monument: er hangt nog de oorspronkelijke sfeer van de Zuiderzeevisserij. De haven werd in 1912 aangelegd als vluchtplek voor de plaatselijke vissers. Later ging de beroepsvisserij door de aanleg van de Afsluitdijk bijna geheel verloren. De haven raakte in verval. In 1998 kreeg het complex haar oude glorie terug. Het historische karakter van de haven wordt benadrukt door de handgebakken klinkertjes op de pier en de teruggeplaatste oude pekeltonnen. In de tonnen werden vroeger de visnetten geconserveerd.

Scharnegoutum is aan de oostelijke rand van de voormalige Middelzee een terpdorp waarvan het profiel duidelijk is te merken. Maar de terp ligt bezijden de doorgaande weg die naar de brug over de Zwette, de trekvaart tussen Sneek en Leeuwarden, loopt. De terpvoet is te herkennen aan de oplopende tuin van de klassieke pastorie. Er zijn terpvondsten uit de 4de en 7de eeuw. Tijdens de bedijking van de Middelzee is de terp opgenomen in het dijkcomplex.

Het dorp heeft geprofiteerd van de ligging aan de trekvaart en de rijweg tussen Leeuwarden en Sneek. Daar stonden aanvankelijk de huizen en werkplaatsen: rond de kerkterp was het anderhalve eeuw geleden nog vrij leeg. Aan de trekvaart en rijweg zijn oude buurtjes te vinden. Bij de brug staat aan de kant van de dijk de vroeger drukbeklante herberg. Op de andere oever van de Zwette staat de vroegere zuivelfabriek, nu met een andere bedrijfsbestemming.

Op het kruispunt in het dorp is in 1884 een kerk door de afgescheidenen gesticht, geen wonder van architectuur. De hervormde kerk van 1861 is dat evenmin, maar de mengstijl is er met plezierige verhoudingen en zelfs met enige grandeur toegepast. Het gebouw op de hoge, door hagen en bomen omzoomde terp is ontworpen door de Sneker architect Miense Molenaar. Zij heeft grote rondboogvensters in het grijsbruine muurwerk dat door lisenen is geleed. De toren bezit een zware onderste geleding die ook toegangsportaal is. Daarop volgen nog twee geledingen en een spits. Ten noorden van de kerk staat het verenigingsgebouw Elim in een aardige Amsterdamse School-trant.

Na de oorlog heeft de eerste dorpsuitbreiding aan de zuidwestelijke zijde met voornamelijk volkswoningbouw plaatsgevonden, later is aan de noordzijde een fikse uitbreiding gekomen. Aan de andere kant van de spoorlijn ligt een nieuw bedrijventerrein. Ten noordoosten van Scharnegoutum is in 1233 vanuit Bloemkamp bij Hartwert het vrouwenklooster Aula Dei of Nijeklooster op een hoge terp gesticht. Nu staan er een paar boerderijen en huizen.


0 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 | 20 | 21 | 22 | 23 | 24 | 25 | 26 | 27 | 28 | 29 | 30 | 31 | 32 | 33 | 34 | 35 | 36 | 37 | 38 | 39 | 40 | 41 | 42 | 43 | 44 | 45 | 46 | 47 | 48 | 49 | 50 | 51 | 52 | 53 | 54 | 55 | 56 | 57 | 58 | 59 | 60 | 61 | 62 | 63 | 64 | 65 | 66 | 67 | 68 | 69 | 70 | 71 | 72 | 73 | 74 | 75 | 76 | 77 | 78 | 79 | 80 | 81 | 82 | 83 | 84 | 85 | 86 | 87 | 88 | 89 | 90 | 91 | 92 | 93 | 94 | 95 | 96 | 97 | 98 | 99 | 100 | 101 | 102 | 103 | 104 | 105 | 106 | 107 | 108 | 109 | 110 | 111 | 112 | 113 | 114 | 115 | 116 | 117 | 118 | 119 | 120 | 121 | 122 | 123 | 124 | 125 | 126 | 127 | 128 | 129 | 130 | 131 | 132 | 133 | 134 | 135 | 136 | 137 | 138 | 139 | 140 | 141 | 142 | 143 | 144 | 145 | 146 | 147 | 148 | 149 | 150 | 151 | 152 | 153 | 154 | 155 | 156 | 157 | 158 | 159 | 160 | 161 | 162 | 163 | 164 | 165 | 166 | 167 | 168 | 169 | 170 | 171 | 172 | 173 | 174 | 175 | 176 | 177 | 178 | 179 | 180 | 181 | 182 | 183 | 184 | 185 | 186 | 187 | 188 | 189 | 190 | 191 | 192 | 193 | 194 | 195 | 196 | 197 | 198 | 199 | 200 | 201 | 202 | 203 | 204 | 205 | 206 | 207 | 208 | 209 | 210 | 211 | 212 | 213 | 214 | 215 | 216 | 217 | 218 | 219 | 220 | 221 | 222 | 223 | 224 | 225 | 226 | 227 | 228 | 229 | 230 | 231 | 232 | 233 | 234 | 235 | 236 | 237 | 238 | 239 | 240 | 241 | 242 | 243 | 244 | 245 | 246 | 247 | 248 | 249 | 250 | 251 | 252 | 253 | 254 | 255 | 256 | 257 | 258 | 259 | 260 | 261 | 262 | 263 | 264 | 265 | 266 | 267 | 268 | 269 | 270 | 271 | 272 | 273 | 274 | 275 | 276 | 277 | 278 | 279 | 280 | 281 | 282 | 283 | 284 | 285 | 286 | 287 | 288 | 289 | 290 | 291 | 292 | 293 | 294 | 295 | 296 |
Nieuwe encyclopedie van Fryslân voor slechts € 29,90 incl. verzenden!

Bijna 8 kilogram aan kennis over Friesland! Wees er snel bij want op is op.

De Nieuwe Encyclopedie van Fryslân is een onmisbare aanvulling in de boekenkast voor iedereen die gek is van Fryslân en meer wil weten van deze provincie. Op 15 september 2016 verscheen de vierdelige encyclopedie die rond de 3000 pagina’s telt, 11.000 trefwoorden bevat en ruim 8 kilo weegt. De encyclopedie staat bomvol actuele kennis over Fryslân en is een echte pageturner geworden.

Voor al diegenen die dit standaardwerk over Fryslân altijd al hadden willen hebben! Nu voor een wel heel speciaal prijsje! Maar let op! Op = Op!