Unfortunately, at the moment we can provide only parts of this website in the English language. For those parts of the website that not yet have been translated we recommend use of the Google Translate option next to the title of the item.


Villages

Villages

In Fryslân you will find over 400 villages, some very small and some relatively large in size. Drachten without any doubt being the largest and Leons probably the smallest with its church, residence and five farmhouses.

All villages have their own interesting story and history to tell. Below we highlight all 400+ villages for you. To find a specific village, click on the corresponding initial letter of the village name. You can also find a village via the 'complete list of Villages and cities'.

Kies de beginletter


Baaium is een terpdorp dat geen compacte bebouwing kent, maar buurtjes en boerderijen die om de kleine kern met kerk in het landschap lijken te zijn gestrooid. Aan de doorgaande weg van Winsum naar Dronrijp staat enige losse bebouwing. Ten noorden van de kerk is een buurtje gevormd, maar de meest samenhangende hoek is aan een pad aan de westzijde gevormd, tegenover een groot boerenbedrijf. De huizen hebben daar de Baijumer Opvaart naar de Franekervaart in de rug.

Bij de kruising van de weg en de dwarspaden staat de opmerkelijke dorpskerk. Zij is uit een ruime beurs betaald en daardoor een goed voorbeeld van de overdadige mengstijl geworden. De toren is in 1865 naar tekeningen van B.J. Sitenga gebouwd en de kerk is in 1876 gerealiseerd naar ontwerp van S. van der Veen. De toren en kerk vertonen romaanse trekken, vooral de rondboogfriesjes wijzen daar op. De ingangspartij laat classicistische motieven zien. Het stucwerk van het interieur door J.D. Fast, biedt een stijlenfeest: allerlei is er tot een merkwaardige, niettemin indrukwekkende eenheid gebracht. Het volgende vers is in de 17de eeuw in een van de zijden van de doopvont van Baaium gehakt:

"Dit is Baiommer vondt / Die vergeeten lagh in de grondt / Is 1668 Wederom op gerecht / om dat daer veel van wert gesecht / Godt wil ons land en dorp bevrien / Voor bij Geloof en Afgoderien."

De grote vierkante vont is van roze Bremer zandsteen. De andere zijden bezitten gotische traceringen naar 15de-eeuws model. Het verhaal gaat dat zij uit de 12de of 13de eeuw zou dateren. De omvang heeft het spreekwoord ‘Sa grut as de Baeijumer fonte’ doen ontstaan.

Even buiten het dorp, net in de grietenij Baarderadeel, heeft een vrouwenklooster gestaan, in 1186 vanuit Klooster Lidlum gesticht. Het werd Sint-Michaëlsberg genoemd, maar kwam vaker voor als Monnike-Baijum. Na de Hervorming is het in 1580 opgeheven. Nu staat er op het kloosterterrein ten noorden van Winsum de boerderij Mountsjebaayum.

Het terpdorp Baard is het voormalige bestuurscentrum van de grietenij Baarderadeel en heeft de naam gegeven. Het is eeuwenlang beheerst door het adellijke geslacht Dekema dat hier zijn stins bezat. Nu herinnert de Dekemawei nog aan de familie. Het dorp was goed ontsloten door de belangrijke Bolswardertrekvaart en kreeg in 1830 een ontsluiting over de weg van Franeker naar het achterland van Jorwert en omgeving.

Op de hoek bij de brug, de enige beweegbare in de lange Bolswardervaart, is in 1877 een nieuwe herberg gebouwd naar ontwerp van T. Spoelstra uit Tzummarum. In de dorpsstraat volgen aan beide zijden compact gebouwde, eenvoudige, meest gestucte rentenierswoningen. Soms met neoclassicistische kenmerken. Ze staan niet echt in een rooilijn; aan de noordoostzijde van de kerk staan ze ook. Op de hoek van de weg naar Easterlittens staat een forse kop-hals-rompboerderij met sierlijk metselwerk uit omstreeks 1890. De boerderij kijkt uit op het open veld in de dorpskern waar een vrij nieuwe, passende basisschool staat.
Achter de kerk loopt een buurt met deels oude bebouwing – de kleine, niet meer als zodanig gebruikte vermaning hoort daarbij – en wat naoorlogse volkshuisvesting. Deze bebouwingsstrook vormt aan de noordzijde van het dorp een gesloten front aan de hier gelegen opvaart, de dorpshaven. Verder is aan weerszijden van de Fâldenserweg richting Jorwert, gemengde bebouwing ontstaan.

De in 1876 gebouwde kerk staat aan de dorpsstraat op een ruim, hoog en door een muurtje met ijzeren hek en jonge leilinden beschermd kerkhof. Het gebouw heeft ongeleed bruin muurwerk met rondboogvensters. Er is een driezijdig gesloten koor met pilasters. De goten worden gedragen door kleine consoles en op het dak liggen blauw geglazuurde Friese gegolfde pannen. In de toren zit boven de ingang een spitsbogig venster met een dubbelbolle omlijsting van pleister. De drie torengeledingen zijn met friezen versierd. Er zijn spitsbogige galmgaten, acanthusconsoles onder de kroonlijst en een ingesnoerde achtzijdige spits met leien. Inwendig bezit de kerk een aardig orgeltje en een decoratieve kraak met opengewerkt hek.

Bakhuizen is een komdorp aan de voet van een keileemrug die even ten oosten van het dorp tot meer dan 11 meter hoog is. Bakhuizen is omstreeks 1200 ontstaan als buurt die oorspronkelijk bij het zuidoostelijk gelegen Mirns behoorde. Na de Hervorming bleef het een katholieke enclave en maakte zich in de loop van de 18de eeuw los van Mirns.

Het was aanvankelijk een streekdorp langs doorgaande wegen als de Sint-Odulphusstraat en de Teeuwis de Boerstraat. Maar het is sinds het midden van de 19de eeuw in zuidelijke richting uitgebreid tot komdorp met vrij losse bebouwing en een open kern, waar ook het kerkhof ligt.

Er heeft met nieuwbouw verdichting plaatsgevonden. Langs de genoemde straten staat een aantal fraaie middengangswoningen uit het einde van de 19de eeuw maar ook burgerhuizen uit de tussenoorlogse jaren. In de Sint- Odulphusstraat staan een aardig café en een winkel.

Na de oorlog zijn met traditionalistische volkshuisvesting de ruimten in de wanden van de Teeuwis de Boerstraat gesloten en onlangs kwam daar een passende brandweerpost bij, waardoor deze belangrijke straat een evenwichtig beeld oplevert. Spoedig hierna kreeg de dorpsentree vanuit het oosten gestalte met bebouwing aan de Rysterdyk. Ten noorden van de kerk werden even later de bebouwingswanden om het Plantsoen gevormd. Er is ten zuiden van de Bakwei een heel nieuw wijkje ontstaan.

In het noordwesten staat de rooms-katholieke Sint-Odulphuskerk, gebouwd in 1913/’14 naar ontwerp van architect Wolter te Riele ter vervanging van een kerkje uit 1857. De kerk is een pseudobasiliek in neogotische stijl met een driezijdig gesloten koor en een toren met een ingesnoerde spits. Het schip heeft netgewelven, de zijbeuken kruisgewelven. Het meubilair is afkomstig uit het atelier van F.W. Mengelberg. Het orgel is van de gebroeders Adema. De gebrandschilderde ramen zijn in 1914 vervaardigd door F. Nicolas en de muur- en gewelfschilderingen (1935/’41) zijn van Johannes Ydema. In de Nagelhoutstraat is in 1938 het vrouwenklooster Mariahof gebouwd. In 1987 werd het verbouwd tot 19 appartementen.

Bakkeveen is een streekdorp dat in de late Middeleeuwen als dorp met een brinkachtige ruimte is ontstaan bij de kloosteruithof Mariënhof. Deze uithof is er in de 13de eeuw vanuit het grote klooster Mariëngaarde gevestigd. Het klooster had brandstof nodig dat hier uit de venen kon worden gewonnen. Oudere sporen bewijzen dat Bakkeveen al in de steentijd op een belangrijke route lag.

In de tweede helft van de 17de eeuw werd de Bakkeveensevaart gegraven en begon een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van de streek: de veengraverijen van de Drachtster Compagnie. In de jaren rondom 1660 werd Bakkeveen bereikt en in 1685 was de vaart voltooid en kwam er op de kruising van de weg en de vaart een verlaat. Aan weerszijden vestigden zich op de venen en de heide arbeiders en wat neringdoenden, maar van een echte nederzetting was nog geen sprake. Tjaerd van Aylva liet in 1732 voor Bakkeveen een achtzijdige centraalbouwkerk ontwerpen. Er schijnt zelfs een model van te zijn geweest, maar het kwam niet tot de bouw. Wel kreeg deze grietman en eigenaar van veel venen het voor elkaar dat de verspreide bebouwing na 1732 naar de vaart werd verplaatst.

Nadat de gronden waren afgeveend, werden de landerijen in stroken van ongeveer 400 meter diepte aan weerszijden van de Bakkeveensevaart in cultuur gebracht. De gebieden die verder van de vaart verwijderd lagen veranderden weer in heide. Langs de vaart staan nog enkele 18de-eeuwse ontginningsboerderijen met een voorhuis, dat van een krimp overgaat in een schuur met doorschietende dakschilden, zoals Weverswal 13 uit 1753 en Foarwurk Wei 5 uit 1784. Verder het omstreeks 1900 verbouwde Boszicht, Weverswal 32, dat waarschijnlijk ook een 18de-eeuwse kern heeft.

In 1788 meldde de Tegenwoordige Staat van Friesland bij het dorp Siegerswoude: ‘Behalven de bouwlanden, behooren onder dit Dorp zeer uitgestrekte Veenen …. Onder anderen behoort hier toe de buurt Bakkaveen, geheel op de Heide, in ’t Zuidoosten des Dorps, en door dezelve loopt eene vaart met verscheiden Verlaaten en Zydwyken naar de Zuidelyke Veenen, in welke de turfgravery van tyd tot tyd toeneemt. … In later tyd hebben deeze Veenen, eerst aan de familie van Aylva, en daarna aan die van Burmania toebehoord; doch voor enige jaaren zyn zy, door koop, in eigendom gekomen aan eenige Friesche en Groninger Heeren, die dezelve in Maatschappy bezitten, en hier omstreeks jaarlyks eene groote menigte turf doen graaven.’

Tjaerd van Aylva heeft Bakkeveen gestalte willen geven en is aan het begin van de 18de eeuw waarschijnlijk ook de bouwheer van het Blauwhuis dat tot 1837 aan de Foarwurker Wei heeft gestaan. Van daaruit is het gebied eerst door de Aylva’s en vanaf het midden van de eeuw door de Burmania’s geëxploiteerd en bestuurd. Zij begonnen met de aanplant van bossen en de Burmania’s hebben er ook een ‘speelschans’ gelegd om de krijgskunst te oefenen. Sporen ervan bij de Beakendyk gaven onlangs aanleiding tot reconstructie.

Achter het Blauwhuis stond de Slotpleats, waarvan in 1818 de eerste steen werd gelegd en die tot de verbouwing in 1922 als zodanig in gebruik bleef. Toen werd de boerderij voor het echtpaar Van der Goes-Van Harinxma thoe Slooten verbouwd tot landhuis, dat sinds 1986 een horecafunctie heeft en thans met de omliggende gebieden bij Natuurmonumenten in eigendom is. Het koetshuis huisvest de VVV en het archeologische steunpunt.

In 1856 kreeg Bakkeveen op de Tsjerkewâl een eigen hervormde kerk, een eenvoudige zaalkerk met een houten dakruiter met spits op de voorgevel. Even verder staat de uit de 19de eeuw daterende houten schaapskooi, de enige in Friesland.

Bakkeveen kreeg omstreeks 1910 pas de status van zelfstandig dorp. Het stond toen aan de vooravond van een nieuwe ontwikkeling. De gevarieerde bos- en heidegebieden in de omgeving werden ontdekt voor recreatie en toerisme. Toch is daarna in het centrum het karakteristieke verlaat met brug nog vervangen door een dam. Na de oorlog is het dorp aan de noordoostelijke zijde sterk uitgebreid.

Balk

Balk is a small and charming village located in the south-west of Friesland in the municipality of Gaasterland. It is an inviting village close to the lake Slotermeer, which makes water sportsmen’s hearts leap for joy. Not only water sportsmen, but also sun and see lovers get their money worth on the close located beach. If you then follow the stream Luts rising from the Slotermeer, you end up in the heart of Balk. Here the 3800 inhabitants will warm-heartedly welcome you and invite you to have a look in one of the many diverse shops, to enjoy a coffee next to the canal or have a typical Dutch meal in one of the unique Frisian restaurants. Besides the culinary highlights, you can also enjoy the eye catching historical buildings such as the reformed church built in 1728 or the Roman-catholic church from the 18th century. Additionally, you can experience the imposing town hall built in the renaissance embellished with lion statues and a big clock tower on top. Oppositely located, you can find the monumentally protected post office constructed in 1878.

If you want to stay overnight, Balk provides a three star hotel called Teernstra, but nature lovers have the opportunity to sleep under the open sky at the campsite Marswal close to the Slotermeer. Moreover, the village offers a pension situated at the canal and many B&Bs placed within Balk.

In regard to activities, the endearing village has a variety to offer: You can rent bicycles to fiets around the village or in the nearby forest. Apart from this, you also have the possibility to rent boats and paddle on the canal Luts to the lake Slotermeer. Furthermore, there is the opportunity to sail on the lake and to have a refreshing swim in the just 1,20m deep water.

In winter, Balk is part of one immense event taking place in Friesland: The Elfstedentocht. Up to 17000 ice-skaters follow this tour which leads through the eleven historical cities of Friesland and of course Balk. Attracting approximately 1,5 million visitors this event should not be missed.

Therefore, this charismatic and pleasant village has a variety of activities and accommodations to offer which will satisfy all and sundry but especially seniors, families and nature lovers!

For further information call: 0513 – 415378 or 0519 – 220739 or else visit the website http://www.frieslandwonderland.nl

Ballum is een esdorp dat in de volle Middeleeuwen is ontstaan. In de eerste helft van de 15de eeuw is de Jelmerastate er gesticht, in de 16de eeuw uitgebouwd tot de representatieve residentie van de Heren van Ameland, de Cammingha’s. Het stond tot 1829 op een duin ten westen van de begraafplaats, ongeveer op de plaats waar nu het gemeentehuis uit 1972, uitgebreid in 1998, staat. Het was een gebouw van twee vleugels met een hoge belvedèretoren en twee poorttoegangen die met fraai renaissancebeeldhouwwerk waren omvat. Slechts één spoor rest: de enorme, door Vincent Lucas excellent gehouwen grafsteen waarop Wytso van Cammingha (†1552) in wapenrusting in reliëf is geportretteerd. Thans ligt de steen op de vloer van het lijkenhuis; vroeger waarschijnlijk in de slotkapel. De Camminghastraat voert naar het noorden: een brede, door hoge bomen en brede grasstroken omzoomde weg. Na de eenvoudige zaalkerk van de doopsgezinden opent de ruimte zich bij de driesprong naar de Gerrit Kosterweg tot een brinkachtig gebied. Daar staat eerst nog oude bebouwing en vervolgens sluiten straten van de dorpsuitbreiding daarbij aan.

De Camminghastraat sluit zijn perspectief door de dorpstoren die los op de graszoom staat. De ankers geven het jaartal 1755 aan. Hij is toen gebouwd ter vervanging van een klokkenstoel en in 1870 nog eens met twee en een halve meter verhoogd. De keurig in de rooilijn geplaatste zaalkerk uit 1832 van de hervormden past met haar ingetogen karakter in het dorpsbeeld. Dit in tegenstelling tot het interieur, waar een van de fraaiste renaissance preekmeubelen van Friesland is te vinden. De preekstoel is in 1604 met nissen voorzien van schelpmotieven, bloemstukken en evangelieboeken gesneden door Claes Jelles voor de kerk van Harlingen, maar toen die werd vernieuwd, is het meubel in 1771 aangekocht. De bebouwing heeft verder vooral een agrarisch karakter met kleine boerderijen en kenmerkende Amelander huizen met vlechtingen in de geveltoppen, tandlijstjes en friezen en andere sier. Ze vormen gezamenlijk een beeld dat, ondanks de druk van het toerisme, redelijk gaaf is gebleven.

Bantega is een jong streekdorp, dat omstreeks 1900 in de uitgestrekte verveende en in cultuur gebrachte gebieden ten zuiden van Oosterzee en Echten is ontstaan. Na de oorlog kreeg het de dorpsstatus. Het kreeg de naam van een omstreeks 1700 verdwenen dorp dat veel zuidwestelijker was gelegen.

Het belangrijkste gedeelte van dit jonge streekdorp is winkelhaakvormig. Daar zijn de kerken en scholen gekomen, en na de oorlog ook nogal wat arbeiderswoningen. Ten oosten strekt zich de buurt Bandsloot uit tot aan de Schoteruiterdijken, een lage polderstrook die ooit bij de gemeente Schoterland (het latere Heerenveen) hoorde. Ten noorden van de kern liggen een paar buurten langs dwarswegen van de hoofdroute: de Landmansweg en de Commissiepolle, een buurt bij het vaartje bij de Uitgangen en vooral de Otterweg die beschouwd kan worden als een aparte buurschap.

Ten zuiden van het dorp liggen uitgeveende en tot grasland gecultiveerde landerijen waarin de restanten van ‘Het Huis te Velde’ zijn te vinden. Een uitgestrekt rechthoekig landgoed waar de Middenweg doorheen loopt. Daar staan weer in het midden twee boerderijen recht tegenover elkaar, waarvan de oostelijke ‘De Koaipleats’ enige monumentaliteit heeft.

Opmerkelijk is dat het gebied min of meer in kwarten wordt gedeeld door flinke lanen van struiken en bomen. Ze lopen elk niet over de volle lengte door, waardoor het grootschalige, parkachtige coulissenlandschap allure bezit. Op de grietenijkaarten in de Schotanus-atlas (1718) is het buiten aangegeven. Het karakter van eeuwen her is nog goed te herkennen. De Schoterzijl, genoemd naar de grietenij die het beheer over de oude uitwateringssluis had, was tot 1580 een belangrijke sluis in de Tjonger. Toen werd op de grens van Weststellingwerf de nieuwe Slijkenburgerzijl gebouwd. Maar nadat dijkdoorbraken in 1702 tot de aanleg van de Statendijk noodzaakten, moest de Nieuwe Schoterzijl, ook een schutsluis, worden gemaakt. De sluis is in 1902 vernieuwd. Er is enige bebouwing met onder meer een café bij gegroeid en een krappe camping gekomen die vooral liefhebbers van de vissport trekt.

Het terpdorpf Bears ligt ver in het land en was voorheen ontsloten door vooral de Jaanvaart die in een boog door de landerijen loopt. Nu is het dorp vanaf de vroegere Middelzeedijk, de Hegedyk, met twee smalle wegen ontsloten waardoor het dorp een U-vorm heeft gekregen.

Bij de kruising van Hegedyk ligt een eenvoudig buurtje aan weerszijden van de noordelijke arm van de Bearsterdyk. Naar de kern toe staan een paar flinke boerderijen en dan volgt na de bocht een rij veelal vrijstaande, lage huizen die de weg uitsluitend aan de westelijke zijde begeleiden.

Ook bij de andere arm staat enige bebouwing. Op de hoek, bij een zijpad, staat de ‘Ald Skoalle’, de lagere school van 1865 die in 1922 nog eens is verbouwd en nu dienst doet als dorpshuis. Het pad leidt naar de stinspoort van Uniastate. De state is in het midden van de 19de eeuw gesloopt en in 1998 op een eigenzinnige wijze gereconstrueerd. Het was een L-vormig gebouw met een slanke traptoren in de oksel. Het poortgebouw is in 1616 gebouwd van kleine gele steen. De topgevels kregen een rolwerksilhouet en boven de zoldervensters kwamen gimmengaten, gaten voor duiven. De charmante poort stond na de sloop van de state een beetje verloren in het landschap. De contouren van de state zijn onlangs na archeologisch onderzoek op het heringerichte, ruime terrein als stalen staketsel herplaatst, om een indruk te geven van hoe het gebouw er in grote lijnen uit zag.

Een tweede pad, het Tsjerkepaad, leidt naar de kerk op de niet zeer hoge terprest. Het kerkhof is omvat door een gietijzeren hek, een iepenzoom en een grindpad. De toren is in 1858 van kleine gele steen opgetrokken en heeft een ingesnoerde spits. De vroeg-gotische kerk dateert uit de 13de eeuw en kreeg in de 14de eeuw de koorpartij. Het oorspronkelijke muurwerk van gele moppen is nog aan de noordzijde te zien. De fraaie inrichting dateert grotendeels uit de 18de eeuw.

Beesterzwaag,the best place for relaxation.

Have you worked so hard that you are looking for a relaxation point? Then visit Beesterzwaag and take a walk along its beautiful forest listening to the romantic and sweet songs from the birds and the calm caressing breeze on you , opening your brain and making you relax and comfortable. Beesterzwaag as peaceful and charming as it is, has the best natural resources that will make you relax.

After relaxing at its beautiful forest and taking a walk across the beautiful streets with its awesome shops and restaurants why not try a new experience by rolling towards the golf field or the golf yard of Beesterzwaag; where its environment makes you feel as if you were in a paradise.

Moreover, at the center of the village with its well planned streets there is a very beautiful church build in a very curvy and Frisian manner. Also, the shops in the village have very unique products for example the Dutch wooden shoes and other typical Dutch products like Cheese.

Furthermore, there is a tourism information point at the middle of the village that will provide you all the qualitative information you will need to know about the village for example about its interesting history, culture and environment.

“Every busy person needs some relaxation in a pure natural area in his/her life time and Beesterzwaag offers you this great opportunity”. Do not be the last person to seek for relaxation in Beesterzwaag the best Frisian village.

For further information please contact tourism office Beesterzwaag.

Gemeentehuis
Hoofdstraat 82
Beetsterzwaag
Wetterwille 5
Gorredijk
Postbus 10.000
9244 ZP Beetsterzwaag

T (0512) 386 222
E gemeente@opsterland.nl

Berlikum is een terpdorp met een kleinstedelijk karakter, dat aan het begin van de jaartelling is ontstaan op een oeverwal bij de monding van de Ried in de Middelzee. De nederzetting is een combinatie van twee dichtbij elkaar liggende dorpen, Tutgum en Berlikum, waarvan de laatste zich tot een langgerekte handelsnederzetting langs de Ried ontwikkelde en daarmee een structuur liet zien die verschillende steden ook vertoonden. Berlikum heeft een begin van stadsrecht gekend.

Berlikum is allang een centrum van tuinbouw en fruitteelt van kleinschalige gardeniersbedrijven. Al in de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1786 als karakteristiek vermeld dat er geen boerderijen in het dorp zijn en: ‘’t Meerendeel der huizen maakt eene dubbele streek, Oost en Westwaards loopende; doch daarenboven zyn ‘er eenige kleine bystraatjes, die, gelyk de Hoofdstraat, ten grooten deele wel gevloerd zyn. Aan den Noordkant, achter de buurt, loopt de Ried of vaart van Franeker naar Berlikum te niete, tegen den ouden Zeedyk, en wordt daar nog heden de Haven genoemd, te gedachtenisse van de oude uitvaart in de Middelzee.’

De lange en in hoogte wisselende streek, de Buorren, heeft een zeer gevarieerde, gesloten bebouwing. Hier en daar wordt het onderbroken door openingen naar zijgebieden, zoals het boeiende hoekje bij It Dok, een gedempt haventje met loswal. Parallel aan de Buorren is in 1857 een kunstweg aangelegd van Berlikum naar Franekeradeel die in het dorp zelf de Hofsleane heet. Daar is sindsdien geleidelijk bebouwing aan gegroeid. Aan deze Hofsleane – en aan de dwarsstraat Nijebuorren – is in 1917 en 1920 ook de vroegste volkshuisvesting tot stand gekomen. Vlak na de oorlog werd het buurtje van de Molestrjitte ontwikkeld. Ten zuiden van de Hofsleane is na de oorlog een flinke dorpsuitbreiding gekomen. In het noorden werd op de vroegere Middelzeedijk, toen de Hoogedijk genoemd, in 1853 een grindweg naar Beetgum aangelegd.

In de tweede helft van de 19de en gedurende de eerste tientallen jaren van de 20ste eeuw is er aan weerszijden van deze dijk, de huidige Bitgumerdyk, lintbebouwing tot stand gekomen wat in een vriendelijke binnenkomst van het dorp van die zijde resulteerde. Op de kruising van deze dijk en de weg naar Sint-Annaparochie werd in 1889 de zuivelfabriek gebouwd. Ten noorden daarvan stond tot 1747 Hemmemastate van de adellijke familie die niet alleen grietmannen voor Het Bildt leverde, maar ook belangrijke gezagsposities in Berlikum uitoefende.

Aan het westelijke einde van de Buorren staat de hervormde kerk op een hoog kerkhof. Het is een achtzijdige centraalbouw met vier rechte en vier bol gebogen wanden, een koepeldak en een houten klokkenkoepel. De kerk is in 1777/’79 gebouwd in Lodewijk XVI-stijl onder leiding van Willem Douwes, stadsbouwmeester van Harlingen. Binnen wordt de grote koepel gedragen door een vierkant van slanke zuilen. De kerk wordt geflankeerd door de uit 1863 daterende pastorie, een neoclassicistische middengangwoning, en de in 1908 in een merkwaardige mengstijl van neorenaissance en vernieuwingsstijl gebouwde consistorie.

De doopsgezinde kerk aan de andere kant van het dorp is een neoclassicistische zaalkerk uit 1841. In de onmiddellijke omgeving van het dorp is de tuinbouw onmiskenbaar aanwezig. Die werd in 1786 al vermeld: ‘Thans is Berlikum een der vermaakelykste kleidorpen, wegens de groote menigte van hovingen, beplant met alleleye vruchtboomen, die de buurt van alle kanten omringen …: de menigvuldige appelen, peeren, bezijen en andere boom- en aardvruchten, die hier, by gunstige jaaren, in groote menigte wassen …, verschaffen aan de inwooners van dit dorp een voornaam deel van hun bestaan; gelyk ook de aardappelteelt, die hier … voor dertig of veertig jaaren begonnen is, en nog steeds aanwint.’ Naast het kweken van fruit werden op veel gardeniersbedrijven winterwortelen, uien en koolrapen en later ook tomaten, fijne groenten, vroege aardappelen en poters verbouwd. In 1899 werd de veiling opgericht en kwam er een veilinggebouw aan de Berlikumervaart. De veiling is gesaneerd, maar de tuinbouw is nog steeds belangrijk, de glastuinbouw is zelfs een groeisector.

Beetgum is een terpdorp, dat enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling is ontstaan op een kwelderwal, onmiddellijk ten westen van de Boarn of Bordine die zich in de Middeleeuwen had verbreed tot Middelzee. Het was een grote en tamelijk hoge terp waarop de bebouwing zich tot het midden van de 19de eeuw concentreerde, al kwam er ook aan de westelijke zoom en aan de dijk aan de oostzijde wel enige bebouwing. Nog verder zuidoostelijk groeide de buurt bij de molen uit tot het streekdorp Beetgumermolen.

Tussen het dorp en deze buurt heeft tot 1879 het omgrachte Groot Terhorne of Martenastate in een uitgestrekt tuinencomplex gestaan, één van de grootste staten van Friesland. Na de Martena’s woonde daar het adellijke geslacht Thoe Schwartzenberg en Hohelansberg. In de kerk herinnert een fraaie, zandstenen epitaaf aan de grondlegger van de Friese tak: Johan Onuphrius Schwartzenberg (overleden in 1584) en zijn vrouw Maria von Grombach (overleden in 1564). Het is een maniëristisch monument waaraan Dirck Lieuwes begon en dat voltooid is rond 1615 door Jelle Claesz. Op de plaats van state en tuinen zijn nu de sportvelden te vinden.

Het dorp zelf is ook tamelijk deftig wat aan de reeks notabele woningen uit de tweede helft van de 19de eeuw, meestal met middengang, aan de Buorren is te zien. De pastorie op nummer 28 is de fraaiste: een zuiver neoclassicistisch pand van omstreeks 1850, met een deuromlijsting geflankeerd door composiete pilasters en een dakkapel met een drieledig serlianavenster.

Op en aan de rand van de terp zijn in 1915 overigens ook al arbeiderswoningen gebouwd. Aan de Jonkersleane zes en aan de Frânskeleane zestien zeer verzorgde twee-onder-eenkapwoningen. Na de oorlog werd dat voortgezet met reeksen traditionalistische woningen aan de Hillige Kamp en de Hemmemastrjitte (1948).

De aan Sint-Martinus gewijde kerk is in gotische stijl in 1669 herbouwd en heeft fraai 17de-eeuws meubilair. De toren is in de 16de eeuw in gele en rode baksteen opgetrokken en voorzien van rondboognissen.

Beetgumermolen is een streekdorp, dat uit een buurschap bij Beetgum langs de oude Middelzeedijk is ontstaan. In de 17de eeuw lagen twee buurten ten oosten van Beetgum: ‘Bij de Molen’ en even verder ‘Dijksterhuizen’. Beetgum en zijn buurschappen waren ontsloten door een systeem van vaarten die ook Engelum en Marssum richting Harlingertrekvaart aandeden. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1786 dat oostelijk van Beetgum te vinden zijn: ‘voorts eenige huizen, die de Hameren heeten: nog wat Oostelyker vindt men de molenbuurt en koornmolen, die weleer ten zuiden van den Dyk stond, doch thans aan den Noordkant op Bildtgrond is verplaatst; de Oostelyke huizen heeten de Dyksterhuizen …. Alle deeze buurtjes vindt men aan den meergemelden Ouden Zeedyk, die tot aan de Kerk toe, ter wederzyden, zeer vermaakelyk met geboomte is geboord.’ Gedurende de 19de eeuw groeien de buurten tot een streekdorp dat overigens in 1963 deze zelfstandige status pas kreeg.

Aan de J.H. van Aismawei zijn enkele notabele woningen met middengang te vinden. Ze zijn in het laatste kwart van de 19de eeuw in een decoratieve mengstijl gebouwd. Herberg Groot Terhorne – de naam is ontleend aan de in 1876 gesloopte kasteelachtige state tussen Beetgum en Beetgumermolen – is in de eerste helft van de 19de eeuw in neoclassicistische stijl gebouwd, met als meest opvallend aspect de met toskaanse halfzuilen gelede begane grond.

Aan de noordzijde van de weg ligt, even achteruit gerooid, de in 1925 naar ontwerp van Ane Nauta gebouwde gereformeerde kerk. Ook de pastorie kwam toen tot stand. Aan de kruiskerk is in een vrij expressieve stijl vormgegeven en aan de zuidoostzijde is een flinke toren gebouwd met geveltoppen en een naaldspits.

In Dijksterhuizen staat op nummer 32 een monumentale kop-hals-rompboerderij van omstreeks 1870. Het voorhuis heeft een omlijste ingang met ionische pilasters. Na de oorlog is de streek aan de zuidzijde, De Hammeringen en omgeving, en in het noorden, eerst de Lytsedyk en daarna Het String en omgeving, uitgebreid.

Blauwhuis is een jong streekdorp aan de Hemdijk dat pas in 1950 de status van dorp kreeg. Toen was het al veel uitgestrekter dan veel oude dorpen in de omgeving. De oorsprong van de nederzetting is het met blauwe pannen gedekte polderhuis van het in 1632 drooggemalen Sensmeer. In dit polderhuis vestigde zich in 1651 een priester. Hij trok mensen aan die het oude geloof trouw waren gebleven, waardoor vrij spoedig een rooms-katholieke gemeenschap rond het blauwe huis groeide.

Van de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 blijkt dat zich toen aan de westelijke marge van Wymbritseradiel reeds een aanzienlijke buurt had gevormd. De drooggemalen Sensmeer en Atzebuurstermeer ten zuiden van de Hemdijk staan ook aangegeven. Blauwhuis werd een rooms-katholieke enclave, maar in nabijgelegen dorpen Greonterp, Dedgum en Hieslum waren de rooms-katholieken ook goed vertegenwoordigd.

Het was aan het einde van de 18de eeuw al een behoorlijke nederzetting. Het noordelijke gedeelte van de nederzetting behoorde tot Wolsum in Wymbritseradiel en het zuidelijke deel tot Greonterp in Wûnseradiel. Toch werd het in de Tegenwoordige Staat van Friesland noch zelfstandig, noch bij deze dorpen vermeld. Bij de beschrijving van de Hemdijk wordt de buurschap alleen genoemd. Op de kaart van Eekhoff uit 1851 blijkt dat de buurt was gegroeid en dat Blauwhuis een kerk bezat.

De groei kwam er pas echt in gedurende het einde van de 19de eeuw. Toen richtten de Blauwhuisters een triomfalistische kerk op. Het werd een kloeke kruisbasiliek met een hoge toren die het dorp een karakteristiek silhouet verschaft. Het werd in 1868/71 de eerste neogotische kerk die de beroemde bouwmeester Petrus Cuypers in Friesland bouwde. De kerk heeft onder de kruisribgewelven op een alternerend stelsel van kolommen en pijlers een kleurige, oorspronkelijke inrichting. Op het kerkhof zijn, naast een calvariegroep, vele interessante grafmonumenten te vinden. Na de kerkbouw ontwikkelde Blauwhuis zich tot een volwaardige nederzetting met onder meer een school en een bejaardenhuis.

Blesdijke is een streekdorp dat in de late Middeleeuwen is ontstaan op een zandrug aan weerszijden van de weg van Oldemarkt naar Noordwolde. Op de grietenijkaart van Weststellingwerf van Schotanus uit 1716 is te zien dat ten oosten van de kerk de woningen en boerderijen ten noorden en in het westen de gebouwen juist ten zuiden van de weg in het land langs een voetpad staan.

De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788 dat het grote dorp aan de westzijde aan Overijssel grensde met een waterscheidende dijk en aan de oostzijde van het dorp Peperga was gescheiden door het watertje Blesse waar zich ook een buurt vormde: ‘Verder Westwaards, vindt men de boereplaatsen deezes Dorps, als ook de Kerk met een dikken en stompen kloktoren, aan den reeds gemelden Buitenweg; alleen met dit onderscheid dat de huizen, behalven de gemelde buurt, ten Oosten der Kerk aan den Zuidkant, en ten Westen aan den Noordkant van dien weg, alle zeer aangenaam in ’t geboomte gelegen zyn.’ Ten zuiden lag de Blesserheide en in het noorden strekten de dorpslanderijen zich tot de Linde uit, waar ze ‘voor overstroomingen van dien vloed beveiligd worden door den Lindedyk’. Een aflaatbrief uit 1446 getuigt ervan dat een klooster van zusters tertiarissen heeft bestaan. Nadat in 1828 de rijksstraatweg van Leeuwarden naar Zwolle was gelegd, groeide die buurt tot een dorp uit.

De oude kerk is gewijd aan Sint-Nicolaas en is met de ‘stompe toren’ ongetwijfeld een zadeldaktoren geweest. Na de door de bisschop van Utrecht opgedragen brandstichting is zij in 1413 herbouwd. Het gebouw is in 1836 van ouderdom ingestort. In 1843 is de huidige kerk met een driezijdig gesloten koor en een houten geveltoren gebouwd. Er liggen drie 17de-eeuwse zerken van het geslacht Lycklama à Nijeholt.

Aan de oostzijde staat aan de Markeweg een in 1931 naar ontwerp van J. van Ommen ontworpen stelpboerderij met een woning in zeer verzorgde expressionistische vormen. Aan dezelfde weg verrijst een burcht naar (romantisch) middeleeuws model.

Blessum is een terpdorp dat in de vroege Middeleeuwen is ontstaan ten westen van de Middelzee. Het dorp is door de Blessumervaart naar het noorden ontsloten richting Harlingertrekvaart, nu Van Harinxmakanaal. Over de weg kon en kan het dorp uitsluitend vanuit het oosten over de Blessumerdijk worden bereikt.

In de moderne tijd is de geïsoleerde en dus rustige ligging van het dorp sterker geworden. In het noorden is in 1863 de spoorlijn Leeuwarden- Harlingen gekomen en in het laatste kwart van de 20ste eeuw, oostelijk van het dorp, de Westergoawei met verkeerspleinen.

Bij Blessum hebben twee staten gestaan. Aan de zuidzijde de in de 18de eeuw gesloopte Wissemastate waarvan de stinspoort tot 1809 nog bestond en aan de westzijde de 15de-eeuwse Ringiastate, een state in de vorm van een representatieve boerderij die eveneens werd gesloopt. Op beide stateterreinen zijn nieuwe boerderijen verrezen. Op het terrein van Ringiastate gebeurde dat in 1823. Aan de zijde van de Buorren is een oudere herinnering aan de state bewaard gebleven. Het zijn hekpijlers, ook wel homeipalen genoemd, uit de vroege 18de eeuw. De vierkante pijlers zijn gecanneleerd, gegroefd, en ze dragen gebeeldhouwde vazen in barokvormen. De schilderachtige Buorren hebben een omzoming van leilinden gekend. Ze zijn door andere bomen vervangen, maar rond het kerkhof staan nog wel leilinden.

De aan Maria gewijde kerk dateert grotendeels uit de 14de eeuw. Het is aan de noordmuur met vroeg-gotische spitsboogvensters en het koor met een driezijdige sluiting te zien. De kerk is omstreeks 1500 vernieuwd en toen kwam er een ingangspartij met een omlijsting voorzien van siermetselwerk, gewrongen colonetten en een kleine beeldnis. De zuidelijke gevel is grotendeel vernieuwd en voorzien van grote rondboogvensters. De kloeke toren heeft waarschijnlijk nog een kern uit de 13de of vroege 14de eeuw, maar hij kreeg in 1879 een ommetseling en er werd een ingesnoerde spits op aangebracht. In het interieur vallen de geschilderde draperieën rond het orgelfront op. Het evenwichtige kerkmeubilair dateert uit de 19de eeuw.

Blije is een terpdorp dat enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling op een kwelderwal nabij de kust is ontstaan. De vroegste vermelding van ‘Blytha’ komt voor in een levensbeschrijving van abt Fredericus van Hallum uit de 13de eeuw. Net als de meeste andere dorpen in noordelijk Ferwerderadiel en noordwestelijk Westdongeradeel is Blije naar het zuiden toe over water ontsloten door de lange Blijaërvaart richting Dokkumer Ee die een later gedempte haven nabij de kern bezat. Deze verliep winkelhaakvormig en dat is aan het brede profiel van de bijna pleinachtige Hoofdstraat – met de herberg – en het begin van de Stationsstraat te ervaren. Bovendien ligt Blije in een opvallend spinnenweb van paden en wegen. Bij de dorpshaven en aan de Voorstraat kwamen concentraties van bebouwing tot stand. Veel meer naar het zuiden ligt nog steeds de aanzienlijke buurschap Vaardeburen aan de Blijaërvaart.

De terp is aan het einde van de 19de eeuw grotendeels afgegraven. Kerk met kerkhof tot en met het ringvormige pad zijn deze ontmanteling bespaard. Op deze niet zeer hoge terprest torent de kerk nu op een spannende positie boven de lage bebouwing van de Voorstraat uit, slechts bereikbaar door enkele smalle doorgangen. Uit de huidige structuur is nauwelijks op te maken hoe de middeleeuwse terpsituatie was.

De forse dorpskerk was toegewijd aan Sint- Nicolaas. De ongelede toren met zadeldak en een overwelfde benedenruimte is in de 13de eeuw opgetrokken en de bekroning is waarschijnlijk in 1741 aangebracht of vervangen. De laat-gotische kerk is eenbeukig en is omstreeks 1540 ter vervanging van een oudere kerk gebouwd. Het schip is voorzien van steunberen en het koor heeft een vijfzijdige sluiting. De kerk bezit meubilair uit de vroege 18de eeuw en enkele bijzondere grafzerken uit de renaissance, waaronder een portretzerk door Vincent Lucas.

Blije kwam aan de lokaalspoorweg te liggen en aan de zuidzijde staat aan de rand van de dorpsbebouwing het nog vrij gave station uit 1901.

You are searching for a charming Dutch village? Then Boazum might be your next destination! Located in the Frisian province, in the rural municipality of Litterenseradiel, 400 inhabitants are expecting your arrival in one of the first described communities in Friesland… Due to the rich soil, the first people coming to Boazum were farmers, but the landscape was flooded in regular intervals, which made it difficult to live in the area. But impressed by the natural surrounding and the fertile ground the farmers decided to build artificial hills, which saved them from the flood, but the landscape was still flooded. Therefore dikes have been built to protect the area and direct the water in artificial canals through the village and the whole region.

The safe area meant that more and more people came to the small village, which consists only of houses build in accordance with the typical Dutch architecture and that is why the charming Frisian atmosphere is spread in every corner of the village.

Today the village has an own kindergarten and also a primary school were the children from the nearby villages are taught. The Café located in the middle of the village invites guests to have a good Friesian cup of coffee and for the inhabitants the location is also used as a meeting point.

Accommodation facilities are available in form of two bed & breakfast farmhouses and a camping area located in Boazum. It is the perfect place to escape from the everyday stress and enjoying the beautiful surrounding Boazum offers to its visitors. Not only families will feel comfortable in the farmhouses, but also business people, singles or luxurious interested tourists will be impressed by the generosity of the accommodations, including “Free Frisian Flair”.

As one of the villages located in the famous 11 – city – road in Friesland, Boazum is perfectly suitable for biking, extended walks, boot tours and ice skating on the artificial canals in winter days. A special road from Leeuwarden to Sneek will lead you through Boazum and other charming villages.

The church, which is an example of Romanesque twelfth – century architecture and build around 1200 on a protected area to be safe against the floods, is the landmark of Boazum. It is the biggest church in the region and with its Ottonian fresco portraying, which has been found during the war, because it was hidden in the wall, is the pride of the inhabitants. The with love renovated church can be visited during summertime and the courteous couple Henk and Swantje Kroes will be glad to inform you about the many interesting stories the church contains within itself.

In October the small village turns every year to the event location of “De Nacht Fan Boazum!” which is an annual event turning the quite and peaceful village into a meeting place for hundreds of young people enjoying different bands the whole night in a large outdoor tent. It is organized and supported by the locals and therefore the proceeds is regularly used to improve the village and especially the church.

You are curious about the Frisian village? Then the best way to experience Boazum will be to go there and enjoy the marvellous Frisian friendliness in the heart of the Netherlands.

Boelenslaan is een jong heidedorp langs de kaarsrechte Boelenswei, vroeger Heidelaan genoemd. Tot het midden van de 19de eeuw bestond de nederzetting uit verspreid op de afgeveende heide staande spitketen, heidehutten en zelfs holen, waarin een aanzienlijk aantal arme bewoners huisde. Het behoorde bij Surhuisterveen en werd de ‘Feansterheide’ genoemd. De naam van het dorp is ontleend aan de weg, tot 1900 een zandreed gebleven, die de heide ontsloot en werd genoemd naar de familie Boelens. Leden van deze familie zijn in de 17de eeuw secretaris en grietman van Achtkarspelen geweest en hadden waarschijnlijk belangen in de verveningen.

Na de stichting van een kerk in het midden van de 19de eeuw trad er geleidelijk komvorming op, een ontwikkeling die in de 20ste eeuw versterkt doorzette. Toch is het heideverleden van Boelenslaan nog goed te ervaren. In de hele zuidelijke punt van Achtkarspelen is langs de wegen, voorheen zandpaden, en de verveningswijken nog verspreide bebouwing van huizen en kleine boerderijen, soms in streekjes te vinden. Alleen het oostelijke gedeelte van dit gebied, Wildveld en omgeving, wordt administratief bij Surhuisterveen gerekend, de rest is Boelenslaan. Het zou daardoor een dorpsarchipel genoemd kunnen worden van een flinke kom en een groot aantal bebouwingseilandjes die zelfs in de 20ste eeuw nog impulsen kregen door verspreide volkshuisvesting in de late jaren dertig aan de Spekloane, De Trije Roeden, De Fjouwer Roeden en de Bethlehemsreed. Het laatste nederzettinkje van vier woningen tegen de grenzen van het dorp Houtigehage in de gemeente Smallingerland had uitgebreid zullen worden als de oorlog niet was uitgebroken.

In 1851/’52 is de kerk gebouwd en spoedig daarna werd er ook onderwijs gegeven. Er kwamen zelfs twee scholen. De kerk die aan de zuidelijke rand van de dorpskom op een ruim kerkhof staat, is een vriendelijk zaalkerkje met een dakruiter op de voorgevel. Het gebouw wordt niet meer als kerk gebruikt maar is thans aula. Tegenover de kerk staat het karakteristieke ‘Volksgebouw’ uit de jaren dertig.

Het terpdorp Boer ligt anderhalve kilometer oostelijk van Dongjum en met dit dorp en het oostelijk gelegen dorp Ried op dezelfde kwelderwal. Een paar boerderijen en enkele huizen, waaronder een oude pastorie vormen het hele dorp.

Boer ligt even ten noorden van de Dongjumerweg die de dorpen verbindt. Het dorp heeft een eigen in- en uitrit. Achter het dorp loopt de Ried, vroeger de Riedstroom geheten, een overblijfsel van een slenk uit de tijd dat Friesland nog niet was bedijkt. Het dorp ligt temidden van akkers en weilanden. De kern is bescheiden, maar daar hoort wel de voormalige pastorie bij, ten westen van de kerk en op de terp. Een bakstenen gebouw van omstreeks 1500 met een zijgevel met duivengaten in de top. Inwendig heeft de nu als woonhuis gebruikte pastorie oude balken met sleutelstukken met peerkraalprofiel en overwelfde kelders. Natuurlijk staat de kerk nog in het midden van de losse bebouwing. De romaanse kerk, ooit toegewijd aan de Heilige Maagd, ziet er in haar gepleisterde gedaante helemaal niet zo oud uit, maar door de ruïneuze staat en het herhaald oplappen, schemeren de oude moppen zo nu en dan door de pleistermantel heen. Bovendien is het zadeldak van de westtoren later door een spits vervangen. Het gebouw heeft een iets inspringend, rondgesloten koor, later aangebrachte steunberen en uitkragingen onder de goot. De kerk bevat een preekstoel met gewrongen hoekzuiltjes en decoratief gesneden kwabornament van omstreeks 1665. Op een cartouche staat I.v.Kingma, vermoedelijk de schenker van het meubel en mogelijk dezelfde Ignatius van Kingma die in Zweins sporen achterliet. Uit dezelfde tijd (1664) dateert het fraaie toegangspoortje. Het heeft niet altijd in de kerk gezeten, maar is afkomstig van Elgersmastate, oostelijk van de kerk waar nu een flinke boerderij is te vinden. Pilasters met guirlandes van bloemen, vruchten en schelpen staan aan weerszijden van de ingang en dragen met consoles de kroonlijst met fronton en een pijnappel in top; op de schouders staan wapendragende leeuwen.

Boijl is een streekdorp van vermoedelijk laatmiddeleeuwse oorsprong. Het is gelegen in de uiterste oostelijke punt van Weststellingwerf. Het bezit tussen de dorpen Oldeberkoop en Nijeberkoop in het noorden en Drenthe in het zuiden een vrij uitgestrekt dorpsgebied, waarin de buurschappen Boekelte en Rijsberkampen liggen. Ook buiten de vrij dichtbebouwde kern staat aan weerszijden van de Boijlerweg vrij veel bebouwing van boerderijen en woningen. Op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 staat deze weg naar het oosten nog niet aangegeven. Daar is het nog heide. De buurschappen ‘Rijseberkamp’ en ‘Boekholt’ bestaan dan al. In de laatste staat zowel een ‘Koorn molen’ als een ‘Vul molen’ aangegeven.

De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788: ‘Boyl of Beuil, in ’t Zuidoosten der Grieteny naast aan Ooststellingwerf gelegen, strekt zich Noordwaards uit tot aan de landen van Olde- en Nye Berkoop, en Oostwaards tot aan die van Elslo; dit Dorp heeft een Kerkje zonder toren aan den rydweg naar Dieveren; zynde de huizen ter wederzyden in ’t geboomte verspreid. In ’t Noorden en Noordoosten behooren hier onder de buurtjes Boekholt en Rysberkamp, in welke laatste een Korenmolen plag te staan.’

De kerk staat niet aan de weg naar Diever maar wel bij de driesprong aan de noordzijde van de Boijlerweg. Het godshuis is volgens de gevelankers gebouwd in 1617, bronnen geven 1641 aan, maar het kerkgebouw vervangt een ouder exemplaar dat aan Maria was gewijd. De torenloze zaalkerk met een driezijdige koorsluiting en overhoeks geplaatste steunberen staat op een verhoogd en door hagen omringd kerkhof. Vrij dicht tegen de kerk is een klokkenstoel opgericht. Deze heeft een zadeldak en draagt een klok uit 1399. De klokkenstoel staat hier in elk geval vanaf 1696 en is later enkele malen vernieuwd.

Tot in de jaren dertig zijn er aan weerszijden van de Boijlerweg woningen bijgekomen. Na de Tweede Wereldoorlog ontstonden bij de kerk wijkjes aan weerszijden van de hoofdstraat.

Boksum is een terpdorp dat op een oeverwal bij de Middelzee enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling is ontstaan. De hoge terp heeft een duidelijke radiale structuur.

In 1869 is de terp aan de noordwestelijke zijde afgegraven, waar nu de Westergoawei langs het dorp scheert. Aan de bebouwde dorpskant is het aanzicht van de terp nog helemaal intact. Voor het overige driekwart is zelfs de ringweg om de zool van de terp over het Blessumerpaed, de Oedsmawei en de Buorren nog aanwezig. Door een afwisseling van gesloten en halfopen bebouwing en zelfs met wat kampjes land, is deze terp met allerlei doorzichtjes goed te beleven. Bovendien helpt de boerderij met de schuur gericht naar de ringweg, om de herinnering aan de gemengde functies op te roepen.

Bij dit dorp heeft in het begin van de Tachtigjarige Oorlog de laatste slag van deze strijd in Friesland plaatsgevonden en is het nodige bloed gevloeid. In 1586 leden de Friese troepen een nederlaag tegen de Spanjaarden. Deze hadden de hoofdstad zo dicht kunnen naderen omdat alle sloten en vaarten bevroren waren. De Spanjaarden hadden na de Slag bij Boksum vrije doortocht naar Leeuwarden, als toen de dooi niet was ingevallen.

Alsof er nooit wat gebeurd is staan meer dan een eeuw oude leilinden om het kerkhof. Daar rijst de Margaretakerk op. De oudste gedeelten van het schip dateren van omstreeks 1100 en zijn van tufsteen gebouwd. In dit muurwerk zitten sporen van romaanse rondboogvensters. Omstreeks 1300 is de kerk met kloostermoppen uitgebreid en van vroeg-gotische spitsboogvensters voorzien. Daarna is de kerk nog enkele malen vernieuwd en kwam er een koor met een vijfzijdige sluiting. De vierkante bakstenen toren met ingesnoerde spits is aanzienlijk jonger: in 1842 stortte de oude zadeldaktoren in en het jaar daarop werd de toren herbouwd waarbij de oude steen weer werd gebruikt. In 1879 is de toren nog eens bekleed, zoals blijkt uit de gedenksteen in de zuidmuur van de toren.

Bontebok is een streekdorp bij een voormalige sluis in de Schoterlandse Compagnonsvaart dat in 1980 pas de status van een dorp kreeg. Daarvoor hoorde het voor het grootste deel bij Nieuwehorne en een kleiner westelijk gedeelte werd bij Bovenknipe gerekend. Het heeft zijn naam die al op kaarten vanaf het begin van de 18de eeuw voorkomt, te danken aan een sinds lang verdwenen herberg. Het graven van de Compagnonsvaart was in 1640 namelijk gevorderd tot de Bonte Bock. Deze herberg was er dus al vóór er in 1665 een verlaat (of vallaat, een kleine schutsluis) aangelegd werd. Deze werd in 1931 vernieuwd. Er staat nog een sluiswachterwoning die weliswaar niet uit 1665 stamt, maar het pand aan de Eerste Compagnonsweg 16 is volgens de gevelankers toch al uit 1725.

De streek is vanaf het midden van de 17de eeuw aan weerszijden van de vaart als gevolg van de veenwinning ontstaan. Het graven van de vaart en de dwars daarop staande wijken, het winnen en vervoeren van het veen en het daarna weer in cultuur brengen van de afgegraven gebieden gaven mensen een karig bestaan. Reden voor wat ambachtslieden en later ook nijverheid om naar dit gebied te trekken.

In Bontebok kwam in 1898 een coöperatieve melkfabriek, waar in 1903 ook een kaasmakerij bij kwam. Andere, soms grotere dorpen uit de omgeving was zo’n fabriek vaak niet gegeven. De fabriek heeft het tot 1966 uitgehouden, is nog een tijdlang confijtfabriek geweest en staat er nu wat desolaat bij. Vanaf 1923 heeft Bontebok een lagere school.

Tegenover de sluiswachterwoning staat aan de Eerste Compagnonsweg 1 een boerderij met een voorhuis in mengstijl, gebouwd in 1876. Op nummer 5 is een woonhuis nauwelijks meer te herkennen als het voormalige café. In 1909 is er de eerste steen voorgelegd, maar in 1983 had het café het definitief afgelegd. Even verder op nummer 11 de kop-hals-rompboerderij Oud-Hogeveen die na een brand in 1931 een voor toen modern voorhuis kreeg.

Boornbergum is een streekdorp dat in elk geval al aan het einde van de 17de eeuw bestond. Het was toen nog een bescheiden nederzetting van een kerk en enige verspreide boerderijen en huisjes aan de Boornbergumer Hooiweg – thans Westerbuorren en Easterbuorren – en een pad ten zuiden daarvan op de plaats waar nu het Suderom loopt. Ten noorden lag de buurt Middelgaast en ten oosten Zandburen. Het hele laagveengebied ten zuiden van de Zandingen en de Wijde Ee tot en met Goëngahuizen werd bij Boornbergum gerekend.

Aan het einde van de 18de eeuw werd het een belangrijk dorp in de grietenij genoemd. De Tegenwoordige Staat van Friesland noemt het: ‘een der grootste dorpen van deeze Grieteny … en is voorzien met eene kerk en stompen toren. … De Bornbergumer landeryen bestaan, ten deele, uit bouw- en weidlanden, omtrent de boere plaatsen; doch ’t meerendeel is hooiland, en daarin zit veel klyn, die tot baggelaar turf vergraaven wordt, konnende ’t zelve daarna wederom tot goed hooiland worden gebruikt, mits het door polderdyken en molen werde boven water gehouden.’

Het dorp lag op een hoogte tussen de lage venen in het westen en de hoge venen in het oosten. De Boornbergumer Petten zijn een herinnering aan de verveningen.

De dorpskerk is in 1871 gebouwd ter vervanging van een kerk die in 1734 was gebouwd en die ook al weer een oudere verving. De eiken preekstoel dateert uit de tweede helft van de 17de eeuw. De huidige kerk heeft een driezijdig gesloten koor en een houten geveltoren. Aan de Easterbuorren staat de gereformeerde kerk uit 1911, een zaalkerk met een geveltoren. Aan de Galhoeke is in 1893 een zuivelfabriek gesticht die in 1904 een coöperatieve onderneming werd. Het gebouw is toen vervangen door een nieuw fabriekscomplex in zakelijke stijl. Na sluiting in 1966 is het verbouwd tot bedrijfsruimten met woningen. Dorpsuitbreidingen kwamen na de oorlog aan weerszijden van de Nijewei, vooral aan de oostelijke zijde.

Langweer (nabij Boornzwaag) is als agrarische streeknederzetting waarschijnlijk omstreeks 1100 ontstaan op een zandrug in een streek van veenmoerassen. In het derde kwart van de 13de eeuw komt het voor het eerst in de bronnen voor als Languerre. De Buorren vormde de ontginningsas. Het dorp lag gunstig aan de Langweerderwielen en daarmee voor allerlei waterverbindingen. Het ontwikkelde zich omstreeks 1600 tot markt- en havenplaats: er was vóór 1600 al een waag. De scheepvaart vormde een belangrijke bron van inkomsten.

Het werd het belangrijkste dorp van de grietenij. De grietman ging in Langweer wonen en ook belangrijke families zoals Osinga en Douma vestigden er hun staten. Het geslacht Douma had hier tot de verwoesting in 1517 een stins. Er trad bij de handels- en havennederzetting aan de Buorren en de zijstraten en slootjes concentratie van bebouwing op. Meer westelijk had de buurt rond de kerk een open karakter. De grietenijkaart van Schotanus uit 1718 laat de langgerekte nederzetting zien die in het westen eindigt bij de kerkbuurt. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788 dat Langweer: ‘door oudheid vermaard, is het voornaamste Dorp der Grieteny. … Ten Oosten en Westen heeft men hier schoone weidlanden, benevens heerlyke plantagien, die geheel tot aan den algemeenen rydweg loopen, en schoon brandhout geeven. … Hier woonen derhalve veele Schippers, die met dit hout naar Holland en elders vaaren, en in dit Dorp een bekwaame haven hebben, om, geduurende den winter, hunne schepen op te leggen. Langweer bestaat uit eene schoone buurt huizen, versierd met twee ryen Lindeboomen.’

De vroegste kerk dateerde waarschijnlijk uit de 13de eeuw; op dezelfde plaats is in 1777 een nieuwe, ruime kerk met toren verrezen. De drie torengeledingen zijn versierd met dorische, ionische en korintische pilasters. Het 17de-eeuwse meubilair is gehandhaafd. Ertegenover staat Osingastate. Het is omstreeks 1940 gebouwd in vormen van de 18deeeuwse state. Het op dezelfde ontginningsas ontwikkelde Boornzwaag wordt tegenwoordig ook bij Langweer gerekend. Het schilderachtige Langweer is een geliefd watersportdorp.

Bornwird is een bijna leeg terpdorp met enige verspreide bebouwing in het land. In de bronnen komt het als Brunnenuurt voor het eerst voor in een lijst van parochies uit 945. De kerk staat op een, altijd dun bewoonde, sterk afgegraven en tamelijk hoge terp waarbij het oplopende kerkpad een indruk geeft van het profiel van de oorspronkelijke terp. Er loopt een niet geheel complete ringweg omheen waaraan enkele huizen en boerderijen liggen. De ring is ruim en Bornwird heeft dan ook een uitgestrekte terp gekend, vergelijkbaar met die van Aalsum en groter dan die van Foudgum en Brantgum. De boerderij aan de noordzijde staat op een verhoging, een restant van de zool van de terp. Aan de oostzijde stond Minnoltsmastate.

De bescheiden dorpsgroei heeft zich vanaf het einde van de 19de eeuw geheel afgespeeld aan de weg van Dokkum naar Ferwerd, ten zuiden van de terp. Daar is in 1916 bij het kruispunt de gereformeerde kerk van Bornwird en Raard naar ontwerp van Ane Nauta tot stand gekomen. Bornwird heeft bovendien een oude agrarische buurschap: Bornwirderhuizen die meer dan anderhalve kilometer oostelijk ligt, aan de Oude Paesens. Enkele huisterpen wijzen erop dat deze nederzetting nog van voor de dijkenbouw (ca. 1100) dateert. Tussen de terp en de buurt heeft het Bornwirdermeer, een in 1853 drooggemalen rietpoel gelegen.

De in de Middeleeuwen aan Maria toegewijde dorpskerk heeft in zijn dichte boomzoom op het hoge terprestant een indrukwekkende ligging. De kerk uit de 13de eeuw zelf is door verlies van toren èn koorsluiting de tijd niet ongeschonden doorgekomen. In de zuidmuur hebben rondboogvensters gestaan, nu zijn er kleine spitsboogvensters. Het kerkje kreeg een houten torentje op de westgevel. Zij had ooit een overwelving, de aanzetten daartoe zijn bij de triomfboog nog zichtbaar. Tegen de noordgevel is een toegangspoort, afkomstig van de voormalige pastorie te Hiaure en geplaatst met een bekroning uit 1751 met wapens en vroom opschrift.

Brantgum is een kenmerkende radiale terp die al enkele eeuwen voor onze jaartelling op een kwelderwal is ontstaan. Het zou het ideale terpdorp zijn geweest als niet de doorgaande route tussen Dokkum en Holwerd in 1853 over deze terp zou zijn getrokken waardoor de terpstructuur in tweeën werd gedeeld. Daarvoor ging de route langs de Heemstraweg ten noorden van het dorp.

De bebouwing, ook de naoorlogse, ligt vrijwel geheel gericht op de ringweg. Daarvoor had het dorp een vrij lange en ingewikkelde waterverbinding via Foudgum naar de Ee en het achterland. De agrarische bebouwing is voornamelijk ten zuidwesten van de inmiddels verbrede, doorgaande route te vinden. Aan die zijde is de terp aan het einde van de 19de eeuw het sterkst afgegraven. De woningen staan vooral in de noordoostelijke part van het dorp, waartussen enkele notabele woningen met een middengang. Aan de Roosterwei staat de in de jaren-1870 gebouwde dorpsschool met onderwijzerswoning. Langs de Ringwei heeft sinds het begin van de 20ste eeuw verdichting plaatsgevonden, tot in de naoorlogse periode met volkshuisvesting aan de Ringwei en in de jaren tachtig aan de daarachter liggende Stimhûsstrjitte.

De dorpskerk staat nagenoeg in het midden van de ronde terp; de weg scheert er nu aan de oostzijde langs. De romaanse dorpskerk is in de 12de eeuw gebouwd van tufsteen. De tufsteenmuren zijn in de westelijke traveeën zichtbaar, aan de noordzijde met een vrij compleet rondboogfries. Dat werd pas duidelijk toen bij een restauratie de in 1876/’77 aangebrachte pleisterlaag weer werd verwijderd. In de 15de eeuw is de kerk met een travee uitgebreid en de oostelijke koorpartij kwam vlak voor het midden van de 16de eeuw tot stand. Omstreeks die tijd zullen ook de spitsboogvensters en de steunberen zijn aangebracht. De in de westelijke partij opgenomen toren met ingesnoerde spits kwam gelijktijdig met de bepleistering in 1877 tot stand. Hij heeft in elke geleding verdiepte gevelvakken die bij de hoogste geleding met keperfriezen worden gedekt.

Deze Afsluitdijkdorpen zijn de jongste van de gemeente. Kornwerderzand kan met enige goede wil ruimtelijk en maatschappelijk nog een dorp worden genoemd. Breezanddijk niet, maar het kon deze status om administratieve redenen beter krijgen. De bewoners van Kornwerderzand en Breezanddijk zijn werkzaam aan de dijk en bij de sluizen. Beide dorpen zijn gesticht op werkeilanden van waaruit de Afsluitdijk is aangelegd.

Op Kornwerderzand is een dubbele schutsluis met binnen- en voorhavens en een reeks van tweemaal vijf spuisluizen met spuihavens. Dit complex van schut- en spuisluizen werd gebouwd tussen 1928 en 1932. De sluizen zijn genoemd naar prof. Hendrik Antoon Lorentz. De spuisluizen zijn ontworpen door Ir. Dirk Roosenburg, esthetisch adviseur van Bureau Zuiderzeewerken. Ze zijn een gaaf voorbeeld van het bouwen in gewapend beton. Ter verdediging van de dijk en de daarin liggende sluizen werden vanaf mei 1931 verschillende kazematten gebouwd: de zogenaamde stelling Kornwerderzand.

Tijdens de aanleg van de dijk vormde zich op het eiland van ongeveer 30 ha een dorp van een paar honderd inwoners. De meesten waren betrokken bij de Zuiderzeewerken, maar ook mensen die voor de verzorging nodig waren vestigden zich in de sluisbuurt. Het was een geïsoleerde gemeenschap, verstoken van allerlei comfort. Elektriciteit werd weliswaar door een oude dieselmotor opgewekt, maar telefoonverkeer was niet mogelijk. Er was een ziekenbarak met een dokter en verpleegster, een schooltje en een winkel (annex postkantoor en kapper) die dagelijks levensmiddelen kreeg aangevoerd. Een katholieke en een protestante kerk werden gebouwd, een benzinestation en een houten hotel. Omstreeks 1928 zijn huizen voor het sluispersoneel tot stand gekomen.

Tijdens de bezetting werd de stelling door de Duitsers uitgebreid met een aantal kazematten. Kornwerderzand kwam de oorlog niet ongeschonden door. Zo is het houten hotel in 1940 afgebrand en werden enkele huizen van het sluispersoneel opgeruimd omdat ze in het schootsveld stonden. De schade is hersteld. Breezanddijk is een werkeiland met een haven aan de IJsselmeerzijde; ’s zomers wordt het op een tjokvolle camping bevolkt met sportvissers.

Britsum is een terpdorp dat in de vroege Middeleeuwen is ontstaan op een kwelderwal ten oosten van de Boornestroom die zich tot Middelzee had verbreed. De terp heeft een radiale structuur, maar na afgravingen aan vooral de zuid- en de oostzijde omstreeks 1900, is die niet overal meer te herkennen. Oude dorpsbebouwing is vooral ten westen en noorden van de kerk te vinden, aan de Greate Buorren, de Lytsedyk en Efter de Wâl. Dankzij de Stienservaart ten noorden van het dorp bestond een goede ontsluiting richting Dokkumer Ee.

Bij het dorp hebben enkele versterkte huizen gestaan, zoals het kasteel Britsenburg waarover weinig bekend is, Jornsmastate en bij de Middelzeedijk Lettingastate waar in 1641 vestingbouwer en strateeg Menno van Coehoorn is geboren. Van deze glorie resteert niets, maar er staan in de omgeving van Britsum wel monumentale boerderijen.

De kerk met gepleisterde toren en een vijfzijdig gesloten koor heeft de uiterlijke schijn van overdadig decoratieve vormen uit 1875. In de kerk zijn de Middeleeuwen te beleven door het romanogotische interieur. De Sint-Johanneskerk heeft een schip dat omstreeks 1250 gebouwd is achter een westwerk uit het einde van de 12de eeuw. In de ingebouwde toren van Britsum hebben beneden en boven rondbogige doorgangen in verbinding gestaan met de zijruimten en het schip. Dit westwerk is op een zorgvuldige wijze gemetseld van grote kloostermoppen. Binnen wordt het schip overdekt door tufstenen koepelgewelven. In de koorsluiting komen de ribben samen in een knoop; de andere gewelven kennen een vergaring met een ring of een zespuntige ster. Tijdens een recente restauratie zijn muurschilderingen uit ongeveer 1270 gevonden: op het absisgewelf een Maria met Kind en op de muren het beeldverhaal van de passie met overeenkomende verbeeldingen uit het Oude Testament.

Na de oorlog is Britsum eerst uitgebreid langs de bestaande wegen, onder meer de Menno van Coehoornwei en daarna, toen er forensen uit Leeuwarden gingen wonen, met buurten aan de oost- en zuidzijde waar ook de gereformeerde kerk uit 1965 staat.

Britswert is een terpdorp, dat anderhalve kilometer verwijderd is van Wiuwert waarmee het al sinds jaar en dag kerkelijk en cultureel verbonden is. Zo heeft Wiuwert een kaatsplein en Britswert een ijsbaan. Britswert lag lang tussen twee meertjes: ten zuiden het Swaanwerdermeer met het Rietmeer en ten noordwesten het Britswerdermeer, dat pas in 1885 is drooggemalen.

Op de terp staat tegenover de kerk een rij gebouwen, waarin niet alleen de brede pastoriewoning opvalt, maar vooral het gaaf bewaard gebleven rijzige schoolgebouw met zes grote lokaalvensters in front en grote schoorstenen. De Kleasterdyk voert het verkeer om Britswert. De Buorren ten westen van de kerkterp worden zo met rust gelaten. Het is een smal, sfeervol straatje tussen hagen die de voortuintjes van de dicht op elkaar staande woningen omvatten. Op de hoeken aan de terpzijde staan gebouwen die lijken te twijfelen tussen woning en pakhuis. Het hoge gebouw heeft een volledige verdieping met pakhuisluiken, het lage een kapverdieping met een reeks luikjes. Hier hebben handelaren in zuivelproducten gewoond. De bebouwing van de Buorren kent een grote verscheidenheid aan woningen, van arbeidershuisjes tot brede, notabele woningen.

Op het ruime kerkhof staat de Sint-Joriskerk uit het einde van de 12de eeuw, gebouwd van gemêleerd gele kloostermoppen. De toren is in 1889 vernieuwd in de toen kenmerkende decoratieve mengstijl. Hij heeft drie geledingen en een ingesnoerde spits. De zuidelijke ingang wordt bekroond door een wapensteen uit 1753 van Jonker Ernst van Aylva. De spitsboogvensters staan in smalle, rondbogige dagkanten. Bij het koor is een laag rondboogje te zien, een spoor van een hagioscoop. In deze laatromaanse kerk vinden ’s zomers wel projecten van beeldende kunst plaats.

Ten westen van Britswert ligt aan de Franekervaart, de buurschap Kromwal met aan beide zijden van de vaart bebouwing. Er was eeuwenlang een scheepswerf voor bedrijfsschepen en later jachten. Nu worden de gebouwen voor recreatie gebruikt. Op Kromwal heeft tot 1863 een doopsgezinde vermaning gestaan: toen is zij overgebracht naar het westelijker gelegen Itens.

Broek is een vaartdorp aan de Noordbroekstervaart dat vooral vanaf het water goed is te beleven. Al zijn er aan beide zijden van de bebouwing veel later wegen gekomen voor de verbindingen over land. De vaart is via de Zijlroede en de vaart Noorderoudeweg verbonden met Joure en het waterwegennet van Friesland. Het vormde eeuwenlang, tot diep in de 19de eeuw, de enige ontsluiting.

Op de grietenijkaart van Doniawerstal in de atlas van Schotanus uit 1718 is geen enkele wegverbinding ingetekend. Op de kaart in de atlas van Eekhoff uit het midden van de 19de eeuw geeft een onregelmatige stippellijn bij de oostelijke bebouwing een pad aan dat naar Joure in Haskerland leidde.

De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788 niet veel over Broek: ‘een Dorp met eene Kerk en stompen toren, bestaande uit verscheiden plaatsen en huizen, gelegen ten Oosten van de Jouwster vaart en ten Zuiden van Goingaryp. … in ’t zelve zyn in ’t geheel maar zeventien boerehuisgezinnen.’

Aan de zuidoostzijde van het dorp nabij de hoek waar de vaart in de Zijlroede uitkomt staat de dorpskerk op een enigszins verhoogd kerkhof. Het is een zaalkerkje dat in 1913 in vrij zakelijke stijl is gebouwd. De gevelsteen uit 1694 is waarschijnlijk afkomstig uit een vorige kerk. Het gebouw heeft vensters met glas-inlood, een driezijdige sluiting, portaal en een achtzijdig geveltorentje met een koepeldak. Achter de kerk staat op het kleine en zeer verzorgde kerkhof aan de vaart een witgeschilderde klokkenstoel met een helmdak. De luidklok is in 1600 door Hendrik Wegewaert gegoten.

Aan de westzijde Noordbroekstervaart zijn meest ruim uit elkaar staande boerderijen te vinden. Aan de oostzijde, met directe wegverbinding met Joure bestaat een menging van woningen en (woon)boerderijen. Aan deze zijde is veel bebouwing vernieuwd en zijn nieuwe woningen gebouwd, waardoor een compacte buurt is gevormd. Ten zuiden van de Zijlroede loopt de agrarische bebouwing door langs de grotendeels gedempte Broekster Kerkvaart: Broek-Zuid.

Lang hoorde de Broek, ook wel de Broekpollen genoemd, onder Akkerwoude. In 1964 is Broeksterwoude zelfstandig geworden. Het is een betrekkelijk jong ontginningsdorp dat is ontstaan op de af- en uitgeveende grond. De vroegste vermelding, op een moment dat het veengebied nog onbewoond was, staat in een oorkonde uit 1453. Dan is sprake van: ‘de wey wr de fean to meckyen ende to halden twischen den Broek ende dae Swetta’, de weg over het veen te maken en te onderhouden tussen de Broek en de Zwette. Dat zijn nu Singel, Schwartzenberglaan en de Goddeloze Singel.

Het dorp Broeksterwoude ligt ten oosten van deze weg en bestaat uit deels compacte maar grotendeels verspreide bebouwing aan wegen en straten in een rechthoekig patroon. De plaggenhutten van de kolonisten zijn sinds het begin van de 20ste eeuw vervangen door uit steen opgetrokken huizen en kleine boerderijen.

Tussen 1917 en 1920 heeft de woningstichting Patrimonium aan de Willemstraat, Patrimoniumweg en Broekpollen woningen en een winkelhuis gebouwd om deze ontwikkeling te stimuleren. De reeks aan de Willemstraat vormt nog een gave nederzetting. De woningen bestaan uit een voorhuis en een aangekapt schuurtje voor het stallen van enig vee of het opslaan van akkerbouwproducten. De woningen staan dan ook op ruime kampen land.

Op de kruising van de Schwartzenberglaan en de Valomstervaart stond het ‘Goddeloze Tolhuis’, kennelijk zo genoemd, omdat het zover van de bewoonde wereld lag. Thans ligt er een nieuwe brug als een verbinding van verschillende fietsroutes. De zuidelijke boerderij ‘It Goddeloas Tolhûs’ is een voorlichtingscentrum van Staatsbosbeheer over de natuurwaarden van de omgeving en vooral van de westelijk gelegen Houtwiel. In het landschap staan twee achtkante poldermolens, de Broekstermolen uit 1876 en de Grote Molen uit 1880. Ten westen van Broeksterwoude staat aan de Singel nabij de waterloop de Lits een van gele steen gebouwde asymmetrisch kubistisch gedenkstuk voor de allereerste dopelingen in Nederland van de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen.

Thinking of a beautiful day in silence and a beautiful landscape? Visit Buitenpost, here you can find the combination of a bleary little town with little stores and the breathless pure nature. Buitenpost is easily accessible by train and by car, also there are some bus stops located in the village.

When walking through Buitenpost, a lot of cultural heritage can be visited, like the Maria church, a church from the 15th century located in the middle of the town.

Another possibility is to visit ‘’De Kruidhof’, which is a botanical garden with a huge variety of plants. The botanical garden is opened during the spring and summer months. More information of this botanical garden can be found on www.dekruidhof.nl.

The third place to visit is the windmill, when visiting this you will enjoy the amazing view of the windmill surrounded by meadows. This windmill has been restored in 1994 but is still unique because it has been replaced from Groningen to Buitenpost.

Another option is to visit the ice age museum with all kind of objects from the ice age. The museum also provides information for a longer stay in the region of Buitenpost, it is possible to stay at a bed & breakfast or a hotel, try the local products and visit the recommended restaurants. Are you interested in a longer stay in and around Buitenpost and be able to visit all the locations? Visit www.ijstijdenmuseum.nl for detailed information.

When you visited these interesting locations it is really pleasant to walk around the edge of the village and in the village as well, have a look at the surrounding meadows, old houses/farms, visit the local shops and enjoy a drink at the terrace, which you can find on the town square, which makes it an unique experience for the reason that this is the heart of the village. Curious?! Come and enjoy your time in Buitenpost!

Burdaard is a small village in the province of Friesland with approximately 1300 inhabitants. It is easy accessible via car or bus and oozees its very own charm. The village is a cosy and beautiful place to visit, especially, if one’s looking for calmness and peace. Further, the village is accessible via a bike path, which goes through the Frisian landscape. It is a very unique experience to travel to Burdaard on this way as you then have the possibility to see different Frisian villages, which all have their own allurement. Burdaard attracts with its cobbled streets, the town canal which is going right through the city centre and the two beautiful and very old windmills. “De Olifant” was built in Groningen and was then moved to Burdaard in 1867. The second mill, the so called “De Zwaluw” was built in 1987 and is still grinding on a daily basis. From May until October, the mill is open to public and can be visited if desired.

The inhabitants of Burdaard are very welcoming and friendly towards tourists and are always happy to help. Another important tool for welcoming tourists is the town canal as many of them come with their boats or even yachts to dock and spend some quality time in peace and harmony. The docking area is situated right next to the mill “De Zwaluw” and guarantees a beautiful view. More entertainment is offered by a movie theater, a swimming pool and the restaurants and cafés, which are located right next to the town canal to provide the best view of the village. If you need a break from your busy everyday life, visit Burdaard with its calm and peaceful atmosphere. Spend some time in harmony, relax between the views of the mills and enjoy a cup of coffee alongside the town canal.

Buren is een streekdorp met een vrij open structuur. Het dorp is niet rijk aan geboomte en het silhouet is bescheiden. In Buren staat slechts een klein aantal hoge gebouwen. Vroeger werd het dorp beschouwd als een buurschap onder Nes. Aan het einde van de 18de eeuw is genoteerd: ‘Even verre ten Oosten van het Kerkhof is eene groote buurt van meer dan zeventig huizen, onder Nes behoorende, en meest door Roomschgezinden bewoond, die te Nes ter Kerke komen. Deeze buurt ligt in eene zeer aangenaame vruchtbaare landouwe, en is omringd van vruchtbaare akkers en bouwlanden.’

Nu is Buren administratief een zelfstandig dorp. De oude school is na 1950 tot hotel De Klok verbouwd en uitgebreid en dat is bij het missen van een kerk nu het middelpunt van Buren. Het oorspronkelijke karakter van deze agrarische buurt is veranderd in een dorp dat gericht is op dienstbaarheid aan recreanten. De wat oudere bebouwing ligt verspreid langs paden en wegen.

Gedurende de 20ste eeuw is de bebouwing verder uitgedijd. Bij de verbreding aan het einde van de Hoofdweg is een plein gevormd dat als kern kan worden ervaren. Aan het begin van de Hoofdweg staat een boerderij waarin het Landbouw- en Juttersmuseum Swartwoude is ondergebracht. Deze behoort tot de karakteristieke Amelander boerderijen die in en bij Buren zijn te vinden. Eén van de gaafste staat aan de Strandweg 33. Het is weliswaar met het bouwjaar 1890 geen oud exemplaar, maar wel geheel volgens de traditie. Het muurwerk is van kleine gele drielingen gemetseld. Karakteristiek is de hoge zij-ingang van de schuur, een zijbaander. Het is een uitgebouwde houten ingang met een zadeldakje waardoor hooiwagens naar binnen kunnen.

Het dorp is na de oorlog aan de noordzijde met woningbouw uitgebreid, eerst aan de Strandweg, later aan de Paasduinweg en de Hazeweg. In 1987 kwamen aan de Paasduinweg en de Meester Oudstraat rijen kloeke, houten woningen naar Zweeds ontwerp tot stand, die in verschillende kleuren ook in Nes en vooral in Hollum zijn gebouwd.

Why do YOU have to go to Burgum? And why is Burgum so attractive for tourists? These main questions will definitely be answered in the following text, so just keep reading and try to find out. The beautiful city of Burgum provides many different activities in an outstanding landscape with a peaceful and calm environment. The most popular tourism attraction is the “Burgumer Mer” which is worth visiting due to its great offer in terms of activities. Sailing, canoeing, fishing, walking, trekking, biking and many other activities can be done in this lake area which is surrounded by forests and nature. It is highly recommended to relax with the boat or kayak in the water or maybe to visit other places and towns around the lake. Furthermore, two main beaches which are located nearby the lake and the camping ground invite for a sun bath or relaxing. The camping ground provides different facilities for sporting activities. Why don’t you come to Burgum for a camping holiday the next time? Beach volleyball is one of the most popular activities in the summer; where you can meet and socialize. Done with playing and relaxing? You definitely have to go to the shopping street of Burgum. The main street of the village is the perfect place to be. Many different shops are located around and extra tourist information will be offered in the sports shop at the end of the street nearby the HEMA. Some small boutiques can be found which doubtless offer you the newest trends for the season. When going around and exploring the city you will definitely meet local people, don’t hesitate to chat or ask questions – the inhabitants of Burgum are really open minded and very friendly. Relaxing and having a dinner in this peaceful town is highly recommended since several bars and smaller restaurants provide enough space and places. Furthermore, at the end of the main street the “Schoolstraat” will start. In this street the church Krustsjerke can be found. This church was built in the 10th century and also consists of its own cemetery. Another aspect which makes the city of Burgum so attractive are the cultural buildings and houses. Are you looking for some cultural aspects? The “Schoolstraat” and the “Lageweg” are the places to be. One of the most popular houses is the country house of the family Ferf. This house was built in 1855 and is located at the end of the “Schoolstraat”. More cultural buildings can be found in the “Lageweg”.

Burgwerd is sterk verweven met de Bolswardertrekvaart en het ligt ten zuiden van de Tjaard van Aylvapolder. Aan een deel van de polderdijk, de Sjungadijk, heeft zich een vrij langgerekte buurt ontwikkeld. De buurschap Hemert ten westen van de provinciale Westergoawei wordt bij Burgwerd gerekend.

De dorpskern van Burgwerd is met kades en oevers met hun bebouwing op de trekvaart gericht. Aan de westelijke oever staat een reeks woningen aan een weg waar een fietspad op aansluit. Aan de oostelijke kade is de bebouwing afwisselender en meer open met woonhuizen en boerderijen. Er staan ook enkele bedrijfsgebouwen onmiddellijk aan het water, de weg maakt er een bocht omheen. Aan de zuidelijke marge van het dorp ligt naast de Kloosterweg het restant van de terp, waar al sinds de Middeleeuwen de forse dorpskerk op staat met ertegenover de grote pastorie. Burgwerd ontwikkelde zich niet rond de kerk; de vaart is de spil waar alles om is gaan draaien. Het dorp is aanvankelijk vooral aan de andere kant van de vaart gegroeid. De naoorlogse rooms-katholieke kapel, ontworpen door Arjen Witteveen in een traditionalistische stijl, is daar ook terechtgekomen.

De hervormde kerk dateert oorspronkelijk uit de tweede helft van de 12de eeuw. Het is een gotische kerk die hernieuwd is in 1726 door Claes Bockes Balck, die vooral bekend is van waterstaatswerken. Waarschijnlijk ging het toen om een interne verbouwing, want in de zeventiende eeuw is de kerk al eerder grotendeels ommetseld. Aan de zuidzijde staan opvallend grote steunberen. De forse toren heeft men even weinig als de zuidmuur vertrouwd: het muurwerk is helemaal doorregen met muurankers. De kerk bezit fraai meubilair: een vakkundig gesneden preekstoel, een doophek en een doopbekkenhouder, een koperen houder voor de zandloper, een herenbank en ook een mooi gesneden orgelfront uit 1735. In het koor ligt een grote zerk van de familie Ockinga, in 1550 gehouwen door Vincent Lucas, een van de grootmeesters op dit gebied.

Burum is een terpdorp dat in de vroege Middeleeuwen is ontstaan op een kwelderwal. Als het dorp in 1408 voor het eerst in de bronnen wordt genoemd, blijken de Burumers hun kerk te hebben afgestaan aan het zuidelijker gelegen Gerkesklooster. Dit klooster had in het begin van de 14de eeuw het hele Burumerland ingedijkt en er aan het klooster onderhorige boerderijen laten bouwen. Het klooster was de baas in Burum en benoemde er zelfs de dorpsrechters. Met de Hervorming was het gebeurd met het machtige klooster.

Ten zuiden van het dorp lag het cisterciënzer vrouwenklooster Galilea. Daar staat aan de Friesestraatweg nu op nummer 1-3 een koprompboerderij uit omstreeks 1905 als een van een reeks monumentale boerderijen. Het dorp had met de Burumervaart een waterverbinding met de Lauwers. In de dorpskom hebben de ontwikkelingen rond de kerk plaats gevonden, aan de Uithof en langs de Herestraat die de doorgaande route van zuid naar noord ging vormen en het dorp buiten de kern een langgerekt karakter gaf.

De op de vrij hoge terp staande kerk is in 1784 gebouwd ter vervanging van de middeleeuwse voorgangster. Het is een eenvoudige zaalkerk met een geveltoren met ingesnoerde spits en een driezijdig gesloten koor. In tegenstelling tot het exterieur is het interieur rijk en voorzien van fraai meubilair van kansel, doophek en in de lengte liefst negen dubbele herenbanken uit de 17de en 18de eeuw.

Om de kerk staat aan de Uithof een variatie aan woningen waarvan de oude pastorie met een souterrain en een over een trapbordes bereikbare hoofdverdieping opvalt. De nieuwe pastorie is in 1878 gebouwd in een ruime tuin aan De Wendel, een grote blokvormige middengangwoning met een verdiepte portiek. Ook aan de Herestraat staat een aantal van dit type woningen, waarvan enkele met decoratieve elementen. Koren- en pelmolen Windlust verrijkt het silhouet van Burum. De molen wordt al in 1694 op deze plaats vermeld. De huidige molen dateert uit 1787 en is vaak hersteld en gerestaureerd.


Archivering van erfgoedinformatie met het ErfgoedCMS™

Bent u geïnteresseerd in erfgoedinformatie en hoe u dit op een professionele en duurzame manier kunt ontsluiten op het internet, dan is het volgende voor u van belang.

Sinds kort is er namelijk het ErfgoedCMS™ van DeeEnAa. Met dit op maat gemaakte ErfgoedCMS™ kan ieder dorp of iedere stad haar erfgoedinformatie registreren, rubriceren en ontsluiten. Daarnaast kan het ErfgoedCMS™ worden ingezet als webshop voor lokale producten en kan het de basis vormen voor dorps- of stadswandelingen compleet met QR-code bordjes.

Voor meer informatie over dit onderwerp verwijzen wij u graag naar de pagina over het ErfgoedCMS™ op de ErfgoedCMS-website via onderstaande knop.