FrieslandBlog

Onderstaande vensters komen van FrieslandBlog. Wilt u ook schrijven over Friesland, meld u dan aan via het contactformulier.

In Friesland vind je honderden zeer oude begraafplaatsen. De oudste en vaak ook de mooiste vind je rond de talloze middeleeuwse kerken die Friesland rijk is. Voorbeelden zijn Aalsum (hoofdfoto), Wetsens, Bornwird, Foudgum, Brantgum en Oostrum. Deze middeleeuwse kerken staan op eeuwenoude terpen en zijn omzoomd door smeedijzeren hekwerken en boomsingels.

In het zuiden van de provincie zijn veel oude begraafplaatsen te vinden rond de tientallen klokkenstoelen die daar, bij gebrek aan een dorpskerk, zijn te vinden. Mooie exemplaren zijn te vinden in Dijken (foto's onder), Ouwsterhaule, Mirns, Rottum, Legemeer en Akmarijp (foto's onder) maar er zijn nog tientallen andere. Je kunt ze niet missen als je in het zuiden van Friesland bent.

Kerken en klokkenstoelen in Friesland hebben een ding gemeen, het Calvinisme. Deze kerkelijke stroming kun je moeilijk negeren als je een Friese begraafplaats betreedt. Je ziet het op de soms eeuwenoude grafzerken maar vaak ook bij de ingang van de begraafplaats. Je ziet meer of minder omfloerste uitingen en woorden die de oprechtheid, bescheidenheid en sterfelijkheid van de mens symboliseren. Doodskoppen, gekruiste zeisen, omgekeerde fakkels, uilen, zandlopers en slangen die in de eigen staart bijten. Niet mis te verstane woorden als "MEMENTO MORI" of "GEDENK TE STERVEN" voor de slechte verstaander.

Ik sta bij het zien van deze woorden en symbolen vaak een paar minuten stil bij het leven. Voel de aarde onder mijn voeten, de wind en de zon in mijn gezicht, mezelf in de cyclus van het leven. Laat dat nou net de kern van een trendy term als "Mindfulness"  zijn. Er is echt niets nieuws onder de zon.

Friesland kent een rijke schaatstraditie. De Elfstedentocht op de schaats is daar de ultieme belichaming van. Van oudsher schaats men in Friesland op natuurijs. Zodra het ijs dik genoeg is gaat men al schaatsend over de vele sloten, kanalen en meren die Friesland rijk is. Bij gebrek aan vrieskou is het evenement decennialang al niet meer georganiseerd. Als ik dit schrijf is het hoogzomer en is Maarten van der Weijden bezig met zijn monster zwem-, fiets- en wandel-Elfstedentriatlon. Hij loopt over de dijk bij het IJsselmeer.

Maar terug naar het schaatsen op natuurijs. In de tweede helft van de negentiende eeuw kregen de vele Friese dorpen en steden steeds vaker een eigen ijsbaan, meestal onder beheer van een ijsvereniging of -stichting. De nu overdekte ijsbaan Thialf in Heerenveen is hierop geen uitzondering. Deze hedendaagse schaatstempel werd in 1892 aangelegd door de IJsclub Heerenveen. De Crème de la Crème van de schaatswereld verzamelt zich hier jaarlijks om wereldrecords aan te scherpen.

Veel minder in de spotlight staat de ijsbaan van Nijelamer. Ook hier worden regelmatig records gebroken, weliswaar door minder grote namen maar toch. En alleen als het voldoende vriest want de baan van natuurijs is afhankelijk van voldoende aanhoudende vrieskou.

Dat brengt me op naamgeving van de kunstijsbaan in Heerenveen. Deze heet Thialf, oftewel de "Koning van de winter". Goed beschouwd is Koning winter in Heerenveen al een tijdje op een zijspoor gezet. Zijn werk is overgenomen door zonnepanelen en koelmachines. In Nijelamer daarentegen doet hij nog steeds met enige regelmaat zijn ambachtelijke werk getuige de lange lijst met winnaars aan de muur in het monumentale voormalige gemaal nu ijsbaangebouw.

Het is zomer, Koning winter slaapt. Wat mij betreft doet hij dat in het  monumentale ijsbaangebouw van Nijelamer want in Heerenveen hebben ze hem niet meer nodig!

Een kloostermop is niet een grap verteld door een benedictijner, cisterciënzer of franciscaner monnik met gevoel voor humor. Het is een groot formaat baksteen die vanaf het begin van de twaalfde eeuw door monniken werd gebakken om stevige stenen kloosters mee te bouwen. De monniken hadden het bak-procedé herontdekt nadat het na de romeinse tijd eeuwenlang verloren was gegaan.

De Friese en Groningse zeeklei was bij uitstek geschikt als grondstof voor de kloostermop. Mede daarom stonden er in de twaalfde tot aan de vijftiende eeuw in Friesland tientallen stenen kloosters. Ze zijn daarna helaas en mede onder invloed van de reformatie met de grond gelijk gemaakt. Het Friesch Dagblad heeft op 11 september 2021 een prachtige artistimpressie gepubliceerd waarin het kloostergebied rond Rinsumageest treffend in beeld wordt gebracht. Je ziet de kerk van Rinsumageest en in de verre achtergrond Klooster Claercamp. Als je van Dokkum naar Burdaard rijdt zie je na Sijbrandahuis links in de weilanden nog steeds de contouren van het fundament ervan. Je kunt een excursie boeken bij Klooster Claercamp.

Maar zoals gezegd, de Friese en Groningse zeeklei was een uitermate geschikte grondstof voor bakstenen. De kloosters zijn er niet meer maar de eeuwenoude bakstenen zeker wel. Je vindt ze bijna overal terug in Friesland en in een kwaliteit alsof ze gisteren waren gebakken. Je ziet ze vooral in de muren van de vele middeleeuwse kerken die Friesland rijk is. Bekijk ze eens van dichtbij. Je ziet hier en daar letterlijk de handafdruk van de maker en de zeekleistructuur compleet met schelpjes en wat dies meer zij.

Dichter bij de Middeleeuwen kom je niet.


Uit de dorpscanons

Onderstaande vensters komen uit diverse historische canons die ontwikkeld worden op www.dorpscanon.nl

Walma state bestaat al zolang, dat niemand meer weet hoelang. Het stond er al voordat de oude Middelzeedijk werd aangelegd.. De naam zegt het al “Walma state” een state gebouwd op de wal (oever) van de (Middel)zee.

De boerderij ligt in het deltagebied van de Ald Rien, net als het naastgelegen buurschap Suderburen. De noordelijke aftakking van de Ald Rien naar de Middelzee wordt later gekanaliseerd. Dit is de Folsgaasteropvaart. Een kreek die hierop uit komt, is de oude opvaart naar de boerderij. Bij de aanleg van de oude Middelzeedijk wordt gebruik gemaakt van de terpen die er al zijn. Walma State is één van de boerderijen op deze dijk.

Walma state is vanouds een adellijke state. De state heeft visrechten en recht op zwanenjacht. Op oude kaarten staat naast de boerderij nog een wier. In 1511 wordt er nog een stinsgracht genoemd.

Uit het Register van aanbreng van 1511 blijkt dat Epa Ighaz “eijgen geërffd” eigenaar is en Albert Hoytes pachtboer op de grootste boerderij onder Folsgara. De boerderij omvat dan LXXX (80) ponden land, waarvan “36 ponden Hooijland, 31 ponden Grasland en 7 ponden Reijdland”. Het land ten zuiden van de boerderij wordt het “lege meden” genoemd, waaraan het rijeedmeer (rietmeer) ligt. Het rijeedland (rietland) ligt tegen de “die grote Rien”. Verder is er nog “6 ponden saedlant leggende, om ende om op ende an Epas vors. stins graft”. Deze stinsgracht omsloot de stinswier en lag tegen het “saedland” aan.

Een andere naam die wordt gebruikt voor stinswier is ‘wijer’. Deze naam komen we tegen in het Register van aanbreng bij de buurman van Epa Ighaz op Suderburen. Lolla Taekaz is hier pachtboer en “dije halve huijssteed mijt die halve wijer hoert Epa voer XIV st “. Epa Ighaz is dus eigenaar van de stins op Walma state en bezit de helft van de wijer (wier) op Suderburen. 

Walma state ligt niet aan een doorgaande route. De oude Middelzeedijk is eind 12e eeuw grotendeels weggeslagen door een stormvloed, waarschijnlijk in 1170.  Het voetpad van Folsgare naar Oosthem is de enige landverbinding. Het pad is ongeschikt voor het vervoer van goederen. Het is te smal en voor een groot deel van het jaar onbegaanbaar. Vervoer over water is de belangrijkste verbinding tot in 1914 de Easthimmerwei wordt aangelegd. Nadat de beweegbare brug in Oosthem in 1953 wordt vervangen door een vaste brug, is het voorgoed voorbij met het goederenvervoer over water.

Op deze plek zijn in 1933 Albert en zijn vrouw Foukje Brink een bakkerij annex winkel begonnen. Op huisnr. 11 staat inmiddels een andere woning. “Altijd die heerlijke geur, vooral als er suikerbrood werd gebakken", herinnert een buurvrouw zich. Doordeweeks werden de bestellingen voor `bûtenùt` aan huis gebracht door zoon Hyltje. De inwoners in het `doarp` moesten het brood zelf halen, maar kregen dan wel als beloning een stuk `koarstekoeke` mee. Dit was een soort kruidkoek, waar de bakker de kanten van afsneed om weg te geven aan de klanten. Het werd daarom ook wel `kantkoek` genoemd.

De winkel en bakkerij waren het kloppend hart van het dorp. Albert en Foukje waren echte dorpsmensen en stonden altijd klaar voor de mensen van het dorp. Zo heeft Albert Brink zich ook vele jaren ingezet als voorzitter van Plaatselijk Belang. De bakkerij was ook een soort `doarpsromte`: met sinterklaas kon men sjoelen en ballengooien in de bakkerij. Deze traditie wordt nog steeds voortgezet, alleen is de plek veranderd.

Bakker Brink kreeg als eerste een telefoon. Als je wilde bellen kon je daar terecht, of de bakker kwam bij je langs als er een bericht voor je was. Je wist toen niet beter, zo was je opgegroeid en het werkte prima. Het huis bestond uit behalve de bakkerij, een woonkamer, een woonkeuken, een slaapkamer en een winkel. De kinderen sliepen boven op zolder.

De oven van de bakkerij werd in de beginperiode verwarmd door het verbranden van takken en turf. Later werd de oven verwarmd door middel van een oliebrander. De olie daarvoor werd opgeslagen in olievaten achter de bakkerij. In de oorlogsjaren was de bakkerij verduisterd en leerden onderduikers de dorpsbewoners schaken.