De 412 dorpen van Friesland

De 412 dorpen van Friesland

Er zijn meer dan vierhonderd dorpen in Friesland te vinden, van groot tot klein.

Waar je je ook bevindt in de provincie, overal zie je aan de horizon in alle windrichtingen kerktorens en -torentjes staan. Allemaal vertegenwoordigen ze een van de Friese dorpen. Zonder uitzondering dorpen met een eigen verhaal, traditie en een lange historie. Somige zelfs met een eigen taal zoals de dorpen in Het Bildt of de Stellingwerven. Daar praat men Bildts en Stellingwerfs. In de omgeving van de dorpen vaak talloze kleine of grotere boerderijen van het type Stjelp of Kop-hals-romp. Per regio hebben deze boerderijen vaak een speciaal type uilenbord dat hoort bij het gebied.

Drachten en Heerenveen zijn zondermeer de grootste dorpen van Friesland. Leons wellicht het kleinste met haar kerk, woonhuis en boerderij (zie foto). Groot of klein, allemaal hebben ze hun eigen interessante verhaal en ontstaansgeschiedenis. Hieronder zetten we dit graag voor u op een rij.

Om een bepaald dorp te vinden klikt u op de bijbehorende beginletter. Binnenkort voegen we meer zoekmogelijkheden toe aan deze pagina.

Kies de beginletter


Het kleine terpdorp Idaard was in de Middeleeuwen de hoofdplaats van de grietenij Idaarderadeel, maar is later door vrijwel alle andere Idaarderadeelster dorpen overvleugeld. Het was met de Kromme Sloot via het Eagumerdiep, het vaarwater tussen Leeuwarden en Grou, verbonden. Het had een weg naar Reduzum die in 1843 een bepuining kreeg en pas na de oorlog kwam er een wegverbinding met Grou. Toen omstreeks 1960 rijksweg N32 van Leeuwarden naar Heerenveen werd aangelegd, was het dorp kortstondig goed ontsloten. Maar nadat deze weg autosnelweg was geworden, werd Idaard weer teruggeworpen in isolement.

In het midden van de 19de eeuw toont de grietenijkaart een agrarisch dorp, gegroepeerd om de kerkterp met de boerderijen Groot en Klein Epema en Sijbema aan de oostelijke zijde en wat kleinere gebouwen ten noorden van de terp. Aan de weg naar Reduzum ligt Friesmastate. Tot 1882 lag dit adellijk buiten in een uitgestrekt park. Er is geen spoor meer van te vinden. Aan de noordelijke uitvalsweg staan boerderijen, burger- en volkswoningen in een rij.

Nu bestaat de kern van het dorp uit een deels afgegraven terp met de kerk en toren, een klein buurtje van een paar panden daar tegenover en een groene ruimte aan de oostzijde omringd door enkele monumentale boerderijen. De kerk dateert uit 1774, de stichtingssteen vermeldt dat de vierjarige Cornelius Arent van Scheltinga op 4 juli de eerste steen heeft gelegd. Drie jaar later zou deze jonge zoon van de grietman dat ook doen bij de kerk van Eagum. Het is een eenvoudige zaalkerk met een driezijdige koorsluiting. De iets verdiepte traveeën bezitten korfbogig gesloten vensters. De zadeldaktoren stamt uit de 15de eeuw en heeft aan de westzijde een vlakke geveltop met een luik. De oostelijke, naar het dorp toe gerichte geveltop is getooid met een drietal nissen. Aan alle zijden zitten twee rondbogige galmgaten maar alleen aan de noordzijde is een uurwerk aangebracht. De kerk is heeft zes gebrandschilderde ramen uit de 18de eeuw.

Idsegahuizum ligt ten zuiden van Makkum op nog geen kilometer van de kust. Het kleine terpdorp is gelegen temidden van voornamelijk weideland. Nabij de voormalige zeedijk is nog enige akkerbouw, waar vroeger kleinschalige akkerbouw van onder meer aardappelen en gladiolen een specialiteit was. Omstreeks 1270 komt het dorp voor het eerst in de bronnen voor als Ytsingahusum, ruim een eeuw later is het: Idsingahusen. Zo zijn er nog een paar varianten en kan er misverstand ontstaan met Idskenhuizen in Skarsterlân, het voormalige Doniawerstal.

Eeuwenlang was het dorp over land alleen vanaf de zeedijk te bereiken, maar sinds de droogmaking van het Makkumermeer in 1876/’79 in het oosten is Idsegahuizum over de Brekkerweg door de polder met Allingawier en het verdere achterland verbonden.

De dorpsgerechtigheid reikte vroeger ver naar het noorden en de zuidelijke bebouwing van Makkum rond de Kleine Zijlroede behoorde, compleet met grote bedrijven als een hout- en een papiermolen, tot Idsegahuizum. De korte dorpsvaart voert naar de Kleine Zijlroede en naar Makkum: voor de droogmaking van het Makkumermeer van grote betekenis voor het scheepvaartverkeer.

Rond de kerk is een buurt gegroeid waarvan de pastorie een aandachtspunt vormt. Het is een karakteristieke middengangwoning met pilasters naast de ingangspartij en midden op het dak een kajuit met sierrandjes. Verder zijn aan weerszijden van de dorpsstraat en enkele zijpaden enige woningen en schuren te vinden. De randen van de dorpskom zijn weer omringd door boerderijen, waarvan enkele van flinke omvang. Een kop-hals-rompboerderij met een blank gestukadoord front is daarvan het opvallendst.

De kerk is het middelpunt van Idsegahuizum. Zij is in 1870 gebouwd op de plaats van oudere voorgangsters. De huidige kerk bezit op het westelijke front een naar verhouding kloeke houten toren met een ingesnoerde, achtzijdige spits. De zaalkerk is aan de voorzijde geopend met een deur met halfrond bovenlicht, geflankeerd door twee halfronde vensters. Het kerkschip heeft grote, rondgesloten vensters. Het geheel is evenwichtig maar sober, een karaktertrek die het dorp als geheel past.

Idskenhuizen is een komdorp dat in de Middeleeuwen is ontstaan op zandgronden die even hoger lagen dan de omgeving. In de 17de eeuw stond in dit dorp het rechthuis van de grietenij. Op de kaart van Doniawerstal in de atlas van Schotanus (1718) was het als een redelijk geconcentreerde groep huizen getekend. Toch werd het aan het einde van de 18de eeuw in de Tegenwoordige Staat van Friesland gemeld: ‘dit Dorpje is niet groot van omtrek, doch heeft by de kerk eene maatige Binnenbuurt: ‘er zyn maar zeven Boereplaatsen, en veel land is tot bosch aangelegd.’

Toen werd tevens gemeld dat er een weg lag richting Woudsend die in 1782 was aangelegd en dwars door het Grote Idskenhuistermeer liep. Helemaal in het zuiden van dat meer reden al karren door het water, maar de sporen sleten zo uit dat het noodzakelijk werd de rijweg aan te leggen. Dat gedeelte van het meer is intussen ingepolderd. Het gebeurde eveneens met het Kleine Idskenhuistermeer dat ten noordwesten van het dorp lag. Het dorp werd daarna door de Dorpsopvaart met het grote meer verbonden.

De hoofdstraat, de Bramerstraat kent gesloten en zeer gevarieerde bebouwing die grotendeels uit het laatst van de 19de en de vroege 20ste eeuw stamt. Aan de oostzijde waar de Bramerstraat en de Troelstraweg – de weg naar Teroele – bij elkaar komen en een grasplantsoen vormen, staat de eenvoudige gereformeerde kerk. De zaalkerk met een rechte koorsluiting en een houten geveltoren met ingesnoerde spits dateert uit het einde van de 19de eeuw. Maar de voorzijde is in de jaren twintig gewijzigd. Naast de kerk staat de pastorie, een aardige villa die deels is gepleisterd in de vernieuwingsstijl van kort na 1900.

Aan de westelijke zijde van het dorp staat de voormalige hervormde kerk, een in 1935 gebouwde zaalkerk die een uit omstreeks 1800 daterende voorgangster verving. De kerk is in gebruik als zeilschool. Ten zuidwesten van het dorp ligt een goed in het groen verpakte waterrecreatienederzetting.

Idzega is een agrarische streek die zijn oorsprong heeft in de Middeleeuwen. In het lage waterland tussen Heeg en Oudega heeft het nooit tot concentratie van bebouwing kunnen komen. Toch heeft de boerengemeenschap zich als zelfstandig dorp kunnen handhaven, al is het een van de meest bescheiden en, op Smallebrugge na, het kleinste dorp van Friesland.

Op de grietenijkaart van Wymbritseradeel in de atlas van Schotanus uit 1716 staat het aangegeven met een kerk bij de noordwestelijke hoek van de vrij grote Idzegasterpoel. In de nabijheid staan twee huizen en verder verspreid in het land nog twee boerderijen en twee huizen.

In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 gemeld: ‘Idezega, of ook Idzinga, is, insgelyks als de naastgelegen dorpen, rondom in wateren en poelen gelegen, waarvan de voornaamste, naar het dorp, den naam draagt van Idzegaster poelen. In ’t Zuiden van dit dorp … ligt eene plaats de Bratten genoemd, waarop zich zeker Heer uit het geslagt van Heemstra veel plag te onthouden, wegens haare goede gelegenheid tot de visschery: dezelve liet hier ook twee polders aanleggen, die tegen verwachting niet alleen goed weidland, maar zelfs goed bouwland gaven. Voor het overige zyn de landen hier ten grooten deele zeer laag, en wel inzonderheid naar het zuiden, daar men ook klyngronden vindt, uit welke sedert kort vry goede turf gegraaven wordt. In ’t Westen van dit dorpje ligt het buurtje Band, en daar by een poeltje van dien naam.’

De Bratten lag bij de zuidwestelijke hoek van de poel en De Band is nog steeds een boerenbuurschap tussen Oudega en Sandfirden. Als de bebouwing van toen bij de omvang van het dorp wordt gerekend, stonden hier in de 18de eeuw zes woningen en vier boerderijen. Op de kaart in de atlas van Eekhoff blijkt dat er nauwelijks ontwikkelingen zijn geweest en de huidige situatie laat evenmin zien dat hier iets is veranderd. Op het kerkhof staat een eenvoudige klokkenstoel, met eronder fragmenten van altaarstenen en een zerk uit 1623.

Iens is een klein terpdorp met een losse structuur van een paar boerderijen en vervolgens wat huizen aan een door hagen omzoomd en naar de terp omhoog lopend weggetje naar de kerk. Met twee dwarswegen achter de kerk met aardige buurtjes.

Op de noordelijke hoek staat een gestucadoord pand uit 1877 dat eruit ziet als was het de oude herberg. Er is een romantische tuin bij aangelegd en een fraai contrasterende, moderne serre. Daartegenover staat een rij aaneengesloten arbeiderswoningen met een flink verleden: de oorsprong ligt al in de 18de eeuw, maar ze zijn sterk vernieuwd. Op de andere hoek staat een onderkelderde woning van gele baksteen met een trap naar de voordeur en daarnaast een groot, dubbel huis uit de periode rond 1800 met een deftige ingang en mooie korstmossen op de baksteen. Aan de noordelijke dorpsrand staat een stelpboerderij en iets buiten het dorp aan de zuidzijde, waar het opvaartje van het dorp naar de Bolswardervaart een knik maakt, is een grote stelp op een ruim erf gelegen. Het is de ‘Sinte Klaze Pleats’ waar een pracht van een verhaal aanhangt over een boerenweduwe die zichzelf op sinterklaasavond cadeau geeft aan haar meesterknecht.

In 1874 is de van oorsprong 13de-eeuwse kerk grotendeels vernieuwd. Aan de noordzijde zit nog muurwerk van gele moppen met een spoor van een romaans rondboogvenstertje en iets groter rondboogvenster voorzien van een luik. De andere muren zijn van bruine steen gemetseld. Ook de toren, vernieuwd in 1852, bestaat deels uit gele moppen. De deklijsten, schouders en pinakels van de bekroning zijn van betonpleister. Bijzonder is de stralende ster op de oostpunt van het kerkdak die in elk geval uit de 18de eeuw dateert. De uit de 17de eeuw stammende kansel is nog steeds het middelpunt van het interieur. De dorpsput van 1783 is door vergroting van de kerk in het koor van de kerk terechtgekomen. De bij de restauratie in 1988-1990 teruggevonden altaarsteen uit 1350 is thans in gebruik als avondmaalstafel.

Ypecolsga (nabij Indijk) is een streekdorp van middeleeuwse oorsprong, waarbij in de hoge Middeleeuwen ten noordoosten een nederzetting bij het water de Ee ontstond die vanaf de vroege 11de eeuw een zelfstandige positie verwierf: Woudsend dat het moederdorp al zeer vroeg met verve overvleugelde. Ypecolsga bleef een agrarische streek. Op de grietenijkaart van Wymbritseradeel in de atlas van Schotanus bestaat het dorp in de uiterste zuidwesthoek uit een lange streek van ongeveer drie kilometer met ongeveer tien ver uit elkaar staande boerderijen. Ze staan grotendeels ten zuiden van de Wegsloot, een sloot die inderdaad wordt geflankeerd door een weg. De kerk staat ten noorden van deze verkeersas.

In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 gemeld: ‘Ipekolsga of Epekolsga, een Dorp van maatigen omtrek …; ’t zelve grenst ten Zuiden aan het Slooter meer, en had eertyds een sterk huis, toebehoorende aan Take Abbema, ’t welk in 1520, verwoest werd door de Schieringers, die te Slooten in bezettinge lagen. De Kerk van dit Dorp, in 1497, door de Soldaaten in brand gestoken zynde, verteerde met vyftien, daar in zynde, gewyde Hostien tot assche, die naderhand, zo men beuzelde, groote mirakelen deeden, en daarom zo veel toeloops hadden, dat men uit het offergeld eene nieuwe Kerk kon bouwen, die, vervolgens wederom vervallen zynde in 1664, werd vernieuwd, en met een spits torentje voorzien.’

De kerk is in de 18de eeuw afgebroken. Er staat nu een in 1956 vernieuwde dubbele klokkenstoel met helmdak. De twee luidklokken zijn in 1644 gegoten door Jelte, Pier en Johan Riemers. Ypecolsga bezit een aantal monumentale boerderijen, zoals de in 1783 gebouwde kop-romp ‘Arbeid en Moeite’, die nu de naam ‘Werklust’ draagt. Noordelijk ligt aan de oever van het Heegermeer de boerenstreek Indyk. Een in de weilanden liggend kerkhof met klokkenstoel herinnert aan een dorpsverleden.

Engelum is een terpdorp dat enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling op een kwelderrug ten westen van de Middelzee is ontstaan. De Beetgumervaart meandert vanuit het noorden naar Engelum en wordt naar Marssum voortgezet, richting Harlingertrekvaart. Het dorp had bovendien een vaart richting de Hogedijk, nu Sirtemawei geheten. De straatnaam Feartswâl herinnert er nog aan.

Bij de dijk, vrij ver van het dorp, stond de stins van de Sirtema’s, de Grovestins. Verschillende leden van de familie Sirtema van Grovestins hebben naam gemaakt als houwdegens, Skerne Wibe (naar wie het dorpshuis is genoemd) aan het einde van de 15de eeuw en Frederik Sirtema van Grovestins, die in de tijd van de Spaanse Successieoorlog als ruiteraanvoerder in 1712 het noorden van Frankrijk onveilig maakte. Andere leden van de familie waren grietman van Menaldumadeel en Hennaarderadeel. Nabij de plaats van de verdwenen stins staat nu een boerderij. Onder de kerkvloer ligt een grafzerk van dit adellijke geslacht. Na de afdamming van de Middelzee omstreeks 1300 kreeg Engelum er een stuk nieuwland bij.

In de omgeving van Engelum werd tot het begin van de 20ste eeuw vrijwel uitsluitend akkerbouw bedreven, maar geleidelijk is er, vooral in het zuiden, steeds meer veeteelt gekomen. Engelum is over de weg zowel vanaf de Sirtemawei als vanaf Beetgumermolen te bereiken. Omstreeks 1900 stond aan deze weg een herberg met de merkwaardige naam ‘De oude ridder van St. Joris’. De Buorren met ingetogen bebouwing loopt recht naar de kerk toe. Aan de Tsjerkeleane staat de pastorie, een middengangwoning met een hoger uitgemetselde middenpartij in mengstijl uit 1879.

Aan de andere zijde rijst de hervormde kerk op die in 1773 is herbouwd op de plaats van de oude kerk. Het gebouw is in 1975 door brand sterk beschadigd, maar kon na restauratie in 1980 weer in gebruik worden genomen. De toren van drie geledingen kan nog een middeleeuwse kern hebben en werd in 1887 ommanteld of herbouwd.

Itens aan de noordoostelijke flank van de eilandpolder van Easterein lijkt een streekdorp, maar is een oud terpdorp met een later gevormde streek. De beide zijden van de oude dijk, de hoep, zijn redelijk dicht bebouwd. Aan de binnendijkse kant ligt het restant kerkterp met enige bebouwing eromheen. Aan de weg staat een groot aantal flinke boerderijen en rentenierswoningen van uiteenlopende snit, waarvan één exemplaar een ruime voortuin met een vijver bezit. In ongeveer het midden aan de noordoostzijde van de dijk staat het café ‘De lytse fjouwere’.

Dit alles is geordend in streekjes van open en meer gesloten bebouwing, bijvoorbeeld aan de Rienster zijde waar bij een groepje bedrijfsgebouwen, onder meer een voormalige smederij, wat meer buitenruimte is geschapen. De oorspronkelijke kern is de sterk weggegraven terp ten zuidwesten van de dijk en is wel goed te ervaren. Daar staat de kerk betrekkelijk hoog als decor achter het ruime kaatsveld dat de graverij van de terp als groene kern heeft achtergelaten.

De hervormde kerk staat op het hoge kerkhof. Het gebouw dateert uit 1804/"06 en zal ongetwijfeld een ouder godshuis hebben vervangen. Het draagt de stijlkenmerken van empire en neoclassicisme. Het metselwerk is van bruine mangaansteen, de vensters zijn korfbogig gesloten. Het dak is gedekt met leien. Op de voorkerk staat de kleurige, neoclassicistische toren uit 1842: een houten romp in blokkige steen-imitatie, een kroonlijst met klosjes en een achtzijdige open koepel met ajour-panelen. Binnen staan een 17de-eeuwse preekstoel, overhuifde kerkvoogdenbanken en een orgel van Hardorff uit 1876.

Vanaf 1863 was er een doopsgezinde vermaning in Itens, overgebracht van Kromwal, een waterbuurt bij Britswert. Het huidige vermaninkje met consistorie en kosterswoning aan weerszijden is van omtrent 1910. Tussen deze twee is de vermaning, volgens schuilkerktraditie, teruggerooid. Alles is in het klein, ook de versierinkjes van rondboogfriesjes en vooral het klokloze koepeltje op de westgevel. Het zal wel het kleinste kerkkoepeltje van Fryslân zijn. In de consistorie hangt een portrettengalerij van de predikanten en een martelaarsspiegel van 1685.


Nieuwe encyclopedie van Fryslân voor slechts € 29,90 incl. verzenden!

Bijna 8 kilogram aan kennis over Friesland! Wees er snel bij want op is op.

De Nieuwe Encyclopedie van Fryslân is een onmisbare aanvulling in de boekenkast voor iedereen die gek is van Fryslân en meer wil weten van deze provincie. Op 15 september 2016 verscheen de vierdelige encyclopedie die rond de 3000 pagina’s telt, 11.000 trefwoorden bevat en ruim 8 kilo weegt. De encyclopedie staat bomvol actuele kennis over Fryslân en is een echte pageturner geworden.

Voor al diegenen die dit standaardwerk over Fryslân altijd al hadden willen hebben! Nu voor een wel heel speciaal prijsje! Maar let op! Op = Op!