Unfortunately, at the moment we can provide only parts of this website in the English language. For those parts of the website that not yet have been translated we recommend use of the Google Translate option next to the title of the item.


Villages

Villages

In Fryslân you will find over 400 villages, some very small and some relatively large in size. Drachten without any doubt being the largest and Leons probably the smallest with its church, residence and five farmhouses.

All villages have their own interesting story and history to tell. Below we highlight all 400+ villages for you. To find a specific village, click on the corresponding initial letter of the village name. You can also find a village via the 'complete list of Villages and cities'.

Kies de beginletter


Nes is een dorp met een es-achtig karakter. Het oorspronkelijke centrum lag veel oostelijker dan waar de dorpskom nu ligt. Ruim voorbij de in 1878 door P.J.H. Cuypers ontworpen neogotische rooms-katholieke Sint-Clemenskerk ligt het oude kerkhof met fraaie grafstenen. Daar zijn fundamenten van een vroegmiddeleeuwse, tufstenen kerk en een later exemplaar met een gotisch koor opgegraven.

Nu vormt de losstaande dorpstoren het markante teken van de kern. De van gele steen opgetrokken klokkentoren staat op een kleine verhoging. Hij is in 1664 in opdracht van Valerius Watse Frans van Cammingha en Rixt van Donia gebouwd, destijds de Heer en Vrouwe van Ameland. In 1732 is hij in opdracht van Prins Willem IV, toen Heer van Ameland, verhoogd. Ten oosten van de toren ligt de open groene Torenhoogte. Nog verder oostelijk het Kerkplein met eveneens gevarieerde, fraaie panden. De eenvoudige hervormde kerk dateert van 1734 en werd in 1824 verbouwd. Een ander bescheiden kerkgebouw is de doopsgezinde vermaning uit het midden van de 19de eeuw.

Het karakteristieke Amelandse komdorp is lange tijd het hoofddorp geweest. Het dorp heeft wel een aantal straten en pleinachtige ruimten, maar veel woningen en boerderijen uit de 17de en 18de eeuw lijken zonder plan, spontaan gebouwd te zijn. Het stratenpatroon van de smalle, verharde wegen en stegen loopt onregelmatig, soms warrig tussen de met huizen en boerderijen bebouwde en met hagen of lattenhekken afgegrensde erven door. Het zijn vaak woonhuizen op een langwerpige plattegrond en met een zadeldak. De topgevels zijn gemarkeerd met één of twee friezen en in de top afgewerkt met vlechtingen. Sommige interieurs bezitten nog tegels en bedsteewanden. Een opmerkelijk woonhuis uit 1625 staat aan de Rixt van Doniaweg. Het heeft een zeldzame in- en uitbuigende zg. ojiefgevel die met pinakels een markant silhouet oplevert. De eerste naoorlogse dorpsuitbreiding kwam in het noorden met traditionalistische woningen in een passende karakteristiek van kleinschaligheid. Later zijn buurtjes gevormd in het zuidoosten en noordwesten.

Nes is van oorsprong een agrarisch terpdorp aan de noordelijke oever van de Boarn en later aan de daar gelegde Leppedyk. Naar het noorden loopt de Nesser Zijlroede richting de boerenbuurschappen Bokkum en Birstum, een waterloop die met een paar naamswisselingen verbinding heeft met het Pikmeer bij Grou. Het is een waterverbinding die in tegenwoordige ’s zomers druk bevaren wordt door watertoeristen. Bij de twee bruggen van Nes is het dan een drukte van belang.

Nes bestaat uit enkele waterbuurtjes langs de Boarn, aan weerszijden van de bruggen, waarvan die aan de noordwestzijde uit een vriendelijke reeks brede burgerwoningen bestaat. Aan de zuidelijke oever is er aanzienlijk meer bebouwing, maar het is niet duidelijk of deze bij het naar het oosten uitgebreide Akkrum gerekend moet worden of bij Nes. Verder bestaat het dorp uit een oud kerkhof en een moderne watertoren.

Het dorp heeft een kerk gehad met een zadeldaktoren, maar die is al in de 17de eeuw gesloopt en er is geen nieuwe voor in de plaats gekomen. Eerder is op deze plek in 1228 een klooster, een commanderij van de Duitse orde van Sint-Jan, gesticht die in de omgeving veel kerkelijk gezag verwierf. Het klooster is tijdens de Hervorming opgeheven. Het sfeervolle, hooggelegen kerkhof bewaart de herinnering aan de kerk. Er staat nu een klokkenstoel met helmdak waarin een in 1950 door de gebroeders Van Bergen gegoten klok hangt.

In 1956 kreeg Nes een opvallende watertoren. Het waterleidingnet was na de oorlog dusdanig uitgebreid dat het noodzakelijk was om hier (en in Sint-Jacobiparochie) een toren te bouwen. De door jhr. Ir. A.P. Wesselman van Helmond ontworpen toren is 37 meter hoog en hij kreeg op een gecanneleerde slanke romp een ronde doos van beton met een reservoir voor 515 kubieke meter water. Ten noorden van de Boarn en ten westen van de Nesser Zijlroede is recent de waterwijk Boarnstee ontwikkeld die bij Nes wordt gerekend. Hierdoor is het inwonertal in korte tijd is verviervoudigd.

Nes is een terpdorp dat in de vroege Middeleeuwen is ontstaan. Het heeft een niet zeer hoge terp en een rechthoekige structuur. De oude bebouwde kom wordt omvat door een rechthoek van straten en de kerk is er centraal in geplaatst. Nes werd ontsloten door de Nesser Opvaart die in zuidwestelijke richting naar de Paesens is gegraven. Er is een aantal paden over de terp gerooid die elkaar niet precies haaks kruisen en aan die paden en het wegenvierkant is de bebouwing geleidelijk verdicht, wat een zeer gevarieerd beeld heeft opgeleverd. Vooral aan de Middenstraat en aan een zijde van de Foarstrjitte staan fraaie huizen uit de 18de en 19de eeuw. Foarstrjitte 21 laat zelfs Jugendstil details zien.

Vanaf het laatste kwart van de 19de eeuw is aan de uitvalswegen enige lintbebouwing gegroeid, in noordwestelijke richting vooral met flinke boerderijen. Ook verder van het dorp liggen op het dorpsgebied monumentale boerderijen waar voornamelijk tuinbouw wordt bedreven. De 20ste-eeuwse woningbouw heeft vooral binnen of aan het wegenvierkant plaatsgevonden, recent ook ten koste van het verlies van oude woningen. Bovendien is er aan de noordzijde tot en met de Noarderwei een bescheiden dorpsuitbreiding gekomen.

Bij de zuidwestelijke hoek is in 1925 aan de Wiesterwei de door Ane Nauta in expressionistische trant ontworpen gereformeerde kerk gebouwd. Het is een kruiskerk met een dakruiter. De hervormde dorpskerk was in de Middeleeuwen toegewijd aan Johannes de Evangelist. Het is een van kloostermoppen gebouwde eenbeukige, romaanse kerk die uit het einde van de 12de eeuw dateert. De oostelijke torenmuur is het oudst; wellicht is het een overblijfsel van een westwerk, daar werd aan de ene zijde de toren gebouwd en aan de andere kant het kerkschip. Het vierzijdig gesloten koor dat met lisenen, een rondboogfries en een tandlijst is versierd, is in het midden van de 13de eeuw tot stand gekomen. Het interieur pronkt met een in 1775 vervaardigde preekstoel in rococovormen: waarschijnlijk het werk van Yge Rintjes.

Niawier is een terpdorp dat net als andere niet zeer oude terpdorpen in Dongeradeel, zoals Engwierum en Nes, een rechthoekige structuur bezit, maar in vergelijking met die andere is de terp hier toch wat hoger.

Niawier is in de vroege Middeleeuwen ontstaan. De Niawierster Opvaart die om het kloosterterrein van Sion (gesticht omstreeks 1100) richting de Paesens liep, zorgde voor de ontsluiting over het water. De Tegenwoordige Staat van Friesland is beknopt: Niawier ‘heeft eene kerk met een spits kloktorentje, en bevat 20 stemdraagende plaatsen. Onder dit dorp behooren de buurten Lutkewier en Berghuizen, gelyk ook Sion, weleer een Vrouwen Klooster van de Cistertienser orde, gesproten uit het Klaarkamster Klooster, en afgebroken in den jaare 1580; ’t zelve heeft ook eene vaart naar de Paezens, en ligt dus wel ter reed en vaart.’

Het kloosterterrein is nog te herkennen: vanaf de dorpskom loopt de thans met woningen bebouwde Singel om de zuidelijke marge van het gebied heen. Lutkewier is een groep boerderijen nabij Wetsens; Berghuizen is een nog kleinere agrarische nederzetting ten noorden bij de Paesens. Bebouwing heeft vooral plaatsgevonden om het wegenvierkant om de terp en op de paden die over de terp zijn gerooid. Nagenoeg in het midden bestaat nog een open graskamp dat voorheen voor het kaatsen werd gebruikt. Ten oosten daarvan is de gereformeerde kerk opgetrokken, een relatief ruime zaalkerk. De naoorlogse woningbouw heeft niet alleen aan de Singel, buiten de dorpskern plaatsgevonden, maar gedurende de laatste decennia ook op en aan de rand van de terp.

De dorpskerk staat niet in het midden maar aan de oostelijke rand van de terp. Zij is in 1668 gebouwd van kloostermoppen van de voorgangster. Boven de ingangspoort is een stichtingssteen aangebracht. Het is een eenbeukig kerkje met een driezijdig gesloten koor en een westelijke gevel die in 1811 is hersteld. Bij die gelegenheid is een houten met leien bekleed torentje met een ingesnoerd spitsje op de gevel geplaatst.

Nieuwebildtdijk is een streek die eigenlijk de status van dorp niet bezit maar grotendeels bij Oude Bildtzijl wordt gerekend. Het is de tweede dijk die in 1600 het nieuw aangeslibde land van Het Bildt ging beschermen. Met daarop in het oosten aansluitend de Koedijk voor het Nieuw Monnikebildt in Ferwerderadiel.

De dijk strekt zich uit over een breedte van zes en een halve kilometer tussen Zwarte Haan in het westen en Nieuwebildtzijl in het oosten. Recht ten noorden van Oudebildtzijl werd een uitwateringssluis gelegd, de Nieuwebildtzijl, die door opslibbing van de pollen niet meer werkte en in 1655 werd opgegeven. Deze Oudeen Nieuwe-Bildtpollen werden in 1715 en 1754 ingedijkt waardoor de Nieuwebildtdijk slaperdijk werd. Desondanks zijn er in 1717 en 1825 nog dijkdoorbraken geweest. De Nieuwebildtdijk kon zich, nadat ze in ruste was gegaan, net als de Oudebildtdijk tot woonstreek ontwikkelen. De nieuwe dijk werd veel minder dicht bebouwd. De losse bebouwing kwam met enkele concentraties tussen Nieuwebildtzijl en de Schuringaweg. Nabij deze driesprong werd het Dijks- of Contributiehuis van de pollen gebouwd en net even oostelijker werd de buurt, met een lagere school, niet zonder humor Stad Niks genoemd: een benaming die nog steeds in gebruik is. Helemaal in het westen ligt nog een buurtje bij Zwarte Haan.

Er kwam over een lengte van ruim vier kilometer bebouwing. Aan de Oudebildtdijk is dat inclusief de Westhoek elf kilometer. Dat gebeurde op dezelfde wijze als bij de oude dijk. Wat betekende dat tegen de buitendijkse zijde de arbeiderswoningen konden worden gebouwd en aan de binnendijkse zijde in het land de boerderijen. Deze vaak monumentale boerderijen lijken vanaf de dijk majestueus.

Ongeveer een halve kilometer ten westen van Nieuwebildtzijl staat een van de opmerkelijkste: een oude boerderij met een voorhuis met een gestucte voorgevel en daarop geschilderd twee imitatie vensters met zandloperluiken en een groot wapen van ’t Bildt erop met het wimpelopschrift ‘Aren út Skelpen’. De langhuisschuur steekt maar net boven het hoge voorhuis uit.

Haskerdijken (nabij Nieuwebrug) is een streekdorp dat is ontstaan in de buurt van het klooster Maria’s Rozendal of het Haskerconvent, dat omstreeks 1235 is gesticht op de plaats waar de vrome kluizenaar Dodo zijn kluis had. Op de grietenijkaart van 1718 staat langs de kronkelige Hasker Dijken verspreide bebouwing van vooral boerderijen. De meeste staan in het noorden. In het midden zijn de kapel van het convent en enkele boerderijen afgebeeld. Een strak aangelegde dijk ligt naast de oude kronkeldijk.

In 1788 meldde de Tegenwoordige Staat van Friesland dat het dorp bestond uit een weids grondgebied maar dat er maar weinig huizen stonden: ‘Naar dit Dorp is dat gedeelte van den rydweg genaamd, ’t welk van Akkrum naar ’t Heerenveen, door deeze Grieteny, loopt: deeze weg, eertyds zeer bogtig en een groot gedeelte van ’t jaar onbruikbaar zynde, werd in 1716, door den Heere Grietman Jr. P.F. Vegilin van Claerbergen verbeterd, en verder Westwaards gelegd, onder den naam van de Nieuwe Hasker Dyken.’ De nieuwe rechte dijk kreeg naast de functie van waterkering die van verbindingsweg en hij werd in 1826 grotendeels gebruikt om er een deel van de rijksstraatweg van Leeuwarden naar Zwolle over aan te leggen.

Het dorp bestaat nu uit een paar buurten van verschillende aard. Helemaal in het noorden ligt een streek van grote en soms monumentale boerderijen langs de oude Rijksstraatweg en de Sminiaweg.

In het midden ligt bij de brug en de fly-over van de autosnelweg over de Nieuwe Pompsloot, de Kapellewei. De weg voert naar het licht verhoogde kerkhof met de hervormde kerk die in 1818 is gebouwd op de plaats van de kloosterkapel van het convent. Het is een zaalkerk met een driezijdige koorsluiting en een geveltorentje.

Zuidelijker is een buurt gevormd bij een sluis en een nieuwe brug in de vaart die naar de Polder van het 4de en 5de Veendistrict leidt. Dat heeft de buurschap Nieuwebrug gevormd die voorheen tot Schoterland en de gemeente Heerenveen behoorde.

Nieuwehorne is een streekdorp dat in de 18de eeuw is ontstaan nabij de splitsing van de Binnenweg die nu als Schoterlandseweg vanaf Oudeschoot over de hele lengte van de gemeente Heerenveen de belangrijkste ontsluitingsweg richting Donkerbroek is geworden. En nabij de voor het doorgaande verkeer niet belangrijke Buitenweg die een iets zuidelijker koers aanhoudt.

Het dorp ligt in een landschap waar hoogveen tot turf is gewonnen en daarna in cultuur is gebracht. Ten zuiden liggen de lage hooilanden van de vallei van de Tsjonger die daar tot de kanalisering in 1886/’88 als een echte rivier meanderde en een grillige grens vormde met West- en Ooststellingwerf. Het dorp heeft zich ontwikkeld op de plaats waar vanaf de Schoterlandse Compagnonsvaart uit het noorden de Vierde Wijk richting Binnenweg liep.

Daar kwam ook de dorpskerk. De huidige, door een dichte boomzoom omringde kerk dateert uit 1778 en is toen gebouwd in opdracht van grietman Daniël de Block van Scheltinga. De kerk is in het midden van de 19de eeuw hersteld, maar de kerkstichting zou wel ouder kunnen zijn omdat in de toren een klok hangt die waarschijnlijk in de 15de eeuw gegoten is door Johannes van Bomen. De kerk is een eenvoudige zaalkerk met een driezijdige koorsluiting en gebouwd van gele steentjes in een ritme van verdiepte traveevakken, waarin om en om rondbogige vensters staan. De voorgevel is geblokt gepleisterd, voorzien van dichte rijen muurankers en op de hoeken pilasters die diamantkoppen vertonen. Op de gevels staat de houten toren met uurwerk, galmgaten en een ingesnoerde spits.

In de buurten langs de wegen is nogal wat bebouwing uit het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw te vinden, maar Nieuwehorne doet zich kennen als een jong dorp. Na de Tweede Wereldoorlog is het dorp vooral tussen de twee wegen ingevuld, in belangrijke mate ook met volkswoningen die de woningbouwverenigingen er ontwikkelden. Toch is Nieuwehorne geen komdorp geworden, maar is het nog steeds een streekdorp.

Nieuweschoot is een oud streekdorp dat thans ligt uitgestrekt langs de Rotstergaasterweg. Het is altijd vrij klein gebleven. Door het sterk naar het zuiden uitgebreide Heerenveen is het bijna de zuidelijke marge van deze plaats gaan uitmaken. Bovendien is de lintbebouwing, vooral in het oostelijke gedeelte, in de naoorlogse jaren verdicht. Toch heeft Nieuweschoot een landelijk karakter behouden, een karakter dat in westelijke richting puurder kan worden genoten. Het was ‘zeer vermaaklyk in de bouwlanden, en in het geboomte gelegen’ schreef de Tegenwoordige Staat van Friesland in 1788 en dat kan nog opgemerkt worden.

Aan de westzijde wordt het dorpsgebied begrensd door de Engelenvaart die in 1840 is gegraven om de Veenscheiding – het oostelijke verlengde van de Schoterlandse Compagnonsvaart – in verbinding te brengen met de Tsjonger. Voordat deze vaart werd gegraven liep de vrij dun bebouwde streek langs twee paden verder naar het westen door tot wat nu het oostelijke gedeelte van het langgerekte dorp Rotstergaast is.

De kerk is een laat-gotisch gebouw met steunberen en een driezijdig gesloten koor. Het gebouw is opgetrokken van rode kloostermoppen die kennelijk bij een vernieuwing herbruikt zijn. Er wordt verondersteld dat dit in de 15de eeuw is gebeurd, maar het zou ook later geweest kunnen zijn. In de zuidelijke gevel zit een dichtgezet spitsbogig lancetvenster, maar de gevels zijn nu geopend met rondbogige vensters. De voorgevel wordt eveneens gestut door beren en de geveltop is vermoedelijk in de 18de eeuw vernieuwd in kleine steen.

Op het kerkhof staat een kleine houten klokkenstoel met een zadeldak die een 15de-eeuwse luidklok herbergt. Kerk en klokkenstoel staan op een sfeervol, door bomen omzoomd kerkhof. Dat is in de 20ste eeuw uitgebreid tot een grote, goed onderhouden begraafplaats waar ook een crematorium aan is verbonden. In het westen van het dorp staat een aantal monumentale boerderijen. Zoals dicht bij de Engelenvaart een modeltype kop-hals-rompboerderij ‘Rikazathe’ uit omstreeks 1860 met molkenkelder, getoogd gesloten vensters en rondgesloten schuurdeuren en een heerlijk ingetogen erf.

Nij Beets is an idyll, petite village, perfect for nature lovers and families seeking for either relaxation or activity. The village which was originally founded by peat workers in 1863 is nowadays accommodating around 1700 inhabitants. It is situated in the municipality Opsterland, located in the centre of Friesland and radiates a peaceful and tranquil atmosphere, making Nij Beets an ideal environment to live in. Hence, its hardly surprising that this spot not only attracts but deeply satisfies its main population group of young families with children.

Besides the peacefulness of the village, the natural landscape of Nij Beets truly sets it apart and makes it so unique. The landscape is marked by the peat industry and the nobility, being heavily involved in the history of the region and accumulating forests and peatland in the village. Noted for the great variety in the natural environment, the location offers great cycling and hiking routes, accompanied by a lovely scenery. Moreover, Nij Beets also does not miss out on the one’s interested in history and culture, since numerous historic routes and museums, such as It Damshûs, invite to bestow an insight into the past and learn more about the village. Nij Beets supplementary welcomes visitors enjoying water based activities and outdoor activities by offering the opportunity to explore the region by boat along the channels in Opsterland, going horse riding with the children and appreciating a pretty sunset at the campsite while having BBQ in the surroundings of the beautiful, natural landscape. En passant, great friendships can be made with the warm-hearted locals during your visit, welcoming you on every occasion with pleasure.

So, if you desire an idyll yet vivid place for either relaxation or activity then Nij Beets would be the perfect option for you.

Feel free to visit our website for more information about this magic little village.

Nijeberkoop is een streekdorp dat niet zo jong is dan de naam doet vermoeden. Het is als dochternederzetting van Oldeberkoop al ontstaan in de 13de eeuw. Het is een klein dorp gebleven en de inwoners hebben hun kerk niet in ere kunnen houden, zodat die in 1826 is afgebroken. In 1788 kon de Tegenwoordige Staat van Friesland met enkele zinnen volstaan: ‘Nieuwe- of Nyeberkoop, ten Oosten van ’t voorige Dorp Oldeberkoop, is tusschen de beide voornoemde rydwegen gelegen. Het Kerkje is hier zonder toren. De gelegenheid van dit Dorp tusschen de Kuinder en Linde is gelyk aan die van ’t voorige, en de grond van denzelfden aard; doch men vindt ’er minder Weid- en Hooiland.’

Deze beide wegen zijn de zuidelijke Binnenweg en de noordelijke Buitenweg. Ze heten nu de Bovenweg en de Oosterwoldseweg/Grindweg. De boerenlanderijen langs deze wegen strekken zich uit tot de oude rivieren de Linde in het zuiden en de Tsjonger – die in de Stellingwerven Kuinder wordt genoemd – in het noorden. In het midden van de 19de eeuw bestaat er volgens het kaartbeeld van de streek in de atlas van Eekhoff (1849) bijna nog geen bebouwing langs de Buitenweg en ook langs de Binnenweg is de bebouwing niet dicht. Aan een tussenpad, bereikbaar over de Lijkweg naar de begraafplaats waar ooit de kerk stond, waren ook een paar boerderijen te vinden. Aan de Bovenweg is in 1898 een school gebouwd – een voorganger in 1826 was opgeheven – die nog steeds bestaat, een tweeklassige school met een onderwijzerswoning.

Vanaf de Bovenweg kan de begraafplaats worden bereikt, waarop een klokkenstoel met zadeldak staat. In 1934 werd de Albardalaan verhard, waardoor de streek naar het noorden toe, richting Hoornsterzwaag, ontsloten werd. Tussen de Grindweg (Oosterwoldseweg) en de Bovenweg vormen wel paden, maar geen wegen, verbindingen. Aan de Bovenweg en op Egypte is voor de oorlog enige volkshuisvesting tot stand gekomen. Na de oorlog gebeurde dat aan de Bovenweg en de Oosteregge.

Nijega is een streekdorp van middeleeuwse oorsprong. Op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1718 is het een agrarische streek langs de Lijkweg, thans de Kommisjewei, tussen de akkers. De kerk stond helemaal aan de westzijde en daar lag in het westen de buurt De Wieren tussen de weilanden.

Aan het einde van de 18de eeuw meldde de Tegenwoordige Staat van Friesland dat het een kerk zonder toren had en: ‘dit is het eerste dorp, daar men, uit Tietjerksteradeel komende, doorrydt. Onder ’t zelve behooren eenige buurtjes van naame, als de Wieren naast aan de Kerk, de Middelbuuren, ten Zuiden naast aan de Hoogeweg gelegen, en nog verder zuidwaards, over dien weg, niet verre van het Gaaster Diept, Egbert Gaasten; waaromtrent het alles veengrond is. De overige huizen die tot dit dorp behooren, liggen langs de Lyk- en Hoogeweg, aan de bouwlanden en in ’t geboomte, ’t welk een aangenaam gezigt geeft.’ Ook de buurschap De Tike behoorde aanvankelijk onder Nijega en is later een zelfstandig dorp geworden.

De torenloze kerk had in elk geval een ouderdom die tot de 14de eeuw terugging, want de luidklok in de huidige kerk dateert van 1381. In 1877 wordt de ‘belangrijke vertimmering van de kerk op de Nijegaaster Hoek’ geadverteerd. Maar of dat ook is gebeurd onder leiding van de Drachtster architect D.D. Duursma, is de vraag. In 1893/’94 is een door dezelfde architect ontworpen nieuwe kerk tot stand gekomen. Een merkwaardige zaalkerk in een mengstijl van neoclassicisme en neorenaissance. Het schip is uitwendig gestukadoord en op de hoeken staan spitsjes. Het front met ingebouwde toren is in schoon werk uitgevoerd. De toren met ingesnoerde naaldspits is verlevendigd met gepaarde rondboogvensters en galmgaten die sierlijk omrand zijn.

Tegenover de kerk is een soort plein gevormd waar enkele woningen en het café op zijn gericht, even noordelijker staat een voormalig tolhuis van omstreeks 1890. Aan de Kommisjewei staat een verscheidenheid aan woningen en (soms monumentale) boerderijen.

Nijehaske is een streekdorp van middeleeuwse oorsprong. Het was het oostelijkste dorp van de Hasker Vijfga en zal omstreeks 1200 aan de verbindingsweg tussen Westermeer/Joure en Heerenveen zijn ontstaan. Op het vroegste betrouwbare kaartbeeld, dat in de atlas van Schotanus uit 1718, ligt een zeer losse reeks van enkele boerderijen ten zuiden van de weg met ongeveer in het midden de kerk. Helemaal in het oosten ligt een dichtbebouwde buurt aan de Heeresloot en de daar kruisende Overspitting die nu Haskervaart heet. De buurt werd ook wel de Bandsterschans genoemd, naar de versterking die hier in de 17de eeuw heeft gelegen.

Bij Heerenveen vonden verveningen plaats en volgden allerlei economische activiteiten. Nijehaske kreeg daardoor een dubbel karakter. In de Tegenwoordige Staat van Friesland staat: ‘een Dorp in ’t Oostelykste deel der Grieteny, waar onder een gedeelte van ’t Heerenveen behoort, met de meeste huizen der Bandster Schans. De Kerk deezes Dorps staat aan de Heere Sloot; alwaar thans ook de wooning van den Predikant gevonden wordt, daar die, voor deezen en nog by onzen tyd, in ’t eenzaame Hasker Dyken, by het Kerkje, gevonden wierd. De meeste landen, ter wederzyden van dit Dorp, zyn mied- en klynlanden, die zich verre in "t Noorwesten uitstrekken.’

Het noordwestelijke gedeelte van Heerenveen hoorde tot de gemeentelijke herindeling van 1934 tot Nijehaske, ook het spoorstation. De dichtbevolkte streek van de Heerenwal en omgeving kwam toen bij de grote plaats Heerenveen. Ook het oude kerkhof naast de Alberthoeve aan de Jousterweg werd opgeslokt. In 1984 is de grens tussen Heerenveen en Skarsterlân opnieuw in westelijke richting verschoven waardoor deze in het Nieuwe Heerenveense Kanaal kwam te liggen.

Van Nijehaske resteert een buurtje van enkele tientallen woningen nabij de driesprong van de Jousterweg en de Nije Fjildwei en enkele boerderijen. Ten noorden van het dorp zijn de bedrijventerreinen van Kanaal-West en Businesspark Friesland-West ontwikkeld, waardoor in het dorpsgebied wel veel arbeidsplaatsen zijn gekomen. Van een dorp kan nauwelijks meer worden gesproken.

Nijeholtpade is een streekdorp, in de late Middeleeuwen ontstaan aan de weg van Wolvega naar Oosterwolde. De vrij losse lintbebouwing langs de Binnenweg (thans Hoofdweg) is op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 weergegeven. Door de knik in de Hoofdweg, terwijl de Binnenweg doorloopt en door de positie van de kerk nabij de Bovenweg (ook wel Buitenweg en thans Stellingenweg), is een wegenkruis ontstaan en werd het dorpsgezicht gevarieerder dan dat van omliggende dorpen.

De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788: ‘het Oostelykste der Dorpen aan de Noordkant van de Linde, strekt zich met zyne landeryen Noordwaards uit tot aan de Kuinder, en zuidwaards tot aan de Linde. De Kerk deezes Dorps heeft een spits torentje, waarin twee klokken hangen: dezelve staat aan het einde van den Middelweg, die by Wolvega begint, en, by deeze Kerk in den Buitenweg eindigt. … Daaromtrent liggen de huizen zeer aangenaam in het geboomte en de bouwlanden. Nergens vindt men in deeze Grieteny meer Houtgewas, dan in dit en in ’t naastvolgende Dorp, waarop ook jaarlyks hier veel brandhout wordt gemaakt, en alomme verzonden …. Weleer was hier een sterk gemuurd gebouw, uit eene graft opgetrokken en Friesburg genaamd … hebbende dat gebouw toebehoord aan den Saxischen Grietman Lykle Eblens, gesprooten uit het voortreffelyk geslagt … ’t welk namaals den naam van Lyklama à Nyeholt heeft aangenomen.’

Op de kaart uit 1850 in de atlas van Eekhoff is te zien dat het dorp toen nog een bescheiden omvang had. En dat terwijl het de stamplaats was van het Lycklama à Nijeholt-geslacht, dat lange tijd belangrijke bestuurlijke functies in Weststellingwerf en andere grietenijen bekleedde.

De laat-gotische, aan Sint-Nicolaas gewijde kerk heeft een driezijdig gesloten koor en een aardig ritme aan spitsboogvensters tussen steunberen. De slanke toren met naaldspits heeft oorspronkelijk aan de voet grote spitsbogige openingen gehad, maar die zijn dichtgezet. Tegen de westelijke muur is een overhoekse steunbeer geplaatst. De toren draagt twee klokken, één van Willem Wegewaert uit 1598 en de andere van Gheraert Koster uit 1611.

Nijeholtwolde is een klein streekdorp van niet grote ouderdom dat aan de zuidzijde van de oude Weerdijk is ontstaan. Deze Weerdijk is duidelijk weergegeven op de grietenijkaart van Weststellingwerf in de atlas van Schotanus. Hij slingerde zich door het westen en noorden van de grietenij, komende uit het zuiden bij Oldetrijne. Dan ging hij met een bocht door Oldelamer en Nijelamer en met twee haakse bochten nog verder naar het oosten door Nijeholtwolde om bij Oldeholtwolde weer een bocht naar het zuiden te maken tot de westelijke flank van Ter Idzard.

Op de kaart is Nijeholtwolde een vrij dichtbebouwde streek met de kerk in het midden. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 genoteerd: ‘onder dit Dorp, wiens Kerk al voor veele jaaren is afgebroken, en waarvan nu maar alleen het Kerkhof met een Klok en Klokhuis overig is, behooren, binnen den Weerdyk, verscheiden bouwlanden, hoewel van een’ veenigen aard. Weleer werd hier in de buitenlanden naar de Kuinder toe, een soort van turf gegraaven, de Holtwolder Akkerturf genaamd, die voor de beste der geheele Provincie gehouden werd; dan hoewel men hier nog al zeer goede turf graaft, is nochthans de Akkerturf niet meer in weezen. Door dit Dorp … loopt de weg van Schooterbrug naar Wolvega.’

Het Aardrijkskundig Woordenboek van Van der Aa meldde in het midden van de 19de eeuw nog dat het dorp vanouds zeer rijk aan bosschages was en: ‘Bij den watervloed van Februarij 1825 was dit dorp als in eene bouwval herschapen. Vele huizen waren ingestort of weggedreven, zoo dat men hunne standplaats niet meer herkennen kon. Een vijftal menschen en bijna al het vee kwam hierbij om.’

Tegenwoordig is het vooral een achter de autosnelweg en spoorweg wat geïsoleerd geraakte agrarische streek met enige huizen bij de driesprong van de Heirweg. Noordelijker ligt het kerkhof met een in 1973 herstelde houten klokkenstoel met helmdak waarin een klok hangt die in 1788 is gegoten door Christiaan en Jan Seest.

Nijelamer is een agrarisch streekdorp dat in de late Middeleeuwen aan de zuidzijde van de oude Weerdijk is ontstaan. Deze Weerdijk is duidelijk weergegeven op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 en slingerde zich door het westen en noorden van Weststellingwerf. Hij kwam uit het zuiden bij Oldetrijne en ging met een bocht door Oldelamer en Nijelamer en met twee haakse bochten nog verder naar het oosten door Nijeholtwolde om bij Oldeholtwolde weer een bocht naar het zuiden te maken tot de westelijke flank van Ter Idzard.

In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 gemeld: ‘een Dorp van maatigen omtrek … ten Noordoosten van ’t voorige Oldelamer, aan denzelfden rydweg of Weerdyk gelegen. Door den zwaaren stormwind van den 12 December 1747, stortte hier een gedeelte der Kerk in, die daarna voorts geheel is afgebroken. Weleer werd hier zeer veel turf gegraaven, en thans nog eenige, loopende de turf Wyken alle uit in de Kuinder. Ook loopt door dit Dorp de Schipsloot van en naar Wolvega.’

Op de grietenijkaart in de atlas van Eekhoff uit 1850 zijn de sporen van de veengraverij te zien. Het gebied ten noordoosten van de Schipsloot is een van de laatste in cultuur gebrachte verveende gebieden van Friesland: De Ontginning die deels ook onder Nijeholtwolde gerekend wordt. Daar ontwierp architect Gerben Bergsma in 1928 een gemaal aan de Schipsloot in expressionistisch-zakelijke stijl en hij zorgde ook voor het ontwerp van de flinke reeks boerderijen in gevarieerde typen langs de randen en in het midden van de nieuwe veenpolder.

De oude streek is vrij los bebouwd; de meeste grote boerderijen staan niet aan de weg maar in het land, met een eigen opreed. Langs de Hoofdweg en Schipslootweg staan maar weinig huizen. Op de plaats van de ingestorte kerk ligt het ruime kerkhof, voorzien van een flinke zoom van struiken en bomen. De klokkenstoel met helmdak is oorspronkelijk uit 1795, maar werd enkele malen vernieuwd. De klok is in 1599 door Willem Wegewaert gegoten.

Nijemirdum is een streekdorp dat op de rand van dezelfde zandrug als Oudemirdum is ontstaan, vermoedelijk omstreeks 1200. De streek ligt aan de rand van de rug aan de oude landweg van Stavoren en Sloten. Het dorpsgebied van Nijemirdum vertoont landschappelijk een opmerkelijke variatie. Ten zuidwesten staat een reeks boerderijen aan deze weg die hun landerijen in de lage Hoitebuorsterpolder hebben. Aan de andere, oostelijke zijde van het dorp liggen op de tamelijk hoge, zuidoostelijke flank van Gaasterland de Heaburgen.

De boerenstreek loopt ten zuiden om enige jonge bospercelen van de Rietpollen heen en ligt vlak achter de vroegere Zuiderzeedijk. Onder de opmerkelijke collectie boerderijen zit onder meer een winkelhaakachtig model. ‘De Groninger’ laat inderdaad zo’n typisch Gronings, hoog opgetrokken voorhuis zien. De boerderijen rijzen robuust op uit het weidse land. Ten noorden van Nijemirdum lopen de Hege Bouwen waar naast het boerenbedrijf ook andere bedrijvigheid is ontwikkeld. Nog noordelijker ligt de nu beboste Nijemirdumerheide en het oudere Lycklamabosch.

De buurt bij de kerk heeft volgens verschillende bronnen in de 16de en 17de eeuw flink wat bebouwing gekend: er schijnen nogal wat stinzen in het dorp en de omgeving te hebben gestaan. Aan het einde van de 18de eeuw blijkt veel bebouwing verdwenen te zijn en op de kaart van Gaasterland van 1854 is het er een kale boel. De kerktoren staat helemaal alleen. Vanaf het einde van de 19de eeuw is daar weer gebouwd, wat zich in de 20ste eeuw heeft voortgezet. Nu is er met ook naoorlogse bebouwing weer een echte buurt gevormd.

Bij een flauwe bocht staat op het oude, door zwaar geboomte omzoomde kerkhof een hoge, eenzame bakstenen toren. Oorspronkelijk hoorde die bij de aan het einde van de 18de eeuw gesloopte, middeleeuwse dorpskerk. De gotische toren dateert uit ongeveer 1370 en is omstreeks 1500 nog eens verhoogd. De toren heeft een vrij laag tentdak. De hervormde kerk is thans ondergebracht in de verbouwde, in 1899 tot stand gekomen openbare school.

Nijetrijne is een streekdorp van niet zeer grote ouderdom en een zeer dunne bebouwing. Het is gelegen tussen in de 19de eeuw voor de turfwinning vergraven landerijen wat het natuurreservaat de Rottige Meenthe heeft opgeleverd. Op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 blijkt er in het lage land slechts een handjevol boerderijen en huizen te staan, alle met een opvaart naar de Scheen. Aan de zuidzijde van de streek loopt de (Binnen)weg van Schoterzijl naar Wolvega.

In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 gemeld: ‘het kleinste Dorp der Grieteny …. De Kerk had eertyds een spits torentje; doch in ’t jaar 1750 is de geheele Kerk, bouwvallig zynde, weggebroken, en niets daarvan overgelaaten, dan een ringmuur, binnen welken de Lyken begraaven worden. De landeryen van dit Dorp loopen, gelyk die van het voorgaande, van de Scheen Zuidwaards tot aan de Linde.’

Op de kaart in de Eekhoff-atlas staat het vervallen kerkhof en is een nieuwe weg, zuidelijker dan de Binnenweg, de latere Pieter Stuyvesantweg van Slijkenburg naar Wolvega aangegeven. Daarheen verplaatste de bebouwing zich en ook het bescheiden hervormde kerkje, thans Maranathakerk, is daar in 1919 gebouwd. In het waterrijke dorpsgebied zijn voorzieningen te vinden om de waterstanden te kunnen beheersen. In het noorden staan aan de Veendijk twee poldermolens met molenaarshuizen, De Rietvink en De Reiger. Daar ligt ook de in 1914 aangelegde Scheenesluis met een houten draaibrug, waar een sluiswachterswoning, een café en een scheepshelling bij staan.

Aan de zuidelijke uitmonding van de in 1748 gegraven Jonkers- of Helomavaart ligt op de grens van de Beneden- en Bovenlinde een driewegsluis, een sluis om de drie verschillende waterniveau’s te kunnen passeren. De sluis is oorspronkelijk uit 1775, maar is in 1927 vernieuwd. Met een wachterswoning en een voormalig winkelhuis wordt een belangwekkend waterstaatkundig ensemble gevormd, dat na aanleg van een nieuwe Mr. H.P. Linthorst Homansluis in 1973 maar ternauwernood van de ondergang is gered.

Het komdorp Nijland is het enige dorp dat in het drooggevallen en afgedamde zuidwestelijk deel van de Middelzee op een kruispunt van wegen is gesticht. Waarschijnlijk is dat in de 13de eeuw gebeurd, maar er zijn ook vermoedens dat de dorpsvorming al vóór 1100 plaatsvond.

De kern van het dorp ligt ten noorden van de weg Sneek-Bolsward die vanaf de 19de eeuw bepalend is geweest voor de ontwikkelingen van het dorp. Daardoor wekt Nijland tegenwoordig de indruk van een wegdorp. Bij het kruispunt staat de markante dorpsherberg die in de periode van de ontsluiting van het platteland door het spoor ook tramhalte werd. In 1882 reed tussen Sneek en Bolsward de eerste stoomtram van Friesland, een lijn die het ongeveer een halve eeuw uithield. Ten noorden van de hoofdverkeersroute door het dorp, de Tramstraat, ligt de eigenlijke dorpskom rondom het omgrachte kerkhof met rijzige kerk en toren. Aan de westzijde staat in een ruime tuin de witgepleisterde pastorie, die achter het pleister een hoge ouderdom verstopt. Noordelijker het vicarishuis dat in het muurwerk nog middeleeuws materiaal bevat. Aan noordzijde staat de oude pastorieboerderij. Aan het oostelijke gedeelte van de kerkgracht en de daarop uitkomende kleine straatjes en steegjes is de oudste, maar vaak sterk vernieuwde bebouwing te vinden. En zuidelijk een half open, gevarieerde bebouwingsstrook, waarin een statige kop-hals-rompboerderij opvalt. Al deze verschillend geaarde elementen in de dorpsbebouwing worden op een prachtige wijze bijeengehouden door het ruime, ovale kerkhofeiland.

Er is in de 13de eeuw een eerste godshuis gesticht, maar de laat-gotische dorpskerk dateert uit het begin van de 16de eeuw. In de noordmuur zijn nog stukken van de oude kerk verwerkt. Bovendien is het gemêleerd gele en rode moppenmateriaal bij de herbouw herbruikt wat levendig muurwerk heeft opgeleverd. De regelmatige afwisseling van grote spitsboogvensters en steunberen biedt een karakteristiek laatgotisch metrum. De forse toren met achtzijdige spits is een keer verhoogd. De klokken liften mee en er kwam een tweede reeks galmgaten.

Noardburgum is een jong heidedorp dat vanaf het midden van de 19de eeuw, toen de heide werd ontgonnen, in een aantal streken is ontstaan.

De Bergumerheide werd ontgonnen op initiatief van dr. Nicolaas Ypeij die door het huwelijk met Baudina Looxma niet alleen in het bezit kwam van Vijversburg bij Ryptsjerk, maar ook van uitgestrekte heidevelden ten oosten daarvan. Ypeij ontwikkelde een particuliere wijze van werkverschaffing, waarmee het park bij zijn buiten werd aangelegd, maar ook de heidevelden in cultuur werden gebracht en boerderijen gesticht. Ypeij zorgde op een regenteske wijze voor het geestelijke welzijn van de arbeiders op ‘De Heide’ door initiatieven te nemen voor een kerk, een school en een armenhuis.

Ten westen van het dorp ligt de Ypeij-boerderij, ‘Veldlust’. Aan de voorzijde van de stelpboerderij zijn de vensters dichtgemetseld, maar er zitten wel vertellende gevelstenen in. De ene vermeldt dat de eerste steen door de zoon van dr. Ypeij, de 16-jarige Age Looxma Ypeij is gelegd op 3 april 1850. De andere geeft te lezen: ‘Gedenksteen ter eere van het bezoek van Z.M. den Koning, Willem III aan de boerderij en ontgonnene gronden, Veldlust en Klein Veldlust genaamd; op den 22sten April 1852: zijnde bij die gelegenheid de eigenaar, Dr. N: IJpeij, door Z.M. benoemd tot Ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw.’

Aan de Rijksstraatweg is in 1850 de kerk gesticht. De eerste steen is ook hier gelegd door Age Looxma Ypeij. Het is een rechtgesloten zaalkerk met spitsboogvensters maar verder met een neoclassicistische aankleding, vooral bij de ingangspartij. Op het dak staat een dakruiter met koepeldakje. Op het kerkhof ligt het graf van ds. Thoden van Velsen die voor Ypeij de jonge gemeenschap vormde en mede-initiatiefnemer tot de kerkbouw was. Het catechisatielokaal is in 1895 gebouwd in de chaletstijl. De kloeke pastorie is in 1849 ontworpen door Architect A. van Riesen. Kerk en pastorie liggen in een ruime tuin met oud geboomte.

Er tegenover is in 1843 het armenhuis gesticht, een gebouw van een enkele laag en van twee lange beuken, waarin thans een klompenmakerij en –museum is gevestigd. Daar staat ook de voormalige naai- en breischool van de ‘Ypeijstichting’, waarvan Age Looxma Ypeij in 1873 opnieuw de eerste steen legde. Aan de Rijksstraatweg staan de twee scholen, beide middengangscholen met vier klassen, gebouwd in 1922. De ene is openbaar, de andere christelijk.

Ten zuiden van de Rijksstraatweg werd in de jaren twintig een complex voor de waterwinning gesticht. Het gebouw werd kort voor de oorlog naar ontwerp van ir. J.J.M. Vegter verbouwd. Een nieuwe verbouwing en uitbreiding werd in de jaren vijftig door de eigen bouwkundige dienst uitgevoerd, waarbij jhr. ir. A.P. Wesselman van Helmond uit Nijmegen de architectuur verzorgde. In 1958 kwamen die gebouwen met pompenhallen, een bedieningshal, werkplaatsen en kantoorruimten gereed. Het geheel is 85 meter lang en 20 meter breed en heeft een verticale geleding van fraaie gemetselde gecanneleerde lisenen met vensterstroken ertussen. Het ernaast staande filtergebouw heeft op de begane grond een soort lamellenwand, maar hoger is het gesloten met perforaties van kleine vensters. Om de reactoren van de onthardingsinstallatie is in 1984 naar ontwerp van J.G.C. Vegter een streng en toch levendig ingevuld betonnen skelet opgetrokken.

De buurschappen van ‘De Heide’ groeiden geleidelijk naar elkaar toe en zijn in 1930 tot het dorp Noardburgum samengevoegd. Na de oorlog is de groei doorgegaan, te beginnen in 1949 met levendig geplaatste, flinke rijen van met totaal twintig arbeiderswoningen aan de Zevenhuisterweg. Deze woningen van de woningstichting hebben hun voorgangers in de woningen aan de Veldmanweg uit 1939. Noardburgum is nu een flink dorp dat voornamelijk ten noorden van de Rijksstraatweg is gelegen. Op de kruising van de Zevenhuisterweg met het Marijkepaed en het Abe Brouwerpaed staat de in expressionistische stijl gebouwde baptistenkerk uit 1936.

Noordwolde is een groot streekdorp van middeleeuwse oorsprong dat zich al spoedig na het graven van de Noordwoldervaart (oorspronkelijk Noordwolder Sloot) in 1642 tot een kruisdorp ontwikkelde. Dat beeld geeft de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 al te zien. De oorspronkelijke bebouwingsstreek zet zich na het kruispunt van weg en vaart nog verder naar het oosten door, maar hier, in tegenstelling tot de andere streekdorpen op deze ontginningsas, aan de zuidzijde van de weg. Ten noordwesten van de kruiskern ligt nog de Molenbuurt.

In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd gemeld: ‘een groot Dorp …. Weleer was dit Dorp, wegens de sterke turfgraavery, zeer in bloei, waarom ’er van jaar tot jaar nieuwe huizen werden aan gebouwd; doch thans begint het veen sterk te verminderen, en dus de bloei van ’t Dorp af te neemen. Om de turf van hier te vervoeren, heeft men, voor deezen, met groote kosten, door hoog land, hier eene Vaart of Schipsloot gegraaven, die de Noordwolder sloot genaamd wordt, en, met meer dan een Verlaat voorzien, in ’t Zuiden van Nyeholtpade uitkomt in de Linde, die daar vaarbaar is, en ook gehouden wordt, door middel van een Verlaat, op de hoogte van Oldeholtpade. De Kerk deezes Dorps heeft geenen toren, en staat aan den algemeenen rydweg, in ’t geboomte. Wat Westelyker heeft men eene fraaie buurt op den wal van gemelde Sloot, over welke eene Valbrug ligt, en waarby ook een Veenheerenhuis gebouwd is. Een weinig Noordelyker heeft men eenige huizen in een vermaaklyk bosschagie, insgelyks door de Eigenaars der Veenen gebouwd. Wat Westelyker ligt de Molenbuuren, en vry verre ten Noordoosten op de Heide de buurt Zandhuizen. Dit Dorp heeft een’ Korenmolen staande bewesten de voornaamste buurt, ten Zuiden van den rydweg.’

Door de bloei, dankzij de turfwinning, groeide de nederzetting tot een groot dorp dat als vanzelfsprekend het hoofddorp van de grietenij werd. Maar het tij keerde en de kaart uit de atlas van Eekhoff laat zien dat langs de sloot, in de dorpskern de Kolonievaart geheten, de bebouwing was verdicht, maar er verder weinig ontwikkelingen waren.

Om redenen van filantropie werden aan het einde van de 19de eeuw door dokter Mulder en dominee Reitsma initiatieven genomen om de werkloos geworden veen- en landarbeiders aan de huisvlijt te zetten. Noordwolde ontwikkelde zich tot een dorp van rietvlechters, mandenmakers en stoelen. Later werd overgeschakeld op de rotanverwerking, vooral voor meubelen. In het armhuis kwam een opleiding om het vakmanschap te verbeteren en toen Harm Ellens in 1908 de directie mocht voeren, rustte hij niet tot er een echte school stond. Deze kon in 1912 geopend worden. Op de Rijksrietvlechtschool werd veel aandacht besteed aan de kunstnijvere kwaliteit van de producten.

Aanvankelijk moesten de naar alle delen van het land verkochte stoelen en andere producten naar de spoorhalte van Peperga/De Blesse worden gebracht. Maar vanaf 1914 konden die met de tram van Noordwolde naar Steenwijk worden vervoerd. De concurrentie van Aziatische producenten heeft de bedrijfstak doen krimpen, de school is na de oorlog gesloten, maar nog steeds worden genoemde producten in Noordwolde vervaardigd.

Noordwolde is een nijvere plaats gebleven. De rietvlechtschool is in 2000 tot museum ingericht en met een nieuw stedelijk plein uitgebreid tot multifunctioneel centrum met school, bibliotheek, een theaterzaal en veel meer functies. Verpakt in opmerkelijke architectuur die knipoogt naar het in de nabijheid staande voormalige tramstation uit 1913.

De kerk is vanouds in het oosten wat buiten de kom van het dorp gelegen en is een zaalkerk uit 1640 met een driezijdig gesloten koor en een houten geveltoren uit 1874.

Korenmolen Windlust, een achtkante houten stellingmolen op een bakstenen onderbouw is in 1860 als grondzeiler gebouwd en in 1880 als stellingmolen herbouwd. De molen heeft thans een museumfunctie. De plaats is na de laatste oorlog sterk uitgebreid. Dat is vooral aan de zuidzijde gebeurd met als recent resultaat het parkachtige gebied De Stelling.


Nieuwe encyclopedie van Fryslân voor slechts € 29,90 incl. verzenden!

Bijna 8 kilogram aan kennis over Friesland! Wees er snel bij want op is op.

De Nieuwe Encyclopedie van Fryslân is een onmisbare aanvulling in de boekenkast voor iedereen die gek is van Fryslân en meer wil weten van deze provincie. Op 15 september 2016 verscheen de vierdelige encyclopedie die rond de 3000 pagina’s telt, 11.000 trefwoorden bevat en ruim 8 kilo weegt. De encyclopedie staat bomvol actuele kennis over Fryslân en is een echte pageturner geworden.

Voor al diegenen die dit standaardwerk over Fryslân altijd al hadden willen hebben! Nu voor een wel heel speciaal prijsje! Maar let op! Op = Op!