Paasloo behoort tot de oudere dorpen van gemeente Steenwijkerland. De oude naam ‘Paslo’ gaat zelfs terug tot in de dertiende eeuw. Die oude benaming is terug te vinden in een oorkonde van de Groninger Ommelanden en Drente. De naam is echter moeilijk te verklaren. Misschien bekent Paasloo ‘doorgang in een bos’. Aan het begin van de veertiende eeuw vroegen de bewoners van de buurtschap aan de bisschop van Utrecht toestemming om een kapel te mogen bouwen. De reis van anderhalf uur naar de kerk in Steenwijk werd als te lang beschouwd. Daarnaast trad het riviertje de Aa in het najaar vaak buiten haar oevers, zodat de kerk onbereikbaar werd. In 1336 stond er eindelijk een kapel in Paasloo. Die is zowel in de zestiende als in de zeventiende eeuw herbouwd. Andere grote restauraties vonden plaats in 1864 en in de jaren vijftig van de twintigste eeuw. De kerk heeft dezelfde constructie als de boerderijen die in vroeger tijden nabij Paasloo stonden. Het godshuis wordt daarom ook wel een ‘boerenschuurkerk’ genoemd. Op de begraafplaats van Paasloo bevindt zich het graf van één van de bekendste dichters die Nederland ooit heeft voortgebracht. Jacobus Cornelis Bloem heeft veel dichtbundels op zijn naam staan. Ze zijn voornamelijk geschreven in de eerste helft van de twintigste eeuw. Vanwege de fraaie ligging van het kerkhof, was het zijn wens om in Paasloo begraven te worden. Een bekende versregel van hem is terug te vinden op zijn graf: ‘Voorbij, voorbij, o, en voorgoed voorbij.’ In de loop van de geschiedenis heeft Paasloo altijd een sterke band gehad met het naburige Oldemarkt. Zo vormen beide dorpen één kerkelijke gemeente. In de negentiende eeuw werd er al veelvuldig door de predikant van Oldemarkt in Paasloo gepreekt. Het grootste huis dat Paasloo heeft gekend was een havezathe, die in de negentiende eeuw in verval is geraakt. De totale oppervlakte van het grondgebied rondom het huis bedroeg 183 hectare. Paaslo telt ongeveer vierhonderd inwoners.