Buitenpost is een oud agrarisch wegdorp, is tamelijk hoog gelegen en was over land goed bereikbaar. Het dorp lag halverwege Leeuwarden-Groningen en aan die weg, de Voorstraat, concentreerde zich de bebouwing. Daar waren voor de reizigers ook de uitspanningen te vinden. In 1866 kreeg het bovendien een station in de spoorverbinding tussen de twee provinciehoofdsteden. Bovendien had het, mogelijk al sinds de 16de eeuw, met de Buitenpostervaart een verbinding met het voor het verkeer zo belangrijke Kolonelsdiep. Hoewel het grietenijbestuur eerst wel in Augustinusga bijeenkwam en Buitenpost bepaald niet centraal was gelegen, werd het toch de hoofdplaats van de grietenij en later gemeente. In 1827 werd aan de Voorstraat een nieuw grietenijhuis gebouwd dat in 1892 als gemeentehuis met een verdieping werd verhoogd. Adel en patriciërs hadden er hun deftige woningen, staten zelfs. Op de kruising van de wegen Groningen-Leeuwarden en Kollum-Augustinusga hebben voorname woningen gestaan. Niet alleen de staten van Herbranda en Jeltinga stonden bij de kruising, maar schuin ertegenover hadden de Scheltinga’s ook nog hun slotje, zelfs met een gracht er omheen. Boelensstate lag ten westen van Buitenpost, de Boelens-familie leverde in de 17de eeuw grietmannen voor Achtkarspelen. Op de plek waar hun state stond is in de jaren onmiddellijk na de oorlog een dorpspark aangelegd. Een onlangs voltooid appartementengebouw dat op het park uitziet heeft de naam van de vroegere state overgenomen. Toen deze en de andere staten al lang weer waren verdwenen, werd in 1877 als laatste Jeltingastate gebouwd. Deze werd in 1999 bij een uitbreiding van het in 1977 gebouwde nieuwe gemeentehuis als representatief element opgenomen. Gegoede burgers bouwden vanaf het einde van de 19de eeuw in het kwartier nabij het station en vooral in de Stationsstraat hun notabele woningen. Aan de noordoostzijde bouwde de woningstichting in het begin van de 20ste eeuw een eerste flinke reeks arbeiderswoningen aan de Herbrandastraat, die alle al weer vervangen zijn door nieuwe, vooral bedoeld voor senioren. Daar in het noorden werd het de eerste echte dorpsuitbreiding, want daarvoor was de bebouwing aan alle zijden van het wegenkruis voortdurend verdicht en uitgestrekter geworden. En hoe verder van het kruispunt, hoe agrarischer van karakter, hoe meer boerderijen. Aan het West kwam in 1927 een kazerne van de marechaussee. Die ordebewakers werden er gedetacheerd om de soms onrustige en in elk geval eigengereide heidedorpen in het zuiden en westen van de gemeente in de gaten te houden. Vanaf de Voorstraat loopt, parallel aan de Kuipersweg, de uitvalsweg richting Augustinusga en Surhuisterveen, de Kerkstraat naar de kloeke laat-gotische kerk die in 1446 is gebouwd. Zoals een gevelsteen vermeldt is dit godshuis in 1613 herbouwd na een brand in 1594. De toren is aanzienlijk ouder, die moet omstreeks 1200 zijn verrezen en is in de 16de eeuw nog eens verhoogd. De kerk is ingebouwd geraakt in het veel jongere dorpsweefsel van na de oorlog zodat zij op afstand het silhouet van Buitenpost bepaalt. In het dorp heeft zij alleen in de directe omgeving betekenis. Het gebouw is aan de buitenzijde gepleisterd geweest, maar laat nu haar bakstenen huid weer zien. De muren zijn geopend met opvallend hoge en brede vensters, waardoor de fraaie inrichting ten volle uitkomt. Er staat een hele reeks herenbanken uit de 17de eeuw van de families die de talrijke staten en buitens in en buiten Buitenpost bewoonden. Ook de zes grote rouwkassen en de ruitvormige wapenborden zijn van hen. De preekstoel met koperen lezenaar en doopschaalhouder dateert van 1769. In 1945 kreeg Buitenpost er een dorp bij, er stonden in dit Lutjepost toen nog maar een paar huizen en boerderijen, maar het is ooit een van de acht karspelen geweest waar de gemeente de naam aan heeft te danken. De kerk en zelfs het klokhuis zijn al lang verdwenen. Wel is hier in 1891 de zuivelfabriek gekomen die al voor de oorlog zijn deuren weer sloot. In 1947 werd een timmerfabriek in de gebouwen gevestigd.

Scharsterbrug is als kleine nederzetting in de 18de eeuw als uitbuurt van Ouwsterhaule en Ouwster-Nijega op de Scharren ontstaan op de kruising van een weg en een vaart. In de 18de eeuw werd voor de turfvaart de Scharster Rijn nieuw gegraven ter vervanging van een vaart die droog was gevallen. In de Scharren moest een (tol)brug komen voor de kruisende weg. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 bij Oldeouwer gemeld: ‘Johannes Assema, en die van Douma en Solkama deeden den reeds gemelden Nieuwen Rhyn graaven; en dewyl hier door eene nieuwe doorvaart wierd geopend, die veel bekwaamer was, dan de door droogte verlamde Oude Rhyn, tot het vervoeren van turf, die hier in groote menigte plag gegraaven te worden, hebben de Staaten van den Lande Oktrooi verleend aan de Eigenaars, doorgaans Rhynheeren genaamd, om een’ tol van twee Stuivers te mogen heffen van ieder Schip, dat vaaren zoude door de brug, welke door hen gelegd was over gemelde vaart, door den Ouwster rydweg, van de Joure naar Sloten loopende, en naar de Scharren, een buurtje van verscheiden boerehuizen, niet verre van daar gelegen, de Scharster brug genaamd; gelyk deeze tol daar nog heden betaald wordt, aan de Herberg, by deeze brug staande.’ De weg was aanvankelijk slechts een pad; in de 19de eeuw werd een kunstweg aangelegd die Haskerland en Doniawerstal ging verbinden. Aan het einde van de 19de eeuw streek er een grote zuivelfabriek neer, de Maatschappij Hollandia die lang, onder andere vlag, heeft gedraaid. De fabriek is herhaald vernieuwd en uitgebreid: de oude fabriekspijp staat nog steeds naar vroegere tijden te hunkeren. Aan de Hollandiaweg zijn de lange rijen arbeiderswoningen van grijs met roze kalkzandsteen beeldbepalend voor het dorp. Aan de Sint-Nykster marge van het dorp staat nog een opvallend bouwwerk. De hervormde kerk is in 1914 ontworpen door de vooraanstaande Sneker architect Geert Stapensea in een beheerste Berlagiaanse stijl en met decoratieve keramische sier van kunstenaar Willem Brouwer uit Leiderdorp.

De kerk is in de tweede helft van de 12de eeuw van tufsteen op een van de twee terpen van Jelsum gebouwd. De noordelijke muur laat het beste de rijke romaanse stijl zien. In tufsteen zijn twee registers van rondboogfriezen aangebracht, de onderste van iets groter formaat dan de andere. Tussen de friezen zijn moeten en andere sporen van kleine rondboogvensters zichtbaar. Het oostelijke is eerst naar beneden verlengd en daarna met bakstenen siermetselwerk gedicht. In deze muur zitten twee spitsboognissen met ingangen, waarvan één is dichtgezet. Oostelijker zit een laag, breed en licht spitsbogig spoor van een ingang of kleine aanbouw, gevuld met kepervormig metselwerk. Het zuidelijke muurwerk heeft in de muurdammen tussen de ingebroken gotische vensters ook nog stukken van het kleine rondboogfries, maar restanten van het andere fries geeft het nauwelijks prijs. Aan de westzijde staat de ingang in een geprofileerde spitsboognis die rechthoekig is omkaderd. Het vijfzijdig gesloten koor is in de 15de eeuw in baksteen toegevoegd. Het heeft spitsboogvensters en in de blinde sluitmuur een groot rondbogig met klein formaat baksteen dichtgezet spoor. De slanke bakstenen toren uit de 13de eeuw heeft korfbogige galmgaten en in de oostelijke geveltop klimmende nissen. Het laatgotische tongewelf bezit rozetten in de sluitingen met voorstellingen van de passie-attributen en boven het koor van de gekroonde Christus. De kerk- en herenbanken dateren voor een deel nog uit de 16de en 17de eeuw. Eén heeft gotische briefpanelen. De preekstoel is in 1703 door timmerman Jan Aukes gemaakt en staat in een doophek. In de vloer ligt een grote collectie gebeeldhouwde zerken, waaronder één door Benedictus Gerbrandtsz. (1547) en de zerk voor de theoloog en bijgeloofbestrijder Balthasar Bekker die in 1764 overleed. Het orgel is in 1834 gebouwd door L.J. en J. van Dam met gebruikmaking van kas en pijpwerk van een vorig instrument uit de vroege 18de eeuw. Maar er zijn waarschijnlijk ook onderdelen van het toen geveilde orgel uit de Galileërkerk in Leeuwarden hergebruikt.

Burdaard is een terpdorp en waterstreekdorp. Tot de gemeentelijke herindeling lag het in twee gemeenten. Het gedeelte ten zuiden van de Ee behoorde tot Dantumadeel, het noordelijke gedeelte – lang Wanswerd aan de Streek genoemd – tot Ferwerderadeel. Het dorp is enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling ontstaan op een terp met een radiale verkaveling. De terp ligt meteen ten zuiden van de Ee. De Ee werd spoedig in de 17de eeuw een belangrijke verkeersader in de sterk verbeterde waterstructuur in het noordoosten, waarop veel opvaarten uit de dorpen werden aangesloten. Het verkeer en handel over het water bevorderden dat bij Burdaard eerst aan de zuidzijde en daarna ook aan de noordzijde van de Ee – waar in 1647 het jaagpad voor de trekvaart kwam – lintbebouwing groeide met panden met handels-, nijverheids- en woonfuncties. Het werd een nieuwe nederzetting waarbij vooral aan de zuidzijde gesloten bebouwingswanden kwamen. Ongeveer in het midden van de bebouwing liet een particulier een brug over de Ee slaan, een brug waar voor de passage tot in de 20ste eeuw tol moest worden betaald. De door de geschiedenis bepaalde verschillen van de oevers zijn nog steeds te ervaren. Aan de jaagpadzijde liggen kades, aan de zuidzijde overtuinen die door een pad van de woningen zijn gescheiden. De oude dorpskerk is in 1851 vervangen door een nieuw gebouw met spitsboogvensters en een forse geveltoren met een ingesnoerde spits. In hetzelfde jaar is de pastorie gebouwd. De afgescheidenen bouwden in 1861 een kerk; de huidige gereformeerde kerk kwam in 1893 aan de Wanswerder zijde tot stand. Het voorheen zeer nijvere dorp heeft op de flanken nog belangrijke herinneringen. Aan de noordoostzijde is dat de grote houtzaag-, koren- en pelmolen ‘De Zwaluw’ uit 1875 waar 19de-eeuwse houten schuren omheen staan. De molen is na brand herrezen. Aan de andere zijde van Burdaard staat het kloeke gebouw van de agrarische, coöperatieve aankoopvereniging De Eendracht uit 1916, dat in 2003 ternauwernood van de ondergang is gered.

Scherpenzeel is een streekdorp dat in de Middeleeuwen aan de Padsloot is ontstaan. De eerste vermelding van het dorp is van 1245. Vanaf het zuiden, vanaf Spanga, liep de Padsloot in een boog door de westelijke hoek van Weststellingwerf om ook de dorpen Scherpenzeel, Munnekeburen en een deel van Oldelamer te ontsluiten. Naast de sloot liep een voetpad. Op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 staat de bebouwing van het streekdorp bij deze sloot aangegeven, terwijl aan de even westelijker gelegen weg, de Grindweg die nu de voornaamste verkeersverbinding vormt, bijna nog geen bebouwing staat. De Tegenwoordige staat van Friesland wist in 1788 te melden dat Scherpenzeel: ‘even als Spangen, eene Kerk heeft met een spits torentje, en ligt in ’t Noordwesten van gemelde Dorp. De landeryen loopen van de Scheen tot aan de Kuinder, gelyk mede in de zes volgende Dorpen plaats heeft.’ In de 19de eeuw is er in de omgeving veel turf gegraven. Op de kaart in de atlas van Eekhoff uit 1850 is dat zichtbaar. Ook het begin van de verschuiving van het dorp in westelijke richting naar de Grindweg is te zien. Het dorp bestaat nu uit anderhalve kilometer lange, vrij geconcentreerde lintbebouwing, bebouwing die in noordelijke richting minder gesloten doorgaat. Iets ten zuiden van het midden staat oost van de weg de georiënteerde, driezijdig gesloten zaalkerk uit 1788, die in 1860 uitgebreid is met een noordelijke dwarsarm. De drieledige, levendig gedetailleerde toren is in 1879 verrezen. De kaarsrechte Grindweg in het dorp kent een vrij gevarieerde bebouwing met wel levendige ‘verstoringen’ van de rooilijn. Daarin vormt de kerk een stedenbouwkundig hoogtepunt. Bij de afslag van de Pieter Stuyvesantweg naar de zuidelijke entree van het dorp staat de gedenknaald van Pieter Stuyvesant, wiens vader als predikant in Scherpenzeel stond. De beroemde vaderlander is in het oostelijker gelegen dorp Peperga geboren. De gedenknaald bestaat uit een elegante ionische zuil op een hoog basement met op de schacht een portretmedaillon van brons en ter bekroning een veelmastig zeilschip.

De Petruskerk is een gaaf en compleet laat-romaans kerkje van rode baksteen dat fraai gelegen is op een hoge zandrug in de kern van het dorp Jistrum. Het schip en het halfrond gesloten koor dateren uit het midden van de 13de eeuw en de toren aan de westzijde is nog iets ouder, van ongeveer 1230. Het muurwerk is aan de bovenzijde rondom versierd met kepervormige friezen en tegen de hoeken van het schip staan steunbeer-achtige uitmetselingen. De noordmuur heeft in de hoge zone twee kleine rondboogvensters. Beneden staan twee dichtgemetselde ingangen. De westelijke is eenvoudig segmentvormig gesloten. De andere poort staat in een nis met een geprofileerde, licht spitsbogige vorm, tot kapitelen behakte baksteen en kepervormig sierwerk in de boogtrommel. Bij het koor zit een rechthoekig venstertje in een vierkante nis, waarschijnlijk een hagioscoop. De zuidelijke muur laat een vergelijkbare indeling zien, maar hier zijn twee grote spitsboogvensters ingebroken. Alleen aan de westzijde staat een klein romaans venster. Het spoor van de dichtgemetselde spitsbogige ingang is minder fraai afgewerkt. Bij het koor zit ook aan deze zijde een hagioscoop. Het koor heeft vijf regelmatig geplaatste rondboogvensters. De slanke zadeldaktoren met rondbogige ingang gaat ongeveer tot de naald van het dak ongeleed op. Daarboven worden licht verdiepte velden tussen hoekpenanten bekroond door rondboogfriezen. De galmgaten zijn spitsbogig. De geveltoppen met pinakels zijn met kepervormig metselmozaïek gevuld. Het schip is gedekt door romano-gotische koepelgewelven. In elke travee komen acht ronde ribben samen in een ring. In de westelijke travee met de orgelgalerij hebben de ribben een vierkante doorsnede. Het stemmige interieur heeft aan de noordzijde vaste banken en verder staan er losse knopstoelen. De preekstoel, zonder klankbord, staat aan de noordzijde tegen de gordelboog naar het koor. Hij dateert uit het derde kwart van de 17de eeuw en heeft gegroefde hoekpilasters en toogpanelen. Bij de preekstoel staat een vrij moderne doopvont met reliëfs. Op de orgelgalerij met balustrade staat een recent orgel.

Buren is een streekdorp met een vrij open structuur. Het dorp is niet rijk aan geboomte en het silhouet is bescheiden. In Buren staat slechts een klein aantal hoge gebouwen. Vroeger werd het dorp beschouwd als een buurschap onder Nes. Aan het einde van de 18de eeuw is genoteerd: ‘Even verre ten Oosten van het Kerkhof is eene groote buurt van meer dan zeventig huizen, onder Nes behoorende, en meest door Roomschgezinden bewoond, die te Nes ter Kerke komen. Deeze buurt ligt in eene zeer aangenaame vruchtbaare landouwe, en is omringd van vruchtbaare akkers en bouwlanden.’ Nu is Buren administratief een zelfstandig dorp. De oude school is na 1950 tot hotel De Klok verbouwd en uitgebreid en dat is bij het missen van een kerk nu het middelpunt van Buren. Het oorspronkelijke karakter van deze agrarische buurt is veranderd in een dorp dat gericht is op dienstbaarheid aan recreanten. De wat oudere bebouwing ligt verspreid langs paden en wegen. Gedurende de 20ste eeuw is de bebouwing verder uitgedijd. Bij de verbreding aan het einde van de Hoofdweg is een plein gevormd dat als kern kan worden ervaren. Aan het begin van de Hoofdweg staat een boerderij waarin het Landbouw- en Juttersmuseum Swartwoude is ondergebracht. Deze behoort tot de karakteristieke Amelander boerderijen die in en bij Buren zijn te vinden. Eén van de gaafste staat aan de Strandweg 33. Het is weliswaar met het bouwjaar 1890 geen oud exemplaar, maar wel geheel volgens de traditie. Het muurwerk is van kleine gele drielingen gemetseld. Karakteristiek is de hoge zij-ingang van de schuur, een zijbaander. Het is een uitgebouwde houten ingang met een zadeldakje waardoor hooiwagens naar binnen kunnen. Het dorp is na de oorlog aan de noordzijde met woningbouw uitgebreid, eerst aan de Strandweg, later aan de Paasduinweg en de Hazeweg. In 1987 kwamen aan de Paasduinweg en de Meester Oudstraat rijen kloeke, houten woningen naar Zweeds ontwerp tot stand, die in verschillende kleuren ook in Nes en vooral in Hollum zijn gebouwd.

De terp Schettens bij de Marneslenk moet al heel vroeg bewoond zijn geweest. Vanouds bestond Schettens uit een paar huizen en boerderijen bij de kerk en verspreide bebouwing. Het dorp heeft nu een langgerekte structuur, als een streekdorp. De dubbele streek huizen die vanaf eind 19de eeuw is ontwikkeld, leidt met een flauwe bocht van de terp naar de ontsluitingsweg. Om de afgegraven kerkterp te beschermen is een flinke keermuur opgemetseld. Die terp is verder afgegraven, maar is nog goeddeels herkenbaar dankzij de fraai om de terp meanderende Witmarsumervaart. De dubbele streek is sympathiek, maar nergens opvallend: wat in de breedte gebouwde burgerhuizen, enkele huizen van roze en grijze kalkzandsteen van kort na 1900. In de oostelijke bebouwingsstrook valt vooral de voormalige gereformeerde kerk uit 1907 op. Op de terp heeft een middeleeuwse kerk met zadeldaktoren gestaan. De in 1865 vernieuwde kerk bevat mogelijk nog oud muurwerk. De oude toren is in 1816 of 1819 afgebroken en eerst vervangen door een houten exemplaar. In 1877 kwam een stenen toren voor de kerk naar ontwerp van architect Jan van Reenen. De kansel uit de oude kerk, met een handje als baretknop, is herplaatst. Sinds de 16de en 17de eeuw heeft de kerk een buitengewone vloer door een reeks excellent gehouwen grafzerken. Daarmee manifesteert de machtige familie Osinga zich ten eeuwigen dage. De mooiste uit de collectie is van Sybrand van Osinga en Atke van Aggema, een portretzerk waarop de overledenen levensgroot zijn afgebeeld. De maker beitelde in 1621 hierin trots zijn naam: Pieter Claes Antiek. Ten zuidoosten van het dorp lag Osingastate, die in de 18de eeuw is gesloopt en vervangen door een boerderij. De statige stelpboerderij is in 1982 door brand verwoest. In de nieuwbouw zijn de kunstzinnige sporen van de Osinga’s aangebracht: naast de deur drie fel gekleurde reliëfstenen met een jager met geweer en slanke jachthonden. In het interieur is een reliëfsteen met een jachttafereel geplaatst.

Princessehof Het Princessehof dankt zijn naam aan prinses Maria Louise van Hessen Kassel, weduwe van de vroeg gestorven stadhouder Johan Willem Friso. Zij betrok dit gebouw in 1731, nadat zij het stadhouderlijk hof, waar haar zoon zich had gevestigd, verliet. De prinses kocht daarom de oude L-vormige adellijke woning het Camminghahuis en het daaraan grenzende gebouw met een brede gevel achter een voorplein aan. De 15de eeuwse stins, voorzien van een toren met een ui-vormige koepel, bezit een unieke spiltrap, een kelder en verschillende zalen. In 1584 betrok stadhouder Willem Lodewijk het pand. Het aangrenzende rechthoekige gebouw met een pilastergevel en een rijke ornamentiek van guirlandes, engelenkopjes en duivenkapitelen, moet omstreeks 1660 opgetrokken zijn. Na de aankoop liet Maria Louise het complex door de hofarchitect Anthony Coulon, een leerling van Daniël Marot, verbouwen. Hij voegde aan de brede gevel een mezzanine of halve verdieping toe en creëerde een nieuwe hoofdingang onder in de stinstoren. Coulons grootste ingreep was de toevoeging van het pand aan de westzijde in 1742. Zo ontstond een stadspaleis naar Frans voorbeeld, waarbij hoofdgebouw en de twee vleugels een voorplein insloten. Het gebouw bevatte veel voorname vertrekken waarvan één, de eetkamer, met goudleer en gestuct plafond, nog steeds als stijlkamer te bezichtigen is. In het gebouw is sinds 1916 het keramiekmuseum het Princessehof gevestigd. Toegankelijkheid: Het hele jaar geopend van dinsdag t/m zondag, 11.00-17.00 uur.

De aan Sint-Radboud gewijde kerk staat op de terprest, een hoog door bomen en struiken omzoomd kerkhof. De grotendeels van tufsteen gebouwde kerk met toren bestaat uit het schip dat dateert uit de vroege 12de eeuw met een lang, rondgesloten koor en een toren die aan het einde van deze 12de eeuw tot stand kwam. Het algemene beeld is vrij zuiver romaans. Het muurwerk van schip en koor worden bekroond door een bloklijst. Het schip heeft aan beide zijden hooggeplaatste, kleine rondboogvensters, maar meer naar het oosten zijn grote gotische spitsboogvensters ingebroken, aan de noordzijde twee, aan de zuidzijde drie. Aan beide zijden zijn dichtgezette diepe nissen van vroegere ingangen te zien. In de 17de eeuw zijn veel westelijker twee nieuwe ingangen gemaakt: poorten, geflankeerd door pilasters met natuurstenen neggen en bekroond door driehoekige frontons. Aan de zuidzijde staan nabij de koorsluiting laag nog twee rondboogvensters, waarvan één is dichtgezet, kennelijk hagioscopen. In de halfronde koorsluiting staan drie vrij grote rondboogvensters. De toren is het symbool voor Jorwert geworden, vooral omdat hij na de instorting (1951) en de daaropvolgende herbouw aanleiding was tot het houden van een jaarlijks openluchtspel. De toren is aan het einde van de 12de eeuw verrezen in tufsteen met grote spaarvelden en keperfriezen in verschillende variaties. Aan het begin van de 13de eeuw is er een vierde, bakstenen geleding toegevoegd. Die heeft steeds twee galmgaten met gepaarde openingen voorzien van een zuil van roze Bremer zandsteen. De geveltoppen van het zadeldak zijn van klimmende nissen voorzien, de grote is versierd met vlechtmozaïek. Onder het 16de-eeuwse houten tongewelf staat fraai meubilair. Een preekstoel met klank bord uit het midden van de 17de eeuw, een drievoudige overhuifde herenbank en een kleiner exemplaar met een rondboogbalustrade uit dezelfde tijd, beide voorzien van blakers. In de vloer ligt een keur aan fraaie gebeeldhouwde zerken, waaronder exemplaren van de meesters Benedictus Gerbrandtsz. en Pieter Dircks. Het orgel is in het laatste jaar van de 18de eeuw gebouwd door Albertus van Gruisen. De kerk is eigendom van de Stichting Alde Fryske Tsjerken.

Burgwerd is sterk verweven met de Bolswardertrekvaart en het ligt ten zuiden van de Tjaard van Aylvapolder. Aan een deel van de polderdijk, de Sjungadijk, heeft zich een vrij langgerekte buurt ontwikkeld. De buurschap Hemert ten westen van de provinciale Westergoawei wordt bij Burgwerd gerekend. De dorpskern van Burgwerd is met kades en oevers met hun bebouwing op de trekvaart gericht. Aan de westelijke oever staat een reeks woningen aan een weg waar een fietspad op aansluit. Aan de oostelijke kade is de bebouwing afwisselender en meer open met woonhuizen en boerderijen. Er staan ook enkele bedrijfsgebouwen onmiddellijk aan het water, de weg maakt er een bocht omheen. Aan de zuidelijke marge van het dorp ligt naast de Kloosterweg het restant van de terp, waar al sinds de Middeleeuwen de forse dorpskerk op staat met ertegenover de grote pastorie. Burgwerd ontwikkelde zich niet rond de kerk; de vaart is de spil waar alles om is gaan draaien. Het dorp is aanvankelijk vooral aan de andere kant van de vaart gegroeid. De naoorlogse rooms-katholieke kapel, ontworpen door Arjen Witteveen in een traditionalistische stijl, is daar ook terechtgekomen. De hervormde kerk dateert oorspronkelijk uit de tweede helft van de 12de eeuw. Het is een gotische kerk die hernieuwd is in 1726 door Claes Bockes Balck, die vooral bekend is van waterstaatswerken. Waarschijnlijk ging het toen om een interne verbouwing, want in de zeventiende eeuw is de kerk al eerder grotendeels ommetseld. Aan de zuidzijde staan opvallend grote steunberen. De forse toren heeft men even weinig als de zuidmuur vertrouwd: het muurwerk is helemaal doorregen met muurankers. De kerk bezit fraai meubilair: een vakkundig gesneden preekstoel, een doophek en een doopbekkenhouder, een koperen houder voor de zandloper, een herenbank en ook een mooi gesneden orgelfront uit 1735. In het koor ligt een grote zerk van de familie Ockinga, in 1550 gehouwen door Vincent Lucas, een van de grootmeesters op dit gebied.

Het dorp Schiermonnikoog, ook wel Oosterburen genoemd, is een streekdorp op het eiland dat is genoemd naar de cisterciënzer monniken in hun grijze pijen, die vanuit klooster Klaarkamp een uithof op het eiland hadden gesticht. Na de verwoesting van een ouder dorp is Oosterburen in het midden van de 18de eeuw gesticht. In 1638 kreeg de familie Stachauer de hoge heerlijkheid van het eiland in bezit. Na wisseling van eigenaren confisceerde de Nederlandse Staat het eiland onmiddellijk na de oorlog. In 1726 werd het recht-, raad- en posthuis gesticht, dat tot centrum van het nieuwe dorp zou uitgroeien. De kern van Hotel van der Werff bevat nog delen van dit gebouw. In de gelagkamer bevindt zich de gevelsteen met het wapen Stachauer. De recht gesloten kerk is in 1866 gebouwd op de plaats van een voorgangster uit 1762. In 1908 kwam de torenopbouw met naaldspits tot stand. Het dorp kreeg een regelmatige structuur van drie, onderling iets verschoven lange straten van west naar oost: de Middenstreek en Langestreek, die met een bajonetbeweging en een brinkachtige ruimte van elkaar zijn gescheiden, en de Noorderstreek. Tussen de laatste twee loopt het pad Langestreek om ’e Noord. Aan deze streken staan nog veel kenmerkende, van gele steen en met tuitgevels met beitelingen gebouwde eilander woonhuizen uit de 18de eeuw. De Langestreek loopt ver naar het oosten door richting Huis Rijsbergen. Dit thans als jeugdherberg in gebruik zijnde kloeke pand is in 1757 gesticht door de Stachauers en het werd omstreeks 1860 tot zijn huidige gedaante verbouwd. Aan de Nieuwestreek is in 1857 het raadhuis gebouwd. In de noordwestelijke duinen is in 1854 de ronde, conische vuurtoren gebouwd. De van baksteen opgetrokken en gepleisterde toren heeft een hardstenen voet. De wachterswoningen ertegenover kwamen omstreeks 1880 tot stand. Ten noorden van het dorp kwam in hetzelfde jaar een soortgelijke vuurtoren, die in 1911 buiten gebruik is gesteld en van 1950 tot 1992 dienst deed als watertoren.

In het kleine, afgelegen dorp staat de dorpskerk op een terprestant. In de 13de eeuw zal er al een kerk hebben gestaan, want toen in 1557 een nieuwe kerk werd opgetrokken gebeurde dat met bouwmateriaal van het vorige gebouw. De toren werd in het midden van de 18de eeuw, 1752, vernieuwd. Daarna zijn kerk en toren nog verschillende malen aangepakt; het schip kreeg bijvoorbeeld een bepleistering. Kerk en toren ondergingen in 1978 en 1987 restauraties. Het slechts elf meter diepe schip heeft een vierzijdige sluiting. Het muurwerk is voor het grootste deel gemetseld van hergebruikte kloostermoppen. In 1858 is de kerk bij het vernieuwen van de kap en het aanbrengen van het tongewelf enigszins verhoogd met klein formaat baksteen. De noordelijke muur is gesloten, op een rechthoekig venster ter verlichting van de consistoriekamer na. De zuidelijke muur bevat de korfbogige ingang in een rondbogige nis en is geopend met vier brede spitsboog-vensters met fraai geprofileerde dagkanten die gepleisterd zijn tot lijstwerk. Ook aan de zuidzijde van de sluiting zit zo’n venster; de andere zijden van de koorsluiting kregen kleine rechthoekige vensters. De zadeldaktoren is ongeveer voor de helft opgetrokken van oud materiaal en daarboven van rode baksteen van een klein formaat. Dat beeld is bij de restauratie van 1987 hersteld; alleen de oostelijke gevel behield een pleisterlaag. De kerkzaal wordt gedekt door een gedrukt houten tongewelf met trekbalken met korbelen op muurstijlen. De 19de-eeuwse preekstoel met klankbord staat binnen een doophek in de koorsluiting. Hij heeft gietijzeren paneelvullingen op de kuip. In de zuidelijke sluitwand zit de fraai omlijste piscina. Tegen de noordwand zijn drie grote, rijk gesneden rouwkassen van de familie Bergsma gehangen die de ruimte sterk overheersen. Op de kerkbanken staan blakers; de kerk wordt niet elektrisch verlicht. Voor de westelijke sluitgevel met geschilderde draperie staat een 19de-eeuws kabinetorgel van de gebroeders Adema. De kerk is eigendom van de Stichting Alde Fryske Tsjerken.

Burum is een terpdorp dat in de vroege Middeleeuwen is ontstaan op een kwelderwal. Als het dorp in 1408 voor het eerst in de bronnen wordt genoemd, blijken de Burumers hun kerk te hebben afgestaan aan het zuidelijker gelegen Gerkesklooster. Dit klooster had in het begin van de 14de eeuw het hele Burumerland ingedijkt en er aan het klooster onderhorige boerderijen laten bouwen. Het klooster was de baas in Burum en benoemde er zelfs de dorpsrechters. Met de Hervorming was het gebeurd met het machtige klooster. Ten zuiden van het dorp lag het cisterciënzer vrouwenklooster Galilea. Daar staat aan de Friesestraatweg nu op nummer 1-3 een koprompboerderij uit omstreeks 1905 als een van een reeks monumentale boerderijen. Het dorp had met de Burumervaart een waterverbinding met de Lauwers. In de dorpskom hebben de ontwikkelingen rond de kerk plaats gevonden, aan de Uithof en langs de Herestraat die de doorgaande route van zuid naar noord ging vormen en het dorp buiten de kern een langgerekt karakter gaf. De op de vrij hoge terp staande kerk is in 1784 gebouwd ter vervanging van de middeleeuwse voorgangster. Het is een eenvoudige zaalkerk met een geveltoren met ingesnoerde spits en een driezijdig gesloten koor. In tegenstelling tot het exterieur is het interieur rijk en voorzien van fraai meubilair van kansel, doophek en in de lengte liefst negen dubbele herenbanken uit de 17de en 18de eeuw. Om de kerk staat aan de Uithof een variatie aan woningen waarvan de oude pastorie met een souterrain en een over een trapbordes bereikbare hoofdverdieping opvalt. De nieuwe pastorie is in 1878 gebouwd in een ruime tuin aan De Wendel, een grote blokvormige middengangwoning met een verdiepte portiek. Ook aan de Herestraat staat een aantal van dit type woningen, waarvan enkele met decoratieve elementen. Koren- en pelmolen Windlust verrijkt het silhouet van Burum. De molen wordt al in 1694 op deze plaats vermeld. De huidige molen dateert uit 1787 en is vaak hersteld en gerestaureerd.

Schraard is een terpdorp nabij de vroegere Marneslenk en komt in 1270 voor het eerst in de bronnen voor als Scadawerth. Het dorp had goede verbindingen over water. De van noord naar zuid lopende Schraardervaart meandert om het dorp. De terp heeft een regelmatige, radiale structuur, maar de bebouwing kent die regelmaat niet. In Schraard is de kerk niet op de kruin van de twee meter hoge terp gebouwd, maar aan de zuidwestelijke rand. Zij kwam zo met het koor naar de kern van het dorp te staan. De oudere bebouwing ligt vooral aan de oostelijke zijde van de terp, zowel aan de terpkant als aan de overzijde van de Schraardervaart. Over de terp loopt het pad van Wons naar Bolsward. Deze is tot een doorgaande weg, de Smidstraat, rechtgetrokken naar de Oosterlaan richting Longerhouw. De zuidelijke en oostelijke terprand zijn het dichtst bebouwd gebleven, vooral het noordoosten, waar in 1889 een eenvoudige gereformeerde kerk kwam. De bebouwing is op de vaart gericht met de Kerkstraat als achtersteeg. Ruimtelijk biedt een afwisseling van geconcentreerde buurtjes en open kampjes land spannende beelden en opmerkelijke doorzichten. In 1988 werd Schraard beschermd dorpsgezicht. De westelijke terphelft bleef lang onbebouwd. In de jaren rond 1900 kwam aan de Schoolstraat wat bebouwing. Aan de westelijke marge liggen enkele markante boerderijen die de overgang naar het weidelandschap vormen. Het onvergraven kerkhof is afgegrensd met een stenen muur, waar aan de zuidzijde de terpvoet meteen aan grenst. In de Middeleeuwen reisden bedevaartgangers naar Schraard om er het hostiewonder te gedenken. Er is nu geen spoor meer van de bloedende hostie te vinden. De kerk dateert goeddeels uit de laat-romaanse periode en is van gele kloostermoppen gebouwd, evenals de toren. Binnen staat meubilair uit de 17de eeuw. De renaissance kansel, doophek, lezenaar, geldtafeltje en avondmaalbanken vormen een harmonieus geheel. Echte juweeltjes van houtsnijwerk zijn de zijwangen van tien kerkbanken van omstreeks 1565 met engelen, duivels en monsters.

Het dorp Katlijk is in de late middeleeuwen ontstaan en de kerk is omstreeks 1525 op een hoog kerkhof gebouwd in de laatgotische stijl. Het is een van de oudste kerkgebouwen in deze vanouds dun bevolkte omgeving. Er kwam geen toren bij, die kon de gemeenschap zich waarschijnlijk niet permitteren. Wanneer er een klokkenstoel bij de kerk is geplaatst – gebeurtenissen van vreugde en verdriet moesten immers wel met klokgelui worden aangekondigd – is niet bekend. De in de 17de eeuw vernieuwde westelijke gevel heeft aan de ene zijde een overhoeks geplaatste steunbeer, aan de andere kant een hoekpenant. Tegen de gevel staan ook twee steunberen en in het muurvak ertussen staat een rondboogvenster. Op de overgang naar de geveltop loopt een eenvoudig fries en de geveltop is met beitelingen afgewerkt en kreeg schouders. De zuidelijke en noordelijke muren zijn in zes traveeën verdeeld door stevige steunberen. Om en om staan in de vakken grote rondboogvensters. Deze zijn pas in de 18de eeuw aangebracht. Er kunnen eerst meer vensters hebben gezeten, getuige de tweeledige nissen die in de sluitmuur in het koor en in de eerste en derde travee van de noordmuur zitten. In beide muren zitten in de vijfde travee grote rechthoekige nissen met afgeronde bovenhoeken. Aan beide zijden hebben in de tweede travee ingangen gezeten. Aan de zuidzijde is de moet zichtbaar, aan de noordzijde bovendien resten van een geprofileerd rechthoekig kader. Het koor is driezijdig gesloten. In de sluitmuur is naast de genoemde nis ook het spoor van een klein dichtgezet venster te zien. De vrij lage kerkruimte is gedekt met een houten tongewelf met trekbalken op consoles. De 17de-eeuwse preekstoel met klankbord is van een klassiek model met een kuip met gegroefde hoekzuilen en getoogde panelen ertussen. Tegen de pui onder de orgelgalerij staan twee overhuifde en door driehoekige frontons bekroonde kerkbanken. Op de galerij staat een klein orgeltje, in 1982 gebouwd door Mense de Ruiter uit Groningen. De kerk is eigendom van de Stichting Alde Fryske Tsjerken.

Cornjum is een terpdorp dat voor het begin van de jaartelling is ontstaan op een kwelderwal ten oosten van de Middelzee. Ten zuiden van de terp vormde de Cornjumervaart een waterverbinding met de Dokkumer Ee. Aan het einde van de 19de eeuw is de terp sterk afgegraven, vooral aan de noordwestzijde. Aan de noordoostzijde staat al sinds de Middeleeuwen het Martenahuis. In 1584 werd Martenastate na vernieling tot een groot gebouw van vleugels herbouwd. Aan het einde van de 19de eeuw was het in verval geraakt. De laatste bewoner legateerde Martena aan het kerkbestuur dat de state in 1899 liet afbreken. Architect W.C. de Groot kreeg in 1900 de opdracht om een klein buiten te ontwerpen met gebruikmaking van aardige onderdelen van de oude state. De nieuwe Martenastate is een miniatuurkasteeltje in neorenaissancestijl geworden. Het is een L-vormig woonhuis van maar een enkele bouwlaag hoog, met aardig gedetailleerde trapgevels en een toren in de oksel van de vleugels die een spits heeft in de vorm van een ui. Schildhoudende leeuwen zijn sporen van de oude state, evenals het alliantiewapen met opschrift uit 1687. Enkele singels omvatten het stateterrein. Aan de noordzijde van het huis ligt het om een ruime vijver gegroepeerde park dat wel aan Roodbaard wordt toegeschreven. Voor het park is in 1955 de in 1620 vervaardigde barokke poort van het Landschapshuis in Leeuwarden geplaatst. Midden op het niet afgegraven deel van de terp staat de hervormde kerk. Zij is in 1873 naar ontwerp van F. Brouwer gebouwd op de plaats van de middeleeuwse Sint-Nicolaaskerk. De nieuwe zaalkerk heeft een vijfzijdige koorsluiting, zijgeveltoppen, grote vensters met neogotische traceringen van gietijzer en een geveltoren met een ingesnoerde spits. De kerk bevat nog vroeg 17de-eeuwse interieuronderdelen. Ten zuiden van de kern van het dorp werd gedurende de eerste helft van de 20ste eeuw lintbebouwing ontwikkeld langs de Martenaweg en na de oorlog kwam er een nieuwe woonbuurt aan de westzijde, de David van Goirlestrjitte en omgeving.

Het terpdorp Sexbierum was ooit het dorp van de Liauckama’s. Hun state stond ten noorden van het dorp: het terrein en de fraaie stinspoort bestaan nog. Liauckamastate was een van de grootste staten van Friesland. In 1824 is het kasteel gesloopt waarna er in 1862 een grote kop-hals-rompboerderij van kleine gele steentjes op het terrein is gebouwd. Boven de slotgracht staat de machtige stinspoort. Zij is van 1604, maar kan in eerste aanleg ouder zijn: aan de onderzijde zitten kloostermoppen en daarboven kleine gele steen. De poort heeft overal gimmengaten, gaten voor duiven, want de adel hield deze vogels voor zowel de mest als voor consumptie. Even oostelijker ligt de niet zo grote, maar schilderachtige boerderij Lutmastate op een fraai omzoomd en beplant erf en met een sierlijk geblanket voorhuis uit omstreeks 1870. Naar het oosten staat de korenmolen met stelling De Korenaar uit 1868 en de glazen piramide van Aeolus, een technisch educatief centrum. De Adelenstraat, geflankeerd door karakteristieke woningen van rode perssteen uit de tussenoorlogse periode, leidt naar het dorpscentrum. In het centrum staat hotel café-restaurant De Harmonie oud te zijn. In de Alde Buorren staan kleine aardige, meest oude huisjes in diverse stijlen. De gereformeerde kerk in Amsterdamse School-stijl, waarvan de eerste steen op 19 mei 1927 is gelegd, is een soort centraalbouw. Het centrum wordt gedomineerd door de hervormde kerk die in de Middeleeuwen aan de heilige Sixtus was toegewijd. De eenbeukige kerk met rondgesloten koor verbergt haar hoge leeftijd (13de eeuw) achter een pleisterlaag. De toren is ook oud maar die kreeg in 1904 een nieuwe mantel. Het interieur bezit origineel, uitbundig meubilair. De kansel, dooptuin, doopbekkenhouder en tekstborden zijn in 1768 door Johannes Georg Hempel in een overdadige rococo-stijl gesneden. De kuip van de kansel lijkt vergroeid met een boomstam, met takken die het klankbord op zijn plaats houden. De lambrizering zorgt voor een eenheid met de eind 17de-eeuwse herenbanken en de prachtige orgelwand.

Heremastate In het verlengde van Midstraat ligt Heremastate, midden in een park. Tot 1581 stond hier een stins. Na afbraak werd hier in 1589 een schans tegen de Spanjaarden opgeworpen. Omstreeks 1625 werd er een eenvoudige state gebouwd, genoemd naar een voorouder van de eigenaar Barthold Tjaerda van Starckenborg, Habel van Herema. Na de komst van het geslacht Vegilin van Claerbergen, volgden verbouwingen. Omstreeks 1708 is een vleugel met een zaal aan de oude state aangebouwd. Het interieur werd kort hierna gewijzigd in de toen modieuze Lodewijk XIV-stijl. De familie besteedde veel aandacht aan de tuin. In de 18de eeuw is een prachtig barok park met een grand canal en een mooie lindelaan aangelegd. Het hoogtepunt vormde en vormt nog steeds de genoemde berg. Ooit stond hier een uitkijktoren. Het park is heringericht door L.P. Roodbaard in de landschapsstijl maar met behoud van bovengenoemde barok elementen. De state is omstreeks 1848 verbouwd waarbij de middenpartij vervangen werd door een hoge gevel in neo-classicistische stijl. In deze vorm werd het gebouw in het begin van de 20ste eeuw als sanatorium gebruikt. Daarna werd de state grotendeels gesloopt en in 1924 door een eenvoudige villa vervangen. In 1940 verkocht jhr. P.B.J. Vegelin van Claerbergen, de laatste burgemeester uit dit geslacht, het huis en het park aan de gemeente Haskerland, nu Skarsterlân. In het nieuw gebouwde gemeentehuis, zijn nog onderdelen van de zaal met Lodewijk XIV-interieur en de villa opgenomen. Toegankelijkheid: Gemeentehuis Skarsterlân. Beperkt toegankelijk. Park opengesteld,

De Laurentiuskerk is in de 11de eeuw van tufsteen gebouwd, het stollingsgesteente dat voor de herontdekking van het bakken van steen uit klei uit het Eifelgebergte naar stapelmarkten in Deventer en Utrecht werd gebracht en vanuit de kustgebieden daar werd opgehaald. Boven de met kleine gele steen vernieuwde noordelijke ingangspartij is een raadselachtig timpaan opgenomen. Het is vervaardigd van roze Bremer zandsteen en draagt in reliëf de voorstelling van ranken die uit de mond van een masker ontspruiten. Over de betekenis is veel gespeculeerd en ook de ouderdom is niet zeker: 11de tot 13de eeuw. De kern van de kerk dateert als een van de weinige gebouwen in Friesland uit de terpentijd, de tijd dat er nog geen dijken waren aangelegd. Die kern is het beste aan de noordelijke muur af te lezen. Daar zijn grote spaarbogen in het metselwerk aangebracht. Vijf bogen zijn compleet en één is doorbroken door de nieuwe ingang met het oeroude timpaan. In drie bogen zijn kleine rondboogvensters met gele kloostermoppen dichtgemetseld. Ten oosten van deze vakken met spaarnissen is het tufsteen muurwerk vlak verwerkt maar wel afgesloten met een rondboogfries van in reliëf gehakte steen. Mogelijk is dit een 11de-eeuws koorgedeelte, maar het kan ook een verlenging van het schip zijn. De zuidelijke muur, grotendeels vernieuwd en beklampt met kleine gele steen, bevat in de muurdammen tussen de rondboogvensters flinke velden tufsteen. In het tweede veld zit een klein fragment van een grote rondboog; in het derde een compleet, klein, romaans venster dat is dichtgemetseld. De kerk is vrij spoedig na de bouw verhoogd met geel moppenmateriaal en mogelijk ook verlengd. Het huidige koor met een vijfzijdige sluiting met onversneden slanke steunberen met ezelsruggen kwam in de 13de eeuw tot stand. Er zitten sporen van brede, licht spitsbogige vensters, vrij jonge rondboogvensters en in de nu blinde sluiting hebben ook openingen gezeten. Buiten en binnen zijn er bewijzen voor. De kerkruimte wordt overdekt door een houten tongewelf met trekbalken op muurstijlen en in plaats van korbelen zijn er grote consoles met een versiering van rolwerk. Op de keerzijde van een bord met de twaalf Artikelen des Geloofs staat vermeld dat het interieur en inventaris in 1695 in opdracht van Tjaerd van Aylva zijn vernieuwd. Daarmee is een van de rijkste kerken met een protestantse inrichting van Friesland totstandgekomen. Het middelpunt is de preekstoel met schroefvormige trappaal en klankbord binnen het doophek met getordeerde balusters. De kuip heeft gewrongen en omrankte hoekzuilen en op de panelen fijn gesneden voorstellingen van Adam en Eva verleid door de slang, de offerande van Abraham, de droom van Jacob, de oprichting van de slang door Mozes en de genezing van de kreupelgeborenen door Petrus en Paulus. De herenbank tegenover de preekstoel heeft getordeerde balusters in de voorbank en de overhuiving rust op gewrongen en omrankte zuilen en heeft een bekroning met rolwerk aan weerszijden van de wapens Tiara en Heemstra. De koorafscheiding met balus-ters kreeg eenzelfde bekroning maar dan met een Tiengebodenbord. De mannenbanken parallel aan de noordgevel zijn gesloten en hebben gedraaide knoppen. De open vrouwenbanken dwars op de zuidwand hebben ook knoppen en de wangen zijn fraai gesneden in renaissancevormen: boven gegroefde bases zitten toogpanelen met schelpen, waaronder verschillende bloemenvazen zijn verbeeld. Ze zijn ongetwijfeld gesneden door eenzelfde meester als die in het nabijgelegen Achlum die de datering van 1653 dragen. In Kimswerd hebben sommige banken initialen, onder meer F.W., A.E., R.L., V.D.M. en P.W. zijn mogelijk van de eigenaars van de banken en van de opdrachtgever van de vernieuwing: T.V.A, Tjaerd van Aylva. Het orgel is in 1858 gebouwd door Willem Hardorff; de kas heeft twee bazuinstekende engelen en ter bekroning de personificaties van Geloof, Hoop en Liefde. In het koor liggen enkele gebeeldhouwde grafzerken waaronder twee voor de familie van Heemstra door de Harlinger meester Jacob Lous. Van een excellente originaliteit is die met een afbeelding van een door colonnades omvatte paleistuin in perspectief, in de trant van de voorbeeldboeken van Hans Vredeman de Vries.

De Blesse is een streekdorp dat als buurt bij het watertje Blesse al op de grietenijkaart van Weststellingwerf in de atlas van Schotanus staat aangegeven. Het hoort dan nog tot het dorp Blesdijke. In het noorden, nabij de Linde, heeft stadhouder Willem Lodewijk aan het einde van de 16de eeuw een schans aangelegd. De sporen zijn nog lang in het landschap zichtbaar geweest, maar nu niet meer te onderscheiden. Nadat in 1828 de landweg van Wolvega naar het zuiden – deels langs het watertje Blesse – onderdeel werd van de rijksstraatweg van Leeuwarden naar Zwolle, breidde de buurt zich uit en overvleugelde deze geleidelijk het oorspronkelijke dorp. Jaarlijks werden er twee koeien- en paardenmarkten gehouden, wat het oerdorp Blesdijke nooit had bereikt. Op de kaart in de atlas van Eekhoff uit 1850 lijkt het groeiproces nog maar net op gang te zijn gekomen. Achter de bebouwing langs de straatweg staat wel een korenmolen aangegeven. Het is molen De Mars die in 1834 is gebouwd. Op een bakstenen onderbouw met stelling rijst de met riet gedekte achtkante romp op. Het wiekenkruis is in 1927 verwijderd. De molen is gerestaureerd waarbij gebruik is gemaakt van onderdelen van een uit 1877 daterende molen van Zwarte Haan. Er is geen kerk gekomen, maar omstreeks 1880 is aan de Steenwijkerweg wel een hervormde kapel gebouwd: een eenvoudig, helemaal bepleisterd zaaltje. De weerszijden van de Steenwijkerweg zijn vooral vanaf het einde van de 19de eeuw vrij dichtbebouwd geraakt met burger- en arbeiderswoningen en enkele bedrijfspanden, waaronder een café. Al vrij vroeg kwam aan de Steenwijkerweg in 1921 nabij de provinciegrens een reeks woningwetwoningen tot stand. Aan de oostzijde is na de Tweede Wereldoorlog achter de lintbebouwing een nieuwe wijk ontwikkeld, een wijk met vrij veel volkshuisvesting. De Blesse heeft de karakteristiek van langgerekt streekdorp overigens niet verloren. Het moederdorp Blesdijke heeft deze ontwikkeling niet gekend waardoor De Blesse het ging overvleugelen.

Het komdorp Sibrandabuorren ligt aan de oostelijke zijde van de voormalige Middelzee en is een van de dorpen in de Lege Geaen (of Legean), de lage landen, het lage zuidwestelijke gedeelte van de vroegere grietenij Rauwerderhem. De kom wordt gevormd door de iets van de doorgaande weg teruggerooide kerk en onmiddellijke omgeving. Ten zuiden van de kerk staat een klein buurtje met de oudste bebouwing die daar ook vrij geconcentreerd is. De ruimte voor de kerk, waar op de hoek ook het café gelegen is, kan net geen plein worden genoemd. Het dorp heeft zich langs de doorgaande weg door de Legean uitgerekt waardoor het een streekdorp is geworden. In het zuiden staat bebouwing van meest vrijstaande huizen en, iets verder het land in, boerderijen. Opvallend is een blokvormige woning van twee kleuren kalkzandsteen. In het noorden is compacter bebouwing te vinden, bijvoorbeeld bij de brug. De dokterswoning staat tussen de kerk en de brug, een brede notabele woning in een ruime tuin met vijvertje. De nog steeds aan de weg en aan de Sibrandabuersterfeart richting het Sneekermeer liggende melkfabriek van de Legean kreeg een nieuwe bedrijfsbestemming. De naam ‘Lege Geaen’ in art déco letters staat nog op de gevel. Over de vaart ligt een wipbrug met hameipoort in neoclassicistische vormen, de trots van het dorp. Er staat zelfs nog een mooie klassieke hefboom voor. De ooit aan Sint Martinus toegewijde kerk met zadeldaktoren is al voor het einde van de 18de eeuw verdwenen. Kerk en toren zijn in de 19de eeuw vernieuwd. Het gebouw is een zaalkerk van drie venstervakken diep met flink grote rondboogvensters. De voorgevel bezit drie van deze grote rondboogvensters, waarvan de middelste boven de toegang met rondbogig bovenlicht. De gevel wordt aan de bovenzijde bekroond door een rondboogfries van pleister en op de hoekpenanten zitten sierpinakels. Daar staat de grote houten toren met ingesnoerde spits. Het kerkhof is grotendeels omvat door een ijzeren hek en verder door een haag.

Kollum heeft een kleinstedelijk karakter wat te danken is aan de bloei in de 17de en 18de eeuw. Dat het daarvoor ook goed ging met de hoofdplaats van Kollumerland laat de grote, aan Martinus gewijde kerk zien. Van de op een ruim kerkhof gelegen tufstenen kerk uit de vroege 12de eeuw resteert na de vernieuwing vóór de helft van de 15de eeuw niets meer; wel zijn van de vroeg 13de-eeuwse toren nog aanzienlijke gedeelten in tufsteen overgebleven. Er zitten hier en daar venstersleuven in en beneden is het tufsteenwerk gerepareerd met rode baksteen. De toren is in de 15de eeuw in baksteen verhoogd waarbij aan noord- en westzijde gepaarde galmgaten in rondboognissen kwamen. Ze zijn dichtgemetseld en aan de zuidzijde kwam op die plaats de uurwerkplaat. Bij reparaties na blikseminslag in 1661 is de kloeke toren nog eens met kleine baksteen verhoogd, van nieuwe geprofileerde, spitsbogige galmgaten voorzien en naar ontwerp van Bonne Alberts kreeg de toren een zeer hoge, ingesnoerde spits. In de toren hangen klokken van Johan Schonenborch (1526) en Hans Falck (1618). Vanaf het tweede kwart van de 15de eeuw werd de kerk vernieuwd. Het begon met de bouw van een vijfzijdig gesloten koor en werd meteen gevolgd door de bouw van het schip in een eenduidige architectonische uitdrukking, waardoor de overgang van schip en koor niet zichtbaar is. In totaal zijn schip en koor zeven traveeën met de meerzijdige sluiting diep. Aan de noordzijde is gelijktijdig een vijf traveeën diepe zijbeuk gebouwd. In de koorsluiting staan hoge gotische spitsboogvensters met vorktracering tussen hoge tweemaal versneden steunberen. In het schip heeft nog één venster dezelfde vorm, maar de andere vensters zijn in 1840 vergroot en verbreed. Ook hier staan ze in alle traveeën die door tweemaal versneden steunberen zijn te tellen. In de noordbeuk staan eveneens grote vensters die uiteraard minder hoog zijn. De steunberen zijn hier waarschijnlijk in 1608 tegen de gevel geplaatst, mogelijk omdat toen het gewelf in de zijbeuk is vervangen door een vlakke houten zoldering. Ten oosten van de zijbeuk is in 1853 een consistoriekamer tegen de kerk gezet. Het ruime schip heeft inwendig een zeven traveeën tellende overwelving met kruisribben. De koorsluiting bezit een straalgewelf. De zijbeuk is naar het schip geopend met lage spitsbogige scheibogen die op stevige, ronde, gemetselde kolommen met smalle lijstkapitelen rusten. In de muren van het koor staat onder de vensters een reeks van vrij diepe korfbogige nissen. In 1882 waren al schilderingen op de gewelven en de noordwand ontdekt. Tijdens de restauratie van 1962-’69 waarbij nogal wat onderdelen van de kerk werden vernieuwd, zijn deze 15de-eeuwse schilderingen blootgelegd en geconserveerd. Er zijn veel florale versieringen en rozetten in vrolijke kleuren te zien maar ook betekenisvolle voorstellingen. Zo zien we in de zesde travee in de sluitsteen het gelaat van Christus en daaromheen de eenhoorn, een springend hert, een pot met planten waarop een uiltje en in de zevende travee de symbolen van de evangelisten. Op andere gewelfschelpen zien we fragmenten van Maria in stralenkrans, Sint-Maarten te paard, maar ook de vraatzucht. In een der nissen van de noordwand is een grote voorstelling van Sint-Christoffel met Kind te zien. De in 1692 gedateerde preekstoel met klankbord staat in een dooptuin met balusters en bezit een kuip met getordeerde hoekzuilen en sierlijk snijwerk in de panelen. In het schip staan tegenwoordig losse stoelen, maar de belangrijke families hebben hier ook hun meubilair achtergelaten. Dat zijn de banken van Jeltinga en van Aysma uit 1617, die van Rosema en De Schepper uit 1680, de overhuifde bank van Fogelsangh uit het einde van de 17de eeuw en die van Rinse uit 1692, banken voor de families De Wendt (1768; van de machtige Eyso de Wendt hangt hier ook een grote rouwkas uit 1780), Van Heemstra, Wibrandi en Feitsma en een rectorenbank van de Latijnse school. Deze en andere families lieten hun sporen ook na met gebeeldhouwde zerken in de kerkvloer, onder welke een exemplaar gehouwen door Pieter Claesz. (1615). Het orgel is in 1841 gebouwd door Willem van Gruisen.

De Valom, een water- en wegbuurt, kreeg in 1974 de status van zelfstandig dorp. Daarvoor werd het noordelijke gedeelte bij Murmerwoude en het zuidelijke deel bij Zwaagwesteinde gerekend. Als nederzetting is het ouder. De Valom is ten zuiden van de dorpen van de Dokkumer Wouden ontstaan tijdens en na de verveningsactiviteiten, net als De Broek dat tot Broeksterwoude groeide. Valom is klein gebleven en ontwikkelde zich aanvankelijk keurig lineair aan de noordelijke oever van de Valomstervaart. In de tweede helft van de 17de eeuw is de meeste veengrond nog niet afgegraven. De Tegenwoordige Staat van Friesland geeft aan het einde van de 18de eeuw een voor deze kleine nederzetting aandachtige beschrijving: ten zuiden van Dantumawoude ‘liggen deeze landen tot aan Kuikhorne; en in deeze ruime uitgestrektheid vindt men eene buurt, de Valom, alwaar meer dan twintig huizen aan eene vaart staan, die gemeenschap heeft met de wateren van Tietjerksteradeel, en daar door met de Ee en andere wateren. Weleer werd hier veel turf gegraaven; doch dezelve is reeds voor veele jaaren geheel verdweenen, en heeft plaats voor rogge en boekweit gemaakt.’ De bebouwing aan de vaart getuigt daar nog van met een aantal boerderijen. De akkers zijn intussen verdwenen en hebben plaats gemaakt voor weilanden, al worden de laatste tijd ook stukken grond aan de natuur teruggeschonken. De kruisende weg van Veenwouden naar Damwoude is er niet altijd geweest. Aan het einde van de 17de eeuw liep deze vanuit het noorden tot de vaart, een paar decennia later werd de weg naar het zuiden doorgetrokken en er kwam een brug, een tolhuis en herberg. De weg is omstreeks 1850 rechtgetrokken en verhard. Sindsdien is ook bebouwing langs de weg gekomen. Het zijn voor het grootste deel nette burger- en arbeiderswoninkjes, in dubbel historisch contrast met de bebouwing aan de vaart. Daar mengen oude boerderijen en andere agrarische gebouwen zich met nieuwe vrijstaande woningen van mensen die voor deze waterstreek kiezen.

Sibrandahûs is een klein dorp, een relatief jonge nederzetting die in het bedijkte Friesland niet meer op een terp gebouwd hoefde te worden. Het dorp heeft geen kern, maar bestaat uit een kerkje in een boomzoom en verder weidse landen, oorspronkelijk ook aan de overzijde van de Ee, met hier en daar agrarische bebouwing. De kloeke stelpboerderij Starkenborgh ten noordoosten van de kerk staat wel op een huisterp en daar is het allemaal begonnen. In de Middeleeuwen stond hier een sterk huis Sterkenburg dat in bezit was van de Tjaarda’s van het nabijgelegen Rinsumageest. Later is daar door een Gronings huwelijk de belangrijke tak Tjarda van Starkenborgh uit voortgekomen. Nu staat er de in 1868 gebouwde grote stelpboerderij met een vooruitgebouwd, onderkelderd en van een zolderverdieping voorzien voorhuis. Waarschijnlijk stichtten de Tjaarda’s bij hun versterkte huis het kerkje als een soort kapel, want het lijkt onwaarschijnlijk dat het een uithof van de ruim een kilometer westelijker gelegen cisterciënzer abdij was. De kerk moet gebouwd zijn omstreeks 1300; in romano-gotische stijl, de kraallijsten rond de raamnissen wijzen daarop. Het venster bij het koor bezit zelfs nog de oude decoratieve indeling, de tracering. Die is bij restauraties heel behoedzaam behandeld. Bovendien staat in het midden nog een gedichte ingang met een prachtig geprofileerd, rond venster. De omlijsting van dit venster vertoont een afwisseling van gewone profielsteen en stenen die zijn geglazuurd. Er zijn resten bij de kerk in de grond gevonden van een rondboogfries van de gootlijst die ook in deze periode passen. De kerk was oorspronkelijk aan de westkant iets langer en bezat stenen gewelven; de aanzetten zijn binnen aan muursporen te herkennen. Vermoedelijk heeft het kerkje nooit een toren gehad. Er rest niets van het vóór 1163 gestichte grote klooster Klaarkamp dat ten westen van Sibrandahûs lag; het is spoedig na de Hervorming (1580) gesloopt. Evenmin is er veel over van het Klaarkampstermeer: het is grotendeels ingepolderd. De Klaarkampstermolen staat ten zuiden van het voormalige meer.

Molenweg 55: Penninga's Molen Penninga's Molen is een korenmolen die sinds 1900 in Joure staat.De molen, destijds De Jonge Dolfijn genaamd, werd oorspronkelijk in 1692 als papiermolen in Westzaan gebouwd voor Jelis Hendricksz. de Vries, die datzelfde jaar overleed. Tot ongeveer 1717 werd de molen ook wel De Gekroonde Handschaaf genoemd, mogelijk vanwege het houtzagersverleden van de toenmalige eigenaar. Na in handen te zijn geweest van verschillende eigenaren werd de molen in 1781 omgebouwd tot een gerstpelmolen. Na plaatsing van een koppel maalstenen in 1869 werd de molen ook gebruikt voor het malen van rijst- en koffiedoppen. Drie jaar later komt de molen wederom in andere handen, waarna hij als foeragemolen wordt gebruikt. In Westzaan stond hij ten oosten van het dorp. Het pad leidend naar de molen heette Koperenbergsepad, naar de naam die de molen in de volksmond had: De Koperen Berg. Volgens vertellingen zou de opdrachtgever namelijk ruzie hebben gekregen met de bouwer, waarna hij enkel in kleingeld betaalde oftewel een berg koperen munten. Vandaag de dag is de naam van dit pad de Jonge Dolfijnstraat, die zich aan de noordkant van de begraafplaats bevindt. In de laatste decennia van de 19e eeuw raakte de molen in verval. Zo ontstond er in 1875 een kleine brand en sloeg in 1892 de bliksem in, waarna grote schade ontstond. Hierdoor was het voor molenaar Auke Penninga mogelijk om de molen te kopen en naar Joure te laten verschepen. In juni 1900 werd de molen uit elkaar gehaald en werden de onderdelen per zeilpraam over de Zuiderzee naar Friesland vervoerd, waar de molen herbouwd werd.

De kerk is aan het begin van de 13de eeuw gebouwd tegen een iets oudere toren en zij kreeg in de 15de eeuw een nieuw koor met een driezijdige sluiting. Een middeleeuwse kerk op de heide is opmerkelijk. De kerk is in 1888 van de ondergang gered. De peetvader van de monumentenzorg, Victor de Stuers, schreef de betrokken architect Jurjen Bruns vanuit het Boheemse kuuroord Mariënbad in een rapport: ‘Deze kerk … verdient in zijn oorspronkelijk karakter hersteld en onderhouden te worden, iets wat zonder veel moeite noch kosten kan geschieden.’ Het gebouw vertoont sporen uit allerlei perioden en heeft vooral een gotisch karakter gekregen. Hoewel ook de zadeldaktoren vaak is hersteld en gerestaureerd doet deze toch romaans aan. Hij gaat oversneden op en in de muren staan enkele venstersleuven. Bovenin zitten kleine, rondbogige galmgaten. Het schip is aan beide zijden geopend met spitsboogvensters met vorktraceringen; de voorkerk heeft één (noord) en twee (zuid) smalle spitse vensters. In de noordelijke muur staat een fraaie gotische ingang met een schuifdeur(!) onder een segmentboog in een geprofileerde spitsboognis die in de boogtrommel een beeldnisje heeft. De nis wordt voor het grootste deel omvat door een rechthoekig kader dat aan de zijkanten bestaat uit getordeerd gevormde baksteenstaven en gedekt wordt door een consolevormige lijst van baksteen. Aan de zuidzijde heeft ook een segmentvormige ingang gezeten die half dicht is gemaakt tot een venster en even oostelijker is ook nog een rondbogig spoor te zien van een oudere dichtgemetselde ingang. Het koor heeft aan beide zijden spitsboogvensters tussen onversneden steunberen en een sluiting met een ingang en twee vensters. Eén venster kreeg op eind 19de-eeuwse wijze een decoratieve en kleurige invulling, wat vooral van binnen, achter de preekstoel, is te ervaren. Onder het hoekige tongewelf (1888) met aardige gesjabloneerde ornamenten is de kerk ingetogen ingericht met warmrood geschilderde banken. Tegen de koorsluiting staat de combinatie van preekstoel (omstreeks 1800) en orgel, in 1904 gebouwd door Bakker & Timmenga.

Haule is een oud streekdorp, dat mogelijk al in de late Middeleeuwen is ontstaan aan de van west naar oost lopende weg op een wat hogere rug in het land ten noorden van de Tsjonger tussen Hoornsterzwaag en Donkerbroek en Veenhuizen en verder naar Drenthe. Het was een oude nederzetting in een vrij leeg gebied. In het midden van de 18de eeuw vond er in het noordelijke dorpsgebied een kentering plaats door de verveningen. De Drachtster Compagnie ging daar vanaf 1756 de Haulerwijkstervaart graven. Aan die vaart groeide een nieuwe, anders geaarde nederzetting die zich als dorp losmaakte van Haule. Later zou het westelijke gedeelte van Haulerwijk zich als dorp Waskemeer verzelfstandigen. Het eerste is dus een kind, het andere een kleinkind van Haule. Het had geen invloed op Haule zelf. Dat bleef een langgerekte agrarische nederzetting. In 1788 wordt gemeld: ‘De huizen liggen meest ten Westen der Kerk, en aan beide zyden van dien weg, in ’t geboomte op de bouwlanden. Voorts heeft dit Dorp, in ’t Noorden, eene zeer groote uitgestrektheid van heide velden en hoog veen.’ De bebouwing met boerderijen en landarbeidershuizen langs de Bovenweg, Zwetteweg en Dorpsstraat verdichtte pas vanaf het einde van de 19de eeuw. Op de grietenijkaart van Ooststellingwerf in de atlas van Eekhoff (1849) is aan weerszijden van de weg nog zeer dunne bebouwing en liggen ten noorden van de landbouwpercelen uitgestrekte heidevelden. Die zijn geleidelijk ontgonnen, maar er zijn op het Haulerveld ook uitgestrekte bospercelen, waaronder het Blauwe Bosch aangeplant waartussen heidevelden en enkele poelen zijn gehandhaafd. In 1851 werd een school in Haule gesticht, die in 1921 werd vernieuwd tot een drieklassige en die na de oorlog weer door een nieuw gebouw is vervangen. Aan de oostelijke zijde van Haule is in 1854 een nieuwe kerk op de plaats van de oude gebouwd. H.J. Noorman maakte het ontwerp van de zaalkerk met een driezijdig gesloten koor met een open dakruiter op de voorgevel.

Siegerswoude is een oud, dunbevolkt streekdorp in het uiterste noordoosten van Opsterland, dat met de buurschap Voorwerk grenst aan Groningen. In de Middeleeuwen stond er een uithof van het klooster van Smalle Ee. Er liepen twee wegen van west naar oost. Aan de Tolweg naar het noorden is aan het einde van de 16de eeuw bij de grens een schans aangelegd. Aan de noordelijke Binnenweg stond verspreid enige bebouwing; aan de zuidelijke Buitenweg stond bijna niets, maar lag wel de kerk. Aan weerszijden van de streek lagen uitgestrekte venen. Kort na het midden van de 17de eeuw werd vanaf Drachten naar het oosten de Bakkeveensevaart gegraven die na Siegerswoude in zuidoostelijke richting verder liep. De Tegenwoordige Staat van Friesland vermeldde in 1788: ‘Behalven de bouwlanden, behooren onder dit Dorp zeer uitgestrekte Veenen, vooral Noordwaards, daar ook eenige oude Huissteden gevonden worden. Onder anderen behoort hier toe de buurt Bakkaveen, geheel op de Heide, in ’t Zuidoosten des Dorps, en door dezelve loopt eene vaart met verscheiden Verlaaten en Zydwyken naar de Zuidelyke Veenen, in welke de turfgravery van tyd tot tyd toeneemt.’ De turfwinning door de Drachtse Compagnie betekende een nieuwe impuls voor de streek. In het noorden ontwikkelde de buurschap bij de schans zich als zelfstandig dorp: Frieschepalen. In het zuiden werd Bakkeveen een zelfstandig dorp. Siegerswoude bestaat tegenwoordig als vanouds uit een streek van voornamelijk boerderijen. Op de kruising met de Bakkeveense Vaart is de Voorwerksbrug vervangen door een dam maar staat nog wel steeds een café. De kerk is aan het einde van de 19de eeuw verhuisd naar de Binnenweg. Het is een kleine, eenvoudige, torenloze zaalkerk met rondboogvensters. Nabij de Buitenweg ligt de door een dichte boomzoom omvatte begraafplaats waarvan het baarhuisje is opgetrokken van baksteen in groot formaat: rooswinkels. Indien die van de oude kerk afkomstig zijn dan zou die aan het einde van de 15de of het begin van de 16de eeuw gebouwd kunnen zijn.

De kerk is schilderachtig gelegen op een verhoogd kerkhof aan de rand van een bosachtig gebied. De omstreeks 1300 van grote, gemêleerd rode kloostermoppen gebouwde kerk is torenloos. Voor de in 1750 door Johan Borchardt gegoten luidklok staat ten zuid-westen van de kerk een houten klokkenstoel met schilddak. De noordelijke en zuidelijke gevels zijn in zeven traveeën verdeeld door grote, vrij diepe en tot de grond toe doorlopende spitsbogige nissen tussen penanten. In deze nissen staan aan elke zijde drie, later aangebrachte rondboogvensters. De oorspronkelijke vorm van de vensters is te zien in de vijfde travee in de zuidmuur. Daar is een stoer omlijst spitsboogvenster dichtgemetseld. Sommige andere nissen hebben een verhaal. De meest westelijke aan weerszijden zijn incompleet en daardoor wordt verondersteld dat de kerk is ingekort. In de derde travee, ook weer aan beide zijden, is de nis smaller en zijn de sporen te zien van segmentvormig gedekte ingangen in spitsboognissen, waarbij de boogtrommels zijn gevuld met kepervormig metselmozaïek. Deze nissen hebben steviger penanten dan de andere. Bij de oostelijke travee, maar dan alleen aan de zuidzijde, staan ook steviger penanten en daar zijn flauwe sporen te ontdekken van de dichtgemetselde kooringang, de priesteringang. De rechte koorsluiting is van 1620 (jaarankers) en er staan twee kleine rondboogvensters in. Een ander venster is dichtgemetseld, evenals een kleintje in de geveltop. De noordmuur komt grotendeels overeen met de zuidmuur maar zonder de priesterpoort en het dichtgezette gotische venster. De westgevel is vernieuwd en vertoont ook een reeks spitsboognissen. Het interieur wordt gedekt door een gedrukt houten tongewelf met trekbalken. De bij de jongste restauratie aangetroffen fragmenten van een wandbekroning in de vorm van een spitsbogenreeks zijn aanleiding geweest om deze langs beide wanden te reconstrueren. De preekstoel dateert met het van balusters voorziene doophek en de lezenaar uit de eerste helft van de 17de eeuw, het klankbord is jonger. De kuip heeft gegroefde hoekzuilen en toogpanelen. Het orgel is in 1935 gebouwd door de firma Bakker & Timmenga.

De Hoeve is een klein en jong streekdorp bij een driesprong van wegen. Op de grietenijkaart van Weststellingwerf in de atlas van Schotanus uit 1716 staat het dorp nog niet vermeld. Wel zijn op de heide ten zuiden van de Linde twee kleine boerennederzettingen getekend: Westerhoeven en Oosterhoeven. Bij de laatste zijn twee plassen of vennen aangegeven met de naam ‘De Meer’. In de Tegenwoordige Staat van Friesland uit 1788 kreeg De Hoeve geen eigen vermelding, maar werd het even genoemd onder het dorp Vinkega: ‘Onder dit Dorp … behooren de buurtjes Wester-Hoeve en Ooster-Hoeve, niet verre van de Linde. Van dit Dorp Vinkega loopt een rydweg door de landen naar Oldeholtpade, door een Wad in de Linde; doch deeze weg wordt sedert lang niet meer gebruikt.’ Op de genoemde kaart staat het wad door de Linde aangegeven. Het pad dat er naartoe leidt, ten westen van de nog bestaande Noordwoldervaart, is in het landschap niet meer terug te vinden. Op de grietenijkaart in de atlas van Eekhoff is te zien dat een jaar eerder het Oosterhoevermeer is drooggelegd. De Hoeve ligt op een zandrug van bijna drie meter hoogte die naar het oosten doorloopt en hoger wordt, maar voorbij het vroegere Oosterhoeven, waar nu onder meer de boerderijen Stellingenhoeve en Welgelegen liggen, een inzinking kent, de droogmakerij van ruim anderhalve eeuw geleden. Liep voorheen de verbinding met de omliggende dorpen totaal anders, nu meandert de verbindingsweg tussen de belangrijkste plaatsen van Weststellingwerf, Wolvega en Noordwolde, om De Hoeve heen. De huidige hoofdstraat van west naar oost, de Jokweg, is ook vrij jong, al staat hij op de Eekhoff-kaart al aangegeven. Aan deze weg staat de oudste bebouwing van het dorp. Die is niet ouder dan uit de eeuwwisselingsperiode rond 1900. Het voormalige café aan de driesprong en ernaast een dubbele arbeiderswoning zijn van omstreeks 1920. Even verder staat de hervormde kerk eveneens uit omstreeks 1920, een vriendelijk ogende, rechtgesloten zaalkerk met een opengewerkte geveltoren.

Sint-Nicolaasga is een streekdorp dat langs de weg over een tamelijk hoge zandrug, onderdeel vormend van een reeks ‘gaasten’, in de Middeleeuwen is ontstaan. Op het vroegste kaartbeeld, in de atlas van Schotanus uit 1718, is nog weinig bebouwing aan de belangrijke west-oost gerichte weg te zien, maar des te meer aan de weg die naar het zuiden richting Lemmer loopt. Aan deze met bomen beplante laan staat aan de noordoostzijde een reeks woningen en boerderijen. Voorbij de kruising staat de kerk aan de Lijkweg. Ten noorden van het dorp liggen bouwlanden, ten zuiden hooilanden. De Tegenwoordige Staat van Friesland besteedde in 1788 vrij veel aandacht aan het dorp: ‘St. Niklaasga, ten Noordoosten van Tjerkgaast, is een der grootste Dorpen deezer Grieteny, en bestaat uit drie en dertig Boereplaatsen, en verdere wooningen. De kerk, een koepel torentje hebbende, is gebouwd in 1720, doch zeer vervallen. De meeste ingezetenen van dit Dorp zyn van den Roomsch-Katholyken Godsdienst. De buurtjes de Ryl en de Hongerschar behooren ook onder hetzelve. … Weleer werd hier, des Zondags na Pinkster, eene jaarmarkt gehouden, die in 1774 is afgeschaft, om datze nu en dan veele wanorders en bykans nooit eenig weezentlyk nut te wege bragt. Over ’t algemeen is de grond zandig en hoog, doch ten Noorden laag en onvruchtbaar. Ten Zuiden, naar Doniaga, heeft ook de tegenwoordige Grietman, met eenige andere Ingezetenen, eene Polder aangelegd van 426 Pondemaaten lands, van welke men zich met den tyd veel goeds beloofd.’ Volgens de kaart in de atlas van Eekhoff uit 1850 was toen aan beide wegen van de driesprong bebouwing. De hervormde kerk stond nog steeds ten noorden daarvan, tussen wat tegenwoordig de Kerklaan en de Omloop heet. Ook de rooms-katholieke kerk (1833) was aangegeven, ten zuiden van de doorgaande weg, nu de Kerkstraat. De boerenstreek aan de weg naar Lemmer lag aan de westzijde van de Eijsinga’s Polder. Gedurende de tweede helft van de 19de eeuw en in de 20ste eeuw is Sint-Nicolaasga sterk gegroeid. De kerk aan de Omloop is in 1721 gebouwd en hoewel zij in 1788 ‘zeer vervallen’ werd genoemd en de gemeenschap vooral rooms-katholiek was, is zij toch overeind gebleven. Het is een driezijdig gesloten zaalkerk met een lage geveltoren met opengewerkt koepeltje. Deze toren draagt een klok die Steven Butendiic in 1467 goot en die uit het nabijgelegen Legemeer afkomstig is. De rooms-katholieken hebben in 1885 een daad gesteld door een triomfalistische, neogotische kerk te laten bouwen die het dorpscentrum en het silhouet is gaan domineren. Het is een door de Friese architect Jan Doedes van de Weide, een leerling van de befaamde Cuypers, ontworpen kruisbasiliek met een driezijdig gesloten koor en een doopkapel. De rijzige toren heeft vier geledingen, een omloop en ranke spits en wordt begeleid door een traptoren. De kerk heeft een fraai neogotisch interieur en bijpassend meubilair met een hoofdaltaar uit 1897 en een triomfkruis van 1907. Een reeks gebrandschilderde ramen zijn uit 1897 maar een generatie later zijn ook nog ramen vervaardigd door J.M. Ydema. Achter de kerk is in 1933 naar ontwerp van H. Huitema een grote Lourdesgrot aangelegd. Bij de driesprong staan twee cafés. Verder kent het centrum een ingetogen bebouwing. In het oosten bouwde burgemeester Rengers in 1871 bij de buurschap Huis ter Heide zijn buiten Boschoord, dat in 1909 is verbouwd. Nog verder werd in de vernieuwingsstijl de villa Doniastate gebouwd. In 1904 werd Wilhelminaoord gesticht. Initiatiefneemsters waren vier ongehuwde freules Van Eysinga. Zij stelden hun leven in het teken van de filantropie. Het rustoord was voor oververmoeide vrouwen en kwam in een bos dat in 1845 in opdracht van de latere burgemeester van Lemsterland, jhr. mr. C.L. van Beyma thoe Kingma, was aangelegd op de schrale zandgronden. Het huis werd naar de moeder van de freules Wilhelminaoord genoemd. Het is een door architect Hendrik Kramer ontworpen kloek vleugelgebouw in een levendige chaletstijl. De tuinen ontwierpen de freules zelf, met een van hun broers.

De in de middeleeuwen aan Sint-Victor gewijde kerk vertoont de kenmerken van de late gotiek en dus de 15de eeuw, maar helemaal zeker is dat niet. In de kern kan zij ouder zijn. Het schip en het koor zijn al sinds mensenheugenis gepleisterd, waardoor het niet mogelijk is het bouwmateriaal en de bouwsporen te bestuderen. De bepleistering is in 1854 of 1874 aangebracht en in een geschrift van daarvóór wordt beweerd dat het muurwerk tufsteen bevat. Het is een natuursteensoort die tot ongeveer 1200 werd gebruikt en daarna nog wel voor hergebruik werd aangewend. Niet alleen de spitsboog-vensters – die kunnen ook veel later nog zijn aangebracht – maar vooral de massawerking wijst in de richting van de gotiek. De toren is jong, de gedenksteen vertelt dat hij in 1885 is gebouwd. Het is een toren van drie geledingen, met spaarvelden met keperfriezen en een ingesnoerde spits. Het schip en koor zijn geblokt gestukadoord. Aan de westzijde van de zuidelijke muur staat de korfbogige ingang met daarboven een klein venster. Verder zijn er spitsboogvensters. De noordmuur is vrijwel blind. In de vijfzijdige koorsluiting staan twee grote vensters. In de sluitmuur resteert nog een kop van zo’n venster, die met de daaronder staande ingang herinneren aan de grote kraak die daar zat om het vele volk te kunnen bergen dat op een orthodox predikant afkwam. De kerkruimte wordt gedekt door een van verf vrijgemaakt houten tongewelf met trekbalken met korbeelstellen op stijlen die ook vrij van verf zijn. Nabij het orgel is in 1989 op de muur een belangrijk fragment van een schildering met Sint-Christoffel met Kind uit omstreeks 1500 gevonden. De schildering is gerestaureerd. De preekstoel met klankbord, gegroefde hoekzuilen en gekorniste panelen op de kuip, dateert uit de 17de eeuw. De deels geverfde, overhuifde herenbanken zijn ook in die eeuw (1644 en 1655) vervaardigd. Ze hebben beide een kuifstuk waarin familiewapens zijn verwerkt. Het orgel op de westgalerij is in 1856 gebouwd door Willem Hardorff.

De Knipe is een streekdorp dat in de 17de eeuw aan weerszijden van de Schoterlandse Compagnonsvaart als gevolg van de veenwinning is ontstaan. Het graven van de vaart en de dwars daarop staande wijken, het winnen en vervoeren van het veen en daarna weer in cultuur brengen van de afgegraven gebieden gaven veel mensen een karig bestaan en deden ambachtslieden en kleine nijverheid naar dit gebied trekken. De Knipe bestaat oorspronkelijk uit twee kernen. Het westelijke en dichtst bij Heerenveen gelegen gedeelte heette Benedenknipe en ook wel Nieuw-Brongerga. Daar kwam vanuit het zuiden de Prinsenwijk vanaf Oranjewoud op uit. Het oostelijke gedeelte werd Bovenknipe genoemd en ook Nieuw-Katlijk en daar kwam de dorpswijk van Katlijk op uit. Bij de Knipe vormden tot bij Bontebok net boven de vaart kleine kavels land een zeer rafelige grens tussen de grietenijen en later de gemeenten Schoterland en Opsterland in het noorden. In het westen van Benedenknipe is bij de Veensluis een kern gevormd waar een klein joods kerkhof ligt en de zuivelfabriek werd gesticht. Verder naar het oosten staan de gereformeerde en de in 1661 gestichte hervormde kerk die later geheel is gestukadoord. Op de algemene begraafplaats staat een betonnen klokkenstoel. In 1967 is het westelijke gedeelte van de Compagnonsvaart gedempt. Bovenknipe met de doopsgezinde kerk uit 1856, waarbij in de klokgevel elementen uit 1751 zijn herbruikt, laat de oude, schilderachtige structuur van bebouwing aan weerszijden van de Schoterlandse Compagnonsvaart nog zien. Aan de noordzijde van de vaart is de Commissieweg aangelegd die in 1955 ook het oostelijke deel behoorlijk ging ontsluiten. In 1881 werd de trambaan van Heerenveen naar Drachten aangelegd die tot ‘de Hoeke’ de Compagnonsweg volgde en daarna naar het noorden afboog. De lijn is in 1947 opgeheven. Daar bij ‘de Hoeke’ staat ook het café en is na de oorlog een bebouwingskom gevormd. Ten zuiden van de Meyerweg vanaf de jaren tachtig en ten noorden vanaf de late jaren negentig.

Sintjohannesga is een streekdorp van middeleeuwse oorsprong op een ontginningsas die van noordoost naar zuidwest loopt en waar Rotstergaast en Rohel eveneens deel van uitmaken. Op de vroegste kaart die Sintjohannesga in beeld brengt, de kaart in de Schotanusatlas van 1718, is het dorp een nogal dichtbebouwde streek van huizen en boerderijen ten noorden van de weg met enig bouwland en verder veenlanden. De kerk stond toen ten noorden en vrij ver van de streek. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 over het dorp gemeld: ‘dit Dorp is ten opzigte der stemmen, .. het grootste der geheele Grieteny; ’t zelve ligt zeer vermaaklyk in ’t geboomte, … aan den rydweg van Rottum, die in ’t Zuiden hier langs loopt naar Rotster-Haule, Rohel en Doniawerstal. Ten Noorden van ’t zelve liggen laage veenlanden en ten Zuiden Miedlanden.’ In de tweede helft van de 18de eeuw gingen de Gietersen bij Sintjohannesga en Rotsterhaule laagveen uitbaggeren om die tot turf te bewerken. Op de grietenijkaart in de atlas van Eekhoff is zichtbaar dat de grootschalige verveningen van de landerijen niet veel heeft overgelaten en dat de streek als een rafelige kade tussen de veenplassen ligt. Tegelijk was de bebouwing langs de Streek verdicht. Na de inpoldering en het in cultuur brengen van het land is de Streek verdicht en uitgebreid tot een lintbebouwing die aan de noordzijde nog steeds dichter is dan aan de zuidzijde van de Streek. Vanaf de oude Streek is nog duidelijker dan in het buurdorp Rotsterhaule te ervaren hoe laag het land ligt. De recente uitbreidingswijk ligt ook in de diepte van de polder. Grote bakkers van roggebrood en koek hebben hun sporen nagelaten. Aan de Hoge Dijk/ Molenstelle staat een molen uit 1857 en het gemaaltje De Grie in nieuw zakelijke stijl uit 1931, die beide op hun tijd de polder vrijwaarden van wateroverlast. De dorpskerk uit 1864 is door brand verwoest en in 1963 is een moderne kerk gebouwd.

De Jacobijnerkerk is eind 13de eeuw gebouwd als kloosterkerk bij het in het midden van die eeuw gestichte dominicanenklooster. Oorspronkelijk bestond de kerk uit een schip en een smalle, naar het klooster gerichte blinde noordbeuk. Vooral aan de koorzijde zijn nog aspecten van het oorspronkelijke gebouw te zien. Daarna is de kerk diverse malen uitgebreid en veranderd. Na de hervorming is het klooster goeddeels afgebroken, alleen de huidige kosterij bevat nog enkele zalen en een fragment van de kloostergang. De Jacobijnerkerk werd hoofdkerk van Leeuwarden wat de Nassause stadhoudersfamilie spoedig luister bijzette door vanaf 1588 het koor als hun begraafplaats in te richten. Het koor laat bijzondere aspecten van de vroegste bouwtijd zien: de geprofileerde natuurstenen omlijstingen van de hoge gotische vensters en de reliëfrijke terracottaplaten onder de dakranden die een spitsbogig driepasfries vormen. Tegen de zuidzijde van het koor is in het begin van de 16de eeuw een fraaie sacristie geplaatst, waarin in 1663 een classicistisch poortje kwam, het met natuursteen versierde zogeheten ‘Broodpoortje’. In het koor zelf is in 1662 het ‘Oranjepoortje’ geplaatst, de toegang voor leden van de stadhouderlijke familie, met omrankte, getordeerde zuilen, een houten fronton en een bekronend oranjeboompje. In de noordmuur zijn aan de oostzijde de sporen zichtbaar van het aan het einde van de 15de eeuw veranderde en van het hoofdkoor afgescheiden noordkoor. Daar staat bovendien een traptoren. Verder zijn beneden de bogen van doorgangen naar het klooster zichtbaar. Hoger staan in het begin van de 19de eeuw ingebroken vensters. Aan deze zijde is recent een verbindingselement met de kosterij gebouwd. Aan de zuidzijde is de kerk in het begin van de 16de eeuw aanzienlijk uitgebreid. Eerst in 1504 met drie dwarskapellen met topgevels die met nissen zijn versierd. De westelijke dwarskapel is met een extra travee aan het schip in 1521 toegevoegd. De westgevel kreeg een sierlijke gevel met een ingang in een rechthoekig omkaderde ojiefnis en daarboven een zeer grote met traceringen en maaswerk voorziene spitsboognis waarvan de kop wordt geflankeerd door onder meer klimmende nissen. Bij de omvangrijke restauratie van 1972-’78 is deze gevel naar gevonden sporen hersteld. De dwarskapellen met enkele fraaie poortjes bezaten oorspronkelijk stenen overwelvingen maar die zijn waarschijnlijk met het openen van de kapellen tot zuidbeuk door houten gewelven vervangen. Het laat-middeleeuwse tongewelf van het schip laat dunne schilderingen zien: een madonna met engelen en decoraties van vierpassen en keperstroken. Onder het gewelf is de ruimtelijke structuur opmerkelijk: de hoge kolommen naar de smalle noordbeuk en de lage kolommen naar de zuidbeuk, vroeger kapellen. Tijdens de restauratie zijn op de zuidwand fragmenten van schilderingen van apostelen en de profeet Jesaja aangetroffen. Ze dateren (1575) uit de korte periode vlak voor de hervorming dat de kerk bisschopskerk, dus een kathedraal, is geweest. In de 16de eeuw is de Madonna met Kind in stralenkrans op een dichtgezette vensternis in de oostelijke wand aangebracht. De preekstoel met klankbord uit het derde kwart van de 17de eeuw bevat enig snijwerk, afkomstig van de Koningskraak. De schuin hier tegenover hangende Koningskraak, in 1696 door Jouke Joukes vervaardigd en van rijk snijwerk voorzien door mogelijk Pieter Nauta, was het gestoelte van de stadhouderlijke familie. In het koor, de grafruimte voor de Nassause familie, zijn de fraaie grafmonumenten van ondermeer Anna van Oranje en Willem Lodewijk tijdens de revolutie van 1795 vernield. Na de Tweede Wereldoorlog is de grafruimte met reconstructies en het plaatsen van de wapenschilden, waarvan die van Hendrik Casimir II origineel is, min of meer hersteld en is een gedenkplaat voor de Vrede van Münster, afkomstig van het voormalige Landschapshuis, geplaatst. Er kwamen toen en later in de vensters gebrandschilderde ramen naar ontwerp van Cor Reisma en Dick Osinga met episoden van enkele leden van de stadhouderlijke familie. Het grote orgel is door Christiaan Müller in 1724-’27 gebouwd en is van beelden en snijwerk voorzien door Jacob Sydzes Bruinsma en Gerbrand van der Haven.

De Tike is een streekdorp dat in de 17de eeuw als vervenersnederzetting op een bescheiden wijze gestalte kreeg ten westen van het Zwartveen. Op de grietenijkaart van Schotanus staat het aangegeven en hoewel de verveningen toen nog in volle gang waren, hadden pioniers delen van de zuidelijke landerijen al in cultuur gebracht tot akkers. Aan het einde van de 18de eeuw wist de Tegenwoordige Staat van Friesland bij Opeinde te melden: ‘In ’t Noordwesten van dit dorp, aan de grenzen van Tietjerksteradeel, vindt men veele nieuwe bouwlanden, die door ’t afgraaven der hooge veenen gebooren, en sedert tot bouwakkers gemaakt zyn, als ook twee buurten van naame, welke naaste het Zwartveen, en het verst afgelegende de Smallinger Tieke heet.’ Deze Smallingerlandse Tike werd eeuwenlang als buurschap bij Nijega gerekend. Gedurende de 19de eeuw werd het hele gebied in cultuur gebracht. In het midden van die eeuw constateerde Van de Aar in zijn Aardrijkskundig Woordenboek: ‘Aan de noordzijde des dorps Opeinde heeft eene groote uitgestrektheid laag klijnland gelegen, dat in de zeventiende eeuw, door verveening, veranderd is in een water, de Leijen genaamd, over de drie uren gaans in den omtrek. … Ook behoort nog een klein gedeelte van het gehucht de Tiek, onder het dorp Opeinde.’ De streek bij de Leijen is een van de grootste en nooit drooggemalen petgaten en bleef dunbevolkt. In het noorden waren voornamelijk kleinschalige agrarische bedrijven gevestigd en in het zuiden bedrijven van enige omvang. Toen De Tike in 1953 de status van zelfstandig dorp ontving zou het door een autoweg spoedig van het moederdorp worden gescheiden. Bovendien trad een cultuuromslag in omdat het rustige, enigszins geïsoleerd liggende dorp werd ontdekt door forenzen uit Drachten en omgeving. Vooral in de afgelopen tientallen jaren is de bebouwing aan de Master de Jongwei, waar ook de school en het dorpshuis zijn te vinden, sterk met woningen verdicht, zonder dat dit het karakter van het veenontginningsdorp heeft aangetast.

Schingen is een terpdorp dat omstreeks het begin van de jaartelling is ontstaan. Misschien zelfs eerder, omdat er in de buurt vondsten uit de Romeinse tijd zijn gedaan, die aantonen dat het gebied toen al bewoond was. Voorheen hebben hier de staten Wobbema en Blaauwhuis gestaan. De state Stehouders lag flink zuidelijk van het dorp. Schingen is klein gebleven en een karakteristiek agrarisch dorp. Het bestaat eigenlijk alleen uit de Buorren die in westelijke richting wordt voortgezet als Anemawei en in oostelijke richting als Slappeterpsterdyk. Er staat een vrij open en zeer gevarieerde bebouwing. Voorheen lag het dorp tamelijk geïsoleerd, al bood de Schingervaart en na een scherpe bocht de Oude Meer, een vrij korte waterverbinding met de Harlingertrekvaart. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1786: ‘Van dit dorp loopt eene binnenvaart naar de trekvaart; doch met rydtuigen kan men van Sweins, Peins, Dronryp en Menaldum in dit dorp alleen komen door de landen en menigvuldige hekken.’ Ruim een halve eeuw later was er veel verbeterd. In 1842 kwam de rijksstraatweg van Leeuwarden naar Harlingen tot stand en Schingen kreeg in 1850 zijn eigen rijweg naar deze belangrijke verkeersader. Er zijn berichten dat Schingen een kerk had die wel uit de 12de eeuw kon stammen en beeldmateriaal uit de 18de eeuw kan dat wel bevestigen. Maar in 1877 besteedde de kerkvoogdij het afbreken van de oude en het bouwen van een nieuwe kerk met toren aan die ontworpen was door architect F. Brouwer uit Cornjum. De bouw werd voor bijna 10.000 gulden gegund aan aannemer Keuning uit Sint-Annaparochie. Het werd een zaalkerk met een driezijdig gesloten koor met een half ingebouwde toren. Deze toren in drie geledingen en met een ingesnoerde naaldspits kreeg overhoekse steunberen. Het schip wordt verlicht door spitsboogvensters en de kerk vertoont meer neogotische vormen. Op het kerkhof staat een grafsteen van de beoefenaar van het Fries damspel Izaäk Hogerhuis met een afbeelding van dit spel.

De onvoltooide, scheve, kromme en kloeke toren is het glorieuze en dramatische resultaat van een ambitieus bouwprogramma en daarmee het symbool van de stad Leeuwarden geworden. De hoofdkerk van Leeuwarden, de Sint-Vitus van Oldehove zou in het begin van de 16de eeuw worden vervangen. In 1529 wordt met de bouw van de toren begonnen onder leiding van Jacob van Aken. Toen echter het werk tot tien meter hoogte was gevorderd, begon het bouwsel naar het noordwesten over te hellen. Bij zo’n geringe hoogte moesten de stabiliteitsproblemen op verstoring van de ondergrond wijzen. Men ging door met het werk en bleef loodrecht bouwen op de scheefzakkende torenromp waardoor de toren ook nog krom werd. Een persoonlijk drama voor de bouwmeester en hij stierf in 1532, van ‘chagrijn’, geven de stukken te lezen. Bouwmeester Cornelis Frederiks zette het werk voort. Na een jaar bleek het verzakken door te gaan en werd besloten de bouw voor altijd te staken. De hoge vensters en doorgangen zijn aan het einde van de 16de eeuw dichtgezet en de aanzetten tot de gewelven van de kerk, zichtbaar aan de oostzijde, zitten er voor niets. De kerk is nimmer gebouwd en de bouwvallige oude Sint-Vituskerk is in 1596 gesloopt. De scheve en kromme Oldehove staat er nu eenzaam maar magistraal, drie geledingen hoog en in een rijke laatgotische uitdossing. De muren van het bouwwerk zijn verlevendigd door enkele grote of drievoudige nissen met meervoudige profielen en door neggen en kopstukken met traceringen en maaswerk in zandsteen. Aan de noordzijde staat een driezijdige, versierde traptoren en daar is ook een fraaie opengewerkte balustrade van zandsteen te zien. De stevige, meervoudig versneden steunberen op de hoeken zijn eveneens van zandstenen sier voorzien: hoekbanden van onder tot boven, nissen met maaswerk en op de versnijdingen elegante hogels. Alle muurwerk is verrijkt met zandstenen banden en speklagen van gele steen. De rood bakstenen velden zijn zelfs op nuance gesorteerd; er zijn donkere en heldere vakken. De kloeke torenromp heeft zo een verfijnde uitdrukking gekregen.

De Veenhoop is een streekdorp dat in de 19de eeuw is ontstaan op de plaats waar het Polderhoofdkanaal of de Nieuw Beetstervaart in het Grietmansrak uitkomt. Het was een strategische plaats omdat in het zuiden een van de grootste polders van Friesland ligt: de Grote Veenpolder van Smallingerland en Opsterland. Het kloeke kanaal legt de verbinding via het rak met de Kromme en Wijde Ee en met het waterverkeersnet van Friesland. Bij de beschrijving van het dorp Boornbergum, waartoe vroeger de hele zuidwestelijke streek van Smallingerland behoorde, staat in het midden van de 19de eeuw in het Aardrijkskundig Woordenboek vermeldt: ‘Westwaarts vindt men veel laag hooiland, dat ’s winters onder water loopt, en veel vergraven land of putten, waarin riet wast. In het jaar 1819 is onder Boornbergum eene nieuwe veenderij aangelegd, die met polderdijken en molens is voorzien, en de Veenhoop genoemd wordt.’ Ondanks de uitmuntende ligging zat er niet veel groei in De Veenhoop. Op de grietenijkaart in de atlas van Eekhoff (1848) staan nog maar een paar huizen ingetekend, waarvan één het Polderhuis moet zijn. In dat Polderhuis, in het midden van de 19de eeuw opgetrokken van kleine gele steen, is de frontgevel voorzien van aedicula-ornament dat kennelijk bedoeld is (geweest) als omranding van een herinneringsbord. Er staat een flinke boerenschuur achter en het geheel is verbouwd tot café-restaurant. Aan de overkant staat achter de recent ingerichte parkeerplaats voor watertoeristen en dagjesmensen de in de jaren dertig gebouwde en nog steeds in gebruik zijnde openbare basisschool. Aan de Kraenslânswei ligt lintbebouwing met woningen van de woningbouwvereniging en van particulieren. De verscheidenheid is onlangs nog groter geworden door de bouw van kloeke vrijstaande woningen bij de parkeerplaats en op de hoek van het Eijzengapaed. Ook aan de noordzijde van het kanaal, de Slúswei, staat een rij vrijstaande woningen. De Veenhoop, lang een vrij vormloos geheel van streekjes geweest maar begint de laatste tijd door herinrichting en nieuwbouw steeds meer het karakter van een dorp te krijgen.

Slappeterp is een terpdorp dat mogelijk aan het begin van de jaartelling is ontstaan op een lange kwelderwal. Het behoort tot de reeks terpen die van Arkens bij Franeker over Schalsum, Peins, Tamterp, Slappeterp tot de Hoge Wier tussen Menaldum en Berlikum loopt. In de 13de eeuw komt het voor als ‘Slepelterp’ en in 1469 als ‘Slepperdorp’. Het is een agrarische nederzetting van door de eeuwen heen een stuk of zes/zeven boerderijen en wat arbeiderswoningen. In de 19de eeuw kwamen er enige gardeniers bij. Maar stinsen of staten stonden niet in de buurt. Het dorp stond met de Slappeterpervaart via de Schingervaart in verbinding met de Harlingertrekvaart. Nu lijkt Slappeterp een buurtje aan de over de vroegere kwelderwal lopende weg van Franeker naar Menaldum en een iets afzijdig op een hoge terp staande kerk. De middeleeuwse kerk met zadeldaktoren verkeerde aan het begin van de 19de eeuw in vervallen staat. De reizende dominee H. Potter noemde het in 1805 in een verslag de ‘ruinen’ van Slappeterp. In 1826 werd er een nieuwe kerk met een toren met spits gebouwd. Precies een eeuw later herhaalde de geschiedenis zich en het is dan ook niet zeker dat de kerk in 1826 helemaal nieuw is gebouwd of vernieuwd. In 1926 is er wel een nieuwe kerk gebouwd en zelfs één die zijn weerga in Friesland nauwelijks heeft. De vooraanstaande Leeuwarder architect Hendrik Kramer maakte het ontwerp. Het is een gebouw in traditionele hoofdvormen met expressionistische detailleringen. De toren verwijst naar de traditie van de zadeldaktorens, maar is in zijn slanke en rechthoekige – in plaats van vierkante – gedaante een nieuwe interpretatie. De zaalkerk met een rechte koorsluiting heeft twee topgevels die een dwarsbeuk suggereren. De smalle rondboogvensters bevatten glas-in-lood in art déco-stijl. Binnen rusten de gewelfribben op consoles die de vier evangelisten verbeelden. Die zijn net als de wijzerplaten van het torenuurwerk vrij zeker vervaardigd door de keramiekkunstenaar W.C. Brouwer uit Leiderdorp, net als in Scharsterbrug.

De voormalige kloosterkapel van de domini-canessen of Witte Nonnen is gewijd aan Sint-Catharina. Het bescheiden gebouw stond niet vrij maar in de gesloten bebouwing van het klooster. Het klooster werd in 1507 gesticht als laatste van de vier kloostervestigingen in Leeuwarden. Het had in 1525 alle erkennin-gen verworven en toen zal de bouw van de kapel zijn begonnen. Het heeft iets langer dan een halve eeuw gefunctioneerd tot de hervorming er een eind aan maakte. Het gebouw kreeg verschillende andere functies totdat het door de stad als kerk voor de Franssprekende reformatorische gemeenschap van onder meer stadhouderlijk hof en garnizoen in 1659 in bruikleen werd gegeven. Het koor werd toen door een muur van het schip afgezonderd en er kwam een classicistische poort in de voorgevel. In de late jaren 30 van de 19de eeuw is dit koor afgebroken en de kerk als geheel vernieuwd waarbij de buitenzijde een cementpleisterlaag kreeg. Daardoor is de voorgevel van grote rode baksteen met speklagen van gele steen aan het oog onttrokken. De gevel bezit aan weerszijden van de poort twee kleine spitsboogvensters en daarboven een dergelijk groot venster. Op de westgevel staat een dakruiter met een koepeldak waarin een door Jurjen Balthasar in 1661 gegoten klok hangt. Inwendig heeft het schip een gestukadoord tongewelf. Uit de tijd van de ingebruikname door de Walen stammen de preekstoel en de overhuifde herenbank. Een tweede herenbank is bij de restauratie gebruikt bij de samenstelling van een achterschot, een soort dicht koorhek. De Waalse gemeenschap kreeg in 1740 een koninklijk geschenk. De muzikale Anna van Hannover, dochter van de Engelse koning en gemalin van stadhouder Willem Karel Hendrik Friso, gaf opdracht tot het bouwen van een orgel. Johan Michaël Schwartsburg bouwde het instrument, het enige tweeklaviersorgel van zijn hand. Gedeputeerde Staten van het landschap Friesland die de organisatie van een en ander hadden begeleid, hebben naar hoofs gebruik een tegengeste gedaan door Jaan Oenema in 1742 de opdracht te geven een rugschot te snijden waarin tussen allerlei trofeeën de wapens van het stadhouderlijk echtpaar zijn verwerkt.

Zwaagwesteinde is een streekdorp op het westelijke einde van de zwaag van Kollum, een keileemrug op de grens van een redelijk hoge streek en lagere veengebieden aan de noorden westzijde. Dantumadeel liep aanvankelijk in oostelijke richting door, maar toen Kollumerland aan het einde van de 14de eeuw werd gevormd, kwam de grens ten oosten van Zwaagwesteinde te liggen. De grens met Achtkarspelen ligt aan de zuidzijde. De landschappelijke verkaveling met wegen en paden en de bebouwingsstructuur lopen door bij de dorpen Zwaagwesteinde, Zwagerbosch en Twijzelerheide. De even westelijker liggende Nieuwe Vaart is noordelijker als Petsloot en Nieuwe Zwemmer met het Dokkumer Grootdiep verbonden. Naar het zuiden vormt hij als Kuikhornstervaart de verbinding naar het Bergumermeer en is al eeuwen een goede ontsluiting van het dorpsgebied van Zwaagwesteinde. Voorheen behoorde ook een deel van het noordelijke gedeelte van de grensbuurt Kuikhorne bij Zwaagwesteinde. Aan de ontginningsweg in het noorden, de Voorstraat, was al vroeg agrarische bebouwing te vinden. In de 18de eeuw vestigden verarmde mensen, losse arbeiders, veenarbeiders en venters zich op de afgeplagde heide in het zuiden en vormden daar een archipel van spitketen en heidehutten. Spoedig gingen de spitketen de al bestaande woningen en woudboerderijen aan de Voorstraat in aantal overtreffen. Vanaf 1910 kwam er geleidelijk verbetering in de woontoestanden door de activiteiten van onder meer de woningbouwverenigingen. De aanvankelijk nog kleine huizen vervingen de keten. Van de vroegste woningwetwoningen (1912) bestaat alleen nog een tweetal aan de Tolweg, ten zuiden van de spoorweg. De laatste spitkeet kon in 1939 worden gesloopt. De hervormde kerk uit 1836 was een eenvoudig gebouw op een T-vormige plattegrond met een kleine geveltoren. In 1966 werd zij afgebroken en vervangen door een grote, moderne kerk aan de Schoolstraat waarvan de kerkzaal met een zadeldak is gedekt en het front gemarkeerd wordt door een hoge, open klokkentoren. De doopsgezinde kerk aan de Voorstraat, een kleine, traditionele zaalkerk met decoratieve rondboogvensters, heeft een front met een licht uitgebouwde toegangspartij die boven het dak doorloopt tot een torenvormige muurschijf met een hoge pinakel ter bekroning. Aan het eind van de 18de eeuw vestigde de uit Hessen afkomstige joodse koopman Salomon Levy zich in Zwaagwesteinde. Hij legde er de basis voor kleinhandel in onder meer textiel en daarmee voor het venten en kramen met allerlei producten en bovendien voor de kledingnijverheid. Het heeft het karakter van de bevolking en de nederzetting gevormd. Aan de Voorstraat zijn verschillende herinneringen aan de textielindustrie te vinden. ‘Texo Baarsma’, een textielgroothandel, is een fors gebouw dat deels is gepleisterd en van een verzorgde winkelpui is voorzien in vormen van de vernieuwingsstijl. De voormalige confectiefabriek ‘N.V. Handelsvereeniging v/h R. Baarsma’ is een confectieatelier uit 1927 met een voorhuis uit 1926. Ontworpen door A. Pijkstra in de voor die tijd kenmerkende expressionistische vormen. Dat geldt ook voor de voormalige textielgroothandel van de ‘Firma H. Elzinga’ uit eind jaren twintig waarbij het expressionisme in het blokvormige bedrijfsgebouw met fraai metselwerk zakelijk strak is verwerkt. In dit gebouw bevindt zich ook een woning. De oude ontginningsas, de Voorstraat, vertelt als geheel veel over de geschiedenis van Zwaagwesteinde, maar niet alles. De spitketen zijn allemaal verdwenen, maar er staat nog wel een met riet gedekt woudhuisje uit ongeveer 1880. Verder staan aan de Voorstraat de wat deftiger burgerwoningen, bijvoorbeeld een fraai exemplaar uit het einde van de 19de eeuw in neorenaissancestijl en het woonhuis Jeremi uit 1911 in vernieuwingsstijl. In 1902 kreeg de spoorweg van Leeuwarden naar Groningen, die al in 1866 ten zuiden van het dorp was gelegd, een halte in Zwaagwesteinde. Aan de oostzijde van de Verlengde Stationsstraat staat nog een reeks kleine burgerwoningen uit de eerste tientallen jaren van de 20ste eeuw die van de gevolgen van deze ontwikkeling getuigt. Daarna is het dorp in zuidelijke richting uitgebreid, een proces dat na de oorlog sterk doorzette, waarbij de bouw van sociale woningen sterk overheerst.

Slijkenburg is een komdorp dat in 1585 op het dorpsgebied van Spanga is gesticht als verdedigingsschans voor Friesland aan de Linde. De schans zou in 1702 zijn geslecht om de vrijkomende aarde te benutten voor de aanleg van de nieuwe Statendijk tussen Schoterzijl en Slijkenburg. Dit om de hoek van de samenkomst van de Tsjonger (of Kuinder) en de Linde beter tegen overstromingen te beschermen. Eén van de oude, nu niet meer bestaande huizen van Slijkenburg droeg het jaartal 1587. Het bewijs dat in de schans spoedig huizen zijn gebouwd. Van de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 is het schanskarakter dan ook niet meer af te lezen. Er had zich toen al geconcentreerde bebouwing ontwikkeld. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 gemeld: ‘Ook behoort hier onder, … de Schans en buurt Slykenburg, alwaar weleer de Sluis lag, om, ten tyde van storm, het Zeewater uit de Kuinder te keeren; doch na den storm van ’t jaar 1701, is hier eene nieuwe Dyk binnen door gelegd, die van Schooterland Zuidoostwaards loopende, by Slykenburg aan den Lindedyk sluit, en de Schutsluis, thans de Nieuwe Schooterzyl genaamd, hooge op gelegd. … Ook is het getal huizen van de buurt Slykenburg, sedert het begin deezer eeuw, merkelyk verminderd.’ Door de verlanding van de kuststrook boerde Slijkenburg net als De Kuinre achteruit. Slijkenburg heeft nooit een kerk gehad, maar wel een school die door de jeugd uit de wijde omgeving werd bezocht. Het is nu een klein dorp waar de vroegere krijgshaftige functie niet meer van kan worden afgelezen. Het heeft een compacte kern met gevarieerde bebouwing. Het ligt buitendijks de Zeedijk op de noordwestelijke oever van de Linde. De dijken zijn sinds de droogmaking van de Noordoostpolder slaperdijken en bezitten hun oude beloop en hoogte nog. Het dorp ligt nog net in Friesland. Van afstand biedt het een karakteristiek gezicht voor een kustnederzetting met oranje pannendaken die boven de kruin van de dijk uitsteken.

Leeuwarden, Wilhelminaplein 1: Paleis van Justitie De provincie was verantwoordelijk voor de huisvesting van het gerechtshof en medeverantwoordelijk voor de huisvesting van de arrondissementsrechtbank. In het midden van de negentiende eeuw zocht het provinciaal bestuur tevens een nieuwe vergaderruimte voor de toen nog jaarlijkse bijeenkomsten van Provinciale Staten. Een geschikte bouwlokatie voor een paleis waarin alle drie overheidsfuncties konden worden ondergebracht, kwam tot stand door de demping van de Oude Heerengracht in de periode 1836-1846. De metselaar-timmerman D.M. Postma uit Leeuwarden bouwde in de daarop volgende jaren het paleis, dat in 1852 werd voltooid. Het ontwerp was van de Leeuwarder gemeente-architect Th.A. Romein, onder supervisie van de hoofdingenieur van de Rijkswaterstaat A.C. Kros. Het forse, neo-classicistische gebouw op vrijwel vierkante grondslag vormt een waardige afsluiting van het voormalige exercitieterrein en is aan die zijde voorzien van een porticus met zes corinthische zuilen van de kolossale orde. In het fronton is het heraldisch wapen van Fryslân aangebracht, een herinnering aan het feit dat een gedeelte van het gebouw heeft gediend als vergaderruimte van Provinciale Staten. Er gaat een imponerende werking uit van de maatvoering, de symmetrie en de strenge ordening, die onverminderd wordt voortgezet in de rechtszalen. De hoge wanden worden geleed door gekoppelde pilasters met composietkapitelen, waarop een hoofdgestel rust. In de absidale ruimte zetelt het rechtscollege. De absiscalot en het tongewelf van de zaal zijn versierd met een cassettenplafond met florale stucdecoratie.

De Catharinakerk van Leons, een van de kleinste dorpen van Friesland, zou in 1961 wegens bouwvalligheid worden afgebroken, maar dankzij particulier initiatief van een oud-inwoonster en luisterende oren van betrokkenen is de kerk gehandhaafd en in 1972 gerestaureerd. Het orgel was inmiddels overgebracht naar de nabijgelegen kerk van Húns. Kerk en toren zijn sterk vernieuwd, maar aan de noord- en oostzijde is te ervaren dat het gebouw uit de middeleeuwen dateert. De oude gedeelten tonen duidelijke kenmerken van de romano-gotiek, wat aannemelijk maakt dat het gebouw uit de 13de eeuw dateert. De zuidmuur is geheel herbouwd, beneden met hergebruikte gele steen; daarboven in kleine gele drielingen en met grote rondboogvensters. Aan de westzijde staat de rondbogige ingang geflankeerd door gemetselde pilasters met lijstkapitelen. Het driezijdige koor van gele kloostermoppen springt iets in en heeft onder de dakvoet een uitgemetselde lijst en aan de zuidzijde staat een spits gesloten venster. In de sluitmuur zit een met rode baksteen dichtgezet romano-gotisch venster waarvan de diepe dagkant van een kraalprofiel is voorzien. In de derde koormuur staat een rondboogvenster. De noordelijke muur van gemêleerd gele moppen is nog oorspronkelijk en daarin zijn hooggeplaatste rondboogvensters met hoekige dagkanten te zien. Beneden staan twee met rode baksteen dichtgemetselde ingangen; iets uit het midden een eenvoudig rondbogige en aan de westzijde een opening onder een segmentboog in een geprofileerde korfbogige nis. De toren is in 1878 ommetseld en heeft nu drie geledingen met door rondbogen gedekte spaarvelden, spitse galmgaten en een ingesnoerde spits. Binnen is de kerkruimte gedekt met een vlak balkenplafond. Aan de sporen in de koorsluiting is te zien dat die ruimte overwelfd is geweest. Onder in de noordwand zijn diepe nissen uitgespaard, waarvan één dient als expositieruimte voor de vondsten die tijdens de ingrijpende restauratie in 1968-’70 zijn gedaan. De preekstoel met klankbord is vrij jong maar wel naar klassiek model vervaardigd, met kussenpanelen op de kuip. Ook de doopvont is van recente datum.

De Wilgen is een streekdorp dat lang een buurschap bij Boornbergum was. Het heeft kerk noch school en heeft die voorzieningen ook nooit gehad. Bovendien is de nederzetting tot enkele tientallen jaren na de Tweede Wereldoorlog zeer bescheiden gebleven. De streek staat al aangegeven op de grietenijkaart (1718) in de atlas van Schotanus en daar is het een door bomen omzoomde korte streek waarbij aan de zuidzijde akkers liggen. Aan het einde van de 18de eeuw meldde de Tegenwoordige Staat van Friesland bij Boornbergum: ‘Hier onder behooren veele buurten. … In ’t Westen, aan de wyde Ee, ligt Goingahuizen, en wat Oosterlyker ’t Vlierbosch, alwaar men weleer een Klooster had, waarvan ’t Kerkhof nog te zien is. In ’t Noorden ligt de Middelgaast, verder opwaards de Wilgen, en nog wat verder, het geweezen Klooster of Smallen Eester Konvent.’ De buurschap De Wilgen had een ontsluiting via de naar het noorden gegraven Wilger Sloot richting de overgang van de Smalle Eesterzanding naar het Gaastergat. Op de grietenijkaart in de atlas van Eekhoff uit 1848 staat er al wat meer bebouwing langs de weg met de Postbrug over de Drait, richting Drachten, en aan de Drachtster Hooiweg die de Grote Veenpolder inleidt. Aan de nu nog bestaande bebouwing is te zien dat het een agrarische nederzetting is geweest met een verscheidenheid aan boerderijen en arbeiderswoningen. Vanaf de jaren zeventig is De Wilgen een forenzendorp op de drempel van het sterk uitgedijde Drachten. De boerderijen zijn vrijwel zonder uitzondering geschikt gemaakt voor bewoning. De arbeiderswoningen zijn of gesloopt en vervangen door woningen die aan huidige eisen van wooncomfort voldoen of uitgebreid met forse elementen. Ook de stedelijke tuincultuur is meegenomen door de forensen. Verder naar het oosten staan aan de Drachtsterhooiweg in vol bedrijf zijnde boerderijen, waarvan enkele monumentale met de Mr. M. Singenberghoeve uit de jaren twintig als hoogtepunt. Ten noorden van de streek is de Drachtster waterwijk De Zanding ontwikkeld, die administratief onder De Wilgen wordt gerekend.

Leeuwarden, Hollanderwijk De Hollanderwijk, ten zuiden van binnenstad en spoor gelegen, is een woonwijk voor arbeiders en heeft een levendige, tuinwijkachtige opzet. De 177 woningen werden in I914 en 1915 gebouwd in opdracht van de Woningvereniging 'Leeuwarden'. Zowel het stedebouwkundig als het architectonisch ontwerp is van de Leeuwarder architect Willem Cornelis de Groot (1853-1939). Tussen 1980 en 1983 heeft de Hollanderwijk een ingrijpende renovatie ondergaan. Het plan voor de Hollanderwijk lijkt vooral gebaseerd op de toestand van het terrein dat destijds voor de bouw werd aangekocht en dat aan de grens van het gemeentelijk grondgebied lag. Het stratenpatroon vertoont een mengvorm van bochtige en rechte straten. De Hollanderstraat, met een meervoudig gebogen verloop en een breedte van vijf meter, vormt een ongeveer diagonale hoofdas en fungeert als verkeersontsluiting voor de wijk. In het centrale deel van de wijk verbreedt de straat zich tot ruwweg een driehoek en daar werd een plantsoentje aangelegd. Aan het oostelijke eind van de Hollanderstraat buigt de even brede Halbertsmastraat af in zuidelijke richting. De driesprong met de daarop toegesneden bebouwing is één van de meest karakteristieke punten in de wijk. Min of meer haaks op de Hollanderstraat staan in noord-zuidrichting smalle en rechte binnenstraatjes met een breedte van 2,5 meter, die alleen voor voetgangers toegankelijk zijn. De woningen zijn gebouwd in stroken van verschillende lengte die zonder verspringingen het rooilijnbeloop volgen, behalve bij de kopwoningen. Alle woningen hebben voor- en achtertuintjes. De overgangen tussen de voortuinen en de openbare weg worden gemarkeerd door ligusterhagen. De achtererven zijn gemiddeld vijf meter diep. Gelet op afmetingen van de woningen en indeling van de vertrekken kunnen vijf typen worden onderscheiden. Alle woningen bestaan uit één bouwlaag onder een kap, met kajuiten onder een afzaatdak. Extra architectonische aandacht is besteed aan de kopwoningen, waarvoor de architect verschillende oplossingen heeft ontworpen. Door een rijke variatie in maatvoering, in uitwerking van kappen en entreepartijen en in detaillering van bijvoorbeeld het metselwerk is eentonigheid vermeden. De woningen zijn traditionalistischer vormgegeven dan eerdere projecten van W.C. de Groot, zoals de notariswoning aan de Marktstraat in Sneek (1902) en het Gabbemagasthuis aan de Wybrand de Geeststraat in Leeuwarden (1906)

De Gertrudiskerk staat op een opmerkelijk hoog terprestant. De huidige kerk is in het midden van de 16de eeuw opgetrokken van bouwmateriaal van een voorgangster en heeft een eeuw later (1642) een omklamping gekregen. In de zuidmuur staat een reeks segmentvormig gesloten vensters in geprofileerde dagkanten; bij de voorkerk zien we ze in een kleiner formaat. Aan de westzijde staat bovendien de korfbogig gesloten ingang in een spitsboognis. Onder de dakvoet zit een reeks houweelvormige muurankers. De vijfzijdige sluiting heeft, op de noordelijkste wand na, geen vensters. In de noordmuur staan twee vensters van hetzelfde type als die aan de andere zijde en er zijn sporen te zien van twee soortgelijke, dichtgemetselde vensters. Aan de westzijde staat in deze muur bovendien een spitsbogige nis die ongetwijfeld de noordelijke ingang heeft bevat. Hier zien we opnieuw houweelvormige ankers. De westelijke gevel is, op de plint en de hoeken met oude baksteen na, met de westgevel van de ingebouwde toren in kleine, bruine steen vernieuwd. Er staat een grote, rondbogige ingang in en hoog, asymmetrisch geplaatst rondboogvenstertje. De toren met zadeldak is in 1851 grotendeels vernieuwd of beklampt; aan de oostzijde zijn boven het kerkdak gedeelten van oud muurwerk te zien. De zuidelijke en noordelijke torengevels zijn met houten delen en latwerk bekleed. In deze bruingeschilderde huid zitten kleine vierkante kijkuits. Op een van de topografische tekeningen uit de 18de eeuw is te zien dat deze wanden waren versierd met diepe nissen. Wellicht hebben die problemen gegeven en is de houten beklamping er tegenaan gezet. Het interieur wordt gedekt door een gedrukt houten tongewelf met trekbalken op laatgotische, gesneden sleutelstukken. Tegen de oostelijke sluitmuur staat de preekstoel met klankbord binnen een doophek met balusters. Het uit 1642 daterende preekmeubel heeft gegroefde hoekzuilen en fraai getoogde panelen met middenornament. Op de westgalerij met een balustrade met opengewerkte ijzeren roosters staat geen orgel meer. Daar is de gevel beschilderd alsof het gewelf er koorvormig sluit. De kerk is eigendom van de Stichting Alde Fryske Tsjerken.

Het terpdorp Dearsum ligt aan de zuidoostelijke dijk van de voormalige Middelzee. Het is een oud terpdorp, al is daar weinig van te merken, maar er zijn hier en in de omgeving archeologische vondsten gedaan die dateren van vóór de jaartelling. Nadat de Middelzee was aan- en dichtgeslibd, kwamen flinke stukken ‘nieuwland’ bij het dorp. De terp van Dearsum en de aan beide zijden bebouwde en door veel groen omzoomde buurt die in vrijwel zuidelijke richting loopt, staat scheef op de oude waterkering. De bebouwing bestaat uit betrekkelijk losse bebouwing van vooral woningen met voortuinen – met op de hoek een brede notabele woning – en een paar kleine boerderijen. Tegenover de kerk en de pastorie is dicht op de straat een aaneengesloten buurtje van huizen gevormd. De pastorie ligt in een ruime tuin, een breed bouwwerk met neoclassicistische karaktertrekken van kort na het midden van de 19de eeuw. Het heeft vleugels en een hoge middenpartij met een diepe toegangsportiek en een frontonvormige bekroning. Nadat die voormalige middelzeedijk bepuind was tot een rijweg van Sneek naar Leeuwarden, heeft het dorp zich nauwelijks langs die nieuwe verkeersader ontwikkeld. Daar kwam wel de herberg op de hoek. Later werd deze uitspanning café, eetcafé en thans is het een restaurant. Ten zuidwesten van de kruising ligt een buurt van enkele huizen en een stelpboerderij en ten noorden nog enige losse bebouwing. Het dorp is al meer dan een eeuw befaamd om zijn veefokkerij. De kerk, gewijd aan Sint Pieter, staat op een door hekken en hagen omgeven kerkhof, waar enige bebouwing omheen staat. Het bouwwerk laat romaanse karaktertrekken zien, vooral aan de noordzijde. Het rondgesloten koor is de belangrijkste aanwijzing om de kerk, opgetrokken van gemêleerde rode steen, op omstreeks 1200 te dateren. De zuidmuur heeft vooral gotische kenmerken met brede spitsboogvensters. De slanke, karakteristieke zadeldaktoren staat voor de westgevel en bezit aan alle zijden twee rondbogige galmgaten en op de geveltuiten betrekkelijk hoge pinakels.

Smalle Ee is een klein streekdorp, dat niet zijn roemruchte verleden verraadt. De oorsprong heeft het te danken aan een benedictijner kloosterstichting die al vóór 1250 heeft plaatsgevonden. Het ‘Onser Lyewe Vrouwen Smelgeraconvent’ was een dubbelklooster, er woonden en werkten mannen en vrouwen. Na 1400 is het nog steeds van de benedictijner orde maar dan is het uitsluitend een vrouwenklooster. In de 15de eeuw sluit het zich aan bij een hervormingsbeweging. De kloosterlingen zullen zich met de zielzorg van de dunbevolkte omgeving hebben beziggehouden. De plek was gekozen omdat er een tamelijk hoge, nog steeds te ervaren, zandrug lag tussen de venen. Met laagveen in het westen, hoogveen in het oosten, en bovendien gelegen nabij waterlopen. Het klooster heeft geleidelijk zijn grondbezit aan de oeverwallen uitgebreid en de kloosterlingen hebben zich mogelijk met de verveningen beziggehouden. Het klooster trok allerlei activiteiten aan. De groeiende nederzetting werd zelfs de hoofdplaats van Smallingerland. Smalle Ee werd een belangrijke marktplaats voor de wijde omgeving. De belangrijke jaarmarkt was in een overeenkomst (1453), dat een veilig reizen van kooplieden garandeerde, vastgelegd op de donderdag na midvasten, twee à drie weken voor Pasen. In de 14de en 15de eeuw woonden de grietmannen in dit dorp. Nadat het klooster in 1580 moest sluiten, bleek er bijna 1200 ha aan grondbezit bij te horen. Het klooster is na de opheffing afgebroken, maar archeologisch onderzoek in het hoge kloosterkamp heeft duidelijk gemaakt dat de kloosterkerk een tufstenen, eenbeukig gebouw is geweest met een iets inspringend, rondgesloten koor. Van dit gewijde verleden is niets meer te merken. Er staat zelfs geen kerk. Na de glorietijd van de late Middeleeuwen is het dorp gekrompen tot een streeknederzetting van boerderijen en arbeiderswoningen. Met bij een haventje aan de Smalle Eesterzanding enige verdichting. Vanaf de jaren zeventig is het dorp net als het nabijgelegen De Wilgen door forensen ontdekt als rustige woonplaats bij het drukke Drachten. Achter het kloosterkamp is aan de Zanding een recreatieoever ingericht.

De kerk die mogelijk aan Sint-Petrus of Sint-Catharina was toegewijd, gezien de door Johannes in 1498 gegoten klok, dateert deels uit de 13de eeuw. Onder de beklampte westgevel zit zelfs nog tufsteenwerk uit de 12de eeuw. Er zijn verschillende keren ingrijpende wijzigingen geweest , waardoor het avontuurlijk is om de geschiedenis van de op het eerste gezicht wat rafelige kerk te lezen. De grotendeels van rode kloostermoppen opgetrokken noordmuur geeft het meest prijs van de oude kerk. Aan weerszijden van de nog gebruikte, segmentvormig gesloten ingang staan lisenen, verder oostwaarts zijn sporen te zien die wijzen op weggehaalde lisenen of misschien wel op een verwijderde aanbouw. Op tweederde hoogte zien we een weggehakte dubbele bloklijst waarboven muurwerk zit van de verhoging van de kerk die in ongeveer 1480 gelijk met een verbreding moet hebben plaatsgevonden. In het westelijke gedeelte zitten twee sporen van dichtgemetselde romaanse vensters. In 1827, toen de kerk uitwendig en inwendig een stevige renovatiebeurt kreeg ( zie het opschrift op de orgelgalerij), zijn steunberen tegen de muur geplaatst waarvan de oostelijke een wigvorm heeft. Het koor met driezijdige sluiting, twee spitse vensters en slanke steunberen tegen de hoeken, is in 1909 vernieuwd. De zuidmuur vertoont het gotische karakter van na de vergroting omstreeks 1480 met drie grote spitsboogvensters, een klein venster aan de westzijde en daartussenin een half tot venster dichtgezette, fraai geprofileerde ingang in een spitsboognis en met een rechthoekig kader. In dit muurwerk zijn sporen te zien van weggehakte lisenen. De westgevel is in 1924 op een onbarmhartige wijze beklampt. De zadeldaktoren is verdwenen; er staat nu een houten, met leien bekleed geveltorentje met spits op het dak. Inwendig geven sporen in de noordgevel aan dat de kerk ooit overwelfd is geweest. Bij de opknapbeurt van 1827 is het huidige tongewelf aangebracht. In dezelfde tijd is het liturgische centrum van nieuw meubilair voorzien: preekstoel met klankbord, doophek en de van balusters voorziene herenbanken, waarvan één het alliantiewapen van de familie Botma uit 1773 draagt.

Dedgum is een terpdorp waarvan de omtrek van de oorspronkelijke ronde terp nog in het landschap is te herkennen. Deddingaheem komt in 855 voor het eerst in de bronnen voor. Het dorp ligt tussen de Workumer Trekvaart en de in 1634 drooggemalen Sensmeer. Het omringende landschap van laaggelegen weiden heeft zijn weerslag op het dorp gehad, de bebouwing heeft een voornamelijk agrarisch karakter met relatief veel boerderijen. Aan de noordelijke zijde staan restanten van een waterbuurt aan de vaart en verder noordelijk ligt de agrarische buurschap Arkum van enkele grote boerderijen op een eveneens afgegraven terp. Op Ysgum in het zuiden, vroeger ook een terpbuurtje, staat nog slechts één boerderij. Het dorpsgebied is verder klein. De huizen en boerderijen lijken in buurten in het noorden en het zuiden gegroepeerd te zijn, nabij de kerk is het opener. De terp met kerk is scherp afgegraven, wat vooral aan de zuidzijde is te ervaren. Daar staat op een keermuur een fraai ijzeren hek om het kerkhof. Er stond een flinke 13de-eeuwse kerk met een halfrond koor en een zadeldaktoren, waar nog een foto van is bewaard. Maar deze kerk is in 1889 vervangen door een nieuw kerkgebouw. De fraaie poort is toen naar het pas gestichte Fries Museum in Leeuwarden overgebracht, maar de gesneden banken zijn weggedaan. De nieuwe kerk is ontworpen door Jan van Reenen, de architect die de toren van Schettens en vermoedelijk ook de kerk met toren van Hemelum heeft getekend. Het is een flinke kerk met een schip van vier rondbogige venstervakken diep en een driezijdig gesloten koor. De slanke, hoge toren is opmerkelijk goed verzorgd met verlevendigende nissen in de onderste geledingen, uurwerkplaten, galmgaten en een gedetailleerde kroonlijst waarop de ingesnoerde naaldspits rust. Voorheen was een aanzienlijk deel van de bevolking hier rooms-katholiek, in het midden van de 19de eeuw nog 62%. Dat is totaal veranderd, kennelijk omdat de rooms-katholieken naar het nabije Blauwhuis zijn getrokken.

Smallebrugge is een klein agrarisch streekdorp dat waarschijnlijk in de late Middeleeuwen met Woudsend en Ypecolsga ontstaan is in de uiterste zuidelijke hoek van Wymbritseradiel. Het grensde aan de oostzijde onmiddellijk aan Doniawerstal. Bij de gemeentelijke herindeling kwam in 1984 een flink gebied ten westen van het Koevordermeer bij Wymbritseradiel. Hierdoor heeft Smallebrugge, over een smalle weg naar de in 1848 aangelegde rijksweg Sneek-Lemmer ontsloten, nu aan de boerenstreek Koufurderrige een buurdorp in eigen gemeente gekregen. Uit de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 is op te maken dat Smallebrugge toen nog een kerk bezat en de vijf gebouwen, vermoedelijk drie huizen en twee boerderijen, er vrij geconcentreerd omheen stonden. In de polder de Gouden Bodem liggen twee boerderijen, maar het is niet helemaal duidelijk of deze polder tussen het Heegermeer en de Nieuwe Wymerts bij het dorpsgebied van Smallebrugge hoorde. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 gemeld: ‘Smallebrugge, een klein Dorpje, digt aan de grenzen van Doniawerstal, en niet verre van Woudsend, ongeveer honderd roeden ten Oosten van de Wymerts. Onder dit Dorp behooren tien stemmende plaatsen, onder welke men in 1459 telde Hepkehuis, een sterk Stins, welk, in dat jaar door Haring Donia werd veroverd, om, daar uit Epe Kie, en zyn’ Zoon Jarich, te beschadigen.’ Van de stins is in de bronnen verder geen spoor te vinden. Op de kaart in de atlas van Eekhoff is de kerk verdwenen; er rest nog een kerkhof met klokhuis. Ook de huizen staan niet meer ingetekend en het dorp bestaat nog slechts uit enkele verspreid staande boerderijen. Dit beeld is niet meer gewijzigd. Over het erf van de centraal gelegen boerderij kan het kerkhof worden bereikt. Er staan enkele 18de-eeuwse grafpalen. In het midden van de 19de eeuw lag hier nog een uit 1569 daterende zerk van de familie Bruynsma. Een wijdbenige klokkenstoel met een zadeldak verving in 1963 een ouder exemplaar. De constructie herbergt een klok die in 1617 gegoten is door Henricus Meurs.

De kerk staat in Lollum op een vrij krap en hoog kerkhof, restant van de afgegraven terp. De zaalkerk is romaans, wat nog te zien is aan de volumewerking en het iets inspringende rondgesloten koor. Maar het bouwmateriaal met de sporen van oude vensters of versieringen is niet te zien sinds het schip in de 19de eeuw werd bepleisterd. Toen is onder de dakrand een nieuw spitsboogfries gemetseld; mogelijk heeft het oude muurwerk ook een dergelijke versiering gehad. In de noordelijke muur staan nu twee flinke spitsboogvensters, in de zuidelijke muur drie van deze vensters en aan de westzijde voor de voorkerk een roosvenstertje. In de halfronde koorsluiting staan aan de zijkanten ook spitsboogvensters waarvan de onderdorpels wat hoger liggen. Het westelijke front met halfingebouwde toren is in 1883 van grauwbruine baksteen gebouwd. Er staat een royale ingang met halfrond bovenlicht in en hoger nog een klein roosvenster. In de vleugelmuren staan grote rondboogvensters. De houten torenopbouw heeft gepaarde galmgaten en na een daklijst op klosjes een ingesnoerde spits. Er hangt een welluidend klokje in, in 1530 gegoten door Geert van Wou II. Het interieur wordt gedekt door een houten tongewelf. De trekbalken zijn, met uitzondering van de koorsluiting, vervangen door stangen die nu in de korbelen met sleutelstukken liggen. De preekstoel met klankbord is tegen de oostelijke sluitmuur geplaatst. Hij is in 1718 in barokke vormen vervaardigd door Cornelis Cornelisz. Op de hoeken van de kuip staan pilasters met plantenfestoenen en fantasiekapitelen en de panelen zijn versierd met zwierig krullend loofwerk met bloemen. Het doophek wordt bekroond door balusters en voor dit hek staan, tegenover elkaar, twee eenvoudige, overhuifde kerkbanken die vermoedelijk in de 19de eeuw tot stand kwamen. Aan weerszijden van het middenpad staan bankenblokken, waarbij de wangen van zeven vrouwenbanken opvallen. Ze vertonen gesneden versieringsmotieven in de Lodewijk XVI-stijl en zullen uit ongeveer 1780 dateren. Het orgel is met hergebruik van oudere onderdelen in 1914 gebouwd door de firma Bakker & Timmenga.

Deinum is een terpdorp dat enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling op een kwelderrug ten westen van de Middelzee is ontstaan. De radiale structuur van de terp is goed bewaard gebleven en te ervaren vanaf de nog aanwezige ringweg, de Sint-Janswei, vóór de Hervorming de processieweg op Sint-Jansdag. Aan deze ringweg is een verscheidenheid aan bebouwing te vinden. Hoewel in beschrijvingen uit vroegere eeuwen steeds gemeld wordt dat Deinum een dorp is van schapen- en varkensslagers, staat aan de Sint-Janswei ook een pand dat wijst op andere handel, een neoclassicistisch pand uit het midden van de 19de eeuw met een kaaszolder met halfronde vensters. Aan de ringweg staan een groot pand van een voormalige kuiperij met directiewoning en een boerderij met een voorhuis in vernieuwingsstijl. Het dorp was sinds de 17de eeuw uitstekend ontsloten; het kwam toen vrijwel op de oever van de Harlingertrekvaart te liggen. Daar kwam dan ook een inmiddels verdwenen buiten Welgelegen tot stand. Aan het einde van de 19de eeuw is een deel van de terp afgegraven, vooral aan de westelijke zijde, waar nu onder meer nog een open kamp land ligt. Het aanzienlijke terprestant is het hoge podium van de kerk. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1786: ‘Dit dorp pronkt met een schoone groote kerk en kloktoren van een byzonder maaksel, rondsom voorzien met huizen.’ Het bijzondere maaksel is de ‘sipel op ’e toer’, de uivormige torenbekroning, waar zelfs liedjes over worden gezongen. De kerk is toegewijd aan Sint-Jan de Doper. Zij is oorspronkelijk een laat-romaans bouwwerk uit de 13de eeuw, dat vaak is vergroot en gewijzigd: aan de oostzijde kwam een vijfzijdig gesloten koor. De toren dateert van 1550/’67. De uivormige spits met hoekpinakels kwam, na de Hervorming, in 1589 tot stand. De kerk herbergt een collectie grafzerken van excellente kwaliteit. Ten noordoosten van Deinum ligt aan weerszijden van het Zijlsterrak, een deel van de Harlingertrekvaart, de buurt Ritsumazijl, die gedeeltelijk bij Marssum hoort.

Snakkerburen is een vaartdorp van oude oorsprong maar jonge leeftijd. De buurt langs de Dokkumer Ee is waarschijnlijk al in de 15de eeuw ontstaan, maar kreeg in de jaren zeventig pas de status van dorp. Daarvoor was het officieel een buurschap bij Lekkum. Snakkerburen ontwikkelde zich met zijn middenstand vanaf de 17de eeuw als verzorgingscentrum voor Lekkum en Miedum. Het perspectief is gekanteld. Leeuwarden is in noordelijke richting zo sterk opgerukt dat het dorp aan de stad lijkt te zijn vastgegroeid. De Ee had aanvankelijk twee armen die voor de noodzakelijke waterlossing bij Tergracht op elkaar zijn aangesloten. De Dokkumer Ee groeide bovendien uit tot een belangrijke verkeersader in de sterk verbeterde waterstructuur in het noordoosten van Friesland. Het verkeer en handel over het water bevorderde, dat aan de noordwestzijde van de Ee in 1647 een jaagpad voor de trekvaart werd aangelegd. Snakkerburen heeft nog steeds de structuur van een langgerekte frontbuurt aan het water, ‘Oan ’e Ie’, en een achterbuurt aan de weg, ‘Oan ’e Dyk’. Op de zuidelijke hoek waar de buurten bij elkaar komen is in 1775 herberg ‘De Sevenster’ gebouwd, die voor de schippers dienstig was en vermoedelijk ook wel een voorganger had. Het eenvoudige blokvormige gebouw met een volledige verdieping en een schildkap wordt nu bewoond. Oorspronkelijk is Snakkerburen een nijvere nederzetting met bedrijven die met de scheepvaart hadden te maken. Er waren ook bedrijven die de belastingen en regelgeving van Leeuwarden waren ontvlucht. Onder meer een steenbakkerij, een kalkbranderij, een oliefabriek, een stroopfabriek en een grote zeepziederij hadden zich in Snakkerburen gevestigd. In de ruimte tussen de Ee en de Dyk waren tuinderijen. De lintbebouwing op de oever heeft een in leeftijd en uitdossing grote verscheidenheid aan woningen, voormalige pakhuizen, andere bedrijfspanden en enkele boerderijen. Er loopt een niet openbaar pad voor de gevels langs, waar bezoekers gewoonlijk worden gedoogd. En de dynamiek in variatie wordt voortgezet: aan de Ee en in het tussengebied waar de tuinen zijn verdwenen.

De kerk met toren op de dorpsterp van Longerhouw herbergt een aantal kunstschatten van grote betekenis. De zadeldaktoren is in de 13de eeuw gebouwd; mogelijk is de bovenbouw na blikseminslag in 1897 vernieuwd. De toren is van gemêleerd gele kloostermoppen opgetrokken; de twee onderste geledingen hebben wat meer rood materiaal. De toren heeft geen ingang; er staat een spits venster in de westgevel. Boven in de toren heeft elke zijde twee rondbogige galmgaten. De kerk is ter vervanging van een middeleeuwse voorgangster in 1757 gebouwd. Zij is een ongelede zaalkerk van bruine baksteen met smalle rondboogvensters en een vijfzijdige koorsluiting. Aan de zuidzijde staat de door pilasters geflankeerde en door een driezijdig fronton gedekte ingangspartij. Het interieur wordt overdekt door een houten tongewelf met trekbalken. Aan de zuidzijde staat de preekstoel met klankbord binnen een van getorste balusters voorzien doophek. De preekstoel met rococo-ornament is in 1757 door een groot, maar onbekend meester gesneden. Op de panelen zijn levendige en zeer fijn behandelde voorstellingen uit de heilsgeschiedenis gesneden, vijf episoden uit het leven van Christus: Geboorte, Kruisiging, Opstanding, Hemelvaart en Laatste Oordeel. Het orgel is in 1868 gebouwd door L. van Dam & Zn. In de koorsluiting hangt een groot Tiengebodenbord. Het is aan twee zijden beschilderd en vermeldt op de keerzijde de vernieuwing van de kerk van het nabijgelegen Schettens (een vrij jonge kerk met een excellente collectie renaissancegrafzerken). Een tweede bord met een vermaning heeft een empire omlijsting. Bij de restauratie in 1985 zijn onder het koor belangrijke fragmenten van een 14deeeuwse tegelvloer in mozaïek gevonden. Kleine fragmenten van dergelijke vloeren zijn tot nu toe in het nabijgelegen Exmorra en in Rinsumageest, Wijnaldum en Burgum gevonden, terwijl enkele jaren geleden ook iets grotere stukken in de kerk van Oosterbierum zijn aangetroffen. De vierkante, drie- en rechthoekige tegels hebben glazuren in verschillende kleuren en de centrale tegels in de patronen laten voorstellingen zien van een ruiter, Franse lelies, een adelaar, een hert, een rozet en een gelaat, vrij zeker dat van Christus.

Het streekdorp Delfstrahuizen heeft vroeger, in de tijd van de verveningen in vooral de 18de en 19de eeuw bij de grietenij en later gemeente Schoterland behoord. Daarna is het dorp enige tijd bij Haskerland ingedeeld geweest en nu is Delfstrahuizen het noordelijkste dorp van Lemsterland. De wisselingen hebben de rust van het vijf kilometer lange dorp nauwelijks verstoord. Het is wellicht het meest open streekdorp van Friesland. De noordelijke grens is de Ruytenschildtbrug over de brede Broeresloot of Vierhuistervaart. De zuidelijke is de nog bredere Pier Christiaansloot die vroeger de grens was tussen Lemsterland en Schoterland. Bovendien hoorden toen de Schoteruiterdijken, een vijf kilometer lange polderstrook tot en met de Schoterzijl ten westen van de Tsjonger, nog bij dit dorp. Daardoor had Delfstrahuizen een uitermate uitgestrekt, dunbevolkt dorpsgebied. Achter de streek ligt de Veenpolder Delfstrahuizen waar tot in het midden van de 20ste eeuw nog enige verveningen plaatsvonden. De polder van 800 ha is in 1919 opgericht om het uitgeveende land na bepoldering weer in cultuur te brengen. Alleen onmiddellijk aan de noordzijde van de Pier Christiaansloot is de bebouwing tot een kom geconcentreerd met zelfs enige naoorlogse volkshuisvesting. Toch staan ook daar minder huizen dan aan de overkant waar Echtenerbrug zich uitstrekt. Wel had juist Delfstrahuizen een coöperatieve zuivelfabriek. Bovendien hebben zich bij beide dorpen voorzieningen voor de waterrecreanten ontwikkeld. Zo staat er een café-restaurant op het hoekje bij de brug. Buiten deze brugbuurt ligt de agrarische bebouwing zeer verspreid aan de Marwei die hier en daar de oever van het Tjeukemeer raakt. Zelfs de dorpskerk doet in die losse structuur mee. De met lisenen in venstervakken gelede zaalkerk heeft een gevel met schouders en voluten, een rechte sluiting en een in de westelijke gevel opgenomen toren met ingesnoerde naaldspits. De kerk is in 1908 gebouwd naar ontwerp van J. Schreur. De begraafplaats ligt iets oostelijker aan de andere zijde van de Marwei. Er staat een baarhuisje uit het einde van de 19de eeuw.

De Gertrudiskerk staat sinds 1557 als hoogtepunt in het midden van het schilderachtige terpdorp Lytsewierrum. In 1514 was door brand de van tufsteen gebouwde voorgangster verwoest. In de zuidelijke muur geeft de stichtingssteen te lezen dat de kerk op 31 maart 1557 is gebouwd, toen het brood twaalf stuivers kostte (vergelijk Visvliet in Groningen). Het extreem dure brood moet het gevolg van een epidemie of een andere crisis zijn geweest. De onderbouw van de kerk is van gele moppen. Dan volgt een rondgaande cordonlijst waarboven het muurwerk van kleine steen is. De kerk is aan de zuidzijde geleed geweest door grote spitsboogvensters met neggen in de dagkanten. Enkele vensters zijn later dichtgemetseld. De middelste nis met een vorktracering is waarschijnlijk oorspronkelijk. Even westelijker is in zo’n nis een fraaie ojiefvormige maar wel dichtgemetselde ingang te zien waarin de stichtingssteen is geplaatst. Aan de westelijke zijde van de noordmuur staat een vrij jonge ingang onder een segmentboog. Even oostelijker zit tussen de twee vensters een hoge, tot de grond toe doorlopende nis die waarschijnlijk een ingang heeft bevat en veel oostelijker is een rondboogspoor te zien dat ook wijst op een voormalige ingang. In de vijfzijdige koorsluiting staan twee vensters. De ongelede zadeldaktoren dateert waarschijnlijk uit de 15de eeuw en is in 1722 gedeeltelijk beklampt met kleine steen. Hij heeft rondbogige galmgaten en in de geveltoppen zitten spitsbogige, klimmende nissen. De windvaan heeft de vorm van een ruiter. De kerkruimte wordt gedekt door een houten tongewelf dat in 1928 een beschildering ontving in art déco-vormen. Op het warmrode fond zijn golfrandjes langs de ribben en een brede band langs de voet geschilderd. Tussen visblaas-achtige ornamenten staan christelijke symbolen op helderblauwe medaillons. Binnen het doophek met balusters staat de preekstoel met klankbord tegen de oostelijke sluitmuur. Voor het koorhek staan twee overhuifde herenbanken tegenover elkaar. Het vormt een ingetogen 18de-eeuws geheel. L. van Dam & Zn. bouwden in 1870 het orgel. De kerk bezit nog haar mooie collectie petroleumlampen.

Dijken is een streekdorp aan de oostelijke oever van het Koevorder Meer. Aan de overzijde van dit meer hoorde ook nog een brede strook land tot de Noorder Ee en Smallebrugge bij Dijken. Maar dat is na de laatste oorlog met de landerijen ten noorden en ten zuiden daarvan, die bij Langweer en Teroele hoorden, gevormd tot het nieuwe dorp Koufurderrige. Het noordelijke gedeelte aan de oostzijde van het Koevorder Meer – voorheen bij het dorp Langweer gerekend – is oorspronkelijk een waterstreek. Daar waren de boerderijen op de Kraansloot gericht. Deze sloot loopt nu dood bij de boerderij Hoek. De Tegenwoordige Staat van Friesland vermeldde in 1788: ‘een klein Dorpje, ten Noorden van Ter Oele. Het land is hier laag, en grenst aan de Koevorde: tegenwoordig staan ’er maar elf Boereplaatsen; doch ’er worden verscheiden Huissteeden gezien, ook ter plaatse daar voorheen het buurtje de Kattebuuren plag te zyn. Weleer zag men hier ook eene Solkama State.’ Op de grietenijkaart van Doniawerstal zijn tussen de boerderijen inderdaad veel lege erven – de huissteden – te zien en ook het buurtje Katteburen tussen Langweer en Dijken bestaat alleen maar uit lege plekken. De stins of state Solkema staat in 1718 wel, maar in 1850 niet meer op de kaart. De kerk is rond 1700 in verval geraakt. Het zal niet een waardevol gebouw zijn geweest, want het is niet ‘op afbraak verkocht’, maar tot een ruïne vervallen. Op het verhoogde kerkhof is een klokkenstoel geplaatst. Het is een met een helmdak. Voor het kerkhof, ingepakt in een mooie dichte zoom van bomen en struiken, staat een klein maar fraai hek. De boerenstreek bestaat uit ver uit elkaar staande, meestal grote boerderijen. In de bocht een gelede boerderij van kort na 1900 en in het noordelijke gedeelte onder meer een kop-hals-rompboerderij met een melkkelder uit het midden van de 19de eeuw. Ten zuidoosten van de driesprong staat een deftige stelp in neoclassicistische vormtaal en een kop-hals-romp vlakbij elkaar.

Snikzwaag is een vaartdorp van middeleeuwse oorsprong. Het was het kleinste dorp van de grietenij Haskerland, maar werd wel gerekend tot de waaier van Hasker Vijfga: van west naar oost Snikzwaag, Westermeer, Haskerhorne, Oudehaske en Nijehaske. De grietenijkaart van Schotanus (1718) biedt het vroegste beeld van Snikzwaag. De Swaag Manne Vaart, later genoemd de Snikzwaagstervaart, liep ten zuidwesten langs een gering aantal boerderijen en bood zowel naar het noorden als naar het zuiden, naar Joure, ontsluitingen over het water. Achter de bebouwing liep een pad waaraan het kerkhof met kerk was gelegen. Het achterland was toen nog niet in cultuur gebracht en onbewoond. Aan het einde van de 18de eeuw werd in de Tegenwoordige Staat van Friesland gemeld: ‘het kleinste Dorp der Grieteny, ten Noordwesten van de Joure, aan de Slagtedyk, die weleer eene waterkeering was, doch thans vervallen is: hier onder liggen Zwaagmanne vaart, zich strekkende naar de Joure, en Westwaards naar Utingeradeel en Doniawerstal; voorts door de laage landen Ripkema Sloot, een gedeelte der Dolte, en der uitgedroogde wateren de Oude en nieuwe Geeuw.’ Er zou een Solkamastate hebben gestaan. Volgens Schotanus moet die gezocht worden in de uiterste zuidhoek van het dorp, nabij de Zijlroede vlak tegen Joure. Op de kaart in de atlas van Eekhoff uit 1849 lijkt Snikzwaag er iets op vooruit gegaan te zijn. In de streek staan meer boerderijen en de maadlanden achter het dorp zijn in cultuur gebracht. Het kerkhof staat aangegeven, maar de kerk bestaat niet meer. Op het omgrachte, goed onderhouden kerkhof staat een wit geschilderde, houten klokkenstoel met een helmdak. Het bouwsel is in 1971 gerestaureerd en draagt een klok die in 1787 is gegoten door L. Haverkamp. De streek bestaat thans uit boerderijen, waarvan enkele monumentale uit de 19de eeuw, en woningen die naar de binnenweg of naar de verkeersweg, waar de vaart heeft gelegen, zijn gericht. Het vroegere zuidelijke dorpsgebied is grotendeels in gebruik als bedrijventerrein van Douwe Egberts.

Hoewel het aan de buitenkant moeilijk af te lezen is dateert de kerk grotendeels uit begin 15de eeuw. Zij is in 1865-’67 verhoogd, van spitsboogvensters voorzien en gepleisterd. Het schip en het vijfzijdig gesloten koor worden door beren in traveeën verdeeld. In elk muurvak staat een groot venster met een tracering in neogotische stijl. De koorvensters zijn smaller. De drieledige toren met spaarvelden onder rondbogen en met een ingesnoerde spits is naar ontwerp van de plaatselijke architect J.K. Boorsma in 1868 gebouwd. Rondom het ruime kerkhof is in 1863 een monumentaal gietijzeren hek geplaatst, vervaardigd door de Leeuwarder ijzergieterij Mohrmann en met veel neoclassicistische details ontworpen door mogelijk Hermann Rudolf Stoett. Het interieur wordt gedekt door een tongewelf dat met de moerbalken en korbeelstellen decoratief is gestukadoord, vergelijkbaar met het interieur van Baaium waar J.D. Fast werkzaam was. Onder dit aardige gewelf is een grote rijkdom uitgestald. Het meubilair, in de jaren 1779-’81 aangebracht door de Leeuwarder timmerman Teeke Sentjes, is van prachtig snijwerk voorzien door Hermannus Berkebijl. Brandpunt is de ronde preekstoel met een rond klankbord. De panelen verbeelden een aantal ontmoetingen met Christus: het gesprek met Nicodemus, de genezing van de waterzuchtige, de overspelige vrouw, de twaalfjarige Jezus in de tempel en de Samaritaanse vrouw. Op de stijlen ertussen is allerlei symboliek te vinden. Het doophek is opengewerkt met krullend loofwerk en bekroond met siervazen die ook te vinden zijn op de van decoratief snijwerk voorziene wangstukken van de banken. De puiwand onder het orgel is versierd met trofeeën van muziekinstrumenten. Op het orgel, in 1879 gebouwd door L. van Dam & Zn., zijn beelden geplaatst van het orgel van 1844. In het nabijgelegen voormalige dorp Skillaert staat op een kerkhofterp een bijzondere toren; de kerk is in 1880 gesloopt. De toren is gebouwd in 1576, vlak voor de hervorming. De zadeldaktoren heeft op een renaissance wijze in de hoogste twee geledingen ionische pilasters en nissen en lager consoles met engelen- en saterkoppen in maniëristische trant.

Het streekdorp Sondel ligt op de zuidelijke zandrug van Gaasterlân en zal evenals de andere dorpen op deze rug omstreeks 1300 zijn ontstaan. Het dorp kent bij de kerk een komvormige verdichting. Bij de Sondelergaast ten noordwesten reikt die rug tot meer dan zeven meter. Ten noorden van Sondel ligt de buurschap Delburen, ten westen het onlangs opgeruimde Duitse bunkerkamp dat lang als bungalowpark in een recreatiegebied dienst heeft gedaan. Zuidelijk van Sondel ligt het natuurgebied de Sondeler Leijen. De hervormde kerk is in 1870 op de fundamenten van een voorgangster gebouwd en staat op een hooggelegen kerkhof. Het is een zaalkerk met een driezijdige sluiting met op de westgevel een met zink bekleed geveltorentje met een ingesnoerde spits. Daarin hangt een 14de-eeuwse luidklok. De kerk bezit een 17deeeuwse kansel, een overhuifde herenbank en een orgel uit 1897 van Bakker en Timmenga. Buiten enkele redelijk dicht bebouwde streken kent het dorp een aantal monumentale boerderijen, waarbij een kop-romp- en een kop-halsromp- boerderij uit de 18de eeuw. De uit het einde van de 19de eeuw daterende stelpboerderij Beuckenswijk valt het meest op vanwege de enorme gehouwen gedenkstenen die de flanken van de voorgevel sieren. Ze dateren uit 1780 en 1785 en zijn afkomstig uit het voormalige buiten Beuckenswijk. Dat werd bewoond door het patricische echtpaar Johannes Petrus van Hylckama en Titia Rinia van Nauta. Ten zuidoosten van Sondel ligt aan de kust Tacozijl, de plaats waar de Ee, vroeger het belangrijkste vaarwater ter ontsluiting van zuidwest Fryslân, in de Zuiderzee uitmondde. Over Tacozijl gaan verhalen van smokkel en andere boeverij. Er lag een scheepvaart- en stroomsluis die in het midden van de 20ste eeuw is vervangen door een inlaatsluis die bij een watertekort in de Friese boezem open wordt gezet. Aan de Lemster zijde van de Ee en achter de voormalige zeedijk ligt een joods kerkhof, in 1802 gesticht, later nog eens uitgebreid en thans in beheer van de natuurbeschermingsorganisatie It Fryske Gea.

De midden in het terpdorp gelegen kerk, gewijd aan Godehardus, heeft geen aantrekkelijk westelijk front. De muren van schip en koor hebben evenwel veel interessants te vertellen. De kerk is goeddeels in de eerste helft van de 13de eeuw gebouwd, zij kan als romano-gotisch bouwwerk worden gekarakteriseerd. Dat beeld wordt door veel sporen van eerder en later verstoord en verrijkt. Zo is in beide muren tufsteen verwerkt van de vorige kerk uit de 11de eeuw. In de noordmuur zit vrij veel grijze tufsteen tussen de rode baksteen verwerkt. Laag staat een rondboogvenster van de voorkerk. Dan volgt een dichtgemetselde, rondbogige ingang met een ovaal venstertje. Verder oostwaarts staan drie flinke rondboogvensters uit 1802, soms met sporen van gotische vensters erbij. Rond het middelste zijn bovendien sporen van een verdwenen aanbouw te vinden. Het vijfzijdig gesloten koor heeft op de hoeken vrij complete, van baksteen gemetselde rondstaven. De koormuren laten sporen van middelgrote rondboogvensters zien, alleen aan de zuidzijde zit een grote spitsbogige nis van een voormalig gotisch venster. Ook de zuidelijke muur heeft drie rondboogvensters uit 1802 en sporen van gotische vensters, tufsteenvelden, sporen van een verdwenen aanbouw en aan de westzijde een dichtgemetselde rondbogige ingang met ovaal venstertje. De westelijke gevel heeft met lisenen een driedeling. In het torenelement staat de omlijste ingang met halfrond bovenlicht, een gedenksteen en hoog een roosvenster. In de vleugelmuren staan grote rondboognissen. In de toren met ingesnoerde spits zitten gemetselde rondbooglijsten en dubbele galmgaten. De kerkruimte wordt gedekt door een tongewelf met trekbalken. De in 1658 door Dirk Sydtses vervaardigde preekstoel met klankbord heeft een kuip die versierd is met gegroefde hoekzuilen en gecorniste panelen. De ertegenover staande overhuifde herenbank is in 1723 gesneden door Jacob Sydses Bruinsma voor Dieuke Wielinga-Westerhuis. Hij heeft getordeerde en omrankte zuilen en een opengewerkte kuif met wapens. Het orgel is oorspronkelijk van J.A. Hillebrand (1831); de kas is nog origineel maar het instrument is al in 1833 en daarna ook nog een paar keer verbeterd.

Doniaga is een streekdorp tussen Sint-Nicolaasga in Skarsterlân en Follega in Lemsterland. De naam geeft aan dat het dorp ooit het bestuurscentrum van de grietenij is geweest, maar dat is aan niets meer te merken. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788: ‘’t Zuidelykste Dorp der Grieteny, die daarvan haaren naam ontvangt, ligt anderhalve uur gaans van de Lemmer, ten Zuidwesten van Oldouwer, en is voorzien met een kerk zonder toren. Men zegt, dat de Saxischen hier, in ’t jaar 1498, zeven en twintig huizen hebben afgebrand; thans zyn ’er zestien, uitmaakende even zo veel boere plaatsen.’ Het is nu een boerenstreek met een aantal kloeke boerderijen. Ongeveer in het midden van de weg ligt het flink verhoogde kerkhof. De kerk is aan het begin van de 19de eeuw gesloopt, nadat deze in 1722 de toren had verloren. Mogelijk stond er vanaf de 17de eeuw al een klokkenstoel bij en die is, na verschillende vernieuwingen, nog steeds aanwezig. Op het hoge kerkhof dat met een gevarieerd bomenbestand is omzoomd – waaronder een treurboom bij het hek – staat de klokkenstoel ook nog op een eigen verhoging. Er hangt een luidklok die Aernt Butendiic in 1460 goot. In het noordelijke gedeelte van de streek liggen de boerderijen vrij ver van de Wielwei. Aan de weg staat wel café De Wiel, een middengangwoning in eenvoudige neorenaissancetrant. Schuin ertegenover ligt een buitengewoon goed verzorgde en fraai gedetailleerde stelp met molkenkelder in het midden en blinden voor de ramen. Even zuidelijker staat een kophals- romp van rode Groninger steen uit de periode van vlak na de oorlog. Verspreid staan er enige huizen langs de weg. Zuidelijker ligt de magistrale Meerhoeve, een kop-rompboerderij. Het voorhuis heeft een zeer hoge melkkelder, waarbij de bovenlichten van de luiken fantasievolle roeden hebben. Het zuidelijkste buurtje, ruimtelijk nog bij Doniaga behorend, hoort bij Follega. Ten westen van het dorp ligt in het landschap nog het tracé van de voormalige trambaan van Lemmer naar Sint-Nicolaasga.

Sonnega is een streekdorp van middeleeuwse oorsprong aan de Middelweg (thans Sonnegaweg) meteen ten westen van Wolvega. Op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 is het een flink uitgestrekte streek met aan de noordzijde van de weg de bebouwing, enkele percelen bos en bouwlanden. Aan de zuidzijde zijn het allemaal bouwlanden. De wegen en paden zijn met bomen omzoomd. In het midden, bij een kleine knik in de weg, is de kerk gebouwd. Net buiten het dorpsgebied staat een molen nabij de Bovenweg. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788: ‘een aangenaam Dorp, ten Westen van Wolvega aan den Middelweg naar Oude Tryne, langs welken de huizen zeer vermaaklyk in ’t geboomte liggen. Weleer was hier ook eene Kerk met een klein spits torentje, doch dezelve is al voor veele jaaren afgebroken; zynde echter de School, ’t Klokhuis met de Klok en ’t Kerkhof nog in weezen. Nader by Wolvega, aan den Buitenweg, was voor deezen ook nog een oud Kerkhof bekend, ’t welk tot Sonnega behoorde; doch reeds voor langen tyd in een bouwkamp is veranderd.’ Op de kaart in de atlas van Eekhoff uit 1850 is het oude kerkhof van Sonnega aan de Bovenweg (thans Pieter Stuyvesantweg) aangegeven. De streek is dan behoorlijk dichtbebouwd, maar uitsluitend ten noorden van de weg. De Sonnegaweg is thans voornamelijk aan die zijde met een afwisseling van woningen en boerderijen bebouwd, maar ook aan de overzijde zijn gebouwen gekomen. In contrast met de lommerrijkheid in het verleden is het nog steeds bestaande, verhoogd liggende kerkhof vrij kaal. De klokkenstoel dateert van omstreeks 1640 en is rond 1920 hersteld. De constructie heeft een helmdak. Er zijn slechts weinig graftekens op het kerkhof te vinden. Wel ligt hier een restant van een zerk voor Anna Lugtiens die in 1640 overleed. De oostelijke flank van het dorp is inmiddels vastgegroeid aan Wolvega en juist aan het zich steeds verder ontwikkelende bedrijvengebied. De ruimtelijke beleving levert zo een groot contrast op.

De Pontianuskerk staat midden in het radiale terpdorp Marssum. De noordelijke muur met veel tufsteen maakt duidelijk dat de bouw van de kerk tot de 12de eeuw teruggaat. In dit muurgedeelte zitten duidelijke romaanse sporen: twee dichtgemetselde rondboogvensters en laag een spoor van een rondbogige ingang. De muur is in de 15de eeuw met baksteen verhoogd en oostelijker is de kerk in de 13de eeuw verlengd. Aan de torenzijde staat een ingang onder een korfboog in een spitsbogige nis, in gotische trant, maar van latere tijd. De zuidelijke muur bestaat uit gemêleerd gele kloostermoppen, maar in enkele muurdammen tussen de vijf grote spitsboogvensters zijn ook nog veldjes tufsteen te zien. Aan de westzijde staat de 17de-eeuwse ingang, korfbogig in een spitsbogige nis van kleine rode baksteen en met neggen, lijstkapitelen en een sluitsteen met engeltje. Het koor met een vijfzijdige sluiting van kleine gele steen is waarschijnlijk in het derde kwart van de 18de eeuw gebouwd. De koorsluiting kreeg op de hoeken penanten en korte spitse vensters. De 13de-eeuwse toren is ongeleed gebouwd van geel gemêleerde baksteen. De zuidelijke en westelijke zijden kregen in de 18de eeuw een beklamping van gele klinkertjes en in 1848 is de zadeldakbekroning vervangen door een ingesnoerde spits. Inwendig heeft de kerk een licht spitsbogig houten tongewelf met trekbalken op korbelen en muurstijlen. In de jaren-1660 hebben de twee Leeuwarder timmerlieden Ede Karstens en Biense Wybes de inrichting van het interieur grondig aan moeten pakken. Lambrisering, banken met knoppen en sommige zelfs met gesneden wangen, doophek en preekstoel zijn toen vernieuwd. De preekstoel met klankbord heeft getordeerde hoekzuilen en panelen met bloemenvazen. Tegenover de preekstoel staan twee op getordeerde en omrankte zuilen overhuifde en van kuifstukken voorziene herenbanken. Links die van Goslinga-Andringa (ongeveer 1670) en rechts de grote van Eysinga (1671). In de koorsluiting vinden we de 18de-eeuwse overhuifde herenbank van Bouwmeester-Jongestal. Daarnaast staat de uit Leeuwarden overgebrachte grafzerk van de familie van Popta. Het orgel is in 1803 gebouwd door Albertus van Gruisen.

Donkerbroek is een streekdorp dat mogelijk al in de 13de eeuw is ontstaan tussen Hoornsterzwaag en de Haule, aan de van west naar oost lopende weg, op een wat hogere rug in het land ten noorden van de Tsjonger. Het dorp is daarmee een van de oudere nederzettingen in een wijde omgeving. Pas sinds het einde van de 18de eeuw komt er een sterke kentering in dit rustige agrarische streekdorp, als vanuit het noorden de Opsterlandse Compagnonsvaart vanaf de buurschap Klein Groningen wordt doorgetrokken in zuidelijke richting. Op de kruising van weg en vaart werd in 1789 de eerste brug geslagen. De verveningen zijn voor de verdere ontwikkeling van Donkerbroek en omgeving van groot belang geweest, maar het dorp is toch niet een typisch veenontginningsdorp geworden. Er zijn plannen geweest om het veenpakket tot turf te winnen, waarvoor wijken vanuit de vaart zouden moeten worden gegraven. Het is er niet van gekomen. Wel volgden aan de vaart bouwontwikkelingen, zelfs voor industriële activiteiten, zodat de streek een kruis werd. Ten noorden van Donkerbroek zijn bij de Compagnonsvaart in de tijd van de veenexploitatie de buurtschappen Petersburg en Moskou ontstaan. Toch is in het dorp de bebouwing langs de Herenweg dominant gebleven. Omstreeks 1850 regen de boerderijen zich langs deze weg aan elkaar. In 1861 werd de dorpsweg bestraat en in 1880 werd de weg over Haule naar Veenhuizen verhard. Ook langs de vaart kwam enige bebouwing tot ontwikkeling. De oude draaibrug werd in 1856 vervangen door een ijzeren draaibrug. Ten noordoosten van de Compagnonsvaart werd in 1898 een zuivelfabriek gesticht, later gevolgd door een Coöperatieve Aankoopvereniging ‘Friesland’ van boeren. Deze staat aan de Fruitier de Talmaweg aan de vaart, een complex uit 1911 van horizontale en verticale, zakelijke bouwelementen met sierlijke details in vernieuwingsstijl. De silo is in het midden van de jaren vijftig opgericht. Helemaal in het westen van de streek staat de hervormde kerk die in 1714 werd gebouwd ter vervanging van de middeleeuwse, aan de Sint- Laurentius gewijde kerk waarvan enig muurwerk bewaard is gebleven. De in de westelijke gevel opgenomen toren is pas in 1860 opgetrokken. De ingang van de kerk is ook in de herbouwtijd met een gebeeldhouwde wapensteen bekroond. De preekstoel is mogelijk in de bouwtijd of iets later in de kerk geplaatst. Het orgel is omstreeks 1700 gebouwd voor de rooms-katholieke kerk van Jutphaas en is in 1879 in deze kerk geplaatst. Door de aanvankelijk torenloze kerk staat op het kerkhof een dubbele houten klokkenstoel die een paar keer is vernieuwd met een klok van omstreeks 1300 door Geert van Wou en later een van Johan Schonenborch uit 1520. De bebouwing langs de Herenweg en de G.W. Smitweg verdichtte en breidde zich richting Haule uit. Ook ’t West, richting Hoornsterzwaag, raakte bebouwd. Daar staat nog een tolhuisje van omstreeks 1860. Bovendien kwam er aan zijpaden zoals de Schapendrift en de Balkweg bebouwing. Aan de laatste weg waar in het begin van de 20ste eeuw ook de trambaan werd gelegd, kwam in 1845 het buitenhuis Ontwijk tot stand in opdracht van R.L. Fruitier de Talma en J.W. Berghuis. Het neoclassicistische gebouw heeft een geblokt gepleisterd front en boven de toegangspartij een fronton. In het zuiden waren bospercelen aangeplant. In 1928 werd het buiten met bossen aangekocht door enkele notabelen die daartoe de ‘Vereeniniging tot Behoud van Natuurschoon’ hadden opgericht, een opmerkelijk vroeg initiatief op het terrein van natuurbehoud. Het werd met de bossen in 1969 overgedragen aan Staatsbosbeheer. Intussen nam de bebouwing langs de Compagnonsvaart nauwelijks toe. Uitzondering zijn enige vrijstaande burgerwoningen en een rijtje ‘woudboerderijtjes’, woningen met een stal aan de achterzijde, die in 1920 in het kader van de Woningwet aan de Herenwal zijn gebouwd. Van deze laatste is een van de vijf gesloopt. Vlak na de oorlog kwamen goede projecten van volkshuisvesting tot stand aan de Schapendrift en de Wemerstraat. Daarna is het dorp vooral aan de zuidoostzijde flink uitgebreid.

Spanga is een streekdorp dat mogelijk in de late Middeleeuwen aan de Padsloot is ontstaan. Een vroege vermelding dateert uit 1399, maar de nederzetting kan ouder zijn. Vanaf het zuiden, vanaf Spanga, liep de Padsloot in een boog door de westelijke hoek van Weststellingwerf om ook de dorpen Scherpenzeel, Munnekeburen en een deel van Oldelamer te ontsluiten. Naast de sloot liep een voetpad. Op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 staat de bebouwing en ook de kerk van het streekdorp bij deze sloot aangegeven. Ook staat al enige bebouwing aan de even westelijker gelegen Grindweg die nu de voornaamste verkeersverbinding vormt, en aan de weg naar Nijetrijne. Het dorpsgebied strekte zich in zuidelijke richting uit tot de rivier de Linde, waar de buurschap Blauwhof was te vinden. Aan de andere zijde van de Linde ligt Overijssel met de landerijen die de Friesche Broek werden genoemd. De Tegenwoordige Staat van Friesland uit 1788 meldde: ‘dit Dorp, een Kerk met een spits torentje hebbende, bevat in zyne groote uitgestrektheid van landeryen 42 stemmen. ’t Zelve ligt geen 400 roeden van de Linde, daar de Spanger wateringe stuit; doch strekt zich Westwaards zeer verre uit tot aan de Kuinder.’ Verder vermeldde deze beschrijving dat de schans en buurt van Slijkenburg, die nu als een zelfstandig klein dorp wordt aangemerkt, tot het dorp Spanga behoort. De kerk is in 1820 afgebroken. Op het stille, schilderachtige kerkhof is daarna een klokkenstoel geplaatst waarin de klok gehangen is die in 1761 is gegoten door Steen en Borchardt te Enkhuizen. Deze bevat de namen, ongetwijfeld de schenkers, van Dirk Roelofs Oosten en Pieter Wubben. De verveningen in het dorpsgebied van Spanga hebben vooral in de eerste helft van de 19de eeuw plaatsgevonden. Ten noorden van Spanga ligt de uitgeveende Rottige Meenthe, een uitgestrekt gebied van onland door de verveningen en nu een natuurreservaat. Op de hoek bij de Pieter Stuyvesantweg staat het fraaie café ‘De Veehandel’ dat zichzelf als ‘opera-café’ aanprijst, vanwege de zomerse opera’s.

De grote Martinuskerk is in laatgotische stijl gebouwd. De oude 13de-eeuwse kerk is in de 15de eeuw verlengd en verbreed, grotendeels opnieuw opgetrokken en van het vijfzijdig gesloten koor voorzien. Gedeelten van de noordmuur zijn hergebruikt en door een ommetseling aan het oog onttrokken. Het metselwerk is buitengewoon decoratief uitgevoerd door afwisselende lagen rode en gele steen. Ook de verfijningen van profielen bij ingangen en dagkanten van vensters hebben deze kleurrijke afwerking. Schip en koor hebben eenmaal versneden beren waarover de waterlijst doorloopt. In schip en koor staan aan beide zijden grote spitsboogvensters met natuurstenen traceringen in dubbele vorkvorm. In de derde travee van de noordmuur staat een fraaie ingang in een rechthoekige omkadering met getordeerde rondstaven. Daarbinnen zit een geprofileerde spitsboognis met kepervormig siermetselwerk en een spoor van een beeldnis. Bij de overgang van schip en koor zijn in deze muur sporen van een aankapping en een dichtgemetseld groot lancetvenster te zien: herinneringen aan de in 1669 gesloopte sacristie. De zuidmuur heeft geen ingang; de westelijke twee traveeën hebben in het basement wel twee brede, rechthoekige vensters. De kloeke, ongelede toren is getuige een stichtingssteen van roze Bremer zandsteen in 1505 gebouwd. De spits werd in 1818 vervangen door een sterk verjongde opbouw met zadeldak. De kerk brandde in 1947 geheel uit; het muurwerk bleef staan, maar de kap en vrijwel het volledige interieur gingen verloren. De herbouw vond van 1951 tot 1955 plaats. De grote kerkruimte heeft een nieuw houten tongewelf waarvoor A. Bergman de gewelfschotels vervaardigde met afbeeldingen van de evangelistensymbolen, een profeet, de bijbel, het Lam Gods, een wapenuitrusting en een pelikaan. De vrij kleine preekstoel is afkomstig uit de doopsgezinde vermaning van Blije. De nieuwe doopvont van de hand van beeldhouwer Meefout is voorzien van de evangelistensymbolen. De tekstborden zijn in 1781 vervaardigd door Jan Willem Smits. In de vloer ligt een grote collectie grafzerken waaronder belangrijke uit de renaissancetijd. Een deel daarvan is afkomstig uit de gesloopte Galileërkerk in Leeuwarden.

Drachten is een vlekke, een grote plaats, die uit een dubbel streekdorp is ontstaan. Tot ruim in de 17de eeuw was nog geen sprake van Drachten. Er waren twee bescheiden boerenstreken: de Noorderdracht en de Zuiderdracht, beide genoemd naar waterlopen in de onmiddellijke omgeving. Noorderdracht is genoemd naar de Kleine Dracht in de buurt van De Kletten en Zuiderdracht ontleent zijn naam aan de flinke waterloop de Drait die nog steeds naar Het Zuid loopt. De buurschappen beschikten omstreeks 1200 over kleine bedehuizen met kerkhoven en konden zich beide een dorp gaan noemen. In Noorderdracht stonden tijdens de Middeleeuwen langs de Oudeweg en het Noord zo’n twintig boerenhuizen en in Zuiderdracht en het Zuid ruim dertig. Tot in de 17de eeuw veranderde weinig in deze agrarische nederzettingen. In 1743 kwam tussen de twee streken een volwaardige kerk tot stand, een laat gevolg van de ommekeer die zich een eeuw eerder voltrok. De buurtkerken zijn sinds lang verdwenen maar beide kerkhoven bestaan nog. De kentering kwam in 1641 toen de Drachtster Compagnons een contract sloten om het hoogveen ten oosten van de beide streken af te graven en tot turf te verwerken. Onmiddellijk werd begonnen met het graven van de vaart en geleidelijk ook met de wijken, de sloten in het veen. Er werkten soms wel 800 man. Nadat de infrastructuur was gelegd gingen ze in het veen werken. De arbeiders overvleugelden spoedig de oorspronkelijke boerenbevolking. De twee buurten groeiden naar elkaar toe. Aan de nieuw gegraven Drachtstervaart vestigden zich winkeliers en handelaren die op de bevolkingsimpuls afkwamen. Veel neringdoenden, ambachtelijke en vroeg-industriële bedrijven zagen kansen en kwamen naar ‘De Drachten’ en vestigden zich met voorkeur aan of nabij de vaart. Drachten werd een vlekke van middenstanders en arbeiders. Nadat de betekenis van de turfwinning in de loop van de 19de eeuw afnam, bleef Drachten zich ontwikkelen met een diversiteit aan bedrijvigheid. Drachten stak andere dorpen, waaronder het oude en deftige Oudega waar het grietenijbestuur had gezeteld, naar de kroon. Het nieuwe grietenijhuis werd in 1830 in Drachten gebouwd. Kalkbranderijen en scheepswerven boden veel mensen werk. Een leerlooierij had tientallen arbeiders in dienst en dat aantal nam nog toe toen ook de fabricage van schoenen ter hand werd genomen. De oliemolen aan het Moleneind kreeg een nieuw leven met de Balata Industrie. Beide fabrieken werden later onderdeel van het Dunlop-concern. Er kwamen een cichoreifabriek, tabaksfabrieken, een blikfabriek en een wijnazijnbedrijf. Aan het begin van de 20ste eeuw verrezen aan het Moleneind een zuivelfabriek en een betonfabriek. Sommige bedrijven gingen woningen voor hun personeel bouwen en bouwondernemers speelden in op de vraag naar woningen. Er kwamen typische arbeidersbuurten, maar ook deftiger straten waar de elite en de industriëlen zich vestigden. De Noorder- en Zuiderbuurt ontwikkelden zich tot een streek van winkels. Na de oorlog kwam er op particulier initiatief een Industriecommissie en ten zuiden van de Lange West (toen nog Meeuwweg) legde de gemeente een eerste industriegebied aan. De Industriecommissie wist aan de Oliemolenstraat een industriehal te realiseren, een zogenoemde aanloophal. In september 1950 werd Philips welkom geheten; het betekende een sterke impuls voor het bedrijvige Drachten. In een voorlopig onderkomen konden dertig meisjes beginnen aan de montage van scheerapparaten. De gemeente hielp om een montagehal aan de Oliemolenstraat te stichten. Jaar op jaar kwamen er fabriekshallen bij. Tussen de Oliemolenstraat en de Noorderhogeweg groeide een grote Philips-nederzetting. In de jaren zeventig werkten hier ongeveer 2500 mensen. Al deze werknemers en die van toeleveringsbedrijven en andere bedrijven die op het dynamische Drachten afkwamen, moesten worden gehuisvest. Want gingen de meeste meisjes en mannen uit de omgeving aanvankelijk heen en weer met de bus, de wens om zich bij het werk te vestigen moest worden ingewilligd. De gemeente maakte uitbreidingsplan na uitbreidingsplan. Het eerste in het noordoosten en vooral de woningbouwcorporaties vulden de wijken met woningen. Zij deelden in de dynamiek van de ‘boomtown’ Drachten. Voor cultuur en ontspanning werd De Lawei voor Drachten en wijde omgeving een belangrijk centrum.

Het terpdorp Spannum ligt in de groene greidestreek. Het lijkt vooral een wegdorp met een verdichting rond de kerk nabij de kruisende Spannumer Opvaart. Maar Spannum is een echt terpdorp met al een oude geschiedenis getuige de terpvondsten van onder meer een Merovingische bronzen armband. In vroegere eeuwen was het alleen maar over de vaarten of door het land bereikbaar. Pas in de gevorderde 19de eeuw kwam er een verbindingsweg en daaraan kwam daarna de nieuwbouw tot stand en kreeg het dorp dat langgerekte karakter. Aan die weg staan betrekkelijk veel grote en kleine karakteristieke dorpswoningen. De erfgrenzen vertonen daar een gevarieerde collectie heggen en hekken. Na 1332 was hier een uithof van het grote Klooster Lidlum bij Oosterbierum en van 1878 tot 1905 op initiatief van de predikant een meisjesschool met internaat, als een modern klooster. De school is daarna gesloopt, de woning tot burgemeesterswoning verbouwd. De oude, smalle kerk is sterk vernieuwd; alleen de noordmuur laat nog oud baksteenmateriaal uit de gotische tijd zien. Aan die zijde staan twee forse driehoekige beren en is in 1910 een charmant paviljoentje voor de centrale verwarming tegen de kerk gebouwd. Het is de huisvesting van de centrale verwarming. De forse laat-gotische toren, even minder breed dan de kerk en drie geledingen hoog, is versierd met diepe nissen van gevarieerde vorm die het bouwwerk grote plasticiteit verlenen. Hij wordt bekroond door een zadeldak en geldt als een van de fraaiste zadeldaktorens van Friesland. Inwendig bezit de kerk aardig meubilair. De Spannumer Opvaart is de enige behoorlijke ontsluiting van het dorp tot ver in de 19de eeuw en loopt bijna recht van noord naar zuid met het dorp in het midden. Aan de zuidzijde mondt de vaart uit in de Bolswardervaart en aan de noordzijde komt zij via een klein stukje Oudemeer uit in de Franekervaart. Er was dus verbinding met de drukste vaarwaters van noordwest Friesland.

De kerk, gewijd aan Johannes de Evangelist, staat midden in het kleine, gave terpdorp. De kerk is met koor in de tweede helft van de 13de eeuw gebouwd. Het muurwerk is rondom bekroond door een zaagtandlijst. De muren hebben steunberen in verschillende vormen. Het eerste vak van de noordmuur is blind. Het volgende heeft een groot spitsboogvenster en een klein exemplaar met een kraalprofiel in de dagkant. Daaronder zit laag een spoor van een dichtgezette ingang. Weer oostelijker staat bij een groot rondboogvenster een fraaie dichtgemetselde ingang: sleutelgatvormig en met rondstaven versierd binnen een spitse nis. Boven in het daaropvolgende vak zit een stukje rondboogfries en onder het rondbogige venster zit een rondbogig spoor, wellicht een vroegere hagioscoop. Daarna volgt het vijfzijdig gesloten koor met enkele rondboogvensters met kraalprofielen. In de zuidmuur staan spitse vensters. In het westelijke vak staan bovendien een smal rondboogvenster en daaronder sporen van twee toegemetselde ingangen. De westelijke gevel is met de toren in 1843 vernieuwd. De elegante, neoclassicistische houten torenopbouw, waarschijnlijk ontworpen door Roelof Boorsma, heeft twee geledingen met pilasters, segmentpassen, lijstwerk met consoles en andere sier. De sfeervolle kerkruimte wordt gedekt door een gedrukt houten tongewelf. De kerkbanken hebben gedraaide knoppen. De uit 1849 daterende onversierde preekstoel met klankbord staat binnen een doophek met balusters. Ertegenover staat een 18de-eeuwse herenbank met boven het rugschot een wapen met korenaren, mogelijk van de familie Sluijterman. Ten oosten van de preekstoel staat een herenbank uit 1622 met in het timpaan het alliantiewapen van de familie Botma. Boven de herenbank in de sluitwand zit een zandstenen, in marmerimitatie beschilderd maniëristisch epitaaf voor Wopke van Scheltema en Frouck Roorda uit 1625. Tegen de noordwand bij het orgel staat de renaissancegrafzerk uit 1627 van hun zoon Scipio van Scheltema en ook de barokke zerk uit 1755 voor Gerrit Botma en Jantje Nannes. De laatste dame was in 1740 de schenkster van het door Johan Michaël Schwartsburg gebouwde orgel.

Drachtstercompagnie is een streekdorp dat in de tweede helft van de 18de eeuw is ontstaan uit een paar buurtjes nabij de ontmoeting van een aantal veenwijken met de Compagniesterdwarsvaart. Al veel eerder was hier bewoning: bij De Knobben is een grafheuvel uit de bronstijd gevonden. Bewoning is door het oprukkende veen onmogelijk geworden. Dit hoogveen is vanaf het midden van de 18de eeuw vergraven. Aan het einde van die eeuw meldde de Tegenwoordige Staat van Friesland bij de beschrijving van Opeinde dat er in het oosten een grote uitgestrektheid aan ‘hoog en vergraaven Veenland, naast aan de Drachten, tot aan de Ommelanden uitloopt, onder den naam van Folger Veenen’, het huidige Drachtstercompagnie met een ‘verscheidenheid van buurten en huizen.’ Na afloop van de verveningen in deze hoek trokken de veenarbeiders verder naar plaatsen waar nieuw werk lag te wachten, naar Nij Beets bijvoorbeeld. Er bleven ook arbeiders in de Drachtster venen wonen. Zij trachtten met het in cultuur brengen van het land een nieuw bestaan op te bouwen. Er kwamen buurtjes bij: de Meerwijk en de Korte Wijk en de dwars daarop lopende weg. Voorts ontwikkelde zich aan beide zijden van De Feart, de Compagniesterdwarsvaart, een meer open bebouwing van woningen met schuurtjes en boerderijen. Vanaf de eerste helft van de 19de eeuw kwamen de eerste collectieve voorzieningen. In 1834 werd een school geopend, die in 1869 gelijk met het bouwen van een onderwijzerswoning werd vergroot. In 1850 werd op de kop van De Feart een hervormde kerk gebouwd. De afgescheidenen bouwden er een zaaltje. Na de oorlog zijn aan de Smidswei en Swarte Wyk volkswoningen gebouwd, in de jaren zeventig gevolgd door woningen aan onder meer It Heechfean en in de jaren negentig volgt nieuwbouw aan de Pream achter de bestaande bebouwing waardoor het landschap niet wordt verstoord. In 1993 wordt een achttal naoorlogse woningen in het centrum van de Tsjerkebuorren vervangen door nieuwbouw. School en kerk waren toen ook al vernieuwd.

Sint-Annaparochie is een streekdorp dat na de inpoldering van Het Bildt vanaf het begin van de 16de eeuw van streek tot dorp is uitgegroeid op de kruising van de Middelweg en de Noorder- en Zuidervaart. Toen de Kaaifaart is aangelegd is de Zuidervaart omstreeks 1860 gedempt. Het is het centrale dorp en de hoofdplaats van Het Bildt. Aanvankelijk werd het Altoenae genoemd. De ontwikkeling kon beginnen nadat in 1505 de eerste zeedijk van Het Bildt was opgeworpen. Het land werd rationeel in rechthoekig kruisende wegen en vaarten opgedeeld, een renaissance landschap. Het Bildt kreeg van de Saksische Heer van Friesland de status van grietenij, de jongste van Friesland. De bebouwing ging zich langs de Noordervaart en vooral de Middelweg – die in het centrum tegenwoordig Statenweg en Van Harenstraat heten – uitstrekken. Aanvankelijk stond het rechthuis ten zuidoosten van de kruising, naast het huis van de grietman. Het nieuwe gemeentehuis is in 1927 naar ontwerp van Doeke Meintema verder oostelijk aan de Van Harenstraat gebouwd. Het is een vriendelijk, laag vleugelgebouw met opvallend hoge, gebroken kappen en een representatieve, hoger opgetrokken middenpartij met gemeentewapen. Even verderop staat de gereformeerde kerk. Een door Ane Nauta in 1927 ontworpen flinke expressionistische kruiskerk met een dakruiter op de kruising. De bebouwing aan de Van Harenstraat is zeer gevarieerd: aan de zuidelijke zijde gesloten met enkele fraaie panden uit de periode 1880-1920, waartussen nummer 24 uit het midden van de 19de eeuw ouder is. Helemaal aan de Middelweg Oost staan opmerkelijke rijen arbeiderswoningen die tussen 1919 en 1931 zijn gebouwd. Ook aan het eerste gedeelte van de Warmoesstraat naar het zuiden staat een gevarieerde, gesloten bebouwing, met enkele historische panden. In de westelijke wand zijn ook moderne winkelpanden verrezen. Aan de Statenweg is de bebouwing losser; er zijn nogal wat burgerwoningen en representatieve woningen voor de dorpselite te vinden, zoals de voormalige dokterswoning in de chaletstijl uit 1874. De eenvoudige, neoclassicistische zaalkerk voor de doopsgezinden is er met pastorie in 1871 gebouwd. Het kerkje kreeg in de jaren vijftig een nieuwe voorgevel. Daar staat ook het voormalige rusthuis De Vlaswiek. Dit vleugelgebouw op een E-vormige plattegrond heeft uitspringende midden- en hoekpartijen en het geheel is in neorenaissancevormen versierd. Erachter is in de jaren negentig op een elegant stedenbouwkundig patroon een nieuwe buurt aangelegd. Aan de Stadhoudersweg met een even gevarieerde, jongere bebouwing valt de reeks goed verzorgde arbeiderswoningen op die in 1921 aan de westelijke zijde van de Noordervaart is gebouwd. Opvallend is de mooie plek die elders meestal voor representatieve bebouwing werd gereserveerd. Verder naar het noorden, waar vroeger ook een hele reeks industriemolens stond, staan aan de Stadhoudersweg grote boerderijen, waarvan één uit 1757 met een 18de-eeuws voorhuis met klokgevel. Een andere boerderij met een schuur uit 1771 heeft onder een aankapping een veranda op zuilen. Sint-Annaparochie is de kern van Het Bildt, en binnen het dorp vormt de hervormde kerk weer het centrum. Deze zogenoemde Van Harenskerk is in 1682 op initiatief en onder bescherming van de invloedrijke grietman Willem van Haren gebouwd. Het is een ruime, achtzijdige kerk, volgens een ideaaltype voor de protestante eredienst. Voor de Van Harenfamilie is spoedig (1686) een eveneens achtzijdige begraafkapel tegen de noordzijde van de kerk gebouwd. Hierdoor werd het geheel een soort mausoleum voor dit geslacht. De vrij zware klokkenkoepel wordt inwendig gedragen door vier zuilen. De versierde ingangen zijn later tot portalen uitgebouwd. Het interieur bezit prachtig meubilair uit de bouwtijd van banken met blakers. Verder een eind 17deeeuwse preekstoel met excellent figuraal en ornamentaal snijwerk en een groot orgel met tribune uit 1727, waarvan het instrument is ontmanteld. De bijzonder rijk gesneden familiebank van Van Haren staat als een troon tegenover de preekstoel. Daarnaast is de toegang tot de Van Harenkapel met een deur met zware koperen spijlen: een geschenk van de koning van Zweden aan de ambassadeur Van Haren.

De Johanneskerk staat ruim in het centrum van het dorp. De toren is aan het einde van de 12de eeuw gebouwd, waarna de bouw van het schip spoedig volgde. En in en bij die toren vinden we nog oudere herinneringen. De zadeldaktoren heeft pinakels op de toppen, schouders en een rondbogig galmgat aan elke zijde. In de romp zitten wat rondbogige lichtsleuven. De toren wordt op de hoeken gesteund door beren. De westelijke ingang is met een klein venster geplaatst in een hoge rondboognis. In de gevels aan weerszijden van de toren zitten liseen-achtige vermetselingen die met die in de oostelijke gevel van de toren erop zouden kunnen wijzen dat er een midden 12de-eeuws gereduceerd westwerk zou hebben gezeten. Tegen dit muurwerk zijn steunberen geplaatst. In de noordmuur staan twee spitsboogvensters uit de 16de eeuw maar ook sporen van twee dichtgemetselde romaanse venstertjes met opvallende rondboogjes van gele steen in verder rood muurwerk. Er zit bovendien een rondbogige, dichtgemetselde ingang. Even verderop zien we een hoog, smal rondboogvenster, eveneens dichtgezet. Dichtbij het koor zijn laag een rondboogje en een rechthoekige nis te zien, mogelijk herinneringen aan een hagioscoop en een piscina. In de zuidmuur staan vier 16de-eeuwse spitsboogvensters en een ingang binnen een jonge spitsboognis. Iets ten oosten van het midden zitten de moeten van een vrij hoog rondboogvenster. Het vierzijdig gesloten koor dateert uit het midden van de 13de eeuw. Het is later verhoogd en het bezit op de hoeken lisenen en een bekroning van een rondboogfries met een zaagtandlijst. Binnen is de kerkruimte gedekt met een houten tongewelf uit 1604. De preekstoel met klankbord binnen het eenvoudige doophek, mogelijk het werk van Yge Rintjes, dateert van 1775 en laat snijwerk in rococovormen zien. Op de panelen zien we rocaille-lofwerk en op de hoekpilasters vruchtenfestoenen. De herenbank, voorzien van een kuifstuk met familiewapen, dateert ook van 1775. Het orgel is in 1906 gebouwd door Mart Vermeulen uit Woerden.

Driesum is een streekdorp in het oosten van Dantumadeel en het meest oostelijke dorp op de zandrug van de Dokkumer Wouden. Het is een dorp met een manifeste ontwikkelingsas waar later een aantal dwarsstraten op gelegd werden. De Voorweg en Achterweg komen hier bijeen en op de ontmoeting is een dorpskom gevormd. Ten oosten van het dorp, richting Stroobosser Trekvaart, ligt de agrarische buurt Oostwoude met flinke en soms monumentale boerderijen uit de 19de eeuw. De boerderijen aan de Achterweg zijn eenvoudiger maar ook ouder. Aan de rand van de dorpskom, de H.G. van der Veenstraat, staat een verrassend jong exemplaar met een voorhuis in art nouveau-stijl, waarbij vooral de elegante daklijstversiering opvalt. De hervormde kerk is in 1713 gebouwd ter vervanging van het vervallen kerkgebouw. Boven de noordelijke ingang zit de in het Latijn gestelde stichtingssteen en boven de zuidelijke een zonnewijzer. De toren is in 1876 verrezen. Aan de binnenzijde zijn in de dammen tussen de vensters gebeeldhouwde wapencartouches geplaatst, waarvan een paar uit de 16de eeuw dateren (1581). Het meubilair met een avondmaalstafel en een herenbank van de familie Van Sytzama dateert goeddeels uit de 18de eeuw. Andere herenbanken zijn uit de bouwtijd van de kerk en één uit het einde van de 18de eeuw. Achter de kerk staat het schoolhuis dat na brand in 1787 is herbouwd. Het is een dwarshuis met zadeldak en een tot halsgevel opgetrokken middenpartij. Ten oosten van de dorpskom ligt Rinsmastate waar de naam van de Sytzama’s aan verbonden is. De state is herhaaldelijk gewijzigd en in 1843 vervangen door een neoclassicistisch gebouw met vleugels. Het middengebouw is in 1944 door bommen getroffen maar de vleugels konden behouden blijven. Het hoofdgebouw is in 1947/48 in baksteen herbouwd en was van 1972 tot 1999 in gebruik als gemeentehuis. Zowel voor als achter liggen landschappelijke romantische tuinen uit de 19de eeuw met waterpartijen, oude bomen en stinsenflora. Aan de Van Sytzamaweg staat ook de uit ongeveer 1883 daterende tuinmanswoning van Rinsmastate.

Sint-Jacobiparochie is een streekdorp dat vanaf het begin van de 16de eeuw is ontwikkeld nadat in 1505 het Bildt was ingepolderd. Het lag in het westen van de nieuwe grietenij en heette aanvankelijk Wijngaarden. Het groeide langs de in 1830 bepuinde en door een vaart begeleide Middelweg, vooral nabij de kerk waar Westeinde, Oosteinde en de Zuiderweg bij elkaar kwamen. Aan de Zuiderweg staat aan het begin café De Brouwerij. Een eind verder staat het in 1919 door Piet de Vries zeer vroeg in Amsterdamse School-vormen ontworpen café De Aardappelbeurs. Daartussen een pand met een topgevel uit 1765, een pakhuis uit de vroege 20ste eeuw met gele koppenlaagjes als versiering en een 19de-eeuws pakhuis van bruine steen en geteerde zijmuren. Op de hoek van het Oosteinde staat een fraaie boerderij uit 1849 en op nummer 38 de grote dokterswoning, in 1915 in traditionalistische stijl ontworpen door G.J. Veenstra. Het centrum wordt gedomineerd door de hervormde kerk. Het godshuis is in 1843 naar ontwerp van Thomas Romein gebouwd, een van de fraaiste neoclassicistische gebouwen van Friesland. Het is een dwarsgebouwde, geheel gestukadoorde zaalkerk met een grote zuilenportiek in front en een elegante open en op zes zuiltjes rustende klokkenkoepel op het dak. De voor- en zijgevels bezitten decoratieve kroonlijsten met friezen van metopen, trigliefen en aardige vensteromlijstingen. Achter de kerk staat in een ruime tuin de voormalige pastorie van de hervormde gemeente bijna verscholen achter een monumentale taxus. Het gebouw is eenvoudig blokvormig en slechts één bouwlaag hoog met een flinke kap. Boven de ingangspartij met brede deur, zijlichten en gesneden bovenlicht is voor het dak een halsgevel uitgebouwd met fraai gebeeldhouwde klauwstukken en een segmentvormige bekroning met het jaartal 1760. In die geveltop zit een later aangebracht groot, in stijl redelijk passend venster. Aan de zuidoostelijke zijde van het dorp is in 1957 de door jhr.ir. A.P. Wesselman van Helmond ontworpen watertoren gebouwd. De toren is ongeveer 37 meter hoog en voorzienvan een reservoir voor 515 kubieke meter water.

De kerk staat aan de oostzijde van de rechthoekige, niet zeer hoge dorpsterp. Het gebouw is in 1678 opgetrokken uit voornamelijk middeleeuws rood moppenmateriaal, ongetwijfeld afkomstig van de vorige kerk. De zaalkerk heeft een driezijdige sluiting en een houten geveltoren die met leien is bekleed en een ingesnoerde spits heeft. De westelijke frontgevel, opgemetseld uit kleine rode baksteen, dateert waarschijnlijk uit 1817 toen de kerk werd gerepareerd. In het midden staat een klein rondboogvenster. De ingang zit aan de noordzijde. Het is een grotendeels van kleine rode steen gemetselde rondbogige poort, geflankeerd door gemetselde pilasters, maar zonder bekroning. In het gevelveld erboven staat een klein rondboogvenster. Er zitten twee gedenkstenen, waarvan de ene de eerste steenlegging in 1678 door Cornelis Bosman memoreert. In de noordmuur staan drie, in de zuidmuur vier flinke rondboogvensters en in de koorsluiting vinden we er twee. Onder de dakvoet zit een blokfries, waarvan de strekken bij de koorpartij rond zijn geslepen. In deze koorsluiting zijn sporen van de bouwers te vinden. Een plat verwerkte steen met hoekornamenten draagt de naam Geert Hendriks, zijn huismerk en 1678. Daarnaast zijn twee stenen ingekrast met: 1996 en T.H. en weer verder zien we een platte steen met een oud merk van: Douwe Roelifs, een troffel en een rad. Inwendig heeft de kerkruimte een gedrukt tongewelf met trekbalken in blauwe kleuren. In de koorsluiting staat de preekstoel met klankbord binnen een doophek met dichte panelen en gedraaide knoppen. De kanselkuip uit 1678 heeft gecanneleerde hoekzuilen en getoogde panelen. In de vloer ligt een aantal gebeeldhouwde zerken uit de 17de eeuw. Twee tekstborden met elegant gesneden lijstwerk dateren uit de tweede helft van de 18de eeuw. Het orgel staat op de westgalerij, gedragen door zuilen en pilasters die in vrolijke kleuren zijn gemarmerd. Het instrument is in 1818 gebouwd door J.A. Hillebrand waarbij de 17de-eeuwse beelden van de harpspelende David en bazuinstekende engelen van een vroeger orgel zijn hergebruikt.

Drogeham is een hooggelegen oud komdorp, aan en rond de Tsjerkebuorren dat geleidelijk tot een wegdorp, de Buorren, is uitgegroeid. Er is ook nog de Ikebuorren te vinden, die tot aan het begin van de 20ste eeuw als brinkachtige ruimte midden in het dorp lag en inderdaad was overhuifd met bomen. Anders dan de naam aangeeft zijn het iepen. De ruimte bestaat nog steeds en heeft bij de jongste dorpsvernieuwing een vrolijk kleurige inrichting gekregen. Drogeham was een agrarisch dorp waarvan een paar boerderijen in de dorpskom en aan de doorgaande weg nog getuigen. Zoals een kleine stelp die opvalt omdat hij is gebouwd van kleurige kalkzandsteen. Veel boeren bedreven akkerbouw, waar nu voornamelijk veeteelt is te vinden in het coulissenlandschap met boomwallen. In de zuidwest-noordoost gerichte verkavelingsstructuur is in 1891 de Droegehamsterfeart naar het Kolonelsdiep gegraven. Die werd vooral gebruikt voor het transport van Hamster zand dat tot na de oorlog werd gewonnen. Een hoge boomwal kreeg vanaf de jaren vijftig in de zuidelijke dorpsuitbreiding een dominante plaats als een opvallende groenstrook tussen de Boskloane en de Dykswâl. Na de oorlog is het dorp voornamelijk in zuidoostelijke richting uitgebreid, recent zelfs tot voorbij de Lytsewei, vroeger een van de agrarische streken van Drogeham. Deze weg voert naar de bij het dorp horende agrarische buurschap Hamsherne in het zuiden. Deze wordt nu van het oude dorp afgesneden door de N369 die om het dorp is gelegd. Door de uitbreidingen is de oude kom aan de noordwestzijde komen te liggen. De dorpskerk staat temidden van een kerkhof op een hoge zandrug, als op een terp. Kerk en toren dateren uit het eerste kwart van de 13de eeuw. De zadeldaktoren staat er nog, maar de kerk was in de 19de eeuw bouwvallig geworden. Zij mocht in 1877 worden vernieuwd: op dictaat uit Den Haag waar de monumentenzorg nog in de kinderschoenen stond, moest dit gebeuren in de ‘bouworde’ van de oude kerk.

Stavoren behoort tot de oudste van de Friese elf steden. De nederzetting lag gunstig aan enkele waterwegen, maar water is Stavoren ook noodlottig geworden. Nadat de Zuiderzee was gevormd, was de plaats kwetsbaar: stormen sloegen stukken van de stad weg, slokten zelfs het belangrijke Odulphusklooster op. Al vanaf de 9de eeuw nam Stavoren deel aan de handelsvaart langs de Noordzeekust en spoedig daarna werd het geplunderd door de Noormannen. Stavoren werd Hanzestad, kreeg in de 12de eeuw het tolprivilege van de keizer en kon zich spoedig stad noemen. Vooral aan de zeehandel had Stavoren haar bloei te danken. Met vallen en opstaan zijn de havens het brandpunt van de bedrijvigheid gebleven. Het is een tijdlang stil geweest totdat Stavoren de kansen van de recreatievaart greep. Op de kade tussen de oude Buitenhaven, de haven voor de ‘bruine vloot’ met drukke charters, en de Spoorhaven, waar de veerdienst op Enkhuizen en de halteplaats van de spoorwegen te vinden zijn, staat het VVV-kantoor. Het havengebied is vernieuwd. Er is nog sfeer te proeven uit de tijd dat dit nog een heuse zeehaven was. De witte sluisbrug geeft toegang tot de stad. De sluis dateert van 1576 en is eeuwenlang van belang voor de grote scheepvaart uit het achterland geweest. De sluis werd dan ook door de stad en omliggende plattelandsgemeenten onderhouden. Door de aanleg van de Johan Frisosluis (1966) aan de zuidzijde van de stad verloor de oude sluis haar functie. Het waterstaatkundig monument is in 1979 gerestaureerd. De wipbrug naar oud model draagt het stadswapen. Naast de sluis staat het havengebouw voor de buitenhaven. Vlakbij de brug staat het beeld van het Vrouwtje van Stavoren, de vrouw die de val van de hoogmoed verpersoonlijkt. Verder zeewaarts ligt de Visserijhaven met eigentijdse, kleurige nieuwbouw die in zijn vormen verwijst naar historische havenfronten. Waar ooit de vloot van Staverse jollen lag, is het nu de thuishaven van viskotters. In de visafslag wordt nog geregeld vis geveild. Aan het einde van de Havenweg staat een leugenbank naast een taanketel waarin zeilen, trossen en netten ter conservering werden bewerkt. Op het havenhoofd staat het rode havenlicht (1884) en aan de andere zijde het andere, groene, licht. Op het grote open grasveld naast de Havenweg stond ooit het blokhuis of het kasteel van Stavoren. Het blokhuis was kort na 1500 door Albrecht van Saksen gebouwd als een vesting van ongeveer 100 bij 100 m. In 1996 zijn de grondvesten archeologisch onderzocht. De Smidsstraat is de winkelstraat van Stavoren en deze leidt naar de Voorstraat, de straat aan weerszijden van de Voordelft, de belangrijkste gracht van de stad. Nu een groen omzoomde en door geboomte overwelfde, rustige gracht, waar vroeger redershuizen en pakhuizen stonden. Het is voor het grootste deel lage, eenvoudige bebouwing uit de 19de eeuw. Op de hoek van de Burgemeester Albertsstraat staat het uiterst eenvoudige kerkje van de doopsgezinden. In het midden rijst aan de westzijde het voormalige stadhuis op. Het is een hoog, blokvormig en fraai gedetailleerd gebouw uit 1880. Voorheen verschafte de linkerzijde huisvesting aan de burgemeester en zijn gezin. De rechterzijde was voor secretarie, burgemeesterskamer en raadzaal, met beschilderde behangsels. Bij de gemeentelijke herindeling in 1984 kwamen de steden Stavoren, Hindeloopen en Workum in de nieuw gevormde gemeente Nijefurd te liggen en verloor dit stadhuis zijn functie. Tegenover het stadhuis ligt de hervormde kerk achter de bebouwing, een zaalkerk met fraaie neoclassicistische ingangspartij en een elegant torentje uit 1860. Aan de oostzijde van de oude stad loopt de Schans, thans een kade langs de brede buitengracht, vroeger de vestingwal. Op nummer 23 is stadsherberg Aldgillis te vinden: een bruin café met wandschilderingen. Aan de overzijde van de Schans ligt de bescheiden stadsuitbreiding. Helemaal ten zuiden van de stad ligt de Johan Frisosluis. Even verderop zijn de karakteristieke contouren van het Ir. Hoogland gemaal te zien, in 1968 door architect Piet de Vries ontworpen als spannende waterdoorgang door een dijk.

Het kerkje van het oude streekdorp Nieuweschoot is nabij de vrij grote plaats Heeren veen middelpunt geworden van een funerair park. Het heeft een vrij klein kerkhof, waaromheen geleidelijk een zeer grote, goed verzorgde begraafplaats is gegroeid en waarbij bovendien een crematorium is gesticht. De kerk heeft een voorgangster gehad; in de bronnen blijkt de kapel van Nieuweschoot onderhorig aan de kerk van het oostelijk gelegen dorp Oudeschoot. De kleine kerk is in laatgotische stijl gebouwd in de 15de eeuw. Er zijn ook meningen die de bouwtijd met hergebruik van oude kloostermoppen op de 17de eeuw houden. De noordelijke muur bevat drie niet oorspronkelijke grote rondboog-vensters in vrij diepe dagkanten met enig profiel. Nabij het koor is naast een venster een smalle, licht spitsbogige nis te zien, mogelijk een dichtgemetseld venster. Een vergelijkbare nis, maar daar spitsbogig, van vorm zit ongeveer in het midden van de zuidelijke gevel. Het koor is driezijdig gesloten waarbij de hoeken zijn geschraagd door eenmaal versneden steunberen. In de noord- en zuidoostelijke muurdelen staan rondboogvensters; in de sluitmuur zit een grote rondbogige nis geflankeerd door twee kleine, ronde vensters. De zuidelijke schipmuur bezit drie rondboogvensters en in het midden de genoemde nis. De westelijke frontgevel wordt op de hoeken geschoord door eenmaal versneden steunberen en aan weerszijden van de rondbogige ingang steunen uitgemetselde penanten de gevel. De geveltop met schouders en toppinakel is opnieuw gemetseld vlak voor of na de laatste wereldoorlog. Daarvoor heeft er een afwolving van het dak gezeten die een eerdere topgevel verving. Ten zuidwesten van de kerk staat een kleine klokkenstoel. De huidige dateert uit omstreeks 1930, maar hij heeft zeker een voorganger gehad. De klok die hij onder het zadeldak bergt, stamt uit de 15de eeuw, maar bezit noch datering noch nadere aanduiding. De kerk in het begraafpark functioneert al tientallen jaren als aula. Liturgische elementen ontbreken. In de vensters zijn glasappliqués met symbolische voorstellingen aangebracht, in 1976 vervaardigd door Hank Niemeher.

Earnewâld is een streekdorp aan het water dat na de Middeleeuwen aan het Eernewoudsterwijd is ontstaan. In de eeuwen dat het verkeer en transport nog voornamelijk over het water plaatsvonden was het dorp goed ontsloten. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1786 gemeld: ‘’t kleinste en afgelegenste dorp der geheele Grieteny. De Kerk van dit dorp heeft een stompen toren, en weinig huizen rondom de kerk, ook in ’t geheel maar 13 stemmende plaatsen. Naar dit dorp loopt geen rydweg; dus kan men derwaards alleen te lande komen, midden in een droogen Zomer, over de laage Garypster landen; doch de vaart is zeer gelegen en vermaakelyk, dewyl hier alle schepen uit de Drachten, Oudega, Smallenee en Beetsterzwaag moeten voorby vaaren, om voorts, over Wartena, naar Leeuwarden te komen.’ Ondanks de gunstige ligging is het een klein dorp gebleven omdat het temidden van de veenlanden lag. Daar werd aan het einde van de 18de eeuw vooral ten westen van het dorp volop turf gegraven en gebaggerd. Op de grietenijkaart van Tytsjerksteradiel in de Schotanus-atlas van 1716 is van deze activiteiten nog niets te zien. Op deze kaart is de kerk met de ‘stompe’ toren afgebeeld: een zadeldaktoren die in 1794 is vervangen door de huidige kerk met een driezijdig gesloten koor, een ongelede toren en een ingesnoerde naaldspits. Hierin hangt een luidklok van Geert van Wou uit 1500. De veenderij die tot in de 19de eeuw werd voortgezet, liet bij het dorp een bijzonder petgaten- en plassengebied achter. Het bood in de 20ste eeuw alle mogelijkheden tot de ontwikkeling van vroeg watertoerisme, waarna ook de natuurlijke waarde werd onderkend. Voor deze ‘Alde Feanen’ werd door It Fryske Gea een beleid ontwikkeld, waarbij beide aspecten kansen tot ontwikkeling kregen. Aan de overkant van het Wijd is een groot recreatiedorp ontwikkeld en ten oosten van het dorp het bedrijventerrein De Stripe met passende activiteiten, waaronder een scheepswerf voor skûtsjes. De 18de-eeuwse woudboerderij ‘It Kokelhûs’ is tot museum ingericht.

Steggerda is een streekdorp dat in de Middeleeuwen is ontstaan aan de Binnenweg van Oldemarkt naar Noordwolde, een nederzettingsas waaraan ook Blesdijke, Peperga en Vinkega zijn ontstaan. Op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 blijkt dat het dorp uit verschillende delen bestaat. Het westen, de Overburen, ligt aan een eigen pad vrij ver ten zuiden van de Binnenweg. In het midden is er flink wat bebouwing bij de kruising van de weg en de vaart – de omstreeks 1608 gegraven Steggerdersloot – naar de Linde en in het oosten ligt ten noorden van de weg een lange strook bebouwing tot bij het dorpsgebied van Vinkega. Bovendien loopt zuidelijker nog de Bovenweg, waar thans slechts enkele fragmenten van over zijn. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 gemeld: ‘ten Westen van ’t voorige Vinkega aan denzelfden vermaaklyken rydweg, heeft ten Zuiden goede bouwlanden, en ten Noorden naar de Linde toe, eerst eenige bouw- en weilanden, en vervolgens, naby gemelden stroom, hooilanden. De Kerk, zonder toren, staat een weinig ten Noorden vry eenzaam, en ten Westen van dezelve loopt uit de Linde de Steggerder Sloot naar de Veenen; doch dewyl hier geen turf van eenig belang meer gegraaven wordt, is deeze Sloot ook niet meer vaarbaar. Steggerder buuren waardoor de gemelde Kerkweg loopt, ligt aan deeze Sloot, vermaaklyk in ’t geboomte; vindende men nog eene andere buurt, de Overbuuren genaamd, ten Zuiden van den Buitenweg, insgelyks in ’t geboomte.’ Op de kaart in de atlas van Eekhoff blijkt er in 1850 niet veel veranderd. Wel staat in Overburen een rooms-katholiek kerkje, waarvan het kerkhofje uit 1839 er nog is. Ten oosten van de vaart staat de hervormde kerk in het geboomte. Zij dateert van 1739, maar dat is niet te merken omdat zij in 1903 is ommetseld en sterk gewijzigd naar ontwerp van B. Rouwkema. In 1922 kwam aan de Binnenweg naar ontwerp van Wolter te Riele een nieuwe rooms-katholieke kerk: een neogotische kruiskerk met een achtzijdige vieringtoren.

De Nicolaaskerk lijkt wat buiten het streekdorp te staan, maar oorspronkelijk stond zij er strategisch bij de overgang van de interlokaal belangrijke wegen Middelweg en Buitenweg. De kerk is aan het begin van de 16de eeuw totstandgekomen en heeft de karakteristieken van de late gotiek. De muren hebben een travee-indeling tussen eenmaal versneden steunberen met afdekplaten. De noordelijke schipmuur bezit in de westelijke travee een moderne dubbele deur in een rechthoekig kozijn, waarvoor het venster moest worden ingekort. Het is een voor de kerk onwaardige ingang. In de travee ernaast heeft een ingang gezeten die is dichtgemetseld met deels rode en deels gele baksteen en waarboven een ingekort venster zit. De volgende vier venstertraveeën bezitten gebruikelijke spitsboogvensters, waarbij het opmerkelijk is dat deze vensters, net als aan de zuidzijde, door een zandstenen waterlijst zijn gebroken. Even opmerkelijk zijn de dagkanten die omlijstingen van gele baksteen binnen rood bakstenen profielen kregen. In de zuidelijke muur vinden we een vergelijkbare aanpak. Daar is wel de vormgeving van de ook hier dichtgemetselde ingang duidelijker. De hoge, geprofileerde spitsboognis is verlevendigd met zandstenen neggen en daarin staat de met geel gemêleerde baksteen dichtgezette, afgeplatte korfbogige poort, die ook weer neggen kreeg. De slanke toren met ingesnoerde spits gaat onversneden op, maar op tweederde van de hoogte is een zandstenen waterlijst aangebracht. Beneden heeft de toren in de drie vrijstaande zijden hoge spitsbogige openingen gekend die alledrie later zijn dichtgemetseld. Aan de westkant kwam zelfs een forse, wigvormige steunbeer. Het schip wordt binnen gedekt door een hoog tongewelf waardoor de van buiten laag ogende kerk inwendig toch allerminst een gedrukte aanblik biedt. Het doophek met getordeerde balusters is van omstreeks 1660. De merkwaardige, als brede lezenaar met gietijzeren balusters en trapvleugels gevormde preekstoel is veel jonger. Hij staat onder een gestukadoord tussenplafond dat als klankbord werkt. Het orgel is in 1883 gebouwd door J.F. Kruse van de firma W. Hardorff en Zoon.

Easterein is zonder twijfel een van Frieslands mooiste dorpen, als even aan het bedrijventerrein aan de noordoostzijde voorbij wordt gegaan. Het dorp heeft een soort middelpuntzoekende kwaliteit: het dorp is mooi, de kerk is mooier en de ‘kraak’ in de kerk is het mooist. Easterein was de belangrijkste nederzetting van een van de vroegst bedijkte gebieden: het eiland van Easterein. Het is niet duidelijk of het een oud terpdorp is of dat het een nederzetting is van na de bedijking, waarbij de traditionele structuur voor het nieuw ontwikkelde dorp werd gekozen. Vanouds heeft het dorp naar alle zijden goede waterverbindingen gehad en was het omringd door staten en grote boerderijen. Het was lange tijd het belangrijkste dorp van de grietenij: het is in de 19de eeuw door Wommels overvleugeld. Easterein heeft een nagenoeg gaaf dorpscentrum van een omgrachte kerkterp waarvan een klein stukje is gedempt. Noordelijk staat de in 1870 in een parkachtige tuin gebouwde pastorie met een eigen toegangsbrug. De kerkbuurt om de gracht laat een gesloten, gevarieerde bebouwing zien waar weer buurtjes achter zijn ontwikkeld. Vanaf de weg op de oude dijk loopt naast het traditionele, sfeervolle dorpscafé een schilderachtig straatje naar de kerkterp, aan de achterzijde begeleid door een kleine gracht. Aan de dijk is in de 19de eeuw in zuidoostelijke richting gebouwd, evenals aan de weg naar Wommels. Langs deze wegen staan enkele fraaie brede, notabele woningen en woningen met kaaszolders. De hervormde kerk is het hoogtepunt van het dorp in de nagenoeg gave positie op de omgrachte kerkterp. Zij is met toren in de 14de eeuw gebouwd met gebruikmaking van ouder muurwerk van tufsteen. Aan de noordzijde staat de 13de-eeuwse sacristie. De kerk bewaart een schat uit de vroege renaissance. Hein H., een kistenmaker uit de buurt, maakte in 1554 een grote, twee verdiepingen hoge kraak of doxaal over de volle breedte van het schip. Tussen een spannende zuilenarcade zijn overal decoratieve verrijkingen en bijbelse voorstellingen aangebracht.

Stiens is een terpdorp dat enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling is ontstaan op een kwelderwal ten oosten van de Boarnstroom. Van de grote reeks terpen ten noorden van Leeuwarden groeide Stiens uit tot het belangrijkste terpdorp. Het was een min of meer radiaal terpdorp en het rond het kerkhof lopende pad is ondanks de schaalvergroting van Smelbrêge en de Piter Jellessingel nog herkenbaar. Het is een van de belangrijkste ruimtelijke karakteristieken in de dorpskern, mede omdat het kerkhof is omzoomd door een drievoudige zoom van linden. Vooral het oostelijke segment rond deze kern raakte met radiaal en achterstraten en paden bebouwd. Stiens was ontsloten over de Stienservaart die vanaf de terp eerst bijna 700 meter naar het zuiden liep om vervolgens in oostelijke richting naar de Dokkumer Ee af te buigen. Langs en nabij deze vaart volgden ontwikkelingen van woningbouw en bedrijvigheid. De oude dijk van de Middelzee ten westen van het dorp is in 1847 tot Stiens tot straatweg verbeterd en in 1901 kreeg Stiens ook nog spoorverbindingen. In 1901 opende de Noord Friesche Lokaal Spoorweg de lijn naar Dokkum en spoedig daarna de lijn over Het Bildt naar Barradeel. Beide lijnen deden Stiens aan en het dorp kreeg een station 1ste klasse en een flink remisegebouw. Het personenvervoer is in 1936 gestaakt, maar het goederenvervoer voor voornamelijk een aardappelexportbedrijf van Leeuwarden-Stiens vv is tot in de jaren negentig blijven bestaan. Station en remise staan nog aan de Lutskedyk. Toen de reizende krantenman Jacob Hepkema Stiens bezocht, noteerde hij onder meer: ‘Dat Stiens een kapitaal- dorp is, behoeft de bezoeker niet te vragen, als hij den aanbouw van deftige renteniershuizen in oogenschouw neemt, welke hier de laatste jaren zijn verrezen langs de vaart en aan den hoofdweg, in grooter getale dan ergens elders ten platten lande gezien wordt, met kapitale herbergen advenant.’ Deze burger- en herenhuizen, waaronder verschillende middengangwoningen, zijn vooral te vinden aan de Lege Hearewei, Smelbrêge, Langebuorren en Uniawei. De infrastructurele vernieuwingen gaven impulsen aan het dorp en Stiens groeide ook in de breedte, naar de straatweg en naar het spoor. Na de annexatie van het zuidertrimdeel in 1943, bleef van Leeuwarderadeel alleen het noordertrimdeel over en van deze kleine gemeente werd Stiens de hoofdplaats. Het duurde evenwel nog enkele tientallen jaren voordat het gemeentehuis ook naar Stiens verhuisde. Na de oorlog, vooral sinds het midden van de jaren zestig, is Stiens als forensenplaats van Leeuwarden sterk gegroeid en als geheel is het dan ook een jonge plaats met een oude kern. Tegen de oostelijke marge van de middeleeuwse dorpskern is aan het einde van de 20ste eeuw een soort kleinstedelijk plein, het Sint- Vitusplein met winkels ontwikkeld. De Sint-Vituskerk is een robuuste kerk met een forse zadeldaktoren. Het romaanse tufstenen schip werd aan het einde van de 11de of het begin van de 12de eeuw gebouwd. De muren vertonen grote spaarvelden met daarin (dichtgezette) kleine rondboogvensters. Het koor is iets smaller dan het schip en is in de 13de eeuw van baksteen gebouwd. Dit koor bezit een vijfzijdige sluiting, die in de 19de eeuw nog eens is vernieuwd. Met de verhoging en de vele reparaties van het schip vertoont het muurwerk van de kerk een boeiend historisch tapijt. De toren dateert uit de 15de eeuw en is opgebouwd uit vier geledingen. Er hangen drie klokken in, één uit 1381, een tweede die Arent van Wou in 1509 goot en een derde uit 1607 van de hand van Gregorius van Hall. Het interieur bevat enkele 17de-eeuwse herenbanken en een 18de-eeuwse kansel. Onder de grafzerken valt een zeer grote portretzerk voor Philips van Boshuysen en diens vrouw Anna van Eysinga uit het midden van de 17de eeuw op. Tegenover de zuidzijde van de kerk staat het kloeke, gepleisterde Sint-Vitushûs dat in het midden van de 19de eeuw als herberg Het Lands Welvaren is gebouwd. Schuin ertegenover staat De Smalle Brug die nog steeds als herberg functioneert.

De grote kerk met kloeke toren is bijzonder mooi gelegen op een ruim, ovaal en geheel omgracht kerkhof. Het schip met het vijfzijdig gesloten koor is kenmerkend laatgotisch. De kerk werd in het begin van de 16de eeuw grotendeels gebouwd van hergebruikte gemêleerd gele moppen van de oude 13deeeuwse kerk. Het schip is zeven traveeën diep tussen eenmaal versneden steunberen. Inclusief de boven de ingangen ingekorte vensters staan er dan ook zeven spitsboog-vensters in de zuidmuur, maar de noordmuur heeft slechts drie grote vensters. Ze hebben kozijnen en roeden uit het begin van de 19de eeuw. In het zuidoostelijke koorvak is de oorspronkelijke zandstenen vorktracering in een dichtgezet venster te zien. Onder de vensters loopt rondom een zandstenen waterlijst. In de zuidelijke muur staat in het westelijke vak een meervoudig geprofileerde korfbogige ingang uit ongeveer 1600 die in 1664 een barokke bekroning kreeg. In de noordelijke muur staat een niet al te oude rondbogige ingang in het westelijke travee en in het volgende vak een fraaie, dichtgemetselde ingangspartij: een poort gedekt door een segmentboog en daarboven een korfbogige nis met een diepe beeldnis. Het geheel is rechthoekig omkaderd. De toren is in de late 13de eeuw ongeleed gebouwd en is in de 17de eeuw een stuk verhoogd. De oude galmgaten zijn dichtgezet en er zijn nieuwe gemaakt in de nieuwe geleding. Inwendig is het koor in de 19de eeuw van het schip afgescheiden. Het schip is gedekt door een houten tongewelf dat in dezelfde periode gestukadoord is. In de kerkvloer ligt een aantal belangrijke gebeeldhouwde zerken, waaronder een portretzerk voor de priester Kempo Hottinga die in 1536 mogelijk door de meester Benedictus Gerbrandtsz. is gehouwen en een zerk voor Sydts van Botnia die Vincent Lucas in 1550 met veel renaissancesier maakte. De preekstoel met klankbord en getordeerde hoekzuilen en gekorniste panelen aan de kuip is in 1659 vervaardigd. De fraaie afscheidingswand onder het orgel lijkt in dezelfde tijd gemaakt te zijn. Het orgel is in 1840 door Willem van Gruisen gebouwd.

Het terpdorp Easterlittens heeft zijn tegenhanger Westerlittens, een boerenbuurschap ten westen van Wommels. Easterlittens ligt bij een kruising van waterwegen, de vroeger belangrijke Bolswardervaart en Franekervaart. Bij de kruising van waterwegen is in 1888 een zuivelfabriek gesticht. De fabriek sloot omstreeks 1990 en is in 1997 gesloopt. De hoge schoorsteenpijp is met het stookhuis als monumentale herinnering bewaard gebleven. Binnen het dorp bepaalt de deels afgegraven hoge terp met flinke kerk en hoge toren het beeld. Het kerkhof wordt door linden omzoomd. Ten zuiden van de kerk ligt een door bebouwing omringd plein. Hier wordt ’s zomers het straatkaatsen beoefend. In de bebouwing is café Het Wapen van Friesland het markante hoogtepunt. Binnen pronkt de gelagkamer met wandschilderingen uit 1945 door kermisattractieschilder Hendrik Giesing. Tussen plein en kerk en de oostelijke oever van de Franekervaart bestaat een wirwar aan steegjes met oude en minder oude huizen, huisjes en een hoog kaaspakhuis. Aan de vaart afwisselend een kade, overtuinen en particuliere tuintjes aan het water, waardoor een schilderachtig kruip door sluip door is ontstaan. Ten westen van de brug over de Franekervaart staan nog enkele rentenierswoningen en verderop liggen buurschappen met monumentale boerderijen: Wieuwens of Sprong en Skrins. De Margareta-kerk is oorspronkelijk in de 12de eeuw gebouwd van tufsteen. De zuidgevel van de kerk bestaat uit gele kloostermoppen, maar ook velden tufsteen zijn bewaard gebleven. Er zijn grote spitsboogvensters en bouwsporen uit allerlei perioden. Het koor is halfrond gesloten. De noordgevel is levendig door veel bouwsporen: kleine romaanse vensters, een dichtgezette ingang met geprofileerde dagkanten. In de 15de eeuw is een sacristie tegen de kerk gebouwd. De forse toren is 19de-eeuws; de eerste steen is blijkens een gedenksteen in 1854 gelegd en hij is in 1902 hersteld. Hij bestaat uit drie geledingen en een achtzijdige, ingesnoerde spits. Op het kerkdak staat een spitse ruiter met angelusklokje. Het interieur onder het spitsbogige tongewelf dateert voornamelijk uit het midden van de 18de eeuw.

Stroobos is een jong dorp dat aan het eind van de 18de eeuw die status nog niet bezit: ‘Onder Gerkesklooster behoort ook de buurt Strobosch, aan de Groninger grenzen gelegen, en meerendeels op ’t grondgebied van Friesland gesticht; hier zyn wegens den geduurigen doortocht, twee goede herbergen gebouwd.’ Het is een tijdlang wel beschouwd als een dorp, een dorp dat deels in Friesland en deels in Groningen lag. Op de kruising van Sarabos en Miedweg lag de grens. Door een recente grenswijziging ligt het inmiddels geheel in Friesland. Stroobos was intussen in westelijke richting vastgegroeid aan Gerkesklooster. Stroobos heeft het ontstaan te danken aan een verkeerstechnisch uitgekiende plek, bij een sluis en brug in het belangrijke vaarwater van het Kolonelsdiep/Hoendiep, de trekvaart tussen Friesland en Groningen. De loop van de vaart is overigens een paar keer juist bij deze dorpen verlegd. Voor de eerste maal met het Kolonelsrak dat vanaf 1656 een flinke lus door Gerkesklooster afsneed en voor de laatste keer door de naoorlogse verbetering van het Prinses Margrietkanaal, de moderne opvolger van het Kolonelsdiep. Daardoor is een langgerekt schiereiland ontstaan, een gebied dat grotendeels wordt ingenomen door een scheepswerf die de maat en de schaal van het dorp verre te boven gaat. Het bedrijf vormt een opmerkelijk contrast, ook met het nabijgelegen Gerkesklooster. Tot het midden van de 19de eeuw beperkte Stroobos zich nog tot een dubbele waterbuurt aan weerszijden van de vaart en aan beide zijden van de sluis en brug. De Groningerstreek lag toen nog ten zuiden van het begin van het Hoendiep en de Hellingstraat zuidelijk aan de Friese zijde. In de tweede helft van de 19de eeuw is Stroobos vooral in westelijke richting langs het Kolonelsdiep gaan groeien. Op Het Breed volgde de bebouwing langs de Friese Streek en ‘De Claercamp’. Daar groeide Stroobos aan Gerkesklooster. De tweelingdorpen zijn maatschappelijk één geworden maar ze bezitten nog steeds twee niet al te duidelijke kernen die historisch verklaard kunnen worden.

De kerk is omstreeks 1230 van rode kloostermoppen gebouwd. De laat-romaanse karakteristiek kan aan de noordzijde worden afgelezen. Daar zitten sporen van dichtgemetselde middelgrote rondboogvensters en, heel onduidelijk, ook herinneringen aan de rondbogige ingang. De aan de westzijde vreemde inbreuk van een rechthoekig venstertje en het hoog zittende radvenster zijn van jongere datum. Bovendien is aan de oostzijde een grote rondboog te zien die wijst op een vroegere aanbouw. De profielen van deze aanbouw zijn binnen duidelijk zichtbaar. Ook in de zuidelijke muur zit op dezelfde plaats zo’n rondboog in het metselwerk. Het zijn aanbouwen van laatmiddeleeuwse kapellen die in de 17de eeuw zijn gesloopt. De zuidelijke muur bezit drie grote rondboogvensters en aan de westzijde een brede ingang onder een korfboog. De hoek van het schip wordt sinds de 19de eeuw gestut door een wigvormige beer. Het vijfzijdig gesloten koor is in de 19de eeuw vernieuwd. Daarin is een bronzen, door Hildo Krop vervaardigde herinneringsplaquette geplaatst voor de filantroop Theo van Welderen baron Rengers (1867-1945). Tegen het koor ligt de grafkelder van de familie van Heemstra. De 14de-eeuwse toren, voorzien van enkele kleine rondboogvensters, is in het midden van de 17de eeuw deels beklampt. Toen heeft hij waarschijnlijk ook de huidige zadeldakbekroning gekregen. Binnen is de kerkruimte met een segmentvormig gebogen houten gewelf gedekt. De preekstoel met klankbord is in 1632 door Dirck Claesz. vervaardigd. De donker geschilderde kuip is tot de vloer doorgetrokken en versierd met gouden biezen en zilveren hoekzuilen. Hiertegenover staat een herenbank uit 1641 met dubbele voorbank met balusters. De huif wordt gedragen door gecanneleerde zuilen en bekroond door obelisken en een opzetstuk met wapens. Aan de wanden hangt een aantal rouwkassen en –borden, waarvan vooral de van krijgstrofeeën voorziene kas van Feijo van Heemstra opvalt. De stokken van de vanen steken als lansen de kerk in. In de sluitmuur zit een zandstenen, fraai gepolychromeerde epitaaf in renaissancevormen voor Jelle van Eysinga. Het orgel op de westgalerij is in 1871 gebouwd door P. van Oeckelen.

Eastermar is een uitgestrekt streekdorp dat uit twee kernen bestaat: It Heechsân dat op een hoge zandrug ten oosten van het Bergumermeer ligt en De Wal bij de Lits ten zuidoosten van dit meer. It Heechsân is als agrarische nederzetting al in de Middeleeuwen ontstaan en had een vrij losse, verspreide bebouwing. Waarschijnlijk is vanaf het einde van de 16de eeuw het zwaartepunt van het dorp naar het zuiden verschoven, waar bij de waterverkeersverbinding goede kansen lagen en verveningen op gang kwamen. Van de grietenijkaart in de Schotanus-atlas uit 1716 blijkt de waterbuurt De Wal met iets noordelijker Snakkerburen al ontwikkeld tot een buurt rond een insteekhaven. De turfwinning zou tot het midden van de 18de eeuw voortduren en de buurt ontwikkelde zich dankzij de turfhandel en –schipperij. Ook de Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1786 de uitgestrektheid van het dorp en: ‘De kerkbuurt ligt hoog, vooral het kerkhof, van ’t welk men een zeer vermaakelyk gezigt heeft over de laager landen en het Bergumer Meer; doch ’t meerendeel der huizen maakt eene dubbele buurt, tusschen 3 en 400 roeden van daar ten Zuid-Zuidwesten.’ Bovendien werd gemeld dat ‘onder dit dorp ook de herberg Schuilenburg aan ’t Collonels diept behoort, welke tot een bekwaame pleisterplaats aan den mond van het Bergumer Meer verstrekt.’ De kerk is in de oude kern gebleven. Zij werd in 1869 gesloopt nadat even zuidelijker een nieuwe kerk in decoratieve, eclectische stijl was gebouwd. Een paar jaar later, in 1875, werd tegenover de kerk een fraaie pastorie gebouwd en ernaast in 1924 een ‘Gebouw voor christelijke belangen’ met een expressief torentje. Bij de oude, eenzame toren bleef de gemeenschap zijn doden begraven. De oude ongelede zadeldaktoren is sinds mensenheugenis begroeid. De klimop is al op te merken op een tekening uit 1721. De buurt bij de Lits heeft een volstrekt ander karakter met dichtbebouwde straten met hier en daar 18de- en 19de-eeuwse panden. Bij de driesprong is een pleinvormige ruimte ontstaan.

Sumar is een streekdorp van laat-middeleeuwse oorsprong ten zuidwesten van het Bergumermeer, ontstaan op de noordelijke rand van een groot zandplateau. Ten zuiden van het dorp lag een uitgestrekt heidegebied. Op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 is de onbewoonde heide aangegeven. Het dorp bestond toen uit een kleine kerkbuurt, enkele met bomen omzoomde wegen met losse bebouwing en buurten. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1786: ‘Dit dorp verschilt weinig van Garyp, ten opzigte van de ligging der landeryen en plantagien, en sluit ook op eene gelyksoortige wyze tegen Smallingerland met een zandig heideveld. By de kerk is maar een kleine buurt; doch onder dit dorp behooren verscheiden andere buurtjes, als de Meershuizen, de Eest, de Landsbuuren, de Harste en de Heidhuizen, met nog eenige huizen, bekend by den naam van Molenbuurt.’ Op de kaart in de Eekhoffatlas uit 1847 blijkt de bebouwing in het dorp toegenomen. Op de heide staat verspreid ook wat bebouwing. Omstreeks 1900 is de heide ontgonnen en in 1917 is er in het kader van de Woningwet een flinke reeks woningen met schuur tot stand gekomen: de Lytse Buorren. In de dorpskern vertoont de Greate Buorren een afwisselend beeld van grote en kleine woningen en boerderijen, waarbij de voormalige pastorie uit 1869 op nummer 24 opvalt. Op nummer 25 staat een schouderstelp, ook wel een boerderij van het Bergumermeer-type genoemd. De dorpskerk is in 1769 gebouwd ter vervanging van het middeleeuwse godshuis. Het is een ingetogen zaalkerk met een driezijdige sluiting en een ingebouwde toren met ingesnoerde spits. Zes door Ype Staak in 1771 vervaardigde gebrandschilderde vensters zijn de trots. Korenmolen De Hoop is in 1867 gebouwd en in 1881 na brand weer opgebouwd. Het is een achtkant met een gemetselde onderbouw en een stelling. De wieken hebben een vlucht van 21 meter. In de 20ste eeuw is ten noorden van het dorp en aan het Prinses Margrietkanaal, dat omstreeks 1950 tot grootscheepsvaarwater is verbeterd, een flink bedrijventerrein ontwikkeld.

De hoog-romaanse kerk staat op een ruim, door een muur omgeven kerkhof bij de brinkachtige open ruimte midden in Oldeberkoop. Het van tufsteen gebouwde schip dateert uit het midden van de 12de eeuw. Aan noord- en zuidzijde zit in de bovenzone een prachtig schema van spaarnissen tussen lisenen, afwisselend gedekt met twee en drie rondbogen. Alleen in de driepasnissen staat in het midden een klein rondboogvenster. In de 14de eeuw is het schip van gemêleerd rode en gele baksteen op gotische wijze verlengd en in het begin van de 16de eeuw is het oorspronkelijk in steen overwelfde koor vervangen door het huidige met driezijdige sluiting. Aan de noordzijde staat in het oude schip een dichtgemetselde, geprofileerde rondbogige ingang. In het verlengde schip is nogmaals zo’n dichtgezette ingang te zien en bovendien zitten er een lancetvenster en een breed rondboogvenster met vorktracering. Aan de zuidzijde staat in het oude gedeelte een dichtgemetselde ingang in een spitsboognis van gotisch model. In de verlenging staan een nog steeds bruikbare rondbogige ingang, een groot venster en een lancetvenster. Het koor van donkerrode steen en verlevendigd met ‘speklagen’ van gele en helderrode steen en een zandstenen waterlijst, wordt op de hoeken gesteund door eenmaal versneden beren. De toren, in het begin van de Tachtigjarige Oorlog vernield, is in 1608 herbouwd in kleine gele steen met sieraccenten van rode steen op de hoeken en rond de galmgaten en met een zadeldak. Het inwendige is door een gedrukt houten tongewelf, dat mogelijk al uit de 17de eeuw dateert, met trekbalken gedekt. In de wanden van het schip is het metrum van spaarvelden van de buitenkant herhaald. In de vloer lig-gen gebeeldhouwde zerken. De achtzijdige zandstenen doopvont op schacht en voetstuk dateert uit de 14de eeuw. De preekstoel met klankbord, hoekzuiltjes en gekorniste panelen op de kuip is 17de-eeuws, evenals de tegen de noordwand geplaatste herenbank. Het orgel heeft een kas uit 1858 en een instrument van Van Gruisen uit 1919 met ouder pijpwerk.

Het komdorp Easterwierrum ligt op niet al te grote afstand van de belangrijke waterverkeersader de Zwette. Er staat een eenzame toren buiten de dorpskom. Easterwierrum was een terpdorp zonder echte kerkbuurt, maar met wat losse agrarische bebouwing. Deze Tsjerkebuorren liggen 600 meter ten noorden van het huidige dorp. De terp is afgegraven tot een rond eiland in de groene vlakte en is tegen afkalving beschermd door een keermuur van gele steen. Het kerkhof heeft een dichte boomzoom. De kerk is in 1905 afgebroken en de toren van omstreeks 1200, bleef als waker over de doden achter. De toren is opgetrokken van vooral gele kloostermoppen. Er zitten enige kleine rondboogvensters in en gepaarde rondbogige galmgaten. Hij heeft een met leien gedekte ingesnoerde achtzijdige spits. De kern van Easterwierrum verschoof gedurende de 18de en 19de eeuw in zuidelijke richting naar de Oosterwierumer Oudvaart, de zogenoemde Brêgebuorren die met een opvaart een ontsluiting richting de Zwette heeft. De buurt werd naar een oude state of zathe aanvankelijk ook wel Vogelzang genoemd. Aan het begin van de 18de eeuw was daar al wat bebouwing aanwezig, onder meer op de hoek een herberg en in het noorden ook een roomskatholiek kerkje. De groei kwam pas in de eerste helft van de 19de eeuw. De kern heeft een kruisvormige plattegrond met de Slachtedyk en de vaart als structuurbepalers. In het noordwestelijke kwart ligt een open ruimte. Daar is recent een soort dorpshaven met recreatieve kade geschapen. Nabij het kruispunt is de oudste, meest 19de-eeuwse, gevarieerde bebouwing te vinden. Aan de noordwestelijke rand staan een decoratief aangepakte pastorie uit 1876 met een aangebouwd catechisatielokaal. Iets teruggelegen ligt de kleine hervormde kerk uit 1911, ontworpen door H. Gros en zoon, bouwkundigen te Leeuwarden. Het eenvoudige kerkje heeft een toren met ingesnoerd naaldspitsje. De roomskatholieke kerk staat aan de andere kant van het dorp. De Sint-Wirokerk is in 1926 gebouwd naar ontwerp van Wolter te Riele in een vriendelijke, neogotische stijl.

Surhuisterveen is een veenkoloniedorp dat omstreeks 1600 is ontstaan op het uitgestrekte dorpsgebied van Surhuizum, waar ook de nog zuidelijker veengebieden tot en met de Smallingerlandse grenzen toe hoorden. Bij deze verveningen en dus bij de dorpsvorming hebben doopsgezinden een prominente rol gespeeld. Er heeft in het begin van de 18de eeuw tijdelijk een kolonie van doopsgezinden uit Würtemberg gewoond. De plaats heeft nog steeds een prominente doopsgezinde gemeente met een kerk uit 1801. Aan het einde van de 18de eeuw, toen Surhuisterveen zich al tot een plaats van betekenis had ontwikkeld, maar nog steeds bij Surhuizum hoorde, werd geschreven: ‘Onder ’t zelve behoort de buurt Zuurhuisterveen, welke uit eene groote menigte van huizen bestaat, die alle langs de Veenster vaart, in een vermaakelyke en lommerryke plaats, midden in de hooge veenen zijn gestigt, en alwaar, in ’t laatst der voorige eeuw, ook eene nieuwe Kerk is gebouwd, die door haar eigen predikant bediend wordt. Niet verre van Zuurhuisterveen liggen de buurten Kortwolde, Ophuis en eenige andere op de kaart gemeld. Voorts behoort onder Zuurhuizum een gedeelte van de buurt de Rottevalle, ruim twee uren gaans van de kerk gelegen.’ De Veenstervaart stond als een dwarsvaart haaks op de Nieuwe of Compagnonsvaart die vanaf het Kolonelsdiep en even ten westen van Augustinusga bijna recht naar het zuiden was gegraven. Aan weerszijden van de dwarsvaart vestigden zich niet alleen verveners, maar ook ambachtslieden en neringdoenden. Er groeiden vooral aan de oostelijke arm gesloten bebouwingswanden langs de Veenstervaart. In het midden van de 19de eeuw liep de vaart nog tot bij de kerk. Daar was toen al een stuk van de vaart gedempt. Enkele honderden meters liep de bebouwing langs de weg door om dan weer de Oude Vaart te ontmoeten. De Oude Vaart liep na twee bochten ongeveer parallel aan de oude waterloop van de Lauwers naar het noorden. Aan de u-bocht tussen Oude en Nieuwe Vaart is Surhuisterveen gegroeid. De westelijke arm van de Veenstervaart die bijna tot het begin van de Boelenslaan reikte, bleef tot de huidige dag los bebouwd. In 1934/’35 verloor Surhuisterveen zijn karakter als veenkoloniedorp toen de vaart in fasen werd gedempt. Scheef op de gedempte vaart werd naar het zuidoosten de brede Groningerstraat – die aan het begin Jan Binneslaan heet – aangelegd. Het pleinachtige kruispunt werd een belangrijke knoop in de verdere ontwikkelingen. Daar vragen onder meer een fraaie notabele woning met uitgebouwde middenpartij en een deftige, grote rechthoekige woning van twee bouwlagen van rond 1900 de aandacht. Het was ook de belangrijkste plek van de start van het dorp, want daar werd aan de noordzijde in 1685 de kerk gesticht, waarmee Surhuisterveen zich feitelijk losmaakte van het moederdorp Surhuizum. De kerk is een uiterst bescheiden gebouw, de plaats is haar boven het hoofd gegroeid. De zaalkerk bestaat, achter de voorkerk met een eenvoudige rondbogige toegang, uit drie traveeën die met licht spitsbogige vensters zijn geopend. Net achter de westgevel staat een houten dakruiter. Schuin tegenover de kerk en bij de ingang van de winkelstraat De Kolk heeft ‘Plaatselijk Belang’ in 1934 een dorpstoren opgericht, een ongeleed opgaande toren van gemêleerd rode baksteen met aan alle zijden uurwerken, een piramidedak en expressief gemetselde trappen en bloembakken aan de voet. Aan de Groningerstraat staat een opmerkelijke reeks dicht opeen gepakte maar toch vrijstaande burgerwoningen uit het midden van de jaren dertig. Voor de arbeiders werd ook al vroeg met zorg gebouwd. Aan weerszijden van de Van Kammenstraat bouwde Woningstichting Achtkarspelen in 1920 een aantrekkelijk complexje. De plaats breidde aanvankelijk in zuidoostelijke richting, tussen gedempte vaart en de Groningerstraat uit. Surhuisterveen groeide uit tot het winkelcentrum voor een wijde omgeving. Ook de groei van de industriële bedrijvigheid gaf alle reden om de woningbouw na de oorlog voort te zetten. Ten zuiden van de Groningerstraat en ten noorden van de Dellen en Nije Jirden zijn flinke uitbreidingswijken ontwikkeld.

De Stephanuskerk is een grote laatgotische kerk met een kloeke toren waarvan het silhouet de wijde omgeving beheerst. Op deze plaats was in 1204 al een gebouw tot parochiekerk verheven. De huidige kerk is in 1545 totstandgekomen. Het schip van zeven traveeën, geritmeerd door steunberen en een rondlopende zandstenen waterlijst, wordt driezijdig gesloten. De beren zijn in de basementen versierd met zandstenen hoekblokken. Aan de zuidzijde staan zes grote rondboogvensters; de voorkerk is op een klein rondboogvenstertje na gesloten. De noordzijde heeft zeven vensters waarvan de westelijke boven de ingang in een rechthoekig kozijn is ingekort. De vensters hebben houten ramen en roeden die waarschijnlijk niet oorspronkelijk zijn. Mogelijk zijn er stenen traceringen geweest, zoals een nis, wellicht een dichtgezet venster, in de koorsluiting laat zien. De ongelede toren is in 1608 opgetrokken van een klein formaat gele steen. Aan de zuidzijde is een traptoren met kleine vensters half uitgebouwd. Boven zitten aan elke zijde twee hoge rondbogige galmgaten. De toren heeft rond de ingesnoerde spits, met een balvormige verdikking aan de top, een ruime omgang met hek. De kerkzaal wordt inwendig gedekt door een tongewelf met trekstangen. Rondom zitten in de muurzone onder de vensters grote en diepe spaarnissen. De preekstoel met klankbord en toognissen tussen gegroefde hoekpilasters op de kuip dateert uit het midden van de 17de eeuw. Hij staat binnen een doophek met balusters en gedraaide knoppen. Ook een van de twee overhuifde herenbanken is uit die tijd; de andere is van iets later. De van natuursteen gehouwen doopvont in kubistische vormen, spreuken en symbolen is in 1985 vervaardigd. De orgelkas door de Gebr. Scheuer uit 1858 kreeg in 1919 een instrument van de N.V. Orgelfabriek P. van Dam. In het koor staat een bijzonder kabinetorgel. Het instrument is in 1800 in empirestijl voor een particulier gebouwd, in 1844 voor de Janskerk in Haarlem door B.J. Gabry voorzien van een schijnorgelfront en in 1883 in deze kerk geplaatst.

Echten is een streekdorp met een middeleeuws verleden. Het ligt langs de oude weg Lemmer- Heerenveen en vertoont verdichtingen van de bebouwing op de kruising met de Middenweg – met een reeks vroege naoorlogse woningen – en even verder met de Middenvaart. Aan de vaart vormen de eenvoudige woningen een aardige waterbuurt. Even verder naar het oosten ligt het stroomkanaal naar het aan de oever van het Tjeukemeer staande voormalige stoomgemaal dat het water in de Veenpolder van Echten op peil moest houden. Vanaf het begin van de 19de eeuw heeft in het zuidelijk gelegen, uitgestrekte Echtenerveld namelijk vervening plaatsgevonden, waarna de grond in cultuur is gebracht. Het gemaal is in 1913 naar plannen van de polderopzichter L. Lourens gebouwd in een vriendelijke vernieuwingsstijl met half gepleisterde gevels. De schoorsteenpijp is afgebroken. Echten heeft nogal wat veren moeten laten. Van het omvangrijke veengebied ten zuiden van het Tjeukemeer hoorde het Echtenerveld en dat was bijna de helft, bij Echten. Daar ontwikkelde zich de nederzetting Bantega die de status van zelfstandig dorp heeft gekregen. Aan de oostzijde heeft de buurschap Echtenerbrug het ook al tot zelfstandig dorp gebracht en is het moederdorp zelfs boven het hoofd gegroeid. Bij de kruising van Hoofdweg en stroomkanaal staat de dorpskerk. De aan de H. Lautentius gewijde kerk wordt al in 1245 in de bronnen vermeld. Het gebouw dateert uit de 13de eeuw, maar is in de tweede helft van de 17de eeuw ommetseld en voorzien van een geleding in pilasters. Zo verloor de kerk haar middeleeuwse karakter. De zaalkerk heeft een driezijdige sluiting. De slanke toren heeft enkele opmerkelijke kenmerken. In de westgevel van de toren kwam een flink roosvenster en daarboven zijn decoratief omlijste galmgaten geplaatst. Op de romp volgt een met leien beklede, achtzijdige bekroning met uurwerken en waarop de spits is geplaatst. De westelijke gevel en de toren zijn in 1879 tot stand gekomen. In de toren hangt een klok die in 1597 door Cornelis Ameroy is gegoten.

Surhuizum is een agrarisch streekdorp met een middeleeuwse oorsprong. De boerderijen staan nog steeds aan weerszijden van It Noard, Doarpstrjitte en It Súd. Boerderijen, waarvan verschillende een monumentaal karakter hebben, leiden het dorp in en uit. In het midden, in de nabijheid van de dorpskerk, is de structuur wat dichter. Daar staat karakteristieke dorpsbebouwing van enige notabele woningen uit het einde van de 19de en burgerwoningen uit de eerste helft van de 20ste eeuw. Het langgerekte dorp heeft na de oorlog rugdekking aan de oostzijde gekregen, daar zijn vooral in de jaren zestig en zeventig een flink aantal woonstraten bijgekomen. Achter deze wijk ligt de drukke doorgaande route van Buitenpost naar Surhuisterveen en verder naar Drachten. In de Middeleeuwen had Surhuizum het grootste dorpsgebied van de grietenij. Het hele gebied ten zuiden van Augustinusga, het oostelijke gedeelte van de punt van Achtkarspelen, behoorde tot Surhuizum. Aanvankelijk lag daar nog het zelfstandige dorp Kortwoude – één van de acht karspelen – maar dat was zo klein dat gezinnen de kerk niet konden blijven onderhouden. De paus gaf in 1441 de Kortwoudsters toestemming zich bij Surhuizum aan te sluiten. Even ten noorden van Surhuisterveen bestaat de buurschap nog steeds. In de loop van de 17de eeuw heeft Surhuisterveen zich van het moederdorp losgemaakt: aan het einde van die eeuw woonden er al zo veel mensen dat ze een eigen kerk stichtten. De dorpskerk van Surhuizum is in 1614 herbouwd met sloopmateriaal van de voorgangster en de koorpartij met een decoratieve poort is in 1734 nog eens uitgebreid. Toen zijn de vensters vergroot en een paar jaar later zijn er gebrandschilderde ramen van Ype Staak in geplaatst. De uit omstreeks 1300 daterende, losstaande en met een luchtbrug met de kerk verbonden toren is één van de merkwaardigste in de provincie. De forse torenromp wordt op de hoeken geschoord door vele malen versneden steunberen en met geveltopjes voorzien van boogfriezen aan alle zijden. Daarna rijst de gemetselde spits op.

De laatmiddeleeuwse Hippolytuskerk is on gewoon gesitueerd tussen de bossen van Olter terp. Zij was sinds de 18de eeuw min of meer een privékapel voor de patricische familie Van Boelens, die hier een buiten had, en de aan hen geparenteerden. De kerk is omstreeks 1500 gebouwd van gemêleerd gele en rode baksteen van groot formaat. Mogelijk is de kerk kort na de bouw naar het oosten uitgebreid, want in de noordmuur is een duidelijke bouwnaad zichtbaar. Rondom heeft het muurwerk een samengestelde tandlijst, die op enkele plaatsen is doorbroken door sluitingen van de vensters. Waarschijnlijk is de kerk eens verlaagd. De kerk wordt verlicht door smalle spitsboogvensters, aan de noord- en zuidzijde drie en in de rechte koorsluiting een klimmend stel van drie. In het midden van het schip staat aan beide zijden bovendien een breed spitsboogvenster met een bakstenen vorktracering. Alle vensters zijn voorzien van glas-in-lood. De sluitgevel wordt beëindigd met een traptop waarbij de trappen van ezelsruggen zijn voorzien. Ook de westelijke muur heeft een trapbeëindiging. De kerk is in 1912-’13 in opdracht van mevrouw B.W.T. Sandberg van Boelens op een vrijmoedige, romantische wijze gerestaureerd. In 1744 heeft de kerk een toren gekregen, ongeleed en met een ingesnoerde spits. Boven de rondbogige ingang zit een stichtingssteen van de schenkers van 500 gulden – toen een fiks bedrag – voor de torenbouw: Ayzo van Boelens en Rinske Lycklama à Nijeholt. Zij overleden in 1782 en 1750. Hun rouwborden hangen tegen de westelijke wand in de kerk. Inwendig wordt de kerk gedekt door een tongewelf met trekbalken en volledige gebintstellen. De preekstoel uit 1780 met klankbord staat tegen de noordwand. Hij heeft gesneden evangelisten op de kuippanelen en de kuip rust op een grote adelaar. Het doophek staat bij de koorsluiting; het bezit balusters in laat 18de-eeuwse Lodewijk XVI stijl. Tegenover de preekstoel staat een eenvoudige overhuifde herenbank en tegen de sluitmuur van het koor hangen ook nog twee grote rouwkassen. De kerk is eigendom van de Stichting Alde Fryske Tsjerken.

De oorspronkelijke buurschap Echtenerbrug heeft het moederdorp Echten geheel overvleugeld en wordt thans beschouwd als zelfstandig dorp. Het streekdorp strekt zich uit langs de Hoofdweg, de belangrijke, oude verbindingsweg van Lemmer naar Heerenveen die vlak voor de brug in de Pier Christiaansloot een scherpe knik maakt. Tot omstreeks 1900 was de bebouwing daar voornamelijk beperkt tot agrarische bedrijven en enkele kleine woningen, daarna is de lintbebouwing pas gevormd. Ook aan het Krompad naar het oosten stond enige verspreide bebouwing. Het pad leidde het veengebied in en is pas laat doorgetrokken tot een verbindingsweg met Weststellingwerf, met een brug over de Tsjonger. De zuidelijke oever van de Pier Christiaansloot, de brede vaart die het Tjeukemeer met de Tsjonger verbindt, had als verbindingsroute over het water al in het midden van de 19de eeuw gemengde bebouwing. Daar zijn inmiddels kaden gevormd met woningen en bedrijven die zich richten op de dienstbaarheid voor de sinds de oorlog sterk gegroeide waterrecreatie. De bebouwing langs weg en vaart is nergens monumentaal, maar langs de vaart vormt het wel een spontaan, sfeervol geheel. Enkele karakteristieke, in de breedte gebouwde burgerhuizen uit de decennia rondom 1900 vormen de hoogtepunten tussen de verder ingetogen panden. Zoals de voormalige pastorie van de hervormde kerk die in 1916 is ontworpen door architect Hendrik Kramer uit Leeuwarden. De hervormde kerk staat overigens in het moederdorp Echten. Hier staat de gereformeerde kerk, een zaalkerk met een losstaande zadeldaktoren uit de jaren zestig. Nadat de vroegste naoorlogse volkshuisvesting in de buurt van het Krompad – de Duimstraat en De Kempenaersweg – enkele fraaie rijtjes traditionalistische woningen had opgeleverd, heeft het dorp zich binnen de oksel van de knik in de Hoofdweg en de vaart, in het bijzonder met volkshuisvesting sterk uitgebreid. Recent is westelijker een nieuwe buurt tussen weg en vaart ontwikkeld.

Suwâld is een streekdorp dat in de Middeleeuwen is ontstaan op een langgerekte smalle zandrug. Weliswaar van geringe hoogte, maar die toch boven het laagveen aan weerszijden uitstak. Volgens de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 bestond het dorp uit een lange, kronkelige streek langs een deels door bomen omzoomde weg, die in noordelijke richting over Tytsjerk in verbinding stond met de Zwarteweg naar Leeuwarden. Ten zuiden van het dorp lagen de verkeersverbindingen over het water van de Wijde Ee en de Lange Meer. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1786: ‘Dit dorp is ook niet onvermaakelyk, en ligt op eene hoogte in laag land; ten Zuiden en Noorden heeft men bouwlanden, en de huizen staan in ’t geboomte, alwaar veel heiden bezemen gemaakt en naar elders verzonden worden. In ’t Westen loopt dit dorp zeer verre uit tot aan ’t Langdeel, en bevat daar het buurtje de Oude Mieden, alwaar veel vogelkooien gevonden worden. In de nabuurschap heeft men ook eenige meertjes, van welke het Louwsmeer wel het voornaamste is. … Uit de landen, aan de Oostkant en de wyde Ee gelegen, wordt veel turf gegraaven.’ Na de verveningen is het lage land in cultuur gebracht. De kerk is toegewijd aan Sint-Gregorius en dateert oorspronkelijk uit de 12de eeuw. Dat is niet te zien, want het schip van tufsteen was aan het einde van de 16de en in 1631/’32 hersteld en hij is vermoedelijk in de 19de eeuw helemaal bepleisterd. De oude toren is in 1828 ingestort en in 1889 is aan de westzijde een houten geveltoren met een bekleding met leien geplaatst. Het interieur bevat 17de-eeuwse elementen. Tegenover de kerk staat de in 1883 gebouwde, schilderachtige consistoriekamer in een decoratieve chaletstijl. Aan een bocht in de Kerkbuurt ligt de oude kern met een gevarieerde bebouwing tot eenvoudige arbeidershuisjes toe en staat de in 1864 gebouwde voormalige gereformeerde kerk. Aan het Zuiderend is een voormalig veerhuis dat door de gevelankers zijn datering prijsgeeft: 1727.

De Sint-Joriskerk lijkt weerbarstig; binnen heeft zij een verrassend warme inventaris. De bouw van de kerk is omstreeks 1200 begonnen met het westelijke gedeelte van het schip en in de 14de eeuw voortgezet met een vergroting naar het oosten. Daarna is het geheel in de 16de eeuw verhoogd en zijn de grote spitsboogvensters aangebracht. Het muurwerk, vooral van de noordzijde, heeft veel te vertellen. Tegen het oude gedeelte hebben steunberen of lisenen gezeten en er zijn vensters in verschillende formaten geweest die zijn dichtgemetseld. De ingangspartij is in 1860 in neogotische vormen aangebracht. Verder naar het oosten staan twee grote spitsboogvensters en beneden een rechthoekig spoor dat op een verdwenen kleine ingang kan wijzen. Van de koorvensters is één exemplaar vlak en zijn twee achter de dagkanten dichtgemetseld. Twee vensters verschaffen licht in het koor. Op de overgang van schip en koor is in 1709 (jaarankers) een consistorie aangebouwd. In de zuidelijke schipmuur verlichten zes grote spitsboogvensters het schip. Onder het tweede staat een gepleisterde en oker geschilderde laatgotische ingang in een geprofileerde spitsboognis. In het timpaan zit een zespuntige ster met een bloem. De in de 16de eeuw gebouwde toren heeft drie onversneden geledingen. De spits verving in 1766 een stenen exemplaar. De overwelving van het schip is verschillende keren gewijzigd; nu is er een houten tongewelf met trekstangen. Hieronder is in protestantse opstelling een fraaie, vroeg 18de-eeuwse inventaris opgesteld: lambrisering, omlijste tekstborden, de tweevoudige herenbank Idsinga waarvan de overhuivingen rusten op gewrongen omrankte zuilen, de herenbank in de koorsluiting met een door rijk ornament omgeven Tiengebodenbord en een bazuinengel ter bekroning, de gesloten mannenbanken met ionische pilasters in het achterschot en open vrouwenbanken met gesneden wangen. Het is allemaal gegroepeerd rond de in 1713 door Jaan Oenema gesneden preekstoel met getordeerde zuilen en balusters, ook bij trappaal en –hek. Tijdens recente restauratie is een belangwekkende middeleeuwse tegelvloer in de kerk aangetroffen. Het orgel is in 1868 gebouwd door L. van Dam & Zn.

Ee is een terpdorp dat al enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling is ontstaan in een landschap van zeearmen en kreken op een kwelderwal. Ee kon door de dijk langs de tot 1729 open blijvende zeearm van het Dokkumer Grootdiep geen (korte) waterontsluiting naar het zuiden krijgen. De opvaart werd dan ook gemaakt naar de noordelijk gelegen Zuider Ee langs de terp Tibma. Het radiale terpdorp raakte vrij dicht bebouwd, vanaf het centraal gelegen kerkhof met een rondgaand kerkpad tot aan de binnenzijden van de nog vrijwel complete ringweg. Een viertal smalle straatjes en paden ontsloot in dit kerngebied de vrij geconcentreerde buurtjes met kleinschalige bebouwing die vooral aan de noordwestelijke en zuidelijke zijde tamelijk dicht was en aan de oostelijke zijde iets losser. De bebouwing is vrijwel geheel op de radiale wegen en paden gericht, niet op de ringweg. Dat is vooral te merken bij de westelijke radiaalweg, die het breedste profiel heeft en waaraan enige burgerwoningen zijn gelegen. Aan de andere straatjes staat meest bescheiden bebouwing, die sinds de 18de en 19de eeuw nauwelijks meer vernieuwd is en schilderachtige beelden oplevert. Om het kerkhof is weinig ruimte en alleen tegenover de toren zijn een paar woningen op het kerkhof gericht. Gedurende de 18de eeuw kwam er geleidelijk ook enige bebouwing buiten de terp aan de oostelijke zijde tot stand. In de 19de eeuw werd het dorp verder in oostelijke richting uitgebreid tussen Uniastrjitte-Dodingawei en Achterwei- Stienfeksterwei. De van kloostermoppen gebouwde dorpskerk dateert voor een belangrijk deel uit het derde kwart van de 13de eeuw: de oostelijke partij is in de 18de en de westelijke partij met toren in de 19de eeuw vernieuwd. In de noordgevel zitten vroeg gotische vensters die gedeeltelijk zijn dichtgezet. In de consoles onder de gootlijst zijn maskers van mensen en dieren gehakt. In de kerk zijn een marmeren epitaaf voor Snelliger Meckama en negen rouwborden uit de tweede helft van de 17de eeuw te zien.

Swichum is een terpdorp dat – getuige een vondst van bronzen voorwerpen – al voor het begin van de jaartelling op een kwelderwal in een moerassige streek omstreeks 400 voor Christus ontstond. Ten noorden van de nederzetting meanderde het Ouddiep richting het westen om bij Barrahuis in de Middelzee uit te komen. Ten oosten van het dorp lagen het Wargaastermeer en het Hempensermeer die respectievelijk in 1632 en 1785 zijn drooggemalen. Swichum was over water in alle richtingen ontsloten. Vanaf de 10de eeuw zijn de landerijen ingepolderd en kwam ten noorden van Swichum een dijk langs het Ouddiep. Deze Swichumerdijk was de enige ontsluiting over land richting Barrahuis en dan over de Brédyk, naar Goutum en Leeuwarden. In 1864 kwam er een weg naar Wirdum en Wergea. De Oud Swichumerdijk verloor zijn betekenis op het gedeelte in het noorden van het dorp na. De romaanse Nicolaas en Catharinakerk is in de eerste helft van de 13de eeuw gebouwd en behoort tot de vroegste bakstenen gebouwen van Friesland. De ronde koorsluiting is omstreeks 1300 tot stand gekomen. De toren is in 1883 ommetseld. In het koor is bij de recente restauratie achter een verwijderde steunbeer een rondboogvenster aangetroffen. Toen zijn ook twee grafkelders ontdekt. De laatste zijn van de familie Aytta die eeuwenlang de geschiedenis van het kleine dorp hebben gedomineerd. De Aytta’s hadden er een state, waar nu de kop-hals-rompboerderij Ayttastate uit 1847 staat. De beroemdste telg uit het geslacht is Wigle van Aytta die als Viglius als wetenschapper en bestuursjurist in de zuidelijke Nederlanden carrière maakte en een van de belangrijkste adviseurs van Karel V en Filips II werd. Hij liet in zijn Swichum een school en een ‘godshuis’, een huis voor arme bejaarden, (1572) bouwen dat in 1913 is afgebroken. Toen is de terp, op het kerkhof na, diep afgegraven. De bebouwing uit vooral de tientallen jaren rond 1900 van enige woningen en boerderijen, staat aan de oude dijk en de nieuwere ontsluitingsweg.

De kerk staat met het koor naar het dorpscentrum gericht op een ruim kerkhof. De toren, in de 13de eeuw gebouwd van gemêleerd rode kloostermoppen, is het oudst. De oversneden torenromp heeft door zaagtandlijsten een geleding gekregen. In het onderste gedeelte staan venstersleuven; boven zijn aan twee zijden dubbele galmgaten in een segmentnis opgenomen; aan de andere zijden staan de gepaarde galmgaten in een geprofileerde rondboognis. De geveltoppen van het zadeldak kregen rondbogige spaarnissen in twee zones. Het driezijdig gesloten koor is aan het einde van de 15de eeuw gebouwd. Het heeft slanke spitsboogvensters. Recent is in de sluitmuur een vluchtdeur aangebracht. Het koor wordt, net als het schip, geschoord door eenmaal versneden beren en onder de dorpels van de vensters loopt een bakstenen waterlijst rondom. Het schip is kort na de bouw van het koor totstandgekomen. Aan beide zijden is het geopend met spitsboogvensters, waarvan de zuidelijke spitser zijn dan die aan de noordzijde. Op enkele plaatsen zitten ook kleinere vensters. Alle vensters hebben gepleisterde dagkanten die steenrood zijn geschilderd. Ze zijn voorzien van voorzetramen, waardoor de raamplastiek is verminderd. De zuidelijke ingang is vervangen door een venster met een borstwering; die in de noordmuur staat onder een segmentboog en in een geprofileerde spitsboognis. De bakstenen van koor en schip zijn rijker gemêleerd dan die van de toren. Het inwendige van schip en koor wordt gedekt door een tongewelf en trekbalken. Hieronder staat het meubilair dat grotendeels is geschilderd in grijze tonen met wit, in een traditionele protestantse opstelling. De preekstoel met klankbord en het doophek zijn in fraaie rococovormen waarschijnlijk in 1775 vervaardigd door Yge Rintjes, dé meester uit deze contreien. De panelen en hoekpenanten van de kuip kregen gesneden loofwerk met bessen. Het doophek bezit elegante balusters en siervazen. Tegenover de preekstoel staan twee herenbanken uit dezelfde tijd met rugkuiven met wapens. Het orgel is in 1814 gebouwd door J.A. Hillebrand en is in 1831 door Albertus van Gruisen uitgebreid.

Eesterga is een streekdorp van middeleeuwse oorsprong, een boerenstreek van bijna drie kilometer lang, onmiddellijk ten noorden van Lemmer. De streek gaat in het noorden ongemerkt over in Follega. Het zijn dorpen, evenals de voortzetting van Doniaga in de buurgemeente Skarsterlân (vroeger grietenij Doniawerstal), met een vergelijkbaar karakter. De boerderijen lagen aan een paardenpad dat al aan het einde van de 18de eeuw tot een rijweg was verbeterd, maar in 1843 als rijksstraatweg het steeds drukkere wegverkeer aan moest kunnen. Daarvóór was het verkeer over water veel belangrijker en daarvoor bezat het dorp de Molensloot naar de Lemsterrijn. Nu is het een slootje ten oosten van de autosnelweg A50, maar tot in het begin van de 20ste eeuw was het een belangwekkende verkeersader. De vaak monumentale boerderijen staan op onderling ruime afstand op flinke erven aan de voormalige rijksstraatweg. De ver uiteenliggende boerderijen staan, vanuit Lemmer gerekend, eerst alle aan de oost- en na anderhalve kilometer vrijwel allemaal aan de westzijde, een gevolg van de oriëntering van de erbij horende landerijen. In het zuiden is dat de vrij smalle strook van de Akkers die tot bij de Rijn liepen en in het noorden de zich tot de Groote Brekken uitstrekkende Lemster Polders. Grote laat-19deeeuwse stelpen – zoals ’t Hofstee – zijn in de meerderheid, maar er staan ook kop-rompboerderijen en nog enkele jonge gebouwen, zoals de Cornelia Hoeve, een stelp uit de jaren dertig met een uitgebouwde middenpartij voor het comfortabele wonen. In de slingerbocht bij ‘Het Hof fan Hollân’, een witgepleisterd in de breedte gebouwd huis in een groene zoom van oude bomen, ligt het kerkhof eveneens in flink geboomte verpakt. Een van doodssymboliek voorzien ijzeren hek verschaft toegang tot het vrij hooggelegen terrein. De klokkenstoel staat al vanaf het begin van de 18de eeuw op de plek waar, waarschijnlijk tot het midden van die eeuw, een kerkje heeft gestaan. Hij heeft een helmdak die een klok, in 1617 gegoten door Henricus Meurs, beschermt. De klokkenstoel is al een paar keer vernieuwd.

Teerns is een dorp dat van de geschiedenis ongelijk heeft gekregen. Oorspronkelijk hoorde het als buurt bij Goutum, maar toen het een eigen kerkgebouw kreeg, werd het een zelfstandig dorp. Nadat de kerk weer was afgebroken resteerde een kerkhof met een klokkenstoel. Maar die zijn er zelfs niet meer. Ten oosten van het kleine Teerns is nabij het drukke vaarwater de Nauwe Greuns een buurt gevormd die nog steeds bestaat en de naam van het oude dorp nog draagt. Dat Teerns is een buurt van een boerderij en een aantal huizen langs de Hempenserdyk en enkele huizen en een loods aan de Nauwe Greuns. En een brug. Richt in Hempens de kerktoren zich in alle eenvoud in hemelse richting, in Teerns ligt een ijzeren draaibrug heel aards de twee dorpen te verbinden. In een geschrift van 1463 wordt al een ‘ossenbrug’ genoemd. Bij een volgende vermelding in 1584 is sprake van een draaihout en nog later van een pontje en een schouw voor de overzet. Het meeste transport ging toen ook over het water. De Nauwe Greuns vormde de verkeersverbinding van de dorpen Hempens en Teerns met Leeuwarden. Deze vaart was zelfs de belangrijkste verkeersverbinding van Leeuwarden met het zuiden. Nu ligt er een in 1890/’91 geconstrueerde geklonken en gelaste ijzeren draaibrug met een symmetrische balans op een ronde pijler. De liggers zijn door middel van ijzeren jukconstructies met trekstangen en stelschroeven opgespannen. Aan de Teernser zijde ligt een vast bruggedeelte. De draaisteiger, een kwartrond plankier, ligt aan de andere kant van de brug. Over deze steiger is het mogelijk om met handkracht de brug open en dicht te doen. De Hempensermeer ten zuiden van Hempens en Teerns is in 1784/’85 drooggemalen. De geschiedenis heeft voor een merkwaardig contrast gezorgd. De polder is nooit weer onder water gezet, maar noordelijker is een nieuwe plas gegraven die juist naar het andere dorp is genoemd: Teernserwielen.

De kerk staat fraai op het terprestant van het schilderachtige dorp Oostrum. De zware, maar niet hoge zadeldaktoren dateert al van de 13de eeuw. De toren is eenmaal gering versneden en heeft kleine venstersleuven, kleine rondbogige galmgaten en pinakels op de geveltoppen. Het schip, opgetrokken van rode, hergebruikte baksteen, is zes traveeën diep en de muren worden geleed door, deels bij de restauratie van 1974 herstelde, eenmaal versneden steunberen. Aan de zuidzijde staat de ingang onder een segmentboog in een spitsboognis; de overige traveeën zijn door brede spitsboogvensters geopend. De noordelijke muur is blind gebleven totdat in de westelijke travee in 1823 ook zo’n venster werd ingebroken. Aan de borstwering daaronder is te zien dat hier waarschijnlijk een ingang heeft gezeten. Deze noordelijke muur vertelt meer naar het oosten, ook dat er een aanbouw heeft gezeten, getuige de hoge, brede spitsboog in het metselwerk. Op het zuidelijke dakschild liggen holle en bolle pannen, gewoonlijk aangeduid als ‘monniken en nonnen’. En op de naald van het dak staat een windvaan in de vorm van een zeilscheepje. Inwendig is de torenruimte toegankelijk door een wijde, geprofileerde rondboog. De begane grond is gedekt met een fraai kruisribgewelf. Het schip en koor hebben een houten tongewelf met trekbalken. Op de noordwand zijn tijdens genoemde restauratie 16de-eeuwse schilderingen aangetroffen met ongebruikelijke voorstellingen: drie grote en twee kleine kerken en een toren, alle van een rijzig, gotisch karakter. Naast de preekstoel is bovendien een soldaatje te ontwaren. Een onduidelijk opschrift met het jaartal 1582 geeft waarschijnlijk de datering. Op deze noordwand hangt een viertal ruitvormige rouwborden uit 1645 voor leden van de familie Eelcama. Ze hangen boven de zogeheten Mellemabank met wapens in het rugschot. De preekstoel uit 1768, toen de psalmborden ook werden gemaakt, staat in de koorsluiting en bezit op de kuippanelen gesneden loofwerk en personificaties van Geloof, Hoop en Liefde, gesneden door Dirk Embderveld. Het orgel is afkomstig uit Heiligerlee en is hier in 1963 geplaatst. De kerk is eigendom van de Stichting Alde Fryske Tsjerken.

Elahuizen is een van de vier dorpen van de streek Noordwolde, waar de oorspronkelijke grietenijnaam ‘Hemelumer Olderphaert en Noordwolde’ op wees. Het is een laag gebied en nadat het zuidelijke deel in 1835 bedijkt was, kon in de Groote Noordwolder Veenpolder turf worden gewonnen. De hele streek is in 1984 bij Gaasterlân-Sleat gevoegd. Het streekdorp Elahuizen bestaat uit het voormalige zelfstandige dorp Nijega, dat aan de zuidwestelijke zijde het dichtst bebouwde gedeelte vormt en het voorheen dunbevolkte streekdorp Elahuizen, het meer open noordoostelijke gedeelte met verspreide bebouwing tegen de zuidelijke oever van De Fluessen. Beide dorpen hadden vroeger een kerk, maar die van het oude Elahuizen is reeds voor 1800 afgebroken, nadat zij al eens was verplaatst om te wijken voor het oprukkende water van de Fluessen. Helemaal in het noorden bij de bocht tussen De Hop en Trophorne, een buurt van enkele boerderijen, heet het nog steeds het Oud Kerkhof. Maar zelfs de klokkenstoel die er in de 19de eeuw heeft gestaan, is niet meer te vinden. De vloed van 1825 heeft veel oude bebouwing vernield. De zuivelfabriek werd tussen de twee dorpen in gesticht, een buurt waar nu rond een binnenhaven de voorzieningen voor de waterrecreanten zijn geconcentreerd. Tegenover boerderij ‘Marsicht’ is de havenkom omringd door vriendelijke houten recreatiewoningen. Verder noordoostwaarts zijn op de fraaie route langs de Fluessen weer monumentale boerderijen te vinden. De dorpskerk (van het vroegere Nijega) staat helemaal in het westen op de hoek bij de Nijegaastervaart die de grens vormt van de Van der Weayenspolder en de Groote Noordwolder Veenpolder. Het is een vriendelijk zaalkerkje met een driezijdige sluiting uit 1865 en een neoclassicistische ingangspartij van pilasters en een fronton. Op de naar het zuiden gerichte voorgevel staat een elegant, houten torentje met een ingesnoerde naaldspits, waarin een klok hangt uit 1320. Ten noordoosten van de kerk sluit een vriendelijke dorpsstraat aan met voornamelijk burgerhuizen uit de periode van omstreeks 1900.

Ter Idzard is een lang streekdorp dat in de Middeleeuwen is ontstaan in de streek van Weststellingwerf waar de Tsjonger in het noorden en de Linde in het zuiden het dichtst bij elkaar komen. In de drie kilometer lange streek met losse bebouwing staat ongeveer in het midden een concentratie van gebouwen – vanouds De Bult geheten – waar ook het dorpshuis (met deze naam) en enkele bedrijfsgebouwen deel van uitmaken. De grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 laat zien dat de doorgaande weg – nu de Idzerdaweg – lommerrijk is en dat ten zuiden enkele bospercelen liggen. Vooral in het oosten van het dorpsgebied liggen ze en helemaal in de oostelijke flank stond de Idzerdastins. Op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 staat die aangegeven, maar op die van Eekhoff uit 1850 staat de stins als voormalig vermeld. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 vermeld: ‘een zeer vermaaklyk Dorp … aan den rydweg van Olde Holtwolde naar Olde Berkoop, heeft eene Kerk zonder toren, hangende de Klok, als die van Nye Holtwolde, in een houten Klokhuis. … Dit Dorp heeft ongetwyffeld zynen naam gegeeven aan het geslagt van Idzerda, het welk hier, ten tyde der troebelen, een sterk stins heeft gehad, in het Noordoosten des Dorps. … Het oude Stins vervallen zynde, is daar voor, by onzen tyd, een ander huis, wel van minder omtrek, doch in eenen meer hedendaagschen smaak, opgebouwd door de Familie van Ter Wisga. … De Zuidelyke landen deezes Dorps zyn bouwlanden, … terwyl de Noordelyke, laag en veenlanden zyn, die tot aan de Kuinder … loopen.’ De kerk is gewijd aan Sint-Bonifatius en dateert van omstreeks 1500 en heeft ongetwijfeld een voorganger gehad. Lange tijd is zij torenloos gebleven maar in 1903 kwam er een nieuwe westgevel met geveltoren, waarin de klok kon worden gehangen. Het interieur bevat een drietal gepolychromeerde, zandstenen epitafen van de familie Idzerda uit 1531, 1603 en 1620, alle in varianten van de renaissancestijl.

Deze belangwekkende kerk is ondanks wijzigingen en een reconstruerende restauratie in 1921 een goed voorbeeld van rijke romaanse bouwkunst. De kerk is in het begin van de 12de eeuw van tufsteen gebouwd. Zij vertoont in de gevels twee zones. De onderste bestaat steeds uit twee rondbogige spaarvelden tussen lisenen. Daarboven bevindt zich een doorlopend verdiept register onder een rondboogfries. Daarin zijn aan de noordzijde volgens gevonden sporen bij de restauratie de kleine rondboogvensters hersteld. Ook de westelijke gevel vertoont deze fraaie geleding. In de noordmuur is de gotische, met rode baksteen gedichte ingang in een spitsboognis gehandhaafd. In de zuidmuur zijn de grote gotische, rondbogige vensters gehandhaafd, maar in het tufstenen sierwerk zitten ook nog een romaans venster en de gotische ingang. De kerk is in de 14de eeuw met een rechtgesloten koor verlengd, zuidelijk van baksteen, noordelijk met hergebruikte tufsteen. Daarin staan grote vensters. De sluitmuur van het koor is in 1599 vervangen. Ook hierin staan grote rondboogvensters. De romaanse toren is in het midden van de 13de eeuw van baksteen met een tufstenen bekleding gebouwd. De tufstenen spits is in 1888 door een bakstenen tentdak vervangen. De toren heeft inwendig herinneringen aan gewelven en een houten blok voor gevangenen. Het interieur wordt gedekt door een in 1921 aangebracht tongewelf, waarop J. Por decoratieve art déco schilderingen aanbracht (zie ook Aduard). Het traditioneel aandoende meubilair en lambrisering zijn tijdens de restauratie geplaatst. De preekstoel met klankbord dateert wel uit de 17de eeuw; de kuip is versierd met gegroefde hoekzuilen en toogpanelen. De hier tegenoverstaande herenbank van de Haersma’s dateert nog uit de 17de eeuw. In de vensters zitten gebrandschilderde glazen die in 1717 zijn vervaardigd door Hendrick Busch, Douwe Feenstra en Pibe Harmens. Ze tonen wapens van bestuurscolleges en leden van het Haersma-geslacht. Deze familie liet ook het elftal rouwkassen in de kerk na. Ze domineren de kerkruimte sterk. Het orgel is in 1875 gebouwd door L. van Dam & Zn. en in 1922 uitgebreid door Bakker & Timmenga.

Elsloo is een streekdorp van hoge ouderdom dat zich heeft ontwikkeld langs de noord-zuid gerichte Binnenweg, thans Hoofdweg en Peperstraat geheten, en de Buitenweg die er ten westen langs loopt en waarlangs de trambaan werd gelegd. De ruimte tussen de nagenoeg parallel lopende streken is lang onbebouwd gebleven. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 vermeld: ‘De Kerk staat hier tusschen twee rydwegen, die ter wederzyden van dezelve doorloopen en met huizen bebouwd zyn. Onder dit Dorp liggen eenige buurtjes en plaatsen van naam; als vry verre in ’t Noorden Tronde, op eene hoogte in ’t geboomte en in de Bouwlanden gelegen, alwaar de Linde haaren oorsprong neemt …. In ’t Zuidwest ligt het buurtje Zuidhorn; ook vond men hier eertyds, de Stamhuizen van Frankena en Portinga.’ Tronde is nog steeds een echte buurschap van ongeveer acht boerderijen met de kern van een es die ten noorden van Elsloo ligt. Maar Zuidhorn dat ten zuiden van het dorp tegen de Drentse grens ligt, bestaat nu uit niet meer dan een paar gebouwen. Aan de Hoofdweg stond daar op de grens een zuivelfabriek (1886/’87). Frankena en Poortinga zullen niet meer dan flinke boerderijen zijn geweest: ze staan op de kaart van Ooststellingwerf in de atlas van Eekhoff uit 1849 aangegeven. Waar de Binnenweg en Buitenweg elkaar in het zuiden ontmoeten staat de kerk. Zij is in 1913 in de plaats gekomen van de uit 1632 daterende oude kerk. De kerk bestaat uit een kerkzaal en een rechtgesloten koor in een vrij zakelijke stijl met elementen in vernieuwingsstijl. De consistoriekamer is uitgebouwd en op het niet georiënteerde front staat een dakruiter. Achter de kerk rijst op het ruime kerkhof een dubbele houten klokkenstoel met een schilddak op die een klok uit de 15de eeuw en één uit 1953 draagt. Na de oorlog is de nieuwbouw in de tot dan onbebouwde ruimte tussen de twee hoofdwegen aan enkele hoven ter weerszijden van de Eikenhorst totstandgekomen.

Terband is een streekdorp dat deel uitmaakt van de dorpenreeks – van west naar oost – Terband, Luinjeberd, Tjalleberd en Gersloot, die De Streek van het oude Aengwirden vormen. Ze zijn met het noordoostelijke gedeelte van Heerenveen in 1936 bij Schoterland gevoegd om de gemeente Heerenveen te vormen. Terband ligt het dichtst bij het grote Heerenveen, waarvan het noordoosten tot de herindeling met Crackstate en de rechtbank onder Terband viel. Dat is zelfs nog te merken aan vroege volkshuisvesting in het noorden van Heerenveen waar de huizen in de Pastoriestraat en omgeving, in 1918 en 1920 ontworpen door de gemeentearchitect van Aengwirden K.R. Post, een dorpse sfeer uitstralen. Ook hoorde de vrij goed bewoonde streek Spitsendijk ten noorden van Terband tot het dorp, evenals in het westen het gebied tussen Nieuwebrug in het noorden en Terbandsterschans in het zuiden, waar tijdens de Tachtigjarige Oorlog een verdedigingsschans heeft gelegen. Eerder stond in het dorpsgebied het klooster Mariënbosch. Het in het midden van de 19de eeuw verschenen Aardrijkskundig Woordenboek van Van der Aa meldde: ‘De oude kerk, welke vóór de reformatie, aan de H. Catharina was toegewijd, werd voor de fraaiste van de geheele grietenij gehouden. Deze, bouwvallig geworden zijnde, is echter, in het jaar 1845, door eene nieuwe vervangen, welke, naar het vernuftig ontwerp van den Heer T. Romein, Architect der stad Leeuwarden, gebouwd, den 21 Augustus van dat jaar is ingewijd.’ De oude kapel zou uit 1315 dateren en het nieuwe gebouw wordt door het zuivere en evenwichtige neoclassicisme hoog gewaardeerd. De kerk staat niet zonder effect op een fraai, ruim kerkhof. Ook bij Terband is het land af- en uitgeveend, eerst ten zuiden van de Aengwirderweg de hoge venen en daarna op grootschalige wijze de lage venen ten noorden van de weg. Omstreeks 1850 was het gebeurd en hadden de verveningen een waterig onland achtergelaten waartussen De Streek als een rafelige kade resteerde. Ook hier zijn de landen ingepolderd en in cultuur gebracht.

Het kerkhof van de kerk van Oudwoude is door een boomzoom van de doorgaande weg afgeschermd. De laatgotische kerk is in de 15de eeuw gebouwd van afbraakmateriaal van de voorgangster. Het zes traveeën diepe kerklichaam heeft met eenmaal versneden steunberen en grote spitsboogvensters het kenmerkende metrum van de gotiek. Aan de noordzijde staat in de westelijke travee een dichtgemetselde ingang onder een segmentboog in een spitsbogige nis. In de overigens blinde noordmuur staat in de vierde travee een ingekort spitsboogvenster. De driezijdige sluiting heeft grote spitsboogvensters, waarvan de middelste ook is ingekort. De zuidelijke muur laat de gotiek in volle omvang zien. De westelijke travee bevat de nog steeds gebruikte ingang. Deze is segmentvormig gesloten en staat in een rijk geprofileerde spitsbogige nis en in een door profielsteen rechthoekig omkaderde, gepleisterde nis. Wellicht is dit een niet te repareren herinnering aan de periode (1880-1965) dat de hele kerk was gepleisterd. De toren is in de periode 1689-’94 afgebroken en het afbraakmateriaal is voor 37 gulden en 10 stuivers verkocht. Toen is de volledig gesloten en vlakke westelijke gevel totstandgekomen. Omstreeks 1880 is achter de westelijke gevel een vrij gedrukte houten dakruiter met ingesnoerd spitsje op het dak geplaatst. Het interieur wordt gedekt door een vlak balkenplafond. Onder de vensters laat het muurwerk op onregelmatige plaatsen diepe spaarnissen zien. Tegen de noordwand geplaatste grote gebeeldhouwde rouwkassen beheersen de ruimte. Ze dateren uit de periode 1675 tot 1783 en gedenken, net als de twee ruitvormige rouwborden, leden van de families die op Fogelsanghstate in het nabijgelegen (kerkloze) Veenklooster resideerden. Op het kerkhof zijn dan ook grafkelders voor de families van Heemstra en Van Limburg Stirum. In de koorsluiting staat een eenvoudige (helaas grijs geschilderde) grote, overhuifde herenbank met Toscaanse zuilen. De eenvoudige preekstoel met klankbord en kussenpanelen op de kuip dateert uit de 18de eeuw. Het orgel is in 1856 gebouwd door L. van Dam en Zn. uit Leeuwarden.

Engwier is een agrarische nederzetting midden in de Polder de Weeren tussen Wons en Makkum. Het heeft de status van dorp eeuwenlang gehad, zonder dat ooit sprake is geweest van een kom of een streek. In het landschap ligt wel het spoor van de ‘wier’ of terp, waaraan het een deel van de naam heeft te danken. Zelfs nog een tweede terp, een huisterp waarop een van de boerderijen is gelegen. De nederzetting was met Wons verbonden door een pad met een tille over de Melkvaart. In de Middeleeuwen had het toen ook al kleine dorp een eigen kerk en pastoor, die 39 pondematen land in gebruik had. Het plaatsje heette in de Middeleeuwen Abbingheweer, dat later ingekrompen is tot Engwier. Na de Reformatie bleef het een zelfstandig dorp en had het ook eigen kerkvoogden. Maar zelden werd er een dienst gehouden. In de atlas van Eekhoff uit het midden van de 19de eeuw is het kaartbeeld van Engwier nauwelijks anders dan nu: tussen de boerderijen staat inderdaad de kerk ingetekend en ook de oude naam staat aangegeven: Abbingawier. In 1868 stortte de toren in en ook een deel van de westelijke muur. In 1882 is er een nieuwe kerk gebouwd. In heel Engwier woonde toen slechts één hervormde huishouding. Het hoofd van dit gezin was vanzelfsprekend kerkvoogd. Hij benoemde twee mannen van Wons tot mede-kerkvoogd en die drie besloten tot nieuwbouw. In 1902, 20 jaar later, is dit kerkje weer afgebroken. In 1956 woonden in Engwier drie veeboeren en een kippenboer met hun gezinnen. Toen was het al geen dorp meer, want het is in 1949 door het gemeentebestuur bij Makkum gevoegd. Toch is Engwier net meer dan een kleine verzameling boerderijen, want op de plaats waar de kerk voor de weinige inwoners stond, ligt nog steeds de kleine, door bomen omzoomde terp met kerkhof. Zolang daar deze geschiedenis wordt gerespecteerd, verdient Engwier het respect als dorp te worden behandeld.

Terherne is een oud waterdorp op een zandopduiking bij de oostelijke hoek van het Sneekermeer. Het ligt eigenlijk op een eiland tussen dit meer en het Terhornstermeer en de Terhornster- en Terkaplester Poelen. De nederzetting is gegroeid bij de oude Slachtedijk die ten zuiden van de Nieuwe Wetering lag. ‘De Buurt is geheel zonder order aangelegd, hoewel taamlijk groot’, werd aan het einde van de 18de eeuw geschreven en nog heeft het dorp een verrassende structuur. In het noorden ligt, in een gebied waar zich de afgelopen decennia watersportbedrijven hebben gevestigd, een grote ophaalbrug over de nieuw gegraven Nieuwe Zandsloot. Dichter naar de dorpskern ligt de weer herstelde flapbrug naar oud model over de Zandsloot, waar aan De Stripe kleinschalige bebouwing ligt. Daarna meandert het Koailân en de Gravinneweg, de doorgaande weg richting Joure, door het dorp. De Syl leidt naar recreatiegebieden aan de oever van het Sneekermeer. Nabij deze hoek rijst de vermaning van de doopsgezinden op, een in wezen eenvoudige zaalkerk met een bijzonder sierlijk front, in 1864 ontworpen door de Sneker architect A. Breunissen Troost. De voorgevel wordt verlevendigd door penanten, kolommen en pinakels in metselwerk en pleister en het voorterrein wordt omvat door een fraai smeedijzeren hek. Aan de andere zijde maken de Buorren een lus door het dorp. Daar stond de middeleeuwse kerk met een toren met zadeldak, die was gewijd aan de Heilige Laurens. Het gebouw is in 1874 afgebroken om op dezelfde plaats ruimte te scheppen voor een nieuw kerkgebouw naar ontwerp van de Leeuwarder architect J.I. Douma. Het is een veel eenvoudiger kerkgebouw dan dat van de doopsgezinden, maar het is wel voorzien van een toren met een naaldspits. Aan de Buorren, maar ook elders, staan grote dorpswoningen van het notabele type, maar ook de kloeke herberg de Zevenwouden, een afgeblokt gepleisterd pand van twee bouwlagen. De eerste naoorlogse uitbreiding vond naar het zuiden plaats, de recente tussen de Zandsloot en de Nieuwe Zandsloot.

In dit streekdorp staat de kerk op een verhoogd, niet al te ruim kerkhof, alsof het een terp is. Aan de straatzijde staat half verstopt onder een grote treurbeuk een fraai en in verhouding groot hek in neoclassicistische stijl dat in de bovenregel van het dubbele zwaaihek is gedateerd: Anno 1857. Het heeft penanten van gebundelde fasces met vierzijdige hellebaarden in top. Het front, de westelijke gevel van de kerk met de forse geveltoren, kwam in 1802 tot stand, maar het kerkschip met driezijdige koorsluiting is veel ouder. Het is een van de weinige kerken uit de wijde omgeving die gebouwd is van middeleeuwse moppen. Bij de restauratie in 2002 bleek dat de in 1877 aangebrachte beklamping met kleine steen los ging laten en dat zich hierachter zorgvuldig gemetseld ouder muurwerk bevond. Dit in het midden van de 17de eeuw geheel vlak – zonder steunberen of penanten – verwerkte muurwerk is weer in het zicht gebracht. Het vrij korte schip is regelmatig gemetseld van gemêleerd rode kloostermoppen en is aan de zuidzijde geopend met twee rondboogvensters. In de zuid- en noordoostelijke sluitmuur staan vensters van een kleiner formaat en in de noordelijke muur staan opnieuw twee rondboogvensters. Het front van de kerk is van een klein formaat steen opgetrokken. Het midden met een diep geplaatste ingang en daarboven een cirkelvormig venster springt even voor de boven het dak uitrijzende houten en met lood beklede toren uit. Deze bevat galmgaten en wordt door een ingesnoerde spits bekroond. Inwendig is bij de restauratie het houten tongewelf dat boven een schrootjesplafond zat weer tevoorschijn gehaald. Binnen het doophek met balusters en gedraaide knoppen staat tegen de oostelijke wand de preekstoel met klankbord, die uit 1802 dateert maar oudere onderdelen heeft. Er zitten gesneden festoenen op de kuippanelen. Op de westelijke galerij op gietijzeren zuilen en met een elegant gebogen balustrade staat het in 1880 door L. van Dam & Zn. gebouwde orgel. Hierachter zit een curieuze zon in reliëf met een wijzerplaat die geen wijzers heeft.

Engwierum is een terpdorp dat in de vroege Middeleeuwen is ontstaan op een kwelderwal op een hoek land dat omringd was door de Lauwerszee en de monding van de diep in het land dringende slenk die als Dokkumer Grootdiep lang een open verbinding met zee voor Dokkum zou zijn. Ten zuiden van het niet al te hoge terpdorp zijn belangrijke, waarschijnlijk 12de-eeuwse restanten van de zeedijk in het landschap te herkennen. Ten zuiden van Engwierum is in dit Grootdiep in 1857 een grote meander rechtgetrokken. Engwierum is ontwikkeld op een rechthoekige terp met eveneens rechthoekige verkaveling, waarop de kerk aan de westzijde is geplaatst. De bebouwing staat langs de later tot doorgaande rijweg van Dokkum naar de Dokkumernieuwezijlen verbeterde Dodingawei. Vooral aan de Tsjerkebuorren en de haaks daarop staande Buorren is heel duidelijk het profiel van de terp te merken. Tussen deze hoofdstraten liggen nog enkele dwarspaden met bebouwing. Na de oorlog is het dorp vanaf het Roster verder in zuidoostelijke richting uitgebreid. Ten oosten van het dorp is langs de doorgaande weg en onmiddellijk achter de oude zeedijk ook al vrij vroeg een losse lintbebouwing ontstaan. Van het eenvoudige zaalkerkje is niet zeker of het in 1746 geheel vernieuwd is of met een nieuwe baksteenhuid beklampt. Het gebouw heeft een driezijdige sluiting. De naar verhouding stoere maar lage toren dateert uit de 13de eeuw, is in de 14de of 15de eeuw enigszins verhoogd en in 1746 voorzien van een zadeldak. De rondbogige ingang is door gebeeldhouwde natuursteenblokken omvat. De vensters bezitten lattenroosters, die nu zeldzaam zijn geworden. Wellicht hebben ze het zo lang volgehouden omdat ze twee gebrandschilderde vensters met de wapens van Oranje en van de provincie, geflankeerd door allegorische vrouwenfiguren, in 1746 vervaardigd door Jurjen Staak, moeten beschermen. Bovendien bezit de kerk een barokke preekstoel met gebogen kuip. Ten westen liggen de Dokkumernieuwezijlen, een sluizencomplex uit 1729 waarbij een schilderachtige buurt is gegroeid. Er is een gedenkobelisk opgericht.

Terkaple is een vaartdorp dat in de Middeleeuwen is ontstaan. Het is een van de dorpen in de Lege Wâlden, de lage waterstreek ten zuidoosten van het Sneekermeer met zijn poelen. Het was tot in de 19de eeuw uitsluitend over water te bereiken. Op de grietenijkaart in de atlas van Eekhoff (1849) staat een pad uit de richting Joure naar Terhorne gestippeld aangegeven, met een overzet op de plaats waar nu de Herenzijl ligt, maar dat was alleen voor licht lokaal verkeer te gebruiken. Op zowel de kaarten van 1718 als die van 1849 blijkt het een kleine agrarische nederzetting met een kerk en de Oenemastins. In 1788 stond in de Tegenwoordige Staat van Friesland: ‘dit Dorp heeft eene Kerk, maar geen’ toren; by de Kerk staan eenige verstrooide huizen, en ten Noordwesten van dezelve stond weleer Oenema Stins, ’t welk in den aanvang deezer eeuw nog in zyne Hovingen en Cingels lag, … schoon van zyn voorig aanzien ganschelyk beroofd. … Dit Dorp … is voorts niet onaangenaam, wegens de zeer naby gelegen vischryke Kappelster Poelen.’ Het kerkje is in 1854 gebouwd ter vervanging van een ouder bedehuis dat van gewelfschilderingen was voorzien. De kerk heeft een driezijdig gesloten koor en een kleine geveltoren die bekroond wordt door een elegant, opengewerkt koepeltje. In de kerk liggen twee belangrijke Oenema/Roorda-zerken in renaissancestijl, een decoratieve door Pieter Dirxsz. (1570) en een portretzerk (1610) door Jacob Lous. Op de plaats van de Oenemastins staat een boerderij met een wapensteen van de Oenema’s en in de keukenkamer een grote renaissance schouw. In de omgeving van de kerk, met pastorie, staat een reeks boerderijen. Zuidelijker ligt een ophaalbrug over de vrij brede Heremavaart en daarna staat opnieuw een in de 19de eeuw gegroeide streek van burger- en arbeiderswoningen aan deze sloot. De beide zijden van de weg richting Akmarijp zijn vervolgens ook bebouwd geraakt en daar kwam een tweeklassig schooltje tot stand. Terkaple is een dorp met twee kernen.

Op de terp van Paesens is omstreeks 1200 de bakstenen kerk gebouwd. Een laat-romaans bouwwerk waar in later tijd verschillende keren een en ander aan is veranderd. Het schip is niet geheel rechthoekig. Aan de koorzijde is het iets smaller dan aan de westzijde. De iets inspringende koorsluiting is halfrond gesloten. In het muurwerk van rode kloostermoppen zijn niet veel sporen uit de romaanse periode te zien. In de noordelijke gevel staat in het midden een rondbogig spoor van een dichtgemetselde ingang en ook aan de zuidzijde is wat meer naar het westen zo’n spoor, maar dan spitsbogig, te zien. De twee boven elkaar staande rondboogvensters in het westelijke vak van de noordmuur lijken romaans, maar zijn zeker van later tijd. Verder zijn in deze muur merkwaardige rechthoekige, staande vensters ingebroken. In de westelijke partij die gelijk met de torenvernieuwing werd aangebouwd zit in de zuidgevel de met pilasters en kapitelen omlijste ingangspartij. Aan weerszijden staan rondboogvensters die niet uit de romaanse tijd zijn. Even verderop zit wel een duidelijk spoor van een dichtgemetseld romaans venster. De andere vensters zijn weer van later datum. In de iets inspringende halfronde koorsluiting staan aan de zijkanten kleine, licht spitsbogige vensters die wel origineel zullen zijn. De oude zadeldaktoren werd in 1792 vervangen door een westelijke partij met in het midden een risaliet ter ondersteuning van de geveltoren. Op een klein rond venster na is deze gevel gesloten. De houten geveltoren is bekleed met leien en heeft een ingesnoerde spits. Het interieur wordt gedekt door een tongewelf en daaronder staat meubilair dat in een lichte oker houtimitatie is geschilderd: lindehout. De preekstoel in de koorsluiting wordt geflankeerd door banken voor de kerkbestuurders. Aan het overigens eenvoudige 19de-eeuwse meubel hebben de kuip, het rugschot en het klankbord rijk bewerkte kroonlijsten gekregen. Het orgel is in 1908 overgenomen van de r.k. Sint-Laurenskerk in Haarlem. Het instrument is in 1758 gebouwd door J.Th. Gilman en heeft een kas in elegante rococostijl.

Exmorra is een terpdorp dat oorspronkelijk grotendeels werd omringd door vaarten, plassen en meren. Onder andere door het onmiddellijk ten westen aan de dorpskom grenzende kleine Kerkmeer en de verder westelijk van het dorp gelegen grote Koude of Makkumermeer. De binnenvisserij schijnt er dan ook te hebben gebloeid. De meren en plassen zijn drooggemalen en van de vaarten bestaat alleen nog het Exmorra vaartje dat van het noorden van het dorp naar de Makkumervaart loopt. Buiten de terp met de kerk heeft het dorp zich ontwikkeld langs de wegen en paden die het dorp met de omgeving verbinden. Naar het oosten met Bolsward, naar het zuidwesten met Allingawier en verder Makkum en naar het noorden met de Exmorrazijl, waar een klein buurtje is ontstaan, en verder naar Schraard. Van de streekjes langs de wegen is vooral die naar het noorden monumentaal. Daar staat aan de oostzijde een korte streek met de gereformeerde kerk en aan de andere zijde een lange reeks van eenvoudige, onderling verwante dorpshuizen van de kenmerkende Friese drielingen, gele steentjes, die een prachtig ritme opleveren. De oude dorpskerk ligt zuidelijker en iets achter de streekbebouwing. De kerk met zadeldaktoren dateert uit de eerste helft van de 13de eeuw. Bij de restauratie in 1963/’66 kwamen achter de pleisterlaag sporen van romaanse vensters tevoorschijn. Ze zijn in de noordmuur hersteld. Het koor bezit smalle spitsboogvensters. De kerk heeft sierlijk metselwerk van rood en geel baksteenmateriaal. De westelijke muur en toren zijn na een ramp herbouwd. In 1836 is de toren namelijk door een windhoos vernield. Het dorp maakt deel uit van de Aldfaers Erf route, waarvan hier het Fries Landbouwmuseum, het dorpsschooltje annex grutterswinkel en het Jan Aukeshûske met een tentoonstelling over nuttige handwerken en een dorpsschoenmakerij kunnen worden bezocht. Het dorp heeft in de naoorlogse periode een bescheiden uitbreiding van enkele straten en hoven gekregen. Die is aan de westzijde en tamelijk diep gelegen, waarschijnlijk op de plaats van het voormalige Kerkmeer.

Ternaard is een komdorp waarvan de oorsprong nog niet bevredigend is verklaard. Er zijn in de Middeleeuwen terpen geweest, maar dat waren mogelijk slechts huisterpen. Het kerkhof lijkt zich nauwelijks boven het maaiveld te verheffen. Wel lag Ternaard op een strategische samenkomst van vaarten en wegen. Naar het zuiden toe de Ternaardervaart die voorbij Hantum voortgezet wordt als Hantumervaart naar Dokkum. Naar het oosten met een vaart richting Wierum en Nes. In de door kaarten en beschrijvingen gedocumenteerde tijd is Ternaard al een flink dorp en de geschiedenis van de nederzetting zal stellig verder teruggaan dan de late Middeleeuwen, wat wel is beweerd. Aan de randen en in de omgeving van Ternaard hebben belangrijke adellijke huizen gestaan. Aan de oostkant het eenvoudige Aylvastate en in het zuiden het grote Herweystate. Ze zijn beide gesloopt. Op het terrein van de laatste is in 1901 het station van de lokaalspoorweg gebouwd. De grote gotische dorpskerk dateert uit het tweede kwart van de 16de eeuw. De toren met ingesnoerde spits is in 1871 gebouwd in de voor die tijd decoratieve eclectische stijl. De kerk is eenbeukig en heeft een vijfzijdige koorsluiting en is geleed door steunberen aan weerszijden van gevelvakken met grote, licht spitsbogige vensters. De kerk bezit een gaaf midden 17de-eeuws interieur met een lambrisering, een preekstoel met doophek voorzien van een fraaie koperen doopboog, een drievoudige herenbank van de familie Aylva en een avondmaalstafel met bijbehorende banken. De eenvoudige doopsgezinde kerk uit 1850 bezit een klein geveltorentje. De gereformeerde kerk is uit 1921 en een kenmerkend bouwwerk van de in deze streken actieve architect Ane Nauta. Schuin tegenover de kerk is in 1865/’66 het raadhuis van Westdongeradeel gebouwd. Een gebouw van eenvoudige deftigheid met een voor het souterrain gebouwde bordestrap naar de omlijste ingang van de beletage. Ten westen van de kerk zit in een huis een grote gevelsteen met de plattegrond en het profiel van een vestingstad, mogelijk Rijssel (Lille).

Kerk en toren, in de middeleeuwen gewijd aan Johannes de Doper zijn als vroeg-gotisch ensemble in de 13de eeuw op een terpachtig kerkhof totstandgekomen. Bij de ingang van het kerkhof staat een gietijzeren hek met de vermaning ‘Gedenk te sterven’, geflankeerd door penanten met doodssymboliek: een schedel met knekels, een gevleugelde zandloper, gekruiste seizen, de slang die zichzelf in de staart bijt en gekruiste neerwaarts gerichte fakkels. De kloeke toren is een baken voor de wijde omgeving. De kerk is van gele kloostermoppen gebouwd, de toren van rode. De noordmuur van het schip met vier rondboog-vensters laat dit bouwmateriaal nog in grote mate zien, al zitten boven in de muur wel reparaties met kleine gele steen. De zuidelijke muur is sterker gerepareerd; de muurdammen tussen de vier rondboogvensters zijn nog velden moppen blijven zitten, maar verder is vrij veel kleine gele steen te zien. Aan de westzijde staat de ingang, een dubbele deur in een rechthoekig kozijn, waarboven een klein rondboogvenster zit. Naast de deur is een zonnewijzer aangebracht. Het vijfzijdig gesloten koor heeft flinke rondboog-vensters en op de hoeken staan eenmaal versneden steunberen. De zware zadeldaktoren heeft geen westingang, maar aan die zijde is een spitsboogvenster achter de dagkanten met contrastrijke gele steentjes tot een nis dichtgemetseld. Ongeveer in het midden is wel weer een klein spitsboogvenster aangebracht en hoger staat nog zo’n venster zelfstandig in deze gevel. De toren bezit nog een paar openingen en op de zuidwestelijke hoek zijn tussen de rode baksteen op zeker vier plaatsen nauwelijks opvallende platen roze Bremer zandsteen verwerkt. West en oost hebben twee en noord en zuid drie rondbogige galmgaten. Er hangt een luidklok die in 1402 door Hermanus is gegoten. Het inwendige van de zaalkerk wordt gedekt door een houten tongewelf met trekstangen. De niet zeer oude preekstoel met klankbord heeft gewelfde hoekpilasters op de kuip die door een kandelabervormige voet wordt gedragen. Het orgel op de westgalerij is in 1907 gebouwd door Mart Vermeulen uit Woerden.

Ezumazijl is een buurschap die eigenlijk bij het dorp Anjum hoort. Bij de sluis en het veel later gebouwde gemaal is een buurschap met een zelfstandig karakter gegroeid. Vooral aan de noordelijke zijde van de brede monding van de Zuider Ee staan, tamelijk ruim op grote kavels grond de eenvoudige huizen verspreid. Aan de noordwestzijde van de watermonding staat nog een boerderij. De uitwaterings- en keersluis is hier in 1671/’72 gelegd om het water uit de Zuider Ee in de Lauwerszee te spuien. Er zal sinds de bedijking van deze kust in de 11de eeuw al een sluis in de mond van de belangrijke Zuider Ee, ooit een zeeslenk, hebben gelegen. De vroegste melding van Ezumazijl is in het begin van de 15de eeuw. De sluis is in 1745 hersteld en in 1931 vernieuwd. De polderopzichter W.D. Booijenga van het Waterschap Oost- en Westdongeradeel had bij de laatste werkzaamheden de leiding. Alles werd toen vernieuwd, ook het hoog staande contributiehuisje. Om de waterlossing te verbeteren is toen bovendien het gemaal gebouwd. De ijzeren ophaalbrug is in 1901 geslagen. Dit alles ligt achter de hoge, voormalige zeedijk die secundair werd toen de Lauwerszee in 1969 werd afgesloten. Daarmee heeft de sluis nog niet afgedaan en de sluisdeuren zijn in 1992 dan ook vernieuwd. Laag ligt de sluiskolk met het binnenhoofd van de sluis. Het elektrisch gemaal de ‘Dongerdielen’ is een ingetogen en met zorg vormgegeven gebouw. Het is rechthoekig, van gele baksteen opgetrokken, voorzien van een zadeldak en met lage aanbouwsels aan beide zijden. Aan de zuidzijde de naam in letters in art déco-stijl. Booijenga heeft aan het gebouw verder in een zakelijk expressionistische trant vormgegeven. Bij een ongewenst waterpeil zette de sluiswachter de pompen in werking. In 1979 werd de installatie geautomatiseerd. Hoogwaardige apparatuur zorgt er nu voor dat de pompen bij een bepaald waterpeil in werking worden gesteld.

Teroele is een waterdorp aan de oostelijke oever van het Koevorder Meer waar de boerderijen met opvaarten naar waren ontsloten. Het is altijd het kleinste dorp van de grietenij geweest. Het oudste kaartbeeld, de grietenijkaart van Doniawerstal uit 1718, laat een niet al te grote reeks van boerderijen zien die in hun midden een kerk hebben. In de zuidelijke hoek van het gebied, bij het Grote Idskenhuizermeer, is de bebouwing iets dichter dan die van de waterstreek naar het noorden. In 1788 meldde de Tegenwoordige Staat van Friesland: ‘dit Dorp ligt in ’t laagland … en strekt zich, Westwaards, over de Koevorde, uit tot aan Woudsend. In ’t begin deezer eeuw zag men hier nog eene Kerk, die naderhand is afgebroken. Weleer was hier zeer vermaard het aanzienlyk geslagt van Hettinga, en eene State van dien naam.’ De boerenstreek aan de andere zijde van het meer is met het gedeelte dat bij Idskenhuizen hoorde het dorp Koufurderrige gaan vormen. Na de gemeentelijke herindeling van 1984 bij Wymbritseradeel is gekomen. Op de grietenijkaart in de atlas van Eekhoff uit het midden van de 19de eeuw zijn de boerderijen nog steeds alleen over water ontsloten, al loopt er langs de boerderijen een pad. Er ligt een zet over de Nieuwe Vaart die de Teroelster Zypen – nog steeds een plasgebied ten oosten van de streek – met het Koevorder Meer verbindt. De zuidelijke hoek bij het Grote Idskenhuistermeer hoort officieel bij Idskenhuizen, maar ruimtelijk bij Teroele. Daar staat een aantal boerderijen aan inhammen en opvaarten bij elkaar en zijn een paar recreatiewoningen op de oevers gebouwd. Noordelijk ligt aan de oostkant van de weg met de naam Dijken het oude, omgrachte kerkhof, waar tot aan het begin van de 18de eeuw een kerk stond. Er zijn aanwijzingen dat hier al omstreeks 1600 een klokkenstoel stond. De luidklok die de huidige stoel draagt is in 1621 gegoten door Jan Burgerhuys. De constructie is enkele malen vernieuwd, onder meer in 1723 en laatstelijk in 1974.

Er is met de 13de-eeuwse Gertrudiskerk nogal merkwaardig omgesprongen en toch heeft zij nog een middeleeuws karakter. Mogelijk dateert zij al uit de 12de eeuw en is zij omstreeks 1300 verbouwd. De kerk is opgetrokken in een levendige mengeling van gele en rode kloostermoppen. De noordmuur laat aan de westzijde een dichtgemetselde ingang zien van een afgeplatte korfboog met afwisselende rode en gele koppen die weer omvat is door een spitsboog. Schuin daarboven staat ter verlichting van de orgelgalerij een radvenster. In de zuidelijke muur heeft tegenover de vroegere noordingang een tweede ingang gestaan. Ook deze is gedrukt korfbogig, maar hier zit een rondboog boven. Ten westen van dit spoor staat een nog veel jongere ingangsrest. Het is een diepe segmentvormige nis met een tweelichtsvenster voor de voorkerk. Aan het bruinrode baksteenmateriaal te oordelen is deze ingreep van 1865. Toen is de kerk namelijk ingrijpend verbouwd en zijn in beide muren grote rondboogvensters gebroken met úitstekende dagkanten en ijzeren roeden. In 1902 is de toren grotendeels gesloopt en de westgevel deels vernieuwd. Het restant toren risaleert uit de voorgevel en kreeg een ingang en een paar vensters waarvan de klimmende rondboogvensters in de top goed passen. Achter de geveltop is de houten geveltoren geplaatst met een gewelfd dak en een kleine, achtzijdige lantaarn met een spits. Deze toren is sinds een eeuw karakteristiek voor Peins geworden. In de zuidelijke gevelvleugel naast de toren is nog een spoor te zien van een klein spitsbogig venster. De driezijdige koorsluiting is geheel gesloten en aan die zijde is te zien dat het om een opmerkelijk brede kerk gaat. Deze brede kerkzaal wordt gedekt door een houten tongewelf. In de koorsluiting is, vermoedelijk in 1865, het liturgisch centrum in één programma aangepakt met doophek, preekstoel met klankbord en de banken van de kerkbestuurders. Het orgel op de westgalerij is in 1867 gebouwd door L. van Dam & Zn. De kerk is eigendom van de Stichting Alde Fryske Tsjerken.

Veenwouden is een streekdorp dat zich aan de zuidelijke rand van een uitgestrekt veengebied op een hogere zandrug heeft ontwikkeld. In de 14de eeuw waren er twee nederzettingen die beide een kerk hadden: Sint-Johanneswâld en het anderhalve kilometer zuidwestelijker gelegen Eslawâld. Al voor 1436 wist het cisterciënzer klooster Klaarkamp de 14de-eeuwse torenstins als uithof, of liever als steunpunt, voor de turfwinning in de omgeving te verwerven. De Veenwoudstervaart, Schiersloot en Galgesloot zorgden voor een bijna tien kilometer lange, rechtstreekse verkeersverbinding tussen het klooster en de Schierstins. De stins stond tussen de twee kleine nederzettingen in. Eslawâld werd omstreeks 1500 vanwege wateroverlast als gevolg van de turfwinning opgeheven en met Sint-Johanneswâld verenigd tot Veenwouden. Het meervoud van de nieuwe naam laat dat zien. De huidige kerk staat op de plaats waar de voorganger van Sint-Johanneswâld stond. De andere kerk werd afgebroken en hoewel het kerkhof nog lang werd gerespecteerd – tot in het midden van de 19de eeuw lag het er nog – schoof de bewoning van Eslawâld in oostelijke richting langs de ontginningsweg op. Zo groeide Veenwouden vooral ten oosten van de Schierstins uit tot een kenmerkend streekdorp met aanvankelijk nog dunne en verspreide bebouwing. In 1866 kwam de spoorlijn van Leeuwarden naar Groningen tot stand die bij Veenwouden vrij dicht ten zuiden van de dorpskom kwam te liggen. Er kwam een station en een koffiehuis, die beide al weer zijn verdwenen. In 1880 volgde haaks daarop een tramverbinding met Dokkum. Al sinds het begin van de 19de eeuw was nabij het kruispunt van de weg en de Veenwoudstervaart naar het noorden een begin van komvorming opgetreden. Aan het eind van die eeuw werd Veenwouden een aantrekkelijke woonplaats voor renteniers en later forensen. Ze vestigden zich aanvankelijk aan de Stinsweg, waar achter diepe tuinen een aantal notabele woningen is verrezen. De Schierstins is vele malen verbouwd maar laat het wezen van de verdedigbare stins nog goed zien. De toren staat op een omgracht terrein en oorspronkelijk ook op een kleine heuvel. De bovenbouw rust op door bogen verbonden hoekpijlers. De bogen zijn in de Middeleeuwen al gedicht en de overwelfde ruimte is tot een kelder uitgegraven. Het vertrek daarboven, de hoofdverdieping, en de volgende verdieping hebben houten plafonds. In beide verdiepingen zitten schietsleuven en er zijn ook sporen van een bekroning met kantelen. De Schierstins is met zijn aanbouwen uit later tijd in gebruik als bezoekerscentrum en museum. De hoogst eenvoudige dorpskerk met een in de westelijke partij van het schip opgenomen zadeldaktoren is in het midden van de 17de eeuw (1648) gebouwd ter vervanging van een oude voorgangster. Zij is sindsdien verschillende malen hersteld. Voor het kerkhof staat de in 1778 gestichte, voormalige schoolwoning aan de Hoofdstraat. De school is enkele jaren geleden gesloopt. Ernaast getuigt een boerderij met een dwarsgeplaatst herenhuis uit 1902 van het agrarische verleden. Schuin tegenover de Schierstins rijst een grote villa met aanbouwen op, tegenwoordig Huize Patrimonium genoemd. Deze werd in 1898 naar ontwerp van Hendrik Kramer gebouwd voor Pieter de Clercq, een Amsterdams aristocraat, bankier en mecenas. De Clercq verwierf in Friesland uitgebreid grondbezit. De villa kreeg een omvang en een rijke neorenaissance uitdossing met veel bouwbeeldhouwwerk die welstand en eruditie van de opdrachtgever uitdrukten. Het front en het vleugeltje met de eigenzinnige erkerachtige toegangspartij zijn fraai versierd. Ten zuiden van de spoorbaan is aan het einde van de 19de eeuw een particuliere zuivelfabriek gesticht die in het begin van de 20ste eeuw vernieuwd en uitgebreid is in vernieuwingsstijl. Een deel van de fabriek is van de sloop gered en in het Openluchtmuseum in Arnhem weer opgebouwd. In 2003 zijn de arbeiderswoningen die de woningvereniging in 1919 en 1921 aan de andere zijde van het spoor bouwde eveneens gesloopt. De directeurswoning El Dorado (1874) in gepleisterde mengstijl staat nog wel aan de Zuiderweg en even verder staat de doopsgezinde kerk (1865) met pastorie.

Tersoal is een van de dorpen van de Lege Geaen, verkort de Legean, ten zuidoosten van de voormalige Middelzee, even noordoostelijker dan Sibrandabuorren. De schilderachtige kern wordt gevormd door de kerk en omgeving. Zij ligt ten zuiden van de doorgaande weg, in een setting van oud geboomte en op een betrekkelijk ruim kerkhof met haag. Met de bebouwing om het kruispunt met de Wietsterwei en de omliggende buurtjes aan de zuidzijde en zuidoostzijde is het wel herkenbaar als een terpdorp. Maar ook hier is het dorp, net als Sibrandabuorren, uitgerekt tot streekdorp. Dat is vooral aan de zuidwestzijde gebeurd, de Suderbuorren die vroeger een aparte buurschap vormden met daar ook een kerk van de afgescheidenen. Dit dorp was net als de andere dorpen van de Legean naar alle kanten met vaarten ontsloten, vooral naar de Oudvaart. Halverwege het volgende dorp Poppenwier loopt de Bangavaart, die helemaal bij de noordwestelijke punt van het Sneekermeer met de Soalstersyl verbinding met het grootscheepsvaarwater biedt. De beperkte omvang en het geringe aantal inwoners van Tersoal in het verleden zijn af te lezen aan de fraai gelegen kleine kerk die in 1838 de oude, aan Sint Vitus gewijde kerk, verving. Die vernieuwing zou onder leiding van de Sneker bouwmeester Pieter Rollema gebeurd zijn. De verhouding van kerk en toren is daardoor merkwaardig geworden. Hoewel de kerk bij die bouwactiviteiten iets ingekort schijnt te zijn en de toren niet buitengewoon robuust is, oogt het kerkje erachter als een kapel. In vergelijking met de oude kerk is het nieuwe gebouw acht meter korter. Dit kerkje heeft in de 19de eeuw een uiterst eenvoudige uitdossing gekregen: een ongeleed schip met twee grote spitsboogvensters en een driezijdige koorsluiting met twee vensters in genoemde vorm. De oorspronkelijke toren uit vermoedelijk de 14de eeuw is zonder enige sier, maar wel met kleine, rondbogige galmgaten aan alle zijden, opgetrokken van rode kloostermoppen. In de toren is de toegang tot de kerk opgenomen.

De aan Sint-Nicolaas gewijde kerk is in 1810 vervangen door een nieuw gebouw dat mis-schien nog muurresten van de oude kerk bevat. De onderste zone van het muurwerk is in elk geval opgetrokken van hergebruikte gemêleerd rode bakstenen die hogerop zijn aangevuld met mangaanbruine bakstenen van kleiner formaat. De zaalkerk is symmetrisch van geleding. Aan de westzijde zit aan beide zijden een smalle rondbogige nis waarin voor de voorkerk twee kleine vensters staan, beneden een rondbogige en boven een cirkelvormige. Verder is het muurwerk aan weerszijden geopend met drie grote rondboogvensters tussen brede muurdammen. De driezijdige, door penanten op de hoeken gelede koorsluiting heeft twee ingekorte rondboogvensters. De laatgotische toren is wellicht de elegantste kerktoren van Friesland, het land van de stoere zadeldaktorens. Hij bestaat uit een romp van drie, licht verjongende en door zandstenen cordonlijsten gescheiden geledingen. De onderste geleding bevat de ingang in een geprofileerde spitsbogige nis, waarbij de boogtrommel een kleine nis in deze vorm bevat. De middelste, minst hoge geleding is aan alle zijden voorzien van een korte spitsboognis met vorktracering. In de volgende, derde geleding zitten openingen over de volle hoogte waarin gemetselde kruiskozijnen met boogtrommels met zandstenen traceringen zitten. Op deze romp volgt een opmerkelijke opbouw. Die is volgens een gedenksteen in roze Bremer zandsteen in 1537 toegevoegd. De van baksteen gemetselde lantaarn is achtzijdig met tweemaal versneden steunberen op de hoeken, beren die even onder de voet van de spits kantelen tot pinakels en bekroond worden door zandstenen kruisbloemen. Daartussen staan geprofileerde rondboogopeningen met omlijstingen in kielboogvorm. Hierop volgt de ingezwenkte spits. Inwendig laat het torenportaal zien ooit met een kruisribgewelf overdekt te zijn geweest. De kerk is gedekt met een houten tongewelf, voorzien van geschilderde ornamentranden van omstreeks 1910. Tegen de sluitmuur staan de eenvoudige preekstoel met klankbord, een trapje met balusters en op de kuip zien we toogpanelen. Op de westelijke, van balusters voorziene galerij staat het orgel dat waarschijnlijk het werk is van H. van der Molen uit Steenwijk.

Veenwoudsterwal is een streekdorp met een opmerkelijk karakter. Het is vanuit Veenwouden ontstaan als veenkolonie, mogelijk van Gieterse doopsgezinden, aan het water dat de grens uitmaakte tussen de grietenijen Dantumadeel en Tytsjerksteradiel. In de beschrijving van Veenwouden uit het einde van de 18de eeuw staat: ‘In ’t Zuidwesten heeft men een lange streek huizen aan ’t diept, hier onder behoorende, en bekend by den naam van Diepswal.’ Op de Wâl stond tot 1865 dan ook een kleine vermaning, schuin tegenover de Priesterakker. Er is toen even verder een nieuwe gebouwd aan de Zuiderweg tussen Veenwoudsterwal en Veenwouden. De gemeentegrens die meer naar het oosten als De Zwette tot Kuikhorne doorloopt, ligt nog steeds midden in de vaart, de kade ligt aan de Dantumadeelster zijde. Aan deze zijde staan vanouds de woudhuisjes of ‘spultsjes’ in een vrij gesloten gelid. Die huisjes hebben achter het voorhuis in de breedte doorschietende dakschilden waarmee een schuur werd gevormd voor wat vee of berging van akkerbouwproducten. Op de Wâl staan ook in de breedte gebouwde woningen en enkele boerderijen. Daardoor is er een grote afwisseling van bebouwing gekomen. De bebouwing aan de Tytsjerksteradielster zijde is iets grootschaliger. Tussen de woudhuisjes zijn ook echte boerderijen te vinden: in het begin bijvoorbeeld een aparte in winkelhaakmodel en verderop een paar koprompen. De woningen en boerderijen moeten worden bereikt via afzonderlijke bruggen over de vaart. Ze verlenen de ongeveer een kilometer lange nederzetting een heel eigen ritme. De meeste bruggen zijn inmiddels flink verzwaard om automobielen en landbouwmaterieel te kunnen torsen. De boerderijen en woudhuisjes zijn vrijwel allemaal verbouwd en vaak uitgebreid om te voldoen aan wensen van modern woongenot in deze zeer gewilde streek. Als niet teveel gelet wordt op details is de sfeer uit de late 19de eeuw wel redelijk bewaard gebleven. Helemaal in de laatste bocht in het westen, waar de Veenwoudsterwalvaart uit het noorden van de Looden Hel komt, staat het café ‘’t Dûke-Lûk’, oorspronkelijk vermoedelijk een dubbele arbeiderswoning.

Terwispel is een streekdorp dat voor de verveningen in de 19de eeuw een dorp in een zeer vruchtbare streek werd genoemd. Met in het noorden tot het Oud- of Koningsdiep – de bovenloop van de Boarn – goede weilanden en ten zuiden hoog, vruchtbaar bouwland. Tussen de rijweg en de noordelijker lopende Oude Dijk was het land al vroeg vergraven en daar stond juist de kerk. In het zuidoosten hoorden de buurt Trimbeets – nu horend bij Gorredijk – en ten zuidwesten de buurt Klieze (of Klidse, Klisse) waar ook al vroeg land was vergraven, bij Terwispel. Verder in het westen hoorde ook de streek waar Tijnje zich zou ontwikkelen bij dit dorp. In 1848 werd ten oosten van de buurt de Nieuwe Vaart gegraven die voor een goede verbinding met Gorredijk zorgde en die ten noordwesten van Terwispel bovendien de vervallen middenloop van de Boarn verving. De lage verveningen brachten een sterke groei teweeg. Woonden aan het begin van de 19de eeuw ongeveer 500 mensen in het dorpsgebied van Terwispel, in 1895 waren het er 2400. De groei vond vooral plaats in de omgeving van de intussen al vernieuwde ophaalbrug over de Nieuwe Vaart. Terwispel kreeg met de waterbuurten Kolderveen en Spaltenbrêge de vorm van een kruisdorp met bebouwing aan de oude Streek en aan de vaart. Op de hoek bij de brug werd een coöperatieve zuivelfabriek gesticht. De buurschap Tijnje ging na een sterke groei een toekomst als zelfstandig dorp tegemoet. De hervormde kerk is in 1864 gebouwd op de plaats van de oude kerk. Het is een zaalkerk met een driezijdig gesloten koor en door lisenen gelede muren waarin vrij grote rondboogvensters staan. De toren is ingebouwd en wordt in de westelijke gevel met drie grote rondboogvensters eveneens door lisenen gemarkeerd. In de toren hangt een klok, in 1694 gegoten door Petrus Overney. De toren wordt bekroond door een ingesnoerde spits. Dorpsuitbreidingen hebben aan de noordwestelijke zijde (Smidte) en de zuidoostelijke zijde (Mounesleat/Visserwei) plaatsgevonden.

De kerk is in de 13de eeuw in vroeg-gotische stijl gebouwd van gemêleerd gele kloostermoppen. Laag in de twee smalle muren van de vierzijdige koorsluiting staan kleine rondboogvensters en een hagioscoop die nog herinneren aan de romaanse tijd. Zuidelijk staat in deze sluiting een groot gotisch spitsboogvenster met bakstenen vorktracering dat waarschijnlijk pas in de 15de eeuw is aangebracht. In de zuidmuur staan twee lancetvensters en boven een met kleine rode baksteen dichtgemetselde ingang zit nog een klein spitsboogvenster. Tijdens de restauratie van 1952-’53 is het gotische karakter met romaanse aspecten aangezet. De noordelijke muur is gesloten; er zit wel een dichtgemetselde ingang. Bij de vierzijdige koorsluiting met eerst twee brede en dan twee smalle zijden is een originele oplossing gekozen voor de overgang naar een aantal even grote dakschilden. Onder de dakvoet zijn togen gemetseld die op penanten rusten, precies onder de hoekkepers van de dakschilden. Het valt op omdat deze constructie is uitgevoerd in rode baksteen van klein formaat, dat vanaf het midden van de 16de eeuw in gebruik was. In 1555 wordt het Hof van Friesland toestemming gevraagd land te verkopen ten behoeve van het leggen van leien op het dak waarbij ook nieuw kaphout nodig is. Kort daarna zal de kap zijn gewijzigd mét de merkwaardige steunconstructie. De westelijke gevel is vermoedelijk in de 18de eeuw vernieuwd. Deze muur van kleine gele baksteen bevat de diepe, rondbogige ingang, een rechthoekig venster ter verlichting van een vertrek en beitelingen in de geveltop. De houten geveltoren met ingesnoerde spits is ook in de 18de eeuw totstandgekomen. Inwendig bevestigen de betimmeringen van de voorruimten en het westelijke schotwerk binnen in de kerk dat deze partij in de 18de eeuw is vernieuwd. De kerkruimte wordt gedekt door een houten tongewelf met trekbalken, korbelen en muurstijlen. De eenvoudige preekstoel en het klankbord zijn niet door een rugschot met elkaar verbonden. De achtzijdige natuurstenen doopvont is modern. Het kerkmeubilair is eenvoudig en er hangen drie koperen lichtkronen.

Ferwert is een radiaal terpdorp dat enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling op een kwelderrug is ontstaan. In de 11de eeuw is de zeedijk die ten noorden van de Ferwerderadeelster dorpen werd opgeworpen op de terp aangesloten. De Ferwerder terp kwam daarbij grotendeels buitendijks te liggen. De bebouwing kwam aanvankelijk vooral op het zuidelijke en oostelijke gedeelte van de ruime terp tot stand. Ferwert werd over het water ontsloten met de in de 17de eeuw gegraven Ferwerder Vaart die eerst richting Hegebeintum loopt en dan een zuidelijke wending neemt om in de Ee uit te komen. In het dorp was bij Nijbuorren een haven gevormd die in 1950 is gedempt waardoor een straat is gevormd van een opvallend breed profiel. In de buurt van de haven en verder aan de zuidoostelijke zijde hebben de dorpsuitbreidingen plaatsgevonden: ook de naoorlogse. De zeedijk was de beste ontsluiting over land. Vanaf het einde van de negentiende eeuw toen de doorgaande weg al nauwelijks meer als oude waterkering was te herkennen zijn aan weerszijden geleidelijk vrijstaande woningen van burgers en gegoeden gebouwd. Ten zuiden van het dorp kwam de lokaalspoorweg te lopen. In 1900 is er een 2de klas station gebouwd. Aan de toen aangelegde Stationsstraat kwam vanaf 1913 volkshuisvesting tot stand, waarna de vroege sociale woningbouw daar en aan de Looxmastraat en Gasthuisstraat is voortgezet. Ferwert had zich ontwikkeld tot hoofdplaats van de grietenij: er stonden ook een paar belangrijke staten van aanzienlijke families, zoals Juwsma in het zuiden, Meekma in het oosten en vooral Cammingha in het noorden waar een enorme tuin omheen lag. Op het zuidelijke gedeelte van de terp werd een onder het kerkelijke gezag vallend plein gevormd. Het nog steeds bestaande Vrijhof was ‘gevrijd’ van het burgerlijke gezag. In de hoek bij de poortdoorgang naar het kerkhof staat het uit de 15de eeuw daterende voormalige prebendarishuis, een dwarsgeplaatst huis met een souterrain en een hoofdverdieping dat van 1580 tot 1737 de functie van pastorie vervulde en daarna tot 1840 grietenijhuis werd. Toen werd de gevel wel naar de neoclassicistische mode gewijzigd en ook binnen veranderde het een en ander. In 1840 is naar ontwerp van R.W.F. Stoett een nieuw grietenijhuis gebouwd op de hoek van de Hogebeintumerweg. Het is een vijf brede venstervakken breed pand van een hoge hoofdverdieping op een souterrain. De ingangspartij, geflankeerd door brede ionische pilasters, kan over een bordestrap worden bereikt. Rondom 1980 is het complex uitgebreid en het doet nog steeds dienst als raadhuis. De kloeke dorpskerk die aan Sint-Martinus was toegewijd staat achter het met gesloten bebouwing omvatte Vrijhof en is door een 17deeeuwse poort te bereiken. Zij is een buitengewoon langgerekte laat-gotische kerk met grote spitsboogvensters tussen steunberen en is gebouwd van rode en gele moppen. De noordmuur waarin tufsteen van de voorgangster is verwerkt, is helemaal gesloten. De kerk is achter de in het begin van de 16de eeuw opgetrokken zware toren gebouwd. Deze bestaat uit drie versneden geledingen gestapeld, waarvan de tweede en derde oorspronkelijk door dikke, geprofileerde lisenen waren gekoppeld. Bij een van de restauraties zijn naar enige gevonden sporen, in de tweede geleding siernissen in korfboogvorm aangebracht. In de hoogste geleding eindigen de lisenen plotseling en daar lopen nissen door, waarin de galmgaten zijn aangebracht. Het zadeldak heeft decennialang op het muurwerk van de geveltoppen gelegen, in plaats van tussen de muren. Het interieur bezit onder meer een 17de-eeuwse preekstoel met doophek, enkele herenbanken en een fraaie Mechelse kroon uit de 16de eeuw. Schuin tegenover het raadhuis is omstreeks 1920 de grote gereformeerde kerk op een Tvormige plattegrond gebouwd. In het zuiden, halfweg Wânswert, ligt de in de 11de eeuw opgeworpen en in 1913 grotendeels afgegraven terp van het voormalige benedictijner klooster Foswerd. Er staan thans twee monumentale kop-hals-rompboerderijen. Bij een is bij de bouw van de schuur moppenmateriaal van het klooster hergebruikt.

Tijnje heeft zich als streekdorp pas in de tweede helft van de 19de eeuw gevormd op het grondgebied van het dorp Terwispel en heeft de zelfstandige status als dorp pas omstreeks 1915 gekregen. Op de kaart Schotanus van de grietenij Opsterland uit het begin van de 18de eeuw is op de plaats waar Tijnje zou ontstaan nog niets aangegeven. Op de kaart uit de atlas van Eekhoff uit 1848 bestond het dorp uit weinig bebouwing aan weerszijden van een weg die tussen de uitgeveende plassen liep: de Hooiweg die vanuit het zuiden van Luxwoude kwam. Bij het latere dorp staat ‘Luxter Tinie’ aangegeven. Er viel toen weinig te hooien, buiten de wegen was het allemaal water. Die wegen waren de Rolbrêgedyk naar het noorden, richting Beets en de Riperwei richting Ulesprong. Het droogmalen en het in cultuur brengen van de landerijen is een moeizaam proces geweest dat in de 20ste eeuw pas echt tot resultaten leidde. Toch werd al in 1890 een hervormde kerk in de buurschap gebouwd. Het was een uiterst eenvoudige zaalkerk met een rechte sluiting en een grauw gepleisterde voorgevel. De kerk is buiten gebruik. Ten oosten van de Breewei is in 1894 een algemene begraafplaats aangelegd. Het gebied heeft een vijver bij de ingang, fraaie beplantingen en een klokkenstoel met een helmdak waarin een klok uit 1952 hangt. De gereformeerde kerk aan de Rolbrêgedyk is in 1921 tot stand gekomen, een merkwaardig en zeldzaam bouwwerk dat geheel van gewapend beton is opgetrokken. Er is in 1915 aan de Warrewei een Coöperatieve zuivelfabriek gesticht die met directeurswoning een late vernieuwingsstijl vertoont. De oude veenkanalen Tynjerak en Skiterak alsmede de Wijde Wispel zijn in 1956/’57 gedempt. Hierdoor is het karakter van het veendorp, doorsneden van vaarten en wijken, verloren gegaan en er zijn royale ruimten in de dorpskom gevormd. Na de oorlog heeft het dorp aanzienlijke uitbreidingen gekregen aan vooral de zuidwestzijde, waar de autoweg tussen Gorredijk en Akkrum als een winkelhaak omheen loopt.

De Sint-Victorkerk staat midden in het terpdorp in een schilderachtige omgeving. De gevarieerde bebouwing van de Grote Buren en vooral de bebouwing met een reeks in 1861 van gele steen gebouwde diaconiehuizen aan de noordzijde zijn de sfeermakers. De kerk is omstreeks 1500 gebouwd van gemêleerd gele moppen. In 1759 zijn de zuidmuur en de koorsluiting vernieuwd en kwamen er grote rondboogvensters in . De noordmuur is, op een rond venster ter verlichting van de orgelgalerij na, gesloten. Het onderste tufstenen deel van de zadeldaktoren zal uit de 12de eeuw dateren. Hij is in de 15de eeuw verhoogd en enkele malen gerepareerd. In de westgevel staat een geprofileerde ingang met een spitsboogvenster. De ingang in de zuidmuur is een rondbogige poort met pilasters, een kroonlijst en een rijk gevormd kuifstuk met de mededeling van de vernieuwing van de kerk in 1759 en zes (blindgekapte) wapens tussen rocailles. De vernieuwing is in de kerk nogmaals herdacht op een met wapens en enig decoratiewerk geschilderd paneel. Twee tekstborden vermelden het verven en versieren in 1844 en in 1898. Aan de buitenkant vinden we bij de regenwaterbak in de koorsluiting een grote gedenksteen voor de stichting van deze nutsvoorziening in 1842. Het interieur wordt gedekt door een houten tongewelf. Het koor is verhoogd en bevloerd met estrikken. Er liggen enkele grafzerken waaronder een 15de-eeuwse zerk van roze zandsteen. Aan de noordzijde staan enkele rijen vaste banken en een fragment van het koorhek met balusters. Aan de zuidzijde staan losse stoelen. Tegen de zuidwand is de eenvoudige preekstoel met klankbord geplaatst. Twee overhuifde herenbanken, waarvan een met korintische zuilen, zijn onder de orgelgalerij geplaatst. Een kuifstuk met wapens hangt nu los tegen de noordwand. Het orgel is in 1878 vervaardigd door Friedrich Leichel uit Düsseldorf. Voor de balustrade staan twee beelden, personificaties van Geloof en Liefde en op de torens van het orgel staan drie figuren in dansende bewegingen die in hun charme op een orgel wel profaan aandoen.

Ferwoude is in de uiterste zuidelijke hoek van Wûnseradiel een laaggelegen komdorp dat niet al te ver van de voormalige Zuiderzeedijk ligt. Het is via de Djippert met de Dijkvaart verbonden. Naar het oosten is het dorp met de Kleine Vaart verbonden met de Indijk en de in 1876/’79 drooggelegde Kolken aan de noordzijde van de Workumermeer. Al eerder werden het Aeltsjemeer en het Fallingabuurstermeer drooggemalen: er kwam in 1644 permissie voor. Ferwoude werd in het verleden een groot dorp genoemd. Dat sloeg op het dorpsgebied met veel belangrijke boerderijen. Het mocht dan ook relatief zeer veel stemmen uitbrengen. In de omgeving zijn de lage gronden, tot 3 m onder N.A.P. vrijwel uitsluitend voor veeteelt in gebruik. Alleen bij de voormalige zeedijk, bij de buurschap Doniaburen zijn nog wat sporen van akkerbouw. De dorpskern ten zuiden van de kerk bestaat uit een open ruimte waar oude (zuid) en nieuwe bebouwing (noord) omheen zijn gegroepeerd. Van daaruit lopen nog een paar zijstraatjes. De dorpskerk ziet er in haar kleurige, gepleisterde gedaante niet zo oud uit maar zij moet al dateren uit de tweede helft van de 13de eeuw. Maar er zijn ook berichten dat de kerk en toren in 1762 werden afgebroken om de tufsteen te verkopen aan de cementindustrie van Makkum. In 1767 was de nieuwe kerk met een spits torentje op de westelijke gevel gereed. De laatste ‘vernieuwing’ van de kerk heeft in 1877 plaatsgevonden. Het schip heeft een driezijdig gesloten koor en op de westelijke gevel staat een houten torentje. De toegangspoort is versierd met bak- en zandsteen en heeft een fronton met opschrift en het jaartal 1767. De familiebank van Van Velzen dateert uit de 18de eeuw en een eenvoudiger bank met gedraaide balusters is nog een eeuw ouder. Ook Ferwoude heeft een verrassing op de Aldfaers Erf route, een timmerwinkel (sinds 1845) in een eigenaardig gebouw met een hoge tuitgevel. Ten zuiden van Ferwoude liggen de buurschappen Doniaburen bij de dijk en Scharneburen.

Tirns is een klein terpdorp aan de Franekervaart. Over de vaart ligt een karakteristieke flapbrug. Het dorp ligt op een hoek in de zuidelijke hemdijk van de Middelzee. Bij het dorp behoort de buurschap Anneburen die ooit een hoge wier bezat en vrij dicht bij de Slachtedyk ligt. Van de terp is weinig meer te merken. Wel staat de kerk op een hof waar de doorgaande weg als een winkelhaak omheen buigt en dat kan een aanwijzing zijn van hoe het profiel van de terp verliep. Deze weg wordt net als de oevers van de vaart omzoomd door buurtjes met bescheiden bebouwing. Het fraai gelegen kerkje is in het laatste jaar van de 17de eeuw gesticht ter vervanging van een ouder godshuis, dat gewijd was aan Lambertus. De twaalfjarige Duco Gerroldus Martena van Burmania legde de eerste steen, zoon uit het geslacht dat op Epemastate in het nabijgelegen Ysbrechtum resideerde. De stichtingssteen zingt de lof van het geslacht. In de westelijke gevel zijn kloostermoppen toegepast. Het is niet bekend of dat al in 1699 is gebeurd of in het midden van de 19de eeuw toen er op die gevel een charmante neoclassicistische dakruiter is geplaatst. Inwendig heeft de kerkruimte een houten tongewelf. De kansel uit het einde van de 17de eeuw draagt het wapen Burmania; het doophek met gewrongen balusters en een overhuifde herenbank dateren uit dezelfde tijd. Tirns was al vroeg oecumenisch: in de kerk liggen twee rooms-katholieke priesters uit het begin van de 19de eeuw begraven. Een kilometer zuidelijker stond het klooster Thabor, nog herkenbaar aan de grote terp met een boerderij. Het was een priorij van augustijner koorheren, gesticht in 1406 door een Sneker hoofdeling die zelf in zijn klooster trad. Dit klooster is bekend gebleven omdat er enkele kroniekschrijvers werkten, van wie de abten Worp en Petrus de bekendsten zijn met zeer waardevolle gegevens over Fryslân in de vroege 16de eeuw. Het klooster is in 1572 verwoest door de Geuzen.

Op de redelijk complete radiale terp van Raard staat de vrij kleine Johannes de Doperkerk met een kloeke toren. Vanuit het noorden, waar de terp diep is afgegraven, kan de hoogte van de terp het best worden beleefd. Het kerkschip van gemêleerd rode kloostermoppen dateert uit het begin van de 13de eeuw; het koor met driezijdige sluiting is iets ouder, van omstreeks 1200. In de zuidelijke muur staat een nogal seculiere ingang: een dubbele deur met bovenlicht in een rechthoekig kozijn. Ernaast is een dichtgemetselde, segmentvormig gedekte opening te zien. Aan deze zuidzijde wordt de kerkruimte verlicht door drie 18de-eeuwse rondboogvensters, waarvan de sluitingen tegen de goot uitkomen. Het muurwerk is in 1807 dan ook iets verlaagd. Op de overgang van schip en koor zit een restant van een penant. De driezijdige koorsluiting heeft op de hoeken gemetselde ronde colonnetten. Aan de zuidoostzijde is een groot spitsboogvenster dichtgemetseld, de oostzijde heeft een rondboogvenster in een spitsbogige dagkant. De noordmuur vertoont oudere sporen. In het koor staat een groot rondboogvenster met daarbij een spoor van een klein romaans venster. Na een penant dat de overgang naar het schip markeert, staat in de schipmuur een compleet romaans rondboogvenster dat achter de diepe dagkanten is dichtgezet. Dat geldt ook voor een rechthoekige hagioscoop daar vlakbij. Verder naar het westen zitten twee sporen van dichtgemetselde ingangen, de ene rondbogig, de andere met een segmentboog. De toren is in 1807 – de gedenksteen zit in de zuidgevel – gemetseld van kleine bruine baksteen. Hij heeft enkele rondbogige galmgaten voor een in 1523 door Wolter Schonenborch gegoten klok en een exemplaar dat Hans Falck in 1620 goot. De toren wordt bekroond door een ingesnoerde spits. Het inwendige is met een tongewelf gedekt en bezit een preekstoel uit het midden van de 17de eeuw met gegroefde pilasters op de hoeken en in de vloer liggen enkele 17deeeuwse grafzerken. De kerk is eigendom van de Stichting Alde Fryske Tsjerken en is in gebruik als museum van een kunstenares.

Finkum is een terpdorp dat omstreeks het begin van de jaartelling is ontstaan in het kweldergebied ten oosten van het stroomgebied van de Boarn. In de omgeving van Finkum waren meer terpen te vinden en daarvan ligt een huisterp nog heel duidelijk ten noorden van Finkum aan de Iestdyk in het landschap. Er staat nu een witgeschilderde boerderij op. Naar het oosten toe had Finkum een waterverbinding door de bijna zes kilometer lange Finkumervaart naar de Dokkumer Ee waar het buurdorp Oude Leije met een verbindingsvaartje ook van profiteerde. Het dorp lag bovendien vrij dichtbij oude zeedijken: de Lage Hereweg, die nu de Bredyk heet, en de Hege Hearewei. Ze konden als wegen worden gebruikt. Vanaf de Bredyk leidt nu de Holdingawei vrij hoekig door het dorp dat geen kom heeft maar uit een viertal buurten bestaat. De meest oostelijke buurt heeft vooral bebouwing ten zuiden van de weg, maar ook een noordelijk dwarsbuurtje. Dan volgt de voormalige kruising met het in het landschap nog herkenbare tracé van de Noord Friesche Lokaal Spoorweg. Finkum kreeg in 1900 een halte 3de klasse waar nu geen spoor meer van te herkennen is. Daarna volgt de kerkbuurt waarvan de bebouwing ten zuiden van de weg staat. Onmiddellijk na een haakse hoek is de derde buurt aan de westzijde gelegen en na de tweede hoek volgt de vierde buurt met bebouwing aan vooral de noordzijde en een dwarsbuurtje. De kerk is toegewijd aan Sint-Vitus, net als de kerken van Leeuwarden en Stiens. Het is een eenvoudige, bakstenen, romaanse kerk uit de eerste helft van de 13de eeuw. Ooit met een halfrond koor en een ongelede zadeldaktoren uit het einde van de 13de eeuw. De laat-gotische ingang in een rechthoekig kader en met nissen in dezelfde vorm dateert mogelijk uit het begin van de 16de eeuw. De koorsluiting is vermoedelijk in de 17de eeuw weggehaald en toen is de rechte sluiting aangebracht. De kerk is in 1962/’64 ingrijpend gerestaureerd.

De Alexanderkerk kwam op de uitloper van een zandrug van Rinsumageest tot stand. De bouw van de grotendeels van tufsteen opgetrokken romaanse kerk is in de 11de eeuw begonnen. Toen is het koor gebouwd, in de 12de eeuw gevolgd door de bouw van het schip met twee smalle zijbeuken en de gelijktijdige verhoging van het koor. Het halfrond gesloten koor was aanvankelijk iets hoger dan de reeks rondboognissen, afwisselend gekoppeld en enkel, met één klein rondboogvenster. De driebeukige kerk die werd toegevoegd bestond uit een schip met lichtbeuk, voorzien van rondboogvensters die iets groter waren dan die in het koor en twee vrij lage, aangekapte zijbeuken die mogelijk langs de koortravee doorliepen. Het schip en de beuken waren van elkaar gescheiden door zware, rechthoekige pijlers met lijstkapitelen die ronde scheibogen in fraaie sikkelvorm dragen. Van de dichtgezette doorgangen zijn in de huidige noordmuur vier traveeën tussen koor en toegangspoort zichtbaar. In de koortravee van het oudste gedeelte van het noordelijke muurwerk zitten drie hoge nissen. Bovenin staan twee kleine vensters waarvan het rechtse gaaf bewaard is gebleven. In dit muurwerk zijn bovendien een venstertriplet van rondbogen uit de 13de eeuw en een, later met rode baksteen dichtgezet, spitsboogvenster uit de 15de eeuw ingebroken. Beide muuropeningen waren waarschijnlijk hagioscopen, sacraments- of reliekvensters die van buiten zicht op het vereerde binnen boden. Naast deze vensters is in de muurdam tegen het schip een kleine rondbogige poort gemaakt die mogelijk de verbinding vormde naar het schip vanuit de langs deze gevel voortgezette zijbeuk. Onder het verhoogde koor bevindt zich een crypte, de enige in het noorden van Nederland. Deze met ribloze kruisgewelven gedekte crypte is klein en neemt alleen de ruimte in van de apsis en een klein stuk van de koortravee. Dat gedeelte is omwille van de ingegraven ruimte zes treden verhoogd. De vloer van de crypte ligt veel dieper dan de fundering van het koor en zij moet later zijn ingegraven. Er wordt aangenomen dat het pas in de 16de eeuw is gebeurd, maar dan is het wel uitgevoerd met oude materialen en in een voor die tijd ouderwetse stijl. De basementen en lijstkapitelen van de zes wandpilasters zijn van tufsteen. De twee vroeg 13de-eeuwse middenzuilen hebben schachten en dekstenen op de kapitelen van kalksinter, een soort ‘ketelsteen’, afkomstig uit een Romeinse waterleiding. De fraai gedecoreerde teerlingkapitelen zijn van Caensteen. Omstreeks 1525 is de kerk sterk vergroot door de vervanging van de zuidelijke zijbeuk door een nieuwe, laatgotische en aan de oostzijde rechtgesloten beuk. Deze beuk is iets breder en werd aan de westzijde een travee langer dan het oorspronkelijke schip. De smalle noordelijke zijbeuk is toen gesloopt en de scheibogenmuur met tufsteen gesloten. De nieuwe beuk, eigenlijk een tweede schip, is uitwendig opgetrokken van hergebruikte tufsteen aangevuld met baksteen, waarin ook latere reparaties zijn uitgevoerd. In de zuidmuur staat in het westen een spoor van een dichtgezette spitsbogige ingang met daarboven een ingekort spitsboogvenster met vorktraceringen. De andere grote vensters hebben later een indeling van hout gekregen. Onder een diepe nis in de sluitmuur is een zandstenen epitaaf aangebracht voor Siids Thiarda en diens vrouw (overleden 1545 en 1557), bewoners van de nabijgelegen Tjaardastate. Het is het vroegste epitaaf in Friesland in klassieke renaissancevormen. De uit de 13de eeuw daterende zadeldaktoren is, getuige de met rolwerk versierde gevelsteen, in 1610 belangrijk vernieuwd en er is toen ook een traptoren bij geplaatst. Inwendig zijn schip en zuidbeuk gescheiden door een colonnade van drie korte en zware bakstenen zuilen die vier spitsbogige scheibogen dragen. Daartussen overspannentwee houten tongewelven de ruimte. In de kerkvloer liggen gebeeldhouwde zerken, waaronder een laatgotische met evangelistensymbolen en een grote renaissancezerk met perspectivistische architectuur uit 1561. In de dooptuin tegen de zuidwand van de zuidbeuk staat de 19de-eeuwse preekstoel met klankbord. In deze beuk is tegen de oostelijke sluitgevel het door Bakker & Timmenga in 1892 gebouwde orgel op een galerij geplaatst.

Het terpdorp Firdgum ligt ten noordoosten van Tzummarum en is helemaal op het grote buurdorp georiënteerd. Firdgum ligt op een noordelijker kwelderwal dan die van het buurdorp: een korte wal met ooit een reeks aan kleine huisterpen. Het ligt slechts anderhalve kilometer van de Griene Dyk verwijderd en lag dus voor het inpolderen van het Bildt in de noordoostelijke uithoek van Westergo. In die hoek is de buurt Dijkshoek ontstaan met onder meer een goed bezochte herberg. In de omgeving zijn de hoge landen zeer geschikt voor akkerbouw, maar er wordt ook veeteelt bedreven. De toren van de in 1794 gesloopte kerk staat op de deels afgegraven terp. De toren dateert waarschijnlijk uit de 13de eeuw en is van kloostermoppen opgetrokken. Tijdens de restauratie van 1921 kreeg hij, naar voorbeeld van een oude tekening, een nieuwe, sierlijke bekroning met een klimmend boogfries. Het kleine Firdgum, nu bestaand uit twee kleine buurten van woningen en enkele grote boerderijen, kon vroeger bogen op drie staten: Camstra, Jelgersma en Klein Folta. Ze zijn verdwenen en er zijn boerderijen voor in de plaats gekomen. Van Camstrastate zijn nog belangrijke sporen te vinden in een groot boerenbedrijf, dat zowel een melkveehouderij als een akkerbouwbedrijf is. Oorspronkelijk stond hier de state, gesticht in de eerste helft van de 16de eeuw en grotendeels gesloopt in de 18de eeuw. Kelder en opkamer zijn nog deels bewaard in het voorhuis van de boerderij en daar staat een pronkje van een schouw. Op de haardstenen met portretten van keizer Karel V staat het jaartal 1561 en de schouw zelf kan niet van veel later zijn. Deze oudst gedocumenteerde renaissance schouw van Friesland is eenvoudig maar verfijnd: pilasters op basementen aan de zijkanten en een brede kroonlijst met wapenschilden. Die zijn lang onder veel verflagen verstopt geweest, maar bij restauratie kwamen onder kalk- en verflagen perfecte wapens tevoorschijn, links die van Schwartzenberg en Herbelstadt en rechts Walta en Roorda.

Tjalleberd is een streekdorp dat deel uitmaakt van de dorpenreeks – van west naar oost – Terband, Luinjeberd, Tjalleberd en Gersloot, die De Streek van het oude Aengwirden vormen. Ze zijn in 1936 bij Schoterland gevoegd om de gemeente Heerenveen te vormen. Tjalleberd was de hoofdplaats van Aengwirden. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldt hierover: ‘Tjalleberd is ’t grootste Dorp der Grieteny, ten Westen van Gersloot, ongemeen vermaakelyk in ’t geboomte en in de hooge bouwlanden gelegen. Hier vindt men eene kerk, doch ook zonder toren …. Ook is hier eene Herberg voor den reizenden man, en daar in eene Rechtkamer; hoewel het recht ’s Dingsdags wordt gehouden op ’t Heerenveen.’ De oude dorpen en hun landerijen langs de Aengwirderweg gaan gedurende de 18de en 19de eeuw helemaal over de kop. Eerst werd turf uit de hoge venen ten zuiden van de weg gewonnen en later zijn de lage venen ten noorden van de weg aangepakt. In het midden van de 19de eeuw is de turfwinning voltooid. Het had veel werk gebracht en weinig welvaart. De verveningen lieten een waterig onland achter waartussen De Streek als een rafelige kade resteerde. Het in cultuur brengen van onland, het bouwen van gemalen en de aanleg van wegen brachten opnieuw werk en structuur in De Streek. De dorpskerk wordt al in 1315 vermeld. In 1626 kwam er een nieuwe kerk op de plaats van de oude. In 1742 is in opdracht van grietman Martinus Bouricius opnieuw sprake van herbouw en in 1825/’26 is de kerk aan de noordzijde uitgebreid met een dwarspand dat net als de koorpartij driezijdig gesloten werd. In de houten geveltoren hangt een in 1670 door Petrus Overney gegoten klok. Door naoorlogse nieuwbouw heeft zich rond de kerk bijna een dorpskom ontwikkeld. Ten westen van de kerk staat een oude stenen loods voor de brandweer. Recent is een nieuwe brandweerkazerne gebouwd. In Tjalleberd staat ook een doopsgezinde kerk, een eenvoudige zaalkerk uit 1871.

De Nicolaaskerk vertoont zich op de deels afgegraven dorpsterp van de oudste zijde. Het van gemêleerd rode en gele steen gemetselde zuidelijke muurwerk en het koor laten zien dat de kerk in het midden van de 13de eeuw is gebouwd. Laag in dit door beren gesteunde muurwerk staan twee sporen van rondbogige ingangen, waarvan het oostelijke wel heel klein is. Hoog zijn ook nog twee dichtgemetselde rondboogvenstertjes te zien en drie fragmenten van een blokfries. Schip en koor zijn verhoogd aan het begin van de 16de eeuw toen de kap werd vernieuwd en het huidige houten tongewelf werd aangebracht. In de muur zijn later spitsboogvensters aangebracht. In de westelijke travee kwam een deur met bovenlicht met daarboven een cirkelvormig venster. In de koorsluiting staan een breed rondboogvenster, een met gele steen dichtgemetseld smal spitsboogvenster en een tweede deur met bovenlicht. Precies aan de oostzijde zit een duidelijk spoor van een dichtgezet rondboogvenster. De noordelijke muur met twee grote spitsbogige vensters is in de 19de eeuw vernieuwd in kleine gele baksteen. Op het dak liggen blauw geglazuurde Lucas IJsbrandszpannen, een windvaste pan met een vorm die leidekking suggereert. De noordmuur van de toren is gemetseld van gemêleerd gele baksteen en vertoont vrij laag een dichtgemetseld spitsboogvenstertje; het overige muurwerk van de toren is beklampt. De toren heeft een omgang en een achtzijdige, ingesnoerde spits. Tussen afgescheiden koor en orgelwand is de kerkzaal beperkt van ruimte. Het eenvoudige interieur heeft vooral dankzij de kleurstelling van schotwerk, lambrisering en meubilair in oker tonen en van trekbalken, korbelen, stijlen en gewelfribben in rode kleuren een grote intimiteit gekregen. Binnen het doophek met gedraaide balusters staat de preekstoel met klankbord, getordeerde trappaal en -balusters (met de datering 1711) en op de kuiphoeken zuiltjes in dezelfde vorm. De panelen hebben innemend snijwerk met voorstellingen van het Laatste Avondmaal en de vier evangelisten. Het orgel op de westgalerij is in 1862 gebouwd door L. van Dam & Zn. De kerk is eigendom van de Stichting Alde Fryske Tsjerken.

Fochteloo is een lang, zeer extensief bebouwd streekdorp tussen Oosterwolde en het Fochteloërveen, een van de grootste hoogveengebieden van het land. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788: ‘’t Oostelykste Dorp der Grieteny, ligt aan de hooge Veenen, waar tegen een Dyk, de Leydyk genaamd, is gemaakt, om het afloopende water te keeren, dewyl hetzelve anders, vooral in den Winter, niet alleen de Bouwakkers, maar ook ’t geheele Dorp zou overstroomen.’ Op de grietenijkaart van Ooststellingwerf uit 1849 in de atlas van Eekhoff zijn nog gedeelten van deze leidijk ingetekend. Hoe oud het vier kilometer lange dorp is valt niet te zeggen. In het zuiden zijn vlak voor de oorlog door amateur-archeoloog H.J. Popping aan de rand van het veen sporen ontdekt van een prehistorische nederzetting. Bij nader onderzoek door archeoloog Van Giffen werd vastgesteld dat de nederzetting uit ongeveer 400 moest dateren en dat het bestond uit een groep boerenhoeven met spiekers. De streek was door het oprukkende veen lange tijd onbewoonbaar en pas veel later hebben zich hier weer boeren gevestigd. In 1955 zijn er door de provincies Friesland en Drenthe plannen gemaakt om het hoogveen af te graven, maar in 1961 besloot de regering om deze ontginningen te staken. Het 1700 ha metende, deels nog levende Fochteloërveen, dat wil zeggen dat er nog steeds veen wordt gevormd, werd natuurgebied, beheerd door de Vereniging Natuurmonumenten. Het bestrijden van de verdroging is daarbij de grootste opgave. In Fochteloo heeft aan het Zuideinde een torenloze kerk gestaan, maar die is in 1837 gesloopt. Het zeer verzorgde kerkhof en de dubbele klokkenstoel herinneren hieraan. Mogelijk dateren de twee klokken nog uit de 14de eeuw. In 1918 is even verder een hervormde kapel gebouwd. Veel noordelijker is in 1895 een kleine zuivelfabriek gesticht die in 1907 samen ging werken met Oosterwolde. In Fochteloo waren de kampen Oranje en Ybehaer voor Molukkers ingericht, waar nu alleen de terreinen nog van zijn te bespeuren.

Tjerkgaast is een streekdorp dat in de Middeleeuwen is ontstaan op een glaciale stuwwal, een uitloper van die in Gaasterland. Rondom het dorp liggen lage landen en door het dorp loopt de oude weg die van Stavoren door Gaasterland naar Doniawerstal voert. Op de grietenijkaart van Schotanus staat het als een redelijk bebouwde streek aangegeven met in het westen Kleine Gaast en in het oosten Wollegaast, buurten op dezelfde stuwwal. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 gemeld: ‘Tjerkgaast, als of men zeide Kerkheuvel, is een goed Dorp. … De kerk, met een klein spits torentje voorzien, staat op het midden van den zandigen heuvel, op welken dit Dorp gebouwd is, aan den rydweg naar Sloten. Tusschen beiden ligt het buurtje kleine Gaast, alwaar een Wier het overblyfzel van een State is. In ’t Noordoosten vindt men nog een buurtje, de Wollegaast genoemd, beide insgelyks op heuveltjes gelegen. … Oudtyds lag hier Solkama State, die reeds van overlang verdweenen is. Rondom de kerk, op de hoogte, heeft men goed korenland; doch de overige landen zyn laag: men vindt ’er achttien kleine Polders, binnen welke goed weiland is; doch de jaarlyks onderloopende Buitenlanden zyn zeer dor en moerassig.’ De kerk met een driezijdig koor en een houten geveltoren is in 1703 gebouwd ter vervanging van een voorgangster. Rond de kerk is enige komvorming opgetreden met gevarieerde bebouwing veelal uit de late 19de of vroege 20ste eeuw. De buurschap Wollegaast is in 1848 doorsneden door de rijksweg van Sneek naar Lemmer. Bij de kruising Spannenburg is spoedig de herberg ‘Het Wapen van Friesland’ verrezen. Een gebouw dat een neoclassicistische, op dorische zuilen rustende middenopbouw kreeg met toscaanse pilasters en een fronton. Deze is samengesteld uit onderdelen van de in 1945 in Langweer afgebroken Doumastate. Later is Spannenburg ook nog doorgraven door het Prinses Margrietkanaal. In 1970 verrees er de ruim 80 meter hoge straalverbindingstoren en al eerder werd een installatie van het waterleidingbedrijf gebouwd die vaak is verbouwd en uitgebreid.

De kerk staat aan de westzijde van de radiale dorpsterp en is in de 13de eeuw van vooral geel moppenmateriaal gebouwd. De toren is ouder. Vooral in de noordelijke muur zijn duidelijke sporen van kleine romaanse vensters te zien. Aan de westzijde zien we twee kleine, dichtgezette spitsboogvensters en een derde tussen de later ingebroken grote vensters. Ook in de iets versmalde, ronde en nu blinde koorsluiting hebben twee kleine vensters gezeten, de ene rond- en de andere spitsbogig. In de zuidelijke muur zijn vergelijkbare, maar minder complete sporen van kleine vensters te zien. Daar staan voor de verlichting van het schip nu twee grote en een klein venster. De voorkerk heeft twee smalle spitsboogvensters en daarnaast staat de ingang in een spitsbogige nis van een gepleisterd veld. De zadeldaktoren lijkt ongeleed, maar heeft wel twee lichte versnijdingen. Hij is in de 12de eeuw verrezen en in de 13de eeuw verhoogd. De gedeelten van de westelijke muur aan weerszijden van de toren zijn niet even breed. Het zuidelijke gedeelte is breder en heeft aan de bovenzijde een klimmend fries in romano-gotische trant. De kerkzaal wordt gedekt door een houten tongewelf met trekbalken op korbelen en muurstijlen. Hier heeft op het vroegere altaar omstreeks 1414 een hostiewonder plaatsgevonden dat tot twee keer toe met pauselijke bullen is bekrachtigd. In de wanden van het koor zitten enkele nissen, waarvan de noordelijke een piscina is geweest. Tegen de zuidwand is de preekstoel opgesteld, die getuige het opschrift van het klankbord in 1633 aan de kerk is geschonken. De kuip heeft fraaie hoekzuiltjes en getoogde panelen. Tegenover de preekstoel staat de herenbank van de Aylva’s die ooit een overhuiving met een profaan opschrift had. De kerkbanken vormen de grote verrassing van de kerk. Ze bezitten fraai gesneden wangen in rijke renaissancestijl en dateren van voor de hervorming, uit omstreeks 1560. Portretmedaillons, saters, engelen, draken, leeuwenkoppen en gecanneleerde pilasters zijn erin gesneden. Het orgel is in 1911 gebouwd door Mart Vermeulen uit Woerden.

Follega is een streekdorp van middeleeuwse oorsprong. De boerenstreek volgt op Eesterga. De overgang tussen de dorpen is niet te merken. Het zijn dorpen, evenals de voortzetting van Doniaga in de buurgemeente Skarsterlân, met een vergelijkbaar karakter. De boerderijen lagen aan een paardenpad dat aan het einde van de 18de eeuw tot een rijweg was verbeterd, maar in 1843 als rijksstraatweg van Sneek naar Lemmer het steeds drukkere wegverkeer aan moest kunnen. Daarvóór was het verkeer over water veel belangrijker en ook daarvoor bezat het dorp met de Follegasloot tussen de Groote Brekken en het Tjeukemeer een belangwekkende verkeersader. De vaak monumentale boerderijen staan op onderling ruime afstand aan de voormalige rijksstraatweg. Ze staan allemaal aan de westzijde, een gevolg van de oriëntering van de erbij horende landerijen, de tot de Groote Brekken zich uitstrekkende Lemster Polders. Van de boerderijen heeft de helft ook monumentale waarde, onder meer ‘Foar de Mar oer’ en de tamelijk oude, van gele steen gebouwde kop-hals-romp ‘Zeldenrust’. De boerderijen bezitten allemaal aandachtige en gevarieerde erfbeplanting. Ten noorden van de brede Follegasloot is enige komvorming. Daar heeft tot in de 18de eeuw een kerk gestaan waar nu, wat achteraf gelegen, het kerkhof met een klokkenstoel met helmdak is te vinden. De klok van Peter van den Ghein dateert van 1596. In de bocht bij de brug staat het hoge huis ‘De 3 Kogels’ (die inderdaad aan een uithangbord hangen). Bij deze vroegere herberg is geschiedenis geschreven. De Bataafse Republiek had het land in Franse invloedssfeer gebracht en dat wekte de gram van de Britten. De Engelsen waagden in 1799 enkele invallen. Op 2 oktober landden de Engelse troepen bij Lemmer. Ze werden bij Follega door een burgerwacht teruggedreven: vandaar de drie kogels. Het kerntje van Follega bestaat verder uit een paar boerderijen, enkele woningen en een dubbel streekje richting Doniaga. De brug over de Follegasloot waar vroeger tol werd geheven is nieuw.

Tjerkwerd is een dorp met een dubbel karakter. Het is een terpdorp met een compacte bebouwing in een wirwar van smalle straatjes met 19de-eeuwse woningen en de kerk. Maar het heeft ook een langgerekte waterbuurt langs de Workumer Trekvaart met bebouwing waarin nette woonhuizen van omstreeks 1900 domineren en waar de gereformeerde kerk met een hoogst decoratieve voorgevel plaats kon krijgen. Het Van Panhuyskanaal komt als vrij jonge waterverbinding van Makkum naar het achterland bij Tjerkwerd op de Trekvaart uit. Ten noorden liggen de bij Tjerkwerd horende buurschappen Eemswoude en Baburen en ten zuiden, aan weerszijden van de Hemdijk, Jonkershuizen en Arkum. Aan de vaart staat de pastorie uit 1748 die verschillende malen is verbouwd. Het muurwerk van de oude kerk dateert deels mogelijk nog uit de 12de eeuw, maar in 1888 is het kerkgebouw vernieuwd of ommetseld. Tjerkwerd kreeg toen ook een echte kerktoren met spits; de oude had niet veel voorgesteld. Binnen bezit de kerk fraai meubilair, waarvan de herenbank en vooral de preekstoel met verfijnd gesneden bijbelse taferelen de hoogtepunten vormen. Omdat de Cammingha’s naast het eiland Ameland en flinke bezittingen in Leeuwarden ook in Wûnseradiel grote belangen hadden, woonden de laatste Cammingha’s als grietmannen van Wûnseradiel op Waltastate in Tjerkwerd. Die is omstreeks 1800 gesloopt en er staat nu een robuuste boerderij. In de kerk is onder de orgelgalerij een groot grafmonument te vinden, de restanten van een grote tombe met opbouw. Watse van Cammingha was bij zijn dood (1668) zeer vermogend. Rixt van Donia bleef als rijkste vrouw van Friesland achter. Zij kon zich dus een kostbaar grafmonument permitteren met zelfs portretbustes van zichzelf en haar man in marmer. Tijdens de revolutie die de Bataafse Republiek inluidde is het monument vernield, maar enkele tientallen jaren later is van de restanten weer een indrukwekkend geheel gemaakt. Het is het hoogtepunt van de fraai met zeventiendeeeuws meubilair ingerichte kerk, waarvan de kap huisvesting biedt aan een grote kolonie meervleermuizen.

Het kerkje staat enigszins verscholen in een zoom van bomen en struiken. Het staat niet op een terp en de nederzetting zal niet zeer oud zijn. De kerk is wel opmerkelijk rijk uitgedost voor zo’n klein gebouw. Een mogelijke verklaring hiervoor is de invloed van het nabijgelegen klooster Klaarkamp of de inzet van de rijke Tjaarda’s uit Rinsumageest. De kerk is omstreeks 1300 tijdens de overgang van de romano-gotiek naar de gotiek gebouwd. Dat is vooral te zien aan de noordmuur met van de grond af opgaande fraai geprofileerde nissen van verschillende vorm en met gevarieerde invulling. In het midden staat een dichtgemetselde ingangspartij. De rondbogige poort staat in een grote rondboognis met bovenin een ook dichtgezet cirkelvormig venster met meervoudige profielen waarbij kraalprofiel met verglaasde stenen. De huidige ingang staat in een rechthoekig kozijn binnen een geprofileerde spitsboog-nis. Oostelijker zit een segmentvormige nis met een spitsbogig spoor erboven en bij het koor een vierde nis, licht spitsbogig met een dichtgezet gotisch venster waarin de levendige traceringen met onder meer rondpassen nog aanwezig zijn. In deze noordmuur zijn de sporen van verwijderde steunberen zichtbaar. De kerk was dan ook met stenen gewelven overdekt. In de 16de eeuw zijn die verwijderd en is de kerk aan de westzijde een travee ingekort. De zuidelijke – met nog wel het spoor van een ingang in een spitsboognis – en westelijke muren zijn in de 19de eeuw vernieuwd. Er heeft een klokkenstoel voor de kerk gestaan, maar bij de vernieuwing van de westpartij is een dakruiter op de westgevel gebouwd. Binnen is de kerk nu gedekt door een vlak balkenplafond; in de wanden zijn de sporen van de vroegere overwelving nog te bespeuren. De inrichting is 19de- en 20ste-eeuws met hoogst eenvoudig meubilair, een doophek met gesloten panelen waarbinnen in de koorsluiting een preekstoel met klankbord en een kabinetorgel aanwezig zijn. Er staan twee vitrinekasten met vondsten uit de restauratietijd (1977). De kerk is eigendom van de Stichting Alde Fryske Tsjerken.

Triemen is een streekdorp dat officieel een vrij jonge leeftijd bezit maar al van hoge ouderdom is. De streek komt in 1467 voor het eerst in de bronnen voor en wordt dan Trema genoemd. Deze moeten we aan het nu onbebouwde Lykpaed zoeken, van De Dôlle tot de Stroobossertrekweg. De streek loopt van west naar oost over de noordelijke rand van het zandplateau van de Wouden. Ten noorden hiervan ligt de laagte van De Hammen en De Warren, waarna de zandrug nog even opduikt. Op dit ‘zandeiland’ is Westergeest ontstaan, het dorp waar Triemen als buurschap lang toe behoorde. Zelfs Kollumerzwaag, veel verder in het zuiden, hoorde bij Westergeest. Kollumerzwaag vormde in de Middeleeuwen een eigen parochie en dat heeft Triemen niet mogen beleven. Aan het einde van de 18de eeuw is het toch al belangrijk genoeg om bij Westergeest in de Tegenwoordige Staat van Friesland te worden genoemd: ‘In ’t Zuiden, over de Groninger Trekvaart, ligt het buurtje Triemen in ’t geboomte, aan de bouwlanden van Kollumerzwaag en Veenklooster.’ De genoemde vaart is de Stroobosser Trekvaart die Dokkum in 1654/’56 tussen de stad en het Kolonelsdiep aan liet leggen. Dat geboomte is er nog steeds: de woningen en kleine (woon)boerderijen zijn flink in het groen verstopt. Hoewel Triemen geen kerk bezit, heeft het in 1884 wel een christelijke nationale school, de eerste in de wijde omgeving. De kinderen kwamen van Kollumerzwaag in het zuiden tot en met Oudwoude in het noorden. Later werden in die dorpen ook christelijke lagere scholen gesticht. Triemen nummer 11 is nu een opgeknapt woudboerderijtje. Het staat op de plaats waar het huis Bommelatijer, een zomerhuis van de grietmansfamilie Van Aylva stond. In 1725 is het huis gekocht door de uit het Nassaugebied afkomstige officier Everhard van Hanecrooth. De Hanecroothsingel herinnert er nog aan. Tussen de oude bebouwing in het westen kwam recent aan de Migchelbrinkwei een tiental nieuwe woningen tot stand.

De aan Sint-Martinus gewijde kerk heeft een opmerkelijke bouwgeschiedenis. Het is in de 11de eeuw begonnen met een tufstenen kerk, waarvan het westwerk bij vergroting omstreeks 1300 verrijkt werd door twee flinke flanktorens. Vlak voor een aanzienlijke uitbreiding is in 1489 ten zuiden van de kerk een losstaande houten klokkentoren gebouwd. Hij is qua structuur laat-middeleeuws, maar heeft zijn huidige vorm in de 18de eeuw gekregen. Tijdens de laatste restauratie (1971) zijn ter bekroning twee nieuwe windvanen geplaatst: Sint-Martinus te paard en een kofschip. Er hangen klokken in van Butendiic uit 1466 en Ter Steghe uit 1543. Nadat de kerk te klein werd bevonden, is tussen 1498 en 1503 een nieuw koor gebouwd en vervolgens een basilicale kerk, een kerk met een hoog schip met lichtbeuk en lager aangekapte zijbeuken. Hierbij bleef opnieuw de indrukwekkende westelijke partij gehandhaafd. De huidige kerk stamt voornamelijk uit die tijd. De sfeer van deze laatgotische kerk kan het beste ervaren worden bij het oosterkoor, al werden er omstreeks 1700 net als in het westerkoor grote rondboogvensters met neggen in de dagkanten geplaatst. Het warmrode baksteenwerk, de rijzige kap en de hoge, enkele malen versneden steunberen doorspekt met zandstenen hoekneggen scheppen een laat-gotische sfeer. In de eerste helft van de 16de eeuw is tegen de zuidzijde, ongeveer op de overgang van schip naar koor een sacristie van twee bouwlagen gebouwd met een grote spitsboognis in de zuidgevel, een rondboogfries op de overgang naar de verdieping, hele en halve kruiskozijnen en op de schouders van de geveltop ronde pinakels. Binnen is de benedenzaal in 1759-’61 betimmerd en van een plafond voorzien door Johann Georg Hempel; de bovenzaal heeft een schouw en zolderbalken op sleutelstukken met peerkraalprofiel. Het fraaist is de oorspronkelijke gotische toegangsdeur vanuit de kerk. Deze opgeklampte deur is voorzien van gedetailleerd snijwerk met veelpassen en toten. In 1681 stortte een belangrijk deel van de westelijke partij in als gevolg van verzakkingen en vervolgens is in een bouwproces dat enkele tientallen jaren duurde de kerk gewijzigd en vernieuwd. Aan de westzijde is het schip enkele traveeën ingekort en van een veelzijdige sluiting voorzien, waardoor het lijkt alsof de kerk aan beide zijden een koor bezit. Tegelijkertijd zijn de stenen gewelven vervangen door een houten tongewelf en kwam dit te rusten op Toscaanse zuilen met rondbogige scheibogen naar de zijbeuken. Bovendien is het volledige dak een aantal meters verlaagd. Door dit alles bleef de basilicale opzet bestaan en door inwendige veranderingen ontstond een ruimte die min of meer centraal op de kansel werd gericht, geschikt voor de dienst van het Woord. Aan de koorzijde is in 1771 een verfijnd vormgegeven klokkenkoepel op de naald van het dak geplaatst. Het daarin geplaatste carillon is in 1949 vervaardigd door Van Bergen uit Heiligerlee. Het is nog twee keer uitgebreid en behoort tot de grootste van het land. Tegen het koor kwam een portaal in classicistische vormen met een inwendige poort uit 1652. Het veel grotere portaal in empirevormen aan de noordzijde is in 1793 naar ontwerp van stadsbouwmeester Auke Bruinsma toegevoegd. De centraal gerichte inrichting heeft in het interieur een letterlijke impuls gekregen door de in 1872 door architect Breunissen Troost ontworpen cirkelvormige bankenopstelling rond de preekstoel. Met de zitgalerijen aan west- en noordzijde en de orgelgalerij die het oosterkoor afsluit, is de centrale opstelling daarmee voltooid. De eenvoudige preekstoel met klankbord is in 1626 door Barthold Vincents gemaakt. Tegen de zuidelijke wand hangen een Tiengebodenbord uit het begin van de 17de eeuw en een tekstbord uit 1632. In het westkoor hangt een schilderij van een belegerde stad van de hand van de schilderende burgemeester Hanso Moll en in het oosterkoor schilderijen van de genezing van Naäman de Syriër en Jezus zegent de kinderen, beide van de hand van diens broer Pieter Moll. Onder de westergalerij staat wat verscholen een vroedschapsbank uit 1688. Recht daartegenover staat het magistrale orgel, in 1710-’11 door de Noordduitse orgelbouwer Arp Schnitger vervaardigd en in 1897 gewijzigd door L. van Dam & Zn.

Formerum is een agrarisch streekdorp dat zich op een strandwal tussen Midsland en Hoorn in de 17de eeuw heeft ontwikkeld. Het bestaat uit verspreide bebouwing van boerderijen en woningen. Ten westen is aan de zijde van Midsland op eenzelfde wijze de buurschap Landerum ontstaan. In het dorp, zelf lang beschouwd als een buurschap, heeft nooit een kerk gestaan. Het dorpsgezicht wordt gedomineerd door een korenmolen. De molen was in 1838 op de Dellewal in West gebouwd maar is in 1876 naar Formerum overgebracht. De bedrijfswaardige molen heeft allang een horecabestemming. Het is een achtkante houten stellingmolen, gedekt met riet, en op een gepotdekselde houten onderbouw. Het wiekenkruis heeft een vlucht van twintig meter. In Formerum en omgeving is een aantal boerderijen van het eilander type te vinden. De meeste zijn niet helemaal gaaf meer, maar de oorspronkelijke indeling is meestal nog wel af te leiden. Het heel eigen type van de Terschellinger boerderij is een variant op de langhuisboerderij. Met het woongedeelte en de schuur met stallen en hooivakken onder een doorlopende, ongedeelde kap. Het woongedeelte, het ‘foarein’, bestond oorspronkelijk uit een voorkamer en een binnenkamer met bedsteden. Daarachter volgde de schuur met stalruimte die aan de zijkant voor de dwarsreed is geopend met een houten uitbouw, een zogenoemd ‘schúntsje’ waar de hooiwagens door konden. Een van de best bewaarde boerderijen van dit type is in Formerum Zuid het ‘Spylske Huus’ uit 1759, zo genoemd omdat de naald van het dak door verzakkingen wat bochten vertoont. Het voorhuis heeft een topgevel versierd met vlechtingen en siermetselwerk. De boerderij is allang niet meer als boerenbedrijf in gebruik en inwendig is voor de woonfunctie veel aangepast. De ligging, de sterke hoofdvorm en de fijne detaillering maken deze gerestaureerde boerderij tot een getuigenis van het agrarische verleden van de polders van het eiland. Aan het Zuid van Formerum en in Landerum staan meer vrij gave 19de-eeuwse boerderijen, waarvan enkele voor de recreatie zijn ingericht.

Twijzel is een langgerekt, oud streekdorp aan de oude drukke straatweg tussen Leeuwarden en Groningen. Het is van oorsprong een boerendorp en dat karakter heeft het goeddeels behouden. In de ongeveer drie kilometer lange streek zijn een flink aantal monumentale boerderijen op fraaie erven te vinden, in Wedzeburen een hele groep gave koprompboerderijen. De lange streek heeft drie verdichtingen in de bebouwing: van zuidwest naar noordoost Twijzelerburen, Wedzeburen en Kerkeburen. Ze groeiden sinds het midden van de 19de en vooral in de eerste helft van de 20ste eeuw steeds meer naar elkaar toe. Voor de naoorlogse woningbouw was er weinig plaats meer aan de streek en is er in Twijzelerburen ten noorden van de driesprong met de Mounewei een woonwijk ontwikkeld. De Twijzelerburen in het westen zijn sinds 1698 door de Twijzelervaart met het Kolonelsdiep verbonden en in de Kerkeburen in het oosten staat vanouds de kerk in een flauwe bocht op een hoog kerkhof. De kerk, in de Middeleeuwen gewijd aan Augustinus, is in 1692 vernieuwd tot het huidige eenvoudige bouwwerk. Het is vier traveeën diep met een driezijdige koorsluiting. Het muurwerk is geopend met spitsboogvensters. De vensternissen zijn diep, wat er op zou kunnen wijzen dat er nog oud muurwerk aanwezig is. De zadeldaktoren dateert uit de vroege 13de eeuw en hij is beneden verrijkt met een keperfries op kraagstenen die deels voorstellingen van maskers hebben en van tufsteen zijn. Bovenin zitten spaarvelden, bekroond door een rondboogfries. Tegenover de kerk staat de pastorie in een door grote bomen omzoomde tuin. Het is een uit de 18de eeuw daterend, vijf raamvakken breed pand met een deftige middenpartij met klokgevel en beeldhouwwerk voor een hoog dak. In het noorden van Wedzeburen werd in 1898 de zuivelfabriek gebouwd die geen rechtstreekse waterverbinding had maar aan de zuidkant door de Twijzelervaart en de Zandsloot tot op zevenhonderd meter over het water kon worden benaderd. De fabriek sloot in 1976, waarna in de gebouwen een timmerfabriek werd gevestigd.

De forse toren van de Remigiuskerk bepaalt van ver het silhouet van Spannum. De toren is even breed als het kerklichaam en dat komt weinig voor. De kerk is omstreeks 1500 gebouwd van gemêleerd gele moppen. Dat is alleen aan de noordzijde te zien want het koor en de zuidmuur zijn in de tweede helft van de 19de eeuw beklampt. Na een versneden steunbeer staat aan de westelijke zijde van de noordmuur een grote spitsboognis, een al vroeg met moppen dichtgezet venster waarin beneden weer kleine vensters zijn ingebroken. In het midden van deze muur zit het rondbogige spoor van een dichtgemetselde ingang. Verder zijn er twee flinke spitsboogvensters en de oostzijde wordt geschoord door twee forse, wigvormige beren. Achter de oostelijke beer staat een miniatuurhuisje tegen de kerk, versierd met ajourranden en sierlijke makelaars. Het is het in 1910 gebouwde ketelhuis voor centrale verwarming. Het beklampte koor en zuidmuur bezitten penanten en grote spitsboogvensters met vormrijke traceringen van ijzer. In de westelijke travee staat de ingang. De uit het einde van de 15de eeuw daterende zadeldaktoren heeft drie door zandstenen cordonlijsten gescheiden, maar niet verjongende geledingen. De onderste is onversierd, maar draagt in de zuidmuur een fraaie gedenksteen van de torenvernieuwing in 1742. De westelijke muur heeft een ingang in een hoge, diepe nis met een gedenksteen van de restauratie in 1930. De tweede geleding heeft een fraaie plastiek gekregen door gepaarde spitsboognissen met een fijne indeling en in de bovenste geleding is dit herhaald in gevarieerde nisvormen met galmgaten: spits- en korfbogig. Het inwendige wordt door een uit 1959 daterend houten tongewelf gedekt. De preekstoel met kuip voorzien van gekorniste panelen en gegroefde hoekzuilen en met klankbord dateert net als het doophek, de avondmaaltafel en de banken uit de 17de eeuw. De kerkbanken hebben fraai gesneden wangen met florale sier maar ook een hoorn des overvloeds, een uil en een arend. De twee overhuifde herenbanken zijn 18de-eeuws. Het orgel is in 1911 gebouwd door Bakker & Timmenga.

Foudgum is een terpdorp dat waarschijnlijk voor het begin van de jaartelling gevormd is op een kwelderwal en dat in het begin van de 19de eeuw nog een ideale, onverstoorde radiale vorm bezat. Om de toen vrijwel onbebouwde terp liep een nagenoeg perfecte, ronde ringweg waar op regelmatige afstanden vier paden naar toe voerden. Deze ideale vorm is verstoord door de aanleg van de weg Dokkum-Holwerd die in het midden van de 19de eeuw vlak langs en bij verbetering een eeuw later zelfs over de zuidwestelijke terpzool werd gelegd. Omdat de terp dun bebouwd bleef, konden in de laatste jaren van de 19de eeuw grote gedeelten worden afgegraven. Opmerkelijk is dat hier een eeuw later weer hoeken terp zijn aangevuld, een soort terprestauratie. Op de bijna zes meter hoge terptop staat de oorspronkelijk aan Maria gewijde dorpskerk, die omstreeks 1200 is gebouwd, maar waarvan slechts weinig resteert. Het oostelijke gedeelte van de toren dat ooit mede een westwerk voor de kerk vormde, herinnert nog aan de middeleeuwse periode. Deze toren die velerlei historische sporen vertoont, is in de 15de eeuw grotendeels herbouwd en toen ook verhoogd, in 1753 hersteld en in 1977 gerestaureerd. Er hangen klokken uit 1395 en 1732 (van Jan Nicolaas Derck) en het torenuurwerk dateert van 1640. De kerk bezit een vroeg-17de-eeuwse preekstoel en een kabinetorgel uit het derde kwart van de 18de eeuw. Ten noordoosten van de kerk staat de pastorie. Die dateert volgens de muurankers uit 1723 en is niet meer als zodanig in gebruik. Het is een breed pand dat grotendeels is opgetrokken van kloostermoppen. Het heeft vleugels en een flink naar voren springende middenpartij met een verdieping met geveltop. Hier heeft van 1859 tot 1863 François HaverSchmidt gewoond, die nauwelijks als predikant, maar wel als romantisch dichter Piet Paaltjens naam heeft gemaakt. De overige bebouwing, burger- en arbeiderswoningen, staat vooral aan de oostelijke en noordelijke zijde van de ringweg. Boerderijen zijn vooral aan de zuidwestelijke kant te vinden.

Twijzelerheide is een jong heidedorp dat in de 18de en 19de eeuw geleidelijk is ontstaan op de afgegraven hoge veengronden op de noordwestelijke gedeelten van de dorpen Koten en Twijzel die tot De Swadde reiken. Dichter bij deze oude agrarische dorpen was de afgeveende grond in cultuur gebracht met akkers tussen boomwallen; verder naar het oosten toe was het heide die op kleinschalige wijze in cultuur werd gebracht. Aan het einde van de 18de eeuw was nog nauwelijks sprake van bewoning. Daarna kwam er verspreide bebouwing aan zandpaden, die over de gemeentegrenzen van Kollumerland en Dantumadeel doorliep. Bebouwing is een groot woord, de onderkomens van de heidebewoners waren spitkeetjes van plaggen en riet. Aan het oude Wildpad was vanouds al sprake van agrarische bebouwing. Westelijk daarvan vond geleidelijk enige concentratie plaats aan de nieuw aangelegde Bjirkewei, die zich ontwikkelde tot hoofdstraat. Daar werd nog voor de bouw van de eerste kerk, ten oosten van de bebouwing, in 1870 de begraafplaats aangelegd. In 1954 is er een klokkenstoel met zadeldak op geplaatst, de noordelijkste van Friesland. Het klokje wordt de ‘heidebingel’ genoemd. De eerste gereformeerde kerk kwam in 1911 met pastorie aan de Bjirkewei. De vriendelijke zaalkerk staat iets teruggerooid met een op kolommen rustend portaal en op de voorgevel een houten dakruiter. Aan deze weg kwamen in 1910 de eerste volkswoningen van de woningstichting. De hervormde kerk is in 1878 aan een zijstraat, de Tsjerkebuorren tot stand gekomen. Het dorp is uitgegroeid tot een flinke nederzetting van arbeiders- en kleine burgerwoningen. Na de oorlog zijn uitbreidingswijken in het noorden tot De Swadde en in het zuidoosten gekomen. Het heideverleden is nog wat te proeven aan de zuidwestkant. Daar staan aan Hillebrandsreed, Raepdraaiersreed, Fokke Zwaagmansbuorren en omgeving de vrijstaande arbeiderswoningen op ruime kampjes land die de woningstichting omstreeks 1920 en de jaren voor de oorlog liet bouwen ter vervanging van de keten. Ze worden nu als kleine villa’s met parktuinen bewoond.

De forse tufstenen Sint-Vituskerk, fraai gelegen in een drievoudige boomzoom, is aan het eind van de 11de of begin van de 12de eeuw gebouwd. De noordmuur bezit vrij hoog een regelmatige reeks rondbogige spaarnissen. In elke nis zijn de boog en de moet van een klein rondboogvenster zichtbaar. Hier zitten in de onderste zone verschillende sporen van ingangen: in het midden van een rondbogige poort en ten westen daarvan twee van spitsbogige aard. Verder naar het oosten zit een dichtgezette grote rondboog: een spoor van een kapel. De zuidmuur met drie flinke spitsboogvensters is sterker verstoord. Toch zijn ook hier in het tufsteenwerk fragmenten van rondboognissen te zien. De ingang zit aan de westzijde in een spitsboognis en oostelijker staat een dichtgezette, korfbogige ingang binnen een rijk geprofileerd rechthoekig kader. In de travee bij het koor zijn sporen van een kapel te zien. De kapellen aan noord- en zuidzijde zijn kort na de hervorming, in 1584, afgebroken. Het koor is smaller dan het schip. Het is in de 13de eeuw van baksteen opgetrokken; aan de noordzijde zit nog tufsteenwerk. De kloeke zadeldaktoren van vier geledingen is 15de-eeuws, heeft een fraaie gotische westingang en in de tweede en derde geleding spitsboognissen in gevarieerde vormen. In de vierde geleding zitten de galmgaten in nissen en ook de geveltoppen zijn met nissen versierd. De kerkruimte wordt gedekt door een bijzonder 16de-eeuws houten tongewelf. Het heeft een verhoogde middenzone en dus een doorsnede van een driepas, een unieke vorm. De eenvoudige 18de-eeuwse preekstoel met klankbord is tegen de zuidwand geplaatst en er tegenover staan twee eenvoudige herenbanken. In de koorsluiting is een rijker exemplaar te vinden. Daarachter staat een grote portretzerk tegen de wand voor het echtpaar Philips van Boshuysen en Anna van Eysinga. De natuurstenen doopvont is afkomstig uit de gesloopte neogotische kerk van Wytgaard. Het orgel op de westgalerij is in 1829-’30 gebouwd door L.J. en J. van Dam, waarbij gebruik is gemaakt van ouder pijpwerk van Bader en een kas uit 1777.

Tytsjerk is een streekdorp dat is ontstaan in de late Middeleeuwen. Het dorp bezat net als de andere dorpen in de noordwestelijke hoek van Tytsjerksteradiel een losse bebouwing aan of nabij de weg die van Toutenburg aan het einde van de Zwarteweg naar Suwâld liep. Bij de driesprong van de Zomerweg – waar ook de kerk in de buurt stond – en zuidelijker, die van Spijkerboor, was meer concentratie in de bebouwing te vinden. Op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 is ook te zien dat Tytsjerk aan de westzijde werd begrensd door een aantal plassen, zandingen. De Tegenwoordige Staat van Friesland vermeldde over Tytsjerk: ‘Dit dorp ligt in ’t midden der wateren, die hier alle kanten samenvloeien. De Kerk, met een kloktoren voorzien, staat ten Zuiden van den rydweg, naar Groningen. Eertyds plag deeze weg met een groote bogt, tot omtrent halfweg Zuwoude, en van daar naar Hardegaryper Kerk te loopen, dat een grooten omweg maakte. … Aan ’t einde van de Zwarteweg liggen eenige aangenaame buitenplaatsen, als Haanenburg enz., die ook inzonderheid hier door vermaakelyk zyn, om dat men thans zo gemakkelyk tot dezelve van Leeuwarden kan komen, nu, de weleer zo gebrekkige, en by kwaad weder byna onbruikbaare Zwarteweg, zwaar is bepuind en steeds bruikbaar wordt gehouden. Het land is meest laag, en door hetzelve loopt in ’t Westen ’t Ouddeel: by de kerk staan weinige huizen.’ Van de kaart in de Eekhoff-atlas uit 1847 blijkt dat bij de kerk juist bebouwingsconcentratie is ontstaan. De kerk is in 1892 geheel vernieuwd tot een kruiskerk in neorenaissance vormen naar ontwerp van W.C. de Groot die in 1905 ook de toren verving. Tytsjerk is verder vooral in het noorden ontwikkeld, wat is begonnen dankzij de halte in de spoorlijn Leeuwarden- Groningen uit 1866. Vanaf de jaren zestig is ten noorden van de spoorlijn en achter het buiten Vijversburg en Stichting Op Toutenburg, die eigenlijk tot het dorp Ryptsjerk behoren, een omvangrijke forensenwijk ontstaan. Recent kwam ook weer woningbouw tot stand ten zuiden van het spoor.

De op een verhoogd kerkhof staande kerk is in 1614 opgetrokken van bouwmateriaal van de voorgaande kerk. Het helderrode bakstenen muurwerk dateert nog uit deze tijd maar door wijzigingen in 1734 heeft het bouwwerk een 18de-eeuws karakter gekregen. Toen kwamen in de muren grote rondboogvensters met dagkanten van bruine baksteen. De driezijdige koorsluiting met slanke lisenen op de hoeken is eveneens in 1734 vernieuwd. Aan elke zijde kwam een rondboogvenster met een bakstenen vorktracering. De representatieve kooringang, gericht naar de hoofdweg van het dorp, is rondbogig en wordt geflankeerd door bakstenen pilasters met zandstenen bases en lijstkapitelen en een kroonlijst met opschrift over de eerste steenlegging door Eelko van Haersma, de zoon van de grietman. Daarboven vertoont het segmentvormige timpaan het Haersma-familiewapen tussen acanthusloof. De toren heeft een fascinerend silhouet en is met geen andere kerktoren in het noorden te vergelijken. De hoge, ongelede torenromp kreeg aan elke zijde op de hoeken grote, zeven of acht keer versneden steunberen. Ze zijn zo fors en reiken zo hoog, dat zij geen toegevoegde elementen meer zijn maar de hoofdvorm bepalen. Bovenin zitten gepaarde rondbogige galmgaten in korfbogige nissen en dan volgen aan vier zijden wimbergen met klimmende friezen en de achtzijdige, van baksteen gemetselde spits. De toren is via een overkapte luchtbrug met de kerk verbonden. De kerk is binnen gedekt door een houten tongewelf met trekbalken. De koorsluiting bezit drie gebrandschilderde ramen, in 1734 vervaardigd door de Sneker kunstenaar Ype Staak. De opdrachtgevers, Gedeputeerde Staten, het college van Rekenmeesters en grietman Arent van Haersma en diens vrouw, lieten als schenkers bij de vernieuwingen er hun wapens op achter. Het meubilair is eenvoudig. Binnen het doophek met balusters staat de preekstoel met klankbord die dateert uit het derde kwart van de 18de eeuw. Hij heeft getorste, omrankte zuilen aan de kuip en draagt de wapens van het echtpaar Haersma. Het eenvoudige orgel is omstreeks 1919 gebouwd door P. van Dam.

Friens is een klein terpdorp in een opmerkelijk landschap. Het bestaat uit de deels afgegraven, hoge terp met de kerk, enkele bescheiden streekjes langs de Beslingadyk en Van Sytzamawei en verspreid liggende boerderijen. Friens ligt ten westen van het drukke Grou in de weidse graslanden tussen twee fraai door het landschap meanderende uitlopers van de Boarn naar de voormalige Middelzee: tussen het Zwin en de Moezel. Het laatste watertje dat nu in Raerd eindigt, vormde tot 1984 de grens tussen Idaarderadeel en Rauwerderhem. Het Zwin loopt naar het noorden richting Reduzum. Helemaal in het zuiden stroomt het brede water van de Kromme Grou. De dorpsbebouwing ligt aan een oude dijk die de herenweg vormde van Leeuwarden naar Zwolle; de rijksstraatweg werd in 1826/’27 ten westen van het dorp aangelegd. Nu loopt de oude dijk voorbij het dorp dood. Ten noorden van Friens ligt de agrarische buurt Wilaard met enkele boerderijen. Tot 1849 werd het kleine dorp gedomineerd door de zuidelijk van de kerk gelegen Beslingastate, in 1620 als buiten herbouwd en eeuwenlang bewoond door de familie Van Sytzama. ‘Eene schoone gelegenheid met graften en cingels omringd’ wordt het eind 18de eeuw genoemd, maar ruim een halve eeuw later is de state afgebroken. Nu staat er op het erf een boerderij. De hervormde kerk is in 1795 gebouwd en vervangt een middeleeuws bedehuis. Zij is in 1906 nog eens verbouwd. Het is een eenvoudig bouwwerk met een rondbogige ingang, omringd door gedenksteentjes en een geveltop met kleine vensters en bekroond door een torentje met galmgaten, uurwerken en een ingesnoerde spits. Binnen lijkt het wel het exclusieve mausoleum van de Sytzama’s. Aan de wanden en de orgelgalerij hangen dertien grote rouwborden uit de 18de en 19de eeuw en een stamlijst van de familie. Bovendien staan er in de koorsluiting zes grote gebeeldhouwde zerken van de familie opgesteld.

Het terpdorp Tzum is van heinde en ver te herkennen aan de hoge kerktoren. De toren is in totaal 72 meter hoog en bezit een opmerkelijk hoge spits: de romp meet 31, de spits 41 meter. De spits is een wonder van timmermanskunst. Een opschrift vermeldde dat hij in 1548/’49 onder leiding van torenmeester Cornelis Claesz. is gebouwd. De romp heeft een hoge spitsbogige ingang met visblaastraceringen van zandsteen, even hoger bevatten alle zijden spitsboognissen en boven kwamen nissen in korfboogvorm met galmgaten. ‘De Kerkbuurt is vry groot, en bestaat uit eene ruime dubbele streek huizen, ter wederzyden van eene welgevloerde straat, en voorts uit drie of vier bystraatjes’ wordt aan het einde van de 18de eeuw geschreven. Tzum is een flink dorp, het grootste van het vroegere Franekeradeel. Ruimtelijk wordt de kern bepaald door een T-kruising met aan de noordzijde de grote kerk met de immense toren die ook nog op een hoge terp staat. Daartegenover staan op de hoek van de Voorstraat de herberg en even verder, een beetje teruggerooid, het oude schooltje van gele steen waarvan de eerste steen in 1830 is gelegd. Naast de kerk staat de pastorie van vlak na 1900, thans in gebruik als verenigingsgebouw. De hoofdstraat, de Voorstraat, komt vanuit het zuiden op de kerk uit. Bij de kruising is er compacte bebouwing, verder naar het zuiden toe verbreedt de straat zich. Daar hebben de huizen aan de oostzijde overtuinen. Vlak daarbij kruist de Oudemeer de straat, een schilderachtige vaart met waterbuurtjes. Zowel de uitvalsweg richting Wommels als die richting Franeker hebben een open lintbebouwing, waartussen enkele deftige dorpshuizen en monumentale boerderijen zijn te zien. De kerk is oorspronkelijk romaans, maar de naar het dorp gerichte zuidzijde is later ommanteld met kleine gele steen. Aan vooral het westelijke gedeelte van de noordmuur is de tufsteen van romaanse herkomst te zien, compleet met spaarvelden en een rondboogfries. De kerk is in latere eeuwen vergroot.

De schilderachtige Sint-Nicolaaskerk staat op het restant van de afgegraven terp. Het bakstenen schip zal in de eerste helft van de 13de eeuw van gemêleerd rode baksteen zijn gebouwd; onderzoek van het hout in de kap heeft uitgewezen dat gedeelten uit 1234 dateren. De kerk behoort tot de vroegste kerken die van baksteen zijn gebouwd. Het rondgesloten koor is aan het einde van deze eeuw toegevoegd. De kleine rondgesloten vensters, waar hier en daar nog sporen van zijn te zien, zijn vervangen door spitsboogvensters, waarvan weer één is dichtgezet. Daardoor werden steunberen noodzakelijk. Bovendien is in de zuidmuur een rondbogig spoor van een met gele steen dichtgemetselde ingang te zien; in de noordmuur is de huidige, in de vroege 19de eeuw gevormde ingang waarschijnlijk in de plaats gekomen van de oude. Het muurwerk is bekroond met een fraai rondboogfries op kraagsteentjes; bij het koor is het fries kepervormig. Enkele van deze kraagsteentjes zijn bewerkt tot onder meer kopjes en ballen. Even rechts van het eerste zuidelijke venster zit zomaar een gele kloostermop in het muurwerk met een reliëf van een schaal met druiventrossen. Aan de oostzijde zit een vensterspoor half achter een steunbeer, maar iets noordelijker kwam achter een beer een gaaf venster tevoorschijn. Deze beer trok eerder dan dat hij steunde en hij is bij de restauratie in 1995-’97 weggehaald, waarna het overgebleven stompje een dekplaat kreeg met het rijmpje: ‘Hier stond een beer, hij is niet meer’. In de noordelijke koorgevel is toen bovendien een piscina ontdekt. De 14de-eeuwse zadeldaktoren is in 1882 bekapt en beklampt met kleine steen die bij de jongste restauratie geheel moest worden vernieuwd. Onder het houten tongewelf heeft de kerk een ingetogen interieur met 19de-eeuws meubilair. In het zuidelijke koorvenster zijn vier fraaie 17de-eeuwse gebrandschilderde glaasjes met bloemen en een papegaai verwerkt die afkomstig zijn uit het adellijke woonhuis Ayttastate, dat ten zuiden van de kerk stond. De kerk is eigendom van de Stichting Alde Fryske Tsjerken.

Frieschepalen is een jong streekdorp ontstaan nabij een kruising van een veenvaart en een oude postweg, de Tolweg, temidden van de venen nabij de Groningse grens. De palen in de dorpsnaam zijn de grenspalen en daar is aan het einde van de 16de eeuw een schans opgeworpen. In het begin van de Tachtigjarige Oorlog moest de rust in Friesland worden verdedigd door schansen op strategische plekken. Die aan de Tolweg – tegenwoordig Tolheksleane – lag net ten noorden van de huidige dorpskern. De schans is aan zijn lot overgelaten, in 1672 weer opgemaakt en daarna vervallen. Restanten liggen nog in het landschap. In de 17de eeuw was nog geen sprake van dorpsvorming. In het verlengde van de Lange Wijk was door de Drachtster Compagnons vanaf ongeveer 1660 de Grote Veenvaart naar Bakkeveen gegraven om de venen in het noordoosten van Opsterland te kunnen exploiteren. Bij Frieschepalen maakte deze vaart met verlaat en ophaalbrug een buiging naar het zuidoosten. Er stonden enkele huizen en een herberg. De Schotanus-atlas toont de verveningen in volle gang. De grietenijkaart in de atlas van Eekhoff uit 1848 laat zien dat Ureterp aan de Vaart levendig bebouwd was: boeren brachten de afgeveende gronden op kleinschalige wijze in cultuur. Bij de kruising van Frieschepalen stonden enkele bouwsels. De gronden in de omgeving werden woest en dor genoemd. De vaart is gedempt en nu is de Tolheksleane de hoofdader van het dorp, een laan met mooie eiken en fatsoenlijke bebouwing van vooral vrijstaande woningen, enige boerderijen en een verlegen tussen de bebouwing teruggetrokken kerkje met dakruiter uit 1928. Ten oosten van de Tolheksleane zijn straatjes met nieuwbouw te vinden: Lytse Leane, Lytse Dobbe en ’t Paed. Later is ook het plan De Slûs gerealiseerd en recent is de opvallende seniorenhuisvesting De Jister tot stand gekomen. Frieschepalen is een compleet dorp, dat na de oorlog deze status kreeg: op het kruispunt staat nog een café (1913), nabij de plaats waar de sluis lag, die ook aan de demping ten offer is gevallen.

Het terpdorp Tzummarum hoort bij de agrarische dorpen van de ‘Bouhoeke’ van het oude Barradeel. De Waddenzee bood vroeger ook vissers een (meestal schraal) inkomen: de buurschap Koehool aan de zeedijk is er een spoor van. De Tzummarumer Fiskersfeart ligt als verbinding tussen het dorp en Koehool. Tzummarum ligt op een hoge kwelderwal, een profiel dat op de brede Buorren duidelijk is te merken. Daar heeft het dorp een echt compact centrum met vrij eenvoudige, voornamelijk 19de-eeuwse bebouwing en op nummer 70 een huis van hoge ouderdom. Aan de noordzijde van de Buorren staat op een ruim kerkhof de merkwaardige kerk. De bouwvallige kerk mocht in 1877 alleen vervangen worden als dit gebeurde in de stijl van de oude. Het resultaat is een vreemde namaak gotiek. Het curiosum valt op omdat de met fijne nissen en traceringen versierde forse toren uit de laat-gotische tijd er nog wel staat. Het ruime en hooggelegen kerkhof is van de Buorren afgegrensd door een ijzeren hek in neogotische vormen. Even verderop staat het uit de 19de eeuw stammende café Het Wapen van Barradeel in een merkwaardige mengstijl. Oostelijker staat een fraaie kleine villa in neorenaissance-stijl. Weer oostelijker staat een flinke boerderij met voorhuis in de vernieuwingsstijl. Nog oostelijker, een kilometer buiten het dorp, heeft het nonnenklooster Bethanië gestaan; het rusthuis Nij Bethanië is hiernaar vernoemd. Aan de westzijde van het dorp staan de betrekkelijk gaaf bewaard gebleven gebouwen van de gasfabriek. Tussen de nieuwbouw van het dorp aan de noordoostelijke rand is een opmerkelijk monumentaal gebouw verdwaald geraakt. Daar staat aan de Stasjonswei in oorspronkelijke staat het voormalige station van de Noord Friesche Lokaal Spoorweg-Maatschappij met grotendeels nog de originele inrichting tot de loketten toe. Het bouwwerk is in vernieuwingsstijl gebouwd. Op het zadeldak liggen grijze, gesmoorde, Friese gegolfde pannen met een ruitmotief van rode pannen. Het station is nadat het zijn functie had verloren bewoond gebleven en de bewoners hebben zo sanering voorkomen.

De laatgotische kerk van het streekdorp Ter Idzard is in een al vele jaren geleden begonnen restauratie gestold. De kerk is omstreeks 1500 gebouwd van gemêleerd rode steen en vertoont in haar gotische uitdrukking enige overeenkomst met de kerken uit dezelfde periode in de nabijgelegen dorpen Oldeholtpade en Nijeholtpade. Zij vormen met de veel oudere kerk van Oldeberkoop de kleine groep middeleeuwse kerken in de Stellingwerven. Al deze kerken bezitten karakteristieke torens. De kerk van Ter Idzard heeft lange tijd een toren moeten ontberen, maar bij de vernieuwing, die in 1903 deels op een vernieling neerkwam, kreeg de kerk een nieuwe westelijke gevel en een bijna voor de helft vernieuwde noordmuur, waarbij een ingebouwde toren werd gerealiseerd. De kerk is toen ook bepleisterd, maar deze cementpleisterlaag is aan de zuidzijde deels weer verwijderd tijdens de eerste fase van de restauratie. Daardoor is het bouwmateriaal zichtbaar geworden. Het schip is in traveeën geleed door eenmaal versneden steunberen. In de muurvakken staan vrij brede, maar ook korte, licht spitsbogige vensters. Alleen in de meest westelijke travee, waar mogelijk een ingang heeft gestaan, is binnen een tot de grond toe lopende spitsboognis blind. In het vernieuwde deel van de noordgevel staan twee spitsboogvensters; in het gepleisterde gedeelte zijn twee diepe nissen in deze vorm te zien. De driezijdige koorsluiting heeft eenzelfde aanpak. Het interieur van de kerk wordt gedekt door een houten tongewelf en de muren in de onderste zone zijn per travee voorzien van een diepe spaarnis onder elk venster. In het gestokte restauratieproces zijn de hoogtepunten van de kerk al aangepakt: een drietal zandstenen gepolychomeerde epitafen voor leden van de patricische familie Idzaerda. De oudste van deze rijkversierde maniëristische gedenktekens is uit het midden van de 16de eeuw voor Haiko Meines van Idzaerda en diens vrouw Imck Rommaerts (overleden 1531 en 1552), de andere voor Baerte van Idzaerda (overleden 1603) en Meinardus (overleden 1620). De kerk is eigendom van de Stichting Alde Fryske Tsjerken.

Gaast komt in een lijst van kerkdorpen van Wonseradeel uit omstreeks 1270 voor als Lutkegast, kleine gaast dus. Gaast betekent ‘zandige hoogte’. Het is een echt kustdorp, het leunt tegen de voormalige Zuiderzeedijk aan, is relatief hoog gelegen en de Dijkvaart loopt achter de kleine kern van het dorp langs. Zo dichtbij de zee heeft Gaast altijd de dreiging bij stormen gevoeld: in 1643 brak vlakbij de kerk de dijk door en in 1703 hield de dijk het maar net, maar toen vergingen 23, meest Hindelooper schepen bij Gaast. Het dorp ligt nu temidden van de weidelanden waar vroeger, net als bij de buurdorpen, vrij veel kleinschalige akkerbouw op de zavelige grond werd bedreven. Achter de relatief hoog gelegen oude kern die tegen de voormalige zeedijk leunt, is een bebouwde ‘rondweg’ ontstaan. Buiten de bebouwde kom wonen al zeker sinds de 18de eeuw behoorlijk wat mensen aan weerszijden van de fraaie route van de Boerestreek en de daarnaast liggende Gaaster Nieuwe Vaart. Het is een fraaie route die in oostelijke richting naar en door het in 1876/’79 drooggelegde Parregastermeer voert. Gaast werd vroeger bevolkt door jagers, schippers en matrozen, in het midden van de 18de eeuw waren dat een galjootschipper, twee kofschippers, twee smakschippers en een eigenaar van een ‘gering schip’. Nu verdienen de meeste inwoners de kost in het agrarische bedrijf. De hervormde kerk dateert vermoedelijk uit de 14de eeuw maar is in 1906 helemaal ommetseld zodat zij een leeftijdsgenote lijkt van de hier ook aanwezige gereformeerde kerk, die een verbouwde school is. De hervormde kerk heeft een uit 1763 stammend houten torentje op de westgevel. Inwendig bezit het eenvoudig eiken meubilair uit de 18de eeuw. In het begin van de 17de eeuw stond in Gaast de ‘zeemansdominee’ Adam Westerman. In diens stichtelijke boek voor zeelieden waarschuwde hij hen voor vreemde vrouwen, drank en tabak. Een van zijn opvolgers, Petrus Vomelius, werd juist een halve eeuw later weggestuurd vanwege aanstotelijke zonden en drankzucht.

Uitwellingerga is net als Oppenhuizen van oorsprong een vaartdorp aan It Ges in het lage land ten zuidoosten van Sneek. Het is omstreeks het jaar 1000 ontstaan. Op de kaart van Schotanus uit 1716 wordt het dorp gedeeld door de Wester en Ooster Brugsloot. Bij de knik in deze vaarten en op de plaats waar It Ges aftakt staat de kerk in de kern van het dorp. De streek aan de andere zijde van de Brugsloten heet het Zuiderend of Zuidend. Het dorp was naar alle zijden over water ontsloten en de vroege beschrijvingen vertellen vooral dàt verhaal. Volgens de Tegenwoordige Staat van Friesland (1788) ligt het ten zuiden van Oppenhuizen: ‘en zich met zyne landen Westwaards uitstrekkende tot aan die van Jortryp en ’t Oude Hof, een water waarby weleer een Dorp is geweest, waar van ’t Kerkhof nog overig is. Zuidwaards loopt dit Dorp tot aan ’t Stobberak; Oostwaards tot aan ’t Kruiswater, en voorts Zuidoostwaards aan de wateren, die Wymbritzeradeel van Doniawerstal scheiden, gelyk op de Kaart te zien is, daar men verscheiden wateren en stroomen, deeze landen doorsnydende, by naame gemeld vindt’ en ‘wier landeryen rykelyk met poelen en wateren voorzien zyn.’ Op de kaart in de Eekhoff-atlas uit 1851 is de situatie nauwelijks gewijzigd. De weg Sneek – Oppenhuizen – Uitwellingerga is in 1866/’68 aangelegd. In 1886 kwam de tramlijn Sneek - Joure tot stand, waar het tramstation aan de Brêgesleatswei een spoor van is. Vlak daarbij rijst de voormalige zuivelfabriek op, gesticht in 1902 in een decoratieve neorenaissance-stijl en later gestukadoord. Bij de aanleg van het Prinses Margrietkanaal rond 1950 is de knik van de Brugsloten afgesneden en is een deel van het Zuideind bij het noordelijk gedeelte van het dorp getrokken. Zo is het huidige Uitwellingerga sterk gevormd door wijzigingen en vernieuwingen van de infrastructuur. De dorpskerk, gesticht in 1690 op de plek van een middeleeuwse voorganger, is later ingekort. In 1873 werd de toren vernieuwd. Bij de kerk staan karakteristieke 18deeeuwse panden.

De kerk is een laatgotisch bouwwerk dat omstreeks 1540 tot stand kwam. Zij heeft een tufstenen voorgangster gehad; in de noordmuur zijn fragmenten van dit materiaal hergebruikt. Het schip is negen traveeën diep en heeft een vijfzijdige sluiting. De ruimtelijke vakken worden geleed door eenmaal versneden steunberen die in 1792 zijn vernieuwd. De zuidelijke muur heeft acht grote spitsboogvensters, waarvan de tweede als enige bij de vensterkop een kleine fleuron in het metselwerk bezit. De noordzijde heeft een onregelmatige indeling met drie grote vensters en westelijk twee kleine vensters van verschillende vorm. De half ingebouwde toren met spits en vleugelmuren verving in 1871 de oude zadeldaktoren. Het geheel heeft enige plastiek gekregen door nissen en spaarvelden onder blok- en rondboogfriezen. Onder het houten tongewelf uit 1792 met trekbalken en sleutelstukken ontplooit zich een buitengewoon deftig interieur met binnen de lambrisering fraai meubilair uit voornamelijk de 17de eeuw. De preekstoel met klankbord (midden 17de-eeuws) heeft een kuip die in 1779 ebbenhouten hoekzuilen en inlegwerk van hetzelfde zwarte hout in de gekorniste panelen kreeg. Het doophek met vaasvormige balusters (1845) heeft een koperen doopboog van omstreeks 1660. Tegenover de preekstoel staat de drievoudige, met ebbenhout ingelegde herenbank van de familie van Aylva die bij Ternaard twee staten bewoonde. De hoofdbank is overhuifd op getordeerde, omrankte zuilen en de middenbank heeft een balusterhek. De Aylvabank wordt geflankeerd door een drievoudige en een dubbele herenbank maar die zijn niet overhuifd en eenvoudiger. In het koor staan de renaissance-avondmaaltafel en twee bijbehorende banken uit het midden van de 17de eeuw die in 1794 ook zijn ingelegd met ebbenhout. In de vloer liggen gebeeldhouwde zerken, waarvan een zeer grote voor Ernst van Aylva en Ydt van Heerma, in 1599 vervaardigd door Pieter Dirckx. Boven de westelijke scheidingswand en op de door zuiltjes en familiewapens Aylva versierde galerij uit de 17de eeuw staat een buitengewoon fraaie orgelkas van de gebroeders Baders waarin in 1864 een nieuw instrument gebouwd is door L. van Dam & Zn.

Gaastmeer is een tamelijk geïsoleerd gelegen waterdorp van middeleeuwse oorsprong, met nogal verspreide bebouwing gelegen tussen de Fluessen, met de inham het Piel, en het Groote Gaastmeer. Het dorp is naar alle kanten goed over het water ontsloten, maar op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 staat geen weg en zelfs geen pad aangegeven naar nabijgelegen dorpen. Op die kaart staat op de oever van de Fluessen de buurt Westerend, thans Vissersburen genoemd, en ten noorden Oosterend, thans Kleine Gaastmeer. Daar tussenin nog de Woudburen. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788: ‘een klein Dorp in ’t Westen van Heeg, aan het Piel, een inham der Fluyssen. Onder dit Dorp behooren de buurtjes Oosterend, de Woudbuuren en Westerend aan de Fluyssen, alwaar veele Visschers woonen, en de aaken liggen, met welke de opgekochte meervisch naar Holland wordt verzonden.’ In de 18de en 19de eeuw hadden de palingvissers en -handelaars van Gaastmeer en Heeg in Londen een eigen ligplaats. In het centrum is over de vaart een middelhoge boogbrug geslagen. Daar wordt de ruimte gemarkeerd door vier gebouwen. Noord het café, een breed eenlaags pand, oost een opmerkelijke, met stucwerk gesierde stelpboerderij, in 1875 gebouwd naar ontwerp van A. Breunissen Troost en thans onderkomen van de havenmeester. In zuid de flinke kop-rompboerderij Attemastate uit 1772 met een onderkelderd voorhuis uit 1869 en west een boerderij met een dwarsgeplaatst voorhuis in neorenaissancestijl. De hervormde kerk staat wat achteraf aan een gevarieerd bebouwd straatje met onder meer een notabele woning. Zij is een ingetogen, driezijdig gesloten zaalkerk uit het begin van de 19de eeuw met een houten geveltoren. Ten noordwesten van de dorpskern werd in 1962 aan de oever van het Groote Gaastmeer een flinke waterrecreatienederzetting gepland. Pas tien jaar later werd deze eerste nederzetting in zijn soort in Friesland uitgevoerd naar een stedenbouwkundig plan van Buro Bügel/Van de Dijk. Architect Hans Swanborn uit Kedichem ontwierp 56 recreatiewoningen: hoogst eenvoudige, grote houten tenten.

Ureterp is een streekdorp dat in de late Middeleeuwen is ontstaan op een zandrug aan de Binnenweg die van Zuider Drachten naar het oosten liep. Deze Binnenweg werd in de bebouwde buurt van Ureterp al vroeg Weibuorren genoemd. Er lag in de 17de eeuw noordelijker nog een buurt, ongeveer op de plaats waar nu de Foareker en Valom lopen. Westelijker heette de Binnenweg Selmien en daar stond in elk geval al vanaf de 13de eeuw de dorpskerk die aan Sint-Petrus was gewijd. Kort na het midden van de 17de eeuw werd vanaf Drachten naar het oosten de Drachtster Compagnonsvaart gegraven die verder naar het oosten in de Bakkeveensevaart overging. Aan deze vaart groeide ten noorden van Ureterp een tweede streek, Ureterp aan de Vaart. Vooral bij het Ureterperverlaat kwam een redelijk compacte bebouwing aan de grens met Smallingerland. Vanaf de kerk voerde een pad, de huidige Tsjerkeleane naar deze gemeenschap van verveners. De Tegenwoordige Staat van Friesland had in 1788 geen oog voor de vaart: ‘Ten zuiden van den rydweg heeft men de Kerk, voormaals ter eere van St. Peter gesticht, en toen met een’ stompen toren voorzien, als ook de meeste huizen, zeer aangenaam in ’t geboomte, met twee buurtjes Selmien en de Wey- of Weguurte, beide ten Noorden van dien weg. Ten Zuiden van dit Dorp heeft men de Buitenweg van Beetsterzwaag naar Bakkaveen.’ Aan deze Bûtewei stond in het begin van de 18de eeuw een roggemolen. De Mouneleane verbindt de Binnen- en Bûtewei. Aan de Bûtewei is een streek van boerderijen gegroeid, waaraan de stelpboerderij op nummer 3 uit 1911 en de Victoria Hoeve, ook een stelp, op nummer 18 uit 1910 in vernieuwingsstijl, de opvallendste zijn. De Roggemolen is er allang verdwenen. Aan de Mouneleane is aan de dorpszijde, maar toen buiten de kom van het dorp, omstreeks 1920 de vroegste volkshuisvesting van de woningstichting tot stand gekomen: een rijtje landarbeiderswoningen waarvan enkele met krimp en schuur op een ruim erf. Van de korenmolen uit 1872, afkomstig uit Zaandam en daar ‘De Zwarte Bruinvis’ geheten, staat de bakstenen romp nog steeds aan de Mounestrjitte, hoewel hij door roedebreuk sinds 1925 buiten gebruik is. Ureterp is met zijn flink gegroeide dorpskern aan weerszijden van de Weibuorren, de streek aan de vaart en bij het verlaat en de agrarische streek aan de Bûtewei, een opvallend gevarieerd geheel. Maar het hoogte- en middelpunt is de oude dorpskerk die ten westen van dit alles aan Selmien staat. Een streek die ook aan de andere zijde van de autoweg Drachten- Oosterwolde doorloopt. De laat-middeleeuwse kerk geeft aan de zichtzijde, de noordzijde, weinig van zijn historische geheimen prijs. Juist de zuidelijke vertoont nog aanzienlijke gedeelten middeleeuws muurwerk van vooral gele baksteen van flink formaat. De noordelijke muur en het rechtgesloten koor zijn omstreeks 1800 vernieuwd, toen ook de vensters zijn aangepakt. De brede spitsboogvensters in de zuidelijke wand bezitten heel fijne roedeverdelingen. Aan de binnenzijde laat die wand twee nissenregisters boven elkaar zien. Van het meubilair is de preekstoel uit de 17de eeuw. De ongelede zadeldaktoren dateert net als de kerk uit de 13de eeuw. Hoewel de kerk altijd een echte toren heeft gehad, is er in 1766 nog een dubbele klokkenstoel naast gebouwd. Deze is al enkele malen vernieuwd en hij draagt twee klokken uit 1948. Door de afzijdige ligging van de kerk heeft het dorp geen komvorming gekend, tot er helemaal aan het einde van de 20ste eeuw door grootschalige nieuwbouw met winkels, seniorenwoningen en zorgcentrum De Lijte reliëf in het centrum kwam. Het is een haaks op de Weibuorren geplaatste wig van stedelijke allure met een vierkante ruimte van een plantsoen in het midden. Daarvoor had het dorp, na de oorlog aanvankelijk aan parallelstraten aan weerszijden van de Weibuorren, later verder naar het zuiden tot zelfs aan de Bûtewei toe en recent naar het noorden, aanzienlijke uitbreidingen gekregen.

De Petruskerk van Tjerkwerd dateert mogelijk uit de 14de eeuw, maar daar is niets meer van te zien. De diepe dagkanten van de vensters laten vermoeden dat onder de latere bekleding nog oud muurwerk zit. Er is tufsteen aangetroffen, waarschijnlijk hergebruikt materiaal. In 1641 is de bouwvallige kerk opgeknapt en drie traveeën ingekort, waarbij zowel tufsteen als kloostermoppen als sloopmateriaal restte. De kerk is later beklampt met bruine steen van klein formaat en de vijfzijdige koorsluiting gepleisterd. De westelijke gevel met de halfingebouwde toren kwam in 1888 tot stand naar ontwerp van architect Jan van Reenen. Daarvóór hadden de klokken in een klokkenstoel en in een dakruiter gehangen. De opmerkelijke kooringang is van vrij jong baksteenmateriaal maar heeft wel een romano-gotisch model. De kerkruimte wordt gedekt door een houten tongewelf met trekbalken, consoles en muurstijlen. In 1725 is de kerk inwendig betimmerd met een lambrisering en voorzien van banken met snijwerk in de wangen. De preekstoel met klankbord binnen een doophek met balusters en festoenen heeft fraai gesneden bijbelse voorstellingen op de kuippanelen: Abrahams offerande en van Jacobs droom én verrassend ook een gelijkenis uit de bergrede: ‘U ziet de splinter in het oog van een ander, maar de balk in uw eigen oog ziet u niet …’ (Mattheus 7:3-5). De gelijkenis is er op realistische, geestige wijze weergegeven. De Cammingha-Heermabank ertegenover dateert al uit het begin van de 17de eeuw. Het kuifstuk op de overhuiving draagt de wapens van het echtpaar Heerma, de bewoners van het Waltaslot. Onder de orgelgalerij met een instrument van L. van Dam & Zn. uit 1851 staan de restanten van een monumentale tombe uit het einde van de 17de eeuw voor het puisant rijke echtpaar Watze Frans van Cammingha en Rixt van Donia. Het is tijdens de revolutie aan het begin van de Bataafse Republiek vernield en is nu in een restantencompositie van allerlei doodssymboliek te bewonderen met zelfs albasten onderdelen en bustes van het echtpaar in marmer.

Garyp is een langgerekt streekdorp dat in de Middeleeuwen is ontstaan op een zandrug tussen veengebieden in het noorden en heidevelden in het zuiden. Geleidelijk zijn de buurten Greate Buorren en Lytse Buorren een geheel gaan vormen en raakten ze in de 20ste eeuw zo vervlochten en verdicht dat het een komdorp lijkt te zijn geworden. Easterein en Westerein hebben nog helemaal het karakter van agrarische streken. Aan het einde van de 18de eeuw meldde de Tegenwoordige Staat van Friesland: ‘dit dorp heeft een spitsen toren, en wel beplanten rydweg naar Zumeer: rondsom hetzelve liggen veele bouwlanden, uitgezonderd aan den Noordkant, daar men voorheen veele laage veenen had, voorzien met goede zwaare klyn, die, tot turf gemaakt, door de vaart des dorps, gemakkelyk naar de wyde Ee vervoerd kon worden. De Zuidelykste landeryen, uit heidveld, klyn, of zandgronden bestaande, loopen tot aan Smallingerland, terwyl de laage hooilanden, in ’t Westen en Zuidwesten, geheel aan Wartena grenzen. Weleer lag hier ’t Klooster Sigerswolde.’ De beschrijving maakte bovendien gewag van de bewering dat hier veertien versterkte sloten, stinsen genaamd, stonden. Dat is overdreven, maar er heeft in elk geval één, van een tekening uit 1721 bekende, oude torenstins gestaan waar de Stinswei in het Westerein nog aan herinnert. De Garijpervaart bood voor de turfwinning een goede vervoersroute en werd aan het einde van de 19de eeuw de ontsluiting van de in 1893 gestichte zuivelfabriek. Omstreeks 1100 moet hier al een eerste kerk hebben gestaan. Het huidige kerkgebouw is van 1838. Uitwendig is de zaalkerk met driezijdig gesloten koor hoogst eenvoudig. Zij kreeg een flinke geveltoren met een ingesnoerde spits. Inwendig bevat het oudere elementen: twee herenbanken, waarvan één uit 1672, de preekstoel uit 1782. Het oudste spoor is een 14de-eeuwse zandstenen priesterzerk. Zowel aan de Greate als Lytse Buorren zijn burgerhuizen met een middengang en een sierlijke middenpartij te vinden. Aan de Greate Buorren ligt bovendien een neorenaissance café met daarnaast een woonhuis in de vernieuwingsstijl.

De aan apostel Petrus gewijde kerk staat op een hoog kerkhof in het oosten van het lange streekdorp. De kerk lijkt niet oud; toch is de bijna vensterloze noordelijke muur opgetrokken van middeleeuws bouwmateriaal. Aan de westzijde is alleen de kop van een spitsboog-venster in deze muur gebroken. De driezijdige koorsluiting met twee spitsboogvensters en met lisenen op de hoeken en de zuidelijke muur met vier grote spitsboogvensters zijn in 1692 beklampt of nieuw opgetrokken van bruine baksteen. Hier staat aan de westzijde de ingang, een korfbogige poort, geflankeerd door pilasters met kapitelen met eierlijst en met een vlak fries met jaarsteentjes (1692) en een driehoekig fronton. De romaanse toren uit het begin van de 13de eeuw gaat ongeleed op en is vrij laag versierd met een kepervormig fries dat rust op deels tufstenen consoles, waarvan enkele tot masker zijn bewerkt. De toren is in 1787 deels herbouwd en toen van een zadeldak voorzien. Onder de huidige rondbogige galmgaten zijn de sporen te zien van dichtgemetselde rondbogen van de vorige galmgaten. De vier zijden worden onder de dakvoet en geveltop bekroond door friezen, rondbogige en kepervormige. In de oostelijke zijde van de oude toren is namelijk de moet van een hoger kerkdak te zien. Inwendig wordt de kerkruimte gedekt door een houten tongewelf met trekbalken op consoles. De twee koorvensters zijn voorzien van glas-in-lood in art déco-vormen. Dat is aangebracht tijdens de vernieuwing van het interieur in 1925, waarbij het gewelf ook sierrandjes in deze stijl kreeg en de eind 18de-eeuwse preekstoel en herenbank werden verplaatst. De preekstoel uit het einde van de 18de eeuw heeft een kuip waarvan de hoekpenanten en de panelen zijn voorzien van florale ornamenten in rococo-stijl in de trant van Yge Rintjes. Het rugschot heeft rijk gesneden wangstukken. De herenbank dateert uit dezelfde tijd en heeft op het rugschot een rococo-kuifstuk met blind gekapt familiewapen. Het orgel op de westelijke galerij is in 1905 gebouwd door Bakker & Timmenga uit Leeuwarden.

Het terpdorp Gauw behoort tot de ‘Sneeker- Vijfga’ omdat het met Offingawier, Scharnegoutum, Goënga en Loënga de groep Wymbritseradielster dorpen vormt die ten noorden van Sneek lagen. Gauw hoort als enige Wymbritseradielster dorp ook bij de dorpenreeks van de Legaen. De andere liggen in het noordelijk gelegen, voormalige Rauwerderhem. Gauw heeft net als de andere Legaendorpen het karakter van een combinatie van een terpen een streekdorp. In het verleden was het tamelijk geïsoleerd gelegen, slechts ontsloten door een opvaart naar de Sneeker Oudvaart en naar het zuiden toe met de Rollumervaart en de Kipsloot richting het Sneekermeer. Daar in het zuiden strekken de landerijen van Gauw zich tot aan dat meer uit. De meeste woningen staan aan de doorgaande dorpsstraat, de Boeijengastrjitte. Er staat gevarieerde bebouwing van pastorie (een eclectisch bouwwerk van omstreeks 1900) tot bejaardenwoningen. In het zuiden is tegenover het buurtje de Eker naar de Gauwstervaart de gereformeerde kerk gebouwd. Ten zuiden van de vaart is een buurt ontstaan die in de jaren tachtig met de Kamp en de Skalter nader gestalte heeft gekregen. Recent is noordelijker een uitbreidingsbuurt tot stand gekomen. De zestien kavels voor woningen in het nieuwe ‘It Tsjemlân’ gingen snel van de hand. De daar gebouwde woningen staan kaal in het landschap. Van de middeleeuwse dorpskerk, toegewijd aan de in deze streek kennelijk zeer populaire heilige Nicolaas, resteert niets. Die is in 1685 helemaal vernieuwd. De vernieuwde kerk is evenmin de tijd doorgekomen, want zij is in de 19de eeuw weer vervangen door het huidige eenvoudige zaalkerkje in min of meer neogotische vormen. De voor deze streek opmerkelijk zware toren, uit waarschijnlijk de 13de eeuw, is in dezelfde eeuw ommanteld. Aan het einde van de 20ste eeuw is de intussen bouwvallig geworden mantel weggenomen en de zadeldaktoren gerestaureerd. In de toren hangt een klok die in 1698 is gegoten door Petrus Overney uit Leeuwarden. De kerk bezit een preekstoel van voor het midden van de 17de eeuw.

Vegelinsoord is een jong streekdorp dat in de tweede helft van de 19de eeuw is ontstaan in de noordoostelijk punt van de Haskerveenpolder die in deze periode werd verveend. De nederzetting is aanvankelijk naar een nabij liggend water Stobbegat genoemd. De weinig vleiende naam is aanvankelijk in Stobbega veranderd. Omstreeks 1955 werd de officiële naam Vegelinsoord, naar de adellijke familie die voor de ontwikkeling van Haskerland veel betekende. De oude naam leefde nog lang voort, maar de nieuwe is nu gangbaar. Gedurende de 19de eeuw is hier op grote schaal laagveen gewonnen. Vanaf het midden van die eeuw kon begonnen worden aan het droogmalen van het tot een petgatengeheel geperforeerde gebied. Op de grietenijkaart in de atlas van Eekhoff uit die tijd is te zien hoe sterk de veenpolder is vergraven. De in 1859/’60 gebouwde poldermolen die ten noorden van Vegelinsoord staat, herinnert hier aan. Deze ‘Deelsmolen’ of ‘Grevensmolen’ bemaalde het noordelijke gedeelte van de Haskerveenpolder. Het is een achtkante grondzeiler met een bakstenen voet en een met riet beklede romp en kap. In de gebieden de Binnengreven en Buitengreven is de ontginning van de uitgeveende streek begonnen. Daar staat aan Deelswal 3 een boerderij uit 1888 met een onderkelderd blokvormig voorhuis op de hoek van de schuur. De meeste andere bebouwing in de polder is van jongere datum, want in de jaren dertig werd werk gemaakt van het in cultuur brengen van de hele Haskerveenpolder. Er zijn boerderijen en arbeiderswoningen uit deze periode te vinden. In het noordoosten heeft zich de nederzetting met geconcentreerde bebouwing ontwikkeld. Die was in de 19de eeuw door waterverbindingen goed ontsloten, maar nu het verkeer voornamelijk over de weg plaatsvindt, ligt Vegelinsoord tamelijk geïsoleerd. De buurschap met haventjes bij het Muontserak, Rusken en Snilen kreeg mede dankzij nieuwbouw in de naoorlogse jaren het karakter van een dorp, welke status het intussen ook heeft bereikt. De in het dorp vrij brede Zwarte weg vormt met een plantsoen het centrum.

De Sint-Janskerk is in de 12de eeuw op een hoge terp gebouwd. De noordelijke muur laat nog gedeelten van romaans tufsteen zien. Er zit een fragment van een rondboogfries op kraagsteentjes en er zijn sporen van kleine rondboogvensters. Aan de westzijde is bovendien een vaag spoor van een dichtgemetselde ingang te zien en oostelijker een rechthoekig ingangsspoor. In de 14de eeuw is het schip in gemêleerd rode baksteen verlengd en is het koor met een vijfzijdige sluiting van gemêleerd gele steen gebouwd. De kerk is in 1881 flink aangepakt. De noordmuur is redelijk met rust gelaten maar wel verhoogd met een blokfries en een tandlijst. Het koor is voorzien van eenmaal versneden steunberen. In 1881 is het zuidelijke muurwerk beklampt en deze kreeg ook een fries en een lijst. Het lange schip met koor is in traveeën geleed door uitgemetselde lisenen. De spitsboogvensters hebben geprofileerde, gepleisterde dagkanten en wenkbrauwen van pleister. De forse toren van drie geledingen, de hoogste toren van een dorpskerk in Friesland, is in laatgotische vormen in 1548-’49 onder leiding van ‘torenbouwer’ Cornelis Claesz. verrezen. Hij heeft aan de westzijde een zand-stenen, meervoudig geprofileerde nis met de ingang en een groot spitsboogvenster met vorktracering. Er is een frappante overeenkomst met die van Dronrijp van een paar jaar eerder. De tweede geleding is aan elke zijde versierd met drie ranke spitsboognissen met traceringen en de derde met twee korfboognissen waarin de galmgaten staan. Op de 31 meter hoge romp is een omgang gezet, waarbij op de hoeken gebeeldhouwde waterspuwers zitten. Daarna rijst de achtzijdige spits nog 41 meter op. Het ruime interieur is in 1881 sterk verbouwd. Het wordt gedekt door een houten gewelf met trekstangen. De barokke preekstoel, in 1699 door Agge Monsma gesneden, heeft kuippanelen met loofwerk met bloemen en festoenen op de penanten. Het doophek met gietijzeren balusters is van 1881. Het orgel heeft een kas uit 1760 door Gerard Stevens met een instrument van A.A. Hinsz uit 1764. De twee bazuinstekende engelen op de koof zijn van de hand van Johann Georg Hempel.

Gerkesklooster is oorspronkelijk een komdorp dat ooit de naam Wigerathorp droeg en de huidige naam heeft geërfd van het premonstratenzer klooster. Dit werd gesticht omstreeks 1240 door een zekere Gerke Harkema uit Augustinusga. De nederzetting lag net ten oosten van de kloosterterp aan de Oude Vaart of het Oude Kolonelsdiep. Met een buurt rond de Voorstreek en even verder nog de Poorthoek aan de westelijke en de Flaphoek aan de oostelijke kant. De Oude Vaart meandert naar het noorden en oosten om daar in de Lauwers uit te monden. Tegen het midden van de 19de eeuw wordt het aldus gekarakteriseerd: dit stille en afgelegene dorpje ligt een kwartier gaans van de vrolijke en welvarende buurt Stroobos. Ten zuidwesten van de kloosterterp mondt de Stroobosser Trekvaart in het Kolonelsdiep uit. De stad Dokkum heeft de vaart in 1654/’56 laten aanleggen. Daar vestigden zich bedrijven aan het kanaal: een kalkbranderij, een steenfabriek en in 1900 de zuivelfabriek Welgelegen. Deze zuivelfabriek heeft de concentratie in het zuivelbedrijf overleefd. Het dorp is in de 20ste eeuw geleidelijk naar het zuiden, richting Kanaal gaan uitbreiden. Tegelijkertijd groeide het buurdorp Stroobos in westelijke richting waardoor de twee dorpen als het ware versmolten. Er bestaat een opvallend contrast tussen de middeleeuwse rust en de moderne bedrijvigheid. Aan het kanaal zijn enkele grootschalige, industriële bedrijven gevestigd. In het midden ligt de kleine kern van het dorp. Aan de noordwestelijke zijde ligt buiten de bebouwing het gebied, nu een ruim en hoog kerkhof, van het vroegere klooster. De kerk is daar nog een interessant spoor van. Het klooster ging spoedig na de stichting over naar de cisterciënzers en is in 1580 opgeheven. De gebouwen zijn gesloopt met uitzondering van het 16de-eeuwse brouwhuis. Dat werd in 1629 deels tot kerk omgebouwd. In de oostelijke partij kwam een woning. Wijzigingen hebben van het muurwerk een bont tapijt gemaakt. In de 19de eeuw is de toren opgericht.

Vinkega is een streekdorp dat in de Middeleeuwen is ontstaan aan de Binnenweg van Oldemarkt naar Noordwolde, een ontginningsas waaraan ook Blesdijke, Peperga en Steggerda zijn ontwikkeld. In het oosten van de streek kwamen de Binnenweg en Bovenweg samen. Op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 is te zien dat net als bij de andere dorpen aan de Binnenweg de bebouwing aan de noordzijde ligt, wat nog steeds het geval is. Nabij de vaart staat ook de kerk. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 van Vinkega gemeld: ‘dit Dorp ligt ten Westen van ’t voorige Noordwolde aan denzelfden rydweg, die wegens het geboomte en de bouwlanden ter wederzyden niet min vermaaklyk dan de voorgaande is. De turf, die hier gegraaven wordt, kan door de Finkegaster Sloot, die uit de Noordwolder Sloot naar de Veenen gegraaven is, en door de Opsplyting en andere Wyken, gemeenschap met de Vierde Parten heeft, naar de Linde worden afgevoerd. Weleer zag men hier by de Kerk een spitsen toren van een byzonder en doorlugtig maaksel; doch die, bouwvallig geworden zynde, in 1754 is weggebroken. … Ook zyn hier de turfgraaveryen zeer aan ’t afneemen. Onder dit Dorp … behooren de buurtjes Wester-Hoeve en Ooster-Hoeve, niet verre van de Linde. Van dit Dorp loopt een rydweg door de landen naar Oldeholtpade, door een Wad in de Linde; doch deeze weg wordt sedert lang niet meer gebruikt.’ De hier genoemde buurtjes zijn veel later het dorp De Hoeve gaan vormen. De kerk is in 1899 vervangen door een nieuw gebouw naar plannen van B. Rouwkema die ook de hervormde kerk van Steggerda ingrijpend zou gaan verbouwen. Het is een zaalkerk met een driezijdige sluiting met steunberen bij de traveeën en vensters en detailleringen die in hun mengstijl nog het meest naar de neogotiek verwijzen. De toren is opnieuw een bijzonder maaksel want het is een gedrongen zadeldaktoren waarvan de naald niet, zoals gebruikelijk in Friesland west-oost, maar noord-zuid is gericht.

Gersloot is een streekdorp dat deel uitmaakt van de dorpenreeks Terband, Luinjeberd, Tjalleberd en Gersloot, die De Streek van het oude Aengwirden vormen. Ze zijn met het noordoostelijke gedeelte van Heerenveen in 1936 bij Schoterland gevoegd om de gemeente Heerenveen te vormen. Gersloot vormt het meest oostelijke gedeelte van de aan de Aengwirderweg vrijwel ononderbroken doorlopende bebouwing van de vier dorpen. Aan het Gersloter einde is de bebouwing dunner. Mede omdat er na de oorlog weinig meer is gebouwd, kan hier de sfeer geproefd worden van een woongemeenschap temidden van het uitgeveende land dat weer in cultuur is gebracht. Ook de streken ten noordoosten bij de Oudewegstervaart en die aan de Hegedyk welke naar het zuiden, richting Luxwoude loopt, horen bij Gersloot. Het dorp was gedurende de 18de en 19de eeuw een centrum van de vervening. Op de grietenijkaart in de atlas van Eekhoff uit het midden van de 19de eeuw blijkt bijna de hele omgeving vergraven te zijn en onder water te liggen. Alleen de onder Gersloot vallende Oudewegsterpolder is in 1776 drooggemalen en weer in cultuur gebracht. Hetzelfde was toen net (in 1851/’52) gebeurd met de wat grotere polder ten zuiden daarvan. Op het oude kerkhof werd de laatgotische kerk in 1736 vernieuwd maar in 1832 al weer gesloopt. Er staat een klokkenstoel die in 1939 is vervangen door een exemplaar van gewapend beton, net als in onder meer Luinjeberd, Oudehorne en Rottum. Deze biedt ruimte aan een 15de-eeuwse luidklok en een die in 1618 is gegoten door Hans Falck. Aan het noordelijk uiteinde van het Stroomkanaal dat van de Oudewegstervaart naar De Deelen loopt staat het Tripgemaal. Het thans als galerie en woonhuis gebruikte gebouw is in 1876 naar ontwerp van W.C. en K. de Wit gesticht als vijzelgemaal. In 1905 is het verbouwd en toen is waarschijnlijk ook de in vernieuwingsstijl uitgevoerde machinistenwoning tot stand gekomen. Tot 1976 is het gemaal in bedrijf gebleven.

Vrouwenparochie is een streekdorp dat in de loop van de 16de eeuw is ontstaan nadat in 1505 Het Bildt ingepolderd was. Het is het oostelijkste van de Bildtdorpen. Net als Sint-Annaen Sint-Jacobiparochie is het gegroeid aan de Middelweg. Bij Vrouwenparochie is dat niet gebeurd op een kruising van wegen of vaarten, maar ten oosten van de kruising met de Hamerenweg-Attesweg, waarbij de streekbebouwing aanvankelijk juist in oostelijke richting groeide naar het water van de Oude Rijd. Daar ontstond bij de al in 1555 vermelde korenmolen aan de grens met Leeuwarderadeel een buurt: Vrouwbuurstermolen. De achtkante stellingmolen op een vierkante, met hout beklede onderbouw en een met riet gedekte romp en kap dateert uit waarschijnlijk 1862. Er is verder een café-restaurant en ten noorden van de buurt staat op het grondgebied van Leeuwarderadeel de goed onderhouden, nu als woonhuis gebruikte halte 3de klasse van de lokaalspoorweg uit 1901. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde van Vrouwenparochie: ‘Men vindt hier eene goede Kerk met een spitsen Toren, en een goede dubbele buurt Huizen.’ Aan de Middelweg, die in het centrum J.P. van der Bildtstraat heet en oostelijker Waling Dijkstrastraat, staan verschillende panden met 18de-eeuwse halsgevels met schouder- en kuifstukken. Aan het oosteinde staat een opvallende uit 1903 daterende boerderij met blokvormig voorhuis dat royaal is versierd met sierpleisterwerk in neorenaissance vormen. Op nummer 21 staat een pand met een lijstgevel en een pilasteromlijsting om de ingang. In de zijgevel zit een gedenksteen voor de Friese volksschrijver Waling Dijkstra die hier een bakkerij heeft gehad. De kerk staat ten noorden van de Van der Bildtstraat wat teruggetrokken, waardoor een dorpsplein is ontstaan. De hervormde kerk is een eenbeukige kerk met houten geveltorentje en vijfzijdige koorsluiting die in 1670 is gebouwd ter vervanging van de 16de-eeuwse. Zowel in het koor als in de westelijke gevel zijn ingangen aangebracht. Die in het westen heeft een classicistische omlijsting en een bekroning met het verhaal van de stichting.

De Petruskerk ligt ten westen van de huidige dorpskom op een ruim kerkhof. De middeleeuwse kerk, gebouwd van vooral gele kloostermoppen, geeft aan de noordzijde weinig van zijn geheimen prijs. De zuidzijde vertoont gedeelten middeleeuws muurwerk. De noordelijke muur en het rechtgesloten oostelijke gedeelte zijn omstreeks 1800 deels beklampt en vernieuwd in bruine steen van klein formaat, toen ook de vensters zijn aangepakt. De noordmuur bestaat nu uit brede, door lisenen gescheiden vakken, elk met een rondboogvenster. Aan de westzijde bevindt zich de verdiepte, rondbogige ingang met dubbele deur en bovenlicht. In de rechte sluiting staat een breed, licht spitsbogig venster. De zuidmuur laat de geschiedenis van de kerk zien. Deze bestaat hoofdzakelijk uit gele reuzenmoppen, al zijn in de benedenzone ook wel gedeelten met kleine bruine steen hersteld. Bovenin is het grootste deel van een geprofileerde gootlijst te zien; aan de westzijde is een nieuwe lijst onder de dakvoet gemetseld die door de ankers het effect heeft van een klassieke kroonlijst. De brede spitsboogvensters bezitten heel fijne roedeverdelingen; het rondboogvenster aan de westzijde heeft een vorktracering. De vierkante toren is in de 13de eeuw gebouwd van vooral rode moppen. Hij is ongeleed, er zijn enige lichtspleten in het muurwerk uitgespaard en bovenin zit aan elke zijde een rondbogig galmgatenpaar. Op het zadeldak staat een windwijzer in de vorm van een paard. Inwendig staat de ingang tot de toren in een spitsboognis, geflankeerd door twee rondboognissen. De benedenruimte heeft in de hoeken muralen en pendentiefs als restanten van het koepelgewelf. Hoewel de kerk altijd een echte toren heeft gehad, is er in 1766 nog een klokkenstoel naast gebouwd, een dubbele. Deze is enkele malen vernieuwd en hij draagt twee klokken uit 1948. Inwendig is de kerk gedekt met een vlak houten plafond en de wanden worden geleed door twee registers van muurnissen boven elkaar. De preekstoelkuip met getoogde panelen is 17deeeuws, het klankbord is jonger. Het orgel is in 1904 gebouwd door Bakker & Timmenga.

Ginnum is een terpdorp dat enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling is ontstaan. Het is een van de zogenoemde Vlieterpen. Ginnum was een radiale terp, waarvan de sporen ondanks de sterke afgraving van omstreeks 1900 nog net zijn te ervaren. Alleen het terpgedeelte van kerk met kerkhof werd gespaard en ten oosten en noorden van de kerk is nog een deel van de ringweg aanwezig. Ginnum was met de Genumer Opvaart over water ontsloten in zuidwestelijke richting naar de Ferwerdervaart en Oude Vaart van dit dorp naar de Ee. De verkeersroute over land van Dokkum naar Ferwert liep aanvankelijk om de noordoostelijke terpflank, maar in 1856 is de weg van Ferwert richting Jislum verhard, over de terp van Ginnum en daar vlak langs de kerktoren getrokken. Elf jaar later is dat gebeurd met de weg van Dokkum over Reitsum. Daardoor ontstond een nieuwe driesprong ruim ten zuiden van de kerk en bleef het noordoostelijke kwart van de ringweg in authentieke vorm bestaan. In de parcellering is de radiale structuur verder niet meer te herkennen. Ginnum is altijd dun bebouwd geweest. Nu bestaat het dorp uit enkele buurtjes die als bij toeval ruim om de kerk zijn gegroepeerd. De eenbeukige dorpskerk dateert oorspronkelijk uit de 12de eeuw. Dat is vooral te zien aan de noordmuur waar de spaarvelden met rondboogfriezen uitgevoerd in tufsteen nog aanwezig zijn. De kerk is in de 13de eeuw aan de westzijde vergroot en de driezijdige koorsluiting is in de 15de eeuw aangebracht. De zadeldaktoren verrees in de eerste helft van de 15de eeuw. Deze bezit op de begane grond een koepelgewelf, waarschijnlijk een restant van de overwelving die de kerk in de 13de eeuw kreeg, maar in de 17de eeuw weer is weggehaald. Van deze gewelven zijn in het inwendige nog sporen in het muurwerk te zien. Het grote, rijk bewerkte doopvont uit de 16de eeuw is in 1878 door een particulier aan het Fries Museum in Leeuwarden geschonken.

Waaksens is een klein terpdorp ten zuiden van de Lollumervaart. Vanuit het verleden is de bescheiden omvang verklaarbaar. Het dorp miste niet alleen een directe waterverbinding, maar lag vroeger over land eveneens geïsoleerd. Vanaf de polderdijk om de Tjaard van Aylvapolder in het zuiden waar ook enige bebouwing bij De Bieren staat, moest men met een wagen door het land naar Waaxens. De landschappelijk mooie polder – sinds tientallen jaren doorsneden door een provinciale weg – is ten zuiden van Waaksens onlangs verrijkt met een poldermolen uit 1846, afkomstig uit Hallum. Pas in de 19de eeuw is langs de noordelijke rand van de polder een weg gelegd waardoor Waaksens uit zijn isolement raakte. Het is een agrarisch dorp met bebouwing van een paar huizen en enkele boerderijen, die zonder veel plan om de onduidelijke kerkterp heen lijken te zijn geplaatst. Zelfs het bochtige verloop van de doorgaande weg lijkt toevallig. De kop-hals-rompboerderij Sminiastate is in 1874 gebouwd. Een streekje arbeidershuisjes van gele baksteen begeleidt aan de oostzijde het pad naar de kerk. De kerk staat op een hoog kerkhof, het restant van de terp. Het bouwwerk lijkt in zijn gepleisterde uitdossing vrij nieuw, maar dateert al uit de 13de eeuw, misschien zelfs van eerder, blijkens de nagenoeg ronde koorsluiting. De spitsbogige vensters zijn vóór de 19de eeuw aangebracht. De stuclaag is in de 19de eeuw op de buitenkant gesmeerd. De pleister vertoont schijnvoegen om natuursteenblokken te suggereren. Het muurwerk wordt bekroond door een rondboogfries van bruine baksteen steunend op gestucte consoles. Aan de zuidzijde zit de toegangspartij in een spitsboognis en in het timpaan is een barokke gedenksteen aangebracht. Die deelt iets over de torenbouw mee waar we niets meer aan hebben: ‘Int jaar 1742 is deze Tooren vernewt onder de Ed. HEER EDZARD Van SMINIA Grietman over Hennaarderadeel…’ enz. De huidige toren dateert beslist niet uit het midden van de 18de eeuw, maar is een kenmerkend product van het laatste kwart van de 19de eeuw.

De Thomaskerk staat op een hoog, scherp afgegraven terprestant. De oorsprong ligt in de 12de eeuw; de oudste muurresten aan de oostzijde van de toren en de voet van het westelijke gedeelte van de noordmuur wijzen daarop . De resten geven aan dat er toen een gereduceerd westwerk heeft gezeten. In de eerste helft van de 15de eeuw is de kerk met toren sterk in gotische vormen vernieuwd, uitgebreid en van een driezijdige sluiting voorzien. De gotiek is het best aan de zuidzijde te herkennen. Daar staan kleine spitsboogvensters in de traveeën tussen eenmaal versneden steunberen. In het midden staat een groot spitsboogvenster met een bakstenen vorktracering. Het westelijke gedeelte heeft stukken metselwerk met afwisselend rode en gele moppen. Daar staat een korfbogige ingang in een spitsbogige nis. Ook aan de noordzijde staat een ingang in soortgelijke vormen, omringd door afwissend rode en gele banksteen. De noordmuur is geleed met steunberen maar er staan maar twee kleine spitsboogvensters in. De driezijdige koorsluiting heeft hetzelfde karakter met beren en vensters. De zadeldaktoren is verschillende malen gerepareerd en vernieuwd, is ingebouwd en de westgevel is tegelijk met de westmuur van de kerk vrij laat opnieuw in kleine steen opgetrokken. Het interieur wordt gedekt door een houten tongewelf. In de koormuur is een grote piscinanis in gebruik als vitrine voor archeologische vondsten. In de vloer liggen een paar renaissancezerken waaronder één van Benedictus Gerbrandtsz en een kinderzerkje. De preekstoel binnen het doophek met balusters en met klankbord heeft gecanneleerde zuiltjes aan de kuip en gekorniste panelen. Ertegenover staat de overhuifde herenbank met gegroefde zuilen en een bekroning van een rolwerkaedicula met de alliantiewapens Harinxma thoe Slooten-Burmania. Tegen de noordgevel is een zandstenen epitaaf geplaatst voor Douwe van Aylva die op 28-jarige leeftijd in 1592 bij Deventer sneuvelde. Opmerkelijk is de voorstelling van de naakte godin van de strijd, Athena, op het midden van het veld. Het orgel op de westgalerij is in 1925 gebouwd door Bakker & Timmenga uit Leeuwarden.

Goënga is een terpdorp in een laag gebied ten oosten van de voormalige Middelzee. De dorpsstraat, de Hegewier en Aldfeartsdyk, loopt vrij recht van zuidwest naar noordoost en maakt om de kerkterp een flauwe knik. De doorgaande weg, ogenschijnlijk een dijk, maakt ten zuiden van het dorp bij de stelpboerderij de Hege Wier een haakse bocht naar het westen en ten noorden bij de boerderij de Sinnehof een haakse bocht naar het oosten. Aan weerszijden van de dorpsstraat staan nu eens losstaande woningen of (herinneringen aan) boerderijtjes, dan weer rijtjes woningen. De bebouwing uit de 19de en vroege 20ste eeuw is vriendelijk, zonder noemenswaardige monumentale elementen. Achter de bebouwing van de Hegewier bevinden zich vrij oude, kleinschalige buurtjes, als hofjes. In het midden ligt de vrij hoge kerkterp met het bijna rechthoekige en door een hek omgeven kerkhof. Aan de straatzijde van het kerkhof knikt het perspectief van het dorp. Het is een van de mooiste plekken. De eenvoudige zaalkerk met rondboogvensters is in 1758 op de plaats van de middeleeuwse kerk gebouwd. Het kleine houten torentje met spits dateert uit 1787. Tegenover de kerk strekt aan de noordwestzijde de voormalige pastorie zich in de breedte uit en daaromheen bevindt zich geconcentreerde bebouwing. Een stelpboerderij staat er wat ingeklemd. Oostelijk van de kerkterp ligt het kaatsveld. Ten zuiden en noorden van de kerkterp zijn dergelijke geconcentreerde buurten juist aan de zuidoostzijde van de straat te vinden. Het zuidoostelijke buurtje heeft qua bebouwing nog een agrarisch karakter. Het noordoostelijke buurtje bij de Kerksloot naar de Sneker Oudvaart, bestaat uit kleine en middelgrote woningen en er zijn in de bebouwing wat herinneringen aan vroegere ambachtelijke bedrijven. Aan de kerkzijde ligt het pad Pôllehout met een groep woningen en (herinneringen aan) bedrijven. De brug over de Kerksloot vormt met de omliggende waterbuurtjes een andere boeiende plek in het dorp. Aan de noordwestelijke zijde van de Sickengawei ligt een kleine buurt waarachter een loonbedrijf is ontwikkeld.

Waaxens is een vrij uitgestrekt terpdorp dat in de tweede helft van de 8ste eeuw als Wacheringe voor het eerst in de bronnen voorkomt. De bijna vijf en een halve meter hoge terp kan enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling zijn ontstaan en heeft door de eeuwen heen een geringe bebouwing gekend. Noch in de bebouwing, noch in de parcellering is enige systematiek te ontdekken, al lijkt het er wel op dat de weinig afgegraven terp een min of meer rechthoekige omvang heeft gehad. Het dorp had geen waterverbinding met de omgeving, ongeveer 800 meter ten noorden loopt de Opvaart naar de westelijk gelegen Holwerdervaart. De Opvaart liep naar de vroegere state Tjessens die in een fraai park – gerooid in de tweede wereldoorlog – was gelegen. De weg van Holwerd naar het zuiden meanderde aanvankelijk noordelijk om de terpvoet van Waaxens. De doorgaande rijweg die rondom 1860 tussen Holwerd en Dokkum is aangelegd kwam aan de zuidkant over de terpflank te lopen. Ten westen van de weg staat de stinspoort van Sjucksmastate. De poort staat op een schuinsverschoven rechthoekige plattegrond en de bogen hebben vormen van verschoven ellipsen, waardoor de schuinte optisch wordt gecorrigeerd. Aan de veldzijde een maskaron op de sluitsteen en een steen uit 1668 met de wapens van Harinxma en Botnia. Aan de hofzijde is de geveltop doorzeefd met duivengaten. Naast de kerk staat de pastorie met een voorgevel die is voorzien van neorenaissance sierwerk, zoals rusticablokken, diepreliëf, diamantkoppen, een panelen-fries, boogtrommels met metselmozaïek en putti. De gotische kerk is eenbeukig met een koor met driezijdige sluiting en een slanke in het kerklichaam opgenomen zadeldaktoren. De kerk is in de eerste helft van de 15de eeuw vernieuwd met gebruikmaking van het oude bouwmateriaal. De westgevel is modern: het kerkje is in 1962 gerestaureerd. Het interieur heeft sfeervol 17de-eeuws meubilair en er is een verrassend zandstenen epitaaf voor Douwe van Aylva, die in 1592 voor Deventer viel.

De Petruskerk ligt prachtig op de zuidelijke flank van de hoge, deels afgegraven terp van Wânswert. Het kerkhof wordt omvat door een keermuur, waarop aan de dorpszijde een ijzeren hek staat. Het schip dateert uit de eerste helft van de 16de eeuw, maar van het aanzienlijk smallere maar wel even hoge en zevenzijdig gesloten koor is bekend dat het in 1335 door de plaatsvervanger van de aartsbisschop van Utrecht werd ingewijd. Juist dit koor ziet er heel jong uit omdat het in later tijd beklampt is met nieuwe steen, eerst in 1778 het noordelijke gedeelte met een groot spitsboogvenster en in 1882 ook het zuidelijke part met twee van deze vensters. De vensters in het schip zijn aanzienlijk kleiner. In de zuidelijke muur staan ze in diepe dag-kanten; de westelijke is korter door de positie boven een half tot venster dichtgezette voormalige ingang. In de noordmuur staat de huidige ingang die, waarschijnlijk in 1882, van een gepleisterde omlijsting is voorzien en ook een bovenliggend venster heeft. De brede toren op een rechthoekige grondslag heeft vier ongelijke, weinig versneden geledingen. In de westelijke gevel zit een ingang met daarboven een spitsboogvenster; beide zijn in pleister omlijst. Bovenin staan in de brede west- en oostzijde drie en in de smallere noord- en zuidzijde twee rondbogige galmgaten. De kerkruimte wordt gedekt door een in 1794 vernieuwd houten tongewelf met trekbalken. De preekstoel met klankbord is in de tweede helft van de 19de eeuw vervaardigd, maar het rugschot en de kanseltrap kunnen hergebruikte oudere onderdelen zijn. Het doophek bezit hekwerk in de vorm van krul-len. Voor het doophek ligt een grote grafzerk in de vloer voor Sipt van Goslingha en Paerck Zyaerda, het echtpaar dat op Goslingastate ten zuidoosten van de kerk woonde. Het werd in 1562 vervaardigd door de monogrammist P.D., de renaissancekunstenaar Pieter Dirxsz. In het koor ligt een aantal gebeeldhouwde zerken uit de 17de en 18de eeuw. Het orgel op de westelijke galerij is in 1877 gebouwd door Willem Hardorff.

Goëngahuizen is een tamelijk geïsoleerde boerenstreek van uitsluitend verspreid liggende boerenbedrijven, helemaal in de westelijke punt van Smallingerland. De streek staat al op de grietenijkaart uit 1718 in de atlas van Schotanus aangegeven en bestond toen uit minder dan tien boerenhoeven. Ten zuidoosten van de boerderijen staat een turfgraverij aangegeven. De Tegenwoordige Staat van Friesland waardeert het niet als dorp maar als een buurschap bij Boornbergum: ‘In ’t Westen, aan de wyde Ee, ligt Goingahuizen, en wat Oosterlyker ’t Vlierbosch, alwaar men weleer een Klooster had, waarvan ’t Kerkhof nog te zien is.’ Op de kaart van 1718 staan ten zuiden van de vier boerderijen van ’t Vlierbosch bij een verhoging in het land ‘Vernietigt Klooster’ en ‘Oude Kerkhof’ aangegeven, maar op de grietenijkaart in de atlas van Eekhoff uit 1848 is niets meer te bespeuren. In het Aardrijkskundig Woordenboek van Van der Aa dat in het midden van de 19de eeuw verscheen, hoort Goëngahuizen nog bij Boornbergum. ’t Vlierbosch bestond toen uit slechts twee boerderijen. Ten noorden van het Vlierbosch ligt nu een natuurgebied van opnieuw verwilderde petgaten. Op de grietenijkaart in de atlas van Eekhoff uit 1848 is Goëngahuizen een streek met weinig, losse en agrarische bebouwing. Goëngahuizen ligt aan en tussen meren en plassen. Enkele boerderijen en woningen op It Eilân tussen de Kromme Ee en de Goëngahuistersloot zijn alleen over het water bereikbaar. De meeste boerderijen in polder De Vlierbosch dateren van na de oorlog; het zijn wel traditionele stelpen, kop-rompen of kop-hals-rompboerderijen. Bij een inham van de Modderige Bol staat een fraaie kop-hals-romp uit 1883. Goëngahuizen is een opmerkelijk oord van molens. Er staan drie houten spinnenkopmolens uit de 19de eeuw. Het zijn molens met piramidevormige en met pannen gedekte rompen en ze zijn voorzien van vijzels. Ze hebben alle drie een naam: Jansmolen, De Modderige Bol en het Heechhiem. Ze zijn in 1990, 1992/’93 en 1995 gerestaureerd en in eigendom van en beheerd door de Stichting De Fryske Mole.

Wouterswoude is een veenontginningsdorp dat langs twee ontginningsassen, de Voorweg en Kooilaan/Achterweg, tot ontwikkeling is gekomen. Het is het enige dorp van de Dokkumer Wouden waar de kern rond de kerk aan de Achterweg is gekomen. Aan die weg en de Kooilaan zijn de sporen van de oude agrarische bebouwing te vinden. Aan de Achterweg een midden 19de-eeuws woudboerderijtje, aan de Kooilaan eenzelfde type en een forse kop-halsrompboerderij uit het laatste kwart van de 18de eeuw. Een vertrek heeft een bedstedenwand, een ander vertrek is volledig betegeld. Aan de Voorweg staat een tiental gevarieerde en vrij gave boerderijen uit het laatste kwart van de 18de en uit de 19de eeuw. De hervormde kerk staat aan de Achterweg op de kruising met de Kerklaan, vroeger de Wouterslaan. De hoogst eenvoudige zaalkerk met een driezijdig gesloten koor en verhoudingsgewijs kleine rondboogvensters verving in 1805 een ouder bedehuis. De preekstoel dateert ook uit de bouwtijd. De ongelede toren is in de 17de eeuw opgetrokken van ouder, hergebruikt bouwmateriaal en wordt gedekt door een iets ingesnoerde piramidale spits. Aan de Achterweg staat de kenmerkende pastorie in de laat 19de-eeuwse mengstijl. Tegenover de kerk staat het verenigingsgebouw Maranatha uit 1926. Het valt op door de vooruitspringende middenpartij met een traditionele trapgevel. Aan de Voorweg aan de Driesumer zijde staat de in 1922 naar ontwerp van Ane Nauta (1882- 1946) gebouwde gereformeerde kerk. Zij verving een eenvoudige voorgangster uit de 19de eeuw, heeft een T-vormige plattegrond en klimmende vensterreeksen in de geveltoppen. Ten westen van de laag uitgebouwde ingangsportiek rijst de levendig gelede toren op met een golflijst op de overgang van romp naar vierzijdige spits. De voormalige cichoreifabriek aan de Voorweg heeft de vorm van een grote boerderij: het is een van de weinige sporen van de in de 19de en vroege 20ste eeuw bloeiende teelt en verwerking van dit gewas in Dantumadeel. Het ensemble met directeurswoning dateert van ongeveer 1920. Tegenwoordig is er een grondverzet- en houtrecyclingsbedrijf in gevestigd.

De Martinuskerk staat op een verhoogd kerkhof van het dorp dat ook al op een glaciale heuvelrug ligt. De toren is opgetrokken van tufsteen en dateert uit de tweede helft van de 12de eeuw. Hij bestaat uit een hoge, onversierde geleding waarin in het bovendeel aan noord- en zuidzijde rondboogvensters te zien zijn en aan de westzijde een groot spitsboogvenster staat. Het laatste is met rode baksteen dichtgemetseld. Na een geringe verjonging volgen nog twee geledingen met spaarnissen tussen hoekpenanten en onder rondboogfriezen. In de middelste geleding staat aan elke zijde een klein romaans venster en in de hoogste de rondbogige galmgaten. De kerk is in 1682 na een financiële impuls van de grietman geheel vernieuwd. Bovenin de monumentale zandstenen ingangspartij met dorische pilasters, een fries en een segmentvormig fronton werden naam en wapen van deze Gellius Wibrandus van Jongestal opgenomen. Daarboven staat een omlijst en van schedel en gevleugeld tijdglas voorzien ovaal venstertje ter verlichting van de orgelgalerij. Op gelijke hoogte zit in de noordmuur een gedenksteen van de eerste steenlegging en daarnaast zitten twee kleine vensters boven elkaar voor voorkerk en orgelgalerij. Verder is het schip aan elke zijde geopend met vijf grote rondboogvensters en in twee van de drie geveldelen van de sluiting staan ook dergelijke vensters. Aan de koorzijde is in de jaren 30 een consistoriegebouwtje aangebouwd. De kerkruimte wordt gedekt door een houten tongewelf met trekbalken op korbeelstellen en muurstijlen die weer op pilasters rusten. De inventaris is van een eenvoudige voornaamheid. De preekstoel met gesneden festoenen op hoekstijlen en panelen staat met klankbord binnen het van balusters voorziene doophek, een ensemble uit de 17de eeuw. Bij de trap zit tegen de kuip een draaibare koperen doopbekkenhouder bevestigd. Binnen het doophek staan ook de eiken banken van de kerkenraad. Er zijn aan weerszijden nagenoeg gelijke herenbanken opgesteld. Ze hebben verhoogde rugschotten en kuifstukken met nog niet geïdentificeerde wapens. Het orgel op de westgalerij is in 1917 door A.S.J. Dekker gebouwd.

Goingarijp is een middeleeuws vaartdorp ten zuidoosten van het Sneekermeer en de Goingarijpster Poelen. Het dorp is langs de Lijkvaart gegroeid en heeft aan de zuidzijde over water ontsluiting over de Scheensloot naar Joure en naar het Sneekermeer. Op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus in 1718 staat het dorp met de zuidelijke buurt Ballingbuur als een langgerekte nederzetting in het land verbeeld. Aan het einde van die eeuw werd in de Tegenwoordige Staat van Friesland gemeld: ‘dit Dorpje is gelegen in ’t Noordoosten der Grieteny, niet verre van den Slagtedyk, en voorzien met een klein kerkje zonder toren, nieuw opgebouwd in 1770. De landeryen zyn in een’ zeer goeden staat, doch verliezen jaarlyks meer of min, door het afschuurend vermogen der nabuurige groote wateren, van welken ’t Sneeker meer, byna geheel tot dit Dorp behoorende, het voornaamste is.’ De genoemde afslag van land is op het kaartbeeld in de atlas van Eekhoff goed te zien, want er is een flinke strook land verdwenen en Goingarijp lijkt bijna een oeverdorp te zijn geworden. Het verleden als vaartdorp is te ervaren aan de oriëntering van de bebouwing. Op het iets verhoogde en schilderachtige kerkhof staat de torenloze kerk die volgens de stichtingssteen uit 1770 dateert. Het is een zaalkerkje met een driezijdige koorsluiting. De in 1527 door Geert van Wou gegoten luidklok hangt in de vlak voor de kerk geplaatste klokkenstoel met helmdak. De klokkenstoel komt in 1543 al in de bronnen voor, maar het huidige exemplaar dateert uit de bouwtijd van de kerk. Toen zijn ook gebrandschilderde ramen naar ontwerp van Ype Staak in de zes vensters geplaatst. Ze vertonen de wapens van prins Willem V, grietman Vegilin van Claerbergen en de Friese regeringscolleges. Het dorp leek aanvankelijk alleen maar in omvang af te nemen, maar in de laatste tientallen jaren van de 20ste eeuw werd het ontdekt door waterliefhebbers en kwam er onder meer een wijkje rond een nieuwe havenkom.

Wânswert is een terpdorp dat enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling is ontstaan. Het moet een terp van het radiale type zijn geweest, maar daar is nu niet veel meer van te bespeuren. Alleen aan de noordzijde kunnen nog twee radiale paden worden herkend en een stukje van de ringweg. Dat maakt nu deel uit van de in de tweede helft van de 19de eeuw rechtgetrokken doorgaande weg van Birdaard naar Ferwert. Daarvoor ging deze weg ten zuiden om Wânswert heen. Het dorp was al eerder ontsloten door een opvaart naar de Herenwegstervaart. De hoge terp is aan het einde van de 19de eeuw vooral aan de zuidzijde afgegraven. Vanuit het zuiden is de hoogte van de kerkterp goed te ervaren. Wânswert is een overzichtelijk dorp met een flinke kerk en een relatief grote toren. Ten noorden van de kerk ligt een compact buurtje dat met de omringende bebouwing aan de radiaalpaden naar de doorgaande weg een carré vormt. Langs de noordelijke wegen liggen wat streekjes met hier en daar notabele woningen. Het agrarische verleden doet zich nog kennen: er zijn drie grote houten schuren in de kern te vinden. De eenbeukige dorpskerk is oorspronkelijk gewijd aan Sint-Petrus. Het schip is in de 16de eeuw gebouwd tegen het in 1335 gewijde, smallere en vijfzijdig gesloten koor dat in de 18de en 19de eeuw ommetseld raakte. De forse zadeldaktoren van vier geledingen verrees weer later dan het schip. Het kerkhof is aan de dorpszijde omvat door een ijzeren hek en aan de andere zijde is een keermuur gemetseld. Ten noordwesten staat het kerklokaal uit 1928 en aan de doorgaande weg de tweeklassige lagere school (1887) met een middenportaal. De noordelijke bebouwing van Burdaard aan de Ee hoorde als ‘Wanswerd aan de Streek’ tot het dorp Wânswert. In 1973 is de naam van het geheel Burdaard geworden en bij de gemeentelijke herindeling in 1984 is dit Burdaard bij Ferwerderadiel gevoegd.

De kerk gewijd aan Johannes de Evangelist staat op een terprestant aan de westzijde van het dorp. De slanke toren dateert van kort na 1100 en is een van de oudste in Friesland. De tufstenen toren heeft vier geledingen die deels in elkaar overgaan. Onderin bevat hij de rondbogige, geprofileerde ingang en daarboven een flink rondboogvenster. De tweede geleding is versierd met spaarvelden tussen hoeklisenen en met rondboogfriezen. Daarboven zit opnieuw een geleding met spaarvelden met aan alle zijden sporen van dubbele rondbogen met zelfs lijstkapiteeltjes: dichtgezette vensters of galmgaten. Dan volgt een vlakke geleding van een latere verhoging met de dubbele galmgaten. De toren wordt bekroond door een ingesnoerde spits. De romano-gotische kerk is in de tweede helft van de 13de eeuw van moppen gebouwd. Het muurwerk is met een driedeling aangepakt. Deze is nergens meer ongeschonden aanwezig. De tripletten bestonden uit een slank rondboogvenster met rondstaafprofiel geflankeerd door iets kleinere rondboognissen met kepervormig metselmozaïek. Hoe verstoord ook door inbraak van grote, licht spitsbogige vensters in de gotische periode of door het dichten van de oude vensters, het fraaie schema is toch goed te herkennen. Zowel aan de noord- als de zuidzijde is het gevelprogramma het sterkst doorbroken door nieuwe ingangspartijen. Aan de noordzijde met een korfbogige diepe poort met een groot, licht spitsbogig venster erboven en aan de zuidzijde met een poort in korfbogige vorm binnen een spitsboognis waarvan de boogtrommel met toten een vijfpas ontving. Het ooit met stenen gewelven gedekte interieur kreeg in de eerste helft van de 16de eeuw een houten tongewelf met trekbalken met korbeelstellen en muurstijlen. Het bezit een voorname inventaris. De preekstoel met getorste, omrankte hoekzuilen is met het doophek in 1712 vervaardigd door Gerrit Payaar. De vier overhuifde herenbanken die de ruimte sterk domineren dateren uit de late 17de en vroege 18de eeuw. Een overhuiving wordt gedragen door getorste, omrankte zuilen en heeft siervazen. Het orgel is in 1889 gebouwd door L. van Dam & Zn.

Gorredijk is een vlekke, vanaf 1630 als kruisnederzetting aan weerszijden van weg en vaart gegroeid. Gorredijk ontstond op het grondgebied van het zuidelijker gelegen Kortezwaag. Vanuit Kortezwaag werd de vaart doorgetrokken. Daar werd turf gewonnen en de vaart was nodig om het veen te ontwateren en de turf per schip af te voeren. Bij wat toen de Trimbeets werd genoemd, werden op de plaats waar de vaart de Hereweg – nu Hegedyk en Hoofdstraat – kruiste, een brug en een sluis gelegd. De Compagnie van Kortezwaag, die later de Opsterlandse Compagnie heette, ging voort met de winning van turf uit het hoogveen. Bij brug en sluis vestigden zich ambachtslieden, neringdoenden en kooplieden. In het midden van de 17de eeuw werd het daar al de Gorre Dijck genoemd. In 1672/’73 waren het strategische belang op de weg van Assen naar Heerenveen en ook de economische betekenis van Gorredijk al zo groot dat er een schans werd opgeworpen. Die lag ruim om de toenmalige, kruisvormige bebouwing heen. Het was eerder een vesting dan een schans met naar alle vier zijden twee halve bastions die zo een soort hoornwerken vormden. In 1683 lieten de heren compagnons er een eerste kerk bouwen nadat de gelovigen het een jaar of twintig met een schuur hadden moeten doen. Gedurende de 18de eeuw groeide Gorredijk uit tot een verzorgingscentrum voor de verveningen in de wijde omgeving en bovendien tot een handelscentrum in hout en granen, vooral van boekweit. Bovendien woonden er nogal wat schippers en niet alleen voor het vervoer van turf maar ook grootschippers die de zeeën bevoeren. Aan het einde van de 18de eeuw staat in de Tegenwoordige Staat van Friesland: ‘De meeste huizen van dit Vlek zyn gebouwd in de gedaante eener dubbele Kruisbuurt, welke eene streek, ter wederzyden der vaart geplaatst, in ’t midden recht hoekig gesneeden wordt door een tweede, die aan den rydweg gebouwd is, en met eene brug over de gemelde vaart loopt.’ En er is: ‘eens ter week eene weekmarkt, te weeten des Woensdags, wanneer hier veel handel in Rogge, Boekweit enz. gedreeven wordt; hebbende deeze handel hier niet weinig toe genomen, na dat, in ’t jaar 1758, een nieuwe brug over de Kompagnons vaart, en daar over een rydweg van ’t Heerenveen herwaards was aangelegd. Waar op niet alleen de handel met die van Schooterland en Stellingwerf Oosteinde, maar ook met de Inwooners van Drenthe zeer in bloei heeft toegenomen.’ Aan de Brouwerswal, de Kerkewal en in de Hoofdstraat zijn nog verschillende panden te vinden uit de 18de en vroege 19de eeuw met onder andere ingezwenkte halsgevels. Omstreeks 1800 draaide in Gorredijk een drietal industriemolens. In 1758 werd de brug vernieuwd en die is bekend van vroege topografische gezichten, een monumentale ophaalbrug met een homei. In 1862 is de brug nogmaals vervangen. Daarna is de brug in 1945 verwoest. In 1821 werd de sluis voor de eerste keer vernieuwd (in 1891 en 1949 volgden veranderingen) en in 1850 is de weg naar Heerenveen verhard. Bij de brug op en nabij de hoek van de Kerkwal en de Hoofdstraat zijn in 1876 zowel het voormalige postkantoor als de voormalige boterwaag gebouwd naar ontwerp van A.J. van Beek en uitgevoerd door de Gorredijkster aannemer Egbert Roels Kuipers. Even later, in 1888 kwam een rijzig schoolgebouw naar ontwerp van gemeentearchitect H.P.N. Halbertsma tot stand, dat sinds 1961 het onderkomen is van het streekmuseum. Gedurende de eerste helft van de 20ste eeuw breidde Gorredijk vooral uit aan en nabij het vaart- en wegenkruis, aan de wallen en onder meer de Stationsweg en de Marktstraat. Na de oorlog is de vlekke sterk gegroeid, mede doordat de woningbouwvereniging er veel activiteiten ontplooide, eerst in en bij de Schoolstraat en andere plekken. Vervolgens luidde de Compagnonsstraat een nieuwe bebouwingsas met zij- en parallelstraten het nieuwe Gorredijk in, dat vooral aan de noord- en oostzijde in enkele tientallen jaren sterk groeide. Hierbij werd veel ruimte gereserveerd voor parkachtige groenstroken.

Warfstermolen is een streekdorp dat aan de omstreeks 1315 aangelegde oude zeedijk is ontstaan, waarschijnlijk nadat in 1529 de nieuwe dijk om het Nieuwkruisland was aangelegd. Het element ‘warf’ in de naam duidt op een huis op de dijk waar de dijkvergaderingen werden gehouden en de ‘molen’ in de naam komt al in 1574 voor in de bronnen. Warfstermolen is lang een buurschap bij Burum geweest maar wordt nu als zelfstandig aangemerkt, hoewel het noch door een kerk, noch door een school of andere gebouwen met bijzondere voorzieningen wordt geaccentueerd. Ten oosten van het dorp, in de buurt Halfweg, op de hoek van de Leegsterweg en de Eeuwe Ennesweg, staat een inmiddels buiten gebruik gestelde school. In Warfstermolen staat wel een dorpshuis. Het dorp bestaat uit een redelijk gesloten lintbebouwing aan voornamelijk de zuidzijde van de oude dijk en een bescheiden naoorlogse dorpsuitbreiding aan de zuidzijde, De Warf en omgeving, waaromheen de doorgaande weg is gelegd. Ook aan de Gruytsweg is na de oorlog nog volkshuisvesting gekomen waardoor de nederzetting aan de dijk een goede samenhang vertoont. De laatste jaren is de noordelijke berm van deze dijk ’s zomers een bloemenweelde. De meeste woningen, gevarieerd met dwars- en langskappen en uit verschillende bouwperioden, stammen verder meestal uit het einde van de 19de en de eerste helft van de 20ste eeuw. De tamelijk hoog opgetrokken kleine stelpboerderij op nummer 68 kan uit de eerste helft van de 19de eeuw dateren. De dwarsgeplaatste middengangwoning op nummer 66 dateert ook uit die periode, maar gezien het grote baksteenmateriaal kan het ook nog wel vroeger zijn geweest. In het land rondom het dorp staan boerderijen, waaronder robuuste exemplaren. Aan de Eeuwe Ennesweg bij Halfweg staat een grote kop-hals-romp. Bij De Kolk in het noorden aan de Oude Borchweg een boerderij met een voorhuis uit 1927 in Amsterdamse Schoolstijl. Op de hoek van de Gruytsweg en Leegsterweg een kop-hals-rompboerderij uit de eerste helft van de 19de eeuw met een tuinhuis op het voorerf.

De imposante dorpskerk verrees omstreeks 1200 met iets versmald koor, een opnieuw versmalde halfronde sluiting en een toren. De muren van het schip bezitten in de benedenzone reeksen rondbogige nissen die tot de grond toe doorlopen. Deze nissen zitten ook in het onderste deel van de toren. Aan de noordzijde wordt de bovenzone van het schip, het koor en de hele koorsluiting bekroond door rondboogfriezen. De bovenzone van de noordelijke schipmuur is in twee brede spaarvelden tussen lisenen verdeeld en in beide vakken staat een rondboogvenster. Zowel aan de noord- als de zuidzijde hebben de ingangen dubbele bogen met een sikkeleffect. In de zuidmuur van het schip en het koor zijn spitsboogvensters ingebroken. De koormuren bezitten aan beide kanten een klein romaans rondboogvenster en er zijn sporen van aanbouwen. Aan de noordzijde is de grote, dichtgemetselde boog geprofileerd; aan de zuidzijde is deze plat dichtgezet met kleine gele steen. De koorsluiting heeft in de bovenzone spaarvelden tussen lisenen. De rondboogvensters hebben rondstaven in de dagkanten en er zijn een kleine hagioscoop en een piscina te zien. De half ingebouwde en in 1807 verlaagde toren met korte, ingesnoerde spits gaat ongeleed op en heeft aan de westzijde een smalle ingang in een viervoudig profiel. In de benedenruimte van de toren zitten aanzetten van een gewelf. De hoge kerkruimte wordt gedekt door een vlak balkenplafond. Aan de noordwand van de lange koortravee is te zien dat deze ruimte van een stenen overwelving was voorzien. De in banen gekleurde triomfboog en het gewelf van de koorsluiting zijn van tufsteen. Op het gewelf is een 13de-eeuwse schildering te zien. De voorstellingen zijn vervaagd, maar het bovenste van de vier registers stelt vrij zeker Christus als rechter bij het Laatste Oordeel voor. Daaronder zijn heiligen te ontwaren. In het koor liggen interessante grafzerken van roze en grijze zandsteen met geometrische versieringen en met een biddende gestalte. De eenvoudige preekstoel is laat 17de-eeuws. Het orgel is in 1891 gebouwd door Bakker & Timmenga.

Goutum is een terpdorp dat in de vroege Middeleeuwen is ontstaan op een zuid-noord lopende kwelderwal waarop meer (huis)terpen zijn opgeworpen. Bijvoorbeeld de duidelijk ten zuiden van het dorp in het landschap herkenbare terp Techum, waarop een fraaie kop-halsrompboerderij uit 1904 staat. Op enkele terpen hebben staten gestaan. Op de terp van Goutum zelf, ten westen van de kerk, stond tot 1882 Wiardastate, een van de grootste staten van Friesland. De terp is aan het einde van de 19de eeuw deels afgegraven, wat aan de noordzijde aan het Fjildpaad goed is te ervaren. De Middelzee ten westen van Goutum is in de 11de eeuw bedijkt, maar was in de loop van de 13de eeuw ter hoogte van Goutum ook al dichtgeslibd. Aan en nabij de dijk, nu de Overijsselsestraatweg, staan enkele opmerkelijke boerderijen in het Goutumer Nieuwland. De stelpboerderij op nummer 16 dateert uit ongeveer 1890 en een gelede boerderij, toen een experiment voor een nieuwe bedrijfsvoering, is in 1908 in vernieuwingsstijl ontworpen door W.C. de Groot. Aan de zuidelijke zoom van het dorp staat de grote stelpboerderij Heechhiem uit 1889 met een uitgebouwde melkkelder. Verderop aan de Wergeasterdyk staan een paar fraaie stelpen. De Middelzeedijk is een verbindingsweg geworden die in 1827 tot rijksstraatweg naar Zwolle werd verbeterd. In de loop van de 19de eeuw groeide er lintbebouwing langs. Ook de verbindingsweg van de terpbuurt met deze wegbuurt kreeg in de 20ste eeuw lintbebouwing. Op de westelijke flank van de dorpsterp was Wiardastate de representatieve kasteelwoning met grote en hoge vleugels en een hoge toren op een omgracht terrein en een poortgebouw. Had de state aan de buitenkant door zijn robuuste voorkomen een zekere weerbarstigheid, van binnen was het een en al renaissancepracht. Aan de overzijde van de door bermsloten geflankeerde weg lagen omvangrijke tuinen die bij de state hoorden. In 1880 werd schuin tegenover de toen nog bestaande Wiardastate een pastorie gebouwd, een twee bouwlagen hoog, blank gestukadoord herenhuis met koetshuis. De woning kwam tot stand meteen ten westen van de spoedig daarna gerooide overtuin van Wiardastate. Toen heette de door bomen omzoomde en door inmiddels gedempte sloten begrensde toegangsweg naar de dorpsterp, Singel. De weg werd later Buorren genoemd. Op de terp is in de 11de of 12de eeuw de Agneskerk gebouwd, waarvan in het tufstenen muurwerk aan de noordzijde nog grote delen in allerlei patronen zijn te zien. In de 15de eeuw zijn het koor en de zuidelijke schipmuur vernieuwd en daarna dikwijls hersteld. De vensters zijn bijvoorbeeld in de 19de eeuw nog verkleind. De zadeldaktoren met drie geledingen en decoratieve nissengroepen dateert eveneens uit die eeuw en is ook een paar keer hersteld, zoals de jaarstenen uit 1631 en 1737 vertellen. De toren draagt een luidklok die in 1511 is gegoten door Geert van Wou en Johan Schonenborch. In het interieur van de kerk hangen twee wapenborden en acht loden platen van lijkkisten van de familie Cammingha. De preekstoel en het doophek dateren uit de 19de eeuw. Het orgel is in 1894 gebouwd door de firma L. van Dam & Zn. Ten zuiden van de kerk staat een drietal in leeftijd en uitdossing verschillende middengangwoningen hoog op de terp. Een ervan uit ongeveer 1870 heeft een front met een diepe tuin naar de Buorren en een tweede front naar het kerkpad. Een andere woning uit 1894 in neorenaissancevormen is de kosterswoning met vergaderruimte van de kerk. Aan het kerkpad is er omstreeks 1900 een paardenstal bijgebouwd. In de jaren zeventig is het dorp aan de zuidwest- en oostzijde sterk uitgebreid met woonhoven. Aan het eind van de 20ste eeuw kreeg Goutum-Noord aan het Van Harinxmakanaal gestalte, waardoor het dorp in korte tijd met bijna 1000 inwoners groeide. Het is een brede strook, geklemd tussen een open hoogspanningstracé en het kanaal, verdeeld in een zevental nagenoeg rechthoekige gebieden. Een helder geheel, ontsloten door een rechte weg en langs het kanaal met een autonome fietsroute.

Warns ligt ten zuiden van het Johan Frisokanaal uitgestrekt over een lengte van wel tweeëneenhalve kilometer, al heeft de laatste kilometer een open karakter met een vrij losse bebouwing van vooral boerderijen. Het dorp ligt op een zandrug uit de ijstijd die hier en daar hoger reikt dan zeven meter. Vanouds is het dorp verdeeld in drieën: ’t Noard, Tsjerkebuorren en ’t Súd. De bebouwing is op twee plaatsen tot kernen verdicht. Aan de noordzijde bij het kanaal heeft de streek zich tot kom ontwikkeld. Met aan de westelijke zijde een opmerkelijke strook meest oude achterbebouwing en een relatief flinke haven. Er woonden in Warns niet alleen boeren maar ook schippers, vooral in de 18de eeuw. Aan de andere kant van de doorgaande weg en aan het kanaal heeft de zuivelfabriek een functie voor de waterrecreatie gekregen. Daar is een jachthaven gegraven. In het midden van dit dorpsdeel staat de eenvoudige doopsgezinde kerk en aan de oostelijke flank is kort na de oorlog een fraaie rooms-katholieke kapel gebouwd. De meeste naoorlogse nieuwbouw kwam bij deze kern terecht. Een kilometer zuidelijker ligt bij de kruising met de Himmelumerdyk de tweede kern bij de oude kerk. Aan de noordzijde staan tegenover elkaar de van rond 1900 daterende voormalige school en de gereformeerde kerk, nu cultureel centrum. Nabij de kruising staan wat oude huizen, waarvan enkele van het type commandeurshuis. De kerk is niet oud, maar de tufstenen toren dateert uit de 12de eeuw. De kerk – zo vertelt de stichtingssteen – is gebouwd in 1682. In de zuidelijke gevel zit de ingang met een omlijsting met de naam van de grietman van Hemelumer Oldeferd en een gebeeldhouwd oeil-de-boeuf, een ossenoog. De decoratieve toren bezit spaarvelden met rondboogfriezen en rondboogvensters. De galmgaten zijn vernieuwd. Het interieur bevat een goed gesneden preekstoel, een doophek en bovendien drie herenbanken van omstreeks 1700 waarvan één het wapen van Stavoren draagt. Administratief horen het vroegere dorp Scharl en Laaxum bij Warns.

De kerk is in de eerste helft van de 13de eeuw in laatromaanse vormen gebouwd. De noordmuur geeft het meeste prijs van het romaanse verleden. Tussen rafelige restanten van steunberen zitten in vrij regelmatig moppenmetselwerk twee sporen van vrij grote, dichtgezette rondboogvensters. Verder westelijk zit nog een kwart boog boven een in de 15de eeuw aangebrachte ingang: een dichtgemetselde korfboog binnen een geprofileerde spitsboognis. Nabij de koorsluiting staat een groot rondboogvenster dat net als dat in de zuidmuur omstreeks 1800 is ingebroken. De driezijdige koorsluiting wordt op de hoeken geaccentueerd door slanke muurschalken met schijfkapitelen, kenmerkend voor het rijpe romaans. Het uitgezakte muurwerk van de koorsluiting wordt geschraagd door wigvormige steunberen die het beeld verstoren. Dat doet de deur eveneens; aan de binnenzijde zit daar een door S.J. Mellema in een overdadige neorenaissancestijl omstreeks 1900 getimmerd portaal. Het middelste gedeelte van de zuidmuur is gelijk met het aanbrengen van de rondboogvensters beklampt met kleine steen. Aan de westzijde van deze muur loopt alles door elkaar: een deel van een rondboog van een ingang, een veel nieuwer venster en dichtbij het maaiveld een klein rond venster, allerlei metselwerk en een spoor van een weggehaalde steunbeer. De vrij lage zadeldaktoren gaat ongeleed op. Bovenin zitten de galmgaten en beneden in de westgevel een ingang met een klein spitsboogvenster erboven. Inwendig wordt de ruimte gedekt door een houten tongewelf met trekbalken. Laag in de zuidwand zit een reeks diepe nissen in verschillende vormen. De preekstoel met klankbord heeft voluutachtige hoekpenanten in barokke vormen uit het begin van de 18de eeuw; het doophek is 19de-eeuws en heeft in plaats van balusters in bronskleur geschilderde gietijzeren hekjes. De overhuifde herenbank ertegenover dateert uit de eerste helft van de 17de en de eenvoudige banken aan weerszijden uit de 19de eeuw. Vier van de kerkbanken bezitten bijzondere wangen met gotische briefpanelen en medaillons met symbolen uit de eerste helft van de 16de eeuw. Het orgel is in 1880 gebouwd door Bakker & Timmenga.

Greonterp is een terpdorp van vroeg-middeleeuwse oorsprong dat geïsoleerd in het lage land te midden van meren en poelen lag. Zelfs nadat het grote Sensmeer aan de noordzijde in 1633 is drooggemalen, bleef het dorp een afgelegen positie houden. Bij benadering over de enige weg is het alsof het dorp op een eiland in de groene zee ligt. Het had alleen verbindingen over het water. Later kwam er een smalle weg naar Blauwhuis, waar het qua voorzieningen helemaal op aangewezen is. Het zijn beide dorpen waarin de bevolking het oude geloof is trouw gebleven. Op de grietenijkaart van Wûnseradiel in de atlas van Schotanus uit 1716 is de waterrijke positie van het dorp in de uiterste zuidoosthoek van de grietenij te zien. De Tegenwoordige Staat van Friesland had in 1788 niet veel te melden: ‘een klein dorp … met eene kerk zonder toren, even ten Zuiden van den Sensmeerder Dyk, aangelegd in 1633. Voorts behooren hier onder Senshuizen en ’t buurtje Kie, wel in ’t Sensmeer en binnen den Dyk, doch op hoog land gelegen; zynde het overige land, hier onder behoorende, ten grooten deele laag.’ Er zijn tekeningen uit 1722 bewaard van staten in de buurt van Greonterp, maar op de genoemde kaart wordt Elingastate niet vermeld en is Hoytemastate onder Tjerkwerd aangegeven. Na de Hervorming is de kerk in gebruik genomen door de aanhangers van de nieuwe leer. De gehele dorpsbevolking bleef roomskatholiek; er werd nauwelijks gepreekt. De kerk raakte in verval en is in 1780 gesloopt. Op het omgrachte kerkhof staat een klokhuis uit 1822. Het heeft een vierkante stenen onderbouw, een met leien gedekt piramidedak en bekroning door een achtkantige spits. De klok uit 1465 is gegoten door Steven Butendiic. Deze draagt het opschrift: Dum trahor audite, voce vos ad guadia vite (Hoor als ik geluid word, ik roep tot de vreugden van het leven). De bebouwing van een groep huizen en enkele boerderijen is opmerkelijk compact en zorgt voor een grote schilderachtigheid.

Warstiens is een klein terpdorp dat geheel op het agrarische bedrijf is gericht. De kom, voor zover daar van kan worden gesproken, wordt dan ook voor het belangrijkste deel bepaald door flinke boerderijen en de kerk. Warstiens kan alleen vanuit Wergea bereikt worden over een smalle weg. Het dorp is van oudsher goed ontsloten door twee korte opvaarten naar het Lang Deel, het belangrijke vaarwater van Leeuwarden naar Warten. Hoewel het kleine Warstiens maatschappelijk geheel op Wergea is gericht, was er een kerkelijke band met Warten. Contacten vonden tot ver in de 19de eeuw over het water plaats. Warstiens had wel een eigen kerk, een gebouw met een zadeldaktoren. De kerk is in 1844 nog eens hersteld, maar was in 1882 kennelijk zo bouwvallig dat zij toen vervangen is door een nieuw exemplaar. De gewoonlijk objectieve encyclopedie van Friesland uit 1958 oordeelde: ‘Hervormde kerk zonder architectonische waarde.’ Daar wordt een kleine halve eeuw later anders over gedacht. De kerk is ontworpen door de Leeuwarder architect Hendrik H. Kramer die zich toentertijd tot de meest vooraanstaande bouwmeester van Friesland aan het ontwikkelen was. En aan de Warstienser kerk is dat te zien: zij is beslist rijker uitgedost dan veel kerken uit dezelfde tijd. Het is een zaalkerk met grote rondboogvensters tussen slanke steunberen en decoratieve friezen en ander siermetselwerk. Tegen het front staat een slanke, met lijstwerk gelede toren met een ingesnoerde spits. Aan de achterzijde is een versmalde en verlaagde koorpartij gebouwd die het geheel verlevendigt. Tot 1784 lag het Hempensermeer ten westen van Warstiens. In 1779 was de octrooiaanvraag om het meer droog te malen en in 1784 waren ze inderdaad met het werk aan de gang. Het gebeurde in opdracht en voor risico van vier Makkumer ondernemers: Eibert Dirks, de broers Jan en Marten Kingma en Yme Tichelaar. Er kwam een dijk en een ringvaart om de hele droogmakerij en er werd een molen geplaatst die de 90 hectare droogmaalde.

De Bartholomeuskerk staat buitengewoon schilderachtig achter de Hemdijk op een bescheiden terp. De kerk is vernieuwd maar de toren is 13de-eeuws. Hij is ongeleed gebouwd van gemêleerd rode en gele kloostermoppen, waarbij nu eens de gele en dan weer de rode kleur domineert. In de westgevel staat een klein, licht spitsbogig venster met kraalprofiel in de dagkant. Hoger zit nog een klein rondboogvenster en bovenin telkens twee rondbogige galmgaten. De geveltoppen van het zadeldak kregen pinakels. In de benedenruimte zijn de restanten van een stenen overwelving te zien; de muren vertonen uitsparingen en ook hoger zitten smalle nissen. De eenvoudige deur naar die ruimte is 17de-eeuws en heeft aan de binnenzijde ingekerfde huismerken en jaartallen. De oudste luidklok dateert van 1353, de andere is in 1639 door Jacob Noteman gegoten. De kerk is in 1708 gebouwd ter vervanging van een oudere. Het jaartal staat op de sluitsteen boven de rondbogige en van neggen voorziene ingang aan de noordzijde met een mooie, gegroefde deur. Het is een uiterst eenvoudig bouwwerk met ongeleed muurwerk van bruinrode baksteen in klein formaat. In de noord- en de zuidmuur staan twee grote rondbogige vensters en in de driezijdige sluiting kregen de zuidoostelijke en noordoostelijke muren liggende ovale vensters. Ook de inrichting van het kerkzaaltje is eenvoudig. De ruimte wordt gedekt door een houten tongewelf. De kerkbanken, links de dichte voor de mannen met gedraaide knoppen, rechts de open banken voor de vrouwen met kleine siervazen, staan op het oosten gericht. Het pad is bevloerd met hardstenen tegels waartussen vier 18de-eeuwse gebeeldhouwde tegels van de familie Ykema liggen. Tegen de sluiting staat de preekstoel met klankbord. De kuip bezit op de hoeken gesneden festoenen. Mogelijk dateert het preekmeubel uit de bouwtijd; er is toen aan Gerben Ferdinants een bedrag betaald, maar dat kan ook voor de verplaatsing en opknapperij zijn geweest. Er zijn ook meningen die de preekstoel in de 17de eeuw plaatsen. De kerk is eigendom van de Stichting Alde Fryske Tsjerken.

Grou is van oorsprong een vroeg middeleeuws terpdorp in het Lage Midden met een agrarisch karakter. Dankzij de centrale ligging tussen talrijke waterverbindingen kon het zich vanaf de 15de eeuw tot een nederzetting van handel en scheepvaart ontwikkelen. Aan het einde van de 18de eeuw wordt over het dorp geschreven: Grou ‘is een groot en vermogend dorp, liggende byna rondsom in het water; waarom men hier voorheen met geene rydtuigen af of aan kon komen. Doch voor niet veele jaaren heeft men van hier, midden door moerassige gronden, eenen rydweg aangelegd, die van eene genoegzaame hoogte is, en op den Irnzumer Rydweg uitkomt.’ Het wordt dan ook een vlekke genoemd. Het dorp ligt niet alleen aan en tussen het water, maar met allerlei vaartjes wordt het ook doorsneden door water. Het oudste gedeelte tussen Pikmeer en Rechte Grouw is dan ook wel een archipeldorp genoemd. De watertjes zijn inmiddels allemaal gedempt maar door de wirwar van straatjes is dat archipelkarakter nog te ervaren. Hoewel het dorp in de uiterste zuidwestelijke hoek van Idaarderadeel lag, werd het toch de hoofdplaats van de grietenij en later gemeente. Dat bleef het toen in 1984 de gemeenten Idaarderadeel, Utingeradeel en Rauwerderhem werden samengevoegd. Toen het belang van de waterwegen afnam, kwam Grou niet aan maar wel nabij de Overijsselsestraatweg (1826/’27) en nog dichter bij de spoorweg Leeuwarden-Zwolle (1868) te liggen. Daarna ontwikkelde zich enige ambachtelijke en industriële nijverheid – scheepswerven, een grote industrie van houtbewerking, een zuivelfabriek en een fabriek van zuivelinstallaties – en Grou werd bovendien een gewilde woonplaats. De ligging aan het Pikmeer en waterwegen die naar Leeuwarden en het merengebied in het zuidwesten leiden, geven Grou in de 20ste eeuw alle kans om zich tot een gezellig watersportcentrum te ontwikkelen. De dorpsuitbreiding vond aan het begin van de 20ste eeuw eerst onmiddellijk ten oosten van de oude kern plaats, voornamelijk met volkswoningen. Het is een gebied dat vrij gaaf is gebleven. Dat geldt eveneens voor de meteen na de oorlog gerealiseerde uitbreiding ten zuiden daarvan. Dat werd eveneens een karakteristieke arbeiderswijk. De andere bevolkingsgroepen bouwden hun vaak representatieve woningen in of nabij de dorpskern. Pas daarna is Grou naar het westen en het zuiden uitgebreid. Aan de autosnelweg A31 werd vanaf de jaren negentig een bedrijventerrein ontwikkeld. In het noordelijke gedeelte van de oude kern van Grou rijst de middeleeuwse kerk op. Zij is gewijd aan Sint Pieter en grotendeels van tufsteen gebouwd in het begin van de 12de eeuw, maar de zuidelijke muur is veel later met baksteen vernieuwd. Het rondgesloten koor van de even inspringende absis is verrijkt met prachtige, slechts weinig verstoorde klimmende boogfriezen en spaarvelden. Het schip is op romaanse wijze versierd met brede spaarvelden met rondbogen, voorzien van flauw spitsbogige vensters en verhoogd in baksteen. In hetzelfde materiaal kreeg het een rondboogfries ter afsluiting. De noordgevel vormt zo een boeiend historisch tapijt. De zadeldaktoren is in de 15de eeuw opgetrokken. De koorpartij is na de Hervorming van de kerkruimte afgeschermd. Daar heeft een tijdlang het grietenijbestuur gezeteld. De kerk was toen het religieuze en maatschappelijk-politieke brandpunt van Idaarderadeel. Het interieur heeft eiken meubels waaronder twee 17de-eeuwse herenbanken met familiewapens en enkele banken met gesneden wangstukken uit de 18de eeuw. In de kerk hangen koperen kronen. Rond de kerk staat een levendige verscheidenheid aan historische bebouwing. Tegen het midden van de 19de eeuw werd aan het centrale plein een raadhuis gebouwd. Het kreeg een rustige neoclassicistische voorgevel met een door gegroefde, ionische pilasters geflankeerde ingangspartij en een kroonlijst op klossen. Het dorpspark aan de Parkstraat is in 1893 in opdracht van de hervormde gemeente naar ontwerp van Gerrit Vlaskamp tot stand gekomen achter de in 1858 aangelegde begraafplaats. Bij de ingang staat een door J.H. Schröder ontworpen borstbeeld van Eeltsje Halbertsma. Even ten westen daarvan staat het in 1942 in Delftse Schoolstijl door J.H. Kropholler ontworpen nieuwe raadhuis dat ook al niet meer als zodanig in gebruik is.

Warten is een oud waterdorp in het noordoosten van de gemeente aan het belangrijke vaarwater het Lang Deel en naar het zuidoosten de Rogsloot. Daardoor heeft Warten goede verbindingen met zowel Leeuwarden als het achterland. Het Lang Deel verbreedt zich vlak voor Warten tot het Wartenaster Wijd, waar al in de 17de eeuw een buurt, de Midsbuorren, was ontwikkeld die vanaf het einde van de 19de eeuw gaandeweg een bedrijvig karakter – met scheepswerf en zuivelfabriek – kreeg. De kern van het dorp lag oostelijker, bij de kerk en brug, waar het wegverkeer voor de aanleg van de krap om de zuidelijke rand van het dorp lopende Rounwei, overheen moest. De kerk is in 1780 vernieuwd tot een zaalkerk met grote, korfbogige vensters waarvan liefst zes van gebrandschilderd glas zijn voorzien, in het bouwjaar vervaardigd door Ype en Jurjen Staak. Voor de kerk staat een kloeke toren die het dorpsgezicht vooral vanuit het westen beheerst. Aan die zijde van de Hoofdstraat staat een aantal deftige dorpswoningen, waartussen een met decoratief pleister verrijkte notabele woning. Aan het water is vooral ten noordwesten van de brug een vriendelijke waterbuurt gevormd. In Warten staat de laatste langhuisboerderij van Friesland, het oertype waarbij het dak van voorhuis en schuur doorloopt en die als museum is ingericht. De eerste volkshuisvesting vond in 1920 aan de Oosterburen plaats, een reeks van tien woningen. Na de oorlog kon al in 1948 een achttal traditionalistische woningen aan de Hoofdstraat gebouwd worden en in de jaren vijftig volgde de woningbouw in de straten tussen de oude dorpskern en de Rounwei. Vanaf de jaren zestig kwam er een nieuwbouwwijk ten noorden van zowel het water als het van Nijpad en de Hoofdstraat. Beschrijvingen uit vroegere eeuwen spreken van een tamelijk bloeiend stadje Warten dat door een hevige storm tussen 1220 en 1240 verwoest zou zijn en waarvan soms nog sporen zijn gevonden. Inmiddels is vast komen te staan dat het verhaal op een misverstand berust.

De kleine, torenloze Vituskerk staat op een hoog terprestant van het dun bebouwde dorp. Het koor dateert uit de eerste helft van de 12de eeuw, het schip van even later en de kerk is in de 16de eeuw verhoogd. In de benedenzone van de vijfzijdige koorsluiting is nogal wat tufsteen door baksteen vervangen, maar de bovenzone is van tuf. Er zitten enigszins beschadigde muurschalken en twee kleine rondboogvensters die beide zijn dichtgemetseld. In de zuidelijke zijde kwam een groot rondboogvenster hiervoor in de plaats. Van de tufstenen schipmuren is de noordelijke het best bewaard gebleven. De bovenzone is geleed door brede spaarvelden, gedekt door een rondboogfries en voorzien van kleine rond-boogvensters die alle zijn dichtgemetseld. Op de westhoek staat nog een half exemplaar als getuige dat de kerk daar langer is geweest. In het oostelijke gedeelte zit een rondbogig spoor van een piscina of hagioscoop. Verder westelijk zien we een dichtgezette ingang met een boog die licht sikkelvormig is. Aan de westzijde staat de van dieprode baksteen gemaakte gotische (begin 16de eeuw) ingang, segmentvormig gesloten en in een spitsboognis met een kraalprofiel. De zuidgevel en de eerste sluitmuur kregen in de 16de eeuw en in 1836 spitsboog- en rondboogvensters. De muurdammen ertussen laten tufsteenwerk zien met fragmenten rondboogfries en verschillende sporen van romaanse vensters. Er zit bovendien een klein fragment van een rondbogige ingang. Aan de westzijde staat een geprofileerde, gedrukt korfbogige ingang. De driezijdige westelijke sluiting is van gele steen van klein formaat gemetseld nadat de toren in 1842 was ingestort. Tegen het dak is toen een klokkenstoel gehangen. De houten uitbouw aan de noordzijde is in 1874 getimmerd op de plaats waar eens een kapelaanbouw stond. Het interieur wordt gedekt door een vlakke balkenzoldering. In de wanden zitten veel nissen. Er is een vrij jonge maar smaakvolle inventaris te vinden met een preekstoel (waarschijnlijk 1836) met klankbord, een doophek met balusters, een avondmaaltafel met balpoten, een altaarsteen van roze Bremer zandsteen in de koorvloer en een westgalerij met wigvorm waarop een orgel uit 1874.

Gytsjerk is een streekdorp dat in de Middeleeuwen is ontstaan op de zandrug waar ook de andere dorpen van de Trynwâlden – Oentsjerk en Aldtsjerk en waar Mûnein en Roodkerk wel eens bij worden gerekend – op liggen. Oorspronkelijk bestond het dorp uit verschillende buurten en verder verspreide bebouwing. Op de grietenijkaart van Tytsjerksteradiel in de Schotanus-atlas uit 1716 bestaat Gytsjerk zelfs nog uitsluitend uit verspreide agrarische bebouwing, waarbij helemaal in het westen, buiten de eigenlijke streek de kerk is gelegen. Ten zuiden van het dorp ligt het onregelmatige plassengebied van de Rijd waardoor het dorp van Ryptsjerk is afgesneden. Ongeveer tien jaar later werd de verbinding met bruggen gelegd, waardoor door deze dorpen een verbinding over de weg van Leeuwarden en Dokkum tot stand was gekomen. Met de Giekerkervaart kwam er overigens ook een waterverbinding met de Murk en de rest van het Friese waterwegennet. Op de grietenijkaart in de atlas van Eekhoff uit het midden van de 19de eeuw bestaat Gytsjerk nog steeds uit verspreide bebouwing en heeft zich bij de doorgaande weg nog geen buurt gevormd. Wel is met de Kanterlandseweg ook een verbinding tot stand gekomen naar het westen, naar Wyns en Lekkum. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd geschreven: ‘een dorp benoorden ’t watertje de Ryd, door het welke, omtrent het jaar 1727, op twee plaatsen een rydweg, met bruggen voorzien, gelegd is. Dit dorp is grooter dan de voorige Oenkerk…. De kerk heeft hier den toren niet ten Westen, maar, gelyk Wirdum, aan den Zuidkant. De landeryen komen nagenoeg overeen met die der voorige dorpen, en zyn van eene groote uitgestrektheid; ten Oosten liggen de bouwlanden … westwaards, heeft men weidlanden, en by de laatste ook eenige vogelkooien, aan het water de Wielen, in welke veel watergevogelte gevangen wordt. Hier ziet men ook de overblyfselen van verscheiden oude staten, en een korenmolen aan den rydweg, die van hier, over de Ryd, voorby Ryperkerk, loopt naar de Zwarteweg. … De Kerkvoogdy van dit dorp is zeer vermogend.’ Op het eerste gezicht lijkt de kerk niet uit een ruime beurs betaald, omdat het van alle kanten een historisch tapijt van aanpassingen en verbouwingen laat zien. Voor wie het wil zien juist een grote rijkdom. De kerk dateert uit het einde van de 12de eeuw en heeft een houten geveltoren uit de eerste helft van de 19de eeuw en een uitwendig vijfzijdig gesloten koor dat aan de binnenzijde halfrond is. In de noordgevel en het koor zijn grote gedeelten van de oorspronkelijk tufstenen kerk aanwezig. De geleding van het muurwerk van het koor is opmerkelijk. De bovenste zone bestaat uit vakken die door slanke rood zandstenen kolonnetten met geprofileerde bases en ringvormige kapitelen zijn geaccentueerd en bekroond door een rondboogfries. De grote vensters in de zuidgevel zijn in de 18de eeuw aangebracht en zorgen voor een goede lichtval op de interessante inventaris. Die bestaat uit een preekstoel met doophek, een herenbank uit het midden van de 18de eeuw en in het koor: grote rouwborden uit de 18de eeuw. Er hebben bijna honderd zuivelfabrieken in Friesland gestaan die vrijwel allemaal zijn gesloten en nieuwe functies kregen. Gytsjerk heeft een van de gaafst bewaarde complexen, ten zuiden van het dorp. De fabriek is in 1896 gesticht en in 1921 verbouwd en uitgebreid. Bij de fabriek staan niet alleen een directeurswoning in neorenaissancestijl, maar ook een reeks arbeiderswoningen en een watertoren. De Rinia van Nautaweg is de weg die van de fabriek naar de dorpskern voert. Daaraan staan verspreid enkele boerderijen en een buiten uit omstreeks 1950 op de plek van het oude Poelzicht. Verder een flink aantal notabele woningen, dwarsgeplaatste woningen voor notabelen en renteniers met een versierde middenpartij. Ook zijn ze in de kern van het dorp en aan de Canterlandseweg te vinden. Na de Tweede Wereldoorlog is het dorp ten zuiden van de Canterlandseweg sterk uitgebreid, vooral vanaf het einde van de jaren zestig toen Gytsjerk werd ontwikkeld als dorp voor forensen uit vooral Leeuwarden.

Waskemeer is een karakteristiek en jong veenkoloniedorp, een streekdorp langs de Compagnonsvaart, de Haulerwijkstervaart. De vaart werd in 1756 door de Drachtster Compagnie gegraven op het dorpsgebied van Haule, tweeeneenhalve kilometer ten noorden van dit dorp. De nederzetting werd vanaf het einde van de 18de eeuw Beneden Haulerwijk genoemd en kreeg pas na de Tweede Wereldoorlog de status van zelfstandig dorp. Het werd er ook de Cruijmte of de Krompten genoemd, naar de kromming in de vaart. Een straat bij de bocht van de Haulerwijkstervaart naar de Mandevaart bewaart deze naam. De laatste vaart voert met enige bochten naar Bakkeveen. Toen het in 1953 de status van dorp kreeg is het genoemd naar een poel in de Duurswouder Heide, die ten westen van het dorp op het grondgebied van Opsterland ligt. In 1849 blijkt van de grietenijkaart in de atlas van Eekhoff dat er aan beide zijden van de vaart al kilometerslange, vrij regelmatige bebouwing is gegroeid. De westelijke hoek van Beneden Haulerwijk is dan nog niet dichtbebouwd. Ongeveer een halve eeuw later kwam er op deze hoek een coöperatieve zuivelfabriek tot stand. Weer een kleine eeuw later is de fabriek, die door concentratie in het zuivelbedrijf al was stilgelegd, afgebroken om ruimte te maken voor woningbouw. Ten zuidwesten van het dorp zijn omstreeks 1900 op initiatief van de filantroop Pieter Wilhelm Janssen ontginningsboerderijen tot stand gekomen. Janssen had fortuin gemaakt in Indië en trok zich de slechte woonomstandigheden in Friesland aan. Woningverbetering koppelde hij in zuidoost Friesland, onder meer in Beets, Jubbega-Schurega, Terwispel en Waskemeer, aan de ontginning van de uitgeveende gronden. Bij de boerderijtjes hoorde ongeveer tien ha in cultuur te brengen grond. Bij Waskemeer bestaat de nog redelijk gave Janssenstichting uit negen van deze boerderijen. De boerenbuurschap ligt ten zuiden van de Leidijk langs de Duurswouder Heide. Aan weerszijden van deze Leidijk is tegen het dorp aan in de afgelopen tien jaar een bedrijvengebied ontwikkeld.

Van het hele kustgebied staat de Mariakerk van Wierum het dichtst bij de zee; meteen achter de zeedijk. De kerk is omstreeks 1200 van tufsteen gebouwd. In 1912 is het schip met koor vervangen door nieuwbouw, waarbij de ingebouwde toren met gereduceerd westwerk bleef gehandhaafd. Deze westelijke partij bestaat uit de tufstenen toren met overwelfde zijruimten op de begane grond en op de verdieping. Ze waren oorspronkelijk zowel met de toren en dus onderling, als met het kerkschip met bogen verbonden. Binnen zijn veel van de rondbogige doorgangen en veel gewelven, zij het deels gerepareerd of dichtgezet, nog aanwezig. Aan de buitenzijde heeft de westelijke muur een verzwaarde middenpartij, waarin beneden in het tufsteenwerk een brede korfboog van een oude ingang met rode baksteen is dichtgezet en voorzien is van een smallere 15de- of 16deeeuwse spitsboognis waarin de deur is geplaatst. Aan weerszijden zijn de vleugelmuren aan elke zijde versierd met een spaarveld van verschillende hoogte dat gedekt is door een rondboogfries. Hogerop zitten een klein rond venster en een lichtspleet. De zuidmuur van het westwerk wordt eveneens bekroond door een rondboogfries. Er staat een klein, niet oorspronkelijk venster in. De noordmuur vertoont een vrijwel compleet spaarveld tussen lisenen en een bekroning van een rondboogfries en hierin staat een oorspronkelijk, maar dichtgezet romaans rondboog-venster. De torenopbouw heeft verhogingen in rode baksteen, maar aan twee zijden weer rondboogfriezen van tuf. Aan alle zijden zitten grote, rondbogige galmgaten. De geveltoppen zijn uit 1819 en op het zadeldak staat een grote windvaan in de vorm van een aak. Het mogelijk naar ontwerp van A. Oosterbaan uit Ternaard gebouwde schip heeft aan de zuidzijde een pseudotransept en aan de noordzijde een uitgebouwde consistorie. Het schip bezit grote rondboogvensters en rondboogfriezen onder de daklijst. De kerkruimte wordt gedekt door een houten gewelf met trekstangen. Tegen de oostelijke sluiting staat de preekstoel met klankbord en op de westgalerij het orgel.

Hallum is een radiaal terpdorp dat enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling op een kwelderrug is ontstaan. In de 11de eeuw is de zeedijk die ten noorden van de Ferwerderadeelster dorpen werd opgeworpen op de terp aangesloten. De Hallumer terp kwam daarbij geheel binnendijks te liggen. Die raakte aanvankelijk om het kerkhof vooral bebouwd aan de zuidwestzijde met de Hegebuorren en de Lytse Buorren en aan de noordzijde met de Grutte Streek en omgeving. Het waren enkele van de vele oude radiale paden. Aan de noordwestzijde kwam binnen de dijk in de 13de eeuw Offingastate op een weids erf tot stand, dat toen waarschijnlijk de ringweg aan die zijde al verstoorde. De state is in 1738 gesloopt en liet lang een onbebouwd terrein achter. Voor het overige is ondanks de latere compacte bebouwing de ringweg nog duidelijk aanwezig, aan de noordoostzijde heet hij zelfs Rondweg. Aan de zuidzijde lag Goslingastate net buiten de ringweg en verder van het dorp aan de oostzijde Sytjemastate. Het dorp werd ontsloten door de Hallumer Meer die na de verbetering en het leggen van een jaagpad sinds 1648 ook wel de Hallumer Trekvaart werd genoemd. Deze vaart vormde met een haakse bocht de haven tegen de westelijke flank van het dorp. De vaart koerste vervolgens in zuidwestelijke richting om na een paar honderd meter opnieuw een haakse bocht naar het zuidoosten te maken om kaarsrecht door het land te lopen en bij Bartlehiem in de Ee uit te monden. Vanaf de 17de eeuw kwam er dan ook bebouwing aan de zuidwestelijke zijde van het dorp. De nijverheid heeft met grote bedrijven voor banket en beschuit en eerder bedrijven in metaalwaren in en bij dit dorp sporen nagelaten. Aan de Mounebuorren staat beschuitfabriek ‘De Volharding’ uit ongeveer 1915 met een notabele directeurswoning uit het einde van de 19de eeuw. De industrie is na de oorlog grotendeels verplaatst naar de Doniaweg die in westelijke richting naar Hallumerhoek voert en daar een aanzienlijke wissel op het landschap trekt. Een ander gevolg is dat voor, maar vooral na de oorlog relatief veel volkswoningbouw tot stand is gekomen. De dorpsuitbreidingen hebben op een vrij zorgvuldige wijze voornamelijk aan de zuidoostelijke en iets minder aan de zuidwestelijke zijde plaatsgevonden. De dorpskerk aan de oostelijke zijde van een van de fraaiste kerkhoven van Friesland was oorspronkelijk waarschijnlijk gewijd aan Sint Martinus. Zij is een eenbeukige kerk uit het einde van de 13de eeuw met vijfzijdig gesloten koor, twee lagere, dwars geplaatste aanbouwen, waarvan de noordelijke met een tentdak en een spitsje. De toren van drie geledingen kreeg een ingesnoerde spits. De oudste sporen zijn twee tufstenen muurfragmenten uit omstreeks 1100 in de noordelijke aanbouw. Er zijn restanten van een klimmend boogfries zichtbaar. Het schip met romaniserend boogfries kwam eind 13de eeuw tot stand. De vensteromlijstingen kregen kraalprofielen en lopen als nissen naar beneden toe door. Met de bouw van het schip is mogelijk ook de zuidelijke aanbouw tot stand gekomen. De ouderdom van het 14de-eeuwse koor is vooral zichtbaar aan de noordzijde. In 1865 is de rest vernieuwd. De huidige toren is herbouwd in 1805/’06: de oude toren was een jaar eerder ingestort. Het ruime, maar zeer volle kerkhof is voorzien van een verzorgd, in 1876 door Jacob Douma ontworpen gietijzeren hekwerk. Aan de noordrand staat het kerkelijke lokaal uit 1912 met elementen in de vernieuwingsstijl. De doopsgezinde kerk aan de Offingaweg is een eenvoudige zaalkerk uit 1875 en de gereformeerde kerk is in 1912 prominent op een hoek aan de ringweg, de Langebuorren, gebouwd naar ontwerp van Tjeerd Kuipers. Ten westen van Ferwert heeft het befaamde in 1163 gestichte klooster Mariëngaarde gestaan. Het is meteen na de Hervorming in 1580 opgeheven en de gebouwen zijn gesloopt. Op het terrein aan de rand van het Monnikenbildt en ten zuiden van de Hallumerhoek – waar aan de Mariëngaarderweg meer grote boerderijen liggen – staat nu een kop-hals-rompboerderij uit omstreeks 1840 met een lang voorhuis.

Het terpdorp Weidum lag oorspronkelijk terzijde van de Hegedyk. Het dorp was via de Weidumervaart verbonden met de Jaanvaart en daarmee met alle windstreken. Er stonden tot de 19de eeuw een aantal staten in Weidum en in de omgeving. In 1898 is de laatste, Dekemastate, gesloopt. Weidum bleef wel wat deftig en het was tot 1900 de hoofdplaats van de grietenij en later de gemeente. Weidum was met twee oude paden, die geleidelijk gevarieerd bebouwd zijn geraakt tot straten, verbonden met de Hegedyk, de dijk van de voormalige Middelzee. Ook aan de Hegedyk kwam bebouwing van woningen van meest het notabele type. Tussen de verbindingsstraten bleef een langwerpig kamp onbebouwd, een kenmerkende openheid van het dorp, temeer daar die in de oude kern even westelijker wordt voortgezet met het door gevarieerde huizen omzoomde weidse kaatsveld. Er staan veel brede notabele woningen met middengang, maar er zijn ook eenvoudige huizen te vinden. De oude kerk staat op de terprest als een historisch zetstuk in het verschiet. Aan de westelijke dorpsrand liggen twee monumentale boerderijen: Bumaleen en Papingastate. Na de oorlog is het dorp aan de noordzijde nabij de Weidumervaart met vooral volkswoningbouw uitgebreid. Later is in het zuidwestelijke kwartier richting Hegedyk nieuwbouw gekomen. Ten noorden van het dorp bij de Wielstersyl is in 1893 de Coöperatieve Stoomzuivelfabriek De Takomst gesticht. Na sluiting kwam er een exportbedrijf van kaas. De Johanneskerk wordt tot de fraaiste van de provincie gerekend. De slanke toren van tufsteen moet van omstreeks 1100 dateren. De kerk is in de romano-gotische stijl opgetrokken. De vensters hebben kraalprofielen en tussen de vensters bevinden zich nissen met sierpleisterwerk. In de muren zijn later grotere vensters gebroken en aan het einde van de 15de eeuw zijn de ingangspartijen vernieuwd: de noordelijke werd korfbogig, de zuidelijke werd gedekt door een spitsboog. Bij deze verbouwing zijn de oude stenen gewelven vervangen door een houten tongewelf. De gave inrichting dateert uit de tweede helft van de 17de eeuw.

De kloeke toren van Wijckel is van verre zichtbaar boven het geboomte van het Coehoornbos. De bakstenen toren is in de 15de eeuw in drie door waterlijsten gescheiden geledingen opgetrokken. In de westelijke muur staat de rondbogige ingang (waarschijnlijk 1671) met daarboven een flink spits boogvenster. De tweede geleding bezit ondiepe spitsbogige nissen en in de derde geleding zien we slanke rondbogige galmgaten. De geveltoppen van het zadeldak zijn in 1671 vernieuwd. In verhouding tot de toren is de kerk bescheiden. De muren van bruine baksteen zijn ongeleed. Aan de zuidzijde staan vier grote spitsboogvensters, aan de noordzijde één en in twee van de drie sluitingszijden ook twee van dergelijke vensters. Het interieur van de kerkzaal wordt gedekt door een gedrukt tongewelf met trekbalken. De sfeervolle inrichting met evenwich-tig meubilair wordt gedomineerd door het aandachttrekkende praalgraf van de strateeg en vestingbouwer Menno van Coehoorn. Op de van zwart en wit marmer samengestelde tombe met reliëfs met het krijgsbedrijf, ligt de geharnaste held uitgestrekt op zijn rechterzij met het door hem uitgevonden Coehoornmortier voor zich. Het is na de dood (1704) van Coehoorn door zijn kinderen in de kerk geplaatst. Daniël Marot ontwierp het en Pieter van der Plas voerde het uit. De kerk bezit nog marmeren epitafen voor Frederik Willem graaf van Limburg Stirum en diens gade Theodora van Coehoorn en voor Hendrik Casimir van Coehoorn en er zijn ook nog grafstenen voor leden van andere belangrijke families. De gesneden preekstoel met klankbord staat binnen een doophek met balusters en ertegenover staan twee overhuifde herenbanken. Het orgel is in 1900 gebouwd door Bakker & Timmenga. Enkele kilometers ten noordwesten van Wijckel rijst de kerktoren van Harich uit het geboomte op, een toren die mogelijk uit de 12de eeuw dateert. Hij is later verhoogd en waarschijnlijk in 1603 van een stenen spits voorzien. De kerk is na een storm in 1663 herbouwd en ook deze bevat een marmeren grafmonument, namelijk voor Ulbo Aylva Rengers en Nicasia van der Haer die aan het einde van de 18de eeuw overleden.

Hantum is een karakteristiek terpdorp dat enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling is ontstaan op een kwelderwal en geleidelijk tot flinke hoogte is opgeworpen. Het komt in het midden van de 10de eeuw voor het eerst in de bronnen voor als Hanaten. De kerk lag, zoals dat wel meer voorkwam, niet in het midden van de terp, maar door afgravingen omstreeks 1900 kwam zij helemaal aan de zuidwestelijke rand van de dorpsterp te liggen. De dorpskom ligt daardoor ten noorden en noordoosten van de Tsjerkestrjitte, waar de uit 1845 daterende school staat die nu als verenigingsgebouw in gebruik is en daartoe later is uitgebreid. Aan de Grutte Stege, Smidsstrjitte en andere straten en stegen staat een vrij compacte bebouwing van eenvoudige, traditionele burger- en arbeidershuizen. In de loop van de 20ste eeuw is Hantum geleidelijk in oostelijke richting wat uitgebreid en de naoorlogse nieuwbouw kwam aan de zuidoostelijke flank terecht. Aan de rand van de hoge, afgegraven terp staat de aan het einde van de 12de eeuw gebouwde en aan Martinus gewijde romaanse kerk. Zij is opgetrokken in tufsteen en is op de vensters en de toren na vrij gaaf de tijd doorgekomen. De forse toren met ingesnoerde spits en aan beide zijden onderling verschillende aanbouwsels verving in 1808 een westwerk. In de gotische tijd is het schip enigszins verhoogd en kwamen spitsboogvensters in de zuidelijke gevel. Het koor springt iets in en de halfronde absis springt opnieuw een beetje in. Het tufstenen muurwerk dat vooral aan de noordzijde weinig is verstoord, is versierd met wijde rondboognissen op smalle muurdammen, waarover een kraal loopt. Bij het koor zijn de nissen wat lager en kregen ze ook nog maskers ter versiering. De boogomlijsting en de kraal zijn behakt tot een vertanding. De pastorie in de Smidsstraat is een middengangswoning van het notabele type. Ten zuiden van Hantum is in 1988/’91 een Stoepa, een boeddhistische tempel, gebouwd, een opvallende exoot in het Friese landschap.

Wergea is als een agrarische nederzetting op een kleine terp tussen enkele meren ontstaan. Deze meren, het Groote Wargastermeer, het Jorniahuistermeer en het Hempensermeer, zijn alle drooggemalen. Het dorp heeft zijn ontwikkeling vooral te danken aan de gunstige ligging voor het verkeer. Het ligt aan de Wargastervaart, een voorheen drukke route die Leeuwarden met het zuiden verbond. De laatste decennia is het weer druk op de vaart, maar dan door de waterrecreanten. Langs beide oevers van de vaart is sinds de 16de eeuw zoombebouwing ontwikkeld: aan de Grote Buren, de Kleine Buren en later aan de Nieuwe Hoek. Het begin van de Grote Buren loopt als brede kade voor het front van de dorpskerk langs. Achter de kerk staat hoog de voormalige pastorie in een ruime tuin. Daarna buigt de Grote Buren tussen de bebouwing door, waarvan de woningen en voormalige winkels aan de westzijde onmiddellijk aan het water staan. Er staan nogal wat brede woningen van het notabele type en op de hoek van de Gele Eker een pand uit 1668, bekend als de oude bakkerij. De tuitgevel heeft voor die tijd kenmerkende beitelingen of vervlechtingen. Beneden is de indeling gewijzigd, maar op de verdieping zitten de ronde ontlastingsbogen met negblokken boven de vensters. Kordonbanden van natuursteen geven de bouwlagen aan en de gevel wordt bekroond door een op een console met kopje rustende uitgemetselde pinakel. Verder zuidelijk ligt een kleine ijzeren flapbrug over het smalle dwarsvaartje en dan volgt de Hilleburen langs het water van de Wargastervaart. De goeddeels gesloten bebouwing langs de smalle kade van de Kleine Buren dateert uit de decennia rond 1900. De meeste huizen zijn een enkele laag met een kap hoog, maar soms is er één hoger. In de gevelwand valt het brede Popmagasthuis op, een in 1664 gesticht weduwenhofje dat in 1864 vernieuwd is. Boven de deur van de voor het dak uitgebouwde middenpartij is de grote wapensteen van stichtster Vrouk van Popma en haar man herplaatst. Aan de noordzijde van de brug is de gang langs het water, de Nieuwe Hoek, nog smaller. Daar staat wel de grootste en met sierpleister elementen overdadig opgesmukte notabele woning. De woning is gebouwd door een zeer ondernemende man in de decennia rond 1900: Abraham Keimpes Hoekstra. Hij was bouwondernemer van woningen, boerderijen en molens. Voorts was hij geldschieter en technisch adviseur van de boeren die in 1886 de Vereniging Coöperatieve Zuivelfabriek ‘Warga’ hebben opgericht, de eerste zo georganiseerde fabriek van het land. Bovendien werd hij een vermaarde schaatsenfabrikant. Daarmee hield hij zijn knechten in de slappe wintertijd aan het werk. Aan het begin van de 20ste eeuw ging hij om dezelfde reden cementstenen produceren, waardoor in Wergea en omgeving opvallend veel gebouwen van dit materiaal zijn gebouwd. Haaks op het water kwamen aanvankelijk slechts beperkte buurtjes langs paden en wegen, waarvan de Gele Eker de belangrijkste is. Daar staan enkele panden uit het einde van de 18de eeuw en notabele woningen. De rooms-katholieke Martinuskerk met hoge toren is in 1862 verrezen naar ontwerp van H.J. Wennekers in een vroege neogotische stijl en heeft een compleet inventaris in die stijl. De hervormde kerk, eveneens met toren, verrees in 1872 en is thans in gebruik als dorpshuis De Bidler. In de tweede helft van de 19de eeuw werd de wegverbinding vanuit Leeuwarden door de dorpen gelegd. Hierdoor kwam er ook meer bebouwing langs de Kerkbuurt, Leeuwarderweg en de Wartenserdyk, waar ook weer notabele en kleinere burgerwoningen werden gebouwd. Aan de westelijke rand van de dorpsbebouwing staat het zogenoemde ‘Ald Slot’. Het buiten is in 1787 gebouwd als voorhuis van een boerderij, maar heeft een geschiedenis die teruggaat tot 1423 met een kleine zaalstins die als Ald Roarda bekend is. In dat slotje is organist en componist Reynoldus Popma van Oevering rond 1700 opgegroeid. Het huidige slot kwam mogelijk met gebruikmaking van fundamenten en oud materiaal tot stand.

De kerk met een vijfzijdig gesloten koor is laatgotisch van karakter en is in de 15de eeuw gebouwd. De kerk heeft nog twee beslissende bouwperioden gehad. De in 1684 ingestorte toren is herbouwd en in 1904 is de toren opnieuw herbouwd. Toen is de westelijke partij naar ontwerp van Jurjen Bruns met nieuw materiaal en in neogotische vorm opgetrokken. In 1931 is de kerk gerestaureerd onder leiding van Hendrik Kramer, die zeer eigenzinnig te werk is gegaan. De restauratie kwam neer op nieuwbouw. De kerk is bekleed met het oude bouwmateriaal, gemêleerd rode en gele kloostermoppen. Het schip is vijf traveeën diep met eenmaal versneden steunberen en brede spitsboogvensters met vorktraceringen. De koorsluiting kreeg gelijke vormen. De westelijke partij is van kleine bruine steen gemetseld. De toren wordt bekroond door een soort wimbergen en een ingesnoerde spits. Het koor is van het schip afgescheiden en in gebruik als nevenruimten. In een van deze ruimten ligt een middeleeuws fragment vloer van kleine geglazuurde tegels. De kerkzaal wordt gedekt door een gedrukt houten tongewelf met trekbalken op korbelen en muurstijlen. De preekstoel staat binnen een ruime dooptuin met een deur met kuifstuk met bazuinengelen. Ze zijn vervaardigd door Arjen Lous uit Harlingen (1728). De kuip heeft getordeerde en omrankte hoekzuilen. De panelen zijn fraai gesneden met bijbelse taferelen: Abrahams offerande, Jacobs droom, de Geboorte, de Opstanding en het Laatste Oordeel. De wangen van de vrouwenbanken zijn gesneden met gevarieerde siermotieven uit de Lodewijk XIV-stijl. De lichtkronen in een art déco-achtige stijl zijn waarschijnlijk in 1931 door Hendrik Kramer ontworpen. Het orgel is in 1869 gebouwd door L. van Dam & Zn. Anderhalve kilometer ten zuidwesten van Wijnaldum staat de kerk van Midlum, die zo vaak is verbouwd dat moeilijk te geloven is dat deze Sint-Nicolaaskerk al van 1200 kan dateren. De ongelede toren met ingesnoerde spits is jonger maar wel middeleeuws. Kerk en toren zijn in 1866 en nogmaals in 1906-’07 verbouwd. Zo is de zuidgevel van het schip bepleisterd en de toren ommetseld.

Hantumeruitburen is administratief een dorp, maar er heeft zich volstrekt geen komvorming voorgedaan. Er is nooit een kerk geweest en de kinderen waren voor het onderwijs ook aangewezen op omliggende dorpen. Toch werd Hantumeruitburen al in vroegere eeuwen als een zelfstandige gemeenschap aangemerkt. In de Tegenwoordige Staat van Friesland uit 1786 staat te lezen: ‘De zogenoemde Hantumer Uitbuuren bestaat uit eene verzameling van verstrooide buurten, met naame Raard, Bierum, Medent, Germerhuizen en Nyenhuis, die te samen genomen 13 stemgerechtigde plaatsen bevatten. Nyenhuis ligt aan de Paezens, en van Medent loopt derwaarts eene uitwatering; doch de overige liggen aan den Rydweg.’ Nijenhuis ligt helemaal in het oosten bij de waterloop de Paesens en tegen de voormalige grietenijgrens aan. Bij Bierum, nu een groep boerderijen aan de zijweg van de Fennewei, staat een van de boerderijen op een huisterp en bij Raad, Raarderterp of Rhoodeterp nabij de in 1853 bepuinde Dokkumerwei staan de boerderijen op huisterpen en daar is nog een radiaal patroon in het landschap te herkennen. Medent (ook Miedend) ligt weer zuidelijker en bestaat uit de twee boerderijen Groot en Klein Medent. Hantumeruitburen is een archipel van groepen heel kleine agrarische nederzettingen gebleven. Alleen bij de Hantumerhoek, de kruising van wegen tussen Hantum, Hantumhuizen en Bierum, is enige woningbouw tot een buurtje gegroeid. Dit nabij een aan het begin van de 20ste eeuw gebouwde gereformeerde kerk, een traditionele zaalkerk met toren voorzien van een ingesnoerde spits, en een vrij moderne school. Bij de oude boerderijen van Bierum zijn recent een paar moderne woningen gebouwd.

Westergeest is een streekdorp dat in de vroege Middeleeuwen is ontstaan op een zandopduiking ten noordwesten van de hoge gronden van de Wouden en die daarvan gescheiden is door een laag gebied, de Warren. Het dorp was op enige afstand in noordelijke richting over water ontsloten door de Zwemmer en later door het verbeterde stroomkanaal van de Nieuwe Zwemmer. Aan de zuidzijde is 1654/’56 de Stroobosser Trekvaart gegraven. Het dorp heeft zich ontwikkeld langs twee parallelle wegen: de huidige Eelke Meinertswei en de Bumawei. Aan die wegen en wat zijpaden is de bebouwing geleidelijk verdicht, waartussen relatief veel boerderijen en woudboerderijtjes. Na de oorlog is in het westen de dorpsuitbreiding tot stand gekomen. Ten noordwesten hoort de buurschap Keatlingwier, die richting Dantumadeel loopt, bij Westergeest. Ten zuiden hebben Triemen bij dit dorp gehoord, maar dat dorp is nu zelfstandig. Vanuit het zuiden wordt het dorp ingeleid door ‘De Greidpôlle’, een jonge stelpboerderij, in 1935 gebouwd naar ontwerp van architect S. van der Molen in een expressieve stijl. Vooral de hoekerkers aan het front vallen op. Aan de andere zijde van de Eelke Meinertswei staat de imposante dorpskerk op een hoog kerkhof in een dichte boomzoom. Het romaanse gebouw is in verschillende fasen omstreeks 1200 in baksteen opgetrokken ter vervanging van een voorgangster van tufsteen. De toren is deels in de westgevel opgenomen en heeft een korte, ingesnoerde spits. Het schip vertoont grote ronde bogen en een rondboogfries en ook de iets inspringende halfronde koorpartij heeft gevelvakken met rondboogfriezen. Ook in het interieur is de middeleeuwse sfeer nog geheel te proeven. Allereerst valt op de van een half koepelgewelf voorziene absis met een fraai geblokte triomfboog. Er zijn met enige moeite nog fragmenten van in registers gecomponeerde muurschilderingen te onderkennen. Verderop in het dorp is vooral aan de Eelke Meinertswei een aantal gave boerderijen te vinden en op nummer 15 een schuur met voorhuis uit omstreeks 1905 dat als café dienst ging doen.

Van de Sint-Janskerk werd in de 18de eeuw geschreven dat zij in een zeer grote uitgestrektheid van woeste, venige heidevelden was gelegen. De kerk staat nog steeds afgelegen. Bij de restauratie in 1990 is het gebouw bevrijd van de pleisterlaag die er in 1885 op was aangebracht, waardoor de geschiedenis weer kan worden afgelezen. De kerk is in de 15de eeuw in laatgotische stijl gebouwd van oudere kloostermoppen. Er moet dus al eerder een kerk hebben gestaan. Het schip van rode moppen is aan beide zijden geopend met vier vrij korte vensters die aan de buitenzijde spitsbogig en aan de binnenzijde rondbogig zijn. In de tweede travee aan de zuidzijde staat een door de gemetselde waterlijst rechthoekig omkaderde, met gele steen dichtgemetselde ingang. De traveeën zijn op een sprekende wijze geaccentueerd door de in de late 18de eeuw van kleine gele steen gemetselde steunberen. De noordzijde heeft eenzelfde geleding en daar is een gelijkvormige ingang te zien, maar deze is dichtgemetseld met rode moppen. Aan deze zijden zijn enkele muurvakken in kleine gele steen gerepareerd. De driezijdige koorsluiting heeft een venster aan de zuidzijde en een spoor van een dichtgezet rondboogvenster in de sluitmuur. De toren op de van een rondbogige ingang voorziene westgevel is van hout getimmerd en voorzien van enkele galmgaten en een ingesnoerde spits met een springend paard als windwijzer. Inwendig wordt de kerkruimte gedekt door een houten tongewelf met trekbalken, korbelen en sleutelstukken. De preekstoel met klankbord dateert uit het eind van de 18de eeuw. Hij is geplaatst in een dooptuin met banken voor de kerkbestuurders en een doophek met platte, decoratieve balusters, waarop een fraai gesneden 18de-eeuwse lezenaar staat. Het orgel is na wijzigingen in 1917 op de westgalerij met balustrade geplaatst. Het instrument is in 1723 door Frans Caspar en Johan Georg Schnitger gebouwd voor de evangelisch-lutherse kerk van Zwolle. Op het kerkhof staat ten noorden van de kerk een hoogst zeldzame predikantswoning uit 1759, een eenkamerwoning.

Hantumhuizen is een vanuit Hantum ontwikkelde, vrij jonge terpnederzetting die pas in de volle Middeleeuwen gesticht is. De terp is nauwelijks merkbaar omdat deze in 1891 grotendeels is afgegraven en nu ruimte biedt aan een rechthoekig patroon van straten en paden. Er heeft een aantal adellijke woonhuizen in de omgeving gestaan die alle weer zijn verdwenen. Na de oorlog is enige nieuwe bebouwing aan de noordzijde van het dorp gekomen: zelfs enige volkshuisvesting aan de Kamphuisstrjitte. Ten oosten van het dorp staat nu op het omgrachte terrein van Poptastate een monumentale, laat-18de-eeuwse kop-hals-rompboerderij. Tussen kop en hals is een oude stinsmuur gehandhaafd. De gereformeerde kerk staat aan de Hantumerhoek, een buurtje dat tussen dit dorp Hantum en Hantumeruitburen is gegroeid (zie aldaar). Kerk en toren lijken buiten het dorpsweefsel te staan, ten oosten van de doorgaande weg. De forse, ongelede kerktoren is het oudst. Hij zal rond 1200 zijn verrezen. De toren heeft een overwelfde begane grond en hij draagt een luidklok uit 1616. In de eerste helft van de 13de eeuw is de eenbeukige, aan Sint-Anna gewijde kerk gebouwd. Zij is een van de fraaiste exemplaren in romanogotische stijl van Friesland. Dat is vooral te genieten door de robuuste kraalprofielen die zowel de lisenen, de muurdammen, begeleiden als ook de dagkanten van de rondboogvensters omvatten. Ook de nissen kennen deze omranding en ze zijn bovendien met metselmozaïek gevuld. Omstreeks 1335 zijn de oorspronkelijke gewelven vervangen door twee koepelgewelven met licht spitsbogige schei- en gordelbogen die op pijlers en inwendige muurdammen rusten. Geschilderde gewelfribben en cirkels van siermetselwerk verlenen tezamen aan het interieur een bijzondere sfeer. Een fraaie rococo preekstoel, een klein maar fijn zandstenen epitaaf voor Pybo van Eminga en vrouw in vroege renaissance-vormen, zijn fraaie elementen. De koorpartij is in de 18de eeuw toegevoegd en deze is tijdens de restauratie in 1942 in romano-gotische stijl aangepast, alsof deze er altijd heeft gezeten. Toen zijn meer details in deze zin ‘verbeterd’ waardoor historisch geen volstrekt eerlijk beeld meer wordt gegeven.

Westernijtsjerk is een streekdorp dat mogelijk in de volle Middeleeuwen is ontstaan op een kwelderwal en tegen een dijkcomplex, de Hoge Herenweg, als een nieuwe (het ‘nij’ in de naam) nederzetting bij het veel oudere Marrum, waartoe het dikwijls als buurt wordt gerekend. De romaanse kerk wijst op een toch tamelijk hoge ouderdom. De kerkstichting wordt wel in verband gebracht met de inmiddels verdwenen state Jepma of Jeppema die ten noordoosten van de kerk op een ruim omgracht en tot tuin ingericht terrein lag. De nieuwe parochie zou door de Jeppema’s zijn bevorderd en de kerk op hun grond zijn gebouwd, waardoor een zeker patronage heeft bestaan. De dorpsbebouwing ligt zuidwestelijk van de kerk. De huidige, vooral agrarische bebouwing ligt verspreid langs de Hoge Herenweg; bij de bajonetbocht is sprake van enige verdichting, een streek die in het verleden wel Lutkeburen werd genoemd. In de 17de eeuw moeten er om de kerk ook huizen hebben gestaan. Jepmastate is vermoedelijk aan het einde van de 18de eeuw afgebroken. De Ljouwerterdyk die om de bebouwing van Marrum is getrokken doorsnijdt de terreinen van de voormalige state. Voor de kerk ligt een groot parkeerterrein. De eenbeukige kerk met driezijdige koorsluiting is toegewijd aan Sint-Oswaldus. Zij heeft een ongelede zadeldaktoren uit de 15de eeuw met twee oudere klokken (1385 en 1405). Het laat-romaanse schip is in de eerste helft van de 13de eeuw gemetseld van kloostermoppen. Het koor is gelijktijdig opgetrokken en vertoont op de hoeken gemetselde kolonnetten met ringvormige kapitelen. De kerkkap is omstreeks 1500 vernieuwd: het houten tongewelf met trekbalken is toen aangebracht. Het schip kreeg omstreeks 1800 steunberen en de vensters zijn toen van nieuwe dagkanten voorzien. Tussen het evenwichtige meubilair vallen de 17de-eeuwse herenbank, de barokke preekstoel en vooral de hoog-gotische bankwangen op. Ze zijn gesneden met fraai gedetailleerde en gevarieerde briefpanelen en bekroningen en dateren uit de eerste helft van de 16de eeuw.

De Martinuskerk staat in het midden van het dorp op een niet afgegraven terpgedeelte. Aan de noordzijde is tufstenen muurwerk aangetroffen. Maar het huidige bakstenen bouwwerk stamt uit de 13de eeuw. Het muurwerk is vrijwel overal door reparaties en beklampingen verstopt geraakt. Het vijfzijdig gesloten koor laat zich als oudste deel kennen met fragmenten rondboogfries. Veel later kwamen daar grote spitsboogvensters. In de 13de eeuw kwam de noordelijke aanbouw tot stand, de zogeheten Oenema-Cammingakapel die drie grote korfbogige spaarnissen bezit. Ook aan de zuidzijde kwam een kapelachtige uitbouw. Inwendig zijn ze beide door een scheiboog met het schip verbonden. De zuidelijke aanbouw is in de 14de eeuw door een toren vervangen. Dat was merkwaardig, want de kerk had al een tufstenen toren aan de westzijde. Tot de 17de eeuw heeft de kerk twee torens gehad. Toen is de westtoren gesloopt. In 1716 kreeg het schip aan die zijde een driezijdige sluiting. Het inwendige wordt gedekt door een houten tongewelf. Het meeste meubilair, zoals preekstoel met klankbord, is eenvoudig. Enkele van de overhuifde herenbanken hebben snijwerk in de rugschotten. In de vloeren ligt een collectie fijn behakte grafzerken, ook in de noordelijke kapel, de ‘sepulchrum familiae Kamminghanae in Wirdum’, zoals een van de zerken geeft te lezen. Daar ligt een zandstenen gotische priesterzerk voor Bucko (overleden 1509). Verder een exemplaar door Benedictus Gerbrandtsz. en een van de fraaiste renaissancezerken van Friesland, die voor Wittio van Camstra, in 1558 vervaardigd door Vincent Lucas. Verder een zerk door Dirck Lieuwes, een prachtige portretzerk door Jacob Lous (1616) voor Wytse van Camminga en Rixt van Roorda en een barok exemplaar met Julius van Eysinga in volle wapenrusting in hoogreliëf uit omstreeks 1640. Het monumentale orgel is de trots van de kerk. In 1688 bouwde Jan Harmens van Berlikum een nieuw instrument, dat in het van 1785 tot 1790 door Lambertus van Dam gebouwde instrument met een kas in Lodewijk XVI-stijl en snijwerk van Jacob Swalue werd opgenomen.

Harich is een lommerrijk komdorp met een naar het westen zich vijf kilometer uitstrekkende streek met verspreide, open bebouwing, waarin de buurschappen De Bels, Frisbuorren en Westerend-Harich liggen. Aan de andere kant, tegen Balk aan, ligt ook nog de boerenstreek Lorbuorren. Het dorp komt in de 12de eeuw voor het eerst in de bronnen voor. Het ligt op een lange zandrug die bij de dorpskom maar net boven de nullijn ligt, maar bij Westerend op een plaats bijna vier meter hoog is. Het is de noordelijkste zandrug van het oude Gaasterlân, waarop aan de noordzijde de lage veenpolders, de Van der Weayenspolder en de Groote Noordwolder Veenpolder, aansluiten. De kern is rond de oude dorpskerk gegroeid. Rond Harich staat een aantal monumentale boerderijen, waarvan Welgelegen, gebouwd in 1870 naar ontwerp van architect H. Luiking het opvallendst is. Het heeft een in de breedte gebouwd deftig voorhuis in een decoratieve mengstijl met een verhoogde middenpartij met balkon op gietijzeren kolommen. Welgelegen ligt fraai in een bocht van de autoweg om Balk en vormt een deftig front voor het dorp. Aan de andere kant van de weg ligt in de Warren een moderne, in 1996 gebouwde boerderij, naar het model van het gelouterde type van de kop-hals-romp. In de kern van het dorp staat de kerk met toren op een hoog en met bomen omzoomd kerkhof. De bakstenen toren dateert vermoedelijk al uit de 12de eeuw, maar later is de romp verhoogd en de bakstenen spits – een zeldzaamheid – is er vermoedelijk in 1603 opgezet. In de toren hangen twee door Petrus Overney gegoten klokken uit de tweede helft van de 17de eeuw. De kerk is herbouwd in 1663, volgens het opschrift van de omlijste ingangspartij is dat gebeurd na een storm. Het interieur heeft een 17de-eeuwse kansel en een marmeren grafmonument van Ulbo Aylva Rengers en zijn vrouw. Helemaal in het zuiden werd lange tijd op Maria Hemelvaart, 15 augustus, de Wildemarkt gehouden, een befaamde vee- en paardenmarkt.

Westhem is een klein compact terpdorp van middeleeuwse oorsprong met een nabijgelegen buurt aan de Hemdijk. Deze dijkstreek wordt de Kat genoemd en de terp Feyteburen. Op de grietenijkaart van Wymbritseradeel in de atlas van Schotanus uit 1716 staat het dorp getekend met een viertal boerderijen rond de kerk met de Westhemmer Opvaart naar de Wymerts of Bolswarder Zeilvaart. Een opvaart die in het zuiden bij de Kat een sluis, een zijl, in de Hemdijk bezit waar ook nog twee huizen staan. De Hemdijk ligt daar ten noorden van het in 1633 drooggemalen Atsebuurstermeer. De polder heeft een merkbaar laag niveau. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788: ‘Westhem, een klein dorp … in ’t Westen tegen den Hemdyk gelegen, gelyk Oosthem in ’t Oosten: hier onder behoort het droog gemaalen Atsebuurster meer, liggende samen met Sensmeer, tot Wonzeradeel behoorende, in den zelfden Dyk, als ook het buurtje de Graauwe Kat, alwaar men een Sluisje in de Hemdyk heeft, waar door men te scheep uit de Buitendykster landen, door dit Dorp, in de Bolswerder vaart kan komen. Ook ziet men hier twee Wieren, overblyfzels van oude Staten.’ Het buurtje hoort kortweg de Kat genoemd te worden, Grauwe Kat ligt onder Arum. De dijkbuurt met in de rug de opvaart is intussen omvangrijker dan het oorspronkelijke terpdorp uitgegroeid. Op de grietenijkaart in de atlas van Eekhoff in 1851 is die ontwikkeling te zien, al is de groei minder sterk dan die van Blauwhuis, even westelijker, ooit een buurschap dat onder Westhem hoorde. Het buurtje bij de sluis wordt inmiddels De Kat genoemd en de zijl Katzyl. Het café midden in de dijkbuurt van Westhem heet De Kot, waarbij de spelling de uitspraak volgt. Ten noorden van de kerk, buiten de terp, staan een paar huizen en boerderijen. De kerk is een driezijdig gesloten zaalkerk die in 1708 is gebouwd ter vervanging van een middeleeuwse voorganger. De zadeldaktoren is 13de-eeuws. Er hangen klokken in waarvan een uit 1353 dateert en de andere in 1639 door Jacob Noteman is gegoten.

Van de Nicolaaskerk die in de 12de eeuw totstandkwam is alleen de noordmuur nog zichtbaar. Het koor en de zuidmuur zijn in 1868-’70 beklampt met donkerbruine machinale baksteen. De noordmuur is opgetrokken van gemêleerd gele kloostermoppen. In de koortravee is tussen twee steunberen een muurvak met laag een spoor van een klein rondboogvenster, mogelijk een hagioscoop. Voor een ingang is het mogelijk te smal. Hoger zit een vager spoor van een klein venster. Helemaal aan de westzijde is nog een vrij gave moet van een romaans rondboogvenster te zien met schuin daaronder een gebogen bouwnaad die op een vroegere ingangspartij kan wijzen. Verder staan in de noordmuur vrij korte spitsboogvensters die er waarschijnlijk in de 14de eeuw in zijn gezet. De beklampte zuidmuur heeft hogere en meer spitse vensters, vijf in getal en nog één boven de rondbogige ingangspartij. De toren is in 1888 gebouwd naar ontwerp van F. Kuikstra uit Stiens. Hij bestaat uit drie geledingen, waarvan de eerste onversierd is maar de andere twee met ongebruikelijke versieringsmotieven in gele steen in het donkerbruine metselwerk nogal opvallen. De ondiepe spaarvelden van de tweede geleding worden afgesloten met zeer flauwe vierpassen en die van de derde geleding met accoladevormen. De muren eindigen in lage wimbergen, geflankeerd door pinakels en de toren heeft een ingesnoerde spits. Het inwendige is gedekt door een gedrukt houten tongewelf met trekbalken. Binnen het doophek met getordeerde balusters staat de preekstoel uit het tweede kwart van de 18de eeuw met loofkrullen op de hoekpenanten en op de panelen personificaties van deugden. De lambrisering is versierd met fijne, gesneden guirlandes in Lodewijk XVI-stijl, de banken hebben gesneden wangen en het verhoogde koor heeft een fraai gesneden hek. Hieronder bevindt zich de grafkelder van de familie Walta met een aantal, door een bijzondere samenloop van omstandigheden, gemummificeerde lijken. Het orgel is in 1788 door R. Knol gebouwd in een elegante kas. Het instrument is in 1860 uitgebreid door L. van Dam & Zn.

Harkema is een jong en in de jongste tijd sterk gegroeid streekdorp met een verleden als heidedorp. Harkema kent allerlei varianten aan namen: vroeger was het Harkema Opeinde, maar om verwarring te voorkomen met de Smallingerlandster en Groninger Opeindes, werd Harkema voorgevoegd. In het Fries wordt ook gesproken van Harkema Opein, Hamster Pein maar meestal kortweg De Harkema. De Hamster Pein, nu ressorterend onder Drogeham, is een agrarische streek in het noorden, aan de doorgaande weg tussen Drogeham en Augustinusga. Daar ligt de oorsprong van het dorp waaronder toen ook nog de agrarische streek Buweklooster hoorde. In het midden van de 19de eeuw wordt nog geschreven dat zuidwaarts van Hamster Pein uitgestrekte, onbebouwde heidevelden liggen. Juist toen vestigden de eerste arme bewoners zich op de heide, die in de eeuwen daarvoor was afgeveend. Vestigen en bewoners zijn in dit verband grote woorden. De heidebewoners zochten een plekje, trokken in een dag een heidehut of spitkeet op en probeerden er te overleven met losse arbeid. De mannen en jongens trokken soms naar heinde en ver om met seizoensarbeid wat te verdienen om de winter door te komen. Brandstof werd gewonnen uit de zogenoemde bulten, resten van de verveningen. Er werden matten en bezems gemaakt die werden uitgevent. Dat ontstaan van een nederzetting van zeer losse, zelfgebouwde onderkomens heeft de mentaliteit en daarmee de sfeer voor altijd bepaald. In de Friese encyclopedie van 1958 staat een rake karakteristiek: ‘Harkema is een arbeidersdorp met verspreide bebouwing, de bevolking is zeer aan de streek gehecht en emigreert moeilijk. De werkloosheid is groot (febr. 1956 26% van de mannelijke beroepsbevolking), vooral onder losse landarbeiders en grondwerkers, met afkeer van fabrieksarbeid. Harkema oriënteert zich na de nijpende armoede in de 19de eeuw langzamerhand in ander soort werk, maar heeft te kampen met zijn verleden, innerlijke onzekerheid en gebrek aan begrip van de buitenwereld.’ Die onzekerheid is niet te merken aan de bouwactiviteiten in het dorp. De bevolking, sinds 1958 met 55% gegroeid, heeft het dorp grotendeels gevormd. Het zelf ontwerpen en bouwen van woningen komt er opvallend veel voor. Sindsdien is de structuur van het dorp, die voornamelijk bestond uit bebouwing langs uit elkaar liggende wegen, verdicht en is Harkema compacter geworden. Op veel plaatsen staan woningen en bedrijven schijnbaar zonder veel plan door elkaar. Aan de westzijde liggen bedrijventerreinen. Het verleden van het heidedorp kan op twee plaatsen nog worden beleefd. In de oorspronkelijke setting aan de Mûntsegroppe, een zandweg die van Hamsherne in het noorden naar Rottevalle in het zuiden loopt en deels de scheiding vormt tussen de gemeenten Achtkarspelen en Tytsjerksteradiel. Ter hoogte van Harkema staat aan deze zandweg een reeks in 1919 gebouwde arbeiderswoningen op ruime kampen land. Ze hebben het karakter van een kleine boerderij omdat achter het voorhuis de kapschilden doorschieten en een schuur vormen voor kleinvee of akkerbouwproducten. De woningen vormen in het grotendeels ontgonnen gebied met ook nog stukjes heide een gaaf geheel dat duidelijk maakt hoe deze omgeving aan het begin van de 20ste eeuw in cultuur werd gebracht. Zuidelijker, nabij de Betonwei staan nog twee van de in totaal 22 door de woningstichting in 1912 gebouwde ontginningsboerderijtjes. Ze zijn de aanleiding geweest tot het stichten van het themapark de Spitkeet waar met ondermeer een plaggenhut het wonen en werken op de heide wordt getoond. Ten noorden ligt aan de Nieuwe of Compagnonsvaart de bij Augustinusga horende buurt Roodeschuur en ten westen daarvan Buweklooster, dat nu bij Drogeham wordt gerekend, maar vanouds bij Harkema hoort. Het premonstratenzer klooster is in 1242 door Bouwe of Buwe Harkema gesticht, dezelfde persoon die Harkema zijn naam heeft gegeven. Tegen het midden van de 19de eeuw was er nog muurwerk van het klooster te zien. Buweklooster is nu een buurschap met aan de oostzijde grote boerderijen, waaronder een monumentale uit 1807. Via een zandpad kan het kleine kerkhof met klokkenstoel worden bereikt.

De Westhoek is een streek die pas recent de status van dorp heeft gekregen. Het is het meest westelijke gedeelte van de eerste Bildtdijk die in 1505 is opgeworpen van Dijkshoek, waar hij aansloot op de Griene Dyk van het voormalige Barradeel, tot de Noorderdijk van Ferwerderadiel. Daarmee werd het Oud Bildt ingepolderd. Het Bildt kreeg toen van de Saksische Heer van Friesland de status van grietenij, de jongste van Friesland. Nadat in 1600 de Nieuwe Bildtdijk tot stand was gekomen, werd de oude dijk slaperdijk en begon de ontwikkeling tot een merkwaardige woonbuurt. De naam De Westhoek werd gegeven aan dit gedeelte van de elf kilometer lange bebouwing aan de Oude Bildtdijk ter onderscheiding van de Oosthoek, de buurt op de kruising van de dijk met de Koude Vaart die in de Waddenzee uitwatert bij Zwarte Haan. Tussen De Westhoek en De Oosthoek lag recht ten noorden van Sint-Jacobiparochie ook nog de buurt die Spitsroeden wordt genoemd. Hier staat een belangrijke machinefabriek met een museale afdeling vol stoommachines. Net als bij de andere streken langs de dijk bestaat de bebouwing aan de noordzijde tegen de dijk vooral uit arbeiderswoningen, maar er zijn ook enkele boerderijen te vinden. Ten zuiden van de dijk en de dijkvaart liggen de boerderijen in het land. Het zijn veelal monumentale boerderijen, waaronder enkele van het winkelhaakmodel. Er staat bovendien een in 1899 gestichte openbare lagere school in de voor toen kenmerkende sierstijl. In de op de dijk gerichte korte gevel zitten bovenin gevelplaten met Openbaar Lager Onderwijs en lager platen met Anno en 1899 aan weerszijden van een grote in een nis geplaatste plaat met het gemeentewapen. Op het dak liggen de fraaie Lucas IJsbrandpannen. Helemaal in het westen van De Westhoek staat een Indonesisch restaurant. Nog westelijker gaat de Bildtdijk over in de Armen- of Statendijk die op de oude Griene Dyk aansluit. De oude herberg die hier stond is verdwenen.

De Jacobuskerk staat op een hoog kerkhof. Na een brand aan het einde van de 15de eeuw is de kerk uit de 13de eeuw omstreeks 1508 herbouwd in laatgotische vormen. Schip en koor zijn gemetseld van gemêleerd gele steen. Het lange schip met koortravee bezit grote spitsboogvensters met vorktracering. In de westelijke travee, geschoord door twee tweemaal versneden steunberen, staat de 19de-eeuwse rondbogige ingang met een klein spitsboogvenster erboven. In de tweede travee staat de oude ingang, een rondboog die in rood en wit is gekleurd. Hij wordt omkaderd door de verder over schip en koor doorlopende waterlijst. De vijfzijdige koorsluiting met tweemaal versneden steunberen heeft aan vier zijden spitsboogvensters gehad, waarvan drie met kleine gele steen tot diepe nissen zijn dichtgezet en waarbij de traceringen zichtbaar zijn gebleven. In de oostelijke sluitmuur zit een kleine diepe (beeld?) nis onder een ojiefboog. Eronder staat een later ingebroken ingang. De noordmuur bezit drie spitsboogvensters, aan de oostkant een dichtgezette vlakke rond-bogige ingang en westelijk nog een geprofileerd exemplaar. Boven de laatste zit een gedenksteen uit 1591 met in dichtvorm een boodschap over de gelijkheid van de doden op het kerkhof. De in 1862 voor de kerk opgetrokken toren met mogelijk in de onderste geleding nog een kern van de oude toren is in drie geledingen met spaarvelden en –nissen opgetrokken en heeft een ingesnoerde spits. Het interieur wordt gedekt door een houten tongewelf met trekbalken op korbeelstellen en muurstijlen. De preekstoel uit 1661 heeft gekorniste kuippanelen. Bijzonder zijn het zware, koperen balustradehek, de koperen lezenaar en het koperen haantje op een van de scharnieren van de deur. Het doophek is voorzien van balusters. Er staan drie 17de-eeuwse, drievoudige en dubbele overhuifde herenbanken met balusterhekken, waarvan een uit 1623 met een uitbundig kuifstuk waarin familiewapens, waaronder die van Jongema, zijn verwerkt. Aan de wanden hangt een groot aantal rouwkassen en –borden, vooral voor leden van de familie Sminia. Het orgel is in 1847 gebouwd door P.J. Radersma.

Hartwerd ligt ten zuiden van Burgwerd en is er met de kronkelende Kleasterwei mee verbonden. Het is een klein terpdorp met een roemruchte geschiedenis. Het dorp lag tussen twee kloosters in: het Oegeklooster of Ugoklooster stond aan de Bolswarder zijde. Dit was een uithof van Bloemkamp, het grote klooster ten oosten van Hartwerd. In 1572 werd het Oegeklooster door de Geuzen verwoest. Het veel grotere Bloemkamp of Oldeklooster, gesticht in 1191, stond oostelijk van het dorp, op nog geen kilometer afstand van de Hidaardersyl van de Oude Kloostervaart in de Slachtedyk. Het was een cisterciënzer abdij en een van de belangrijkste kloosters van Friesland. Hoewel het klooster als agrarisch bedrijf goed had gedraaid, ging het later minder, omdat honderden lekebroeders op de kas teerden. In het begin van de 15de eeuw vonden hervormingen plaats. Een eeuw later volgde een tragedie: Bloemkamp werd in 1535 door 300 wederdopers bezet. De opstand werd bloedig neergeslagen. Het klooster werd in 1572 door de Geuzen in brand gestoken; een paar jaar later is het eens zo trotse klooster opgeheven. Het brede kloosterterrein is in het landschap te herkennen: er staan nu twee grote boerderijen. Temidden van deze religieuze nederzettingen lag Hartwerd waarvan de bevolking in de Middeleeuwen ongetwijfeld voordeel heeft gehad van de bedrijvige kloosters. Hartwerd werd voor vol aangezien want tot 1322 zijn de landdagen van Westergo in Hartwerd gehouden. Maar het is een stil dorpje geworden. Hartwerd had een kerk maar die was in 1771 zo bouwvallig dat zij is gesloopt. De doden moesten midden in de kleine gemeenschap blijven en het dorp heeft zijn kerkhof in ere gehouden. Er kwam een klokkenstoel. Het kerkhof heeft zich met zijn dichte boomzoom ’s zomers tot een groene kathedraal gevormd, waarin het gesloten klokkenhuis uit het tweede kwart van de 19de eeuw, met een klok die mogelijk al uit de 14de eeuw stamt, het middelpunt is. Daaromheen is de bebouwing van woningen en boerderijen gegroepeerd.

West-Terschelling is een komdorp dat in de 13de eeuw is ontstaan op de plek waar later de vuurtoren Brandaris werd gebouwd. Het is sinds lange tijd het hoofddorp van het eiland, al hadden de vroegst bekende machthebbers, de Popma’s, hun stins helemaal aan de andere zijde van het eiland gebouwd. Het dorp ontwikkelde zich voorspoedig door visserij, scheepvaart en loodswezen, mogelijk dankzij de gunstige ligging aan een natuurlijke baai en het economisch sterke achterland. Terschelling kwam dan ook onder Hollandse invloed te staan. In 1666 is het welvarende dorp door de Engelsen platgebrand. De wederopbouw volgde in de jaren 1666/’73. Er werd tussen het Seinpaalduin en de baai een dichtbebouwde dorpskom aan een fijn net van straten en stegen gevormd. Deze ovale dorpskom is tot en met de 19de en vroege 20ste eeuw volgebouwd. Aan de Burgemeester Eschauzierstraat is in 1909 en 1915 een maatschappelijk belangrijk en architectonisch schilderachtig complex van enkele tientallen sociale woningen gebouwd. Het hoogtepunt van West-Terschelling, de Brandaris, is zo precies in het brandpunt van het dorp terechtgekomen. Deze forse en hoge toren heeft de brand doorstaan. De eerste vuurbaak is al in 1323 op Terschelling gebouwd. In 1593/’94 is de grote toren in opdracht van de Staten van Holland gebouwd. Volksetymologie heeft de toren waarschijnlijk zijn naam bezorgd. Er is geen bewijs dat de legendarische Ierse reizende monnik Sint- Brandaan er iets mee heeft te maken. De toren is in 1834/’35 ingrijpend verbouwd en ommetseld en heeft een lichthuis met koepel en draailicht gekregen. Achter de toren ligt een kleine begraafplaats met een aantal schippersgraven. Tijdens de laatste wereldoorlog heeft de Duitse bezetter op het Seinpaalduin reeksen bunkers gebouwd, de Marineflankbatterie Terschelling- West. Ze zijn deels gesloopt, deels ondergestoven en voor een deel spoedig na de oorlog verbouwd tot vakantiewoningen. Na deze oorlog is het dorp in noordelijke en noordoostelijke richting uitgebreid. Het gemeentebestuur van Terschelling was in het dichte weefsel van het dorp lang bedroevend gehuisvest. Nadat er voor de oorlog al plannen voor een nieuw gemeentehuis waren gemaakt, kon het in 1954 door architect G.A. Heldoorn uit Leeuwarden aan de oostflank van het dorp ontworpen gebouw pas worden gerealiseerd. Een gemeentehuis op een mooie plek in een dennenbosje aan de oostflank van het dorp. Er werd gebruik gemaakt van het geaccidenteerde terrein door een winkelhaakvormige split-level structuur te ontwerpen, die in de op de ambachtelijke bouwtraditie gestoelde stijl van de Delftse School vorm kreeg. Binnen afzienbare tijd zal in de nabijheid een nieuw gemeentehuis worden gebouwd. De wederopbouw in de tweede helft van de 17de eeuw heeft een reeks typisch eilander woningen opgeleverd. Daarvan is een aantal gaaf de eeuwen doorgekomen. Ze worden met hun sierlijke trap- of topgevels voorzien van rode accenten in het gele muurwerk, vlechtingen, friezen en metselmozaïek rond de vensters gewoonlijk commandeurswoningen genoemd. Soms hebben deze en andere woningen voor de eilanden en iets minder voor de kuststreek van het vaste land kenmerkende natuurstenen stoeppalen uit het einde van de 16de en het begin van de 17de eeuw. Met rolwerk en Vlaamse wortels bezitten ze de rijpe renaissance vormgeving die de beeldhouwateliers van de vaste wal beheersten. Ook deze stoeppalen hebben de brand overleefd. De hervormde kerk in de Westerbuurstraat is een eenvoudige zaalkerk met een rechte koorsluiting en een dakruiter. Zij is in 1663 gebouwd en kwam goeddeels onbeschadigd uit de brand van een paar jaar later. Het gebouw is omstreeks 1900 gepleisterd en in de jaren dertig helemaal ommetseld. Ook de doopsgezinde kerk uit 1850 is een eenvoudige zaalkerk. Zij heeft twee gebrandschilderde ramen in vernieuwingsstijl. Nabij de haven heeft het toeristenbedrijf definitief andere activiteiten van scheepvaart en visserij verdrongen. Omstreeks 1875 is een havengebouw gesticht met neoclassicistische elementen en ook de schippersvereniging ‘Het Wakend Oog’ bouwde er in een mengstijl met neorenaissance aspecten een karakteristiek (voormalig) wachtlokaal. Het reddingsboothuis uit 1904 is in een levendige chaletstijl gebouwd nabij de opslag van de kleurige zeebakens.

De grote driebeukige laatgotische hallenkerk met transept kwam in de decenia rond 1500 tot stand maar bleef onvoltooid. In deze onafgemaakte staat is zij al indrukwekkend genoeg. In 1480 werd met het koor begonnen en het werk is aan het einde van die eeuw voortgezet met de bouw van het transept. Aan het driebeukige schip is omstreeks 1515 begonnen en is na enig oponthoud door krijgsgewoel is het in 1523 voortgezet door zijbeuken, transept en koor te verhogen en daarop nieuwe kappen aan te brengen. Toen omstreeks 1560 het schip tot drie traveeën van drie beuken was gevorderd, werd het werk gestaakt en werd het schip aan de westzijde voorlopig dichtgezet. Daar kwam een laag bakstenen gebouw en de rest van de hoogte werd met een houten schot gedicht. Dat is bij de restauratie in 1951 pas vervangen door muurwerk. De laatste twee traveeën die de kerk met de toren hadden moeten verbinden zijn nooit gebouwd. De kerk heeft grote, licht spitsbogige vensters. Vooral die van de sluitgevels van de transeptarmen en die van de beuken zijn buitengewoon ruim. Het muurwerk wordt dan ook geschoord door hoge, driemaal versneden steunberen. Tegen de zuidoostelijke oksel van koor en transept is in het eerste kwart van de 16de eeuw een sacristie van twee verdiepingen gebouwd die in de 17de eeuw als Latijnse school in gebruik was en nog altijd zo wordt genoemd. Aan de toren werd eind 15de eeuw begonnen, hij werd na 1524 verhoogd maar ook hiervan werd de bouw in de loop van de 16de eeuw gestaakt. Hij kreeg in 1613 de nog steeds bestaande bekroning. Het kloeke bouwwerk heeft twee geledingen. De eerste kreeg grote, met profielen en traceringen versierde nissen. De tweede geleding is nog plastischer door uitgemetselde steunberen tussen zeer diepe spitsboognissen waarvoor beneden een balustrade is gemetseld en waarin boven de galmgaten zitten. De bekroning bestaat uit een tentdak met een lantaarn – met een carillon uit 1980 – en een uivormige koepel. De toren wordt op de zuidoosthoek begeleid door een traptoren. Het interieur van de kerk wordt gedekt door houten tongewelven met trekbalken die rusten op korbeelstellen en muurstijlen en op ronde van rode en gele baksteen gemetselde zuilen. In de vloer ligt een aantal oude grafzerken en aan de wanden hangen enkele rouwkassen. Tijdens de restauratie van 1939 tot 1951 is niet alleen de sacristie sterk gewijzigd, maar vooral de inrichting volledig veranderd, waarbij onder meer familiebanken uit de kerk verdwenen, delen van het koorhek en het doophek eveneens en de opstelling veranderde. Het van balusters, rozetten en portretmedaillons voorziene renaissance-koorhek is in 1569 door Claes Thiebbes gesneden. De excellente preekstoel is in 1718 in volle barokke vormen gesneden door Gerbrandus van der Haven. Op de hoeken van de kuip dragen kariatiden kransen en slingers en in de kuippanelen zijn levendige bijbelse voorstellingen gesneden: de opwekking van Lazarus, Petrus uit gevangenschap verlost en de genezingen van de blindgeborene, van de geraakte en van de zieken. De fraaie koperen lezenaar bevat het wapen van de schenker. De vroedschapsbank in het noordelijke transept (1716) is mogelijk ook het werk van Gerbrand van der Haven. De rechte overhuiving rust op elegante kandelabervormige zuilen. De koorruimte is ingericht voor het avondmaal en kleine vieringen. Het meubilair is versierd met mensjes en engelen gesneden door de uit Workum afkomstige beeldhouwer Tjipke Visser. Die vervaardigde ook de hardstenen doopvont met bijbelse voorstellingen. De gebrandschilderde voorstellingen van Maria en Martha in de koorvensters zijn het werk van Jentje Popma. Het orgel is oorspronkelijk in 1697 gebouwd door Jan Harmensz. Camp met snijwerk van Jan Freercks. Met behoud van oude onderdelen is het in 1980 vernieuwd door de firma Flentrop. In de zijbeuken staat een grote reeks beschilderde doodsbaren van de Workumer gilden, waarbij twee kinderbaren. Deze gildebaren, waaronder één uit Hindeloopen, zijn uniek in Nederland. De schippers en grootschippers, de apothekers en chirurgijns, de landbouwers, zilversmeden en timmerlieden bieden een kleurig prentenboek van de activiteiten van de gilden en hun materieel en gereedschap.

Haskerdijken is een streekdorp dat is ontstaan in de buurt van het klooster Maria’s Rozendal of het Haskerconvent, dat omstreeks 1235 is gesticht op de plaats waar de vrome kluizenaar Dodo zijn kluis had. Op de grietenijkaart van 1718 staat langs de kronkelige Hasker Dijken verspreide bebouwing van vooral boerderijen. De meeste staan in het noorden. In het midden zijn de kapel van het convent en enkele boerderijen afgebeeld. Een strak aangelegde dijk ligt naast de oude kronkeldijk. In 1788 meldde de Tegenwoordige Staat van Friesland dat het dorp bestond uit een weids grondgebied maar dat er maar weinig huizen stonden: ‘Naar dit Dorp is dat gedeelte van den rydweg genaamd, ’t welk van Akkrum naar ’t Heerenveen, door deeze Grieteny, loopt: deeze weg, eertyds zeer bogtig en een groot gedeelte van ’t jaar onbruikbaar zynde, werd in 1716, door den Heere Grietman Jr. P.F. Vegilin van Claerbergen verbeterd, en verder Westwaards gelegd, onder den naam van de Nieuwe Hasker Dyken.’ De nieuwe rechte dijk kreeg naast de functie van waterkering die van verbindingsweg en hij werd in 1826 grotendeels gebruikt om er een deel van de rijksstraatweg van Leeuwarden naar Zwolle over aan te leggen. Het dorp bestaat nu uit een paar buurten van verschillende aard. Helemaal in het noorden ligt een streek van grote en soms monumentale boerderijen langs de oude Rijksstraatweg en de Sminiaweg. In het midden ligt bij de brug en de fly-over van de autosnelweg over de Nieuwe Pompsloot, de Kapellewei. De weg voert naar het licht verhoogde kerkhof met de hervormde kerk die in 1818 is gebouwd op de plaats van de kloosterkapel van het convent. Het is een zaalkerk met een driezijdige koorsluiting en een geveltorentje. Zuidelijker is een buurt gevormd bij een sluis en een nieuwe brug in de vaart die naar de Polder van het 4de en 5de Veendistrict leidt. Dat heeft de buurschap Nieuwebrug gevormd die voorheen tot Schoterland en de gemeente Heerenveen behoorde.

Wetsens is een radiaal terpdorp waarvan de ovale ringweg nog voor meer dan de helft bestaat. De rest van de omvang van de oorspronkelijke terp is aan een stuk ringsloot en de perceelsgrenzen te herkennen. Aan de ringweg ligt de bebouwing, voornamelijk boerderijen, die aan de noordelijke en aan de zuidwestelijke zijde enige verdichting kent. De terp is omvangrijk geweest, maar is in 1892 en 1896/’97 grotendeels afgegraven. Hierdoor is de kerk vier meter hoog op een scherp afgegraven restant komen te liggen en is de Opgong vrij steil. De boerderij die aan de zuidwestelijke zijde binnen de ringweg staat, ligt op een onafgegraven gedeelte van de terpzool. Ten oosten had het dorp met de Jaarlasloot (ook het Jaarlagat) een goede ontsluiting over water: in noordelijke richting naar de Paesens en in zuidelijke richting naar de Zuider Ee. Het Jaarlagat is lang de belangrijkste waterlossing voor Westdongeradeel geweest en vaak oorzaak van conflicten tussen de Dongeradelen. De wateroverlast kon er van West- naar Oostdongeradeel worden verplaatst. Bij extreme omstandigheden was het Jaarlagat als een waterval. Wetsens is zo gaaf gebleven dankzij de afzijdige ligging van de verbindingsweg van Dokkum naar Metslawier en Oosternijkerk. De aan Sint- Vitus gewijde kleine kerk is uit tufsteen gebouwd en dateert uit de 12de eeuw. De koorpartij, inwendig half rond, uitwendig vijfzijdig, dateert uit de eerste eeuwhelft. De hoeken zijn geaccentueerd door pilasterachtige kralen van Bremer zandsteen. Het schip is in de tweede eeuwhelft gebouwd. Beide zijgevels zijn over de hele diepte versierd met een spaarveld dat aan de bovenzijde bekroond is door een rondboogfries. Er zijn sporen van aanbouwen met kapellen, aan de zuidzijde zijn deze het duidelijkst. De kerk is in het begin van de 16de eeuw in baksteen verhoogd. Toen zijn de gewelven verwijderd, spitsboogvensters ingebracht en kwam aan de noordzijde een laat-gotische ingangspartij. In 1842 is de zadeldaktoren ingestort en de westelijke partij vervangen door een driezijdige sluiting met een kleine, hangende klokkenstoel.

De Vituskerk staat in het midden van het kleine terpdorp Wyns op een door bomen omringd kerkhof. Het schip en het koor zijn omstreeks 1200 van rode kloostermoppen ge bouwd, opmerkelijk omdat in deze periode voor de kerkbouw veelal geel gemêleerde steen werd toegepast. Met de oranjerode pannen op het dak is het een kleurig bouwwerk. De 18de-eeuwse rondbogige ingang staat aan de zuidzijde, achter de toren. Het schip wordt gevolgd door een iets versmald en hoger koor, waardoor alles onder één dak past. De vijfzijdige koorsluiting is opnieuw iets smaller. De hoeken van deze sluiting worden begeleid door bakstenen schalken en in drie van de zijden zitten sporen van kleine romaanse rondboogvensters. In het muurwerk van schip en koor zijn aan het einde van de 18de eeuw grote rondboogvensters in dagkanten van kleine bruine steen aangebracht, aan de zuidzijde drie, aan de noordzijde twee. In de noordmuur staat een dichtgemetselde ingang. Deze is segmentvormig gedekt binnen een korfbogige, geprofileerde nis en staat weer wat scheef onder een grote rondboog. De toren van twee, slechts gering verjongende geledingen kwam kort na de bouw van de kerk tot stand. Aan de bovenzijde is hij met zijn zadeldak vernieuwd en beneden is het muurwerk deels beklampt. Beneden zit in de westgevel een klein, diep spitsboogvenster en helemaal boven zitten de rondbogige galmgaten. De kerkruimte wordt gedekt door een houten tongewelf uit het tweede kwart van de 16de eeuw met korbeelstellen met gesneden sleutelstukken en muurstijlen. In het inwendig rondgesloten koor rusten deze muurstijlen op verdikt muurwerk, zeer waarschijnlijk een spoor van een steunmuur van een stenen overwelving. Omstreeks 1630 zullen de preekstoel met klankbord en het doophek met balusters zijn vervaardigd. De preekstoel met gecanneleerde hoekzuilen en getoogde panelen is zwart geschilderd en voorzien van gouden biezen en andere versierselen. Het orgel is in 1899 gemaakt door Bakker & Timmenga uit Leeuwarden. In de voorkerk is een vitrine opgesteld met archeologische en bouwvondsten.

Haskerhorne is een streekdorp van middeleeuwse oorsprong. Het zal omstreeks 1200 aan de verbindingsweg tussen Westermeer/Joure en Heerenveen zijn ontstaan. Op het vroegste betrouwbare kaartbeeld, dat in de atlas van Schotanus uit 1718, ligt een aantal boerderijen op een rij, ruim ten zuiden van de weg. Mogelijk lag daar het middeleeuwse pad. Er stonden toen bijna veertig woningen en een kleine twintig boerderijen ingetekend, een flinke streek voor die tijd. Aan het einde van de 18de eeuw beschreef de Tegenwoordige Staat van Friesland: ‘dit Dorp ligt ten Westen van het voorige Oudehaske, meerendeels binnen de voornoemde bepoldering. De kerk met een stompen toren staat ten Zuiden van den rydweg, tusschen ’t Heereveen en de Joure, en de aan weerskanten staande huizen. Het land ten Zuiden van dien rydweg, is hoog bouwland en van een hoogveenigen aard; doch het Noordelyke gedeelte is, gelyk dat der overige Dorpen, laag, veenig, zeer uitgebreid en weinig bewoond.’ De oude kerk had een hoge toren met een zadeldak. De huidige kerk met een driezijdig gesloten koor is in de 18de eeuw gebouwd op een ruim kerkhof en kreeg in 1913 een nieuwe westelijke gevel en een geveltoren met ingesnoerde spits. Het gebouw is opgetrokken van grauwe steen en de zuidelijke gevel is gepleisterd. De kerk en omgeving zijn geen kern gaan vormen. In het zuiden kwam aan de Haulsterweg ten zuiden van het dorp in 1919 de eerste volkshuisvesting tot stand, een reeks van acht vrijstaande woningen. Nabij de driesprong staat aan de Jousterweg de voormalige zuivelfabriek, waarin een klein gedeelte in redelijk oorspronkelijke staat verkeert. Verder bezit deze hoofdroute een gevarieerde bebouwing aan de noordzijde. Aan de zuidzijde ligt de boerenstreek nog steeds op ruime afstand van de weg: de grote boerderijen vormen tezamen een fraai ritme. De naoorlogse uitbreidingen zijn vooral te vinden in het gebied ten oosten van de Haulsterweg en ten zuiden van de Jousterweg. Ten noorden van het dorp staat bij de Polderbosvaart een curieus gemaal.

Wier is een terpdorp dat mogelijk aan het begin van de jaartelling is ontstaan bij de monding van de Middelzee. Het dorp komt in de bronnen van de 13de tot het begin van de 16de eeuw voor als ‘Weer’. Het dorp is nooit groot geweest en ook het dorpsgebied in de uiterste noordpunt van Menaldumadeel, tussen de Oude Meer en de oude zeedijk, de Hegedyk, was beperkt. De vissers hadden door de Wier- en de Balkzijl toegang tot de Middelzee. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1786: ‘Weleer lag dit dorp ook aan zee, en werd toen, waarschynlyk, bewoond door Visschers, die door de Wierzyl gemaklyk in zee konden komen, en van daar naar hun visch, door de Ried, naar Franeker en elders brengen. By onzen tyd lag hier nog de fraaie State Lauta, bestaande in een schoon Heerenhuis en zwaaren toren, omringd met diepe graften en ene ruime hovinge.’ De state is tijdens het pachtersoproer in 1748 in brand gestoken. Lautastate behoorde tot de mooiste staten van Friesland. Het terrein van Lauta is nog te herkennen. Het dorp had met het Moddergat een waterverbinding met Berlikum. Na het dichtslibben van de Middelzee is Wier een geheel agrarisch dorp geworden. Dat is aan de gemengde bebouwing van boerderijen en woningen te zien met een concentratie aan de Hegedyk. Aan het Tsjerkepaed staat de neoclassicistische pastorie uit het midden van de 19de eeuw. Een tweede middengangwoning staat aan de Hegedyk, maar dan in mengstijl. Het is de onderwijzerswoning die in 1874 gelijk met de tweeklassige middengangschool is gebouwd. De bakstenen kerk dateert uit het midden van de 12de eeuw. Omstreeks 1800 is de zuidgevel beklampt en van steunberen voorzien. In 1881 is naar ontwerp van F. Brouwer een toren van drie geledingen en een ingesnoerde naaldspits opgetrokken en daarin is een astronomisch uurwerk geplaatst. In het koor werd in de 19de eeuw een bijzonder originele ronde avondmaalsruimte geschapen.

De Magnuskerk staat schilderachtig aan de Brink van Anloo. In de middeleeuwen was het een belangrijke kerk, een zogenoemde eigenkerk van de aartsbisschop van Utrecht die er eens in de zoveel jaar het seendrecht, het kerkelijke recht, kwam spreken. Later hield de etstoel, het hoogste Drentse rechtscollege, hier zitting. De Magnuskerk is nog steeds een van de fraaiste kerken van Drenthe. Het schip is omstreeks 1100 van tufsteen gebouwd en kreeg een kenmerkende romaanse gevelgeleding. Aan de zuidzijde is de benedenzone vlak afgewerkt. Iets voorbij het midden staat een ingang onder een zandstenen latei en een boogtrommel voorzien van kepervormig baksteenmozaïek. De bovenzone vertoont grote rondbogige spaarvelden, waarin kleine rondbogige vensters staan met uitzondering van de meest westelijke en meest oostelijke nissen. De noordelijke muur heeft een soortgelijke indeling. Hier is de noordelijke ingang dichtgemetseld. De rondboognis is zichtbaar en daarboven is het middendeel van een sarcofaagdeksel uit de 12de eeuw verwerkt. De trapeziumvormige steen van Bentheimer zandsteen vertoont in reliëf een man in gebedshouding. Het relatief langgerekte koor is aan het begin van de 14de eeuw van rode baksteen gebouwd. Het bestaat uit twee door steunberen gelede traveeën en een driezijdige sluiting. Alle gevelvakken zijn geopend met hoge rondboogvensters. De toren is vrijwel geheel van baksteen opgetrokken en dat moet zijn gebeurd in de tweede helft van de 12de eeuw, toen het bakken van steen in de noordelijke kuststreek nog maar net was ingevoerd. De kloeke toren heeft drie geledingen, waarvan de onderste geen versieringen heeft maar wel een rondbogige ingang bevat. De tweede geleding is verlevendigd met rondbogige spaarvelden. Het onderste gedeelte van de derde geleding bestaat uit tufsteen en in dit gedeelte staan gepaarde rondbogige openingen, mogelijk de eerste galmgaten. Hierboven vertoont deze derde geleding opnieuw gekoppelde galmgaten. De toren is dus verhoogd en nog wel in de romaanse periode want er staan in de galmgaten natuurstenen zuiltjes in romaanse vorm. De gevels aan weerszijden van het zadeldak hebben bij een restauratie in 1894 hun getrapte vorm gekregen. Het spitse ruitertje is al in 1857 op het zadeldak geplaatst. Het interieur van het schip wordt gedekt door een houten tongewelf met trekbalken met korbelen en sleutelstukken; het koor heeft koepelvormige, bakstenen kruisribgewelven. Ze zijn in schoon werk uitgevoerd. Bij restauraties in 1936-’37 (koor) en 1941-’44 (schip en toren) is het inwendige van de kerk ontpleisterd, met uitzondering van de plaatsen waar schilderingen werden aangetroffen. Schip en koor zijn via een rondgesloten triomfboog met elkaar verbonden. Aan weerszijden zijn nissen zichtbaar: de plaatsen van zij-altaren. Op de scheidingswand zitten schilderingen. Hoog is een reeks van vage menselijke figuren te zien, waarschijnlijk de apostelen, die in de 15de eeuw zullen zijn aangebracht. De iets lager zittende cartouches met bijbelteksten dateren uit de 17de eeuw, toen niet meer de voorstellingen, maar het Woord indruk op het kerkvolk moest maken. Op de noordwand nabij de scheidingswand zijn bijzondere, begin 13de-eeuwse voorstellingen uit het leven van Maria geschilderd, onder meer de Annunciatie, de Visitatie, de Geboorte van Christus (met een liggende Maria) en de Vlucht van Egypte. In de kerkvloer liggen enkele 12de-eeuwse sarcofaagdeksels van beige Bentheimer zandsteen. Die bij de kansel vertoont een kruis dat omgeven is door waaiervormen en ranken. In de kerk staan twee barokke herenbanken voor de familie Ellents. Tegen de noordwand staat een bank met een overhuiving voorzien van fraai gesneden draperieën en vazen en onder de orgelgalerij bevindt zich een bank met een gesneden kuif op het rugschot. Van het Ellents-geslacht liggen ook zerken in de kerkvloer en het orgel is eveneens aan hen te danken. In 1718-’19 is het instrument in opdracht van een Ellents-weduwe gebouwd door Rudolf Garrels en Johannes Radeker. De bakstenen doopvont en preekstoel dateren uit de restauratietijd, de koperen blaker en arm voor de zandloper zijn 17de-eeuws. Ook de lichtkroon met tweemaal acht armen dateert uit deze tijd. Het offerblok met ijzerbeslag is in 1716 vervaardigd.

Haulerwijk is een karakteristiek en naar verhouding oud veenkoloniedorp, een streekdorp langs de Compagnonsvaart, de Haulerwijkstervaart en Kromme Elleboogvaart. De vaart werd in 1756 door de Drachtster Compagnie gegraven op het dorpsgebied van Haule. In de Tegenwoordige Staat van Friesland wordt er in 1788 nog met geen woord over gerept, terwijl dan al een generatie lang in het hoogveen wordt gewerkt. Wel meldt deze in de inleiding over Ooststellingwerf: ‘Een groot deel der Grieteny bestaat nog in onvergraaven hoog veen, en bevat dus eenen schat, die in vervolg van tyd van zeer groote waarde zal worden.’ Ruim een halve eeuw later, laat het kaartbeeld van de grietenij in de atlas van Eekhoff (1849) zien dat Haulerwijk dan in de volle lengte is ontwikkeld en vanaf de vaart een dicht net van wijken het veen in is gegraven. Het in dezelfde tijd verschenen Aardrijkskundig Woordenboek van Van der Aa meldde: ‘Het is eene volkrijke groote buurt van wel anderhalf uur lengte, zich langs de Haulervaart uitstrekkende. Men telt er 187 h. en ruim 1000 inw., die meest hun bestaan vinden in den veenarbeid en voorts in den landbouw. Er is hier eene kerk voor de Afgescheidenen.’ Aan weerszijden van de bijna zes kilometer lange vaart was toen op een vrij regelmatige wijze bebouwing van vrijstaande hutten, keten en hokken, maar ook kleine burgerwoningen totstandgekomen. Zonder dat er sprake was van echte concentraties was de lange nederzetting verdeeld in Beneden Haulerwijk, dat later het zelfstandige dorp Waskemeer zou worden, Haulerwijk in het midden en het toch iets dichter bebouwde Boven Haulerwijk. Aan de oostelijke zijde van Boven Haulerwijk maakte de vaart een haakse knik naar het zuiden om als Kromme Elleboogvaart ook nog een 800 meter bebouwing te hebben. In 1880 kreeg deze lange streek van nederzettingen de status van zelfstandig dorp. Haulerwijk had de eerste eeuw van zijn bestaan geen goede verbinding over land. Er was slechts een reed vanaf de oostelijke zijde van het moederdorp Haule naar Boven Haulerwijk, ongeveer op de plaats waar nu de Oosterwoldseweg ligt. In 1859 werd op de noordelijke oever van de vaart een weg aangelegd en in 1911 werd het een kunstweg. Door die weg ging de verdichting aan de noordzijde van de vaart sterker door dan ten zuiden daarvan. Aan de zuidelijke oever is het agrarische karakter van Haulerwijk daardoor het beste bewaard. Hoewel de woningtoestand van arbeiders in Haulerwijk zeer te wensen overliet, kwamen na de Woningwet niet onmiddellijk initiatieven van de grond. Dit mede omdat het moeilijk was om geschikte locaties te vinden. Er moesten immers zoveel mogelijk zelfstandige woningen komen op een ruim erf waar wat akkerbouw kon worden gedaan of enig kleinvee kon worden gehouden. De vroegste nog bestaande volkswoningen kwamen in 1920 aan de Meidoornlaan. Daar werden in 1937 nog enkele bijgebouwd, evenals aan de Slotemaker de Bruïneweg, de Scheidingsreed en helemaal aan de andere zijde van Haulerwijk aan het Smidslaantje. De structuur van Haulerwijk veranderde tot de oorlog weinig. Daarna zou eerst de bebouwing langs de Leeksterweg naar het noorden en de Oosterwoldseweg naar het zuiden sterk toenemen, waardoor het een kruisdorp leek te worden. Spoedig zijn ook de kwarten tussen het kruis met nieuwbouwwijken gevuld, eerst in de oostelijke kwarten, later ook in het westen. Haulerwijk groeide uit tot een grote kern met goede voorzieningen en een sterke middenstand. Nabij het centrum, waar een deel van de vaart is gedempt, staat sinds 1852 de hervormde kerk. Het is een ingetogen gebouw met een rechte koorsluiting en een houten geveltoren. Verder uit het centrum, aan de noordzijde van de vaart, kwam in 1925 de doopsgezinde kerk eveneens een uiterst eenvoudige zaalkerk. Veel verder naar het westen, in oorspronkelijk het middelste gedeelte van Haulerwijk werd in 1930 een fraaie, expressionistische nieuwe gereformeerde kerk gebouwd, ontworpen door F. Offringa. In 1996 is er een contrastrijk nevengebouw bijgekomen, ontworpen door architect Jelle de Jong.

Wijckel is een relatief hooggelegen komdorp ten zuiden van het Slotermeer dat in de 12de eeuw voor het eerst in de bronnen voorkomt. Buiten de dorpskom kent het vooral langs de uitvalswegen vrij veel verspreide bebouwing. Langs de oude Heerenhoogweg is gemengde bebouwing van eerst woningen en verder van het dorp boerderijen. Ten zuiden zijn aan de Gaestfjûrwei en het hooggelegen Iwert (of Ybert) puur agrarische buurten te vinden. Bij de oude weg richting Balk, halfweg, is de bebouwing tot de compacte buurschap Bargebek verdicht. Daar staan de voormalige gereformeerde kerk uit 1907 en wat boerderijen en woningen, waarvan twee fraai gedetailleerde notabele woningen met middengang opvallen. In de 18de eeuw hoorde een belangrijk deel van Balk bij Wijckel. Enige naoorlogse nieuwbouw kwam er aan de westzijde. De dorpskerk staat bij de driesprong van de belangrijkste wegen. De machtige ongelede, bakstenen toren met zadeldak is tussen het hoog opgaande geboomte van verre te zien. Hij dateert uit de 15de eeuw en is in 1821 verhoogd. De huidige kerk is in verhouding tot de toren klein. Zij is in 1671 op de grondvesten van de grotere oude kerk achter de toren geplaatst. Het is een eenvoudig gebouw dat een grote schat herbergt, die het interieur domineert en de sfeervolle inrichting met evenwichtig meubilair doet vergeten. In het koor trekt een praalgraf namelijk de aandacht: het graf van de strateeg en vestingbouwer Menno van Coehoorn. Op de van zwart en wit marmer samengestelde tombe met reliëfs van het krijgsbedrijf ligt de geharnaste held uitgestrekt op zijn rechterzij met het door hem uitgevonden Coehoornmortier voor zich, een draagbaar vuurmondje. Het is na de dood (1704) van Coehoorn door zijn kinderen in de kerk geplaatst. Daniël Marot ontwierp het en Pieter van der Plas voerde het uit. Achter de kerk ligt het Coehoornbos, de plaats waar de krijgsheer ooit zijn buiten Meerestein had, maar dat in 1811 is afgebroken. De kerk bezit nog epitafen en grafstenen van belangrijke families.

Harlingen, Rode Dorp Het Rode Dorp in Harlingen is hoofdzakelijk tot stand gekomen in de jaren twintig op basis van een in 1915 ontworpen 'plan van uitbreiding'. De wijk met betrekkelijk dicht opeen gebouwde arbeiders- en middenstandswoningen ligt achter de langs de stadsgracht lopende Noordoostersingel. De naam van de wijk is ontleend aan de opvallende rode, ongeglazuurde dakpannen. Het plan, waarvan alleen het noordelijke deel is uitgevoerd, werd ontworpen door de gemeentearchitect P. van der Werff Jz., die daarbij duidelijk werd beïnvloed door de tuinstadgedachte. De voor deze wijken kenmerkende plantsoentjes ontbreken echter. Het ontwerp van de woningen is mogelijk van dezelfde architect. Omdat bij het ontwerp aansluiting werd gezocht bij de stadsgrachten en de al bestaande bebouwing, heeft het gebied geen duidelijke hoofdvorm of begrenzing. Alleen aan de oostzijde vormt de rechte Sexbierumervaart een duidelijke en mooie begrenzing. De straten staan voornamelijk haaks op elkaar; alleen de Nicolaus Baurstraat heeft een gebogen verloop. Bij een deel van de woningen liggen zeer kleine voortuinen, waarvan een aantal door heggen wordt begrensd. Aan de straten staan vooral arbeiderswoningen van één bouwlaag met kap, gebouwd in rijen van verschillende lengte met daarnaast enkele kleinere blokken. Aan de Midlumerlaan, die de begrenzing vormt aan de noordwestzijde, ligt een blok met vijf middenstandswoningen. De hoekoplossingen van de rijtjes woningen zijn verschillend vormgegeven. De woningen zijn voor het merendeel opgetrokken in bruine baksteen; de kappen zijn bijna zonder uitzondering gedekt met rode, ongeglazuurde dakpannen. In de vormgeving en detaillering van de woningblokken is enige variatie aangebracht.

De noordelijke vleugel van het Drents Museum aan de Brink is nauwelijks meer te herkennen als voormalige kloosterkerk en er is maar weinig aan het gebouw ongemoeid gelaten tijdens de vele functiewisselingen die het onderging. Omstreeks 1260 is het cisterciënzerklooster Maria in Campus of Mariënkamp aan de huidige brink gesticht. Van de toen gebouwde kloosterkerk is alleen de onderste, grotendeels ingebouwde zone van de zuidmuur nog origineel. Daarin staat een 13deeeuws romaans portaal. Bij het instorten van de kerktoren in 1601 zijn de west- en noordmuur verwoest. Het klooster was als gevolg van de hervorming toen al opgeheven. Vanaf ongeveer 1615 zijn hervormde diensten gehouden in een vergaderzaal van het in onbruik geraakte klooster. In 1661-’64 zijn de ruïneuze resten van de kloosterkerk op de oude fundamenten herbouwd om daar voortaan te kerken. De westelijke toegangspoort is in 1664 totstandgekomen; de poort aan de noordzijde dateert uit de 18de eeuw. De kerk is in 1817 nog verlengd en toen kwam ook de driezijdige sluiting tot stand. Zij verloor haar functie in 1848, toen een andere kerk in gebruik werd genomen. Het gebouw onderging opnieuw een gedaantewisseling toen het in 1851 als raadhuis in gebruik kwam. Het gebouw kreeg uiterlijk een metamorfose: de muren werden gepleisterd, men verving de geveltop aan de voorzijde op het westen door een dakschild en op de nok van het dak kwam een dakruiter, een achtzijdige lantaarn met een koepeldak op een houten onderbouw. Binnen is een verdiepingsvloer in de kerk gebracht en de ruimte is met binnenwanden ingedeeld voor de nieuwe functie die het precies een eeuw heeft vervuld. De muren zijn aan het begin van de 20ste eeuw ontpleisterd en ze kregen een klamp van nieuwe kloostermoppen, als verre herinnering aan de oorspronkelijke functie. Na 1951 werd de vroegere kloosterkerk onderdeel van het in 1879-’87 op het kloostergebied gebouwde provinciehuis. In 1982 is het gebouw gerestaureerd en het maakt thans deel uit van het Drents Museum.

Heeg is een waterdorp met een bescheiden kerkterp. Het dorp komt als Haghekercke in 1132 in de bronnen voor. Toen was al sprake van visserij, scheepvaart en handel. Het dorp is veel vroeger ontstaan op een knooppunt van waterwegen. Tussen de Syl, de levensader van het dorp, en de kerk heeft zich streekbebouwing langs de Harinxmastrjitte ontwikkeld die geleidelijk sterk verdichtte en het dorp een kleinsteeds karakter ging verlenen. Ten zuiden van deze streek stond de Harinxmastins. Ondanks nieuwe dynamiek voor de waterrecreanten is het verleden van visserij, scheepvaart en handel nog te herkennen aan de ruimtelijke structuur en het karakter van de bebouwing in de dorpskern. Op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 is de compacte dorpsstructuur te zien. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788: ‘Heeg, anders Hegens, een groot en bestraat dorp, op een’ vrij hoogen heuvel, gelegen ten Noorden van het Heeger meer. In ’t Westen der buurt plag Harinxma state te zijn, hebbende het gelagt van dien naam hier, sedert verscheiden eeuwen gebloeid. … De buurt en kerk, die in den jaare 1745, in plaats van den voorige, die wel groot en aanzienlijk, doch door ouderdom vervallen was, gebouwd werd, staat aan het Westeinde der buurt; dezelve pronkt met een spits torentje …. Buiten de buurt heeft men meerendeels laage landen en veel poelen, als Henxte- Feike- Palse- Poelen enz. Van hier, Noordwaarts, loopt een paarde weg tot aan de buurt Osingahuizen, hier onder behoorende …. Tusschen de Wymerts en het Heeger meer, ligt een stuk lands, met de naame Oostwoude, daar eene plaats gevonden wordt, bekend bij den naam van Gouden Bodem, welke mede behoort tot dit Dorp, dat zich in ’t Westen zeer verre uitstrekt.’ De paardenweg naar Osingahuizen is in 1846 tot een straatweg verbeterd en daardoor kreeg Heeg over de weg een goede verbinding met het achterland. Daarop is de Schatting geleidelijk bebouwd geraakt. Voor de Tweede Wereldoorlog werden restjes onbebouwd gebied ten noorden van de hoofdstraat en de Wegsloot met woningen gevuld. Na de oorlog zijn er in verschillende fasen ten noorden van de oude kern flinke uitbreidingswijken tot stand gekomen. Intussen waren oevers en havens voor de recreatievaart ontwikkeld en breidde het bedrijventerrein aan de noordoostzijde zich geleidelijk uit. Heeg is intussen een groot dorp met gevarieerde karakteristieken. De hervormde kerk is in 1840 gebouwd ter vervanging van een kerk van een kleine eeuw ouder (1745), die weer een middeleeuws godshuis verving. Zij is een zaalkerk met een driezijdige sluiting en een houten geveltoren waarvan de romp nog uit 1745 dateert en een bekroning uit 1797. De luidklok is in 1616 gegoten. De kerk heeft meubilair uit het begin van de 18de eeuw. De neogotische rooms-katholieke kerk is in 1876 verrezen naar ontwerp van P.J.H. Cuypers met ernstige bemoeiingen van de bouwpastoor. De eenbeukige kruiskerk heeft een driezijdig gesloten koor en een toren van drie geledingen met een ingesnoerde spits. Zij bezit een passend interieur en meubilair uit de bouwtijd en van iets later. De in 1891 naar ontwerp van Tjeerd Kuipers aan de Skatting gebouwde gereformeerde kerk is een fraai voorbeeld van neorenaissance. Zij is een kruiskerk met een toren waarvan vooral de spits rijk is gedetailleerd. Het interieur is in 1967 ‘gemoderniseerd’. Op de Nijewal bij de Syl staat een reeks voorname woningen. De kern van Heeg, de Harinxmastrjitte, bezit voornamelijk 18de en 19de-eeuwse bebouwing. Er is een aantal voorname huizen te vinden: huizen van rijke vissers en palinghandelaren. Dorpsstraat 27 met een uitgebouwde middenpartij met fijn beeldhouwwerk is een 18de-eeuws pronkje dat zijn weerga in Friesland nauwelijks kent. Op het Eilân nummer 1 is een bescheiden huisje uit 1782 te vinden. Midden op de zichtgevel staat een flinke dakkajuit met een zandstenen omlijsting. In de wangen zijn op een elegante wijze tussen rococokrulwerk vier snoeken verwerkt en in de bekroning met een holbolle aflijsting met kuiven staat in het cartouche: ‘Siet u Selfs’.

Het terpdorp Wijnaldum ligt bij de steeds uitbreidende havengebieden van Harlingen. Het heeft een roemrucht verleden: er zijn bijzondere archeologische vondsten gedaan. In de afgelopen jaren was de terpenreeks op de kwelderwallen ten oosten van Wijnaldum speerpunt in dat onderzoek. Op de westflank van deze archeologisch spannende rug stond een aantal staten, waarschijnlijk herenboerderijen. Er was sprake van Oudehuis, Nyehuis, Swingma en Tjitsma; aan het einde van de 18de eeuw waren het al boerderijen. Het dorp heeft een kern met straatjes waar de bebouwing zich aan geen rooilijn heeft gehouden. Het zijn huizen van een enkele bouwlaag die voornamelijk zijn gebouwd van gele baksteen. Een huis van twee bouwlagen is van steen in appelbloesem kleur. Aan de noordoostzijde van de bebouwing ligt een fraai kaatsveld. De laatgotische kerk aan de zuidzijde van de kern is oorspronkelijk toegewijd aan Sint- Andreas. Het kerkschip was ooit gepleisterd, maar laat na restauratie weer zijn ware gedaante zien die pronkt met een mooi vensterritme. De wrakke toren stortte in 1684 gedeeltelijk in en werd daarna herbouwd. Die werd in 1904 opnieuw vervangen door een door de Leeuwarder architect Jurjen Bruns ontworpen toren. In het fraaie interieur met meubilair uit het tweede kwart van de 18de eeuw is de preekstoel uit 1728 het kunstzinnige middelpunt. Het snijwerk van de kuip met gewrongen en omrankte korintische hoekzuiltjes is in 1728 uitgevoerd door Arjen Lous. Op de panelen zijn bijbelse taferelen gesneden. Met lambrizering, doophek met gesneden deur, vrouwen- en mannenbanken is het een buitengewoon rijk interieur. Ten zuiden van de kerk staat de 18de-eeuwse consistorie en ten oosten ‘’t Slotsje’, een grote pastoriewoning in een aardige mengstijl. Wijnaldum is aan de oostzijde ontsloten door een weg die langs het buurschap Foarryp naar Getswerderzijl loopt. Bij Foarryp ligt te midden van de hoge akkers een klein natuurreservaat van jong cultuurbos, laag grasland en een plas met slikoevers. De vegetatie heeft een zilt karakter.

De kerk van Beilen wordt in 1139 voor het eerst in documenten genoemd, maar de huidige, in de middeleeuwen aan Sint-Stephanus gewijde, laatgotische kerk dateert van omstreeks 1500. Schip, koor en toren zijn in één bouwprogramma totstandgekomen en vertonen een harmonieuze eenheid. Aan de voet van de zuidmuur van de toren zit een peilstreep die vertelt dat het er 14,70 meter boven N.A.P. is. Het schip en het smallere koor zijn onder één dak samengevat. De koormuren reiken dus hoger en de spitsboogvensters konden ook hoger worden. De vensters in de koorsluiting zijn tevens breder. Alle vensters rusten met de onderdorpels op een rond het kerkgebouw aangebrachte waterlijst. Deze waterlijst loopt als een rechthoekig kader om de spitsbogige nissen, waarin de noordelijke en zuidelijke ingangen staan. Boven beide ingangen zijn kleine spitsboogvensters aangebracht; de noordelijke met visblaastracering, de zuidelijke met een dubbele vorktracering. De drie traveeën van het schip en de twee van het koor worden geleed door nauwelijks versneden steunberen. De toren behoort tot de groep Drentse torens die zijn toegeschreven aan bouwmeester Johan die Werckmeister uit Ruinen. Ze zijn versierd met spitsboognis-sen met een eenvoudige stenen tracering. De Beiler toren is vier geledingen hoog met een ingesnoerde spits. De westelijke ingangspartij staat in een twee geledingen hoge, diepe nis met ingang, spitsbogig bovenlicht en drieledige nis. Aan de zuidzijde staat een moderne consistorie. Binnen is het schip gedekt door een houten tongewelf dat van na de brand in 1607 dateert; het koor heeft kruisribgewelven. In het muurwerk van het koor zitten diepe, brede spaarnissen en enkele kleine nisjes, waarbij één als sacramentsnis zal zijn gebruikt. Aan weerszijden van de zij-ingangen zitten nissen voor wijwater of kaarsen. De kerk bevat eenvoudig meubilair, waaronder een preekstoel uit 1938. Het grote orgel is in het eerste kwart van de 19de eeuw door P. van Oeckelen gebouwd. Het is in 1840 van de Broerkerk in Groningen naar Beilen gebracht.

Heerenveen is een plaats die ontstaan is uit een streekdorp van verveners. Heerenveen, zo staat in de Tegenwoordige Staat van Friesland (1788) ‘is haare opkomst alleen verschuldigd aan de turfgraavery, hier ter plaatse begonnen omtrent het jaar 1551, wanneer de Heer Pieter van Dekema, Ridder en Raad in den Hove van Friesland, en zyne Kompagnons, de Heeren Kuik en Foits, de hier omtrent liggende Veenen kochten, die van wegens dit Koopgenootschap der Heeren Kompagnons of der Heeren Veenen werden genoemd, en uit welke benaaminge die van ’t allengs aanwassende Vlek ’t Heerenveen is gesprooten.’ De compagnons Dekema, Cuyck en Foeijts lieten in 1556 eerst de lange Heeresloot graven. Spoedig volgde een haakse aftakking: de Schoterlandse Compagnonsvaart. Op deze vaart die met het winnen van de turf meegroeide kwamen weer dwarsvaartjes, wijken, voor de ontwatering van het veen en het vervoer per schip. Op de kruising van de waterwegen groeide in de loop van de 17de eeuw een regionaal markt- en handelscentrum. Maar het was bestuurlijk een onhandig dorp. Ten zuiden van de Veenscheiding en Compagnonsvaart was het Schoterland, ten oosten van de Heeresloot Aengwirden en ten westen daarvan Haskerland. En het dorp in deze drie grietenijen en later gemeenten groeide zo voorspoedig dat het al gauw een vlekke werd genoemd. Nog in het midden van de 19de eeuw had Heerenveen alle kans om tot een flink kruisdorp uit te groeien aan de vaarten en wegen. De ontwikkeling van (spoor)wegen deden de vorm kantelen. De rijksstraatweg van Leeuwarden naar Zwolle in 1828 gaf een impuls tot de ontwikkeling langs deze as en de aanleg van de spoorweg tussen deze steden in 1867 versterkte dit effect, waardoor de plaats is opgerekt tot de huidige lengte van liefst zes kilometer. In 1934 is door combinatie van Schoterland en Aengwirden en een grenswijziging met Haskerland bestuurlijke eenheid voor Heerenveen gekomen. Toen waren de eerste uitbreidingsplannen al gerealiseerd in het noorden: – Pastoriestraat (1919-1921) en omgeving – het midden – Compagnonsstraat/Van Dekemalaan (1918-1920) en omgeving – en in het zuiden – de Zuiderstraat (1929) en omgeving. Als oorspronkelijke kern van Heerenveen kan de huidige Oenemastate bij het begin van de Schoterlandse Compagnonsvaart worden beschouwd. De nu als horecagelegenheid gebruikte state is oorspronkelijk de L-vormige state Moerborch met een traptoren in de oksel van de vleugels die zal dateren van net na de stichting van Heerenveen, zo omstreeks 1560. Omstreeks 1600 heeft het gebouw een pronkgevel in rijke renaissancestijl gekregen. Daarna is het nog enkele malen verbouwd. In 1828 werd het grietenijhuis en toen het gemeentebestuur meer ruimte vergde, is het gebouw in 1876 ongeveer verdubbeld in neostijl van het oorspronkelijke gebouw, hoewel de topgevel tot een lijstgevel werd veranderd. Nadat de Crackstate in 1952 als gemeentehuis in gebruik genomen werd heeft Oenema verschillende functies gekend. Crackstate is in 1647/’48 gebouwd aan de Aengwirder zijde van de Compagnonsvaart voor de grietman van dit gebied. Het is een kloek pand in de classicistische barok dat in de 19de eeuw als gerechtsgebouw in gebruik is geweest en in 1952 gemeentehuis wordt. In 1976 is er het stadskantoor achter gebouwd. In de buurt van Oenema en Crack hebben de kruiskerk uit 1637, de neoclassicistische r.k. kerk, het postkantoor en de watertoren gestaan. De gebouwen zijn tussen 1969 en 1980 gesloopt. Wel was daar in de buurt in 1933 de r.k. Heilige Geestkerk verrezen die het centrum als enige een karakteristiek silhouet bezorgt. In het centrum is er veel middelhoogbouw voor in de plaats gekomen. Na de oorlog is in een rap tempo woningbouw tot stand gekomen. Aanvankelijk tussen de rijksweg en de spoorweg, waardoor de plaats zijn langgerekte vorm kreeg. Daarin vallen de Muntflats en de flats rond het Akkerplein in het silhouet op. Bovendien hebben Thialf-ijsstadion, in 1987 de eerste overdekte ijspiste van de wereld, en het nog steeds uitbreidende voetbalstadion het silhouet van deze sportstad verrijkt. Aan de noordzijde kwamen gedurende de laatste tientallen jaren grote bedrijvenparken.

Duurswoude en Wijnjeterp zijn twee streekdorpen die in de late Middeleeuwen in elkaars verlengde op een zandrug zijn ontstaan. Ze zijn in 1974 tot het dorp Wijnjewoude samengevoegd, hoewel ze tot in de 20ste eeuw een nogal uiteenlopende ontwikkeling hebben doorgemaakt en een verschillend karakter hebben. In de atlas van Schotanus van 1718 is Duurswoude een buurt van een kerk en verspreide bebouwing. In het westen, op de kruising van de Merkebuorren met de Mouneleane, lag een geconcentreerde buurt, de Molenbuurt waarvan de oostelijke helft bij Duurswoude hoorde. Onmiddellijk om de streek lagen toen wat boekweitvelden en verder naar het zuidoosten uitgestrekte heidevelden, waarvan een aanzienlijk deel als natuurgebied bewaard is gebleven. In 1788 meldde de Tegenwoordige Staat van Friesland: ‘een klein Dorp, … tusschen Winieterp en Ooststellingwerf, had voor deezen eene kerk zonder kloktoren, gesticht ter eere van St. Jan; doch thans een Kerkje met een spits torentje en eene zeer groote uitgestrektheid van woeste veenige heidvelden, dienende inzonderheid tot Schaapweideryen. … Ook behooren onder dit Dorpje, ’t welk eene vaart heeft, komende uit de groote Bakkaveenster vaart, eenige poeltjes van naame, als het Mans meer, de Vijf meeren, Paalemeer, Moddermeer enz. gelyk ook de Molenbuurt.’ De kerknederzetting ligt in het oosten met enige verspreide bebouwing. De dorpskerk is een laat-gotisch gebouw uit vermoedelijk de 13de eeuw. De in de 15de eeuw vernieuwde kerk, van rode kloostermoppen, heeft later aangebrachte steunberen van kleine gele steen en een geveltoren van hout. Op het kerkhof staat een hoogst zeldzame predikantswoning uit 1759, een eenkamerwoning. De bossen ten oosten van het dorp zijn in de tweede helft van de 19de eeuw aangelegd in opdracht van de familie Lycklama à Nijeholt. De Molenbuurt is in de 20ste eeuw uitgegroeid tot de kern van Duurswoude met aan de Merkebuorren enige verdichting. Daar werd de gereformeerde kerk met een elegant gevelspitsje gebouwd. Na de oorlog is het dorp vooral ten zuiden van de oude streek sterk uitgebreid met woningbouw.

Iets afzijdig van het sterk vernieuwde dorpscentrum van Borger staat de kerk met forse toren in een boomzoom. De voormalige hervormde kerk was in de middeleeuwen aan Sint-Willibrord gewijd en dient nu als onderdeel van een ontmoetingscentrum. De middeleeuwse kerk was na een paar opknapbeurten zo bouwvallig geworden dat zij bij inspectie van de overheid in 1824 als gevaarlijk werd bestempeld. Het Rijk zorgde voor een nieuwe kerk met een bijdrage van tweederde van de totale bouwsom. De kerk kwam in 1826 gereed in een eenvoudige neoclassicistische stijl die kenmerkend is voor de kerkbouw die met hulp van de ingenieurs van Waterstaat tot stand kwam. In de sluitgevel is een gedenksteen aangebracht met het rijm: ‘Door hulp van God en een vleitige hand, bragt men in 1826 deze kerk weer tot stand’. Het schip is vijf traveeën lang en kreeg een driezijdige sluiting. De muurvakken zijn verticaal geleed door lisenen en in elk vak, ook aan de noordzijde en in de sluiting, staat een groot rondboogvenster met fijne roeden. Met dubbele consoles is aan de gootlijst een soort kroonlijsteffect gegeven. De kloeke toren heeft een vroeg-gotisch karakter en moet aan het begin van de 14de eeuw zijn gebouwd. Hij is gebouwd van kloostermoppen en staat op een fundering van veldkeien. Het onderste gedeelte van de eerste geleding is gesloten op een in metselwerk omlijste, vrij kleine, rondbogige ingang in de westgevel na. Daarboven zitten aan noord- en zuidzijde kleine vensters met een spitsbogige boogtrommel. De tweede geleding heeft aan drie zijden twee galmgaten die ook spitsbogige boogtrommels kregen. De toren wordt bekroond door een piramidedak uit 1690. De kerk is in 1976 ingericht als ontmoetingscentrum en de vaste banken en de preekstoel zijn uit het gebouw verwijderd. Het interieur wordt gedekt door een gestukadoord plafond. In de vloer ligt een 17de-eeuwse deksteen van een grafkelder voor de broers Erkelenswijk. De gebrandschilderde ramen zijn in 1939, 1945 en 1956 aangebracht. Het orgel is in 1855 gebouwd door H.E. Freytag.

Hegebeintum is een radiaal terpdorp dat enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling is ontstaan. Het is een ‘ideale’ terp met een nagenoeg cirkelvormige ringweg. Het zuidelijke gedeelte van deze ringweg is thans verhard; het noordelijke deel heeft nog het authentieke karakter. De terp is dun bewoond gebleven, waardoor hij tussen 1896 en 1905 voor het grootste gedeelte kon worden afgegraven. Alleen de kerk met hof zijn gespaard en een drietal steil oplopende paden doen het terpniveau zintuiglijk beleven. Juist omdat het de hoogste terp van Friesland is: de kruin reikt tot liefst 8,8 meter. Bij de afgraving is bewezen dat de vroegste ophogingslaag – het begin van de terpenbouw – op ongeveer 600 jaar voor Christus kan worden gesteld. Hegebeintum was aan de westzijde door de Ferwerdervaart ontsloten. De dorpskerk is een vrij gave, 12de-eeuwse tufstenen kerk met een iets inspringend koor met een halfronde absis. Het muurwerk met vroegere sporen heeft spitsboogvensters gekregen. De kerk is aan de westelijke zijde met kloostermoppen vergroot waar in 1717 de huidige zadeldaktoren kwam. In het interieur zijn restanten van muurschilderingen ontdekt. Een dubbele herenbank uit 1762 met een rococo kuifstuk voor de familie De Schepper-Coehoorn van Scheltinga staat er te pronk. De vijftien rijkversierde rouwkassen en wapenborden uit de 18de eeuw van leden van de families Van Coehoorn, Nijsten en De Schepper domineren het interieur. Harstastate ten oosten van de terp wordt voor het eerst in de bronnen genoemd in de 15de eeuw. Harsta heeft veel verbouwingen gekend. In de 17de eeuw werd een vleugel in kolossaalorde gebouwd, die in de 19de eeuw al weer werd gesloopt, evenals de verdieping van de oudere vleugel. De begane grond kreeg toen een neoclassicistisch uiterlijk. Er is een toegangspartij met ionische pilasters en een geblokte kroonlijst en bij de restauratie aan het einde van de 20ste eeuw is er een eigenwijze dakkapel geplaatst. ‘Het zaal’ is aan het einde van de 18de eeuw ingericht in de Lodewijk XVI-stijl.

Duurswoude en Wijnjeterp zijn twee streekdorpen die in de late Middeleeuwen in elkaars verlengde op een zandrug zijn ontstaan. Ze zijn in 1974 tot het dorp Wijnjewoude samengevoegd, hoewel ze tot in de 20ste eeuw een nogal uiteenlopende ontwikkeling hebben doorgemaakt en een verschillend karakter hebben. In de atlas van Schotanus van 1718 is Duurswoude een buurt van een kerk en verspreide bebouwing. In het westen, op de kruising van de Merkebuorren met de Mouneleane, lag een geconcentreerde buurt, de Molenbuurt waarvan de oostelijke helft bij Duurswoude hoorde. Onmiddellijk om de streek lagen toen wat boekweitvelden en verder naar het zuidoosten uitgestrekte heidevelden, waarvan een aanzienlijk deel als natuurgebied bewaard is gebleven. In 1788 meldde de Tegenwoordige Staat van Friesland: ‘een klein Dorp, … tusschen Winieterp en Ooststellingwerf, had voor deezen eene kerk zonder kloktoren, gesticht ter eere van St. Jan; doch thans een Kerkje met een spits torentje en eene zeer groote uitgestrektheid van woeste veenige heidvelden, dienende inzonderheid tot Schaapweideryen. … Ook behooren onder dit Dorpje, ’t welk eene vaart heeft, komende uit de groote Bakkaveenster vaart, eenige poeltjes van naame, als het Mans meer, de Vijf meeren, Paalemeer, Moddermeer enz. gelyk ook de Molenbuurt.’ De kerknederzetting ligt in het oosten met enige verspreide bebouwing. De dorpskerk is een laat-gotisch gebouw uit vermoedelijk de 13de eeuw. De in de 15de eeuw vernieuwde kerk, van rode kloostermoppen, heeft later aangebrachte steunberen van kleine gele steen en een geveltoren van hout. Op het kerkhof staat een hoogst zeldzame predikantswoning uit 1759, een eenkamerwoning. De bossen ten oosten van het dorp zijn in de tweede helft van de 19de eeuw aangelegd in opdracht van de familie Lycklama à Nijeholt. De Molenbuurt is in de 20ste eeuw uitgegroeid tot de kern van Duurswoude met aan de Merkebuorren enige verdichting. Daar werd de gereformeerde kerk met een elegant gevelspitsje gebouwd. Na de oorlog is het dorp vooral ten zuiden van de oude streek sterk uitgebreid met woningbouw.

In de huidige karakteristieke gotische kerk is een romaanse voorganger verstopt. De romaanse tufstenen kerk kreeg in de 12de eeuw de nog steeds bestaande toren, die in de 14de eeuw in baksteen is verhoogd en aan de noordzijde van een traptoren is voorzien. In deze toren staat de opvallend nauwe en lage, rondbogige ingangspartij. De zuidelijke ingang met dubbele deuren en een timpaan waarop de grote brand (1759) wordt herdacht, wordt nauwelijks gebruikt. Het huidige koor met driezijdige sluiting kwam in de 14de eeuw tot stand en het romaanse schip is in de 15de eeuw geleidelijk tot gotisch bouwwerk met twee in hoogte en breedte ongelijke zijbeuken verbouwd en uitgebreid. Daarbij is het tufmateriaal in de onderste gedeelten van het nieuwe muurwerk hergebruikt. Door de doorlopende zijbeuken raakte de oude toren ingebouwd. De zuidelijke hoge beuk kreeg een eigen kap en aan de oostzijde een driezijdige sluiting, de Maria-kapel. Schip, zijbeuken en koor zijn gedekt door kruisribgewelven – de door brand verwoeste gewelven zijn bij de restauratie van 1955-’59 hersteld. Het op het eerste gezicht vrij eenduidige interieur blijkt bij nadere beschouwing nogal onregelmatig te zijn. De scheibogen naar de noordbeuk zijn vrij laag en daarboven is in de schipmuur een nissenreeks als pseudo-lichtbeuk aangebracht. Naar de hoge zuidbeuk toe zijn de scheibogen als bij een hallenkerk hoog opgetrokken. Onder het vensterregister van de beuken zitten diepe spaarnissen en in het koor zitten enige kleine nissen voor liturgisch gebruik waaronder aan de noordzijde een sacramentsnis met een fragment van de gotische bekroning. In het interieur is het sarcofaagdeksel van roze Bremer zandsteen het oudst, namelijk 12deeeuws. De wijdingskruisjes geven aan dat hij als altaarblad is gebruikt. De preekstoel met klankbord en beweeglijke balusters aan de trap dateert uit 1760 en ook de herenbank met koperen blakers dateert uit deze tijd. Het orgel is in 1882 gebouwd door de gebroeders Cornelis en Anton van Oeckelen. In het venster van de sluitgevel is in 1940 een gebrandschilderd raam geplaatst als herinnering aan organiste M.H. Mulder.

It Heidenskip is een van de merkwaardigste dorpen van Friesland. Hangt elders het landelijke dorpsgebied wat bij de kern, hier telt de uitgestrekte en dunbevolkte streek en is de kern, Brandeburen in het zuidoosten de kers op de taart. De streek ligt ten zuiden van Workum, tussen de spoorlijn Sneek-Stavoren en de Fluessen, en hoort vanouds ook bij deze stad. De naam is waarschijnlijk terug te voeren op het begrip: wild land. Je zou het nu niet meer zeggen want in het keurige weidse landschap liggen de (soms monumentale) boerderijen verspreid. Vlakbij Brandeburen ligt bovendien het buurtje De Hel, maar dat duivelse wordt weer gecompenseerd door de boerderij Sint- Ursula, waar de poel midden in Het Heidenschap zijn naam ook aan heeft te danken. In het zuiden heeft de bebouwing zich aan de oevers van de Heidenskipster Feart verdicht tot de schilderachtige woonkern Brandeburen met paden langs de vaart en compacte bebouwing van ingetogen huizen, waartussen de eveneens eenvoudige hervormde kerk met toren een hoogtepunt vormt. Hoewel het geheel een sfeer ademt uit ver vervlogen tijden, is Brandeburen een jonge nederzetting. Op het kaartblad van de streek uit 1851 in de atlas van Eekhoff zijn alleen een overzet bij de ‘Oude School’ en twee gebouwen ingetekend. De vaart ligt altijd vol met schepen en bootjes, over het Hofmeer is er een rechtstreekse verbinding met de Fluessen. Aan de Heidenskipsterdyk staat de aan het begin van de 20ste eeuw met decoratieve ambitie gebouwde gereformeerde kerk die nu als woning wordt gebruikt. Brandeburen heeft de afgelopen tientallen jaren zelfs echte dorpsneigingen met woningnieuwbouw aan de Heidenskipsterdyk.

Winsum is een terpdorp. Het heeft zelfs een van de hoogste terpen van Friesland. Het valt nauwelijks op. Wel is de keermuur van het kerkhof bij de driesprong bij de Skâns behoorlijk hoog en heet de straat naar het zuidwesten, naar de aanzienlijke uitbuurt Brêgebuorren niet voor niets Hegeterp, want daar lag een tweede flinke terp. Hoewel die in de tweede helft van de 19de eeuw is afgegraven, ligt die straat nog merkbaar hoog. Brêgebuorren, de waterbuurt aan de Franekervaart is als apart buurschap al oud: dat is ook te zien aan de compacte bebouwing van allerlei soort die aan de zuidelijke zijde, de Greate Streek, aan de dorpszijde ligt en aan de andere kant van de brug aan de overkant. De buurt maakt door uitbreiding van het dorp in zuidelijke richting nu deel uit van het geheel. Vanaf de kern loopt de Kleasterdyk naar het noorden, genoemd naar het in 1186 gestichte vrouwenklooster Sint-Michaelsberg, waar de boerderij Mountsjebaayum aan herinnert. Deze weg wordt omzoomd door burgerwoningen en het bedrijventerrein. Winsum heeft zich vanaf de oorlog tot nijver dorp ontwikkeld na het succesvolle initiatief van L.S. Miedema met zijn fabriek voor landbouwwagens en transporteurs. De ontwikkeling van de nijverheid heeft zijn weerslag gekregen in de naoorlogse volkshuisvesting. Meteen al na de oorlog met traditionalistische woningen aan de Pier Winsemiusleane. Daar en in de ten zuiden daarvan ontwikkelde straten volgden in de decennia daarna aanzienlijke aantallen volkswoningen. De dorpskern is kenmerkend voor een terpdorp met een kerkbuurt die om het kerkhof is geplooid en die aan de zuidelijke zijde de belangrijkste straat is gaan vormen. Bij de entree vanaf de Meamerterdyk staan aan weerszijden notabele woningen uit de jaren rondom 1860. Het kerkhof is omvat door een in 1861 op de keermuur van de terp geplaatst ijzeren hek. De hoogst eenvoudige zaalkerk, vernieuwd in de 19de eeuw, heeft rondboogvensters en een matig hoge toren met ingesnoerde spits.

De aan Sint-Nicolaas gewijde kerk met een smaller koor en een rijzige slanke toren met een kenmerkende spits kwam in enkele fasen in de 15de eeuw tot stand. De toren is mogelijk de oudste van het Drentse gotische type. Dit zijn slanke torens van drie of vier geledingen met meestal aan de westzijde een rijke ingangspartij en in de andere geledingen aan alle zijden een hoge spitsbogige nis met een vorktracering die in de hoogste geleding de galmgaten bevat. Deze torens in Havelte, Beilen, Oosterhesselen, Dwingeloo, Ruinen, Ruinerwold en Rolde worden op vage aanwijzingen toegeschreven aan Johan die Werckmeister, bouwmeester te Ruinen. In de toren van Dwingeloo staat in de westmuur een ingangspartij, een eenvoudige segmentvormig gesloten deuropening met daarboven een diep spitsboognisje met vorktracering. De volgende twee geledingen bezitten diepe nissen, waarvan de bovenste zijn voorzien van galmgaten. Aan alle zijden zitten daar twee sierlijke muurankers. Na het instorten van de spits in 1630 is een jaar later op initiatief van Rutger van den Boetzelaer de opvallende inzwenkende spits met ui-bekroning aangebracht. De kerk en het iets smallere koor worden in traveeën geleed door nauwelijks versneden steunberen. In elk vak staat een breed spitsboogvenster met vorktracering. In de zuidmuur zit westelijk een ingangspartij, waaromheen de rond schip en koor doorlopende waterlijst als een rechthoekig kader is getrokken. De ingang is gedrukt korfbogig en zit in een spitsbogige nis. Boven de omkadering staat een bijna tot vensterkop ingekort spitsboogvenster. Op de steunbeer ten oosten van de ingang zit een kleine zonnewijzer uit het midden van de 19de eeuw. Ook aan de noordzijde is een (dichtgemetselde) ingangspartij van vergelijkbare vorm te vinden. Een derde ingang staat in het koor. Deze heeft een aan beide zijden beklampte deur met fraaie asymmetrische zwaluwstaartconstructies. Aan de noordzijde is vlak voor de overgang van schip naar koor een kapel uitgebouwd die vanouds heeft toebehoord aan de bewoners van de havezate Batinge. Opvallend in het muurwerk zijn de arceringen in de kleur van de baksteen. De baksteen is grotendeels roodbruin, maar onder meer in de westelijke partij van de zuidmuur en in de plint van de koorsluiting zijn strekkenlagen in een donkerder steen verwerkt. De dorpsbrand van 13 augustus 1923 heeft tientallen gebouwen in Dwingeloo in de as gelegd. De kerk ontkwam evenmin. Vrijwel alles in het interieur dateert van na deze brand. Het interieur van de kerk is ontdaan van pleisterlagen. Schip en koor zijn door een rondbogige triomfboog van elkaar gescheiden en de boog tussen schip en noordkapel is spitsbogig. Zowel schip als koor hebben onder de vensters diepe spaarnissen. Het schip heeft bij de restauratie van 1923-’25 een nieuw houten tongewelf met trekbalken, korbelen en korte muurstijlen gekregen. Het gewelf kreeg eigentijdse florale schilderingen in art déco-stijl ontworpen door L.A. Kortenhorst. Het koor kreeg op de bewaarde aanzetten van de ribgewelven op kraagstenen met gebeeldhouwde figuren en koppen een nieuw bakstenen gewelf, waarbij op een levendige wijze de gewelfschelpen van helderrode baksteen en de nieuwe ribben van een donkerbruine baksteen zijn gemetseld. Het gewelf van de kapel had geen brandschade. In het koor staat een kinderzerk voor Elisabeth van Echten (overleden in 1600). In een spaarnis in de noordwand zijn de van Bentheimer zandsteen vervaardigde, beschadigde wapenstenen in hoogreliëf van Rutger van den Boetselaer en diens derde vrouw Batina van Lohn geplaatst. Deze bewoners van de havezate Batinge – Rutger was drost van Drenthe – waren grote weldoeners van de kerk. Naast de nieuwe torenbekroning schonken ze de kerk in 1665 ook een orgel. Ook dit ging verloren, maar de portretten van het echtpaar op de orgeldeuren konden uit de brand worden gered en zijn nabij de kapel tegen de muur geplaatst. De preekstoel is in 1923-’25 vervaardigd en voorzien van snijwerk met bijbelse taferelen van de hand van Roelfien Marissen en J. Bakker. Het orgel, in 1886 gebouwd voor de doopsgezinde kerk in Den Haag, is hier in 1964 geplaatst.

Hemelum ademt door zijn hoge ligging een heel eigen sfeer. Het dorp heeft een nagenoeg rechthoekige kom die vanuit de wegen aan de zuid- en westzijde, waaraan de oudste bebouwing staat, ontwikkeld is. Deze oudste bebouwing gaat overigens niet verder terug dan tot het einde van de 19de eeuw. De naoorlogse dorpsuitbreiding heeft in het noordoostelijk kwartier plaats gekregen. Buiten de kruising van de wegen staat de vrij jonge kerk die in niets herinnert aan het kloosterverleden van Hemelum. Er hebben zowel een uit het midden van de 13de eeuw daterend vrouwenklooster, als een bijna anderhalve eeuw jonger mannenklooster gestaan. Beide waren ze onderhorig aan het in deze contreien zeer machtige Sint-Odulphusklooster van Stavoren. Voorts heeft het dorp zijn rol gespeeld in de strijd van Schieringers en Vetkopers gedurende de late Middeleeuwen. Dit omdat er een paar adellijke families woonden die hun invloed in de hele Zuidwesthoek trachtten uit te oefenen. Van de allure die het dorp vroeger gehad moet hebben is weinig meer te bespeuren, maar het ingetogen dorp ligt met zijn uitburen nog steeds prachtig in het landschap. De dorpskerk staat op een sfeervol kerkhof. Zij doet met haar eigengereide vorm wel recht aan de bijzondere kerkelijke geschiedenis. Het is een kruiskerk die in 1896 is gebouwd van de gele baksteen. Het westwerk is enigszins geleed, maar wel gesloten en er steekt niet een dakruiter, maar een echte, slanke toren omhoog. Deze toren met de fraaie plastische invulling van de geledingen, de uurwerkplaten en de mooi gedetailleerde kroonlijst, doet sterk denken aan die van Schettens en Dedgum. Hoewel de architect onbekend is gebleven zou het Jan van Reenen kunnen zijn. Rondboogvensters en ronde vensters in de geveltoppen van de dwarsbeuken geven het gebouw een eigen karakter. Van de Koudumer Slaperdijk (1732) van de befaamde waterstaatkundige Willem Loré zijn aanzienlijke gedeelten verdwenen, maar ten noordoosten van Hemelum ligt nog een tracé van twee kilometer. Vanaf het huidige Johan Frisokanaal loopt de slaperdijk richting Nijbuorren onder Hemelum waar hij tegen de snel omhoog lopende glaciale rug oploopt.

Wirdum is een terpdorp dat in de vroege Middeleeuwen is ontstaan. De nederzetting had in het moerassige gebied ten oosten van de Middelzee goede waterverbindingen naar alle richtingen, vooral de Wirdumervaart die de verbinding legde met Leeuwarden. De verbindingen over land waren gebrekkig. Pas in het midden van de 19de eeuw kwam de Legedyk, een goede wegverbinding met de rijksstraatweg. De terpvorm is nog goed te ervaren, maar er zijn wel delen afgraven. Het kerkpad is tot ringweg getransformeerd. Rond de kerkterp en aan twee parallel lopende straten, de Greate Buorren en de Lytse Buorren aan de westzijde, vonden de vroegste bouwactiviteiten plaats. De twee dichtbebouwde straten en de lossere bebouwing om de kerk hebben een fascinerend dorpscentrum gevormd. Vanaf de 19de eeuw kwam er ook steeds meer lintbebouwing langs de voornaamste verbindingsweg, de Legedyk, en ook enigszins langs de weg naar Swichum. Aan de Tjaardervaart werd in 1891 de coöperatieve zuivelfabriek gesticht, die in 1964 zijn deuren sloot. Na de oorlog werd het dorp eerst aan de zuidoostzijde en later ook aan de zuidwestzijde uitgebreid. Recent is vooral gebouwd aan de noordrand en op het voormalige sportveld in het zuiden. De aan Sint-Martinus gewijde kerk is vermoedelijk in de 12de eeuw in tufsteen gebouwd. Er zijn nog sporen van te vinden in de noordmuur van het koor. De Oenema-Camminghakapel is daar aan het einde van de 13de eeuw uitgebouwd. Ook aan de zuidzijde kwam een uitbouw die later door een toren is vervangen, waardoor de kerk een tijdlang twee torens bezat. De westtoren is gesloopt en daar kwam in 1716 een driezijdige sluiting. De kerk heeft een bijzonder interieur waarin het orgel en enkele excellente zerken opvallen. De robuuste pastorie is in 1875 in een ruime tuin tegenover de kerk gebouwd. Aan de Greate en Lytse Buorren en aan de Legedyk staat een aantal karakteristieke notabele woningen met middengang. Achter de Legedyk staat de in 1925 door Ane Nauta ontworpen gereformeerde kerk.

De huidige gotische bakstenen kerk dateert uit de 14de eeuw, maar opgravingen hebben aangetoond dat er eerder een smalle tufstenen kerk stond die zeven meter breed en twaalf meter lang was. Deze kerk, gebouwd op een hoge uitloper van de Drentse Hondsrug, had een ingebouwde toren en een zogenoemd gereduceerd westwerk dat bij enkele Groninger en Friese kerken nog aanwezig is. Deze kerk, gewijd aan zowel Onze Lieve Vrouw als aan Sint-Gangulphus, wordt al in 1139 in een koopakte vermeld. In het muurwerk van de huidige kerk is nog aardig wat tuf te zien. Rond de ingang in de westmuur zit een flink veld van tufsteen en in de noordmuur lijkt het tufsteen tot spekbanden te zijn verwerkt. In de 14de eeuw zijn de metselaars met aandacht aan het werk geweest. In de zuidmuur zijn in het metselwerk van rode kloostermoppen in een regelmatig ritme gele koppen verwerkt. Aan de westzijde is dat beter te zien dan verder oostwaarts. De kerk is in 1875 grondig gerenoveerd en in 2000 op een consoliderende wijze gerestaureerd. De huidige eenbeukige kerk heeft een versmald koor dat een driezijdige sluiting heeft die geschoord wordt door rechte, onversneden steunberen die op de uiterste zijde later nog eens hulp kregen van zware wigvormige beren. Mogelijk heeft het koor ooit een stenen overwelving gekend. Het muurwerk van het koor bezit aan de bovenzijde een bijzondere versiering: een fries van elkaar doorsnijdende rondboogjes, een romano-gotisch motief. De sporen van dichtgezette, smalle spitsboogvensters horen bij de hoog-gotische periode, de 14de eeuw, en ook de dichtgemetselde spitsbogige ingangen aan de noord- en de zuidzijde horen bij deze bouwfase. Later, vermoedelijk in de 15de eeuw, zijn er grotere vensters in de muren gebroken. Aan de zuidzijde zijn het vier licht spitsbogige vensters in wit gepleisterde, rondbogige dagkanten; aan de noordzijde vinden we drie vensters van dit model. Aan de westzijde zijn aan beide zijden ter verlichting van de voorkerk kleine vensters en hoger grote vensters voor de orgelgalerij aangebracht, opnieuw met wit gepleisterde dagkanten die we in Ostfriesland veel zien. Op het met platte Friese pannen gedekte dak staat aan de westzijde een met leien beklede dakruiter en aan de oostzijde een op het dorp gerichte uurwerkopbouw. Het interieur bevat enkele opmerkelijke onderdelen. Het schip is gedekt met een van sierstuc voorzien tongewelf uit 1875. De triomfboog tussen schip en koor kreeg in 1875 enige in pleister uitgevoerde versieringen van pilasters, toogjes en zwikornament. In het koor wijzen schalken met lijstkapiteeltjes nog op een vroegere stenen overwelving. Het huidige houten gewelf van het koor heeft een zeldzame uitdossing: schilderingen in barokstijl met allegorische voorstellingen van leven en dood, engelen en vrouwenfiguren, putti en wapens van vooral aanzienlijke families uit Eelde, waaronder de families Van Welvelde, Nijsingh en Canter. In 1715 was de uit Friesland afkomstige Sjuck Gerold van Burmania, eigenaar van het buiten Oosterbroek, de opdrachtgever. De originele schilderingen zijn in 1875 gekopieerd. In de vloer liggen enkele grafzerken, waarvan de van wapens voorziene zerk voor de familie Sigers uit 1545 bij de preekstoel de oudste is. De preekstoel met verfijnd getoogde panelen en gegroefde ionische zuiltjes aan de kuip is in 1621 vervaardigd. Het klankbord heeft rolwerk tegen en op de rand. De avondmaaltafel met balpoten dateert van tien jaar later. In de koorsluiting staat een 18de-eeuwse, overhuifde familiebank met voorbank en een buitenmaatse, door rankwerk omlijste en door leeuwen gehouden bekroning met de familiewapens van Van Welvelde en Burmania. Tegen de noordwand bij de triomfboog staat de bank van de familie Nijsingh met op de rug- en zijschotten opengewerkt snijwerk met het wapen van de familie en meer naar het westen staat een dubbelbrede herenbank waarvan de rechte overhuiving is voorzien van fraai gesneden draperieën met kwasten. Het orgel is in 1907 gebouwd door P. van Dam en kreeg een neogotische kas. De pui onder de orgelgalerij bestaat uit door pilasters en lijstwerk gelede vakken met marmerimitaties.

In het midden van de 19de eeuw meldde het Aardrijkskundig Woordenboek van Van der Aa dat tot het dorp Hempens voorheen ook Zuiderburen behoorde, maar dat de vijf huizen allemaal waren gesloopt. Nu is het omgekeerd: de naam van het gehucht Zuiderburen is gegeven aan de jongste woonwijk van Leeuwarden die de dorpen Hempens en Teerns omklemt. Hempens en Teerns zijn in hun waarde gelaten, maar de nieuwbouw is dicht genaderd. Hempens is een oud dorp in de lage polder het Lang Deel ten zuidoosten van Leeuwarden. Een streekdorp langs een weg die voorbij Teerns en de brug over de Nauwe Greuns als Skoalledyk naar het oosten loopt. De bebouwing ligt uitsluitend aan de zuidzijde van deze weg, vlakbij de brug loopt er een stuk vaart naast, een soort insteekhaven. Er staat ook wat bebouwing aan enkele dwarspaden, ’t Streekje en ’t Leechje. Ten zuiden van de bebouwing ligt het in 1967 aangelegde sportveld van Wêzfluch en rond dit open centrum is het dorp vanaf de jaren zeventig uitgebreid langs de Reintje Visser Beardastrjitte, J.H. van IJsselstrjitte en De Leijte. Aan de oostzijde wordt het dorp besloten met een karakteristieke stelpboerderij uit 1859 en de dorpskerk. De kerk staat op de plaats waar in de Middeleeuwen al een bedehuis stond. De vroegste vermelding dateert uit 1511. Kerk en toren zijn verschillende malen vernieuwd. Van een tekening uit het midden van de 18de eeuw weten we dat er toen nog een vrij lage en forse zadeldaktoren stond. In 1872 kwam een nieuwe westelijke gevel tot stand met een spitse toren die tot twintig meter reikt. De kerk is na een brand kort na de Tweede Wereldoorlog herbouwd in traditionele vormen. Qua ligging heeft de kerk een plek gevonden in de streekbebouwing, maar zij staat wel op een ruim rechthoekig en met bomen omzoomd kerkhof met een collectie goed verzorgde 19de- en 20ste-eeuwse grafmonumenten.

Witmarsum is een terpdorp dat is ontstaan in de vroege Middeleeuwen en waaromheen flinke buurten zijn gegroeid. Het komt voor het eerst in de bronnen voor in 1270, maar archeologische vondsten wijzen op een veel oudere bewoningsgeschiedenis. Op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 is het al een flink dorp en in de Tegenwoordige Staat van Friesland werd dat in 1788 bevestigd: ‘een schoon en groot dorp …, gelegen aan ’t Zuidelyk einde der Pingjumer Halsband. Men vindt hier eene groote binnenbuuren met eenige Straaten ten Zuidwesten, Zuidoosten en Noordoosten der Kerk. In den jaare 1663, werd het spits van den toren, door een Onweder, vernield, en een nieuw van veel grooter hoogte daar voor in de plaats gesteld.’ Voorts werd een aantal staten behandeld waarvan geen enkele meer bestaat en natuurlijk werd gewag gemaakt van Menno Simons, een van de leiders der doopsgezinden die met de geschiedenis van Witmarsum en het nabijgelegen Pingjum verbonden is. Op de kaart in de atlas van Eekhoff uit 1854 is het dorp in omvang toegenomen. Op oude kaarten valt in het zuiden van het dorp de Aylvastate met het grote park op. Daar resideerden de Aylva’s, een familie die eeuwenlang grietmannen voor Wûnseradiel en andere grietenijen en bestuurders voor de provincie heeft voortgebracht en een aantal excellente krijgskundigen leverde. De state is verschillende malen vernieuwd, maar het gebouw is afgebroken om plaats te maken voor een seniorencentrum. Aanvankelijk kreeg Witmarsum langs de Aylvaweg en Arumerweg aan weerszijden van de terp tot ver in de 20ste eeuw een streekdorpachtig karakter. Na de oorlog werden de nieuwbouwbuurten ten noorden en vooral ten zuiden van de streek ontwikkeld. Witmarsum is sinds 1880, toen het gemeentehuis vanuit Bolsward naar de oostzijde van deze weg werd verplaatst, hoofdplaats van Wûnseradiel. Het gemeentehuis is een rijzig gebouw in een plechtige mengstijl, dat eerst in 1980 en aan het begin van de 21ste eeuw nogmaals aanzienlijk is uitgebreid. Hiernaast staat café Kuperus in een kleurige uitdossing en rondpasgevel die past bij de vernieuwingen rond 1900. Aan de overzijde rijst de aan H. Nicolaas Tolentius gewijde neogotische kerk op, in 1903 gebouwd naar ontwerp van A.J. van Schaik, bij het augustijner klooster Vinea Domini. Het is een torenloze, eenbeukige kruiskerk met een vijfzijdig gesloten koor, een dubbel transept, met een dakruiter op de viering. De belangrijkste geloofsrichtingen waren in dit dorp met een kerk vertegenwoordigd. In het midden de hervormde kerk en verder de genoemde r.k.-kapel, een gereformeerde (een intussen niet meer in gebruik zijnde zaalkerk uit 1927) en een bescheiden doopsgezinde kerk. En juist Witmarsum is de geboorteplaats van Menno Simons, een van de stichters van de doperse beweging. Hij wordt met een obelisk even buiten het dorp herdacht. Aanvankelijk had Witmarsum een kerk met een kloeke zadeldaktoren. Die is in 1633 door storm verwoest. Toen is de huidige kerk gebouwd en die had een ‘fraaye ende spitse toren’. De kerk is gebleven, de toren niet. Die is in 1819 vervangen door een opengewerkte koepeltoren op de naald van het dak. Daarin hangen de in 1433 door Johannes van Boomen en de in 1565 door Jurien Balthasar gegoten klokken. De westgevel, aan de zijde waar de toren stond, is in 1819 driezijdig gesloten. De kerk staat op de met een gietijzeren hek en lindebomen omzoomde terp. Tegenover de kerk zijn op het plaveisel de perken voor het straatkaatsen aangegeven. Daar is ook café De Gekroonde Roskam uit 1861 te vinden, dat een gevel heeft met een overstekende verdieping die op kolommen rust. Daarnaast staat een pand met een ingezwenkte halsgevel uit 1739. De Witmarsumervaart maakt een lus door het midden van het dorp en zo kwam de in 1889 gestichte en nog vrij gave zuivelfabriek – die thans een andere bedrijfsbestemming heeft – in het vrij compact gebouwde en schilderachtige centrum terecht. Daar staat ook de voormalige smederij van Menagie.

De in de middeleeuwen aan Maria gewijde kerk is gebouwd aan de rand van een hoge es en is thans gelegen achter de bebouwing aan de rand van het dorp. Deze es moet al in de voorchristelijke tijd een plaats voor het begraven van de doden zijn geweest. Thans heeft Gasselte een van de grootste kerkhoven van Drenthe met een groot aantal zerken, meer dan honderd. Aan de westzijde is in 1613 een muur van kloostermoppen gemetseld, afkomstig van het ontmantelde klooster in Assen. Op last van stadhouder Willem Lodewijk van Nassau moest vanaf 10 mei 1598 ook in Gasselte de protestantse eredienst ingevoerd worden. Het oudste muurwerk van de kerk dateert uit het midden van de 13de eeuw. De kerk heeft koepelvormige romano-gotische stenen gewelven gehad, waarvan in de noordwand bij herstellingen in 1964 twee muraalbogen werden aangetroffen die in het pleisterwerk zichtbaar zijn gebleven. Inwendig is een dichtgezet spitsboogvenster in de noordwand te zien. De huidige rondbogige vensters zijn van veel later tijd. De kerk is in 1637 hersteld en tien jaar later nog een keer. In 1787 is op de westzijde van het dak een toren gebouwd met een bekleding van houten dokken of schaliën. Hierin kwam de in 1603 door Frerick van Butgen gegoten luidklok te hangen die voordien in een apart staande klokkenstoel was ondergebracht. Bij een omvangrijke verbouwing in 1851 kreeg het nieuwe dak blauw geglazuurde pannen en is het muurwerk gepleisterd. Deze bekleding is in 1964 weer ongedaan gemaakt, waarna het schone muurwerk wit is geschilderd. Het interieur wordt gedekt door een gestukadoord houten tongewelf dat uit de tijd van de grote verbouwing van 1851 dateert. De preekstoel met klankbord uit omstreeks 1630 heeft gesneden toogpanelen. De avondmaaltafel is uit 1680. Het koperen doopbekken is van iets later (1696) en staat op een smeedijzeren stander uit het einde van de 18de eeuw. Het orgel is in 1839 gebouwd door Johan Christoff Scheuer voor de kerk van Woudsend in Friesland en is hier in 1995 geplaatst.

Hemrik is een streekdorp dat in de late Middeleeuwen is ontstaan op een zandrug tussen de heide in het noorden en het hoogveen in het zuiden. In de Middeleeuwen stond er een aan Sint-Andreas gewijde kerk. Deze is in 1739 vernieuwd, waarbij waarschijnlijk gedeelten van het muurwerk zijn gehandhaafd. Er kwam een klokkenstoel met schilddak voor de klok uit 1495. Kort hierop, in het midden van de 18de eeuw, is de Opsterlandse Compagnonsvaart gegraven om het hoogveen te kunnen gaan exploiteren. Het agrarische dorp kreeg een impuls door de turfwinning. De vaart kwam vrij dicht ten zuiden van het dorp te lopen en er werd in 1755 het Hemrikerverlaat in de Compagnonsvaart geslagen. De sluis is precies een eeuw later in steen vervangen en in 1902 helemaal vernieuwd. Er staat een sluiswachterwoning bij die uit ongeveer 1880 dateert. De uit de jaren rondom 1920 daterende ophaalbrug is in 1952 van een andere plek gekomen. Langs de vaart is gedurende de 19de eeuw enige bebouwing gegroeid die bij het verlaat is verdicht. De oude weg op de zandrug maakt in Hemrik een bocht en daar staat de licht gekleurde dorpskerk heel effectvol in een boomzoom op een verhoogd kerkhof. De zaalkerk met een driezijdig gesloten koor is vermoedelijk in de 19de eeuw van pleister voorzien waaronder mogelijk het geheim van oude muurgedeelten schuil gaat. In de kerk staat een 17de-eeuwse preekstoel. Achter de kerk heeft de vervenersfamilie Van der Sluis in de tweede helft van de 19de eeuw een groot graf aan laten leggen. De stichter van deze half in het hoge kerkhof gegraven kelder is de in 1863 overleden J.A. van der Sluis. Er ligt een grafsteen met de stamboom. Aan de westzijde van het dorp staat ‘Het Koetshuis’, dat dezelfde familie in 1901 in de neorenaissancestijl heeft laten bouwen. Ten noorden staan aan het Himrikerpaed een paar oude boerderijen en ten westen van het dorp is een grote, moderne stoeterij gesticht.

Wiuwert is een terpdorp waar ten oosten van de kerkterp een als kaatsveld gebruikt open grasplein ligt. Daaromheen is de bebouwing van woningen en boerderijen gegroepeerd. Aan de noordzijde is die vrij gesloten. Oostelijk eveneens en aan de zuidzijde staan nog een woning van het notabele type en een boerderij. Onmiddellijk oostelijk van de kerk staat de pastoriewoning, een fraaie woning in eclectische mengstijl met allerlei versieringen in pleister. Naast de pastorie ligt een kleine stelpboerderij vrij ver naar voren, net als de naastgelegen grote blokvormige woning. Daarna springt de bebouwing terug en volgt een reeks woningen, waarvan één als café in gebruik is. De fraaiste reeks woningen ligt aan de oostzijde van het grasplein, een vijftal in de breedte gebouwde, kenmerkende maar gevarieerde dorpswoningen, waaronder één zeer brede die twee woningen onderdak biedt. Hierachter ligt enige gemengde bebouwing. Oostelijk is de buurschap Bessens gelegen. Even noordelijker stond Thetingastate of Waltastate, waar de Labadisten, een protestantse piëtistische sekte, in het laatste kwart van de 17de eeuw een kolonie hadden. Aan de zuidelijke uitvalsweg is vanaf het einde van de 19de eeuw lintbebouwing tot stand gekomen. Weer zuidelijker, aan de Oosterwierumer Oudvaart, stond de vóór 1900 gestichte zuivelfabriek die tachtig jaar later als timmerfabriek in gebruik kwam. Aan de westflank van het dorp is meer bedrijvigheid te vinden. Aan de zuidoostzijde van het oude dorp is nieuwbouw gekomen, waarbij het architectonische experiment niet is geschuwd. De kerk en toren staan op een hoge terprest waarin in 1866 Frankische gouden sieraden zijn gevonden. De kerk dateert van omstreeks 1200, maar alleen de achter een stevige steunbeer verstopte noordgevel heeft nog een middeleeuws karakter. De rest is vaak verbouwd: het laatst tussen 1860 en 1870, waarbij het koor en de zuidgevel met bruine baksteen zijn ommanteld. De van veel decoratieve effecten voorziene en met ingesnoerde spits bekroonde toren is in 1888 herbouwd. De kerk dankt haar roem aan mysterieuze mummies in de kelder onder het verhoogde koor.

De Clemenskerk is een bijzondere kerk. Niet alleen omdat zij tamelijk ver ten noordoosten van de dorpskom staat, maar ook omdat de gotische kerk uit de 15de eeuw op de in 1310 gestichte romaanse kerk is gestapeld. Aan de buitenkant is dat al af te lezen: er zijn sporen van smalle romaanse en een enkel opnieuw geopend venster te zien. Op de vrij gesloten romaanse benedenzone is de gotische verhoging geplaatst. De gotische vensters zitten opmerkelijk hoog. Het eind 15de eeuw toegevoegde diepe koor met driezijdige sluiting kreeg normale rijzige gotische vensters. Binnen is aan het muurwerk de stapeling duidelijk te zien. De stichtingssteen geeft aan dat de toren met vier geledingen en een traptoren aan de zuidzijde in 1410 is verrezen. Hij is van het Drents gotische type en mogelijk gebouwd naar plannen van Johan die Werckmeister. Boven de ingang staat een breed gotisch venster en in de tweede tot de vierde geleding zijn aan elke zijde een slanke spitsboog-nis met tracering verwerkt. De hoogste met galmgaten is voor de klok die in 1516 is gegoten door Geert van Wou en Johannes Schonenborch. Een verdieping lager is in 1988 (verbeterd in 1996) een door Cees Roubos uitgevonden chamadron opgesteld, een trompettenorgel waarvan de tongwerken door middel van een klavier worden bespeeld en waarbij de trompetten uit galmgaten worden geschoven. Het muurwerk van het interieur is van pleister ontdaan, maar het kruisribgewelf en het waaiergewelf van de koorsluiting hebben hun pleister nog. In het muurwerk van het schip zijn de tot nissen geopende romaanse vensters en de muraalbogen van de drie gewelfvakken te zien. Onder de vensters van het koor zitten diepe spaarnissen. De preekstoel uit 1663 heeft voor deze tijd ongebruikelijke ojiefbogen op de panelen. In de koorsluiting staat de dubbele, overhuifde herenbank met getordeerde zuilen van de familie Linthorst Homan uit het derde kwart van de 17de eeuw. Petrus van Oeckelen bouwde het orgel in 1819 voor de Asser Abdijkerk; het is in 1897 in deze kerk geplaatst.

Herbaijum is een klein terpdorp ten westen van de Slachte. De kern met kerk ligt ten noorden van de voormalige rijksweg Leeuwarden- Harlingen die vroeger erg veel verkeersoverlast bracht. Hier stond Sikkemastate, een adelshuis waar roem vanaf glansde omdat Sicco van Goslinga er geboren was. Sicco was grietman van Franekeradeel en curator van de Hogeschool van Franeker, waaraan hij zelf ook had gestudeerd, maar reisde veel als vooraanstaand ambassadeur van de Republiek. Deze Sicco, begraven in het nabijgelegen Dongjum, onderhandelde zelfs op Versailles met de Zonnekoning. Er wordt beweerd dat hij zich met een van de krijgslieden, S.G.J. van Burmania, onderhield in het Fries, geschreven met Griekse letters. Op de vraag wat de sleutel tot het geheimschrift was, moet hij de Franse kardinaal Richelieu geantwoord hebben ‘Dêr wie nin kaei fan’, er was geen sleutel voor. Het laatste spoor van de Sikkemastate is een restant van de stinspoort – een doorgang die de opbouw mist – opgetrokken van onder meer rooswinkels, een soort baksteen dat even kleiner is dan de kloostermop en dateert uit het begin van de 16de eeuw. Met de kerk is het vergelijkbaar gegaan. Van oorsprong dateert zij uit de Middeleeuwen, vermoedelijk uit de tweede helft van de 13de eeuw. Het gebouw is, op de noordmuur na, in 1872 onder leiding van architect P.J. Jaarsma vernieuwd. De noordmuur bestaat voornamelijk uit gele kloostermoppen, hier en daar gerepareerd en aangevuld met kleine gele drielingen. De toren is vermoedelijk in de jaren twintig van de 20ste eeuw op de westgevel gebouwd en heeft een ingesnoerde, achtzijdige spits, gedekt met leien. De kerk staat op een niet al te grote terp met een grindpad maar zonder boomzoom. De kerkbuurt is aan de zuidzijde afgegrensd door enkele lage, brede huizen van voor deze streken kenmerkende gele steen. De naoorlogse woningbouw kwam voornamelijk in een lus noordelijk om de kerkburen heen.

Wjelsryp is een terpdorp met een vrij losse structuur. Het dorp was ontsloten door de Franekervaart aan de westzijde. De enige ontsluitingsweg is in zuidelijke richting over de Wjelsrypstertille. Na de brug buigt de weg naar het westen en daar ligt de belangrijkste buurschap van Wjelsryp, het lange Westerend, met een vrij losse bebouwing van meest kleine boerderijen en huizen. De dorpskom ligt in het noorden: de Greate Buorren met een gevarieerde bebouwing van burger- en arbeiderswoningen uit vooral de 19de eeuw. De straathoek aan de Galemawei wordt gemarkeerd door een mooie, evenwichtige notabele woning. Aan de overzijde liggen buiten de dorpskom twee kop-rompboerderijen die beide een witgeschilderd voorhuis hebben. Meteen zuidelijk ligt de vrij hoge, kale terp met daarnaast de grote pastorie, een karakteristieke notabele woning uit 1877 op een vierkante plattegrond met uitgebouwde middenpartij. Daarop volgen de Lytse Buorren met niet alleen woningen uit de 19de eeuw, maar in zuidelijke richting ook jongere panden, zelfs tot naoorlogse volkshuisvesting toe. De school uit 1921 staat op de hoek met de Galemawei met ertegenover vrijstaande gebouwen met onder meer een stelpboerderij en een grote notabele woning, die net als de pastorie een vierkant grondplan heeft. Vanaf de kom van de buren is naar het zuiden toe de Tillewei aan de oostzijde bebouwd met voornamelijk dicht bijeen staande, maar wel vrijstaande en zeer verzorgde burgerwoningen uit de periode rond en kort na 1900. Waaronder een exemplaar in vernieuwingsstijl met een portiek in hoefijzervorm. Aan de andere zijde kwamen in de jaren zestig en zeventig een paar rijen volkswoningen. De dorpskerk is in aanleg 12de-eeuws en er wordt beweerd dat de oude kern er nog is. De toren is bouwvallig geworden en stortte in 1836 in. Voor de klokken is daarna een houten torentje op de westgevel gezet. De kerk is toen tevens helemaal ommetseld, zodat het een 19de-eeuwse kerk is geworden in romaanse hoofdvormen, vooral door het inspringende hoge koor.

Kerk en toren staan op een vrij hoge en door bomen en struiken omzoomde zandrug in het laagveengebied. Een driehonderd meter lange beukenlaan verbindt het kerkgebied met het streekdorp. Deze fraaie beukenlaan kon met toegangshek en een kosterswoning worden aangelegd dankzij een legaat van de in 1890 overleden Thijs van Urk, die in de kerk een gedenksteen kreeg. De toren uit de late 14de eeuw heeft drie geledingen en een piramidedak. De onderste en hoogste geleding zijn gesloten en onder staat aan de westzijde een segmentvormig gesloten ingang met een spitse boogtrommel. De tweede geleding heeft aan elke zijde een diepe rondboognis met een tracering in laagreliëf. De nissen zijn bij de restauratie in 1972-’74 gereconstrueerd. De derde geleding bevat aan elke zijde een enkel spitsbogig galmgat. Het schip en het koor worden geschoord door nauwelijks versneden steunberen. In de drie schiptraveeën en de koortravee en -sluiting staan smalle lancetvensters. Aan de zuidzijde is een vrij nieuwe consistoriekamer met plat dak aangebouwd die de middeleeuwse ingang aan het oog onttrekt en aan de noordzijde staat voor de oude ingang een groot, houten portaal met een fraai ojiefvormig dak met makelaar. Het portaal wordt in Kolderveen het klompenhok genoemd en is bij genoemde restauratie gereconstrueerd. Het interieur heeft een houten tongewelf. In de wanden van het koor zitten grote spaarnissen en kleine spaarnissen die kennelijk de functie van piscina en sacramentsnis hebben gehad. Een sarcofaagdeksel van roze zandsteen met wijdingskruisjes uit omstreeks 1200 is altaarblad geweest. Een ander sarcofaag-deksel is in 1612 hergebruikt als grafsteen. De preekstoel met klankbord in de koorsluiting dateert uit het begin van de 18de eeuw. De kuip heeft gegroefde hoekzuilen en toogpanelen. Het doophek met balusters uit begin 19de eeuw is bij de restauratie aangevuld en bezit een koperen doopboog. Samen met die in Meppel is het de enige in Drenthe. De eenvoudige, overhuifde herenbank is in de tweede helft van de 18de eeuw vervaardigd voor de familie Van Paasloo. Het orgel is in 1869 gebouwd door Petrus van Oeckelen.

Hiaure is een klein terpdorp waarvan de ontstaansgeschiedenis nog onduidelijk is. De terp kan al dateren van voor het begin van de jaartelling omdat het op oude kaarten een radiale terp lijkt die vergelijkbaar is met radiale structuren uit de omgeving die zeker uit die tijd dateren. Daartegen pleit het feit dat de terp niet erg hoog is en dat zou weer pleiten voor een datering in de vroege Middeleeuwen, niet al te lang voor het begin van de dijkenbouw in de 11de eeuw. De terp is door de eeuwen heen erg dun bevolkt gebleven. Pas gedurende de afgelopen anderhalve eeuw zijn haaks op de doorgaande weg, aan De Wylgen en vooral Krûdikker, woonbuurtjes ontstaan. Er is geen spoor meer te vinden van een ringweg of radiale paden. Buiten de kleine kern bestaat het dorp verder uit verspreid staande agrarische bebouwing, waarvan boerderij Hibbema aan de zuidwestkant ook op een terp lijkt te liggen. Noordwestelijk van Hiaure en aan de andere zijde van de Hantumervaart ligt de buurschap Lutkelaard, bestaand uit een paar boerderijen. Ten noorden van deze boerderijen ligt volgens de kaart van Eekhoff een onbebouwde terp. Hiaure was vroeger op enige afstand ontsloten door de Hantumervaart die met een vrij onregelmatig beloop van dat dorp naar Dokkum leidde. Pas laat, in de tweede helft van de 19de eeuw, is de weg Hantumerwei – De Ham van de Hantumerhoek over Hiaure naar Betterwird – Dokkum totstandgekomen. De dorpskerk van Hiaure staat nu aan de jonge, doorgaande weg op het terprestant. Het gebouw is in 1869 tot stand gekomen op de plaats van een oude kerk met een zadeldaktoren die in het muurwerk veel tufsteen en mogelijk stenen gewelven bevatte. De nieuwe kerk is naar ontwerp van G.P. Keuning te Ternaard opgetrokken. De toren met ingesnoerde spits is ingebouwd in de kerk. Na de voorkerk is het schip drie traveeën diep en dan volgt de driezijdige sluiting. Het gebouw is geopend met grote rondboogvensters met ijzeren roeden.

Wolsum is een terpdorp dat in de Middeleeuwen is ontstaan in de noordwestelijke hoek van de grietenij ten zuidoosten van Bolsward. Het dorp was met twee opvaarten ontsloten naar de Wymerts of Bolswarder zeilvaart. Op de vroegste afbeelding van het dorp op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 staat rond de kerk een compacte dorpsbebouwing van huizen en verspreid in het land in de omgeving boerderijen die soms tot een boerenbuurschap zijn geconcentreerd. De Tegenwoordige Staat van Friesland had in 1788 niet zoveel te melden: ‘Wolsum, niet verre van Bolswerd, en naby de vaart, die van de Nieuwe zyl derwaards loopt, zo dat men hier te scheep vry gemakkelyk af en aan kan komen. Onder dit Dorp … behooren de buurtjes Laard, Jouwsard, Remsard, Vyfhuis en Ytzum.’ De buurten bestaan nog steeds en bij de brug over de vaart is bovendien de buurt Wolsumerketting ontstaan. Op de kaart in de Eekhoffatlas uit 1851 staan drie huizen, waar de kaart van 1716 alleen nog het Wolsumer Ketting huis vermeldde. In Vijfhuis staan in 1851 al drie huizen meer dan de naam aangeeft. De andere buurten bestaan uit boerderijen. In het midden van de 19de eeuw stonden in de kom van het dorp elf huizen die ruim 50 bewoners huisvestten. Achter de kerk is de compacte kerkbuurt nog te ervaren. De kerk is omstreeks 1870 gebouwd ter vervanging van een middeleeuwse voorgangster die aan Sint-Martinus was gewijd. Het is een zaalkerk met een driezijdige sluiting in een merkwaardige mengstijl. Het muurwerk wordt geleed door lisenen en er staan grote rondboogvensters in. De hoeken van de gevel en die van de grotendeels ingebouwde toren hebben decoratieve pinakelbekroningen. De gevel wordt afgedekt door een rondboogfries. In de kerk staat een 17de-eeuwse preekstoel. De tot gevelhoogte in steen opgetrokken, tamelijk forse toren heeft een houten bovenbouw met aan elke zijde dubbele galmgaten en een ingesnoerde spits. In de toren hangt een luidklok uit de 15de eeuw.

De kloeke kerktoren vormt een opmerkelijk contrast met de lage en lange tweebeukige kerk. De drie geledingen tellende 15de-eeuwse toren is de rijkst versierde gotische toren van Drenthe. Zowel de hoeken als de nissen zijn verrijkt met zandstenen blokken. In de gesloten onderste geleding staat een in zandsteen omlijste, korfbogige ingangspartij in een rondboognis. In de boog staat dat de toren in 1549 en 1718 is hersteld en in de boog-trommel dat dit in 1827 nogmaals gebeurde. Toen is de huidige bekroning met laag piramidedak, lantaarn en koepeldakje met een dubbele omgang totstandgekomen. Boven de ingang staat een groot spitsboogvenster. De andere twee geledingen zijn verlevendigd met hoge, slanke spitsboognissen met traceringen en drie- en vierpassen van zandsteen. Aan de oostzijde is te zien dat het kerkdak hoger aangekapt heeft gezeten. De zuidelijke beuk van de kerk is ongeveer gelijk met de toren in de 15de eeuw gebouwd. Het muurwerk wordt geschoord door tweemaal licht versneden steunberen. In elk van de zeven traveeen staat een spitsboogvenster, behalve in de vijfde waarin een dichtgemetselde ingang in een spitsboog is te zien. De noordbeuk is in 1518 toegevoegd. Het ongelede en van spitsboogvensters voorziene muurwerk vertoont een opmerkelijke knik. In 1779-’81 is het veelzijdig gesloten koor vervangen door een aanzienlijke uitbreiding van beide beuken tot aan de hoofdstraat, waar een zeer decoratieve sluitgevel met allerlei classicistische motieven werd opgetrokken. Binnen worden de beuken gedekt door bij de restauratie van 1959-’63 aangebrachte houten tongewelven die rusten op een colonnade van ronde zuilen. Aan de lijstkapitelen zitten ijzeren ringen, waaraan de schippers hun zeilen te drogen konden hangen. In de vloer zijn veel grafzerken gelegd. Midden tegen de zuidwand is de barokke preekstoel (1696) opgesteld, met gewrongen hoekzuilen en een koperen lezenaar in een dooptuin met een koperen doopboog (1782). J.H. Germans vervaardigde in 1964 de doopvont. Het orgel is in 1712-’16 gebouwd door Jan Harmensz. Kamp, in 1722 gewijzigd door F.C. Schnitger en later weer deels gereconstrueerd.

Het terpdorpje Hichtum komt in 1270 voor het eerst als Hectum in de bronnen voor. Het is het eerste dorp ten noorden van Bolsward aan de Harlingervaart en wordt aan dat water ingeleid door een aardig waterbuurtje. Het dorpsgebied is nooit groot geweest. Het buurtje Sieswerd of Syswert hoort er vanouds bij; het ligt nu aan de andere kant van de provinciale Westergoawei. Hichtum heeft maar één straat: de Schwartzenbergweg. Ten noorden van de kerk staat enige bebouwing die een dorpskom vormt. Tegenover de kerk is in de late 19de eeuw een buurtje gebouwd. Ten zuiden van Hichtum stond Wibrandastate, dat uit twee flinke gebouwen en een poortgebouw bestond, waarop generaties lang voor Wûnseradiel belangrijke adellijke geslachten hebben geresideerd: Wibranda, Aysma, Van Huyghis, Aytta en Schwartzenberg en Hohelansberg. Wibrandastate bevatte 25 kamers en stond bekend om haar tuinen met 140 vruchtbomen. Dat die wel eens moesten worden uitgedund bewijst een houtverkoop in de 18de eeuw. In 1833 worden 330 bomen verkocht en vier jaar later alle resterende bomen. Spoedig daarna is de state afgebroken. Hier is toen een kophals- rompboerderij voor in de plaats gekomen, die er nog steeds staat. Hoewel zo’n vervanging heel gebruikelijk is, is hier iets bijzonders aan de hand: om het huidige Wibrandastate liggen opnieuw een royaal en fraai beplant erf en een boomgaard. In de Gouden Eeuw werd de state bewoond door Hessel van Huyghis en Frouck van Wyckel voor wie in de kerk een pronkerig grafmonument is opgericht dat thans merkwaardig met de preekstoel is verweven. Ook van de machtige familie Thoe Schwartzenberg en Hohelansberg zijn grafsporen in de kerk te vinden. De omstreeks 1200 van gele kloostermoppen gebouwde kerk staat op een met een schelpenpad met essen en iepen omzoomd kerkhof. In de noordmuur zijn sporen te zien van kleine romaanse vensters, in de zuidmuur enkele sporen van flauw spitsbogige romaanse vensters en een rondbogige hagioscoop. De toren is eveneens van gele moppen opgetrokken.

Wolvega is oorspronkelijk een streekdorp van middeleeuwse oorsprong dat in 1218 voor het eerst in de bronnen voorkomt. Vanaf het midden van de 19de eeuw heeft het zich ontwikkeld tot een grote plaats. Vooral nadat in 1828 de nieuwe rijksstraatweg van Leeuwarden en Zwolle door het dorp werd getrokken en Wolvega in 1865 bovendien aan de spoorverbinding van deze steden kwam te liggen. In 1835 kwam het grietenijhuis op het kruispunt van wegen in het centrum tot stand en Wolvega werd daarmee hoofdplaats van Weststellingwerf. Op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 is te zien dat het dorp al tot een flink kruisdorp uitgroeide. Ten noorden liggen bouwlanden en bospercelen, ten zuiden waar het dorpsgebied tot de Linde loopt, ook nog stroken bouwland. In het westen staat een korenmolen en in het oosten het Lycklamahuis. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 van Wolvega vermeld: ‘een schoon en vermaaklyk Dorp, liggende, aan den reeds gemelden Buitenweg …. Hetzelve is voorzien van schoone bouwlanden en bosschen, benevens weid- en hooilanden, die Zuidwaards tot aan de Linde loopen, en van Olde Holtpade af binnen eenen Dyk beslooten liggen …. De Kerk van Wolvega, die een’ schoonen spitsen toren heeft, en van binnen met een Orgel, fraaie gestoelten, zitbanken en wapenen versierd is, staat ten Noorden van eene dubbele buurt welgebouwde huizen. Niet ver van de Kerk, ten Zuiden van den rydweg, heeft men de schoone Woonplaats der Familie van Haren, in welke de waardigheid van Grietman deezes Deels jaaren lang is geweest; zynde thans de huizing, die voor eenige jaaren door een’ ongelukkigen brand verteerd werd, wederom zeer fraai opgebouwd. … Rinke van Lyklama, hier voor deezen Grietman zynde, heeft een schoon huis uit eene graft doen opmetselen … Lyklama Stins genaamd; doch hetzelve is, in ’t jaar 1736, op afbraak verkocht. Nog heeft dezelve eene Schipvaart van dit Dorp, Noordwaards, door Nye Lemmer, naar de Kuinder doen graaven, en daar door te wege gebragt, dat Wolvega niet alleen wel ter reed, maar ook ter vaart gelegen is. Ten Westen des Dorps heeft men een Korenmolen.’ Op de kaart in de atlas van Eekhoff uit 1850 – als Wolvega al hoofdplaats is geworden – blijkt de kruisbuurt door concentratie van bebouwing zeer verdicht te zijn. De buitens van Van Heloma en Van Haren zijn in parkgebieden weergegeven en ten zuiden van de plaats aan de rijksstraatweg ligt de publieke wandelplaats van de Nieuwe Aanleg. Een park dat naar ontwerp van Lucas Roodbaard in 1839 als werkverschaffingsproject is uitgevoerd, waarna in 1857 de algemene begraafplaats erbij werd aangelegd. Het wit gepleisterde neoclassicistische grietenijhuis kwam in 1835 naar ontwerp van E. de Graaf op het kruispunt tot stand en bezat aanvankelijk een parkachtige tuin die ook door Roodbaard was ontworpen. Van de stinsen en staten resteert alleen Lindenoord, een rijzig landhuis van een hoge belétage op een souterrain met een hoge tentkap. Een huis dat na brand in 1780 in Lodewijk- XVI-stijl is herbouwd. Nadat achter dit buiten jarenlang een paardenrenbaan had gelegen, is er aan het einde van de 20ste eeuw een wijkje ontwikkeld in post-modernistische stijl. De hervormde kerk is oorspronkelijk gewijd aan Maria Magdalena en werd in 1646 herbouwd, met hergebruik van oude muurgedeelten. De zaalkerk met driezijdige sluiting doet gotisch aan. De houten bekroning van de toren is van 1894. De rooms-katholieke kerk kwam in 1939 tot stand naar ontwerp van P. Cuypers jr. Van de voorgangster uit 1914, ontworpen door Wolter te Riele, bleef de toren gehandhaafd. Aan de achterzijde van het kerkhof staat een neogotische kapel, waarvan wordt beweerd dat het in een houten versie door Tinco Lycklama à Nijeholt op een wereldtentoonstelling in Parijs was gekocht, later is het gebouw ‘versteend’. Was Wolvega in de eerste tientallen jaren van de 20ste eeuw al uitgebreid, na de oorlog is de plaats snel gegroeid. Het nieuwe gemeentehuis met een hoogbouwelement (2003) is een hoogtepunt van het nieuwe elan.

De Sint-Barbarakerk die als geheel kort na 1477 tot stand is gekomen, is in enkele opzichten een opmerkelijk originele kerk. Bij benadering valt al op dat de toren slank is vergeleken met het brede schip. Deze toren is aan de voorzijde geschoord door hoge, tweemaal versneden steunberen die in een dubbele rondboogconsole uitlopen om de hoogste torengeleding met dubbele, rondbogige galmgaten en een ingesnoerde naaldspits te ondersteunen. Tussen de steunberen zitten de ingang en het daarboven staande grote rond-boogvenster met gaffeltracering ingeklemd. Het schip heeft een opmerkelijke breedte gekregen door een bijzondere draagconstructie. Inwendig staat een gebintconstructie van stijlen en dekbalken als van een hallenhuisboerderij. Daardoor zijn binnen smalle pseudo-zijbeuken gevormd. Waarschijnlijk waren de wanden van het schip eerst van hout en zijn ze in het begin van de 17de eeuw door steen vervangen. Aan de buitenzijde zijn de dakschilden met een knik over het schip gesleept. Het koor heeft dragende muren en daar zijn onversneden steunberen tegenaan geplaatst. Het schip is aan beide zijden geopend met vier spitsboogvensters; het koor heeft er twee aan elke zijde en in twee van de drie zijden van de sluiting zit ook zo’n venster. De sluitmuur is dichtgezet omdat de preekstoel er binnen tegenaan is geplaatst. Inwendig draagt de genoemde gebintconstructie een houten tongewelf dat over het koor en de sluiting doorloopt en daar een gedaanteverwisseling ondergaat. Het warm oker gewelf kreeg in rode en witte blokken geschilderde ribben en er kwamen drie gewelfschotels met voorstellingen van een zegenende hand, een fontein en een toren. In het koor staat een offertafel uit 1477 en in de vloer ligt een priesterzerk uit 1506. De avondmaaltafel dateert van 1631, een geschenk van Frens Jacobs en diens vrouw Harmken Frens. De preekstoel uit 1744 heeft een smeedijzeren lezenaar en twee koperen kandelaars. Het in 1846 door Stulting & Maarschalkerweerd voor de Kleine Kerk van Zierikzee gebouwde orgel is hier in 1897 geplaatst zonder de oorspronkelijke kas.

Hidaard is een klein terpdorp in de oostelijke punt van het eiland van Easterein en even ten noordoosten van de scherpe bocht die de Slachtedyk maakt bij de Kliuw. Het dorp kan uitsluitend over de Slachte worden bereikt: de ‘oprijlaan’ naar het dorp ligt even ten noorden van de Hidaardersyl. Bij deze brugsluis staan wat huizen en verder staat de meeste bebouwing van huizen en boerderijen rondom de kerkterp en aan de zuidoostzijde bij de parkeerplaats en speeltuin. Voor de kerkterp ligt aan de westzijde een flink kaatsveld. In de voormalige school is het dorpshuis gevestigd. De kerk op de betrekkelijk hoge kerkhofterp is omgeven door een grindpad met dubbele haag met linden. De kerk is in 1873 naar ontwerp van J.A. Timmenga gebouwd ter vervanging van een ouder bedehuis. Het gebouw is opgetrokken van grauwbruine baksteen met gele dagkanten om de vensters met ijzeren traceringen. De toren is in de westgevel opgenomen en voorzien van een houten bovenbouw met een ingesnoerde, achtzijdige spits met leien. Het kerkdak heeft blauw geglazuurde gegolfde Friese pannen. Tijdens restauratie is de grafzerk gevonden van de laatste abt van Bloemkamp, de cisterciënzer abdij nabij Hartwerd. De zerk van Thomas van Groningen is in de kerk opgesteld. De Hidaardersyl is lang van groot belang geweest voor de afwatering van de binnendijkse landen van Hennaarderadeel en Baarderadeel. Het water werd geloosd in de Oude Kloostervaart. Het klooster in kwestie was de abdij Bloemkamp, die waarschijnlijk een rol heeft gespeeld bij de aanleg. De sluis werd onderhouden door de ingelanden van de polder Easterein. Het stuk dijk dat vanaf Easterein om het dorpsgebied van Hidaard voert, de Tjebbingadyk, leidt naar de Kliuw, het knooppunt van dijken bij de scherpe bocht in de Slachte. De naam pronkt op een grote stelpboerderij ten noorden van de bajonetvormige viersprong en westelijk van de dijk. De naam de Kliuw heeft zich vooral gehecht aan de voormalige herberg ten zuidoosten van de kruising.

Wommels is in 1984 de hoofdplaats geworden van de gemeente Littenseradiel, gevormd uit Hennaarderadeel en Baarderadeel. Het is vanouds een zuiveldorp. Aan de noordzijde werd aan de Bolswardertrekvaart in 1892 de zuivelfabriek van de Nederlandsche Maatschappij van Kaas- en Roomboterfabrieken gesticht (die in 1934 al weer sloot) en een jaar later, in het zuiden aan dezelfde vaart, de Coöperatieve Stoomzuivelfabriek Wommels die het veel langer volhield. Wommels werd vooral een kaasdorp. Hier en daar zijn kaaspakhuizen te ontdekken en ook nog flink wat, onmiddellijk te herkennen huizen van kaashandelaren: ze hebben verhoogde zolders met halfronde vensters boven de gewone woonverdieping, de kaaszolders. Middenin het dorp ligt een plectrumvormig, glooiend gazon, een prachtig door bomen omzoomde open ruimte met het portretbeeld van freule C.J. de Vos van Steenwijk door wier legaat jaarlijks de ‘Freulepartij’ voor jonge kaatsers in Wommels kan worden gehouden. Aan de oostzijde heeft ooit Sminiastate gestaan, een eenvoudige adellijke woning met een prachtig park. In 1898 heeft burgemeester Hopperus Buma, van moederszijde afstammeling van de familie die daar woonde, er een gigantische villa in neorenaissancestijl laten bouwen. Toen hij spoedig in conflict kwam met de gemeenschap over de organisatie van de armenzorg nam hij ontslag en verhuisde naar Haarlem. Hij liet de villa steen voor steen afbreken en aan het Spaarne weer opbouwen. Op het gebied van de tuin van Sminia zijn woningen gebouwd, onder meer de in opvallende carrévorm gerealiseerde arbeiderswoningen in 1925. In de hoge hoek van het grasplein, richting kerk, staat de uit 1898 daterende Wilhelminaboom met een fraai smeedijzeren hek waarin vijf van ijzer gegoten portretmedaillons van hare majesteit zijn verwerkt. Ten zuidwesten van de kerk staat het gemeentehuis, in 1840 al gesticht, vele malen verbouwd en in 1987 sterk uitgebreid. Achter het gemeentehuis ligt het ruime kaatsveld. Woningbouw vond plaats om het centrale grasplein, nabij de kerkterp, iets oostelijker, aan beide zijden van de trekvaart en vooral in de late 19de en gedurende de 20ste eeuw langs de uitvalswegen. De naoorlogse ontwikkelingen van bouw van woningen en bedrijven heeft zich aanvankelijk voltrokken in de smalle strook tussen de trekvaart en de straat naar de Súdhoeke en de Slachtedyk waar een vriendelijk, traditionalistisch buurtje is ontstaan. Daarna zijn eerst vooral ten westen van de trekvaart en spoedig ook ten oosten van de doorgaande noord-zuid route, woonwijken ontwikkeld. Nabij de brug over de trekvaart is bij een rafelig plein het ‘Tsiispakhûs’ te vinden, een museum met onder meer informatie over de vele terpen en terpvondsten uit de wijde omgeving, maar vooral met een heldere presentatie van de strijd tegen het water met als hoogtepunt de monumentale Slachtedyk. De hervormde kerk staat op een ruim en betrekkelijk hoog kerkhof, begrensd door een hek met hagebeuk. Aan de noord- en zuidzijde staan wat esdoorns en op de zuidoosthoek een flinke treurwilg. De kerk is oorspronkelijk toegewijd aan Jacobus en is in de dertiende eeuw gebouwd van gemêleerd gele kloostermoppen. Zij heeft grote spitsboogvensters met geprofileerde bakstenen traceringen. In de zuidgevel levert het met de steunberen een regelmatig gevelritme op. In de noordgevel staan minder vensters en is het metrisch effect geringer. In het koor met een sluiting van vijf zijden van een regelmatige tienhoek zijn de vensters dichtgezet, maar daar zit wel een toegangspartij in een fraaie tudornis. De kerk is in de 16de eeuw verbouwd. De forse toren dateert uit de 19de eeuw. Hij heeft drie geledingen met rondboognissen, een geblokte kroonlijst en een ingesnoerde, achtzijdige spits. Het stemmige interieur heeft ongeverfde trekbalken op fraaie sleutelstukken en veel eiken meubilair van kansel, doophek en banken. Er staat een herenbank uit 1625, het andere meubilair is jonger. Het orgel is neutraal grijs geschilderd en in het koor ertegenover hangen rouwborden van de bewoners, uit de families Sminia en Eysinga, van Sminiastate.

De romano-gotische kerk, in de middeleeuwen gewijd aan Margareta, is in het midden van de 13de eeuw totstandgekomen. De ongelede zadeldaktoren zal het eerst zijn gebouwd. Deze heeft iets boven het midden tweelichtsvensters met deelzuiltjes van natuursteen in een rondbogige gepleisterde nis en daarboven rondbogige galmgaten. Na de toren zijn het koor en het schip gebouwd. Mogelijk is dit bij het schip in twee onmiddellijk op elkaar volgende fasen gebeurd. Begonnen is met een laag, in steen overwelfd schip. Daar getuigen de laaggeplaatste kleine romaanse vensters van, twee in de noord- en drie in de zuidmuur. Ook in de westelijke muur staan zulke kleine vensters. Om een of andere reden is tijdens de bouw besloten om het schip hoger op te trekken en niet in steen te overwelven. Zo kwamen er bovendien in een hogere zone aan beide zijden nog eens vier grotere, in de dagkanten geprofileerde romano-gotische rondboogvensters bij. Het iets versmalde koor met halfronde sluiting kreeg rijzige vensters van dit model. Alle muurwerk wordt geschoord door tweemaal versneden steunberen. In de zuidmuur staat een rondbogige ingang en in het koor een kleinere priesteringang. De ingang aan de noordzijde is in 1778 van een gemetseld portaal voorzien. Het schip wordt gedekt door een vlak balkenplafond, het koor door een romano-gotisch ribgewelf. De triomfboog en de vier ronde ribben en vier schijnribben die in een rozet rond een sluitring zijn vergaard, bezitten decoratieve beschilderingen die bij de restauratie in 1969-’71 zijn aangevuld. In de sluitring zien we de duif van de Heilige Geest en een randschrift met onder meer: v eni sanctus spiritus. De zeldzame wijwaterbak dateert van het midden van de 12de eeuw en de 13de-eeuwse, van mensfiguren voorziene, doopvont uit het begin van de 13de eeuw. Het offerblok uit 1661 is net wat ouder dan de preekstoel die Dirck Jans Bijmold in 1678 vervaardigde. Het doophek is van omstreeks 1800 en de familiebank Tonckens van 1724. Het orgel is in 1896 door E. Leichel gebouwd.

Hieslum is een klein terpdorp dat al in een stuk van 855 wordt genoemd omdat een zekere Folkertus uit het dorp een schenking aan het klooster in het Duitse Werden doet. Het dorp komt ook voor in een lijst van kloosterbezittingen van Fulda. Vroeger lag Hieslum tussen allerlei meren en plassen gevangen. Dankzij droogmakerijen ligt het nu in de verlatenheid tussen de Workumer Trekvaart en de Brekken rond Oudega. Het is het meest zuidoostelijke dorp van Wûnseradiel. In de dorpskern wonen weinig mensen; de meeste inwoners zijn te vinden in twee buurschappen. Ten noorden van het dorp ligt de buurschap Atzeburen, ten zuiden de vrij aanzienlijke Idzerdaburen. Het dorp met slechts een paar huizen en schuren aan de weg, ligt merkbaar hoog in de lage landerijen. Het uitzicht is spreekwoordelijk weids. De kerk staat iets naar achter en kwam op de plaats van de middeleeuwse kerk die vermoedelijk omstreeks 1300 was gebouwd. De kerk behoorde in de late Middeleeuwen aan het St.-Odulphusklooster in Stavoren. Dat hield in dat de pastoors door dit klooster werden aangesteld. Dankzij een tekening uit 1789 is bekend dat die kerk een zadeldaktoren bezat. De huidige kerk van Hieslum is niet oud. In 1874 is het middeleeuwse gebouw afgebroken. De nieuwe kerk lijkt sprekend op die van Idsegahuizum en kreeg een houten toren op het westelijke front. Zij heeft een schip met rondboogvensters, een driezijdige koorsluiting en dat houten torentje op de westgevel. Op de overgang naar de achtzijdige spits zit een kleine balustrade met gekruist regelwerk. In de toren hing een klok die in 1696 door Petrus Overney in Leeuwarden is gegoten, maar die tijdens de oorlog door de bezetters is geroofd. Er hangt nu een nieuwe luidklok. Het interieur bevat een preekstoel met ionische zuiltjes op de hoeken van de kuip die in de eerste helft van de 17de eeuw is vervaardigd. Achter het 19de-eeuwse orgelfront met zilver geschilderde houten pijpen staat een harmonium.

Aan het terpdorp Wons dankt de grietenij haar naam. Ook is het een dorp dat er ooit met het rechthuis het middelpunt van was. Nu straalt het die functie niet meer uit. Het ligt tegenwoordig zelfs wat afzijdig sinds het vrij drukke verkeer richting Makkum om het dorp wordt geleid. De bebouwing bestaat uit bescheiden, sfeervolle huizen en enkele representatieve rentenierswoningen en vooral aan de zuidzijde liggen ook boerderijen. De kerk is daardoor het brandpunt bij uitstek. Die staat midden op de terp in gezelschap van de pastorie links en de voormalige school rechts aan de dorpsstraat met een aardige, compacte bebouwing. De bebouwing staat verder aan de uitvalswegen: de Noorderlaan, Wildingelaan en Weersterweg en er is een vrij jong buurtje bij de Melkvaart. In het midden staat heel parmantig de centraalbouwkerk, een zeldzaam type, specifiek ontwikkeld voor de protestantse eredienst waar men zich kan scharen rond de dienst van het woord. Zij werd in 1728 gebouwd ter vervanging van een middeleeuwse kerk achter een zadeldaktoren. Het gebouw vertoont een verfijnde afwisseling van acht brede en smallere muren. In de brede staan grote rondboogvensters. Het piramidedak wordt bekroond door een koepeltorentje met balustrades, galmgaten en uurwerken. Binnen heeft de kerk een kansel uit 1681, een galerij tegenover het preekmeubel en een orgel in een paarsrode kleur met lichte ornamentiek uit 1891. Wons heeft lang een belangrijke bodemschat gehad, maar nadat die in 1941 en 1961 bij archeologisch onderzoek werd ontdekt, is zij naar het kerkmuseum in het verre Jannum aan de andere kant van Friesland overgebracht. De schat bestaat uit aanzienlijke fragmenten gebeeldhouwde roze Bremer zandsteen die in de vroege 14de eeuw mogelijk een koorhek vormden. Ze dragen voorstellingen van apostelen, maar ook de geboorte van Christus en het Lam Gods is erop te zien. Wat de kerk nog wel bezit is een grote gedenksteen voor J.C.P. Salverda (1783-1836), een romantisch Fries dichter die schoolmeester in Wons was.

De in de middeleeuwen aan Sint-Margareta gewijde kerk staat op het dorpscentrum gericht en heeft op het eerste gezicht niets middeleeuws. Juist deze kerk heeft echter een belangrijk oud en voor Nederland zeldzaam gedeelte: het thans als consistorie gebruikte koor. Dit rechtgesloten koor is omstreeks 1200 voor het grootste gedeelte opgetrokken van bewerkte granieten blokken in fraaie roze en grijze tinten, zoals bij middeleeuwse kerken in het midden en oosten in Ostfriesland veel voorkomt. Dit muurwerk gaat op tot ongeveer 3,75 meter, daarboven is het koor in baksteen verhoogd. In dit baksteenwerk zijn in de oostelijke sluitwand sporen te zien van dichtgemetselde, kleine romaanse rondboogvensters. In de 14de of 15de eeuw zijn grotere vensters in het koor aangebracht, een zeer breed spitsboogvenster met gepleisterde dagkanten in de zuidmuur, in de noordmuur een kleiner venster van dit type en aan de oostzijde is de hoge nis ingevuld met een deur en een hoog bovenlicht. Het interieur is gedekt door een koepelvormig kruisribgewelf met opvallend stevige, rechthoekige ribben die in de sluiting in een ring om een ronde opening zijn verzameld. De middeleeuwse kerk die tot een hoogte van anderhalve meter ook uit granietblokken bestond, is vervangen door de huidige ruime zaalkerk, in 1857 gebouwd naar ontwerp van W. van Ernst. Zij werd veertig jaar later, na een brand, nog eens hersteld. Het gebouw is vijf, door lisenen gelede traveeën diep en kreeg in beide zijgevels grote rondboogvensters. De iets uitspringende slanke toren is gepleisterd met schijnvoegen. Op de torenromp staat een sterk verjongde achtkantige lantaarn met spits. De ingang heeft een halfrond bovenlicht en in de vleugelmuren zitten rondbogige nissen. Het geheel heeft een vooral neoclassicistisch karakter. Het interieur wordt gedekt door een gestucadoord tongewelf dat na de brand is hersteld en een voor die tijd kenmerkend ornamentbies kreeg. Ook de preekstoel met klankbord op een gesneden kolom met voluutvormige consoles en het orgel dateren van na de brand. Het orgel is in 1899 gebouwd door de gebroeders Van Oeckelen.

Hijum is een terpdorp dat in de vroege Middeleeuwen is ontstaan op een kwelderwal nabij de monding van de Boarn. Vanaf de 11de eeuw is de terp in de vroegste bedijking – de huidige Lege Hearewei en Hijumerweg – opgenomen, waardoor de terp geheel binnendijks kwam te liggen. Hijum was met de Hijumervaart ontsloten. Deze komt in de buurt van het voormalige klooster Genezareth uit in de Finkumervaart om dan verbinding met de Dokkumer Ee te krijgen. De terp heeft oorspronkelijk een radiale structuur, maar daar is weinig meer van te zien omdat op het rechthoekige, hoge kerkhof na, de terp omstreeks 1900 sterk is afgegraven. Het kerkhof met een bomenzoom ligt als een eiland in de open dorpskern. Het hoogteverschil valt vooral aan de westelijke zijde op: daar is dan ook de ijsbaan gekomen. Aan de noordzijde ligt het buurtje de Alde Ringwei en de ringweg is verder met enige moeite te herkennen langs Efter de Wâl en langs de sportvelden, Oerd en de Lege Hearewei. De Ljouwerterdyk is later oostelijk van het dorp verlegd en in 1900 kreeg het dorp een halte 3de klasse van de Noord Friesche Lokaal Spoorweg, die in 1936 werd opgeheven. Het stationsgebouw is bewaard gebleven, een bescheiden gebouw met een uitspringende partij. Het tracé van het spoor is nog in het landschap te zien. Bij binnenkomst voert de Lege Hearewei scheef het dorp in en daar vraagt de gereformeerde kerk, de Bethelkerk, de aandacht. Het gebouw is in 1877 opgetrokken op een T-vormige plattegrond en heeft een aardig geveltorentje dat wordt bekroond door een opengewerkt houten spitsje. De oude dorpskerk, toegewijd aan Sint-Nicolaas, is in het tweede kwart van de 12de eeuw van tufsteen gebouwd. Zij heeft een vijfzijdig gesloten koor (15de eeuw) en een ingebouwde zadeldaktoren. Die vormt met de zijruimten een westwerk, waarvan de noordelijke zijruimte op de verdieping ook nog een tongewelf bezit. Het muurwerk van het schip vertoont spaarvelden, lisenen en rondboogfriezen.

Workum was een open stad zonder stadsverdediging. De stad was smal en lang, van de sluis tot het Dwarsnoard meer dan anderhalve kilometer. Workum is gebouwd aan weerszijden van de gedempte Wymerts. Hoewel de stad niet aan zee lag, deed zij volop mee aan de zeehandel. Workum was door het Soal met de Zuiderzee verbonden. Deze waterweg bezit na twee kilometer vanaf het IJsselmeer een schutsluis met tegen de dijk een schilderachtig gebied. Hier ligt onder meer herberg Séburch en de meer dan drie eeuwen oude scheepswerf De Hoop. Dat de Workumers veel hebben omgezet met zeevaart en handel is aan vele pronkgevels uit 17de en 18de eeuw langs het Súd en het Noard te zien. Vanaf de sluis tot het zuidelijke einde van het Súd staat een grote verscheidenheid aan bebouwing. Er staan vooral 19de-eeuwse panden die ervan getuigen dat het Workum voor de wind ging. Aan het Súd van de gedempte Wymerts-gracht is de bebouwing gevarieerd van leeftijd en vorm. Het centrum is de Merk, de markt. Vanuit de Merk is de rangorde van Workum helder. Aan de Merk staan stadhuis, kerk en waag, de hoofdgebouwen van wereldlijk en kerkelijk gezag. Hoe verder van de Merk, hoe eenvoudiger de bebouwing wordt, hoewel er aan het Dwarsnoard helemaal in het noordoosten nog belangrijke panden staan. De Sint-Gertrudiskerk staat met haar forse toren aan de zuidwestelijke zijde van de Merk. Sinds de 10de/11de eeuw heeft in Workum al een kerk gestaan. In 1480 werd met de bouw van een nieuwe kerk begonnen. Eerst met het koor. In 1560 was het werk pas voor 60% gereed en in het begin van de 17de eeuw is het onvoltooide schip met schotwerk afgedicht, dat in 1951 is vervangen door een echte westgevel. De aansluiting met de toren is nooit gemaakt. Die evenmin voltooide toren is van 1523 tot 1545 gebouwd. In het begin van de 17de eeuw kwam bij de kerk een prachtige sacristie. Tezamen vormen kerk, toren en sacristie een indrukwekkend geheel, mede omdat de bebouwing aan het Skil eromheen zo bescheiden is gebleven. Binnen veel pracht: een barokke preekstoel, een koorhek uit de vroege renaissance, een vroedschapsbank en een unieke verzameling van acht beschilderde doodsbaren van Workumer gilden uit de 18de en vroege 19de eeuw. Ze vormen het historisch prentenboek van Workum. In de Waag wordt de historische collectie van de stad bewaard en getoond. Het waaggebouw is een rechthoekig bouwwerk met luifel dat precies in het midden van de 17de eeuw is gebouwd. De twee verdiepingen zijn bekroond door een tentdak en er zijn dakkapellen uitgebouwd tot trapgeveltjes met pilasters op leeuwenkoppen. Op de hoeken zitten ook leeuwen. Aan de zuidzijde van de Merk staat het rijzige stadhuis, sinds 1984 het gemeentehuis van heel Nijefurd. Het lijkt op een barok patriciërshuis, maar dat is schijn: de kern is nog gotisch. Dat kreeg vanaf 1725 een nieuw uiterlijk en een extra verdieping. In 1620 is het stadhuis uitgebreid met een smal pand, een fraai renaissance pandje dat een beetje verstopt staat achter het hoge trapbordes. Binnen is de rococotijd vooral te ervaren in de raadzaal. Tegenover de Merk staat aan het begin van het Noard het Sleeswijckhuis, een hoogtepunt van woonhuiscultuur. Het voorname huis heeft een siergevel uit 1663. Het Jopie Huisman Museum staat aan de overkant van het Noard. Het Noard is aan beide zijden omzoomd door een keur aan panden met gevels uit allerlei stijlperioden: van eenvoudige lijstgevels tot fraaie trap- en halsgevels. Op Noard 12 staat een pand met een klokgevel met een grote achterbouw. Het is de kosterswoning met de daarachter liggende schuilkerk van de doopsgezinden uit 1695. Ook de rooms-katholieken van Workum moesten zich aanvankelijk schuilhouden maar konden in 1876 de Werenfriduskerk aan het einde van het Noard bouwen. In de pastorie is een museum van religieuze kunst gevestigd. De naoorlogse stadsuitbreidingen zijn aan de oostzijde gelegd, tussen het oude stadslint en de doorgaande weg.

De kerk en de losstaande klokkentoren zijn in de 15de eeuw op een hoog en ruim kerkhof in het midden van het dorp gebouwd. Door de losstaande toren lijkt de kerknederzetting invloed te hebben ondergaan uit Ostfriesland. Dit is waarschijnlijk gekomen door krijgshandelingen aan het einde van de 16de eeuw. De kerk zou een laag schip met een hoog koor hebben gehad. Tijdens het beleg van Coevorden in 1592 zou het grootste deel van het schip vernield zijn. Vervolgens is één travee bij het koor gehandhaafd. Dit gedeelte is in 1628 op gelijke hoogte met het koor gebracht en met een westelijke muur gedicht. In de tweede geleding van de westelijke torenmuur is heel vaag de oorspronkelijke aanhechting van het dak nog te ontwaren. De kerk is in 1862 bepleisterd en alleen aan de grote spitsboogvensters en de tweemaal versneden steunberen is te zien dat het om een laatgotische kerk gaat. De parmantige toren is een karakteristiek exemplaar van het Drentse gotische type, toegeschreven aan Johan die Werckmeister. De onderste van de drie geledingen bevat de hoge spitsbogige ingangsnis met de korfbogige ingang en een spits bovenlicht met vorktracering. De tweede geleding bevat nissen met traceringen en net als de derde, die daarbij de galmgaten bevatten. Het inwendige van de kerk wordt gedekt door een vlak balkenplafond. De wanden bevatten beneden de vensters diepe en brede spaarnissen en enkele kleine nissen die voor liturgisch gebruik moeten zijn geweest. De preekstoel, in 1662 gesneden door Jan Jansz. Decker, is afkomstig uit de abdijkerk in Assen en in 1917 in Oosterhesselen beland. Het vrij deftige preekmeubel heeft tussen gegroefde ionische zuiltjes fraai gesneden panelen met toogvormen en bloemenguirlandes. De eenvoudige herenbanken uit het einde van de 17de eeuw behoorden aan de familie Oldenbanning en de bewoners van de Klencke. Het orgel is in 1864 gebouwd door L. van Dam & Zn. uit Leeuwarden. Voor het naar Oosterhesselen kwam stond het in kerken in Wânswert en Wijckel in Friesland.

Hilaard is een terpdorp waar de bebouwing aanvankelijk vrij verspreid over de terp en de onmiddellijke omgeving gestrooid leek. Vanaf het midden van de 19de eeuw is het dorp verdicht en vormden zich wat straatjes en een soort plein. In de 20ste eeuw is Hilaard uitgedijd langs de doorgaande weg, de Van Aylvaleane en de Hoptilsterdyk. De afgelopen decennia is dat met de bouw van bedrijfsgebouwen richting de Westergoawei sterk doorgegaan. De kerk staat op de noordelijke rand van de terp die verder is afgegraven. Daarachter stond Tjessingastate waar de familie Aylva generaties lang resideerde. Aan de andere zijden ligt het hoge kerkhof omzoomd door linden. De oude kosterij dateert uit 1780. Aan het straatje dat naar de kerk leidt staan een paar huizen van geeltjes uit waarschijnlijk de vroege 19de eeuw. Dichter naar de weg staat een eenvoudige notabele woning en op de hoek een nagemaakt exemplaar. Daar tegenover ligt op een ruim erf een fraaie kop-hals-rompboerderij uit 1869. In de pleinachtige Smidsstraat staat de opgeknapte smederij in vernieuwingsstijl en met het opschrift: ‘A. TH. Bakker Electr Smederij’ annex Rijwielen en een stichtingssteen die vertelt dat het gebouw uit 1907 is. Aan de Van Aylvaleane staat de doleantiekerk. De laat-gotische kerk is waarschijnlijk in de 15de eeuw bij de vroeg-13de-eeuwse toren opgetrokken ter vervanging van een oudere kerk. Het schip is zes traveeën diep, het koor is vijfzijdig. De entreepartij in de zuidgevel is omvat door een spitsboog en een rechthoekige cordonband en daarboven zit nog een laag spitsboogvenstertje. Verder zijn er spitsboogvensters. Het muurwerk is gemetseld van rooswinkels, kleiner dan moppen. De toren is wel gemetseld van kloostermoppen. De vroeg-17deeeuwse westelijke top heeft een elegante in- en uitzwenkende vorm. De buurt Hoptille aan de Bolswardervaart hoort bij Hilaard. Daar stond de melkfabriek die na sluiting werd gebruikt als vlasfabriek en in 1948 afbrandde. Bij de brug staat het oude tolhuis met een gevelsteen met het wapen van Bolsward en het jaartal 1652.

Woudsend is een komdorp dat in de Middeleeuwen is ontstaan als een nederzetting aan het water en een totaal andere ontwikkeling onderging dan de agrarische dorpen in de omgeving. Door scheepvaart en handel die andere bedrijvigheid, zoals scheepsbouw en houtbewerking, deed ontstaan heeft Woudsend een kleinstedelijk karakter gekregen. Op de grietenijkaart in de Schotanus-atlas uit 1716 is het al een geconcentreerd komdorp met kerk en molen. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788, aan het einde van een periode van grote bloei, gemeld: ‘Woudsend, wel het kleinste der Buitendykster Dorpen, ten opzichte der landeryen, doch ten aanzien der volkrykheid en ’t vermogen der Ingezetenen, verre het aanzienlykste der geheele Grieteny … Dit dorp ligt zeer gelegen aan de vaart van Sneek op de Lemmer …. Reeds voor veele jaaren was dit Dorp vry aanzienlyk, door de menigte van Turf- en Houtschippers, die van hier op Holland voeren; doch hier is in later tyd bygekomen eene aanzienlyke Reedery in Friesche Koopvaardyschepen, die hier worden gebouwd, en, na van al ’t noodige voorzien te zyn, doorgaans door Lemmer, naar Zee gezonden worden. Door deeze onderneeming heeft dit Dorp grootelyks in vermogen toegenomen. … Behalven eenige Hellingen, of Timmerwerven worden ’er ook de vereischte Houtzaagmolen, Lynbaan, Blok- en Zeilmaakery, beneffens meer dan eene Smedery, gevonden. Voorts is dit Dorp zeer vermaakelyk, wegens de groote doorvaart van allerleye schepen, die van Leeuwarden, Sneek, en van elders naar de Lemmer vaaren. In den jaare 1660 werd hier eene nieuwe Kerk gebouwd.’ Het oude dorp ligt op de westelijke oever van de Ee. Pas in de 19de eeuw is er enige bebouwing aan de oostelijke oever gekomen. Het is rond de Midstrjitte en Iewâl een compact geheel van meest kleine huizen die dicht op elkaar staan en Woudsend tot een intiem kleinstedelijk geheel maken. De kerken staan verspreid, een collectie merkwaardige bouwwerken die elk iets bijzonders hebben. De trots van Woudsend zijn de molens: de houtzaagmolen aan de Ee en de korenmolen aan de oude noordwestelijke dorpsrand.

De laatromaanse kerk dateert oorspronkelijk uit de tweede helft van de 13de eeuw, maar daarna is er nogal wat met het gebouw gebeurd. De forse toren is in 1624 gesloopt. Voor de klokken zal men zich beholpen hebben met een klokkenstoel, want pas in 1803 is de huidige ongelede en onversierde toren met een ingesnoerde spits gebouwd. Deze bevat aan de noord- en de zuidzijde de ingangen. Het huidige ruime koor werd in 1824 met grote rondboogvensters en een driezijdige sluiting aan de oostzijde van de kerk toegevoegd ter vervanging van het oude, veel smallere, rechtgesloten koor. In 1964-’68 is de kerk ingrijpend gerestaureerd. Daarbij zijn de kleine, licht spitsbogige vensters met gepleisterde dagkanten weer teruggebracht, hoog in de door lisenen gelede zijmuren met dichtgemetselde ingangen. Binnen is de vrij nauwe triomfboog tussen het schip en het (oude) koor gereconstrueerd. Het koor is zo bijna een zelfstandige ruimte geworden. Het interieur van het schip wordt gedekt door een gedrukt houten tongewelf, dat van het koor door een vlak balkenplafond. Peize bezit een van de gaafste van de romaanse doopvonten in Drenthe. De vont is gehouwen van Bentheimer zandsteen. De kuip wordt gedragen door vier leeuwen en de rand heeft versieringen van acanthusloof, wingerd en koordmotieven en zal in de 12de eeuw zijn vervaardigd. De kerk bezit hiernaast een doopbekken op een ijzeren stander, beide uit de 17de eeuw. Jan de Brugman maakte in 1751 de preekstoel met klankbord, waarvan de kuip kenmerkende gewelfde rococovormen bezit. De dubbele herenbank van de familie Kymmell tegenover de preekstoel is hoogst eenvoudig met enige gedraaide vaasvormen. Bij deze bank zijn enkele fragmenten van het doophek herplaatst. Het bijzondere orgel is in 1631 door A. Verbeek voor het Pepergasthuis in Groningen gebouwd. Arp Schnitger bouwde het om, A.A. Hinsz. voegde een rugwerk toe en P. van Oeckelen verzorgde in 1862 de plaatsing in Peize. In de voorkerk staat een 18de-eeuws offerblok.

Wyns is een terpdorp dat in de Middeleeuwen is ontstaan nabij de oever van de Ee. In deze Middeleeuwen was Wyns een centrum voor de wijde omgeving en is het de hoofdplaats geweest van het district Wininge, genoemd naar het dorp. Het kaartbeeld in de atlas van Schotanus uit 1716 toont een kleine kern en verspreide bebouwing aan de weg langs de Ee die toen al tot een trekvaart was verbeterd. In het noorden eindigt het dorpsgebied met de buurtjes Tergracht aan de Ee en Wrans meer landinwaarts. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1786 dat Wyns: ‘gelegen aan de Ee of Dokkumer trekvaart, 1600 Koningsroeden van Leeuwarden, is niet groot van omtrek. … De landeryen, onder dit dorp behoorende, zyn weid- en hooilanden, en loopen in ’t Oosten tot aan de Mork. In ’t Noorden der kerk ligt eene uitwatering, de Uilemeer genoemd. Door dit dorp loopt ook, over de mieden, een rydweg van Leeuwarden naar Oudkerk en Oenkerk, die alleen geduurende den Zomertyd bruikbaar is. Eindelyk ligt, niet verre van de Oudkerkster miedweg, een zeer vischryk meertje, Antje Jetses meer genoemd.’ De dorpskerk is oorspronkelijk gewijd aan Sint-Vitus en zal omstreeks 1200 zijn gebouwd. Het is een eenbeukige, romaanse kerk met een smaller en hoger koor, dat vijfzijdig is gesloten met kraalprofiel op de hoeken. Inwendig is het koor halfrond. De toren van twee geledingen is 13de-eeuws. Dat is aan één zijde te zien, omdat de andere zijden veel later zijn beklampt. Aan de Ee is de waterherberg – met pontje – weer in vol gebruik, ook bezocht door fietsers uit Leeuwarden. In, bij en buiten het dorp staat een aantal interessante boerderijen. Wyns 5 uit kort na 1900 is een boerderij met een dwarsgeplaatst voorhuis. Op nummer 28 staat een kloeke kop-hals-rompboerderij. De terp van het voormalige klooster Bethlehem is al jaren een flinke agrarische nederzetting van boerderij met schuren. Aan de Ee ligt de voormalige zuivelfabriek uit 1893 die in 1997 is verbouwd en uitgebreid tot scheepstimmerbedrijf. Ernaast staat nog een rij arbeiderswoningen.

De Catharinakerk kwam in de 13de eeuw tot stand als een eenbeukige romano-gotische kerk met koepelgewelven. In het interieur zijn aanzetten van gordelbogen die in het niets eindigen en sporen van muraalbogen boven de huidige scheibogen er duidelijke aanwijzingen voor. Aan het begin van de 15de eeuw is het oude koor vervangen door het huidige driezijdig gesloten, gotische koor. Spoedig hierna zijn de zijbeuken gebouwd. Aan het einde van de 15de eeuw is tenslotte de toren opgetrokken. Daarna is er nog veel aan de kerk gebeurd, waarvan de vervanging van de koepelgewelven van het schip door stenen tongewelven en een ingrijpende restauratie in 1932-’33 waarbij het inwendige van zijn pleisterlagen werd ontdaan en het rode baksteenwerk in het zicht kwam, de belangrijkste zijn. Dankzij de zijbeuken onder gesleepte dakschilden lijkt het alsof de Catharinakerk zich heeft neergevleid, dit in tegenstelling tot de meeste andere kerken die oprijzen. In de lage zijbeuken staan lage, brede spitsboog-vensters; in het hoger oprijzende koor staan hogere vensters die alle bakstenen vorktraceringen bezitten. Alleen bij de oude rondbogige ingangen – die aan de zuidzijde is tot venster gehalveerd – staan een paar kleine vensters. De toren bezit ook een rondbogige ingang die een ojiefvorm als bekroning heeft. Binnen kan de structuur van pijlers met aanzetten van gordelbogen en gehele scheibogen tussen schip en beuken goed worden gelezen. Deze structuur draagt het tongewelf en de halve tongewelven van de zijbeuken, daarbij geholpen door flinke trekbalken. De doopvont van Bentheimer zandsteen uit het eerste kwart van de 13de eeuw wordt door vier leeuwen gedragen en de rand is versierd met ranken en palmetten. In het koor zitten een gotische sacramentsnis en een piscina. De preekstoel is tegen de laatste zuidelijke vrije pijler voor het koor opgesteld. Het meubel dateert uit 1717 en heeft gewrongen hoekzuilen en enig decoratief snijwerk op de panelen. Het orgel gebouwd door A.A. Hinsz en heeft een orgelkas van de hand van A. Smid (1780). Wapens en tekstborden vertellen het verhaal van de schenking.

Hinnaard is een klein, compact terpdorp. Het ligt slechts 500 meter ten zuiden van de Bolswardertrekvaart, maar het waterbuurtje Spyk hoort bij het westelijker gelegen dorp Iens. Daartussenin stond Sassingastate, op het erf staat nu een boerderij. Hinnaard is een van de kleinste dorpen van Fryslân en toch is het in het verleden niet onbelangrijk geweest. De grietenij en later gemeente Hennaarderadeel heeft er zelfs haar naam aan te danken. In de late Middeleeuwen vond in dit dorp de rechtspraak van de grietenij plaats. Hinnaard is een officieel dorp van verspreid liggende boerderijen en een kern van nog geen tien gebouwen. Ze staan rondom een door een grindpad omgeven kleine terp. Op de hoek van de Sassingawei een betrekkelijk grote woning van roodbruine steen met een zadeldak tussen topgevels met vlechtingen, vermoedelijk daterend uit het laatst van de 18de eeuw. Verder staat er iets jongere of vernieuwde bebouwing. Aan de overkant van de Sassingawei staat een recent pand. Helemaal in de noordelijke hoek is een woning vernieuwd. De terp bestaat uit een door iepen omringd en door een iepenhaag omzoomd kerkhof met tussen nieuwere stenen ook zerken uit de 17de en 18de eeuw. In het midden staat een vierkant klokhuis, een gesloten klokkenstoel, gebouwd op een van gele moppen gemetselde voet, afkomstig van de gesloopte kerk. Het dak is gedekt met gesmoorde, platte Friese pannen. De lantaarn met galmroosters heeft een met leien gedekt tentdakje. In de basis zit aan de noordzijde een wapensteen ingemetseld waarop een reparatie van 1731 staat vermeld. Het kan geen reparatie aan het klokhuis zijn geweest, want de kerk stond er in 1731 nog. De Tegenwoordige Staat van Friesland maakt in 1788 melding van de kerk. Het klokhuis is na sloop van de kerk in de 19de eeuw gebouwd en de fraaie steen die een reparatie aan de kerk meldde, is toen meeverhuisd. De klok in het klokhuis draagt geen inscriptie. Er wordt aangenomen dat zij uit de 13de eeuw dateert.

Wytgaard is een streekdorp aan de Hegedyk, de oude dijk van de Middelzee. Het is na de Hervorming in de loop van de 17de eeuw geleidelijk tot nederzetting gegroeid, als enclave van mensen uit de omgeving die het oude roomse geloof trouw waren gebleven. Wytgaard was oorspronkelijk een buurschap van Wirdum, het belangrijkste dorp uit het zuidelijk gedeelte van de grietenij Leeuwarderadeel. In de Tegenwoordige Staat van Friesland uit 1786 wordt het als volgt beschreven: ‘De buurte Wytgaard, behoorende onder de Parochie van Wirdum, is een aanmerkelyke dubbele regel huizen, gelegen aan den breeden rydweg naar Leeuwarden, weleer de oostelyke zeedyk der Middelzee.’ Deze dubbele buurt aan de weg die in 1827 tot rijksstraatweg werd verbeterd, bestaat nog steeds als kern van het dorp. Dan staat er vanouds nog enige bebouwing aan de Púndyk, de oude weg richting Wirdum. Even ten noorden van de kruising werd in 1870 een neogotische kerk gebouwd, de Onze Lieve Vrouw ten Hemelopneming, ontworpen door de belangrijkste architect van deze karakteristieke triomfalistische rooms-katholieke stijl: Petrus Cuypers. In de periode van algemene vernieuwing is de monumentale kerk gesloopt (1966). Ten westen van de streek werd een moderne, blokvormige kerk met een torenpiloon neergezet en daar kwam in het Nieuwland rondom het grasplein van de nieuwe kerk woningbouw tot stand. Aan die zijde zijn in de afgelopen tientallen jaren nog enkele nieuwe straten met huizen ontwikkeld. Wytgaard is een streekdorp met een nieuwbouwwijk. In de onmiddellijke omgeving van het dorp zijn een paar monumentale boerderijen te vinden. Een jonge, een stelp uit 1923, is in een expressionistische art déco-stijl gebouwd tussen de zuidzijde van het dorp en de buurt Baardeburen. Verder wordt het dorp omringd door fraaie boerderijen. Aan de Fopma’s Reed een kop-hals-rompboerderij met een voorhuis uit 1760. Aan de Hegedyk eenzelfde type uit ongeveer 1840 en aan de Brédyk een stelpboerderij uit omstreeks 1830 met een gestukadoord front: Oenemastate. Is Wytgaard oorspronkelijk een buurt van Wirdum, zuidelijk heeft het dorp zelf ook een buurschap: Baardeburen.

Kerk, toren en koor vormen een harmonisch laatgotisch geheel dat gedurende de 15de eeuw tot stand is gekomen. Deze harmonie is door een verbouwing in 1854 sterk verstoord, maar door een restauratie in 1960-’64 is dit weer gereconstrueerd. De toren zal het eerst zijn gebouwd, aan het begin van de 15de eeuw. Hij behoort tot de gotische torens van het Drentse type die worden toegeschreven aan Johan die Werckmeister. Hij is vier geledingen hoog, heeft in de westmuur een ingang in een diepe spitsboognis en is voorzien van een rijk getraceerd bovenlicht. De andere geledingen hebben aan alle zijden slanke spitsboognissen met traceringen, waarvan die in de bovenste geleding de galmgaten bevatten. Het schip en het iets versmalde, bijna even lange koor worden geleed door steunberen die nauwelijks zijn versneden. Alle traveeën zijn geopend door grote gotische vensters die bij restauratie de bakstenen traceringen terugkregen. Ook het dak kreeg toen de oorspronkelijke hoogte terug en tegen de zuidzijde is in historiserende vormen een consistorie geplaatst op de plek van de vroegere sacristie. Het interieur van het schip wordt gedekt door een houten balkenplafond; het koor door een gereconstrueerd ribgewelf. Ook de triomfboog is gereconstrueerd. In de koorvloer is een aantal zerken voor belangrijke lieden verwerkt, onder meer voor de schulten Lucas Homan en Hendrik Willem Camerlingh. Een vroeg 12de-eeuws sarcofaagdeksel laat een man in biddende houding zien en in een fragment van een altaarblad zitten wijdingskruisen. De preekstoel is een pronkstuk, gesneden in 1677 door Dirck Jans Bijmold. Tussen gegroefde ionische hoekzuilen zitten op de kuippanelen rijk gesneden vakken met draperieën, uitbundig loofwerk, bloemen en boomvruchten. Van sommige stukken inventaris zijn replica’s gemaakt: het offerblok en de gipsen doopvont naar 13de-eeuws model van Bentheimer zandsteen. Het orgel is in 1847 gebouwd door P. van Oeckelen en Zn. In de koorvensters zijn in 1964 zeer kleurige gebrandschilderde ramen van Joep Nicolas geplaatst met voorstellingen van de zes Drentse dingspelen en de rechterlijke macht.

Hitzum is een terpdorp ten zuiden van Franeker en het bestaat buiten de bebouwing langs de doorgaande weg langs de kerkterp uit twee dwars daarop staande vrij compacte streken huizen. Met aan de Arumervaart ook nog een buurt die vroeger Westerhitzum werd genoemd. Daar zou ook de Roordemastins hebben gestaan. Hitzum is een ingetogen dorp dat getuige de archeologische vondsten een voornaam verleden heeft. Zo zijn er een gouden Noorse bracteaat (sieraadmunt) uit de 6de eeuw met runenopschrift ‘foro’ gevonden en bovendien een bronzen mantelspeld, een ijzeren speerpunt, een Romeins bronzen masker en een bronzen vrouwenbeeldje uit mogelijk de 11de eeuw. Het hoofdelingengeslacht van de Burmania’s is uit Hitzum afkomstig. Velen brachten het tot hoge bestuurlijke en militaire posities. Van hen is Gemme van Burmania het bekendst. Als afgevaardigde van Friesland bij koning Filips II in 1555 zou hij geweigerd hebben knielend de eed af te leggen: ‘Wy Friezen knibbelje allinne foar God’, wij Friezen knielen alleen voor God. De niet zeer hoge dorpsterp ligt ten zuiden van de weg. De kerk ligt binnen een zoom van essen en een hagenbeuk. De zaalkerk van 1883 bestaat uit drie, met rondboogvensters geopende vakken en een driezijdige sluiting. De noordmuur en die van het koor zijn opgetrokken in grauwe steen; de zuidzijde is gestukadoord. In de gedeeltelijk in het kerkvolume stekende toren hangen twee klokken uit 1637 en 1671. Ten noorden van het dorp loopt het Hitzumer Binnenpaed. Het is een spoor van een dynamische periode in de geschiedenis. In de tientallen jaren rond 1900 kwam er een dicht net van tramwegen in Friesland. Een drukke lijn was die van Sneek naar Harlingen met een zijtak over Hitzum naar Franeker. Daar was weer aansluiting op de tram- en spoorlijnen door Barradeel en ’t Bildt. Na opheffing van de tramverbinding is het tracé tussen Hitzum en Franeker tot fietspad omgetoverd en zijn de bermen met dichte zomen van bomen en struiken beplant.

Ypecolsga is een streekdorp van middeleeuwse oorsprong, waarbij in de hoge Middeleeuwen ten noordoosten een nederzetting bij het water de Ee ontstond die vanaf de vroege 11de eeuw een zelfstandige positie verwierf: Woudsend dat het moederdorp al zeer vroeg met verve overvleugelde. Ypecolsga bleef een agrarische streek. Op de grietenijkaart van Wymbritseradeel in de atlas van Schotanus bestaat het dorp in de uiterste zuidwesthoek uit een lange streek van ongeveer drie kilometer met ongeveer tien ver uit elkaar staande boerderijen. Ze staan grotendeels ten zuiden van de Wegsloot, een sloot die inderdaad wordt geflankeerd door een weg. De kerk staat ten noorden van deze verkeersas. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 gemeld: ‘Ipekolsga of Epekolsga, een Dorp van maatigen omtrek …; ’t zelve grenst ten Zuiden aan het Slooter meer, en had eertyds een sterk huis, toebehoorende aan Take Abbema, ’t welk in 1520, verwoest werd door de Schieringers, die te Slooten in bezettinge lagen. De Kerk van dit Dorp, in 1497, door de Soldaaten in brand gestoken zynde, verteerde met vyftien, daar in zynde, gewyde Hostien tot assche, die naderhand, zo men beuzelde, groote mirakelen deeden, en daarom zo veel toeloops hadden, dat men uit het offergeld eene nieuwe Kerk kon bouwen, die, vervolgens wederom vervallen zynde in 1664, werd vernieuwd, en met een spits torentje voorzien.’ De kerk is in de 18de eeuw afgebroken. Er staat nu een in 1956 vernieuwde dubbele klokkenstoel met helmdak. De twee luidklokken zijn in 1644 gegoten door Jelte, Pier en Johan Riemers. Ypecolsga bezit een aantal monumentale boerderijen, zoals de in 1783 gebouwde kop-romp ‘Arbeid en Moeite’, die nu de naam ‘Werklust’ draagt. Noordelijk ligt aan de oever van het Heegermeer de boerenstreek Indyk. Een in de weilanden liggend kerkhof met klokkenstoel herinnert aan een dorpsverleden.

De Mariakerk is omstreeks 1140 gebouwd bij het oudste klooster van Drenthe, de benedictijner abdij van Ruinen. Het klooster is in 1325 verplaatst naar Dickninge bij De Wijk, waarna de kerk als parochiekerk in gebruik kon worden genomen. Er is toen vrij spoedig door Jan van Ruinen, heer van de vrije heerlijkheid, een kapel met een piramidedak tegen de zuidzijde van het schip gebouwd. Deze Catharinakapel is eerst gehandhaafd en later toch afgebroken. De sporen van geprofileerde en gepleisterde spitsbogen en het ronde venster in de zuidmuur vertellen dit. De romaanse Mariakerk van tufsteen is in de 15de eeuw ingrijpend verbouwd tot het huidige gotische bouwwerk. Bij de grote verbouwing werd in 1423 eerst de toren in vier geledingen gebouwd, in de kenmerkend gotische stijl van een groep Drentse torens die aan Johan die Werckmeister uit Ruinen wordt toegeschreven. De geledingen bezitten in elke zijde een hoge spitsbogige nis met traceringen die hier gepleisterd zijn. Tegen de noordzijde is later een traptoren gebouwd. De bekroning van een gedrukt piramidedak met een lantaarn dateert van na een storm in 1660 en is daarna een paar keer gewijzigd. De benedenzone van het muurwerk van toren en kerk is van tufsteen, de noordmuur is zelfs grotendeels van dit stollingsgesteente. De bovenzone van baksteen bevat spitsboogvensters met vorktracering aan de zuidzijde en aan de noordzijde licht spitsbogige lancetvensters. Dit schip wordt geschoord door steunberen en is rechtgesloten. In de sluitmuur zitten sporen van de triomfboog in de richting van het gesloopte koor. Het interieur wordt gedekt door een ziende kap met een fascinerende constructie op trekbalken met korbelen en korte muurstijlen. Op de noordwand is in de vroege 16de eeuw een fraaie Annunciatie geschilderd. De preekstoel – door Jan Janz. Decker – en het doophek met forse balusters dateren uit ongeveer 1660. Binnen dit hek ligt een aantal zerken. De vier herenbanken, waaronder die van de Heren van Ruinen tegen de oostelijke pui, dateren uit de 17de eeuw. Het orgel is in 1901 door M. Eerdtman gebouwd.

Hollum is een esdorp met buurten dat uit twee delen is ontstaan. In het zuidelijke, jonge, gedeelte is de losse bebouwing vrij regelmatig geplaatst langs twee noord-zuid verlopende lanen, de Ooster- en Burenlaan, die elkaar ontmoeten bij het kerkhof van de dorpskerk. De kerk met haar forse zadeldaktoren is een dominant element zowel in het dorp als de wijde omgeving. De kerk is in laat-middeleeuwse trant hoog opgetrokken en voorzien van zeer grote spitsboogvensters tussen steunberen. De toren is in de 15de eeuw gemetseld van gemêleerd rode baksteen. Op het verhoogde kerkhof, omgeven door bomen, staan grafstenen van onder meer walvisvaarders. De woonhuizen zijn op vrije erven aan met forse bomen beplante en van grasbermen voorziene lanen gebouwd met hun kenmerkende gele geveltoppen naar de straat. Veel huizen zijn voorzien van 17de en 18de-eeuwse ankerdateringen. De commandeurshuizen bezitten kenmerkende friezen, siermetselwerk rond vensters en deuren en vlechtingen in de geveltoppen, soms met rode accenten in het gele muurwerk. Een groep van deze originele en gereconstrueerde woningen met een kern uit 1751 aan de Herenweg is tot museum ingericht. In die straat staat ook de flinke zaalkerk van de doopsgezinden met een decoratieve voorgevel. Aan de Westerlaan is het gereformeerde kerkje met een dakruitertje te vinden. Vormt het zuiden van het dorp een gaaf geheel, het oudere noorden heeft de charme van het spontane. Het is er onregelmatig van aanleg en de bebouwing lijkt willekeurig gegroepeerd en vormt bij de herberg, een van de weinige bouwwerken met een verdieping, een plein. Dit Hotel de Zwaan (1764) bevat een pronkkamer met elegante rococoschouw en een voormalige bedsteewand. Ten noordwesten van het dorp staat de ronde, 48 meter hoge, gietijzeren vuurtoren, een opvallend baken met horizontale rood-witte banden. Hij is in 1880 naar ontwerp van Q. Harder geconstrueerd. Op een iets lager plateau is een U-vormig complex van vier dubbele wachterswoningen in een gepleisterde neoclassicistische uitdossing. De voornaamste dorpsuitbreidingen hebben eerst aan de noordlater aan de oostzijde plaatsgevonden.

In het midden van de 12de eeuw is buiten Ruinerwold van gele kloostermoppen een romaanse kerk gebouwd, gewijd aan Maria Magdalena. In het eerste kwart van de 15de eeuw is een nieuwe, gotische kerk met toren gebouwd waarbij delen van het oude muurwerk zijn hergebruikt. Deze kerk werd gewijd aan Bartholomeus en kreeg in de 16de eeuw een noordelijke zijbeuk. De toren behoort tot het gotische Drentse type, toegeschreven aan de Ruiner bouwmeester Johan die Werckmeister. Bij de bouw zijn moppen van de romaanse kerk hergebruikt voor de onderste zone. Daarin staat een ingang in een spitsboognis. Aan de zuidzijde is een peilsteen aangebracht met de tekst: ‘4,47 meter boven N.A.P.’ Alle zijden van de volgende drie geledingen zijn versierd met een spitsboognis met traceringen. Die boven de ingang is deels tot gotisch venster geopend. Grote delen van de zuidelijke muur van het schip zijn nog van de oude romaanse kerk. In het muurwerk van gele, gemêleerde moppen zijn duidelijke sporen van een lisene, een kleine rondbogige hagioscoop, een romaans venster, een rondboogfries en, deels achter een steunbeer verstopt, ook van een rondbogige ingang te zien. Deze restanten van de romaanse kerk zijn verhoogd, aanzienlijk naar het oosten verlengd en van een driezijdige koorsluiting voorzien. De plint van deze uitbreiding laat ook moppenmateriaal zien. Het muurwerk wordt geschoord door steunberen en in elk muurvak staat een groot gotisch spitsboogvenster. De vrij lage 16de-eeuwse zijbeuk waarin aan de oostzijde de consistorie is ondergebracht, bezit veel lagere vensters van dit type. Het schip en het koor worden inwendig gedekt door een houten tongewelf (1817) op trekbalken met korbelen en muurstijlen. De zijbeuk heeft een half tongewelf. Schip en beuk zijn met elkaar verbonden door spitse scheibogen die op ronde kolommen rusten. In de schipmuur daarboven zijn spitsbogige spaarnissen aangebracht. De preekstoel met klankbord dateert uit het midden van de 17de eeuw. De kerkvoogdijbank in de zijbeuk is van 1744 en kreeg in 1922 een overhuiving. Het orgel is in 1872 gebouwd door Petrus van Oeckelen.

Holwerd bestaat uit een radiale kerkterp die enkele eeuwen voor de jaartelling is gevormd. Zuidwaarts daarop aangesloten een uit de 8ste of 9de eeuw daterende langgerekte handelsterp, waar de bebouwing langs de as van de Buorren en Foarstrjitte tot stand is gekomen. De eerste kustdijk is in de 12de of 13de eeuw aangelegd, waarbij de kerkterp aanvankelijk buitendijks kwam te liggen. Tot 1580 toen de zeedijk werd verlegd. In de 17de eeuw is zuidwaarts de Holwerdervaart aangelegd, waardoor het dorp een regelrechte en pas bij Raard wat kronkelende waterverbinding kreeg naar het achterland. De centrale straat is in 1871 verlaagd, terwijl de huizen op het terpniveau bleven. Hierdoor ontstonden de karakteristieke profielverschillen waardoor de huizen aan de Hege Buorren ontsluitingen met trappen moesten krijgen. De oude dorpskern bestaat uit een weefsel van straten en stegen waar vrij veel voorname bebouwing de sfeer bepaalt. De uitbreidingen zijn aan de noord- en oostzijde tot stand gekomen, na de oorlog vooral aan de oostzijde. De hervormde kerk is aan de noordelijke flank op de in 1890 deels afgegraven terp een sterke silhouetbepaler. De kloeke toren dateert uit de eerste helft van de 13de eeuw: de hoge ingesnoerde naaldspits kwam in 1661 tot stand en is daarna enkele malen hersteld. Uit de gevorderde 17de eeuw dateert ook een van de toegangspoortjes met kwabornament. De kerk was aan Willibrord gewijd en is in 1776 onder leiding van Willem Douwes uit Harlingen vervangen door het huidige gebouw met een L-vormige plattegrond dat een tweede toegangspoort kreeg in Lodewijk XVI-vormen. In het ruime, nauwelijks gelede interieur vallen het elegante doophek en de rococo preekstoel met koperwerk op. Aan de andere kant van het dorp staat aan de Stasjonswei de doopsgezinde kerk met een neoclassicistisch front uit 1850. Aan de Elbasterwei staat de in 1933 naar ontwerp van P. en R. Offringa gebouwde gereformeerde kerk met een waaiervormige plattegrond en een slanke toren in de oksel van de vleugels.

Zandbulten is een streekdorp dat de status van dorp officieel niet bezit. Het wordt als streek bij Kollumerzwaag gerekend en nog eerder was het een buurschap van Westergeest. De streek is vanaf de 18de eeuw op de onontgonnen heide tot ontwikkeling gekomen. Vooral langs het toen nog niet verharde Wyldpaed met een concentratie van bebouwing bij de splitsing van paden bij wat tegenwoordig de Achterwei, Hanenburch en het Wyldpaed is. Op de grietenijkaart van Kollumerland in de atlas van Eekhoff was er toen al een buurt van verspreide bebouwing aanwezig. Een deel van het Wyldpaed werd in 1866 van het overige afgesneden door de aanleg van de spoorbaan van Leeuwarden naar Groningen. Toen was de ontginning van de heide goeddeels voltooid en werd er op kleine rechthoekige noord-zuid gerichte percelen land gewerkt en gewoond in heidehutten of spitketen. Vanaf het begin van de 20ste eeuw kwamen – gestimuleerd door de Woningwet – volkswoningen van baksteen tot stand. Aan het Wyldpaed zijn er omstreeks 1913 zeven gebouwd, waarvan nog enkele te herkennen zijn in verbouwde en meestal uitgebreide woningen. Het waren woningen met een smal voorhuis met flinke vensters voor toetreding van licht en lucht en daarachter een schuur onder doorschietende dakschilden. In de schuur kon kleinvee worden gestald of akkerbouwproducten worden opgeslagen. Zo konden de bewoners bij ander of los werk op hun eigen erf zorgen om voor eigen consumptie wat te produceren. De opbrengsten bleven op de schrale grond karig, maar dat verbeterde toen het vanaf het begin van de 20ste eeuw mogelijk was om kunstmest te gebruiken. Na de oorlog heeft de vernieuwing Zandbulten ook niet overgeslagen. Aan de inmiddels verharde wegen werden meestal vrijstaande woningen op ruime kavels gebouwd. Maar er kwamen ook nog sociale woningen tot stand, zoals aan het hof van de Fedde de Vriesstraat tussen de driehoek van wegen met een complex van 24 woningen.

De kerk lijkt op het eerste gezicht een neogotisch bouwwerk uit de 19de eeuw. Dat is het gevolg van de restauratie door Cornelis Peters onder supervisie van de neogotische bouwmeester Petrus Cuypers in 1882-’83. Daarbij zijn schip en koor beklampt met grauwbruine, kleine baksteen. De toren onderging dit lot niet. Deze is met de in 1923 aangebrachte naaldspits de hoogste kerktoren van Drenthe. Hij is rijker versierd dan die van het gotische Drentse type. In de onderste gesloten geleding zit in de westzijde de korfbogige ingang met daarboven een breed spitsboogvenster met een drieledige tracering. De volgende twee geledingen zijn verlevendigd met drie slanke spitsboognissen met zandstenen vorktraceringen. Het schip wordt geleed door tweemaal versneden zware steunberen en in de muren staan spitsboogvensters met vorktracering. Het koor uit de late 14de eeuw is omstreeks 1500 verhoogd waardoor de vensters wat laag in de gevels staan. De consistoriekamer tegen de zuidzijde op de overgang van schip en koor is bij de restauratie van 1962-’66 in historiserende vormen toegevoegd. Inwendig biedt de kerk een fascinerende ruimte dankzij de overwelving die na de verhoging van het koor omstreeks 1500 is aangebracht, ook over schip en zijbeuken. Het koor heeft een netgewelf over de travee en een stergewelf over de koorsluiting. Schip en zijbeuken hebben een overwelving met kruisribben. In de koorwanden zitten in de onderste zone een fraaie reeks diepe nissen met vormen van spitsbogen en driepasbogen en een van een roosterdeur voorziene sacramentsnis. Het oudste inventarisstuk is de van Bentheimer zandsteen in de eerste helft van de 13de eeuw vervaardigde doopvont met gestileerde leeuwen aan de voet en loofwerken palmetbanden tussen koordbiezen op de kuiprand. De preekstoel in rijpe renaissance uit 1668 heeft getordeerde halfzuilen op de hoeken en vruchtenguirlandes op de panelen. Ook de fraaie avondmaaltafel dateert uit de 17de eeuw. Het orgel, in 1846 gebouwd door J.J. Vollebregt en in 1905 uitgebreid voor een Brabants klooster, is in 1949 in Sleen geplaatst.

Hommerts is een langgerekt streekdorp dat in de late Middeleeuwen is ontstaan als waterdorp. De bebouwing van de streek kwam vooral aan de westelijke zijde van de vaart het Var. Sinds de aanleg in 1843 van de rijksstraatweg van Sneek naar Lemmer ten oosten van het water is het dorp zich geleidelijk 180 graden gaan draaien en heeft het zich tot wegdorp ontwikkeld. Op de grietenijkaarten in de atlassen van Schotanus en Eekhoff uit 1716 en 1851 is dit proces te zien. In het begin van de 18de eeuw is alle, vooral agrarische bebouwing met opvaarten nog gericht op het onregelmatig meanderende Var. Deze heeft ook vaarten naar het oosten als verbindingen met de Ooster Wymmerts voor de verbinding met Sneek in het noorden en het merengebied in het zuiden. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788: ‘een groot Dorp, ten Oosten grenzende aan Utwellingerga en de Oude Weg, die ’t zelve van Doniawerstal scheidt; ten Zuiden aan de Jelte Sloot, waar door het van dezelfde Grieteny gescheiden wordt, en ten Westen aan de Wester-Wymerts, scheidende de landen deezes Dorps van die van Heeg. Dit dorp bevat 41 stemmende plaatsen, alle gelegen ten Noorden en Zuiden der Kerk, waar onder ook behoort het buurtje Lippenwoude …. Weleer lag hier, niet verre van de Kerk, Hettinga Stins, en op den wal van de Jelte Sloot, Okma State.’ Behalve de kerk, bleef de bebouwing aanvankelijk vooral beperkt tot de westelijke zijde van de weg. Maar in de 20ste eeuw is hier en daar ook aan de andere zijde wat bebouwing tot stand gekomen. Ten zuiden van de kerk is in 1849 de rijweg naar Osingahuizen en Heeg gelegd; het heeft geen gevolgen gehad tot enige komvorming. Lippenwoude nabij de Jeltesloot is nog steeds een apart buurschap. De hervormde kerk is een in 1876 door P. de Jong ontworpen zaalkerk in verzorgde mengstijl met een driezijdige sluiting en een kloeke, half ingebouwde toren van vier geledingen met een ingesnoerde spits met frontons.

Zandhuizen is een jong heidedorp. Zo jong en aanvankelijk onbeduidend dat het in de oudere bronnen niet voorkomt. Het was in elk geval een buurt met een es ten zuiden van de Zandhuizerweg, iets ten oosten van het midden was de hoge kamp land die de esfunctie voor de omwonenden vervulde. In een oorkonde uit 1422 die verband houdt met het grote Klaarkampster klooster bij Rinsumageest is sprake van een Douwe Onnema die hofmeester in Sandhuse is. Mogelijk ligt de oorsprong van het dorp in een uithof voor de hoogveenwinning van dit klooster. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd de buurschap bij Noordwolde vermeld, maar ook niet meer dan: ‘vry verre ten Noordoosten op de Heide ligt de buurt Zandhuizen.’ Alleen in het Aardrijkskundig Woordenboek van Van der Aa uit het midden van de 19de eeuw komt het zelfstandig voor als gehucht. Toch is het als buurschap al redelijk op leeftijd, want op de grietenijkaart van Weststellingwerf in de atlas van Schotanus uit 1716 staat de nederzetting met door bomen omzoomde lanen getekend temidden van de verder lege heide ten noorden van Noordwolde. De stippellijnen waarmee Schotanus de dorpsgrenzen aangaf vervagen in de buurt van Zandhuizen, alsof het een autonome enclave zou zijn. De bebouwing van een dertiental boerderijen is in de loop der tijd iets afgenomen, want op de kaart in de atlas van Eekhoff uit 1850 blijken er nog geen tien meer te staan. Wel is aan de westzijde een nieuwe weg naar Oldeberkoop met een brug over de Linde gekomen en bij de driesprong is ook een gebouw getekend, op de plaats waar nu een café staat. Aan deze nieuwe Oldeberkoperweg en vooral bij de driesprong kwam geleidelijk wat meer bebouwing. Op het westelijk gelegen heidegebied heeft de ‘Stichting tot verbetering van de Volkshuisvesting in de gemeente Weststellingwerf’ haar meest opmerkelijke volkswoningencomplex gerealiseerd, ‘Het Rode Dorp’ waar in 1920 en 1922 een tweeëntwintigtal woningen met aangekapte schuren op kampjes land van een halve hectare tot stand kwam.

De kerk, in de middeleeuwen gewijd aan Johannes de Doper, staat met de kloeke zadeldaktoren als indrukwekkend geheel op een verhoogd kerkhof. De toren verrees in de 14de eeuw, heeft vier licht versneden geledingen en is vrij gesloten van karakter. De onderste geleding wordt afgesloten door een rondboogfries, een herinnering aan de romaanse vormentaal. Zowel in de derde als vierde geleding zitten galmgaten, wat erop wijst dat de toren na de bouw nog eens is verhoogd. In de derde geleding staan aan west- en oostzijde twee van deze rondbogige galmgaten in spitsboognissen, met daarboven aan elke zijde enkele gaten. Kerkschip en koor zijn in de 15de eeuw achter deze toren gebouwd, eerst het koor en daarna het schip. Het koor is iets smaller dan het schip en heeft dus hoger opgaande muren en ook de grote spitsboogvensters reiken iets hoger. De bakstenen vorktraceringen in de vensters zijn bij de restauratie (1952-’54) aangebracht. Toen zijn ook de vensters van de driezijdige koorsluiting heropend. De travee-indeling wordt aan de buitenzijde gemarkeerd door eenmaal versneden steunberen die bij het koor wat zwaarder zijn. Deze helpen daardoor mee de spatkrachten van het stenen koorgewelf af te leiden. Het interieur van het schip is gedekt door een vlak balkenplafond en, het koor heeft een kruisribgewelf en een straalgewelf in de sluiting. In deze sluiting zitten een kleine nis voor liturgisch gebruik, waarschijnlijk een sacramentsnis, en grote spaarnissen onder de vensters. De spaarnissen in de onderste zone van het schip corresponderen niet alle met de venstertraveeën. De doopvont van Bentheimer zandsteen dateert uit de 12de eeuw en is afkomstig uit het Duitse Gildehaus. De kuipwand is versierd met een rondboogfries, een band van ruiten en koordbiezen. Tegen de noordzijde van de triomfboog is de eenvoudige, maar wel deftige preekstoel uit de tweede helft van de 18de eeuw opgesteld. Op de westgalerij is in 1922 een orgel geplaatst dat in 1850 is gebouwd door J. van den Bijlaardt.

Hoorn is een streekdorp dat in de Middeleeuwen is ontstaan op een oude strandwal. Op dezelfde wal ontwikkelde zich de agrarische streek Lies. De Dorpsstraat raakte aanvankelijk vooral aan de zijde van de polder, de zuidzijde bebouwd. Vanaf het einde van de 19de eeuw kwam ook aan de overzijde bebouwing. Ten noorden van de streek staat de dorpskerk, verreweg het oudste gebouw van het eiland. Het aan Sint-Johannes gewijde romaanse kerkje zal in het laatste kwart van de 12de eeuw tot stand zijn gekomen. Zij is in de volgende eeuwen herhaaldelijk vergroot en veranderd. Omstreeks 1270 kwam het koor tot stand en enkele tientallen jaren later werd ook het schip vernieuwd. Daarvan is de noordmuur vrij gaaf de eeuwen doorgekomen. Het schip kreeg koepelgewelven die in het begin van de 15de eeuw weer zijn verwijderd. Aan het begin van de 16de eeuw zijn in de zuidgevel gotische vensters aangebracht en kwam er een fraai omkaderde ingangspartij in dezelfde stijl. Omstreeks 1330 werd een hoge toren voor de kerk gebouwd die ook diende als baken voor de scheepvaart. In 1848 is de bouwvallig geworden toren ongeveer gehalveerd en voorzien van een tentdakje. In 1875 werd het kapje vervangen door een ingesnoerde naaldspits. De kerk werd in 1903 uitwendig bepleisterd, maar bij de grondige restauratie van 1963/’69 is de pleisterlaag weer verwijderd. De wanden aan de binnenzijde zijn eveneens als schoon werk behandeld. De kerk is door allerlei sporen een boeiend verhaal in steen. Het interieur bevat fraai meubilair, waartussen vooral de beschilderde en van spreuken voorziene avondmaalstafel uit het begin van de 17de eeuw opvalt. Aan de Dorpsstraat staat de in 1907 gebouwde kloeke pastorie. Ernaast staat een boerderij met voorhuis en vrij lage schuur die aan de zijkant dan ook van een ‘schúntsje’ is voorzien. Hoorn kent nog een aantal boerderijen uit het laatste kwart van de 19de eeuw. Lies heeft nog enkele karakteristieke eilander boerderijen zoals nummer 42 uit 1721 en nummer 13 uit 1738.

Zurich is een dorp dat in de verdrukking is gekomen achter het spinnenweb van wegen bij de Kop van de Afsluitdijk en een tweetal dijken. Oorspronkelijk is het een komdorp, maar om de kerk is de kern in de loop van de tijd wat onduidelijk geworden, terwijl de bebouwing van de streken langs de dijk en de weg zich verdichtte. De zeedijk op Deltahoogte biedt een weids uitzicht over het dorp en de kale omgeving. De weerbarstigheid van het landschap heeft dichter Obe Postma, afkomstig uit het nabije Cornwerd, beschreven in De boerinne fan Surch: Har earizer blinkt yn ’e sinne fier Want it hiem leit heech en frij; En beammen waachse net te Surch: De see is te tichtebij De andere dijk is de Zuricher slaperdijk die in 1732 moest worden aangelegd omdat de zeedijk van de Zuricheroordpolder ernstig was aangetast door de paalworm. Willem Loré had het plan ervoor gemaakt. Loré’s dijken hebben flauwe taluds die de golfslag beter breken dan steile dijken. Tegen de zool van de slaperdijk is de compacte lintbebouwing langs de Caspar di Roblesdijk ontwikkeld. In de jaren tussen 1922 en 1932 heeft het dorp een drukte van belang gekend tijdens de aanleg van de Afsluitdijk. De dijkwerkers woonden in een dorp van barakken en zochten ’s avonds vertier in De Steenen Man waar het soms ruig toeging. Het barakkendorp is verdwenen, het hotel is nog steeds een accent in de bebouwing. De bescheiden naoorlogse dorpsuitbreiding ligt in het zuiden. Zurich heeft een ruim met jonge iepen omzoomd kerkhof. Er staat een late neorenaissancekerk uit ongeveer 1905 met mogelijk nog een middeleeuwse kern en toren met een achtzijdige lantaarn en een spits. Het metselwerk is versierd met rondboognissen met versieringen van kunststeen. De noordgevel is helemaal gesloten, de zuidgevel bevat vier rondboogvensters. Een zekere Roosjen zou de architect zijn. Een aannemer met die naam was bij de vernieuwing van de kerk van Cornwerd betrokken.

De toren, de meest rijk uitgedoste romaanse toren van het Noorden, is in het midden van de 12de eeuw verrezen en aan het einde van deze eeuw kwam ook het schip tot stand. Het rondgesloten koor is omstreeks 1425 vervangen door het huidige, hoge, gotische koor. Tezamen vormen ze een fascinerend complex. Het onderste gedeelte van de toren is van tufsteen opgetrokken. Na een overgangszone van afwisselende lagen tufsteen en rode baksteen is het hoogste gedeelte volledig van baksteen en daarboven volgt de bekroning door een tentdak. De toren is ongeleed, maar hij kreeg wel een levendige indeling in zones die aan elke zijde variaties vertonen. In het onderste gedeelte staat de segmentvormig gesloten ingang met een fraaie rondbogige omranding met onder meer een tandlijst. Daarboven zit een vrij lage zone van spaarvelden met rondboogfriezen die aan de drie zijden al dan niet door fijne colonnetten ondersteund zijn en waarin kleine vensters staan. De volgende zone heeft aan elke zijde een gepaarde rondboogopening met een deelzuiltje. In de daarboven gelegen zone van tuf- en baksteen heeft de zuidzijde wederom een spaarveld met rondboogfries en colonnetten en twee dubbele openingen met deelzuiltjes. Ook de westzijde heeft deze openingen, maar zonder het spaarveld en de noordzijde heeft slechts één dubbele opening met deelzuiltje. De hoogste, bakstenen, zone heeft aan elke zijde een spaarveld dat aan de west- en oostzijde door een keperfries wordt gedekt en aan de andere zijden door een rondboogfries. Het schip heeft zijn huidige gedaante met kleine romaanse vensters in brede rondboogspaarvelden te danken aan een reconstructie tijdens de restauratie in 1946-’49. Zowel aan de noordals zuidzijde staat een ingang die vergelijkbaar is met die in de toren. Het rijzige koor heeft grote spitsboogvensters en tweemaal versneden steunberen. Inwendig valt vooral het verschil in lichtval tussen schip en koor op. Het schip is donker en in het hoge koor valt juist veel daglicht naar binnen. Het is een effect dat pas bij de restauratie is ontstaan, omdat toen in het schip de grote gotische vensters ongedaan zijn gemaakt en de kleine hooggeplaatste romaanse vensters zijn gereconstrueerd. Het schip wordt gedekt door een vlakke zoldering met kruiselings geplaatste en op consoles rustende balken. Het hoge koor heeft een overwelving met kruisribben, een gewelf dat bij restauratie is teruggebracht nadat het in 1680 was ingestort. De ribben konden toen weer rusten op bewaard gebleven gebeeldhouwde kraagstenen. Zij hebben voorstellingen van dubbele menselijke koppen en van een os, een leeuw en een mens, die mogelijk de evangelisten Lucas, Marcus en Mattheus symboliseren. Onder de koorvensters zitten diepe spaarnissen. In de noordwand van het koor zit een rechthoekige, in zandsteen omlijste nis, een restant van een sacramentsnis. De doopvont dateert uit de 13de eeuw en is vervaardigd van Bentheimer zandsteen. De ronde kuip heeft op de rand versieringen van banden met bladranken en palmetten gescheiden door koordbiezen en wordt gedragen door een viertal zittende menselijke figuren met de handen op de knieën. De vont is in 1883 verkocht aan het Drents Museum en is veel later in bruikleen in de oorspronkelijke kerk teruggekeerd. Nog ouder zijn de sarcofaagdeksels die de kerk rijk is. Ze stammen uit de 12de eeuw en vertonen in verschillende figuraties kruisen en krom staven. De preekstoel tegen de noordzijde van de triomfboog is in 1661 vervaardigd in rijpe renaissancevormen met plint en friesstukken met rolwerkcartouches, slanke getordeerde hoekzuiltjes en rijk gesneden toogpanelen. Het klankbord is later toegevoegd en de trap is van recente datum. Bij de preekstoel staat tegen de noordwand een eenvoudige dubbele herenbank. Ertegenover, tegen de zuidmuur, staat een sierlijke herenbank uit 1762. Deze heeft een rugschot met een kuifstuk dat in rococovormen is gesneden en het alliantiewapen van Joan Gijbelandt en Allegonda van Linthorst bevat. Het orgel op de westgalerij is in 1885 door de gebroeders Van Oeckelen gebouwd. De bij restauratie tegen de noordzijde van het koor toegevoegde consistoriekamer in historiserende vormen huisvest in de kelder een klein klokkengietersmuseum.

Houtigehage is een heidedorp dat pas aan het einde van de 19de eeuw gestalte kreeg. De oorsprong is ouder. Tot in de eerste helft van de 18de eeuw lagen in deze streek hoge venen. Op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1718 liggen er de Folger Veenen met in het verlengde van de Burmaniasloot: de Hillema Gruppel. De venen zijn spoedig daarna in enkele tientallen jaren voor de turfwinning afgegraven. Toen in het midden van de 18de eeuw dat werk was gedaan, werd het geruïneerde landschap aan zijn lot overgelaten en ontwikkelde zich een heidegebied, waarop armoedzaaiers wat stukjes grond in cultuur trachtten te brengen om in hun bestaan te voorzien. Houtigehage bestond toen uit een ongeordende en verspreid liggende verzameling spitketen. Op de grietenijkaart in de atlas van Eekhoff uit 1848 blijkt de nederzetting al wat structuur te hebben gekregen. Het land is op een zeer kleinschalige wijze in cultuur gebracht. De bewoning lag nog steeds verspreid en er waren nog veel onontgonnen voormalige dalgronden, maar langs de Houtigehaagster Wijk – thans de Skoallewyk – stonden toen al rijen huizen die tezamen een begin van een nederzetting gingen vertonen. In 1896 werd pas een school gebouwd: de eerste collectieve voorziening. De inwoners kerkten aanvankelijk in het westelijk gelegen dorp Rottevalle. Johannes Antonie Visscher, predikant aan het begin van de 20ste eeuw, trok zich het lot van Houtigehage aan, publiceerde over de ‘arme Friesche heide’ en heeft veel werk verzet voor de verdere ontginning. De hoofdstraat is dan ook naar hem vernoemd. Woningvereniging Smallingerland begon toen ook aan een woningbouwprogramma, waarvan woningen met krimp en schuur aan de Skoallewyk in 1909 de eerste waren. Een van die woningen is nu tot een museum van de emancipatie gerestaureerd en ingericht. In 1930 werd Houtigehage een zelfstandig dorp. In 1937 kwam de hervormde kerk tot stand. Na de oorlog is het dorp sterk gegroeid, vooral omdat de woningbouwvereniging er flink ging bouwen.

Zwagerbosch is een jong streekdorp in de uiterste zuidwesthoek van Kollumerland dat pas in 1940 de status van dorp heeft gekregen. Daarvoor was het een buurschap bij het toch vrij ver verwijderde Kollumerzwaag. De heidestreek raakte vanaf de 18de eeuw bewoond en in het midden van de 19de eeuw was er een streek gevormd. Wat gebeurde aan de pas kort voor 1930 verharde Boskwei/Bjirkepaed dat toen op kaarten met Het Bosch werd aangeduid. Maar ook verder verspreid over de heide stonden nog schamele onderkomens. Deze streek met achterpaden lag haaks op de in dit landschap oost-west liggende ontginningsassen. Dat kwam mede omdat de percelen van de heide geleidelijk in zuidelijke richting werden doorgetrokken. De heidebewoners woonden in heidehutten of spitketen die sinds het begin van de 20ste eeuw werden vervangen door kleine, van baksteen opgetrokken huisjes met soms nog een stal onder hetzelfde dak. Ze probeerden in hun levensonderhoud te voorzien met het ropen, het draaien van touw, en het maken van bezems en schrobbers of het vlechten van matten in stoelen. Die werden daarna in de wijde omgeving uitgevent. De heidehutten zijn in het kader van de Woningwet opgeruimd, maar ook de eerste huisjes die in dat kader werden gebouwd zijn verdwenen. Aan de in 1950 verharde Heidewei stond tot voor kort nog een tweetal in 1913 van kalkzandsteen gebouwde ‘spultsjes’. Het waren nog gave woonhuizen met een schuur voor wat kleinvee, een koe of akkerbouwproducten. Landarbeiderswoningen worden ze ook genoemd, omdat de bewoners, naast een ander beroep of los werk, met wat landarbeid op een ruim erf kleinschalige veeteelt of akkerbouw konden bedrijven om zo in eigen behoeften te kunnen voorzien. Achter de Boskwei staat op nummer 24 nog zo’n woninkje uit 1914 maar dat is al gewijzigd. Zwagerbosch is na de oorlog sterk vernieuwd en er zijn sindsdien vrij veel vrijstaande huizen gebouwd. Het dorp is zo bij de Swadde nog sterker verweven geraakt met Twijzelerheide in Achtkarspelen en Zwaagwesteinde in Dantumadeel.

Het oudste gedeelte van de Stephanuskerk is de benedenzone van de toren die in de 13de eeuw van grote kloostermoppen is gebouwd. De toren is waarschijnlijk in 1778 in grauwbruine steen verhoogd tot de huidige hoogte en weer later is de ingesnoerde spits erop gekomen. De toren is zonder geleding en vrijwel geheel gesloten opgetrokken, met uitzondering van enkele zeer kleine rondbogige openingen en galmgaten in dezelfde vorm. Wel zit aan de westkant een korfbogige ingang die waarschijnlijk dateert uit de tijd van de torenverhoging. De kerk kwam met het koor met driezijdige sluiting aan het begin van de 15de eeuw tot stand en werd opgetrokken van een kleiner formaat gemêleerd rode baksteen. Vergeleken met andere Drentse, gotische kerken is zij vrij kort en opmerkelijk breed. Het schip is slechts drie traveeën diep waarop zonder een merkbaar koor travee de driezijdige sluiting volgt. Aan de buitenzijde zijn schip en koorsluiting geleed door eenmaal versneden steunberen en de muurvakken zijn geopend met grote spitsboogvensters die tijdens de restauratie van 1935 een bakstenen gaffeltracering kregen. Aan de zuidzijde zit een fraai geprofileerde ingang. Het interieur wordt gedekt door een vlakke balkenzoldering. In de benedenzone van de wanden zitten diepe spaarnissen en enkele kleine nissen die in de middeleeuwen voor liturgisch gebruik waren. De kerk bezit een 17de-eeuwse avondmaaltafel. De preekstoel met groot klankbord tegen de sluitingswand dateert uit 1778 en heeft enig snijwerk van guirlandes op de hoekpenanten en de panelen. Het orgel is in 1726 gebouwd door Christiaan Müller en Johann Michael Schwartsburg voor de kerk in Beetgum in Friesland. Het instrument is in 1862 door Petrus van Oeckelen naar Westerbork verplaatst. Aan de noord- en zuidwand van het schip hangen schilderijen met vrome taferelen. Het zijn laat-impressionistische gezichten van de kerkgang van vrouwen in traditionele dracht. Het is het werk van Reinhart Dozy (1880-1947), die in Antwerpen en Parijs gestudeerd en gewerkt heeft en in Elp ten noorden van Westerbork een zomerhuis had, waar hij vanaf 1939 ging wonen.

Húns is een klein terpdorp met een aantrekkelijk ontwikkelde structuur. Het ligt ten noorden van de Bolswardertrekvaart waarmee het met een dorpsvaartje was verbonden. Over land lag Húns tot in de tweede helft van de 19de eeuw vrij geïsoleerd. Nu is het dankzij de nieuwe Westergoawei heel goed ontsloten. Aan de andere zijde van de autoweg ligt een buurtje bij de Panwurksbrêge dat bij Húns hoort en waar ooit een pan- en steenfabriek stond. Vanaf de autoweg leidt een kromme weg de dorpskom in. In de buitenbocht staan wat huizen, in de binnenbocht de rijzige, voormalige en nu ruïneuze school die in een opknapbeurt gestold lijkt. Daarna verhevigt het profiel en verwijdt het perspectief. De dorpsstraat loopt op als hij langs de afgegraven kerkterp scheert en aan de zuidzijde opent het zicht zich over het ruime kaatsveld. De dorpsstraat wordt omzoomd door dichte reeksen kastanjes en begeleid door het voormalige café en thans het dorpshuis ‘De Murdhûn’, een twee lagen hoog gebouw van eenvoudige statigheid. Daarna volgen een paar lage huizen die het oplopende kerkpad begeleiden. Dankzij de scherp afgestoken hoge terp lijkt de bescheiden kerk op te rijzen en het dorp aan de noordzijde te beschermen. Aan de naar de dorpskom gerichte zuidzijde is de kerk geheel met diverse malen gerepareerd betoncement besmeerd, met nog wel een aardig profiel om de ingang. Aan de west- en noordzijde is het oorspronkelijke bouwmateriaal zichtbaar: gele kloostermoppen met diverse reparaties. De kerk dateert van kort na 1200. Op de westelijke gevel is het torentje met een houten opbouw en spits geplaatst, waarin een klok, in 1617 gegoten door Hans Falck. De toren draagt een naar het dorp gericht uurwerk met anno 1929. Tegenover de kerk ligt een ruime kamp land, het lage kaatsveld, omzoomd door aardige, hier en daar romantisch opgeknapte huisjes in een levendige afwisseling in maten, bekappingen en venstergeledingen. In samenhang met de hoge kerkterp vormt deze ruimte een fascinerend ruimtelijk contrast.

Zweins is een terpdorp en ligt tussen de rijksstraatweg van Leeuwarden naar Harlingen en de trekvaart tussen deze steden, het huidige Harinxmakanaal. Het dorp heeft geen echte kern; het bestaat uit een paar verspreide buurtjes en boerderijen en een grotendeels afgegraven, scherp om het kerkhof afgestoken kerkterp. De kerk is van verre herkenbaar: de terp is hoog en het silhouet van de kerk is bijzonder. Bovendien ligt er een waterbuurt bij het kanaal, officieel Kingmatille, in de volksmond ‘Keimpetille’, genoemd naar een verdwenen brug over de trekvaart. De kerk op de terp maakt een eigenzinnige indruk omdat zij aan beide kanten driezijdige sluitingen bezit. Midden op het dak staat een dakruiter en zo wordt de indruk gewekt dat het om een centraalbouw gaat. De zaalkerk werd gebouwd in de jaren 1782-1783 ter vervanging van een middeleeuwse kerk. Er wordt ook beweerd dat de 13de-eeuwse kerk nog aanwezig is en dat het gebouw aan de buitenkant is beklampt. De oude kerk, toegewijd aan de Heilige Regina – Maria als koningin van de hemel – had een toren met een zadeldak. De dakruiter, het charmante achtzijdige houten koepeltorentje, biedt ruimte voor de in 1471 door Steven Bütenduc gegoten klok. Het uurwerk is van 1783. Aan de westzijde staat de ingang in een diepe korfboogvormige nis. De kerk bevat een door Hermanus Berkenbijl gesneden preekstoel uit 1783, een doophek en twee herenbanken van Lycklama à Nijeholt/ Glinstra en Beijma thoe Kingma. Een zandstenen epitaaf herinnert aan de vroege dood in 1652 van de echtgenote van Ignatius van Kingma, Jaeycke van Vierssen. Ze overleed na amper 33 weken huwelijk toen haar man als kolonel in Brouwershaven in garnizoen lag. Het echtpaar woonde op Kingmastate bij de trekvaart. Daar aan het Van Harinxmakanaal is op nummer 11 een laat-18de-eeuws huis te bezoeken waarin allerlei gebeeldhouwde fragmenten zijn verwerkt: van kroonlijsten, eierlijsten, twee bekroningsballen en een flinke gevelsteen met kwabornament en het jaartal 1657. De sier is afkomstig uit de in 1864 afgebroken Kingmastate.

De kerk van Zuidlaren heeft drie duidelijk te onderscheiden delen. Het schip, de toren en het koor. Het schip is grotendeels vóór 1264 totstandgekomen. De muren worden in brede traveeën geleed door uitgemetselde lisenen en in de noord- en zuidmuur zijn duidelijke sporen te zien van rondboogvensters uit de late romaanse periode. In de westelijke travee van de zuidmuur staat een geprofileerde korfbogige ingang en ook in de noordmuur is zo’n exemplaar, maar die is dichtgemetseld. In de zuidmuur is laag bovendien een bouwnaad te zien die het spoor zou kunnen zijn van een hagioscoop. In het muurwerk van dit schip zijn later, vermoedelijk in de 15de eeuw, bescheiden maar wel geprofileerde vensters ingebroken, waarbij die in de westelijke travee kleiner dan de andere zijn. De toren is omstreeks 1300 verrezen. Be neden staat aan de westzijde een kleine, meervoudig geprofileerde, rondbogige ingang. Het gedeelte in het midden is gevormd met grote spaarvelden, waardoor hoeklisenen zijn gevormd. Halverwege zijn deze velden versierd met tandlijsten en daarboven zitten de galmgaten: aan de west- en oostzijde gepaarde, smalle, spitsbogige in rondboog nissen en aan de noord- en zuidzijde twee rondbogige. Vlak boven de beëindiging van de hoek lisenen loopt een fraai fries van gekruiste rond bogen dat ongetwijfeld de bekroning van de torenromp vormde. De toren is in de 15de eeuw verhoogd en in dit gedeelte zijn opnieuw galmgaten aangebracht. Ze hebben een vergelijkbare vorm, maar zijn daar opgenomen in spitsboognissen. De toren heeft een ingesnoerde spits ter bekroning. Het hoge koor en een uitbreiding van het lage schip met een halve travee kwamen ter vervanging van het romaanse koor in de 15de eeuw tot stand in laatgotische stijl. De muren worden geschoord door eenmaal versneden beren en rond het koor is ter hoogte van de onderkant van de dorpels een waterlijst van zandsteen aangebracht. In de muurvakken staan zeer grote spitsboogvensters, die bij de restauratie in 1972-’74 de bakstenen traceringen kregen. Aan de zuidzijde staat een ingang in de eerste sluitingswand en aan de noordzijde is de ingang van de koortravee – net als die van het schip – dichtgemetseld. Ze zijn beide korfbogig gesloten. Het interieur van schip is gedekt met een gedrukt tongewelf van hout. Waarschijnlijk is het ooit in steen overwelfd geweest, want aan beide zijden van de eerste travee bij de orgelgalerij zijn nog muraalbogen in het muurwerk te zien. Het koor kreeg een stenen kruisribgewelf dat in 1648 na ernstige schade tijdens de Tachtigjarige Oorlog is gereconstrueerd. Een gedenksteen herinnert daar aan. Tussen het schip en het koor staat een spitsbogige triomfboog. In het koor zitten onder de vensters diepe spaarnissen. Vooral dankzij het meubilair bezit de kerk een deftige inrichting. Tegen de zuidzijde van de triomfboog is de preekstoel met groot klankbord opgesteld, een in 1675 door Dirck Jans Bijmold rijk gesneden meubel met acanthusblad op de plint, losstaande, gegroefde ionische hoekzuilen en in de paneelvakken festoenen met bloemen en vruchten. Fragmenten van het weggehaalde doophek zijn aan de westzijde van de kerk terug te vinden. In de kerk staan drie fraaie herenbanken van patricische families. Die tegenover de preekstoel is van de familie Van Selbach uit het einde van de 17de eeuw. In het kuifstuk van het rugschot is het wapen van deze familie opgenomen. In het schip staat tegen de noordwand de monumentale zetel van de familie De Drews die uit het begin van de 18de eeuw stamt. De overhuifde bank van de familie Van Heiden uit de tweede helft van de 18de eeuw is in de koorsluiting geplaatst. In het koor hangt het kleurige memoriewapen van Alexander Carel van Heiden, drost van Drenthe, overleden in 1776. Het wapen is omhangen met de keten van de orde van Pruisen en wordt gehouden door griffioenen. Het orgel is in 1787 door Abraham Meere gebouwd voor de kerk in Beusichem, is in het midden van de 19de eeuw uitgebreid door A.A. Kuerten en spoedig daarna (1859) door Zuidlaren aangekocht en door Petrus van Oeckelen geplaatst, waarbij hij sierwerken toevoegde.

Het IJsselmeer vormt in het westen van Friesland een indrukwekkende grens van land en water. De voormalige Zuiderzee, sinds 1932 definitief afgesloten van de Waddenzee door de Afsluitdijk, is bij alle weertypen nog steeds indrukwekkend qua weidsheid en natuur. De Friese IJsselmeerkust wordt gekenmerkt door prachtige oude vissersstadjes zoals Hindeloopen, Stavoren, Workum en Harlingen. Maar er zijn ook pittoreske dorpjes te vinden zoals Cornwerd, Gaast en Piaam, om het grotere Makkum niet te vergeten. De laatste is samen met Harlingen uitvalsbasis voor veel charterschepen die het wad op gaan met groepen toeristen of personeelsverenigingen. De vissersstadjes getuigen van de rijke historie van het gebied. Vanuit Hindeloopen, Stavoren, Workum en Harlingen werden de wereldzeëen bevaren om handel te drijven. Harlingen speelde ook een belangrijke rol in de walvisvaart. De kust heeft ook een belangrijke rol gespeeld in de verdediging van Friesland. Zo was de slag bij Warns op 26 september 1345 de belangrijkste veldslag in de Fries-Hollandse oorlog tussen graaf Willem IV van Holland en de Friezen. De Friezen wonnen met overmacht. Jaarlijks wordt deze slag herdacht bij het monument op het Rea Klif nabij Warns. Op het monument staan de woorden ’Leaver dea as slaef’ te lezen. Tegenwoordig is de IJsselmeerkust een geliefde bestemming voor zowel de cultuur-toerist als de watersporter. Bij harde wind is de kust een perfecte locatie voor wind- en kitesurfen. Er zijn meerdere surfscholen waar deze sport kan worden aangeleerd. Tip: Als u in het gebied bent neem dan ook eens een kijkje in een van de kleinste haventjes van Europa, dit haventje vindt u in het dorpje Laaksum.

Hurdegaryp is een langgerekt streekdorp, in de Middeleeuwen ontstaan op een zandrug. De dorpskern met een 13de-eeuwse kerk lag aanvankelijk zuidelijker dan waar nu het centrum is te vinden. Nog zuidelijker lag nog de buurschap Gaastmaburen die grotendeels tot Hurdegaryp behoorde. Daar stond tot 1829 de Grovestins, een kloeke torenstins. Op de grietenijkaart van Tytsjerksteradiel in de atlas van Schotanus uit 1716 staat op de plaats waar het huidige dorp ligt bebouwing aan weerszijden van het verlengde van de in 1528/’31 aangelegde Zwarteweg die van Leeuwarden in oostelijke richting liep. Daar is ook Huize Bennema ingetekend met de mededeling dat de familie Fortuijn er dan woont. Aan de zuidelijk lopende Zomerweg woonden nog niet zoveel mensen, maar daar stond de kerk wel. Weer zuidelijker kende Gaastmaburen een behoorlijke bebouwing. De Tegenwoordige Staat van Friesland vermeldde: ‘Dit dorp heeft een fraaje Kerk en toren, met een schoone buurt huizen. De Kerk stond weleer aan de Zomerweg; doch is in ’t jaar 1714 by de buurt geplaatst, welke bestaat uit een dubbele streek huizen, by welke men eene fraaje hofstede ziet, aldaar door zekeren Bennema van Leeuwarden gesticht, aan den vermaakelyken rydweg die van hier naar Veenwouden loopt, en thans behoorende aan de Familie van Boelens. In ’t Zuidwesten ligt eene buurt en een groot gebouw met naame Gaalslot, voorzien van eene schoone plantagie. In ’t Zuidzuidoosten, niet verre van Bergum, ligt in ’t geboomte de buurt Gaastmabuuren …. By deeze huizen lag weleer de state Groustins, waar van het stins nog in weezen is.’ De Grovestins staat op de grietenijkaart in de atlas van Eekhoff uit 1847 nog aangegeven, al was het gebouw in 1829 reeds gesloopt. Bij de verkeersweg in het noorden staat de nieuwe kerk ingetekend en op de plaats van de middeleeuwse kerk is het Oud Kerkhof aangegeven en vlak daarbij het Priestershuis. In 1830 is de rijksweg van Leeuwarden naar Groningen aangelegd, deels over het tracé van de Zwarteweg. Door Hurdegaryp liep ongeveer op de huidige plaats ook al een weg. Aan de westelijke zijde van de buurt die daar groeide, is in 1711 de nieuwe hervormde kerk gebouwd door timmerman Eilof Johannes uit Wyns. Dat geeft een opschrift boven de ingang te lezen. Het is een ingetogen zaalkerk met een driezijdig gesloten koor en een houten geveltoren. Binnen bezit de kerk een kansel uit het begin van de 18de eeuw met rijk snijwerk. Het meubel heeft corintische zuiltjes op de hoeken van de kuip en draagt evangelistensymbolen en er staan twee herenbanken, waarbij een 17deeeuwse die zeker uit de oude kerk afkomstig is. Verderop aan de Rijksstraatweg staat ook nog een evangelisatielokaal van de hervormden, een eenvoudig bouwwerk uit 1935 met enige expressionistische elementen. Onder de woonhuizen valt vooral de wat naar achteren gerooide ‘Villa Nova’ op. De L-vormige villa met een uitgebouwde middenpartij is in 1856 gebouwd voor J. Hora en P.J. Hora- Adema in een mengstijl waarin het neoclassicisme domineert. Verder staat aan de hoofdader van de oude streek een aantal notabele woningen met een middengang waarbij de middenpartij is uitgebouwd of geaccentueerd door een sierlijke kajuit. Meer naar het westen toe staan woonhuispanden uit vooral de 20ste eeuw. Daartussen zijn ook karakteristieke exemplaren te vinden. Op een ruime kavel op nummer 24 bouwde architect Abe Bonnema in 1961/’62 een doosvormige, modernistische houten villa op een staalskelet. Het werd het eigen woonhuis en kantoor voor zijn architectenbureau. Mien Ruys ontwierp de tuin. Vanaf de jaren zestig kreeg Hurdegaryp een stevige impuls doordat veel Leeuwarders er gingen wonen en in tien jaar tijd groeide het dorp uit tot een forensenplaats. Ten zuiden van de Rijksstraatweg kwamen omvangrijke woonwijken in een vrij strenge rechthoekige verkaveling tot stand. De voorzieningen zijn meegegroeid. Zo kreeg de plaats onlangs een marktplein aan de Fuormanderij, omzoomd door een winkelcentrum, deels met appartementen op de verdiepingen.

De kerk is in de tweede helft van de 13de eeuw gebouwd van rode baksteen, op een hoog kerkhof aan de rand van het dorp. In de dakruiter hangt een 14de-eeuwse klok die de naam ‘Maria’ draagt. Het kan een aanwijzing zijn dat de kerk aan haar is gewijd. De kerk onderging in 1929-’30 een ingrijpende restauratie, waarbij enig baksteenmateriaal is vernieuwd en enkele vensters zijn aangebracht. De hoeken van het schip worden geschraagd door steunberen. Van de grote vensters in de zuidmuur is één tijdens de restauratie toegevoegd. Deze vensters zijn licht spitsbogig en staan in diepe rondbogige dagkanten waarin romano-gotische kraalprofielen zijn verwerkt. Tussen de twee gepaarde vensters staat de rondbogige zuidelijke ingang in een spitsbogige nis. Nabij het koor staat laag een venster, kennelijk een hagioscoop. Het koor dat waarschijnlijk uit de 17de eeuw stamt, waarbij voor de onderste zone baksteen van groot formaat van de oude koorsluiting is hergebruikt, heeft een driezijdige sluiting. Deze was geheel gesloten, maar heeft bij genoemde restauratie vensters gekregen. De noordmuur bezit drie vensters en bij het koor weer een hagioscoop. De noordelijke, rondgesloten ingang staat niet in een nis. De westgevel bezit ook een rondgesloten ingang, waarboven een rondboogvenster staat. De twee flankerende vensters zijn bij de restauratie toegevoegd. Boven deze gevel staat een dakruiter waarvan de wanden en de licht ingesnoerde spits zijn bekleed met houten plankjes, zogenoemde schaliën of dokken. Het interieur wordt gedekt door een houten tongewelf uit de restauratietijd. De muren hebben in de benedenzone een geleding met diepe spitsbogige spaarnissen. Verder zitten aan de koorzijde enige liturgische kleine nissen. Eén heeft een laatgotisch smeedijzeren deur: de sacramentsnis. In het koor staan zowel een romaanse doopvont van Bentheimer zandsteen (13de eeuw) als een gotische wijwaterbak (15de eeuw). De preekstoel uit 1709 bezit op de kuip snijwerk met bijbelse en allegorische voorstellingen van onder meer David, Elia en Jozua en Kaleb met de druiventros. Op de ruime westgalerij staat een orgel uit de 19de eeuw.

De scheve toren van Pisa is een begrip maar de Oldehove in Leeuwarden staat bijna net zo scheef. Toch is de laatste een stuk minder bekend. De huidige Oldehove heeft een bijzondere geschiedenis. Op het plein waar nu de Oldehove staat, stond omstreeks 1100 een tufstenen kerkje, dat in de 13e eeuw vervangen zou worden door een grotere, uit rode kloostermoppen opgetrokken kerk. Men kwam echter niet verder dan de aanleg van de fundering. Toen in 1435 de dorpjes Oldehove, Nijehove en Hoek werden samengevoegd en de stad Leeuwarden ontstond, kwam er al spoedig behoefte aan een groter godshuis. Zo kwam een driebeukige, aan Sint-Vitus gewijde basiliek tot stand. Doch de Leeuwarders wilden meer: Ze wilden net zo’n hoge toren bij hun te bouwen kerk bezitten als de Groningers in de jaren 1469-1482 hadden gekregen met de Martinitoren. Er werd dus een actie ontketend en uit heel Friesland stroomde het geld binnen. Na een voortvarende start bleek al snel dat de ondergrond niet echt berekend was op het enorme gewicht van de toren, waarvan de muren aan de basis meters dik zijn. Direkt werd ingegrepen door in de bouw rekening te houden met de verzakking. Het mocht niet baten, een kromme, half afgebouwde toren resteerde. Leeuwarden heeft met de Oldehove de strijd met de stad Groningen en hun prachtige Martinitoren definitief verloren, maar wat een pracht van een monument heeft de stad Leeuwarden er aan overgehouden. De Oldehove kan worden bezichtigd en beklommen. Kijk voor de openingsstijden op https://www.oldehove.eu

Het kleine terpdorp Idaard was in de Middeleeuwen de hoofdplaats van de grietenij Idaarderadeel, maar is later door vrijwel alle andere Idaarderadeelster dorpen overvleugeld. Het was met de Kromme Sloot via het Eagumerdiep, het vaarwater tussen Leeuwarden en Grou, verbonden. Het had een weg naar Reduzum die in 1843 een bepuining kreeg en pas na de oorlog kwam er een wegverbinding met Grou. Toen omstreeks 1960 rijksweg N32 van Leeuwarden naar Heerenveen werd aangelegd, was het dorp kortstondig goed ontsloten. Maar nadat deze weg autosnelweg was geworden, werd Idaard weer teruggeworpen in isolement. In het midden van de 19de eeuw toont de grietenijkaart een agrarisch dorp, gegroepeerd om de kerkterp met de boerderijen Groot en Klein Epema en Sijbema aan de oostelijke zijde en wat kleinere gebouwen ten noorden van de terp. Aan de weg naar Reduzum ligt Friesmastate. Tot 1882 lag dit adellijk buiten in een uitgestrekt park. Er is geen spoor meer van te vinden. Aan de noordelijke uitvalsweg staan boerderijen, burger- en volkswoningen in een rij. Nu bestaat de kern van het dorp uit een deels afgegraven terp met de kerk en toren, een klein buurtje van een paar panden daar tegenover en een groene ruimte aan de oostzijde omringd door enkele monumentale boerderijen. De kerk dateert uit 1774, de stichtingssteen vermeldt dat de vierjarige Cornelius Arent van Scheltinga op 4 juli de eerste steen heeft gelegd. Drie jaar later zou deze jonge zoon van de grietman dat ook doen bij de kerk van Eagum. Het is een eenvoudige zaalkerk met een driezijdige koorsluiting. De iets verdiepte traveeën bezitten korfbogig gesloten vensters. De zadeldaktoren stamt uit de 15de eeuw en heeft aan de westzijde een vlakke geveltop met een luik. De oostelijke, naar het dorp toe gerichte geveltop is getooid met een drietal nissen. Aan alle zijden zitten twee rondbogige galmgaten maar alleen aan de noordzijde is een uurwerk aangebracht. De kerk is heeft zes gebrandschilderde ramen uit de 18de eeuw.

De kerk staat op een kerkhof dat aan de zuiden noordzijde aardig ruim is; aan de oostzijde zijn toren en kerk in de dorpsbebouwing verweven. Het schip is in het derde kwart van de 13de eeuw gebouwd nadat de losstaande toren in de eerste helft van die eeuw tot stand was gekomen. De kloeke toren in twee geledingen bezit aan de dorpszijde een ingang. Boven het poortje zitten twee gebeeldhouwde stenen die vertellen van herstelwerkzaamheden in 1714 en 1762. De geveltoppen hebben – niet oorspronkelijke – ondiepe, klimmende spaarnissen met metselmozaïek in gevarieerde patronen. Op het zadeldak staat een achtzijdige, deels opengewerkte spitse dakruiter. Het kerkschip bestaat uit vier traveeën die inwendig gewelfkoepels kregen en aan de buitenzijde zitten lisenen met halverwege een versnijding. De zuidmuur heeft in de benedenzone van de grond opgaande spaarnissen met dubbele rondbogen tussen penanten. Bovendien zijn er twee rondbogige ingangen in sleutelgatnissen en in de voorlaatste travee een hagioscoop. In de bovenzone staan in elk vak omkraalde vensters tussen nissen die of een kraal of een recht profiel in de omlijsting bezitten. De nissen zijn gevuld met buitengewoon inventief gevarieerd metselmozaïek: horizontale en verticale keperpatronen in verschillende steenformaten, met diagonaal of rechtstandig vlechtwerk en met een ruitvormig tegelverband, waarbij vaak het kleurarrangement meespeelt. De noordzijde wijkt hier niet veel van af. De indeling van de twee zones is gelijk. Hier staat maar een enkele ingang, in een spitsboognis, maar er zit op dezelfde plaats een hagioscoop en aan de uiterste westzijde vervangt een brede spaarnis de twee smalle van de andere zijde. De westgevel, zonder ingang, vertoont eveneens de zone- en nissengeleding; de geveltop zal oorspronkelijk ook versierd zijn maar die is later in vlak verwerkte kleine baksteen vernieuwd. De oostelijke sluitgevel, gewoonlijk de rijkst versierde in de romano-gotische tijd, is verdwenen bij het bouwen van een nieuw gotisch hoogkoor in de 15de eeuw. Dit bestaat uit twee traveeën en een driezijdige sluiting, geleed en geschoord door eenmaal versneden steunberen en in alle muurvakken voorzien van grote gotische spitsboogvensters. Onder de onderdorpels loopt een waterlijst. Het schip heeft licht spitsbogige gordelbogen en vier meloenvormige koepelgewelven met steeds acht ronde, slanke ribben, die in gevarieerde, rijk gevormde rozetten zijn vergaard. De triomfboog tussen schip en koor is zwaarder en rondbogig. Het koor wordt gedekt met kruisribgewelven met vier en zes ribben. Van de uitwendige rijke gevelgeleding is binnen een echo te ervaren. De benedenzone vertoont ook spaarvelden met enkele of dubbele bogen, terwijl in de bovenzone de vensters worden geflankeerd door spaarnissen. Al deze aspecten zijn met schilderwerk in steenimitatie en enige kleurige biezen geaccentueerd. Op de gewelven en muren zijn schilderingen uit verschillende middeleeuwse perioden in het zicht gebracht. Op de noordwand van de derde travee een Laatste Oordeel en in de vierde travee heiligen in de benedennissen, waarbij de colonnetten fraai zijn gedecoreerd. Verspreid zien we hier en daar nog fragmenten van eerder geestige dan geestelijke voorstellingen. Op het gotische koorgewelf onder meer de symbolen van de evangelisten en een Man van Smarten. In de noordelijke koormuur zit een hoge, omrande nis met een kielboog; het restant van een sacramentsnis. In de oostelijke sluitmuur zal de lage, brede nis de herinnering aan een piscina zijn. De preekstoel met klankbord is in 1823 vervaardigd van mahonie en heeft een ingetogen neoclassicistische stijl. De kuip en het klankbord zijn rond van vorm en ook de trap plooit zich naar de kuip. De kuip kreeg niettemin gladde, Toscaanse zuiltjes en aan de rand een fries van triglyfen en metopen. Het klankbord heeft een stralendecoratie en dubbele tandlijst aan de rand. Het bijbehorende doophek heeft aan de zijkanten panelen en is aan de voorzijde met afgeplatte balusters geopend. Op de wand achter de preekstoel zijn fragmenten van rankenschilderingen rond enkele liturgische nissen, waaraan is te zien dat deze ruimte voor de bouw van het hoogkoor de koortravee is geweest. H.H. Freytag en F.C. Schnitger jr. bouwden in 1823 het orgel waarbij ze gebruik maakten van pijpwerk uit 1662.

Idsegahuizum ligt ten zuiden van Makkum op nog geen kilometer van de kust. Het kleine terpdorp is gelegen temidden van voornamelijk weideland. Nabij de voormalige zeedijk is nog enige akkerbouw, waar vroeger kleinschalige akkerbouw van onder meer aardappelen en gladiolen een specialiteit was. Omstreeks 1270 komt het dorp voor het eerst in de bronnen voor als Ytsingahusum, ruim een eeuw later is het: Idsingahusen. Zo zijn er nog een paar varianten en kan er misverstand ontstaan met Idskenhuizen in Skarsterlân, het voormalige Doniawerstal. Eeuwenlang was het dorp over land alleen vanaf de zeedijk te bereiken, maar sinds de droogmaking van het Makkumermeer in 1876/’79 in het oosten is Idsegahuizum over de Brekkerweg door de polder met Allingawier en het verdere achterland verbonden. De dorpsgerechtigheid reikte vroeger ver naar het noorden en de zuidelijke bebouwing van Makkum rond de Kleine Zijlroede behoorde, compleet met grote bedrijven als een hout- en een papiermolen, tot Idsegahuizum. De korte dorpsvaart voert naar de Kleine Zijlroede en naar Makkum: voor de droogmaking van het Makkumermeer van grote betekenis voor het scheepvaartverkeer. Rond de kerk is een buurt gegroeid waarvan de pastorie een aandachtspunt vormt. Het is een karakteristieke middengangwoning met pilasters naast de ingangspartij en midden op het dak een kajuit met sierrandjes. Verder zijn aan weerszijden van de dorpsstraat en enkele zijpaden enige woningen en schuren te vinden. De randen van de dorpskom zijn weer omringd door boerderijen, waarvan enkele van flinke omvang. Een kop-hals-rompboerderij met een blank gestukadoord front is daarvan het opvallendst. De kerk is het middelpunt van Idsegahuizum. Zij is in 1870 gebouwd op de plaats van oudere voorgangsters. De huidige kerk bezit op het westelijke front een naar verhouding kloeke houten toren met een ingesnoerde, achtzijdige spits. De zaalkerk is aan de voorzijde geopend met een deur met halfrond bovenlicht, geflankeerd door twee halfronde vensters. Het kerkschip heeft grote, rondgesloten vensters. Het geheel is evenwichtig maar sober, een karaktertrek die het dorp als geheel past.

De kerk op de dorpswierde lijkt niet middeleeuws omdat het bouwwerk in de 19de eeuw uitwendig van een pleisterlaag met blokkenpatroon werd voorzien, nadat in 1667 al veel aan de kerk was veranderd. De ingang aan de westzijde, een rondbogig poortje, heeft siersteentjes: een sluitsteen en twee neggen met de mededeling ‘anno 1667’. Maar tijdens herstelactiviteiten in 1968 is het muurwerk in het zicht geweest en toen bleek dat de kern van oud materiaal is opgetrokken. Oud beeldmateriaal maakt duidelijk dat het oorspronkelijk een zaalkerkje met een zadeldak tussen topgevels was en dat er een losse klokkentoren, eveneens met een zadeldak, bij stond. Deze toren is in 1794 afgebroken en toen zal er een dakruiter op de westelijke gevel zijn geplaatst. Daarin kwam de oude luidklok te hangen, in 1618 gegoten door Hendrick Wegewaert. De dakruiter is in 1849 nog eens vernieuwd. De oostelijke topgevel, versierd met vensters en/of nissen, is in 1667 afgebroken. Aan deze zijde kwam een dakschild. In genoemd jaar zijn de ingangen aan noord- en zuidzijde – waarvan de sporen in 1968 zijn aangetroffen – dichtgemetseld. De smalle, ongeveer twee meter hoge vensters zijn door de huidige grote rondboogvensters in de noordelijke en westelijke muren vervangen. Had de kerk in de 17de eeuw al een ander aanzien gekregen, vóór het midden van de 19de eeuw werd dat nog sterker door het aanbrengen van de uitwendige pleisterlaag. Het interieur wordt gedekt door een vlak balkenplafond. Onder de houten vloer liggen grafzerken voor de familie Coenders. Het interieur bezit een fraaie eenheid aan meubilair, dat grotendeels dateert van de grote verbouwing in 1667. Voorbeelden zijn de preekstoel met een kuip met gegroefde hoekzuiltjes en gesneden friezen en een klankbord, een doophek met gedraaide balusters, knoppen en rolwerkkuiven, een avondmaaltafel met bolpoten – de bijbehorende banken zijn in 1901 gemaakt – kerkenraadsbanken met knoppen en rolwerk en kerkbanken met knoppen en een offerblok. Het orgel is in 1899 gebouwd door Marten Eerdman met gebruikmaking van ouder materiaal. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Idzega is een agrarische streek die zijn oorsprong heeft in de Middeleeuwen. In het lage waterland tussen Heeg en Oudega heeft het nooit tot concentratie van bebouwing kunnen komen. Toch heeft de boerengemeenschap zich als zelfstandig dorp kunnen handhaven, al is het een van de meest bescheiden en, op Smallebrugge na, het kleinste dorp van Friesland. Op de grietenijkaart van Wymbritseradeel in de atlas van Schotanus uit 1716 staat het aangegeven met een kerk bij de noordwestelijke hoek van de vrij grote Idzegasterpoel. In de nabijheid staan twee huizen en verder verspreid in het land nog twee boerderijen en twee huizen. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 gemeld: ‘Idezega, of ook Idzinga, is, insgelyks als de naastgelegen dorpen, rondom in wateren en poelen gelegen, waarvan de voornaamste, naar het dorp, den naam draagt van Idzegaster poelen. In ’t Zuiden van dit dorp … ligt eene plaats de Bratten genoemd, waarop zich zeker Heer uit het geslagt van Heemstra veel plag te onthouden, wegens haare goede gelegenheid tot de visschery: dezelve liet hier ook twee polders aanleggen, die tegen verwachting niet alleen goed weidland, maar zelfs goed bouwland gaven. Voor het overige zyn de landen hier ten grooten deele zeer laag, en wel inzonderheid naar het zuiden, daar men ook klyngronden vindt, uit welke sedert kort vry goede turf gegraaven wordt. In ’t Westen van dit dorpje ligt het buurtje Band, en daar by een poeltje van dien naam.’ De Bratten lag bij de zuidwestelijke hoek van de poel en De Band is nog steeds een boerenbuurschap tussen Oudega en Sandfirden. Als de bebouwing van toen bij de omvang van het dorp wordt gerekend, stonden hier in de 18de eeuw zes woningen en vier boerderijen. Op de kaart in de atlas van Eekhoff blijkt dat er nauwelijks ontwikkelingen zijn geweest en de huidige situatie laat evenmin zien dat hier iets is veranderd. Op het kerkhof staat een eenvoudige klokkenstoel, met eronder fragmenten van altaarstenen en een zerk uit 1623.

Het zaalgebouw is het enig overgebleven bouwwerk van de machtige cisterciënzer abdij van Aduard. Het was de ziekenzaal, in een rijke romano-gotische stijl aan het begin van de 14de eeuw gebouwd. Bij het begin van de Opstand is het klooster in 1580 grotendeels verwoest. Alleen de ziekenzaal is hersteld en na de Reductie van 1594 als reformatorische kerk in gebruik genomen. Het westelijke gedeelte is toen verbouwd tot school met schoolmeesterswoning. Het oostelijke gedeelte is door de hoofdelingen van Aduard geleidelijk tot privékapel opgeëist en Evert Joost Lewe richtte het omstreeks 1720 als zodanig in op rijke, barokke wijze. Daarvan getuigt het fraaie meubilair van preekstoel, herenbank en twee losse banken. Het interieur is bij de restauratie van 1917 tot 1928 teruggebracht in rijke romano-gotische vormen en ook het uiterlijk werd in deze stijl hersteld, waarbij de bijzondere en voor ziekenzalen geëigende licht- en luchttoetreding door veel vensters, in de langsgevels zelfs in twee lagen, opvalt. In de westelijke topgevel staan drie grote lancetvensters boven de seg-mentvormig gesloten ingang. De oostelijke topgevel heeft ook drie zulke vensters en in de geveltop klimmende nissen met steeds twee kleine vensters die samen een klimmende groep vormen. De lange gevels hebben in de met een rondboogfries afgesloten bovenzone een groot spitsboogvenster per travee. Daaronder zitten steeds twee kleine vensters: de licht- en luchttoetreding voor de zieken. Aan de noordzijde is in het midden een grote boog van een dichtgezette doorgang en daarnaast een kloeke traptoren te zien. Binnen is de romano-gotische rijkdom nog groter, vooral dankzij de ronde spaarnissen tussen de vensterkoppen en heel grote spaarnissen in de zwikken van de dichtgezette boogdoorgang. Boven deze boog is zelfs een soort triforium gevormd. De meeste vensters en nissen zijn geprofileerd en van rondstaven voorzien; de ziekenvensters aan de binnenzijde met geglazuurde koordranden. Aan de westzijde is een vloer met oorspronkelijke tegels gelegd, deels geglazuurd en van patronen voorzien. Het houten tongewelf is bij de restauratie in art déco-vormen beschilderd door J. Por (zie ook Oudega).

Iens is een klein terpdorp met een losse structuur van een paar boerderijen en vervolgens wat huizen aan een door hagen omzoomd en naar de terp omhoog lopend weggetje naar de kerk. Met twee dwarswegen achter de kerk met aardige buurtjes. Op de noordelijke hoek staat een gestucadoord pand uit 1877 dat eruit ziet als was het de oude herberg. Er is een romantische tuin bij aangelegd en een fraai contrasterende, moderne serre. Daartegenover staat een rij aaneengesloten arbeiderswoningen met een flink verleden: de oorsprong ligt al in de 18de eeuw, maar ze zijn sterk vernieuwd. Op de andere hoek staat een onderkelderde woning van gele baksteen met een trap naar de voordeur en daarnaast een groot, dubbel huis uit de periode rond 1800 met een deftige ingang en mooie korstmossen op de baksteen. Aan de noordelijke dorpsrand staat een stelpboerderij en iets buiten het dorp aan de zuidzijde, waar het opvaartje van het dorp naar de Bolswardervaart een knik maakt, is een grote stelp op een ruim erf gelegen. Het is de ‘Sinte Klaze Pleats’ waar een pracht van een verhaal aanhangt over een boerenweduwe die zichzelf op sinterklaasavond cadeau geeft aan haar meesterknecht. In 1874 is de van oorsprong 13de-eeuwse kerk grotendeels vernieuwd. Aan de noordzijde zit nog muurwerk van gele moppen met een spoor van een romaans rondboogvenstertje en iets groter rondboogvenster voorzien van een luik. De andere muren zijn van bruine steen gemetseld. Ook de toren, vernieuwd in 1852, bestaat deels uit gele moppen. De deklijsten, schouders en pinakels van de bekroning zijn van betonpleister. Bijzonder is de stralende ster op de oostpunt van het kerkdak die in elk geval uit de 18de eeuw dateert. De uit de 17de eeuw stammende kansel is nog steeds het middelpunt van het interieur. De dorpsput van 1783 is door vergroting van de kerk in het koor van de kerk terechtgekomen. De bij de restauratie in 1988-1990 teruggevonden altaarsteen uit 1350 is thans in gebruik als avondmaalstafel.

De oorspronkelijke kerk, gewijd aan Onze Lieve Vrouw, werd in het begin van de 13de eeuw vervangen door een eenbeukige kerk met westtoren die aan Sint-Nicolaas werd gewijd en uit zou groeien tot een grote stadskerk, een driebeukige hallenkerk. Omstreeks 1260 werd een dwarsschip toegevoegd en een rechtgesloten koor, waardoor een romano-gotische kruiskerk ontstond, zoals er meer in het noorden van Groningen tot stand kwamen. In de volgende eeuwen is de kerk nog verder uitgebreid. Eerst is aan het begin van de 14de eeuw het koor verlengd en van een vijfzijdige sluiting voorzien. Vervolgens zijn in het derde kwart van de 15de eeuw de noordelijke en zuidelijke beuken toegevoegd. Ze werden even hoog als het schip, waardoor een hallenkerk ontstond. Aan het einde van de 15de eeuw is aan de zuidelijke beuk nog een Jozefkapel gevoegd en even later aan de noordzijde de Mariakapel en een twee verdiepingen hoge, dwarsgeplaatste vleugel die op de begane grond de sacristie bevatte en op de verdieping mogelijk een librije huisvestte. Tijdens de laatstgenoemde bouwfase is de westtoren gesloopt. Zo was aan de zuidzijde van de stad een ruime hallenkerk met aanbouwen totstandgekomen die zowel uitwendig als inwendig van een ambitieuze bouwgeschiedenis van romano-gotiek tot late gotiek vertelt. In de zuidelijke muur en de vrijstaande gedeelten van de noordelijke muur zijn de sluitgevels van de transeptarmen te herkennen aan de rijke romano-gotische stijl. Het zijn de traveeën die rijk versierd zijn met licht spitsbogige nissen. In de benedenzone drie, waarvan de middelste met groen geglazuurde kraallijsten omvatte toegangen bevat. In de bovenzone zitten vier slankere nissen gevuld met siermetselwerk en vensters. De zones worden gescheiden door rondboogfriezen. De traveeën van de zijbeuken en kapellen zijn ongeleed, vertonen sporen van weggehaalde steunberen en zijn elk voorzien van een groot spitsboogvenster. Een zandstenen waterlijst loopt rond ter hoogte van de onderdorpels. In de westelijke traveeën staan geprofileerde ingangen. De noordelijke is dichtgemetseld, maar wordt binnen afzienbare tijd mogelijk weer geopend. De huidige vrijstaande toren ten noorden van de kerk kwam in 1834-’35, mogelijk naar ontwerp van J.H. van Calker, tot stand. Op de kloeke, ongelede torenromp zit een balustrade en de bekroning bestaat uit een sterk verjongde achtzijdige lantaarn met spits. De kerk, het daar tegenaan gebouwde 17de-eeuwse raadhuis met een pronkgevel in renaissancestijl en de toren vormen een bijzonder monumentaal ensemble. In het interieur is het verschil tussen de romano-gotische kruiskerk en de uitbreiding tot gotische hallenkerk aan de gewelven af te lezen. De kruiskerk heeft meloenvormige koepelgewelven met steeds acht stevige ribben die vergaard en soms ook onderbroken zijn met gevarieerd gevormde ringen en rozetten. De zijbeuken en de Jozefkapel kregen kruisribgewelven, de Mariakapel een netgewelf en de koorsluiting een fijn straalgewelf. Op deze gewelven zijn bij de restauratie van 1948 tot 1954 veel schilderingen aan het licht gekomen. Het westelijke gewelf met veel ringversieringen heeft geschilderde veelpassen en op een van de gewelfschelpen is ook een zegenende Christus te zien. In het tweede gewelf met kleine ringen en vooral decoratieve schilderingen vermeldt een rolwerkcartouche dat de kerk in 1570 is opgeknapt en ‘gestoffeerd’, kennelijk mede doelend op de decoratieve schilderingen. Het derde gewelf – van de viering – laat voorstellingen zien van vier heiligen met bouwattributen. Een wapenschild draagt eveneens gereedschappen. Het koorgewelf heeft een vrij zeldzame afbeelding van het Lam Gods uit de 13de eeuw en op het gewelf in de koorsluiting is de wijheilige Sint-Nicolaas te zien. Het netgewelf van de Mariakapel is bijna overwoekerd met sierschilderwerk en de Jozefkapel heeft bij de ribkruising en boven de scheibogen prachtig bloemwerk gekregen. De fraai gesneden preekstoel uit 1665 rust op een pelikaan die zijn jongen met eigen bloed voedt, een Christussymbool, en het wapenteken van Appingedam. De kerk bezit bovendien een aantal herenbanken uit de 17de eeuw, deels met gesneden kuifstukken en twee die verhoogd geplaatst en via trappen te bereiken zijn. Het prachtige orgel is in 1744 gebouwd door A.A. Hinsz; de kas is voorzien van snijwerk van Casper Struiwig.

De kerk staat met losstaande toren op het hoogste punt van de dorpswierde, een open gebied. Het oudste gedeelte van het schip, de noordzijde, bevat tufstenen muurwerk uit de 12de eeuw. In de 13de eeuw is de kerk flink uitgebreid. Sporen van de oudere kerk en secundair gebruikte tufsteen in de zuidmuur hebben aangetoond dat het schip ongeveer twee meter verbreed is. In dit westelijke gedeelte zijn in de bovenzone vaag sporen van kleine vensters te zien en aan de zuidzijde de moet van een aankapping met eronder een gedichte, geprofileerde ingang. Aan de noordzijde zit een rondboog in tuf met daarin weer een segmentboog van baksteen; sporen van een tot tweemaal toe dichtgezette ingang. De kerk werd in de 13de eeuw bovendien bijna dubbel zo lang met een koor waarvan de oostelijke sluitmuur duidelijk de karakteristieken van de romano-gotiek vertoont. Er staan drie klimmende rondboogvensters in en in de geveltop klimmende blindnissen met metselmozaïek: de middelste met kraalrand waarin vlechtwerk, de andere twee met horizontaal en diagonaal verwerkt keperwerk. In de langsmuren van deze uitbreiding zijn weer allerlei sporen van ingangen en mogelijk van een hagioscoop zichtbaar. Bij de restauratie van 1981-’83 zijn de topgevels van de westmuur en die van de koorsluiting hersteld. De losstaande zadeldaktoren is aanvankelijk in de 13de eeuw als vrij laag klokkenhuis – de lage dichtgezette galmgaten getuigen daarvan – totstandgekomen. Omstreeks 1500 is dit bouwwerk verhoogd tot een echte toren met spitsbogige galmgaten en een gotische ingang. Het interieur wordt gedekt door een vlak balkenplafond. Bij de restauratie zijn de gietijzeren vensterindeling en het gekleurde glas uit de 19de eeuw gerespecteerd. In het koor hangt een rouwbord en zeldzamer: een collectie beschilderde kistplaatjes. Het interieur bevat voornamelijk 19de-eeuws meubilair. Er staat wel een uit Engelbert afkomstige preekstoel uit het midden van de 17de eeuw in renaissancevormen. Van de twee herenbanken met vergelijkbare bekroningen op de rug-schotten is er één gedateerd: 1878. Het orgel is in 1877 door R. Meijer gebouwd.

Ypecolsga (nabij Indijk) is een streekdorp van middeleeuwse oorsprong, waarbij in de hoge Middeleeuwen ten noordoosten een nederzetting bij het water de Ee ontstond die vanaf de vroege 11de eeuw een zelfstandige positie verwierf: Woudsend dat het moederdorp al zeer vroeg met verve overvleugelde. Ypecolsga bleef een agrarische streek. Op de grietenijkaart van Wymbritseradeel in de atlas van Schotanus bestaat het dorp in de uiterste zuidwesthoek uit een lange streek van ongeveer drie kilometer met ongeveer tien ver uit elkaar staande boerderijen. Ze staan grotendeels ten zuiden van de Wegsloot, een sloot die inderdaad wordt geflankeerd door een weg. De kerk staat ten noorden van deze verkeersas. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 gemeld: ‘Ipekolsga of Epekolsga, een Dorp van maatigen omtrek …; ’t zelve grenst ten Zuiden aan het Slooter meer, en had eertyds een sterk huis, toebehoorende aan Take Abbema, ’t welk in 1520, verwoest werd door de Schieringers, die te Slooten in bezettinge lagen. De Kerk van dit Dorp, in 1497, door de Soldaaten in brand gestoken zynde, verteerde met vyftien, daar in zynde, gewyde Hostien tot assche, die naderhand, zo men beuzelde, groote mirakelen deeden, en daarom zo veel toeloops hadden, dat men uit het offergeld eene nieuwe Kerk kon bouwen, die, vervolgens wederom vervallen zynde in 1664, werd vernieuwd, en met een spits torentje voorzien.’ De kerk is in de 18de eeuw afgebroken. Er staat nu een in 1956 vernieuwde dubbele klokkenstoel met helmdak. De twee luidklokken zijn in 1644 gegoten door Jelte, Pier en Johan Riemers. Ypecolsga bezit een aantal monumentale boerderijen, zoals de in 1783 gebouwde kop-romp ‘Arbeid en Moeite’, die nu de naam ‘Werklust’ draagt. Noordelijk ligt aan de oever van het Heegermeer de boerenstreek Indyk. Een in de weilanden liggend kerkhof met klokkenstoel herinnert aan een dorpsverleden.

De Walfriduskerk is vanaf het midden van de 11de tot in de 12de eeuw gebouwd als een grote, representatieve driebeukige kruiskerk met een gereduceerd westwerk. Het was een belangrijke kerk, ontstaan als bedevaartkerk voor de plaatselijke heilige Walfridus uit de Noormannentijd. De kruiskerk is enkele malen ingrijpend vergroot en verbouwd; de geschiedenis is lastig van het bouwwerk af te lezen. De zware pijler aan de zuidoostzijde, de muurpijlers aan de oostzijde en de gordel- en scheibogen zijn nog uit deze tijd. Duidelijk is wel de fraaie tufstenen toren die in twee lagen zijruimten heeft gekend die met boogopeningen onderling waren verbonden. De toren bezit in enkele zones fraaie, door rondboogfriezen gedekte spaarvelden en de geveltoppen worden beëindigd door klimmende boogfriezen. In de westgevel staat een fraaie bakstenen gotische poort met een zuiltje in de boogtrommel. De aankappingen van de zijruimten zijn zichtbaar in de zijgevels van de toren, in de noordelijke zien we tevens de met baksteen dichtgezette openingen. Bovendien zijn er sporen van ooit aangebrachte en weer verdwenen steunberen te zien. Eind 15de eeuw is de kerk vergroot tot tweebeukige hallenkerk waarvoor de zuidbeuk is vervangen door een bredere die even hoog werd als het schip en waarbij de zuidertranseptarm is aangepast. De zuidelijke ingang met het fraai geprofileerde venster met flamboyante tracering is het resultaat hiervan. De ronde kolom aan de zuidwestzijde in de kerkruimte kwam toen in de plaats van de vijf oorspronkelijke pijlers. Deze zijn nog wel aanwezig in het muurwerk aan de noordzijde, waarvan de bogen in de wand zijn aangegeven. Hoog in die muur zit een bijzondere, klaverbladvormige nis uit de tijd van de verandering van de lichtbeuk bovenin het schip omstreeks 1275. Dit was ooit een venster. In het grootste deel van de zestiende eeuw heeft aan de oostzijde bovendien een hoogkoor gezeten. Omstreeks 1800 werd de herhaald verbouwde noordbeuk van de kerk afgescheiden en tot kosterswoning en consistorie ingericht. In 1860 kreeg de kerkruimte na het instorten van een gewelf haar huidige stucgewelf.

Engelum is een terpdorp dat enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling op een kwelderrug ten westen van de Middelzee is ontstaan. De Beetgumervaart meandert vanuit het noorden naar Engelum en wordt naar Marssum voortgezet, richting Harlingertrekvaart. Het dorp had bovendien een vaart richting de Hogedijk, nu Sirtemawei geheten. De straatnaam Feartswâl herinnert er nog aan. Bij de dijk, vrij ver van het dorp, stond de stins van de Sirtema’s, de Grovestins. Verschillende leden van de familie Sirtema van Grovestins hebben naam gemaakt als houwdegens, Skerne Wibe (naar wie het dorpshuis is genoemd) aan het einde van de 15de eeuw en Frederik Sirtema van Grovestins, die in de tijd van de Spaanse Successieoorlog als ruiteraanvoerder in 1712 het noorden van Frankrijk onveilig maakte. Andere leden van de familie waren grietman van Menaldumadeel en Hennaarderadeel. Nabij de plaats van de verdwenen stins staat nu een boerderij. Onder de kerkvloer ligt een grafzerk van dit adellijke geslacht. Na de afdamming van de Middelzee omstreeks 1300 kreeg Engelum er een stuk nieuwland bij. In de omgeving van Engelum werd tot het begin van de 20ste eeuw vrijwel uitsluitend akkerbouw bedreven, maar geleidelijk is er, vooral in het zuiden, steeds meer veeteelt gekomen. Engelum is over de weg zowel vanaf de Sirtemawei als vanaf Beetgumermolen te bereiken. Omstreeks 1900 stond aan deze weg een herberg met de merkwaardige naam ‘De oude ridder van St. Joris’. De Buorren met ingetogen bebouwing loopt recht naar de kerk toe. Aan de Tsjerkeleane staat de pastorie, een middengangwoning met een hoger uitgemetselde middenpartij in mengstijl uit 1879. Aan de andere zijde rijst de hervormde kerk op die in 1773 is herbouwd op de plaats van de oude kerk. Het gebouw is in 1975 door brand sterk beschadigd, maar kon na restauratie in 1980 weer in gebruik worden genomen. De toren van drie geledingen kan nog een middeleeuwse kern hebben en werd in 1887 ommanteld of herbouwd.

De Bartholomeuskerk van Beerta staat op de zandopduiking van het zogenoemde schiereiland van Winschoten. Of er al vroeg een parochiekerk stond is onbekend maar de huidige laatgotische kerk zal ongetwijfeld voorgangsters hebben gehad, temeer omdat in de buurt een kloosternederzetting was. Een inmiddels verdwenen gevelsteen vertelde dat de kerkbouw in 1506 werd voltooid. De rechthoekige zaalkerk, waarvan het schip zonder versmalling in het koor doorliep en gedekt werd door een doorlopend tentdak, heeft muren die geleed zijn door lisenen. Op de hoeken kwamen overhoeks geplaatste steunberen. Ter hoogte van de onderdorpels van de grote gotische spitsboogvensters is rond de hele muur een waterlijst van natuursteen aangebracht, ook langs de blinde noordmuur. In de zuidelijke muur staat een ingang die een stevige omlijsting kreeg van zandsteen die aan de bovenzijde licht kielvormig is. In de noordelijke muur is de soortgelijke ingang dichtgemetseld, maar de omlijsting is grotendeels blijven zitten. De tegenwoordig gebruikte ingang in de westelijke muur heeft dezelfde vorm. De kerk heeft oorspronkelijk dus drie ingangen gehad. Het grote gotische venster boven deze westingang is met kleine steen dichtgemetseld, mogelijk toen het orgel aan de westzijde van de kerk werd geplaatst. De toren is in 1806 tamelijk ver ten zuiden van de kerk opgericht. Hij heeft drie geledingen en een vierzijdige spits, bekroond met een kleine lantaarn met koepeltje. Het inwendige van schip en koor heeft een stenen overwelving gehad, maar deze is na gebleken instortingsgevaar in 1783 vervangen door het nog steeds bestaande houten tongewelf met grote, decoratieve rozetten en trekbalken. In de kerkvloer liggen verschillende gebeeldhouwde grafzerken, onder meer voor Walrick Nantkes (overleden 1623), Sebo Huninga (overleden 1661) en Doede Huninga (overleden 1665). De preekstoel is in 1625 in renaissancestijl vervaardigd door Johan Berentz. Het grote orgel is in 1862 gebouwd door Petrus van Oeckelen. Na een restauratie van 1956 tot 1961 onderging de kerk tijdens het samenstellen van dit boek een interne restauratie. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Jannum is een terpdorp dat enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling is ontstaan. Het is altijd een klein dorp geweest, bestaand uit een kerkbuurt van enkele woningen en wat verspreid liggende boerderijen. Aan het einde van de 19de eeuw is de terp voor een belangrijk deel afgegraven. Jannum heeft behoord bij de grietenij Dantumadeel en was het enige dorp van deze grietenij dat boven de Ee was gelegen. Dat is mogelijk gekomen omdat Jannum in de hoge Middeleeuwen een uithof was van het zuidelijk van de Ee gelegen grote klooster Klaarkamp, maar bewijzen zijn hier niet voor. Wel bezat Klaarkamp hier nogal wat grond, wat mee kan hebben gespeeld in de grensbepaling. Sinds de gemeentelijke herindeling hoort Jannum bij Ferwerderadiel. Hoe klein het ook was, het dorp had wel een eigen vaart die het ontsloot naar de nabijgelegen Ee. De sterk afgegraven hoge terp draagt een met bomen omzoomd kerkhof met romaanse kerk. Verder staan in Jannum enige karakteristieke landarbeiderswoningen en een fraaie 19de-eeuwse kop-hals-rompboerderij. De kleine, torenloze kerk is met haar romanogotische kenmerken waarschijnlijk omstreeks 1300 tot stand gekomen. Achter het eenbeukige schip volgt het koor met een iets inspringende absis die ongeveer een eeuw ouder zal zijn. Voor deze koorsluiting is een originele oplossing gevonden. Van binnen is deze half rond, maar aan de buitenkant veelzijdig waarbij de vage hoeken zijn geaccentueerd door bakstenen kolonnetten onder de dakvoet. De vensters, ingangen en de hagioscoop zijn in de dagkanten versierd met meervoudige kraalprofielen. Toen in de tweede helft van de 16de eeuw de kap werd vernieuwd zijn waarschijnlijk ook de koepelgewelven weggehaald. In het muurwerk zijn de sporen er nog van te zien. Tijdens de restauratie in 1944/’47 bleek bij een opgraving dat de beperkte ruimte vroeger door scheidingswanden in twee vakken verdeeld is geweest: de eerste voor leken, de andere voor geestelijken. Na verval is de kerk als uithof van het Fries Museum geadopteerd en ingericht als museum voor middeleeuwse kerkelijke kunst.

De kerk van Bellingwolde is bij de Dollardvloed van 1509 zwaar beschadigd geraakt en is waarschijnlijk op dezelfde plaats in 1527 in gotische stijl herbouwd. Daarbij is bouwmateriaal van de gesloopte kerk van Ulsda gebruikt. Zij staat nu op een ruim hoog kerkhof in een zoom van oude eiken. Gezien de door het iets bredere schip oversneden ingang, is het driezijdig gesloten koor waarschijnlijk het eerst totstandgekomen. Er zijn meer merkwaardige sporen, zoals die van steunberen die waarschijnlijk in de 18de eeuw aan de zuidzijde zijn weggehaald en andere, zeer forse steunberen die later vooral tegen het koor zijn geplaatst. Aan de noordzijde zien we de oorspronkelijke beren nog. Aan de westzijde van de noordmuur is een grote, dichtgemetselde ingang te zien. De sporen vertellen dat er mogelijk nog een kleinere ingang heeft gezeten, terwijl er nu een klein venster zit ter verlichting van de voorkerk. Daarboven staat een spitsboogvenster dat de westgalerij verlicht. Verder staat in de noordmuur slechts één groot gotisch venster. De zuidmuur heeft drie grote spitsboogvensters en aan de westzijde staat de kleine ingang. In het koor zijn de vensters dichtgemetseld, behalve die in de sluitmuur, waaronder aan het einde van de 18de eeuw een omlijste poortingang is aangebracht, mogelijk in 1797 toen het orgel in het koor werd geplaatst. In de benedenzone van het koor zit een drietal kleine rechthoekige vensters, die mogelijk ook aan het einde van de 18de eeuw zijn ingebroken om de ruimte onder de orgelgalerij te verlichten. Ze hadden geen hagioscoop-functie. Alle gevelopeningen hebben gepleisterde dagkanten en omlijstingen. Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven waarbij de ribben in okerkleur zijn geschilderd en begeleid worden door bladerbiezen. Ze worden gedragen door elegante kraagstenen. De preekstoel met klankbord is in 1660 vervaardigd door meester kistmaker Christopher, die mogelijk ook de met knoppen versierde kerkbanken maakte. Het orgel, opmerkelijk geplaatst in de oostelijke koorsluiting, is in 1797 in Lodewijk XVI-stijl gebouwd door H.H. Freytag en F.C. Schnitger jr.

Jellum is een streekdorp met een terp-verleden. Het dorp is ruim een kilometer lang en het vertoont op enkele plekken enige concentratie, maar verder is het los van structuur. Jellum heeft zich uitgestrekt langs de Hegedyk, de dijk van de voormalige Middelzee. In het noorden, op de gemeentegrens met Menaldumadeel, kruist de spoorweg Leeuwarden- Sneek de Hegedyk en daar lag ooit de halte Jellum-Boxum. Zuidelijker staat nabij de kruising met de Smidshoeke richting Hilaard flink wat bebouwing. Er zijn keurige middengangswoningen en arbeidershuizen bij en aan de nieuwlandszijde, in de Jellumer- en Beersterpolder, bovendien flinke boerderijen. Even verder, waar bebouwing verder ontbreekt, staat ten westen van de dijk de fraaiste notabele woning van het dorp. Het brede middengangpand is omzoomd door een parkachtige tuin waarin nog een hoge wier aanwezig is. De woning is in een decoratieve mengstijl gebouwd met geprofileerde lijsten met kuivenstukken van pleister als wenkbrauwen boven de vensters en met originele blinden. Zowel de deur van de woning als die van het mooi gedetailleerde koetshuis hebben gietijzeren roosters. De Lytsedyk voert naar een grote kop-halsrompboerderij in het oudland met een opmerkelijk hoge melkkelder. Opnieuw zuidelijker ligt de kerkbuurt, waarbij de kerk op een iets verhoogd kerkhof aan de zijde van het oudland staat. De reeks woningen ertegenover is in het nieuwland terecht gekomen. Hier ook weer enkele middengangwoningen, maar ook kleinere huizentypen. Het kerkhof is omzoomd door een haag van beuk en linde en door leilinden. Jellum heeft een keurige, maar niet erg spannende 19de-eeuwse zaalkerk, die oudere kerken vervangt. De vorige toren moet vooral door een fikse spits zeer hoog opgerezen zijn, maar hij is in 1832 door onweer verwoest. Er moest een nieuwe worden gebouwd. De toren heeft voor de 19de eeuw kenmerkende versieringen, zoals rondboogfriezen. Het schip van de kerk heeft grote rondboogvensters met ijzeren traceringen. Op het dak liggen blauw geglazuurde gegolfde Friese pannen.

De Sebastiaankerk in het wierdedorp Bierum is bekend door de geweldige steunbeer tegen de westgevel van de toren die deze voor verdere verzakkingen moet behoeden. Zij staat op een ruim en door bomen omringd kerkhof en met de helderrode baksteen en het oranjerode pannendak is het een schilderachtig geheel. De kerk was in de middeleeuwen gewijd aan Sint-Sebastiaan. Zij is na oorlogsschade van 1945 tot 1950 ingrijpend gerestaureerd, waarbij de romano-gotische vensters van het schip zijn gereconstrueerd. De zuidmuur van het schip wordt geleed door lisenen en is onder de dakvoet versierd met een rondboogfries op consoles en elke travee bevat een rijk geprofileerd rondboogvenster. Er staan twee ingangen, waarvan de westelijke rondbogige in gebruik is en de andere, de korfbogige, is dichtgemetseld. Vlakbij het koor zit een dichtgezette hagioscoop. De noordmuur heeft geen geleding met lisenen, maar wel een fries en vensters. Tegen de dichtgemetselde ingang is een gotische grafzerk geplaatst. Het koor wordt geschoord door tweemaal versneden steunberen en bezit smalle hoge, licht spitsbogige vensters. De ingebouwde, ongelede zadeldaktoren is in het eerste kwart van de 13de eeuw totstandgekomen en hij bevat in de middelste zone rondbogige spaarvelden boven een rondboogfries ter hoogte van de dakvoet van het schip. De opvallende steunbeer met spitsbogige opening is vermoedelijk al in de 15de eeuw aangebracht. De toren bevat het enige complete, maar wel sterk gerestaureerde gereduceerde westwerk van de provincie Groningen. De toren heeft dus smalle zijruimten die ruimtelijk met bogen met elkaar in verbinding staan en op deze wijze ook op de ruimte van het schip zijn gericht. Op de verdieping is een kapelruimte. Het schip is overwelfd met meloenvormige koepelgewelven met steeds zes ronde, gedecoreerde ribben die in de sluiting vergaard zijn tot rozet- en stervormige ornamenten. Ook de gordelbogen tussen de gewelfvakken zijn decoratief beschilderd. De gewelfschelpen zijn versierd in verschillende patronen van metselmozaïek, van keper- tot vlechtmotieven. Deze rijke en kleurige geometrische schilderingen zullen in de romano-gotische periode, voor het midden van de 13de eeuw, zijn aangebracht. Op de oostelijke gewelfschelpen van de viering, het derde gewelfvak vanaf het westen gerekend, zijn de patroon van de kerk, Sint-Sebastiaan met een pijl in de hand en paus Gregorius de Grote met tiara en kruisstaf verbeeld, schilderingen die uit de tijd van de toevoeging van het koor zullen dateren. Het koor uit de tweede helft van de 14de eeuw kreeg een straalgewelf met zeven decoratief beschilderde ribben. De triomfboog op de overgang van schip naar koor bleef onversierd, wellicht om alle aandacht te richten op de schilderingen op het koorgewelf. Op de gewelfschelp van de sluiting is groot een prachtige zegenende Christus verbeeld, met het boek in de hand en zittend op een bewerkte troon. Hij wordt omringd door de symbolen van de evangelisten, bij de sluiting de gevleugelde mens van Mattheus en de adelaar van Johannes en bij de basis de leeuw van Marcus en het rund van Lucas. Verder zijn er afbeeldingen aangebracht van de tronende Maria met Kind, van de kroning van Maria en van Catharina van Alexandrië. Over de gewelfschelpen zijn bovendien decoratieve ringen gestrooid, waarvan sommige niet zijn ingevuld en andere decoratieve motieven bevatten of afbeeldingen van fabeldieren kregen. In de koorwanden zitten een sacramentsnis en een piscina. De zandstenen doopvont uit de 13de eeuw bezit reliëfversieringen: beneden een palmetband, dan een dubbel koord en op de rand ranken met bladeren en wafelmotieven ertussen. De preekstoel met klankbord en op de kuip toogpanelen tussen gegroefde hoekzuilen dateert uit het midden van de 17de eeuw. De herenbank stamt uit de eerste helft van deze eeuw. Deze draagt wapens van Maneil en Alberda, in de tweede helft van de 18de eeuw de bewoners van de verdwenen borg Luinga die ten zuiden van de kerk stond. Zij schonken in 1792 het door H.H. Freytag en F.C. Schnitger jr. gebouwde orgel. Tegen de noordwand hangt een groot, met draperieën omgeven rouwbord voor Warmold baron van Maneil en een kleiner exemplaar voor Onno Joachim van Berum.

Jelsum is een radiaal terpdorp dat enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling is ontstaan op een kwelderwal. Vanaf Leeuwarden gerekend is dit het eerste van een reeks van de terpdorpen die op de oostelijke oever is ontstaan. Het dorp was richting Dokkumer Ee ontsloten door de Jelsumervaart of Haskermeer zuidelijk van het dorp. Aan de noordzijde was de Cornjumervaart net zover van het dorp verwijderd. Jelsum lag slechts een paar honderd meter van de zeedijk van de Middelzee. Aan het einde van de 19de eeuw is de terp aan de noordzijde afgegraven, het terpgedeelte waar Harinxmastate op stond. Aan weilanden binnen de nog steeds bestaande ringweg is te zien hoe uitgestrekt de bijna dubbele terp is geweest. Het zuidelijke gedeelte is nog op hoogte. Daar staat nu aan de noordzijde de kerk en is de oude bebouwingsrand te vinden. Tussen de ringweg, Op ’e Terp, en de kerk is een grasplein gevormd. De plek waar Dekema nu staat was, aan archeologische sporen te oordelen, in de 13de eeuw al bewoond. De huidige, omgrachte zaalstins is moeilijk te dateren, omdat er zo vaak wat is veranderd. Hij wordt in 1486 voor het eerst genoemd, is in 1498 door brand vernield en daarna spoedig herbouwd. De overwelfde kelder kan nog ouder zijn: er zitten sporen in van smalle vensters of schietsleuven. Omstreeks 1540 verrezen een hoofdvleugel in twee bouwlagen en een noordelijke aanbouw; een eeuw later een haaks daarop staande zuidvleugel. In 1814 zijn de verdiepingen van de hoofd- en dwarsvleugel afgebroken. De toegangsbrug en de muur bij de dorpskern zijn in 1905 aangelegd. De dorpskerk is in de 12de eeuw van tufsteen opgetrokken: het vijfzijdige koor is in de 15de eeuw in baksteen vernieuwd. De noordmuur van het schip vertoont spaarvelden en rondboogfriezen. De toren is in de 13de eeuw verrezen. In het interieur zijn de twee herenbanken, de preekstoel en enkele vroege renaissance zerken van betekenis.

De kerk van het vrij jonge en kleine streekdorp Breede is omstreeks 1400 gebouwd. Het zaalkerkje is niet groot en is in de 19de eeuw zo sterk verbouwd, dat het middeleeuwse karakter verstopt is geraakt. Toch kunnen in de pleisterlaag, die er bij de restauratie in 1983-’84 tijdelijk was afgenomen, sporen van de middeleeuwen worden herkend. In de oostelijke sluitmuur zijn groeven van twee rondboogvensters in het pleister getrokken. Na een zaagtandlijstje vertoont de geveltop versiering met zeven slanke, klimmende, spitsbogige blindnissen die aan het zicht onttrokken metselmozaïek bevatten. Ook de westelijke geveltop bevat klimmende blindnissen, maar deze zijn met z’n drieën en minder gepronon-ceerd. In deze gevel staat de huidige ingang met daarboven een dichtgezet spitsboogven-ster. De zuidelijke en noordelijke muren zijn door lisenen geleed; aan de zuidzijde zijn er twee verstevigd tot wigvormige steunberen. In de zuidelijke muur zijn sporen van oorspronkelijke rondboogvensters en een dichtgezette ingang in het pleister gekrast; in de noordmuur kwam bij restauratie een gave, rondbogige ingang aan het licht die als diepe nis herkenbaar bleef. Mogelijk zijn in de 16de eeuw de grote spitsboogvensters geplaatst; ze kregen in de 19de eeuw hun gietijzeren traceringen. Op de westgevel staat sinds begin 17de eeuw een dakruiter die in 1723 is vernieuwd en die een klok draagt die in 1615 is gegoten door Hans Falck van Neurenberg. Aan de binnenzijde zijn aanzetten voor een stenen overwelving aangetroffen, maar of die ooit is aangebracht valt te betwijfelen. In de 19de eeuw kreeg het interieur een gestukadoorde uitdossing die een neoclassicistische sfeer kreeg door een gestukadoord tongewelf en twee opvallende korintische pilasters tegen de oostwand en twee korintische zuilen aan de westzijde aan weerszijden van het in 1849 door de firma Van Oeckelen tot kerkorgel omgebouwde huisorgel. Tegen de noordwand staat de herenbank met kleine overhuiving en het wapen van de familie Sickinghe. De preekstoel tegen de oostgevel dateert van 1853 en de avondmaaltafel met marmeren blad is iets jonger: 1878. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Skûtsjesilen | Een gezellige activiteit op de Friese wateren. Skûtsjesilen is een term die je vast en zeker weleens hebt gehoord. Maar wat betekent het precies en waarom is dit begrip zo populair in Friesland? In dit artikel geeft Tom van Galekkeropvakantie.nl je meer informatie over deze Friese traditie en deelt hij leuke tips voor een weekje of weekendje skûtsjesilen in Friesland. Wat is Skûtsjesilen? De term Skûtsjesilen staat voor de jaarlijkse zeilwedstrijd die in Friesland gehouden wordt. Maar dit is niet zomaar een zeilwedstrijd. Er wordt namelijk gevaren met oude vrachtschepen. Deze vrachtschepen zijn (in tegenstelling tot gewone zeilboten) lang en plat en werden vroeger veelal gebruikt om grondstoffen naar bij de boerderijen te brengen. Waar het vroeger heel gewoon was om op deze vrachtschepen te zeilen, is skûtsjesilen tegenwoordig een echte traditie. Iedere (Friese) zeilliefhebber heeft het wel eens geprobeerd en de jaarlijkse wedstrijden worden met spanning gevolgd. Skûtsjesilen wordt dan ook wel gezien als de belangrijkste zeilwedstrijd in Friesland. Waarom is Skûtsjesilen zo leuk? De provincie Friesland staat al jaren bekend als de ideale regio om te (leren) zeilen. De Friese Meren en de aanwezigheid van de wind vormen het perfecte decor om met een zeilboot over het water te varen. En hoe gaaf is het dan om te zeilen in een groot vrachtschip met een platte bodem? Dit is een totaal andere beleving dan zeilen in een `gewone` zeilboot, omdat je een stuk lager op het water ligt. Een ding is zeker; je weet in ieder geval dat je goed nat wordt en een spetterende dag op het water beleeft. Niet alleen de Friezen zijn er dol op, maar mensen door heel het land komen naar Friesland om deze belevenis zelf te ervaren. Waar kun je Skûtsjesilen in Friesland? Lijkt het je een leuk om zelf / met een groep te skûtsjesilen? Dat kan! In Friesland zijn diverse organisaties die het mogelijk maken om in een skûtsje over de Friese wateren te varen. Hiervoor kun je terecht in de plaatsen Earnewâld, Sneek, Heeg, Stavoren, Gaastmeer, Akkrum, Langweer en Terherne. Wat betreft de mogelijkheden kun je er voor kiezen om een volledig verzorgde rondvaart te boeken, maar je kan het ook actiever aanpakken. Neem bijvoorbeeld zelf het roer in handen, hijs de zeilen en help de schipper met alle klusjes aan boord. Skûtsjesilen is niet voor niets één van de meest geboekte groepsuitjes in Friesland. Leuke vakantie-adresjes voor skûtsjesilen in Friesland Skûtsjesilen is een leuke activiteit om te combineren met een gezellig weekje of weekendje weg. Beleef eerst een gezellige dag op het water, om vervolgens samen te genieten van al het moois dat Friesland te bieden heeft. Maak bijvoorbeeld een uitstapje naar de Waddeneilanden, ontdek één van de Nationale parken of ontdek het sfeervolle centrum van Leeuwarden. In Friesland hoef je je geen moment te vervelen! Ga je met een stel vrienden, het voetbalteam of het hele bedrijf op stap? Dan heb ik nog een leuke tip voor je; boek dan een sfeervolle groepsaccommodatie in Friesland om je verblijf helemaal compleet te maken. Meer weten over skûtsjesilen? Ontdek het skûtsje museum in Earnewâld Ben je een echte zeilfanaat of wil je meer te weten komen over het ontstaan van het skûtsjesilen? Dan is het zeker een aanrader om het skûtsje museum in Earnewâld te bezoeken. Hier vind je meer informatie over de oudere generatie zeilschippers, terwijl er ook veel aandacht wordt geschonken aan de huidige competities. Heb je genoeg van het museum gezien? Dan kun je vanuit het dorpje Earnewâld mooie fiets- of vaartochten maken. Ook kun je er voor kiezen om Nationaal Park De Alde Feanen te bezoeken, waar je prachtig kunt wandelen en diverse vogelsoorten kunt spotten.

Jirnsum is oorspronkelijk een vroeg middeleeuws, agrarisch terpdorp, maar die karakteristiek heeft het helemaal verloren. Het vertoont zich nu als wegdorp. Het dorp is aan de wandel gegaan. Aan het einde van de 18de eeuw, toen de kerk nog op de terp stond en bebouwing van de kerkeburen bezat, werd Jirnsum aldus beschreven: ‘Hier is een neerige buurt, door welke de meergemelde rydweg naar de Schouw loopt; en in het Oosten naby deeze buurt heeft men het algemeene vaarwater der Groote schepen, die van Leeuwarden, door de Lemmer of Stavoren, naar andere Provincien willen.’ Het dorp ligt ten westen van de Boarn en bezat daardoor rechtstreekse verbindingen naar alle richtingen. Het dorp strekte zich langs de oever van de Boarn en de doorgaande rijweg uit met bebouwing aan weerszijden. Deze bebouwing ging zich na de verbetering tot rijksstraatweg in 1826/’28 verdichten en verder uitstrekken. Daartussen staan opvallend veel fraaie burgerhuizen uit de decennia rond 1900, waarvan de welstand van de Jirnsumers is af te lezen. Nabij dit bebouwingslint kwamen ongeveer in het midden de bedehuizen van de niet geringe rooms-katholieke gemeenschap en de doopsgezinden. Die van de doopsgezinden staat er nog, ver achteruit gerooid, een eenvoudige zaalkerk met een aardige neoclassicistische toegangspartij. De r.k. Sint-Michaelskerk uit 1709 was uiterst eenvoudig en deze is in 1864 vervangen door een neogotische kerk die aan het noordeinde van het dorp verrees en in 1966 is vervangen door de huidige kerk. De betekenis van de Kerkebuurt nam sterk af. De op de terp staande middeleeuwse kerk, gewijd aan de Heilige Marcus, had een zadeldaktoren en is aan het einde van de 19de eeuw wegens bouwvalligheid gesloopt. De nieuwe kerk is merkwaardig genoeg niet weer op de terp gebouwd, maar kwam helemaal aan het zuidelijke einde van de streek van de Rijksweg terecht. Het kerkhof bleef zonder kerk achter en ook de straatnaam Kerkebuurt herinnert nog aan de oude situatie.

De kerk met losstaande toren staat schilderachtig aan de zuidelijke marge op een verhoogd kerkhof. De uiterlijk eenvoudige, vele malen verbouwde kerk moet totstandgekomen zijn in het midden van de 13de eeuw. Het is te zien aan de rechte sluitmuur van het koor. Beneden zit een spoor van een kleine spitsboognis, een piscina. Daarboven zijn de sporen van twee dichtgemetselde rondboogvensters te zien. Ze zijn verstoord door twee rechthoekige sporen van latere, maar ook weer dichtgezette openingen. Na een zaagtandlijst vertoont de geveltop een sierlijk programma van blindnissen: drie nissen met gekoppelde keperbogen, geflankeerd door cirkelvormige nissen die ook zonder profilering als romano-gotisch zijn te herkennen. De westelijke frontmuur is onversierd maar bevat wel een (vrij jonge) ingang, omlijst en gedekt door een segmentvormig timpaan. De zuidmuur heeft enkele bouwnaden die op weggewerkte vensters, ingangen en mogelijk een hagioscoop wijzen. De oorspronkelijke rondboogvensters hebben kennelijk op de plekken gezeten waar later de vier spitsboogvensters zijn ingebroken. Bij de noordmuur is dat ook gedaan, maar deze muur laat meer sporen zien, ondermeer aan de oostzijde een spitsboog van een hagioscoop. In de bovenzone zit een merkwaardig luik. De toren is ongeleed, gesierd met een zaagtandlijst en bekroond door een tentdak dat is afgeknot voor een dakruiter met luidklokje. Inwendig is de kerkruimte gedekt met meloenvormige maar ribloze gewelven met spitse gordel- en muraalbogen. De wandpijlers zijn weggehaald om meer ruimte te scheppen. Om stabiliteit te waarborgen hebben lange tijd trekbalken dwars door de gewelven gezeten maar die konden bij de jongste restauratie worden weggehaald. Bij deze restauratie kwamen namelijk vrij veel fragmenten van prach-tige, 13de-eeuwse gewelfschilderingen aan het licht. Het is voornamelijk imitatie-siermetselwerk in gevarieerde patronen en met de suggestie van gewelfribben, maar er zijn ook voorstellingen van een gevecht van ridders te paard en enkele dieren. In de oostelijke gevel zit een met schilderwerk omkaderde sacramentsnis. De preekstoel in Lodewijk XVI-vormen dateert uit 1792 en het orgel is in 1902 gebouwd door de gebroeders Van Oeckelen.

Jislum is een radiaal terpdorp dat dateert van enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling. Het dorp wordt het vroegst in de bronnen vermeld in de 8ste eeuw als Gisleheim. Dat Jislum een terpdorp is, valt nauwelijks meer te merken: de woonheuvel is omstreeks 1910 grotendeels afgegraven. Dat kon gebeuren omdat de terp door de eeuwen heen slechts dun bevolkt is gebleven. Hoewel de terp is vergraven kan aan de perceelindeling het zuidoostelijk part nog wel worden herkend. Even na het midden van de 19de eeuw is de doorgaande verharde weg van Ferwert naar Burdaard aangelegd. Die werd in Jislum net als bij Ginnum over de terp gelegd. Opmerkelijker is het dat ook buiten de oorspronkelijke terpomvang aan de zuidelijke zijde de radiale geleding in het landschap doorloopt tot zelfs een deel van een ringvormig pad dat ruim om de terp zal hebben gelegen. Er staat enige bebouwing aan de doorlopende weg en verder agrarische bebouwing verspreid door het land. Ten noorden van de kerk staat op een terprestant een kop-hals-rompboerderij met dwarsgeplaatste, lagere stalvleugel. Op het veel zuidelijker gelegen stateterrein van Groot Hickaerd staat sinds 1914 een stelpboerderij. De Tegenwoordige Staat van Friesland besteedt in 1786 weinig woorden aan het dorp: ‘JESLUM, een klein dorp, welks toren eene spits heeft, terwyl alle de overige torens deezer Grieteny gemeene huisdaken hebben.’ Het was dus de enige kerk die geen zadeldaktoren had. Het hoogst eenvoudige kerkje bezat een simpel houten geveltorentje. Er staat intussen een nieuwe kerk die in 1886 een of twee voorgangsters vervangt. Het is een eenvoudige zaalkerk met een rechte koorsluiting en in baksteen omlijste rondboogvensters. De kerk kreeg een kloeke toren aan de westzijde. Hij heeft drie geledingen en in de rechthoekige spaarvelden zijn rondbogige nissen aangebracht met boven de westelijke ingang zelfs een roosvenster. In de toren hangen een in 1445 door Johannes van Wou gegoten klok en een klok uit 1636 van Jacob Noteman.

Ravenswoud Ravenswoud, gelegen in de uiterste zuidoosthoek van Fryslân, is het jongste hoogveenontginningsgebied in de provincie. Het is betrekkelijk gaaf bewaard gebleven. Kenmerkend is het zeer planmatige, rechthoekige karakter van de infrastructuur uit de tijd van vervening en ontginning. Het centraal gelegen dorp is de jongste verveningsnederzetting van de Friese hoogveengebieden, ontstaan nadat de vervening in dit gebied omstreeks het midden van de vorige eeuw op gang kwam. Omdat de meeste bebouwing kwam te liggen aan twee haaks op elkaar staande wegen, ontstond een winkelhaak-vormige dorpsplattegrond. Van de negentiende-eeuwse bebouwing is overigens weinig overgebleven. Na afloop van de vervening ging men de gronden ontginnen en werden diverse boerderijen gebouwd. Vermeldenswaard zijn de deels identieke, relatief grote, ontginningsboerderijen, gelegen aan de noordoostelijke en zuidoostelijke rand van het gebied. Deze boerderijen werden tussen 1910 en 1915 gebouwd in opdracht van de 'N.V. de gezamenlijke Compagnons der Opsterlandsche en Ooststellingwerfse veenen en vaarten'. De ontwerpen waren afkomstig van de Heerenveense architect C.J. Werda. De boerderijen waren gemengde bedrijven, met zowel veeteelt als akkerbouw. Tevens werden in de jaren dertig enkele bospartijen aangeplant, waaronder de zogenaamde 'Compagnonsbosschen' met grof dennenbos en eikenhakhout en het aan weerszijden van de Lycklamavaart gelegen 'Plantsoen', voornamelijk bestaande uit gemengd loof- en naaldhout.

De kerk ligt schilderachtig aan de flank van het streekdorp op een nog gave wierde. De oorspronkelijk laat-middeleeuwse kerk – er is sprake van dat het een in 1555 vanuit de abdij van Aduard gestichte kapel was – is in 1729 met gebruikmaking van oud bouwmateriaal vervangen door een nieuwe kerk. Het jaartal is in blauw geglazuurde pannen in het rode pannendak gelegd. Tot op een hoogte van ongeveer een meter is het muurwerk van opnieuw gebruikte middeleeuwse kloostermoppen opgetrokken. Het gebouw is met lisenen in vier traveeën geleed en kreeg een driezijdige sluiting aan de oostzijde. In de muren staan grote rondboogvensters met houten traceringen en de ingang met bovenlicht aan de zuidzijde staat in een groot, omlijst kozijn. De kerk is in 1911 getroffen door brand, waarna de westmuur en de dakruiter uit 1633 moesten worden vernieuwd. Dit torentje heeft afgesnoten hoeken en een achtzijdige spits. Achter de westmuur staat een gebintconstructie in de voorkerk. Het interieur wordt gedekt door een vlak balkenplafond. De kerk bezit een gaaf ensemble aan meubilair uit vooral de vroege 19de eeuw. De preekstoel met klankbord is wit geschilderd en voorzien van gouden biesjes. Hij staat in een doophek van gesloten panelen en met gedraaide knoppen die ook de wangen van de kerkbanken sieren. Om de preekstoel staat een viertal herenbanken met enig snijwerk op rugschotten en deuren, waarvan één 1824 is gedateerd en de fraaist versierde van omstreeks 1750 is. Vrijwel de gehele vloer is belegd met gebeeldhouwde grafzerken, zo’n 25 in getal, waarvan de oudste uit 1573 dateert. In 1851 is onder de kerk een grafkelder voor de voorname familie De Mepsche gemaakt die de bij Den Ham staande en nog steeds bestaande Piloersemaborg bewoonde. Het orgel, een geschenk van Menno Wil lemsen, is in 1899 gebouwd door Jan Doornbos met gebruikmaking van ouder pijpmateriaal. Het orgelfront met galerij is net als de preekstoel wit met gouden biezen geschilderd. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Jistrum is een dorp dat het midden houdt tussen een langgerekt streekdorp en een esdorp omdat het een brink-achtige ruimte in het midden heeft. Het dorp is in de Middeleeuwen ten oosten van het Bergumermeer op een zandrug ontstaan. Een zandrug die van de lage oever over nog geen kilometer oploopt tot 3.7 m boven N.A.P. en die van het noordwesten – de Eest – met een buiging naar het oosten loopt. Op de grietenijkaart van 1716 is de kom goed te zien, evenals de met bomen omzoomde wegen en paden die over de rug in noordwestelijke en oostelijke richting verbindingen leggen. Naar het zuiden ligt een pad richting Kolonelsdiep waar de Bargetille bij Schuilenburg naar Eastermar voert. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1786: ‘een dorp, in ’t Noorden en Oosten, aan Achtkarspelen palende, en insgelyks zeer vermakelyk door de menigvuldige plantagien en bouwlanden. Verscheiden persoonen zyn hier ryk geworden door de heidvelden in goed bouwland te veranderen …. Zuidwaards loopt dit dorp tot aan de zogenoemde Bargetille, en heeft, Noord- en Noordwestwaards, de buurtjes de Meeren en de Eest onder zich. De kerk heeft een stompen toren en eene goede buurt rondsom zich, door welke een rydweg naar de Kooten loopt; ook schiet eene vaart van dit dorp naar het Bergummer meer.’ In de hoofdstraat, de Schoolstraat, staat meest vrijstaande gevarieerde bebouwing. Een opvallende boerderij van omstreeks 1800 staat op nummer 31. Het voorhuis is aan de lange zijde uitgebouwd voor meer woonruimte en een grote zolder. In Jistrum zijn meer boerderijen te vinden met uitgebouwde woonruimten, zoals die aan Tillewei 1 uit omstreeks 1820. De romano-gotische kerk is in het midden van de 13de eeuw op een hoogte in het midden van het dorp gebouwd. Zij heeft een halfrond gesloten koor, een ongelede toren met spaarvelden en rondboogfriezen en met een zadeldak. Het schip heeft kleine rondboogvensters en is versierd met een keperfries. Inwendig wordt het gedekt door koepelgewelven met elk acht rondstaafribben.

De Vituskerk van Doezum bestaat afleesbaar uit drie gedeelten. Het westelijke tufstenen gedeelte met grotendeels ingebouwde zadeldaktoren, het schip van een veel recentere baksteensoort en het koor van kloostermoppen. In de 12de eeuw is een tufstenen kerk gebouwd met een zogeheten gereduceerd westwerk, een westelijke partij van toren en zijruimten die onderling maar ook naar het schip met bogen was geopend en een kapel bevatte. Het onderste gedeelte van de toren en de zuidelijke vleugel bestaan nog, de noordelijke vleugel is gesloopt. Dit westwerk vertoont in de muren spaarnissen en rondboogfriezen. Aan de noordzijde laten de sporen van de sloop de openingen naar de zijruimten zien en tevens het kistwerk van de tufstenen muren: een buiten- en binnenmuur van tufsteen met vulsel van zwerfkeitjes en mortel ertussen. Binnen zijn de onderling verbonden ruimten beneden en boven nog goed te ervaren. Achter het schip is omstreeks 1200 een laag bakstenen romaans koor toegevoegd met een vijfzijdige sluiting en kleine, laag geplaatste vensters. Inwendig heeft het koor verrassend genoeg een halfronde apsis met een ribloos gewelf. Dit koor is later verhoogd, vermoedelijk in de 15de eeuw, zonder dat de vensters verplaatst of vergroot zijn. In de 16de eeuw heeft er een belangrijke wijziging plaatsgevonden. Het tufstenen schip werd vervangen door een bakstenen exemplaar en met de vrijkomende tufsteen is de toren toen verhoogd. Het schip is nogmaals vervangen in 1808 en toen heeft men ook de noordelijke vleugel van het westwerk gesloopt. Inwendig worden schip en koor gedekt door een vlak balkenplafond. In de apsis is een sarcofaag van roze zandsteen opgesteld en in de vloer ligt een aantal gebeeldhouwde zerken. De preekstoel met klankbord (1829) heeft voorstellingen van de deugden op de kuippanelen. Ertegenover staan twee 18deeeuwse herenbanken, waarvan één met een gesneden kuifstuk. Aan de wanden hangen enkele rouwborden, waaronder één met helm en zwaard voor Bernhard van Prott die in 1672 een van de verdedigers van Bourtange was. Het orgel is in 1866 gebouwd door G.P. Dik & Zn.

Jonkerslân is een jong streekdorp, dat zich in de 20ste eeuw uit een buurschap bij Langezwaag heeft ontwikkeld. In deze zuidwestelijke hoek van Opsterland stond alles tot diep in de 19de eeuw in het teken van de turfwinning. In het noorden was daartoe tussen Langezwaag en Jonkerslân de Nieuwe Vaart gegraven en even oostelijk daarvan de Nieuwslootster Vaart, die zuidelijker een Nieuwslootster Dwarsvaart kreeg. In de omgeving van de laatste vaarten bestond in het midden van de 19de eeuw een bescheiden nederzetting van een paar streekjes met vrij losse bebouwing. Het buurtje waar sprake was van enige verdichting van bebouwing, werd toen Nieuw Sloot genoemd. In het oosten, aan de uitloop van het uit het noorden gegraven Jonkers Rak en de Oude Jonkerssloot die zich weer in de Jonkerlandvaart voortzette, lag een andere buurt: Dekema. Ten zuiden van dit gebied, net op het grondgebied van de gemeente Schoterland, nu Heerenveen, lag de Schoterlandse Compagnonsvaart. Jonkerslân is aan de weg tussen Heerenveen/ Langezwaag en Kortezwaag/Gorredijk gegroeid nadat de afgeveende hoogvenen vanaf het einde van de 19de eeuw in cultuur werden gebracht. Dat kon nadat voor het afgeveende land veenpolders met een goede waterbeheersing waren ingericht. Er is in Jonkerslân geen kerk gesticht, de agrarische gemeenschap bleef in Langezwaag kerken. Wel kwam er in Jonkerslân een openbare lagere school. Ten zuiden van Jonkerslân hoort de buurschap met de merkwaardige naam Sing Sang nu bij dit dorp. Gedurende de 20ste eeuw is het dorp geleidelijk gegroeid; in de naoorlogse jaren is dat proces enigermate versterkt. Daardoor heeft Jonkerslân een gevarieerde bebouwing van boerderijen en woningen uit allerlei perioden. Op de hoek van Fûgelsang en Feanborch is het wit geschilderde dorpshuis het middelpunt van het dorp. De meeste boerderijen zijn bescheiden; er staat ook een aantal grotere boerderijen met voorhuis. Verscheidene woningen hebben het karakter van landarbeidershuisjes, maar er zijn ook brede dwarswoningen te vinden. Aan de Jelle Beenenwei is kort na de oorlog een reeks traditionalistische twee-onder-een-kapwoningen ontwikkeld.

De kerk staat op het restant van de in 1911 grotendeels afgegraven wierde en is in het open landschap van verre te herkennen. De kerk is in 1648 herbouwd. In hoeverre er sprake was van hergebruik van middeleeuws muurwerk dan wel van het moppenmateriaal van de oude, waarschijnlijk 13de-eeuwse kerk is niet duidelijk. Het kerkgebouw is namelijk in 1875 helemaal bepleisterd in blokpatroon waardoor de geschiedenis verstopt is geraakt. Wel is bekend dat de ingang vóór de torenbouw in de zuidwesthoek van de kerk zat en een gotische of neogotische boog vertoonde. De kerk bezit aan beide zijden van het schip twee ventsters en in twee van de drie sluitingsmuren brede spitsboogvensters die in pleister zijn omlijst en voorzien van kuifjes van acanthusblad in de sluitingen. De koorsluiting kreeg twee wigvormige steunberen. De slanke toren is in 1869 tegen de westelijke gevel van de kerk geplaatst. Hij bestaat uit twee ongelijke geledingen. De onderste, hoge geleding is versierd met rondbogige en hogere spitsbogige spaarnissen. Na een waterlijst heeft de hoogste geleding spitse galmgaten en na tandlijstjes een tentdak. In de westgevel staat de ingangspartij met halfrond bovenlicht. De toren draagt een klok uit 1682 die afkomstig is uit het noordelijker gelegen Wierum waar de kerk in 1829 werd gesloten. Van 1829 tot 1869 heeft de klok in een houten klokkenstoel gehangen. Het interieur wordt gedekt door een vlak balkenplafond. De opstelling van het meubilair is sinds de 17de eeuw gewijzigd. De eenvoudige preekstoel met klankbord staat nu tegen de oostelijke sluitwand. Hij heeft gegroefde pilasters op de kuiphoeken en rust op een zeszijdig stenen basement. De herenbank tegen de zuidwand was die voor de collator. Het rugschot is versierd met een kuifstuk van rolwerk naar 17de-eeuws model aan weerszijden van het wapen van de stad Groningen. De bank ertegenover, kennelijk voor de kerkbestuurders, heeft op de hoeken penanten met het ‘geteld geld’-motief. Het orgel is in 1908 van Van Oeckelen aangeschaft, maar is vermoedelijk al omstreeks 1850 gebouwd.

Jorwert is een terpdorp dat werd ontsloten door de Jaanvaart, ook wel de Jorwerdervaart genoemd die met grote slingers door het land loopt en Zwette en Franekervaart verbindt en daarbij de westelijke dorpsgrens van Jorwert raakt. Over de weg zijn er jongere ontsluitingen over de Arsumerdyk naar de Hegedyk, de dijk van de voormalige Middelzee en de Lucht en Veldsterdyk richting Baard. De kern van Jorwert bestaat uit de hoge, prominente kerkterp met ruim kerkhof rondom. Op het hof een dubbele haag en zomen van iepen, beuken en linden. Het ringpad om de kerkterp is aan de oostelijke en noordelijke zijden tot straat verbreed en overal richt bebouwing zich op deze kern. Aan de kerkbuurt, de Sluytermanwei, staan ten zuiden van de kerk twee grote notabele woningen in mengstijl, de eerste, de pastorie (1871) achter een diepe tuin. Schuin daartegenover rijst het wit geschilderde café op en daarnaast is, flink achteruit gerooid, de befaamde notariswoning te vinden. Befaamd, omdat elk jaar in augustus in de tuin het druk bezochte Iepenloftspul wordt opgevoerd. Tegenover de kerk strekt zich lage, gesloten bebouwing uit, waartussen een pand van eenvoudige statigheid opvalt door het stoephek dat achterover leunt. Op allerlei plekken in de kerkbuurt zijn steegjes met achterbebouwing van meestal bescheiden, vriendelijke huisjes van gele steen te vinden. De kerkbuurt hoekt vervolgens om het noorden van het kerkhof heen: de bebouwing wordt richting brug over de Jaanvaart informeler. Bij de vaart is een kleine waterbuurt gevormd. Aan de voorkant leidt de Master Fopmawei het dorp in. Daar staat aan weerszijden een rijke verscheidenheid aan woningen, deels met brugjes over de bermsloten, van woningwet- tot notabele woningen. Kerk en toren zijn van tufsteen gebouwd. De kerk is vroeg 12de-eeuws en heeft een verlengd koor voorzien van ongelijke, kleine rondboogvensters. De toren is uit de late 12de eeuw met spaarvelden, keperfriezen en gekoppelde galmgaten met deelzuiltjes. De toren is tijdens de restauratie in 1951 ingestort en herbouwd.

De kerk staat op een hoog en ruim kerkhof midden op de dorpswierde. Zij is in de tweede helft van de 13de eeuw totstandgekomen, waarbij het schip in de muren aan de binnenzijde hergebruikte tufsteen bevat. Het is aan de buitenzijde een door lisenen in zes traveeën geleed bouwwerk dat met de gereconstrueerde licht spitsbogige vensters een romano-gotisch karakter bezit. In de rechte koorsluiting staat een drietal van zulke vensters. Aan de noordzijde zijn twee dichtgezette ingangen te zien en bij het koor een fraai geprofileerde hagioscoop. Aan de zuidzijde is de ingang in de vierde travee nog aanwezig. De meer dan vijftig meter hoge toren is tussen 1646 en 1652 verrezen. De toren heeft vier, door natuurstenen waterlijsten gescheiden geledingen en de gehele romp is versierd met hoekblokken van natuursteen. Alle gevelopeningen van vensters en galmgaten zijn geprofileerd en licht spitsbogig. De eerste geleding bezit kleine vensters en aan de westzijde zit de ingang. De tweede geleding heeft hogere vensters (en op de zuidwestelijke hoek een zonnewijzer), in de derde staan twee kleine vensters aan weerszijden van een rechthoekige spaarnis en de vierde bevat aan elke zijde twee galmgaten. Op de romp wordt na de verjonging door een tentdak de toren voortgezet met een achtkant met hoekblokken en balustradedeuren, waarna een koepel met kroon volgt. Het interieur wordt gedekt door meloenvormige koepelgewelven met slanke ribben. In het muurwerk herinneren allerlei nissen, een piscina en mogelijk zij-altaarnissen, aan voorreformatorische tijden. Verreweg het oud ste inventarisstuk is de tufstenen doopvont uit de 12de eeuw die behakt is met rondboognissen. Het deftige meubilair, inclusief herenbank, in Lodewijk XVI-stijl uit de jaren 1811-’14 verleent aan het geheel een waardige stemming. Het is allemaal gemaakt in opdracht van collator Goosen Geurt Alberda van Dijksterhuis door de in deze periode vooraanstaande houtsnijder Matthijs Walles en diens zoon. De preekstoel vertoont gebeurtenissen van Christus’ leven: Geboorte, Vlucht naar Egypte, Graflegging, Hemelvaart en Opstanding. Het orgel is in dezelfde periode gemaakt door N.A. Lohman & Zn.

De kerk staat op een zeer hoge wierde en zij is een van de oudste bakstenen kerken van Groningen. Die leeftijd is aan het muurwerk moeilijk af te lezen. Aan de zuidzijde zijn in de bovenzone restanten van een breed, rechthoekig spaarveld te bespeuren. Aan de noordzijde is deze te ervaren aan de rollaag en de sprong in het metselwerk. Zo duiden aan de zuidkant enkele bouwnaden op vroegere kleine romaanse vensters, terwijl aan de noordzijde naast bouwnaden ook een compleet spoor van zo’n venster zit. De zuidmuur laat een spoor van een dichtgemetselde, rondbogige ingang zien. In de zuidmuur zit de huidige ingang in een gepleisterde spitsboognis die net als het noordelijke dichtgemetselde exemplaar uit de 15de eeuw stamt. De grote spitsboogvensters aan deze zijde zijn 16de-eeuws, terwijl de smalle, hoge rondboogvensters in de noordmuur 15de-eeuws of misschien ouder zijn. De eenbeukige kerk bezat een halfronde koorapsis maar deze is in 1845 afgebroken; de oostelijke muur is opnieuw opgetrokken. De toren met ingesnoerde spits is van 1710. Inwendig is de kerkruimte gedekt door een vlak balkenplafond. Het taps uitlopen van het zuidelijke muurwerk valt onmiddellijk op. Er zijn na-reformatorische muurschilderingen uit het einde van de 16de eeuw: biezen en om de zuidelijke vensters grijze blokken. Op deze wand is een cirkelvormige band in baksteenimitatie als suggestie van een venster te zien. Er is een fragment van een zuil en een renaissancecartouche met de spreuk: ‘Salich sint si die hier vergaren. Die Godes woort horen en dat bewaren’. Op de noordwand zit een tempeltje. In 1845 is de inrichting gewijzigd in een fraai liturgisch centrum. De preekstoel uit 1645 tegen de nieuwe oostelijke sluitmuur wordt geflankeerd door stukken van de oude koorafscheiding en daaromheen is een ruim, halfrond doophek gemaakt. De kerkenraadsbanken bevatten elementen uit de 17de eeuw. In de noordwand is de zerk verwerkt van Reint Alberda, gestorven in 1724. Het orgel, oorspronkelijk van Arp Schnitger uit 1704, is later door P. van Oeckelen gewijzigd. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Jouswier is een terpdorp dat door de eeuwen heen het kleinste dorp van Oostdongeradeel was en is gebleven. Rond de terp hebben steeds slechts enkele huizen en boerderijen gestaan. In de omgeving ligt nog wat verspreide agrarische bebouwing. De terp is grotendeels afgegraven en er is geen patroon in de structuur meer te onderkennen. Toch lijkt het erop dat de terp een rechthoekige blokverkaveling heeft gekend. Dat zou een aanwijzing kunnen zijn dat het een relatief jonge terp is. Maar het feit dat het terprestant vrij hoog is – vooral aan de westelijke zijde te herkennen – wijst weer op een hoge ouderdom. Jouswier ligt vrij dicht bij de Zuider Ee, een voor dit gebied belangrijke ontsluiting. Ten oosten van het dorp ligt de Jouswierster Tille, ook wel de Grote Tille, over dit water. Deze brug verbindt het noorden en zuiden van de grietenij met elkaar. De Bergsmaweg voert naar deze weg die Metslawier met Ee verbindt. De kerktoren met zadeldak is in 1752 verrezen en kreeg in 1915 een beklamping. Er hangt een oude klok in: in 1395 gegoten door Hermanus. De kerk, oorspronkelijk gewijd aan Petrus, is een eenbeukig gebouw met een vierzijdige sluiting, dat in 1557 tot stand kwam. In de 19de eeuw is er van alles gewijzigd: in 1823 zijn de vensters vernieuwd, in 1858 is het gebouw iets verhoogd en werd een nieuwe kap met een tongewelf aangebracht. In 1876 is het kerkschip bepleisterd. De bepleistering is bij de restauratie van 1978 weer weggehaald op de randen van de dagkanten van de vensters na. De kerk is in 1987 opnieuw gerestaureerd. In het interieur vallen de blakers op de banken en de kaarsenkronen op. De kerk heeft namelijk geen elektrische verlichting. Drie 18de-eeuwse, rijk gesneden rouwborden domineren dit interieur. Ze zijn van Willem Bergsma en Remelia Schik en van hun dochter Lucia Petronella Bergsma. Bergsma had het door handig manoeuvreren met stemmen gebracht tot grietman van Oostdongeradeel.

De langgerekte kerk van Engelbert is van middeleeuwse oorsprong, maar is een paar keer ingrijpend om niet te zeggen op dramatische wijze gewijzigd, waardoor het gebouw minder oud lijkt. Vooral de pleisterlaag heeft het aanzien veranderd. Boven de zwaar geprofileerd omlijste ingang met halfrond bovenlicht zit een cartouche met de mededeling: ‘Herbouwd anno 1904’. De cartouche dateert overigens al van 1779, toen ook al vernieuwingen plaatsvonden. Toch is al aan het sterk wijkende muurwerk te zien dat het gebouw een lange geschiedenis heeft. Het kerkschip is krom, de noordmuur buikt sterk in en de zuidmuur in iets mindere mate uit waardoor het schip in zuidelijke richting lijkt om te vallen. In 1779 en vooral in 1904 zijn aan het oude gebouw vernieuwingen verricht, waarbij de laatste keer uitwendig de pleisterlaag is aangebracht. De kerk bezit in de noord- en zuidmuur brede spitsboogvensters. Twee van de drie sluitmuren van het van steunberen voorziene koor kregen smalle lancetvensters. In 1904 kreeg het interieur een vlak plafond met een decoratief latjespatroon. In 1948 en in 1972 onderging de kerk nogmaals vernieuwingen, waarbij veel waardevols uit de kerk is verwijderd. Het koor is door een muur van het schip gescheiden en er kwamen gewassen grindtegels op de vloer. De wanden zijn met plaatmateriaal betimmerd en de sacraments-nis in de noordwand is daarvoor uit de muur gehakt. Iemand met erbarmen voor deze bijzondere nis met de decoratieve, laatgotische bekroning heeft de brokstukken opgespoord en bewaard en ze zijn bij de recente restauratie teruggegeven om het geheel te kunnen herplaatsen. De preekstoel is in 1972 overgedragen aan de kerk van Baflo, maar binnenkort zal na restauratie de preekstoel uit de kerk van het ontmantelde dorp Heveskes hier worden geplaatst. Bij de jongste restauratie zijn in de zuidelijke koorwand bovendien de restanten van een piscinanis aan het licht gebracht. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken die de kerk geleidelijk in haar waardigheid herstelt.

Jubbega is een dubbel streekdorp dat in de loop van de 17de eeuw is ontstaan. Eerst als agrarisch dorp langs de verbindingsweg van Oudeschoot naar Donkerbroek in Ooststellingwerf die vroeger de Binnenweg werd genoemd en nu de Schoterlandseweg heet. Het was de ontsluiting voor de verspreid staande bebouwing. Ten zuiden van deze as lag ook nog de buitenweg, maar die was in het midden van de 19de eeuw al vervallen. In het zuiden strekten zich hooilanden naar de vallei van de Tsjonger uit. Dit gedeelte van het dorp heet Jubbega–Schurega. Daar heeft in het oosten de kerk gestaan maar die is al vroeg vervallen en afgebroken zodat het kerkhof achterbleef. Nabij de driesprong van de vrij nieuwe weg naar Gorredijk is in de 20ste eeuw verdichting in de bebouwing gegroeid. Daar werd in opdracht van grietman Martinus van Scheltinga in 1713 aan de Kerklaan een nieuwe kerk gebouwd: een eenvoudige zaalkerk met een driezijdige koorsluiting. Het houten torentje is pas in 1910 op de voorgevel geplaatst. Vlak erbij staat de kloeke pastorie in een opmerkelijke mengstijl van traditionalisme en expressionisme, in 1920 gebouwd naar ontwerp van P.H. van Lonkhuyzen. Aan de Schoterlandseweg 55 staat de lange lagere school met een onderwijzerswoning uit 1917 die in de details sierlijkheden van de Jugendstil vertoont. Aan het begin van de P.W. Janssenweg is in 1933 een ambachtsschool met onderwijzerswoning gebouwd. Aan de Schoterlandseweg staan verder onder meer vriendelijke burgerwoningen uit de tussenoorlogse jaren, waaronder een reeksje met gebroken kappen. Daarnaast staat op nummer 93 een blokvormige woning, wellicht ooit winkel, uit ongeveer 1930 met opvallend uitkragend rood metselwerk en een gebroken kap. Bij de kruising vormen aan de Gorredijksterweg twee reeksen van traditionalistische twee-onder-een-kapwoningen uit ongeveer 1948 een vriendelijke begeleiding. Dit type woningen is ook verderop aan deze weg, de nummers 60-66 en 75-77, te vinden, nabij de kruising met de Schoterlandse Compagnonsvaart waar ook de inmiddels niet meer in gebruik zijnde zuivelfabriek werd gebouwd. In de landerijen ten zuiden van Jubbega-Schurega staan enkele boerderijen. Aan de Nijeberkoperweg staat bij de in de jaren 1886/’88 gekanaliseerde Tsjonger een witgeschilderde sluiswachterwoning in de chaletstijl. Het is een van de reeks van dergelijke wachterwoningen die omstreeks 1890 langs de Tsjonger zijn gebouwd. De wachterwoning ligt bij de tweede sluis in de Tsjonger, die wel veranderingen onderging maar met woning en een slanke, ijzeren flapbrug een fraai ensemble vormt. Ten noorden van de weg lagen hoge venen en daar kwam in de loop van de 18de eeuw als gevolg van de turfwinning een tweede woonkern tot ontwikkeling nabij de in 1774 gebouwde derde sluis in de Schoterlandse Compagnonsvaart. Langs de wijken die het veen in werden gegraven om voor ontwatering en vervoersinfrastructuur te zorgen, vestigden zich de veengravers in heidehutten. Daardoor werd het gebied tussen de Binnenweg en de Schoterlandse Compagnonsvaart, de zogenoemde Kompenije, een streek van spreekwoordelijke armoede. Hier heeft de P.W. Janssen’s Friesche Stichting omstreeks 1900 goed werk verricht door arbeiderswoningen en kleine ‘boerenspultsjes’ voor landarbeiders te bouwen. Er staan nog een paar aan de P.W. Janssenweg nabij de kruising Luxemburg. Na de activiteiten van deze filantropische stichting ontplooiden de woningbouwverenigingen na het in werking treden van de Woningwet hun activiteiten. Ook de sporen van de vroege georganiseerde volkshuisvesting worden geleidelijk schaarser. Een fraaie reeks volkswoningen uit ongeveer 1930 staat nog aan de Belgische wijk. Langs de Schoterlandse Compagnonsvaart is in de tussenoorlogse jaren bebouwing tot stand gekomen. Aan de zuidzijde vrij gesloten bebouwing van vooral woonhuizen, aan de noordzijde losser en met een aantal boerderijen. Na de Tweede Wereldoorlog toen deze streek een rechtstreekse verbinding met de Gorredijksterweg had gekregen, zijn aan de zuidzijde van de streek flinke uitbreidingen gegroeid. Dat was in belangrijke mate te danken aan de woningbouwvereniging die hier grote aantallen woningen heeft gebouwd. In de Compagnonsvaart zijn dammen gelegd en met het omzomen van bomen is deze een sfeervolle woongracht geworden.

De kerk staat op de hoge, voor driekwart afgegraven wierde. De wierde kreeg bekend-heid doordat A.E. van Giffen er van 1931 tot 1934 archeologisch onderzoek deed. De route naar het hoge kerkhof voert door de gevarieerde dorpsbebouwing – met het voormalige gemeentehuis dat het Wierdenmuseum herbergt – naar een monumentaal toegangshek. De klokkentoren dateert uit de 13de eeuw. Binnen zorgen spitsbogen voor het afwenden van de druk van het zware muurwerk. Tegen de westzijde is in 1886 het torenhuis gebouwd dat de kosterswoning en de school heeft bevat en nu als vergaderlokaal dienst doet. De noordmuur bestaat uit oude kloostermoppen. De 13de-eeuwse romaanse zaalkerk heeft een vijfzijdig gesloten koor, dat inwendig half rond is afgewerkt. In deze sluiting staan drie rondboogvensters en in de meest zuidelijke koormuur zit een hagioscoop. De overgang van koor en schip is aan beide zijden met een lisene geaccentueerd. Verder zijn de muren van het schip ongeleed en er staan hooggeplaatste kleine rondboogvensters in die bij de restauratie in 1959 zijn gereconstrueerd naar gevonden sporen. Aan de zuidzijde zijn twee dichtgemetselde ingangen te zien, die voor de mannen en die voor de priester. Aan de noordzijde is de vrouweningang ook dichtgemetseld. Meer naar het westen zijn aan beide zijden gotische ingangen in spitsboognissen aangebracht en weer dichtgemaakt. De vrij nieuwe toegang staat nu in de westmuur. In de noordmuur is dichtbij het koor een opmerkelijke hagioscoop te zien: in een knielnis. De kerkruimte wordt gedekt door een vlak balkenplafond uit 1662. De dichtgezette ingangen zijn in de wanden te zien en in het koor zitten in de muur enkele kleine nissen. In de vloer van het koor ligt een groep grafzerken, zowel in gotische als renaissancestijl. De preekstoel en het doophek zijn in 1711 gemaakt met fraai snijwerk van Jan de Rijk. De herenbank dateert uit de 18de eeuw en draagt het wapen van de familie Van Swinderen. Het orgel is in 1793 door H.H.Freytag geplaatst.

Jutrijp is een langgerekt streekdorp dat in de late Middeleeuwen ten zuiden van Sneek is ontstaan als waterdorp. De bebouwing van de streek kwam vooral aan de westelijke zijde van de vaart het Var. Sinds de aanleg in 1843 van de rijksstraatweg van Sneek naar Lemmer ten oosten van het water, is een gedeelte van het dorp geleidelijk 180 graden gaan draaien en heeft het zich tot wegdorp ontwikkeld en is toen ook aan het buurdorp Hommerts vastgegroeid. Maar het noordelijke gedeelte ligt langs de Binnenwei verder van de drukke straatweg verwijderd en vertoont de oude structuur nog steeds. Op de grietenijkaarten in de atlassen van Schotanus en Eekhoff uit 1716 en 1851 is dit proces te zien. In het begin van de 18de eeuw is alle, vooral agrarische bebouwing met opvaarten nog gericht op het onregelmatig meanderende Var. Deze heeft ook vaarten naar het oosten als verbindingen met de Ooster Wymerts voor de verbinding met Sneek in het noorden en het merengebied in het zuiden. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788: ‘Jortryp, doorgaans genaamd Jutryp, en het volgende dorp Hommerts zyn gelegen tusschen de beide Wymertsen aan eene oude moerige vaart, van ’t eene dorp naar ’t andere loopende: aan den Oostkant deezer vaart ziet men de Kerk, hebbende een’ stompen toren, en ook de meeste huizen en plaatsen. … Ten Noorden en ten Westen strekken de landen des Dorps zich uit tot aan de Stads Gerechtigheid van Ylst, ten Oosten aan Oppenhuizen, en ten Zuiden aan Hommerts.’ De oude stompe toren werd in elk geval tot in het midden van de 19de eeuw gehandhaafd, maar de oude kerk, die fraai schilder- en snijwerk bevatte, is omstreeks 1819 vervangen door een nieuw gebouw met opnieuw een toren met spits. Ook deze kerk kon niet blijven en is in het begin van de jaren zeventig gesloopt. In Jutrijp staat een aantal monumentale boerderijen. Die aan Binnenpaed 46 bezit een deftig voorhuis en de kop-rompboerderij op nummer 12 vertoont expressionistische trekken uit de jaren dertig.

De kerk midden op de wierde van Feerwerd doet niet oud aan. Reden hiervoor is de pleistermantel die zij draagt. De toren, ook verpakt in pleister, lijkt wel oud omdat hij wat scheef en krom staat. Maar het is precies omgekeerd: de kerk dateert met haar dikke muren uit de eerste helft van de 13de eeuw, is gebouwd van (niet zichtbare) kloostermoppen en bezat een stenen overwelving. De toren is pas in 1859 verrezen. Een stichtingssteen in de westelijke gevel wijst daarop. De noord- en zuidmuur van het kerkschip wijken naar boven uiteen, een duidelijke aanwijzing dat de ruimte in steen overwelfd is geweest. De vensters, in de 19de eeuw gelijk met het aanbrengen van de bepleistering vergroot, geven de gewelfvakken aan. Inwendig zijn achter het pleisterwerk de muraalbogen verstopt, evenals de sporen van de middeleeuwse ingangen. De rechte koorsluiting met licht muurwerk is niet middeleeuws. De bepleistering is waarschijnlijk gelijk met de torenbouw aangebracht. Deze is op het schip vlak uitgevoerd met een blokkensuggestie op de hoeken. De toren en de westelijke vleugelmuren hebben schijnvoegen gekregen. In de westmuren is een nissensuggestie aangebracht. De langsmuren kregen elk vier lisenen die niet corresponderen met de oorspronkelijke driedeling. De toren gaat onversneden op, heeft een ingesnoerde spits en in de westgevel de ingang en een rondboogvenster. Aan noord- en zuidzijde zitten galmgaten en alle zijden hebben een uurwerkplaat. De kerkruimte is gedekt met een gedrukt tongewelf met trekbalken. In de kerkvloer liggen verschillende gebeeldhouwde zerken uit de 15de tot de 17de eeuw, onder meer voor de bewoners van de Kleine en Grote Borg. Onder het koor zit de grafkelder voor de familie Andringa van de Grote Borg. Het liturgisch centrum bevindt zich aan de oostzijde met een preekstoel met klankbord, een herenbank en een avondmaaltafel uit de 17de eeuw. Het 19de-eeuwse koorhek met lezenaar is voorzien van decoratieve gietijzeren roosters. Op de westgalerij staat een loos orgelfront. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Katlijk is een streekdorp van verschillende streken dat in de late Middeleeuwen ten noorden van de Tsjonger is ontstaan. Veel later, in de loop van de 17de en 18de eeuw is ten noorden van het dorp, nagenoeg op de grens van Schoterland en Opsterland de Schoterlandse Compagnonsvaart gegraven. In de Tegenwoordige Staat van Friesland staat in 1788 te lezen dat Katlijk ‘bestaat uit drie buurten. De eerste en Oostelykste ligt ten Noordwesten van Nieuw-Horne, onder den naam van Groot Katlyk; nog Noordwestelyker heeft men Klein Katlyk; en van daar, genoegzaam in ’t Noorden, Nieuw Katlyk. De beide eerste buurten liggen zeer aangenaam in ’t geboomte en bouwlanden; doch ’t laatste ligt aan de Knype vaart, en is als een vervolg van de Knype.’ Nieuw Katlijk aan de Compagnonsvaart is als naam verdwenen, het wordt al lange tijd Bontebok genoemd en kreeg in 1980 de status van zelfstandig dorp. De streken van Groot Katlijk, die ook wel de ‘boerenstreek’ wordt genoemd en dat is de W.A. Nijenhuisweg en omgeving, en Klein Katlijk, de Weversbuurt en omgeving, bestaan nog. Zuidelijker is er dan ook nog bebouwing te vinden aan de Schoterlandseweg. De buurten worden verbonden door de Kerkelaan waar de kerk met klokkenstoel staat. De laat-gotische kerk is een van de oudste uit een wijde omgeving en het gebouw is waarschijnlijk omstreeks 1525 opgericht. Zij is een eenbeukige zaalkerk die is geritmeerd met flinke steunberen. In de gevelvakken staan om en om rondbogige vensters die in de 18de eeuw zijn aangebracht en de kerk heeft een driezijdige koorsluiting. De westelijke gevel met kleine schouders is in de 17de eeuw vernieuwd. De kerk bezit een 17de-eeuwse preekstoel. Naast de kerk staat een forse dubbele klokkenstoel met een zadeldak. Er hangen twee vrij jonge klokken in. Net als in Oudehorne is de traditie van het Thomasluiden hier nog in ere. Van 21 december tot nieuwjaar worden de klokken elke werkdag tot 8 uur ’s avonds geluid door inwoners.

Aan de kerk tekent zich een bewogen bouwgeschiedenis af, maar hoe deze verliep moet toch ook uit geschreven bronnen worden gehaald. Vanouds bestond Finsterwolde uit twee kernen, West- en Oost-Finsterwolde. De laatste is, met de daarop staande Sint-Nicolaaskerk, door stormvloeden die de Dollard deden ontstaan verzwolgen. Aan welke heilige de kerk van West-Finsterwolde was gewijd, is nog niet bekend. Oorspronkelijk was zij een romano-gotische kruiskerk uit omstreeks 1275. Zij heeft de dwarsbeuk en het koor verloren; alleen het hoge schip bleef over. Dat is sterk gewijzigd, maar de muren bezitten aan de buitenzijde nog wel de rondbogige spaarvelden tussen colonnetten met kapiteeltjes uit de late 13de eeuw, waarin aan zuid- en noordzijde spitsboogvensters zijn gebroken. Onder het in 1852 aangebrachte tongewelf is in de wanden aan de binnenzijde nog het triforium, een hoge nissenarcade, aanwezig. Hoog in het uitwendige metselwerk zitten rechthoekige nissen – één aan de noordzijde, vier aan de zuidzijde – die daar ook sporen van zijn. De driezijdige koorsluiting is mogelijk aangebracht na een dorpsbrand in 1586 en de gepleisterde westgevel in een merkwaardige mengstijl is uit de tijd van de grote verbouwing in 1852. Spitsboognissen tussen colonnetten met kapitelen verwijzen naar de gotiek, de geblokte hoekpenanten en de ingang met pilasters en een segmentvormig timpaan naar het classicisme. De aan de weg ten noordwesten van de kerk staande losse toren is in 1822 gebouwd. Hij is ongeleed, beneden voorzien van een poortdoorgang en hij kreeg op de hoeken in een classicistische trant verwerkte dichte reeks van neggen. Na een balustrade bestaat de fraai gedetailleerde bekroning uit een achtzijdige lantaarn met een naaldspits. Onder het houten tongewelf van het inwendige bezit de kerk harmonieus meubilair uit het begin van de 19de eeuw. De preekstoel (1806) heeft een kuip met personificaties van de kardinale deugden en voorstellingen van de evangelisten. Het doophek (1817) heeft vaasvormige balusters in empire-stijl. De herenbank van de familie Heddema dateert van 1813 en het orgel is in 1808 gebouwd door H.H. Freytag.

Even oostelijk van Oosterbierum heeft Klooster Lidlum of Mariëndal gestaan. Het was heel vroeg, in 1182, gesticht door norbertijnen vanuit het moederklooster Mariëngaarde bij Hallum. Aanvankelijk stond het dicht bij de kust, maar vanwege de risico’s van de nabije zee is het klooster in 1234 landinwaarts verplaatst. In de hoogten bij de Kleasterwei en Westerbuorren is de plaats van het grote klooster nog te herkennen. Het heeft grote bloei gekend; een eeuw na de stichting had het ongeveer 600 bewoners. Mariëndal stichtte verschillende uithoven, een nonnenklooster in Bayum en op het hoogtepunt waren achttien parochies onderhorig aan dit klooster. Het had een refugiehuis in Franeker. Maar de bloei veroorzaakte ook misstanden wat in 1322 zelfs uitliep op de moord op abt Eelco Liauckama, afkomstig uit een adellijk geslacht uit het naburige Sexbierum. In 1572 is het klooster door de geuzen grotendeels verwoest. Na de Hervorming in 1580 is het opgeheven. Het klooster zou een vaart richting Waddenzee hebben gehad, richting de buurt Koehool, waar zelfs een sluis zou hebben gelegen. In het verleden zijn er sporen van opgemerkt, maar ze zijn nu niet meer te vinden. Het dorp Klooster-Lidlum, bestaand uit een aantal verspreid staande boerderijen aan de Mûntsewei, bewaart de naam. Het begin van de Mûntsewei wordt gemarkeerd door een groot bedrijf dat aardappelen verwerkt, een belangrijk agrarisch product uit de omgeving. Meteen daarop volgt een boerderij met de naam Kloosterhoeve. De landerijen worden voor de akkerbouw, maar ook voor de veeteelt gebruikt. Hoewel het klooster eerder bij het dorp Tzummarum behoorde, is het administratief een zelfstandig dorp en zijn de huidige bewoners maatschappelijk meer op Oosterbierum gericht.

Op een wierde met ringsloot staat in het open landschap het bakstenen kerkje van Fransum, slechts gezelschap gehouden door een boerderij en een woning. Het schip dateert uit het begin van de 13de eeuw en vertoont romaanse sporen. Naast een aantal bij de restauratie van 1948-’50 toegevoegde seg-mentvormige vensters staat in de zuidgevel een rondboogvenster en in de noordmuur is een dichtgemetseld rondboogvenster te zien. In de zuidelijke schipmuur, nabij de overgang naar het koor, staat laag een smal venstertje. Alle vensters zijn sinds de restauratie met glas-in-lood gevuld. Het muurwerk is geleed door lisenen. De zuidelijke ingang onder een korfboog is nog in gebruik; de noordelijke, segmentvormig gedekt en omvat door een rondboog met een koppenlijst van donker gesinterde steen, is dichtgemetseld. In de gesloten westelijke sluitgevel staat een spitsboognis. Op de westzijde van het dak is in 1809 een houten torentje geplaatst, bekroond door een achtzijdige lantaarn en met een luidklok uit 1704 van Mamees Fremy. Het in verhouding vrij ruime koor dateert uit het begin van de 16de eeuw en vertoont laatgotische karakteristieken. Het is één travee diep en heeft op de hoeken van de sluiting tweemaal versneden steunberen en brede spitsboogvensters met een stenen tracering. Het kerkschip is gedekt door een vlak balkenplafond. In het dikke muurwerk zitten enkele nissen. De laaggeplaatste in de zuidelijke koormuur is waarschijnlijk een piscina. De preekstoel van bak- en natuursteen is in alle eenvoud het pronkstuk van de kerk. Hij staat tegen de zuidmuur nabij het smalle venster, is zeszijdig en voorzien van een stenen trap met gesloten leuning. De kuipbodem wordt gevormd door meervoudig geprofi-leerde banden en randen die op een korte kolom met een laatgotisch, voluutvormig kapiteel rusten. De bovenrand van de kuip heeft een elegant uitzwenkend profiel. In de koorsluiting is in 1976 een klein orgel geplaatst, een serie-instrument van de firma Pels. Het kerkje wordt sinds 1909 niet meer voor de eredienst gebruikt en is sinds 1979 eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

De kerk staat op een ruim en met een eenvoudig hek omvat kerkhof aan de rand van het dorp. De nu incomplete kruiskerk kwam in het derde kwart van de 13de eeuw in een rijke romano-gotische stijl tot stand. In het midden van de 19de eeuw zijn er plannen geweest om de kerk af te breken; in 1859 is het schip inderdaad gesloopt maar het transept en het rechtgesloten koor bleven behouden. Aan de schipzijde werd de kerk pas in 1886 met houten schotwerk gedicht om bij de restauratie van 1941 tot 1943 een bakstenen sluitgevel met een lage voorbouw te krijgen. Toen zijn ook de contouren van het schip op het kerkhof aangegeven. Aan de westzijde zijn bovendien de aanzetten van de schipmuren blijven zitten waardoor het dramatische verlies zichtbaar is gebleven. Alle negen gevelgedeelten zijn rijk versierd met spaarvelden, nissen en rijk geprofileerde vensters in licht spitsbogige, bijna rondbogige hoofdvormen. Alle zes hoeken van transeptarmen en koor worden geschoord door onversneden steunberen en de recht beëindigde muren worden bekroond door rondboogfriezen. Aan de achterzijde van de kerk zien we de westelijke muren van het transept met indelingen in beneden- en bovenzones. Beneden zien we spaarvelden, boven zitten nissen aan weerszijden van twee rondboogvensters met rondstaven in de geprofileerde dagkanten. De nissen zijn gevuld met kepervormig metselmozaïek waarbij het grootste deel in strekken, maar het bovenste gedeelte in koppen van baksteen is uitgevoerd. Een siermotief dat ook in de nissen van de andere gevels voorkomt. Het geledingsschema van spaarvelden, nissen en vensters werd, getuige de resterende muurfragmenten, over de gevels van het schip voortgezet. De zuidelijke en noordelijke sluitgevels van het transept bezitten beneden vier spaarvelden, waarvan één hoger is opgetrokken om in een van rondstaven gevormde sleutelgatvormige binnennis, een korfbogig gesloten ingang te bevatten. Ook hier zitten in de bovenzone nissen met kepervormig metselmozaïek aan weerszijden van twee vensters. De geveltoppen kregen een rijke plastiek van rondboognissen waarbij de rondstaven tot dubbele colonnetten zijn gevormd en de vullingen weer kepervormig metselmozaïek vertonen. De gevels worden bekroond door klimmende boogfriezen. De oostelijke muren van het transept bezitten aan de zijkanten twee vanaf het maaiveld hoog oprijzende rondbogige spaarvelden met rondstaven en deels metselmozaïek in kepervorm. In de benedenzone staan twee kleine rondboogvensters en daarboven een enkel groter venster in deze vorm. De zijgevels van het koor hebben weer twee zones, beneden met spaarvelden met in de koppen metselmozaïek en boven twee door rondstaven omrande vensters en één nis. Aan de zuidzijde zijn in de benedenzone twee kleine vensters toegevoegd. De ongelede zadeldaktoren staat los ten noordoosten van de kerk. Hij dateert ook uit het derde kwart van de 13de eeuw en heeft beneden een geprofileerde rondboogingang en boven rondbogige galmgaten. Binnen worden viering, transeptarmen en koor overwelfd met stenen, meloenvormige koepelgewelven, elk voorzien van acht ronde ribben die in ster- en rozetvorm worden vergaard. De ribben, gordel- en scheibogen zijn blokvormig gepolychromeerd met rood, oker en blauwgrijze tinten. De gewelven bezitten figurale voorstellingen uit de vroege 16de eeuw die mogelijk geschilderd zijn door Jan van Aken. Op het gewelf van de viering zien we de vier evangelisten leunend liggen met hun symbolen, in het koor zijn fantasiefiguren, waaronder griffioenen, aangebracht en in het transept zien we de bekende momenten uit het leven van Christus: in de noordelijke dwarsarm de Annunciatie, de Geboorte, de Aanbidding der Wijzen en de Dood van Maria en in de zuidelijke arm de Hof van Olijven, Jezus voor Pilatus, de Kruisiging en de Verrijzenis. Op de wanden van de zuidelijke arm zijn ook nog onduidelijke schilderingen te zien. In de vloer liggen en tegen de wanden staan verschillende gebeeldhouwde zerken. De preekstoel met klankbord in Lodewijk XIV-stijl dateert van omstreeks 1740. Op de kuippanelen is rijk floraal snijwerk aangebracht. De herenbank die in het gesneden rugschot de wapens van Bernhard Julsingh en Decia Rengers draagt, is omstreeks 1669 door Goosen Groenewolt vervaardigd. Tegen de koorsluiting heeft het grote orgel alle ruimte. Het instrument is in 1851 gebouwd door P. van Oeckelen. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Kollum is een vlekke, een dorp met kleinstedelijk karakter, dat in de vroege Middeleeuwen is ontstaan op de rand van een zandplateau als een nederzetting bij de direct met zee in verbinding staande Dwarsried. Gedurende de 11de tot de 13de eeuw zijn de landerijen bedijkt, de omliggende veengronden in cultuur gebracht en kon Kollum zich ontwikkelen tot een centrum. Het werd de hoofdplaats van Kollumerland en in het centrum kwam dan ook een rechthuis. De ontwikkelingen gebeurden aanvankelijk op de kruising van de in de 16de eeuw verbeterde Dwarsried, de Zijlsterried, met de Wester- en Oosterdiepswal, en de oude verbindingsweg van Dokkum naar Groningen, de Voorstraat. Aan die weg was westelijker een kleine kern rondom de kerk ontstaan. In de 15de eeuw bestond Kollum uit twee buurten, de ‘Torpmacluft’ en de ‘Kerkburencluft’, die daarna naar elkaar toegroeiden. Vanaf het einde van de 16de eeuw kende Kollum ‘stedelijke’ instellingen: een Latijnse school, een gasthuis (1695-1960) en later ook een waag, Westerdiepswal 4, die daar in de 17de eeuw werd gesticht en in 1779 door het huidige gebouw werd vervangen en nog een eeuw als zodanig kon functioneren. Met de waag was nog wat merkwaardigs aan de hand. Na de kerkbrand van 1661 mocht de kerk de waagrechten uitoefenen om met de opbrengsten de herbouw te financieren. De 17de en 18de eeuw waren voor Kollum tijden van groei en bloei dankzij handel en scheepvaart. In het midden van de 17de eeuw kwam op kosten van de stad Dokkum de Stroobosser Trekvaart tot stand, waardoor Kollum via de korte Kollumer Trekvaart een goede verbinding kreeg met het zuiden. Geleidelijk is Kollum vooral langs de Voorstraat en enkele zijstraten uitgebreid. Gedurende de 19de eeuw kwam er in het zuiden ten westen van de trekweg nogal wat bebouwing bij. Tijdens de 20ste eeuw en vooral na de oorlog is Kollum sterk uitgebreid. Eerst in het zuidwesten en ook aan de andere, oostelijke zijde van de trekvaart, later aan de noordoostelijke zijde en tenslotte in het noorden en het westen. Van de kloeke laat-gotische kerk dateert het koor uit het tweede kwart van de 15de eeuw en kort hierop is het tweebeukige kerkschip met brede spitsboogvensters tussen steunberen gebouwd. De deels tufstenen toren dateert uit de vroege 13de eeuw maar hij is daarna verhoogd en verschillende malen gerepareerd. De kerk is een van de weinige nog geheel met kruisribgewelven overspande kerken in Friesland. Tussen de beide beuken staan forse kolommen met smalle lijstkapitelen. Bij de restauratie zijn op de gewelven fragmenten van gewelfschilderingen gevonden. Het interieur bezit een preekstoel met doophek uit 1692 en een reeks herenbanken uit de 17de en 18de eeuw met wapens van de patricische families uit Kollum en omgeving en de rectorsbank van de voormalige Latijnse school. Voorts is er een preekstoel uit 1692 met doophek en een groot rouwbord voor Eyso de Wendt (1780). Wat bezijden het centrum is in 1924 in de Oostenburgstraat een opmerkelijke, door Egbert Reitsma ontworpen gereformeerde kerk gebouwd volgens de ruimtelijke uitgangspunten die dr. Abraham Kuyper had neergelegd in zijn boek ‘Onze Eeredienst’ (1911). Het is een centraalbouwkerk met drie armen en een indrukwekkende, naar boven toe gerende toren. Binnen zijn alle interieuronderdelen, zoals het doopvont, de plafondbeschildering, de geometrische hanglamp en het glas-in-lood met zorg in de Amsterdamse Schoolstijl gevormd. Aan dezelfde straat staat het werkhuis Oostenburg, in 1838 opgetrokken op de plaats waar een buiten heeft gestaan. In 1895 besloot het gemeentebestuur het herenhuis in empire-stijl tegenover de Sint- Maartenskerk te kopen. Het was in 1805 gebouwd in opdracht van raadsheer Willem van Sijtzama en had met zijn bordes met vleugeltrappen de representatieve uitstraling van een gemeentehuis. Er hoefde alleen maar het gemeentewapen opgeschroefd te worden. In 2003 verhuisde het gemeentehuis naar de villa Westenstein die in 1879 naar ontwerp van Hendrik Kramer in neorenaissancestijl aan de westflank van Kollum was gebouwd voor de belangrijke familie Eskes. Het ruime park is deels opgeofferd aan een aanzienlijke, contrastrijke uitbreiding.

De kerk met zadeldaktoren staat midden op de dorpswierde op een kerkhof dat is omgeven door een ijzeren hek. Tot de restauratie in 1976 was de bouwgeschiedenis verstopt achter een 19de-eeuwse pleisterlaag. Nu is te zien dat het koor het oudste, romano-gotische gedeelte van het geheel is. Het is vijfzijdig gesloten met ronde, bakstenen colonnetten op de hoeken. De koormuren worden geschoord door lage, wigvormige steunberen en ook het schip heeft aan beide zijden zulke stutten. Beide schipmuren zijn geopend met vrij grote rondboogvensters uit de 18de of 19de eeuw. Hier en daar zijn in schip en koorsluiting de vage sporen van weggewerkte kleine vensters te zien en in de zuidmuur zien we ook een moet van een vroegere ingang. De forse zadeldaktoren heeft drie, door zandstenen waterlijsten gescheiden geledingen. Hij is in 1738 deels ingestort en in 1751 herbouwd met de westgevel voorzien van voluten. De gedenksteen zit in de westgevel boven de huidige ingang. Binnen wordt de kerkruimte gedekt door een houten tongewelf dat zowel aan de koorzijde als aan de zijde boven de orgelgalerij koorvormig is gesloten. De ruimte heeft oorspronkelijk ongetwijfeld stenen gewelven gehad, maar daar zijn geen sporen meer van. De inwendig halfronde koorsluiting is rijk versierd met vijf ondiepe, hoge spitsboognissen waarin beneden diepe, geschulpte rondbogige spaarnissen zijn aangebracht. In de rand van een van de zuidelijke nissen zit een kleine spitsbogige nis, mogelijk een piscina. De eenvoudige, deftige preekstoel met klankbord dateert uit de 18de eeuw. De ertegenover staande herenbank draagt een rococo kuifstuk met wapen op het rugschot. De kleine avondmaaltafel is in sierlijke barokke vormen gesneden en heeft een marmeren blad. Het grote orgel is vervaardigd in 1809 door L. van Dam uit Leeuwarden en is door dezelfde orgelmakerij in 1834 met nog een klavier uitgebreid. In de torenruimte zijn tegen een wand een grote gebeeldhouwde zerk uit 1538 en een sarcofaagdeksel met zonneraderen uit de 12de eeuw geplaatst. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Kollumerpomp is een streekdorp aan de omstreeks 1315 aangelegde oude dijk die in 1529 slaperdijk werd toen om het Nieuwkruisland een nieuwe dijk was aangelegd. Daarna is bebouwing gekomen in de buurt van de in de 15de eeuw aangelegde duiker in de dijk (de pomp). Kollumerpomp is lang een buurschap bij Kollum geweest maar heeft nu de status van dorp. De bebouwing kwam aanvankelijk vooral aan de zuidzijde van de dijk, de Foyingaweg. In de oostelijke richting zijn het vooral boerderijen, zoals die op nummer 138 met een verzorgd los voorhuis van het middengangtype, op nummer 108 een vrij gave kop-hals-rompboerderij uit omstreeks 1880 en op nummer 106 een nieuwe expressionistische stelp uit 1937 met een uitgebouwd zomerhuis. Aan de noordzijde van de Foyingaweg staat parallel aan de oude dijk een kop-hals-romp uit omstreeks 1880 in een goede erfbeplanting en verder in het land de omstreeks 1830 gebouwde stelpboerderij Groot Kabel. Deze boerderij met een vrij hoog opgemetselde voorgevel staat op een omgrachte huisterp en de nederzetting bestaat dus al voordat in 1529 de dijk is gelegd. Na de oorlog kwam er aan de noordzijde een flinke dorpsuitbreiding. De torenloze gereformeerde kerk kwam in 1906 aan de Foyingaweg tot stand. Het jaartal is in de bekroning van de geveltop te lezen. Zij is een zaalkerk met een detaillering die een curieuze stijlvermenging laat zien. De rondboogvensters zijn met spitsbogen omvat en de geveltop bezit een klimmend rondboogfries. Ten noorden van het dorp staan aan de weg Wester Nieuw Kruisland grote boerderijen. Op de Nieuwe Zee- of Buitendijk staat het contributiehuisje dat het waterschap Zeedijken Contributie Kollumer-land en Nieuw Kruisland in 1828 liet bouwen. Het werd gebruikt als stormwachterhuisje en vergaderruimte. Het huisje heeft een tentdak met een opvallende windvaan. Een spil is verbonden met een windroos onder het plafond: om binnen het ruimen of krimpen van de wind af te kunnen lezen. Om het gebouwtje heen loopt een stelling.

De kerk, in de middeleeuwen gewijd aan Sint-Pancratius, is in de eerste helft van de 13de eeuw in tufsteen gebouwd en in de tweede helft van die eeuw in baksteen verhoogd. In het begin van de 14de eeuw volgde de bouw van het vijfzijdig gesloten koor met steunberen. Volgens de gevelsteen is het koor in 1865 onder leiding van bouwmeester J.C. Bolmeijer ‘verbeterd en grootendeels vernieuwd’. De muren van het schip hebben een onregelmatige indeling. Hier en daar zitten nog velden tufsteen, maar baksteen overheerst. Op allerlei plaatsen zijn vensters van verschillende formaten en vormen aangebracht of juist dichtgemetseld. Aan de westzijde van de noordmuur staat een dichtgemetselde ingang. Die zal ook in de zuidmuur hebben gezeten en daar is deze vervangen door een spitsboogvenster. Het onderste gedeelte van de vier geledingen tellende zadeldaktoren is omstreeks 1200 gebouwd met in de onderste twee geledingen rondbogige spaarnissen die in de tweede geleding fraaie driepasjes hebben. De toren bevat op de begane grond een fraai gemetseld, bakstenen, ribloos koepelgewelf. Een aanzienlijke verhoging volgde in 1554, waarvan een fraaie in gotische minuskels gestelde gevelsteen in de noordelijke muur getuigt. Daarna is de toren in 1703, 1714 en 1885 hersteld. In de vierde geleding zitten aan elke zijde twee galmgaten. De luidklok is van 1435. Het interieur heeft koepelgewelven uit de 13de eeuw met in de eerste twee vakken acht ronde ribben, in het derde, het vieringvak, vier ribben en in de koorsluiting weer acht ribben. De gewelven kregen in de bouwtijd, de 13de eeuw, beschilderingen, maar bij een herstelbeurt in 1571 zijn de gewelven opnieuw gedecoreerd in de voor kerken zeldzame renaissancestijl. Een rolwerkcartouche met tekst getuigt daarvan: ‘Int jaer 1571 is deze kercke neis gerepareert unde ghestoffert bii tiden als den erbaren errentfeste luit. Klant, joncker unde hovelinck toe Godlinse …’. Aan de cartouche hangen blinde wapenschildjes aan ringen tussen koorden met kwasten. De zware renaissance-schilderingen domineren, slechts hier en daar schemert de 13de eeuw tevoorschijn. In het koorgewelf bijvoorbeeld, waar in de gewelfring het Lam Gods is afgebeeld en op twee gewelfschelpen de symbolen van twee evangelisten zijn te ontwaren. Het eerste gewelf is versierd met renaissance-ornament op en rond de ribben, waarbij, net als op de andere gewelven, de gesuggereerde ribklemmen opvallen. Ook is op dit gewelf een vrouwenfiguur in klokvormige rok en een man in lange mantel met een zwaard te zien, mogelijk het echtpaar dat opdracht gaf. De man kan ook Pancratius zijn die door onthoofding om het leven kwam. Het tweede gewelf is nog overdadiger versierd rond de ribben en de gordelbogen. Het derde gewelf is rustiger; op elk van de vier gewelfschelpen staat een mannenfiguurtje in Spaanse kledij die een soort schommel lijkt vast te houden. In het in 1865 door een muur met vensters en doorgang afgescheiden koor staat een halfvrijstaand, hoog sacramentshuis uit de eerste helft van de 15de eeuw. Het is gepleisterd en beschilderd in een baksteenimitatie. Boven de nis zit gotisch traceerwerk in een zandsteenimitatie en daarboven een tweede nis met een bekroning van piramide-vormige pinakels. In de kerkvloer liggen gebeeldhouwde grafzerken, waarvan de zandstenen priesterzerk (1541) voor Werner Alberts in gotische stijl opvalt. Het interieur bevat gaaf, deels eerste helft 17de-eeuws meubilair en kerkbanken met gedraaide knoppen. Tegenover de preekstoel staat een reeks banken met bolle en met rankwerk en parelsnoeren versierde randen op de borstweringen. Van de overhuifde en van gewrongen zuilen voorziene herenbanken tegen de scheidingsmuur dateert de zuidelijke met snijwerk in het rugschot uit de eerste helft van de 17de eeuw. De andere is een vereenvoudigde kopie uit 1921. De eenvoudige preekstoel met klankbord en hoekpenanten tussen onversierde panelen is in 1794 door C. Grashuis en A. Buining vervaardigd. Hij staat binnen een doophek met gesloten panelen. Het orgel is in 1704 gebouwd door Arp Schnitger in een kas, ontworpen door Allert Meijer met snijwerk van Jan de Rijk. Het instrument is in 1783 gewijzigd door een volgende befaamde orgelbouwer: A.A. Hinsz. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Kollumerzwaag is een streekdorp dat in de Middeleeuwen is ontstaan op de noordelijke rand van een keileemrug die in de 11de/12de eeuw een ontginningsas vormde. De lange Foarwei getuigt daar nog van. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788 dat het dorp: ‘in ’t Zuiden van dit deel gelegen, en zeer vermaakelyk wegens het geboomte, waar mede de huizen en bouwlanden omringd, en de wegen beplant zyn … en onder ’t zelve liggen ten Noorden de watertjes ’t Wydwater, ’t Merrygat en de Gauw.’ In het Aardrijkskundig Woordenboek van Van der Aa uit het midden van de 19de eeuw wordt na de melding van de armoede een aardige sociale schets van de bevolking gegeven: ‘die meest hun bestaan vinden in den landbouw, alsmede in het snijden en verkoopen van dekriet (Phragmites Communis), het verkoopen van jonge stoppel-, els- en berkenboompjes, het maken van roop of strootouw, van roggestroo gedraaid, hetwelk zij bij de bind verkoopen en op hunne hoofden, gelijk heidenbezems en schrobbers, door geheel Groningerland dragen; ook wonen hier vele handelaren in grove Friesche kaas, welke zij op wagens, veelal met oude afgeleefde paarden bespannen, in de prov. Groningen verkoopen, waar zij tevens oude paarden opkoopen of voor kaas inruilen, die in het najaar te Kollumer-Zwaag gedood en gevild worden, waarom de Kollumer-Zwaagsters, in vroegere tijden van vooroordeel, als paardenvillers en roopendraaijers in minachting waren; de kinderen loopen hier des zomers meest allen barrevoets.’ Van deze vroegere armoede is nu weinig meer te merken. De bescheiden woninkjes en boerderijtjes zijn bijna allemaal opgeruimd. Tegenover de kerk is op nummer 120 ‘Willems Húske’ met veel inspanningen blijven staan. Het voldoet volstrekt niet meer aan bouw- en bewoningsvoorschriften, maar als belangrijke getuigenis van hoe hier door keurige lieden op een bescheiden manier geleefd werd is het blijven staan en gerestaureerd. Hier woonden generaties lang de klokkenluiders van de kerk. Aan de andere zijde van de Foarwei, meteen ten westen van de kerk staan twee woudboerderijen, op 145 een kleine uit 1788 en op 149 een grotere uit 1724. Verder is er niet veel oude bebouwing te vinden. Zelfs van de woningen uit de vroege geschiedenis van de georganiseerde volkshuisvesting is weinig meer over. Aan de helemaal westelijk gelegen Feartwei staan nog twee uit ongeveer 1930. Aan het einde van de 19de eeuw, maar meer nog aan het begin van de 20ste eeuw is de oude bebouwing vervangen door verzorgde burgerwoningen met hier en daar een winkel of een villa. Van de laatste is in het oosten aan Foarwei 70 de villa ‘Zwagerveen’ een mooi voorbeeld. De woning is opgetrokken in kalkzandsteen met contrasterende kleuraccenten en in vormen van de vernieuwingsstijl. Ernaast staat op nummer 70 een woning uit 1911 die waarschijnlijk een winkelfunctie heeft gehad in eveneens de vernieuwingsstijl. Aan de overkant rijst de gereformeerde kerk op die in 1925 is gebouwd ter vervanging van een voorgangster uit 1894. Het gebouw is voorzien van een portaal en heeft een dakruiter op de voorgevel. Aan de Tsjerkestrjitte en de Koarteloane is omstreeks 1950 een flinke buurt ontwikkeld van 27 woningen, 24 bejaardenwoningen en een Groene-Kruisgebouw in de traditionalistische vormen van de Delftse School. Daarna is er veel sociale woningbouw in Kollumerzwaag tot stand gebracht, waardoor het dorp na de oorlog sterk is gegroeid en zowel in het noorden als in het zuiden is uitgebreid. Middelpunt van het dorp is de oude dorpskerk die aan een slinger in de Foarwei op een verhoging staat. Kerk en zadeldaktoren dateren uit de 12de eeuw; het koor is in de 15de eeuw vernieuwd en toen zijn nieuwe vensters aangebracht. De kerk is in 1888 van de ondergang gered omdat de ‘uitvinder’ van de monumentenzorg Jhr. Victor de Stuers vanuit het kurort Marienbad een rapport over de herstelplannen van het kerkje schreef: ‘Deze kerk … verdient in zijn oorspronkelijke karakter hersteld en onderhouden te worden, iets wat zonder veel moeite noch kosten kan geschieden.’

Grijpskerk is ontstaan rond een in 1504 gestichte kapel op een hoge positie van een binnendijk. Stichter van de kapel die spoedig de status van kerk ontving, was de uit Polen afkomstige edele Nicolaas Grijp. Hij werd de naamgever van het dorp en een griffioen – de vogel grijp – is in de windvaan te herkennen. De huidige kerk met geveltoren kwam aan het begin van de 17de eeuw tot stand. De gevelsteen boven de westelijke ingang meldt: ‘Diese Kercke van de Eedele Nicolau Gryp gefundierte is, geduirende dese Nederlandische oorloge in ’t jaar 1582 geheel geruinert en wederom opgebouwet in de tidt des stillestants va wapenen Aº 1612’. De notabelen die het mogelijk maakten worden daarna opgesomd. Zuidelijk van de kerk staat de pastorie. De gepleisterde voorgevel verraadt geen grote ouderdom, maar de zijen achtergevel bevatten kloostervensters. De gevelsteen herinnert aan Gerardus Murlinck uit Oldemarkt, provoost van het klooster Kusemar, die de pastorie mogelijk in 1556 stichtte. De kerk is lang onder invloed van de hoofdelingen van Grijpskerk gebleven. De inwoners van Grijpkerk behoorden tot de kerk van het zuidelijk gelegen Sebaldeburen en begroeven daar hun doden ook. Bij de herbouw in 1612 is ongetwijfeld gebruik gemaakt van de fundamenten en mogelijk ook van het oude bouwmateriaal van de ruïne. De kerk kreeg rondgesloten vensters en een muurgeleding met uitgemetselde muurverstevigingen die het midden houden tussen lisenen en steunberen. In 1856 onderging zij een metamorfose: het geheel werd gepleisterd, het gebouw werd naar het oosten verlengd en er kwam een representatieve oostelijke sluitgevel in neoclassicistische vormen met een tweede ingang. Bij de uitwendige restauratie is de dakruiter naar historisch model van een buitengewoon hoge spits voorzien. Het interieur is bij een verbouwing in 1967 uitgeruimd. Restanten van sierlijkheden van meubilair zijn hier en daar in de kerk opgesteld. De 17de-eeuwse preekstoel draagt het wapen van Grijpskerk. Het orgel is in 1832 door L. en J. van Dam gebouwd en na 1868 gewijzigd door Van Oeckelen.

Officieel bestaat het komdorp Kootstertille pas sinds 1959. Daarvóór was het een gedeelte van het dorp of liever de streek Koten (of Kooten), het gedeelte dat in het zuiden lag bij een hoge, beweegbare brug over het Kolonelsdiep, een stuk van het Prinses Margrietkanaal. Een tille is een brug. Koten is eeuwenlang een agrarisch wegdorp geweest en gebleven, maar Kootstertille heeft het moederdorp in de 20ste eeuw helemaal overvleugeld. In Koten stonden de boerderijen vooral aan de westzijde van de weg die vanaf de rijksweg van Leeuwarden naar Groningen (1830) naar het zuiden richting Rottevalle en verder naar Drachten leidt. Tegenwoordig is aan beide zijden van de weg, in een vrij losse structuur, bebouwing van boerderijen en huizen te vinden. Er zijn kapitale panden bij, maar zelfs de kleinere boerderijen en de huizen staan op ruime, beplante erven. Nabij deze driesprong stond de Kootstermolen, een roggemolen waaraan deze hoek vlak voor het wegdorp Twijzel zijn naam dankt. De heidestreek ten westen van Kootstermolen hoorde tot de Kuikhornstervaart eveneens bij Koten. De heide was aan het einde van 18de eeuw al grotendeels in akkerland veranderd. De streek is later bij Twijzelerheide gevoegd toen dat van Twijzel werd losgemaakt. Even westelijker van de molen ligt nog een buurt met een pad, later een weg, die naar het zuidwesten leidt met eveneens agrarische bebouwing, die als buurt Opperkoten wordt genoemd. Omdat die streek niet aan een doorgaande route ligt, lijkt de tijd daar te hebben stilgestaan. Nabij het Kolonelsdiep was dat niet het geval. Daar waren in het midden van de 19de eeuw bij de brug op beide oevers al buurten ontwikkeld. Op de noordelijke oever en nabij de weg stonden toen de meeste huizen. Tijdens de verbetering van het Kolonelsdiep tot Prinses Margrietkanaal omstreeks 1952 is het kanaal bij Kootstertille enigszins naar het zuidoosten verlegd, waardoor alle bebouwing ten noorden van het kanaal kwam te liggen en het oostelijke restant van het oude Kolonelsdiep een insteekhaven is gaan vormen. Ten westen daarvan bezit de na de oorlog ontwikkelde woonwijk aan de Mounewei een breed plantsoen op het tracé van het oude diep. Ten zuiden daarvan loopt de Caspar di Roblesstraat, genoemd naar de kolonel die het scheepsvaarwater aan het einde van de 16de eeuw verbeterde. Er ontwikkelde zich in Kootstertille allerlei bedrijvigheid. Er stonden al heel vroeg een paar industriemolens en er waren een schuitenmakerij en jeneverstokerij. In 1890 werd een particuliere zuivelfabriek gesticht. Een paar jaar na de verbetering van het kanaal was er scheepsbouw te vinden en verder fabrieken van cementsteen, van pedalen en van schoolmeubelen. Later vestigden zich er een betonfabriek en een machinefabriek. Ten westen van de weg werd een industriegebied ontwikkeld. De bouwindustrie kreeg in de jaren zestig een impuls toen de grootste woonwijk ooit in Friesland tot stand kwam: Bilgaard in Leeuwarden. Die werd voor een belangrijk deel in elkaar gezet van in Kootstertille geproduceerde vloeren, wanden en andere bouwelementen. De groei van Kootstertille hield gelijke tred met die van Bilgaard. De kerk van de Koten stond vanouds dicht bij de brug, bij de tille, helemaal in het zuiden van het uitgestrekte dorpsgebied. Het was een torenloze kerk; de klok had een plaats gekregen in de klokkenstoel. De kerk bezat ook geen orgel. Het kerkhof van de oude kerk ligt ten oosten van de weg en daar tegenover staat de nieuwe in 1882 gebouwde kerk. Er was onenigheid. Toen in 1882 een nieuwe kerk op de oude plek was gebouwd, waarvoor niet de juiste formele weg was bewandeld, haalden zij die beslissingsgerechtigd waren hun gelijk door deze nieuwe kerk te slopen en er tegenover meteen weer een andere te bouwen. Het is een zaalkerk met grote rondboogvensters. De tamelijk hoge toren bezit steunberen op de hoeken die de torenromp tot het dak begeleiden. Daar is het metselwerk tot wimbergen, geveltopjes gevormd, waarna een met leien gedekte, achtzijdige spits het geheel bekroont.

Omstreeks 1250 kwam nabij de waterloop de Aa, waar zich een centrum van handel en scheepvaart ontwikkelde, een romano-gotische kruiskerk tot stand die werd gewijd aan Maria en Sint-Nicolaas. Van deze kerk zijn nog resten in het muurwerk van schip en transept aanwezig. In de 15de eeuw volgden in enkele fasen vergrotingen. In de eerste helft van deze eeuw is het vijfzijdig gesloten hoogkoor met omgang toegevoegd en vrij kort hierna zijn schip en transept vergroot en verhoogd tot de huidige basilicale kruiskerk. Aan de westzijde staat een tot tweemaal vernieuwde toren waarlangs de zijbeuken een travee doorlopen. Het schip is, rekening houdend met deze doorloop, drie traveeën diep. Daarin staan in de door tweemaal versneden beren geschoorde muren van de zijbeuken brede spitsboogvensters en in de ongelede lichtbeukmuren alleen vensterkoppen van dezelfde maat. De net zo hoog als het schip reikende dwarsarmen hebben in de zijgevels flinke spitsbogige blindnissen en in de rechtgesloten sluitgevels met dakschild staan zeer hoge en brede spitsboogvensters met visblaastraceringen in de koppen. In de lichtbeuk van het koor staan smalle spitsboog-vensters en in de door tweemaal versneden steunberen gelede omgang staan veel bredere vensters die opmerkelijk laag boven een plint beginnen. Tussen koor en zuidertranseptarm is in het eerste kwart van de 15de eeuw de twee lagen hoge sacristie aangebouwd, die later als consistorie werd gebruikt en op de begane grond gesierd is met vensters in laatgotische nissen. Tegen de zuidzijde van het koor staat een lage aanbouw uit 1653 die daarna nog een paar keer is verbouwd. In de jaren 50 van de twintigste eeuw is aan de noordzijde van het koor een aanbouw in traditionalistische vormen gekomen. De dakschilden van schip, zijbeuken en koor met omgang zijn gedekt met leien en ze zijn verlevendigd met reeksen kapellen met luiken. Door blikseminslag in 1671 zijn de toren, de eerste travee van de kerk, het orgel en het kerkdak vernield. De daarna gebouwde nieuwe toren had mogelijk een gebrekkige constructie en stortte in 1710 in. Een Amsterdamse meester-timmerman maakte een ontwerp dat door de Groninger stadsbouwmeester Allert Meijer werd gewijzigd. De derde, hoge toren was in 1718 voltooid. De barokke toren vertoont invloeden van classicistische tendensen uit Holland maar de lantaarnbekroning is waarschijnlijk een persoonlijke oplossing van stadsbouwmeester Meijer. De torenromp heeft in volle lengte hoeklisenen van dichte reeksen zandsteenblokken en aan de westzijde is een overgang van toren en zijbeukgevels gemaakt met uitzwenkende vleugelmuren met vazen op de schouders. Bij de hoge spits die in drie geledingen in holle en bolle bewegingen oprijst met een dubbele open lantaarn, wordt de uitzwenkende beweging voortgezet met de steunberen. Door de ruimtelijke verhoudingen rijzen de kruisribgewelven van schip, transept en vooral door de sterke lichtval van het koor duizelingwekkend omhoog. Op die gewelven zijn aan het einde van de vijftiende eeuw schilderingen aangebracht; op die van schip en transept het beeldverhaal van het lijden en de verrijzenis van Christus: de Hof van Gethsemané, het verraad door Judas, de Doornenkroning, de Man van Smarten, de ‘Arma Christi’ – de lijdenswerktuigen – en meer. Het vieringgewelf bevat de triomf: de Verrijzenis, de herkenning van Christus door Maria Magdalena, de Emmaüsgangers en het Pinkstergebeuren. De zuilen in het koor kregen in de 17de eeuw maniëristische cartoucheschilderingen. De zuidingang heeft deze eveneens, voorzien van een bijbeltekst. De scheiding tussen transept en koor wordt in het midden gevormd door een hoog geplaatst raadsgestoelte. Het tegen de noordwand geplaatste gestoelte voor de gedeputeerden uit het laatste kwart van de 17de eeuw is in twee etages uitgevoerd. De preekstoel en het doophek zijn in 1672 vervaardigd door Jacob Thomas. Ten gevolge van de torenrampen zijn twee orgels van Arp Schnitger achter elkaar vernield. Toch kon in 1815 het in 1702 voor de academiekerk gebouwde instrument van deze orgelmeester in de Der Aa-kerk worden geplaatst. Het is nog een paar keer veranderd. In 1991 is bovendien een incompleet orgel, omstreeks 1640 gebouwd door A. Verbeek en afkomstig uit de Bolswarder Broerekerk, in de Der Aa-kerk geplaatst. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Deze Afsluitdijkdorpen zijn de jongste van de gemeente. Kornwerderzand kan met enige goede wil ruimtelijk en maatschappelijk nog een dorp worden genoemd. Breezanddijk niet, maar het kon deze status om administratieve redenen beter krijgen. De bewoners van Kornwerderzand en Breezanddijk zijn werkzaam aan de dijk en bij de sluizen. Beide dorpen zijn gesticht op werkeilanden van waaruit de Afsluitdijk is aangelegd. Op Kornwerderzand is een dubbele schutsluis met binnen- en voorhavens en een reeks van tweemaal vijf spuisluizen met spuihavens. Dit complex van schut- en spuisluizen werd gebouwd tussen 1928 en 1932. De sluizen zijn genoemd naar prof. Hendrik Antoon Lorentz. De spuisluizen zijn ontworpen door Ir. Dirk Roosenburg, esthetisch adviseur van Bureau Zuiderzeewerken. Ze zijn een gaaf voorbeeld van het bouwen in gewapend beton. Ter verdediging van de dijk en de daarin liggende sluizen werden vanaf mei 1931 verschillende kazematten gebouwd: de zogenaamde stelling Kornwerderzand. Tijdens de aanleg van de dijk vormde zich op het eiland van ongeveer 30 ha een dorp van een paar honderd inwoners. De meesten waren betrokken bij de Zuiderzeewerken, maar ook mensen die voor de verzorging nodig waren vestigden zich in de sluisbuurt. Het was een geïsoleerde gemeenschap, verstoken van allerlei comfort. Elektriciteit werd weliswaar door een oude dieselmotor opgewekt, maar telefoonverkeer was niet mogelijk. Er was een ziekenbarak met een dokter en verpleegster, een schooltje en een winkel (annex postkantoor en kapper) die dagelijks levensmiddelen kreeg aangevoerd. Een katholieke en een protestante kerk werden gebouwd, een benzinestation en een houten hotel. Omstreeks 1928 zijn huizen voor het sluispersoneel tot stand gekomen. Tijdens de bezetting werd de stelling door de Duitsers uitgebreid met een aantal kazematten. Kornwerderzand kwam de oorlog niet ongeschonden door. Zo is het houten hotel in 1940 afgebrand en werden enkele huizen van het sluispersoneel opgeruimd omdat ze in het schootsveld stonden. De schade is hersteld. Breezanddijk is een werkeiland met een haven aan de IJsselmeerzijde; ’s zomers wordt het op een tjokvolle camping bevolkt met sportvissers.

De aan Sint-Martinus gewijde romano-gotische kruiskerk is omstreeks 1220 gebouwd nadat er (veel) eerder een houten en daarna een tufstenen kerk stonden. Van de kruiskerk zit in het huidige kerkgebouw muurwerk van de transeptarmen. De koepelgewelven van het transept en die in de oostelijke schiptraveeën met het muurwerk dateren nog van het begin van de 13de eeuw. Uitwendig is de – deels bij de restauratie van 1962-’75 gereconstrueerde – romano-gotiek te herkennen aan de transeptgevels. Aan de zuidzijde staat de rondbogige ingang met meervoudige omkraling die later in zandsteen is omlijst. In de bovenzone staan drie omkraalde spitsboogvensters en een rond venster, eveneens met kraal. De geveltop heeft een grote spaarnis met een spitsbogige klimbeweging. In de oostelijke zijgevel is hoog een fragment van een rondbogige dwerggalerij te zien. De noordelijke transeptgevel heeft dezelfde indeling in bovenzone en geveltop, maar de benedenzone is anders: er staat een spitsbogige ingang en daarboven een fries van drie grote bogen met omkraalde ronde vensters erin. Gedurende het eerste kwart van de 15de eeuw is het hoogkoor met aangekapte omgang met een zeszijdige sluiting toegevoegd. De muren kregen beneden eenmaal versneden steunberen en een waterlijst; bij de lichtbeuk is het muurwerk ongeleed en vlak. Zowel in de omgang als in de lichtbeuk zijn grote spitsboogvensters geplaatst. De tegen de noordzijde van het koor staand, onderkelderde sacristie kwam in dezelfde tijd tot stand. Het basilicale schip is in de jaren tussen 1430 en 1460 uitgebreid tot een hallenschip. De zijbeuken werden verbreed en verhoogd tot de breedte en hoogte van het transept en elke travee kreeg een dwarskap met topgevel. Het geheel is omstreeks 1470, nadat twee jaar eerder de 13de-eeuwse toren was ingestort, aan de westzijde verlengd met een travee. Aan de noordzijde is omstreeks 1500 een kapel met een librije op de verdieping aangebouwd die met de sacristie werd verweven. Deze kreeg voor beide verdiepingen opvallend brede spitsboogvensters met maaswerk. Bij de genoemde restauratie zijn de topgevels van het schip, het zuidportaal en het Boter- en Broodhuisje aan de zuidzijde gereconstrueerd. Het symbool van de stad Groningen, de Martinitoren, is tussen 1469 en 1482 verrezen nadat de oude toren in 1468 was ingestort. De torenromp bestaat uit drie vierzijdige geledingen, gevolgd door een achtkant, alle op een plastische wijze verlevendigd met aan alle zijden drievoudige nissen met traceringen in laatgotische stijl en alles grotendeels met Bentheimer zandsteen bekleed. Elke geleding, behalve de onderste, is voorzien van een trans met fraaie balustrade. De tot 97 meter hoogte reikende tweeledige, opengewerkte bovenbouw met balustraden en een tot een kroon opengewerkte uivormige spits kwam tot stand in 1627, nadat de oorspronkelijke spits was afgebrand. In de bekroning van het westelijke ingangsportaal zijn in 1949 beelden geplaatst van Bernlef, Sint-Martinus en Agrocola van de hand van Willem Valk. Het transept en de oostelijke traveeën van het middenschip zijn gedekt door meloenvormige koepelgewelven; de westelijke traveeën, de zijschepen en het hoogkoor met omgang hebben laatgotische kruisribgewelven. De gewelven bezitten decoratieve beschilderingen uit verschillende perioden. Het hoogkoor heeft sinds de restauratie weer een hemels gewelf met gouden sterren op een blauwe ondergrond. Boven de triomfboog naar het koor zijn restanten te zien van een tafereel van het Laatste Oordeel. In het koor is de galerij tussen de scheibogen van de omgang en de lichtbeuk in het begin van de 16de eeuw dichtgezet en de veertien nissen zijn omstreeks 1545 van excellente renaissanceschilderingen voorzien. Het zijn nieuw-testamentische taferelen, voornamelijk van het leven en het lijden van Christus. In de kerkvloer, aan de wanden en in de gewelven zijn met grafstenen, gedenkstenen, wapens en dergelijke, vele sporen van belang-rijke Groningers in de kerk te vinden. De begin 17de-eeuwse preekstoel is in het midden van de 19de eeuw nog gewijzigd. Daarop gericht zijn de gestoelten voor de Raad uit de 17de eeuw en voor de bestuurders van de Ommelanden uit 1664. Het door F.C. Schnitger en A.A. Hinsz in 1729-’30 flink vergrote orgel is van oorsprong 15de-eeuws.

Kortehemmen is een streekdorp van middeleeuwse oorsprong dat op de vroegste kaarten voorkomt als een agrarische nederzetting in een wirwar aan lanen tussen de akkers. De buurschappen Zandburen en de Galhoeke horen oorspronkelijk bij het dorp, maar zijn er sinds de aanleg van de autosnelweg – met weliswaar een viaduct – van afgesneden. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788: ‘dit dorp is klein van omtrek, heeft eene kerk zonder toren. … Onder ’t zelve behoort de Zandbuuren. De landeryen deezes dorps zyn bouwakkers, behalven eenige veenen, aan het watertje ’t Drait, waar door ’t overtollige water der landen naar de Smallen Eester zanding geleid, en dit dorp van de Zuiderdrachten gescheiden wordt. De rydweg van Boornbergum naar Smalle Ee loopt hier, in ’t Noordwesten voorby.’ Van der Aa weet in zijn Aardrijkskundig Woordenboek nog te melden dat de kerkelijke gemeente ‘hier eene oude, doch zeer goed onderhouden kerk heeft, zonder toren of orgel, doch met een klokkenhuis.’ De fraai in het geboomte staande, torenloze kerk is omstreeks 1300 van grote kloostermoppen in gotische stijl gebouwd. De zijmuren zijn geleed door van de grond opgaande spitsbogige spaarvelden, waarvan een paar siermetselwerk bevatten. De rechte koorsluiting dateert van 1620 en ook de frontgevel aan de westzijde is van later toen het kerkje aan die zijde werd ingekort. In de kerk staat onder meer een preekstoel met doophek en lezenaar uit de eerste helft van de 17de eeuw. De kerk heeft inmiddels ook een orgel, in 1935 gebouwd door Bakker & Timmenga. Op het enigszins verhoogde kerkhof staat ten noorden van de kerk een in 1950 vernieuwde klokkenstoel met een in 1750 door Johan Borchhardt gegoten luidklok. Aan de Boerestreek staan enkele opmerkelijke boerderijen, een mooi ‘boerenspultsje’ uit 1718 en een fraaie kleine kop-rompboerderij uit het midden van de 19de eeuw. De Arbeidersgemeenschap der Woodbrookers stichtte in 1937 hier een conferentie-oord, dat voor de arbeidersemancipatie en volkseducatie van grote betekenis is geweest.

De Noorder- of Nieuwe kerk is na de (inmiddels gesloopte) kruiskerk van Heerenveen (1637) de vroegste voor de protestantse eredienst gebouwde kerk in de drie noordelijke provincies. In 1660-’65 is de kerk gebouwd naar ontwerp van Coenraet Roelofsz. naar voorbeeld van de Noorderkerk in Amsterdam die in 1623 was gebouwd naar ontwerp van Hendrick de Keyser. Zelfs in detaillering komen de kerken overeen: in Amsterdam zijn de geveltoppen iets rijker uitgevoerd; in Groningen is de lantaarntoren eleganter. Het is een kerk op de plattegrond van een Grieks kruis. In elke gevel staan twee grote rondboogvensters die op enige afstand door lijstfrontons worden gedekt. In de afgewolfde en van een balustrade voorziene geveltoppen staan radvensters. Op de kruising van daken staat een flinke dakruiter met een achtzijdige dubbele lantaarn met bolle daken. In elke oksel van de kruisarmen is overhoeks een dienstgebouw ingevuld, woningen voor koster, doodgraver en politiemeester. Ze zijn in de loop der tijd gewijzigd, maar die aan de zuidwestzijde met de hoofdingang is tijdens de in 1977 gereed gekomen restauratie in 17de-eeuwse vorm gereconstrueerd. De poort aan deze zijde heeft een omlijsting met ionische pilasters, festoenen van bloemen en vruchten, een bord met stichtingstekst, vazen en een timpaan met stadswapen. De poort aan de noordoostzijde is vrijwel identiek en draagt een bijbeltekst. Daar rijst uit het dak een met leien bekleed, achtzijdige traptoren op. De kosterswoning in het noordwesten heeft een classicistische, geblokt omlijste ingangspartij met bovenlicht. Binnen is de kerkruimte gedekt door houten tongewelven met dunne, bewerkte ribben. Die in de binnenhoeken rusten op zuilenstellingen. In drie van de vier armen zijn galerijen aangebracht, waarop gestoelten met snijwerk zijn geplaatst. De prachtige preekstoel met klankbord en trap en een dooptuin met balusters zijn in de zuidwestelijke binnenhoek geplaatst. Het is een rijk gesneden meubel, in 1664 vervaardigd door Gerrit Gerrits, Goossen Groenewolt en Jan Herties. Tegenover de preekstoel staat het overhuifde raadsgestoelte uit de 18de eeuw. Het robuuste orgel is in 1831 gebouwd door J.W. Timpe.

Het komdorp Koudum was tot de gemeentelijke herindeling in 1984 de hoofdplaats van Hemelumer Oldeferd en ligt op een lange hoge zandrug die op het hoogste punt meer dan zes meter hoog is. En alsof dat niet genoeg was, bouwde men er aan het begin van de 17de eeuw op initiatief van de grietman een toren bij de oude kerk waarvan de romp bijna dertig en de spits nog eens meer dan dertig meter hoog was. In de hele Zuidwesthoek moet het silhouet van Koudum te herkennen zijn geweest. De toren was een baken voor de schippers op de Zuiderzee. Was, want in het midden van de 19de eeuw zijn kerk en toren vervangen door de huidige. Het dorp lag – en dat is opmerkelijk – in 17de eeuw al breed uitgestrekt op de zandrug, langs drie nagenoeg parallel lopende straten. Dat zijn thans de Bovenweg, de Onderweg en de Onderweg die van Weste naar Ooste ongeveer een kilometer lang zijn. Het is lange tijd veruit de volksrijkste plaats van een wijde omgeving. Er zouden omstreeks 1620 al ongeveer honderd woningen staan en: ‘Ook liggen deeze huizen zeer vermaakelyk in eene zaverige, vruchtbaare en lommerryke landouwe.’ Het belangwekkende dorp trok deftige personen zoals de Galama’s, Epema’s, Donia’s die er hun stinsen en staten bouwden. De kerk staat aan de zuidwestelijke flank van de zandrug. Zij is in 1857 gebouwd op de plaats van de oude kerk die aan de H. Martinus was gewijd. De nieuwe kerk is robuust maar van architectuur niet bijzonder. De verrassing is in het inwendige te vinden want het bijzondere meubilair is er herplaatst. Vooral de kansel is opvallend omdat het preekmeubel met snijwerk van zuilen, friezen en panelen met bloem- en vruchtenguirlandes, rust op zeven marmeren zuilen in een vorm die ook bekend is uit de Amsterdamse Westerkerk. Er wordt dan ook verondersteld dat de preekstoel uit Holland afkomstig is. Midden in het dorpsweefsel van kleine straatjes staat aan de Vermaningsweg de bescheiden doopsgezinde kerk. Zij is niet veel groter dan de omliggende huizen, maar onmiddellijk herkenbaar aan de rondbogen van ramen en deur en een groot rond venster in de geveltop. In de naoorlogse periode is Koudum flink in omvang gegroeid. Aan alle randen kwam wel wat woningbouw, maar kloeke dorpsuitbreidingen zijn aan de zuidoostelijke en zuidwestelijke zijden ontwikkeld. Om de kom van het dorp van verkeer te ontlasten is de autoweg met een boog om de bebouwing gelegd. Meer dan drie kilometer ten noorden van Koudum lag de bij het dorp behorende buurt Terwisga die vanouds Kolderwiske werd genoemd. De buurt lag voor de indijking van het Workumer Nieuwland aan zee. Nu vinden we er nog twee groepen flinke boerderijen met de namen Grote en Kleine Wiske. Van Hindeloopen tot Hemelum heeft over Koudum eens de Koudumer Slaperdijk (1732) van de befaamde waterstaatkundige Willem Loré gelopen. Bij de afslag naar Hindeloopen ligt bij de Grote Wiske nog een stukje. Het grootste tracé vanaf die kruising tot bij Koudum is onlangs verbreed tot autoweg, zodat daar niet meer van het bijzondere profiel kan worden genoten. Bij het hooggelegen Koudum was de dijk niet nodig, maar zuidelijker werd de waterverdediging weer hernomen, van Galamadammen tot het ook weer hooggelegen Hemelum. Tussen de Morra en de Fluessen met nabije plassen en poelen kwam in 1732 een doorvaart voor het waterverkeer tussen Stavoren en Sneek. Dat gebeurde voor rekening van een raadsheer voor het Hof van Friesland die er vervolgens te eeuwigen dage tol mocht heffen. Er kwam een robuust sluizencomplex: de Galamadammen. Daar ligt nu een brug. Bij de waterwerken stond een buitenplaats en zoals een bron uit het einde van de 18de eeuw meldt: ‘Ook is hier eene aangenaame Herberg, alwaar in den Zomer veel lieden komen om meervisch te eeten, die hier in overvloed te vinden is.’ Het kloeke tolhuis is in 1945 door brand verwoest maar er staat weer een nieuw hotel-restaurant.

In Haren, hoog gelegen op de Hondsrug, is in de eerste helft van de 13de eeuw een kerk met versmald, rechtgesloten koor en een forse toren aan de westzijde in één bouwprogramma in rode baksteen tot stand gebracht. Het karakter is dan ook romano-gotisch. Het schip heeft aan beide zijden spaarbogen tussen lisenen met in de eerste twee traveeën hooggeplaatste, kleine, geprofileerde rondboogvensters. In de overige drie traveeën zijn grote vensters ingebroken. Bovendien staan aan beide zijden dichtgemetselde rondbogige ingangen. Die aan de zuidzijde is op een geestige wijze asymmetrisch gedicht. Het koor bezit aan de noordzijde nog twee kleine romaanse vensters en ook twee dichtgezette rondbogige ingangen en twee nissen: hagioscopen of piscina’s. Aan de zuidzijde zijn twee spitsboogvensters ingebroken en zitten moeten van een nis en een aankapping. Een jonge rechthoekige ingang verstoort daar het beeld. In de sluitgevel zitten, net zichtbaar boven de in 1891 aangebouwde consistorie, romano-gotische nissen met siermetselwerk en rondstaven in de dagkanten. De kloeke toren heeft vijf geledingen. Hij is na een brand in 1485 hersteld, in 1714 opnieuw aangepakt en in 1914 ingrijpend gerestaureerd onder leiding van C.H. Peters. Beneden zit een geprofileerde, rondbogige ingang. De derde geleding heeft spaarvelden gedekt door rondboogfriezen, de vierde gepaarde galmgaten in rondboognissen en de vijfde spaarvelden. Daarop is in 1914 een nieuwe bekroning gekomen van een achtkante spits met topgevels voorzien van klimmende nissen. Is aan het exterieur al veel te beleven, ook inwendig is de Nicolaaskerk uitermate sfeervol. Het schip wordt gedekt door een vlak balkenplafond, maar in het muurwerk zitten muraalbogen van de ooit aanwezige stenen koepelgewelven. Het koor bezit de stenen koepelgewelven met stevige ronde ribben nog wel. Tegen de wanden van het koor staat een hele partij deels overhuifde herenbanken, waarvan één uit 1616 dateert en de andere 18de-eeuws zijn. Ze zijn gericht op de tegen de triomfboog opgestelde preekstoel, een werk uit 1725, gesneden door Casper Struiwig. Het orgel in een elegante kas is het werk van A.A. Hinsz.

Koufurderrige is een zeer jong agrarisch streekdorp, dat pas na de Tweede Wereldoorlog als dorp werd beschouwd. Het hoorde toen nog bij Doniawerstal, een gemeente die verder aan de andere zijde van het Koevordermeer lag. Bij de gemeentelijke herindeling in 1984 is de streek bij Wymbritseradiel ingedeeld, waar het voor de voorzieningen al helemaal op was gericht. Op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 is de streek ten westen van het meer vrijwel leeg. In het noorden staat alleen de buurschap Sand Buiren aangegeven van drie boerderijen en een vogelkooi en veel zuidelijker, ten zuiden van de vaart de Welle, is nog een vogelkooi ingetekend. De streek had geen zelfstandige status, maar hoorde in parten bij de dorpen aan de andere zijde van het Koevordermeer. Het kleinste, noordelijke deel hoorde met Sand Buiren bij Langweer. Het middelste, grootste, maar wel lege gedeelte hoorde bij Dijken en het zuidelijke part bij Teroele. In de Tegenwoordige Staat van Friesland die aan het einde van de 18de eeuw werd opgemaakt, wordt geen aandacht aan de lege streek besteed. Op de grietenijkaart in de atlas van Eekhoff uit 1850 staat de rijksstraatweg, die in 1848 van Sneek naar Lemmer is gelegd, aangegeven. Deze is voor de ontwikkeling van het gebied van grote betekenis geworden. In het Langweerder gebied ligt de buurt Zandburen of Zandgaast nog steeds en vlakbij de nieuwe weg en de Jeltesloot is er een boerderij bijgekomen. Aan de oever van het meer is op het gebied van Dijken de boerderij Koesprong gekomen en in het zuidelijke Teroelster gebied kwam bij de vervallen vogelkooi aan de oever van het meer ook een boerderij. De streek is pas werkelijk ontwikkeld vanaf de tweede helft van de 19de eeuw. Toen is in korte tijd, in de periode 1870 tot 1890, een flinke reeks meest grote boerderijen gebouwd. De meeste aan de oostzijde van de rijksweg, maar ook een drietal aan de westzijde.

De kerk van Harkstede is aan het eind van de 17de eeuw gebouwd in opdracht van het echtpaar Henric Piccardt en Anna Elisabeth Rengers als kerk en hun mausoleum. Van de middeleeuwse kerk is de 13de-eeuwse toren gehandhaafd. Hij is twee geledingen hoog, met de zuidgevel boven een onversierde zone, in de tweede geleding vier spaarnissen met gevarieerd metselmozaïek. Bij de bouw van het schip en de noordelijke dwarsarm is de toren gebruikt om een ideaal kruismodel te bereiken. Hij heeft toen mogelijk het tentdak met bekronende lantaarn gekregen. De niet zeer grote kerk kwam op een hoog souterrain te staan die de overwelfde grafruimten voor de familie ging bevatten. De gebalsemde lichamen van het genoemde echtpaar – Anna overleed in 1704 en Henric in 1712 – zijn er in houten kisten bijgezet. Een zandstenen epitaaf met putti als pleuranten en allerlei doodssymboliek onderstreept dit nog. De door metselaar Henric Coeur en timmerman Geert van der Aa ontworpen kerk kreeg een laatgotisch karakter met hoge versneden steunberen en grote spitsboogvensters. De kerk is via een vrij hoge trap te bereiken en boven de ingang is de gevel versierd met twee zeer grote gebeeldhouwde gedenkstenen: de ene met de wapens en een opschrift van en door de stichters, de andere met een offertafereel met Elia en Johannes de Doper. Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven; aan de koorzijde is de wand geleed met spaarnissen. De kerk bevat bijzonder rijk meubilair uit de bouwtijd: de kerkbanken hebben gedraaide knoppen en versierde deuren. De Piccardtbank staat in de noorderarm in een lage ruimte. Hierboven had de avontuurlijke geleerde Piccardt op de verdieping een werkruimte. Daarvoor is in het schip het door Arp Schnitger gebouwde orgel met een kas van Allert Meijer geplaatst. Naast Piccardts herenbank is een kamertje met diens privaat. Tegenover de herenbank staat in het midden van de kerk de fraai gesneden preekstoel naar ontwerp van Allert Meijer. Deze is deels in de achterliggende torenmuur verwerkt.

Het terpdorp Kûbaard kan alleen over kronkeldijkjes bereikt worden, alsof de toegangen op effect zijn aangelegd. In de kerk is in het begin van de 16de eeuw dan ook Sint-Christoffel afgebeeld, die patroon is van de reizigers en het transport. Kûbaard heeft een compacte dorpskern: aan dijkjes en vaarten waaiert de bebouwing bescheiden het landschap in. Nieuwbouw is vooral aan de zuidzijde gekomen. Aan de oostzijde van de kern staat de kerk op een ruim kerkhof en tussen een door hoge linden omzoomde kerkbuurt. Tegenover de toren staat het dorpshuis, ooit het dorpscafé, en schuin daartegenover een burgerhuis dat in het verleden de school huisvestte. In het centrum een kaaspakhuis dat maar kort functioneerde omdat de zuivelhandel zich in grote dorpen concentreerde. Het voormalige doleantiekerkje is een van de kleinste in de provincie. De straat, richting de Swarte Beyen aan de oude, monumentale Slachtedyk, is aan één zijde bebouwd met karakteristieke vrijstaande dorpswoningen uit de periode rond 1900. De gepleisterde kerk doet niet oud aan, maar de diepe vensternissen in het dikke muurwerk geven aan dat het gebouw uit de Middeleeuwen stamt. De mantel van pleister zit op muurwerk van tufsteen, een aanwijzing dat de kerk van vóór 1200 dateert. In de 19de eeuw is er van alles met de kerk gebeurd. Er kwam een orgel in en recht ertegenover kwam een gigantische kraak. Orgel en kraak zijn twee polen waartussen de Gouden Eeuw is gevangen: prachtig renaissance-meubilair van preekstoel met dooptuin en herenbanken. Daar kijkt Christoffel met welgevallen op neer. Ook aan de buitenkant is veel 19de eeuw te beleven: de bepleistering is uit de eerste, de toren uit de tweede eeuw-helft, net als de deftige pastorie die ten oosten van de kerk in een ruime tuin met oude bomen staat. Daarachter, verder naar het oosten en noordoosten, zijn nog twee laaggelegen buurtjes verstopt.

Het oude tufstenen schip (circa 1000) van de aan Walfridus van Bedum gewijde kerk is in de eerste helft van de 13de eeuw vervangen door het bakstenen schip dat is gefundeerd op zwerfkeien die hier en daar zichtbaar zijn. Kennelijk hield men daar zoveel tufmateriaal van over dat in 1295 bij de bouw van het diepe, rondgesloten koor het muurwerk voor een groot gedeelte – de zijmuren en de onderzijde van de sluiting – in afwisselende lagen tuf- en baksteen kon worden uitgevoerd. Bij de ingrijpende restauratie in 1963-’66 zijn in de muren van het schip de romaanse vensters gereconstrueerd. De muren van schip en koor hebben aan beide zijden twee rondbogige ingangen, waarvan de noordelijke kooringang is geprofileerd. In de bovenzone staan rondboogvensters, alleen boven de zuidelijke kooringang staat een breed spitsboogvenster met gaffeltracering. De uitwendige vijfzijdige koorsluiting met hoeklisenen vertoont een afwisseling van rondbogige vensters en nissen, alle in romano-gotische stijl met rondstaven in de dagkanten en de nissen gevuld met kepervormig metselmozaïek; alleen de zuidelijke vertoont een soort tegelverband. Aan die zijde zit laag een hagioscoop. Bij de bouw zijn enkele sarcofagen in het muur- en kistwerk gebruikt. Ze zijn deels zichtbaar; andere zijn bij de restauratie vrijgemaakt en in de kerk opgesteld waarbij een sarcofaagdeksel als achtergrond voor het doopbekken dient. In 1646 is het kerkdak verlaagd en de toren, waarvan het onderste gedeelte bestaat uit stroken tufsteen met een strook baksteen ertussen, ingekort. Pas in 1872, toen kerk en toren een bepleistering ontvingen, heeft de toren de bekroning met omgang, houten lantaarn en spits gekregen. Het inwendige wordt gedekt door een vlak balkenplafond. De preekstoel met klankbordin barokke vormen dateert van 1759 en draagt de wapens van de families Rengers en Ripperda. Van leden van deze familie hangen enkele rouwborden in de kerk, ronde en een oude ruitvormige. Er hangt ook een kuifstuk van een herenbank. Het orgel dat N.A. Lohman in 1819 bouwde, bevat onderdelen uit een orgel van 1661.

Scharl is bijna niets, een dorpje van een paar huisjes en boerderijen rond een met flinke bomen omzoomd kerkhof waar geen kerk (meer) op staat maar een klokkenstoel. De klok is in 1597 gegoten door Hendrik Wegewaert uit Kampen. Aan de zool van de keileemrug waarvan het Rode Klif tot op een hoogte van negen meter en met een lengte van 200 meter is opgestuwd, lijkt het alsof dit dorp in een groene vallei is neergevlijd. Deze vallei gaat na een betrekkelijk lage dijk over in de volstrekt lege en anderhalve meter diepe Zuiderpolder van Stavoren. Aan de zuidelijke oever van de Staverse Zuidermeerpolder moet het voor de droogmaking (kort na 1620) helemaal indrukwekkend zijn geweest: de hoge gaasten die heel snel overgaan in een flinke watervlakte. Aan de kust was het Rode Klif tot eind 19de eeuw inderdaad rood dankzij de rode keileem. Toen is de steile zeezijde tot een met graszoden bedekte glooiing gemaakt. In 1952 is op het klif een monument van veldkeien opgericht, nadat er sinds 1945 jaarlijks de Slag van Warns wordt herdacht, waarbij in 1345 de Hollandse graaf Willem IV met zijn troepen door de Friezen werd verslagen. De buurschap Laaxum bestaat uit een paar vissershuisjes en een boerderij. De dijk bepaalt de sfeer sterk, maar Laaxum is vooral bekend als kleinste haven aan de voormalige Zuiderzee. De buurt had al in de 18de eeuw enige vermaardheid vanwege de goede kwaliteit bot die door de vissers werd binnengehaald. De haven is een cultuur-historisch monument: er hangt nog de oorspronkelijke sfeer van de Zuiderzeevisserij. De haven werd in 1912 aangelegd als vluchtplek voor de plaatselijke vissers. Later ging de beroepsvisserij door de aanleg van de Afsluitdijk bijna geheel verloren. De haven raakte in verval. In 1998 kreeg het complex haar oude glorie terug. Het historische karakter van de haven wordt benadrukt door de handgebakken klinkertjes op de pier en de teruggeplaatste oude pekeltonnen. In de tonnen werden vroeger de visnetten geconserveerd.

Heveskes heeft als wierdedorp vele eeuwen lang nabij de brede monding van de Eems, de Bocht van Watum, gelegen en is dikwijls bedreigd door de zee die het Eems-Dollardbekken in omvang deed groeien. Heveskes is sinds een eeuw of acht min of meer beschermd door een dijk. De forse kerktoren zal omstreeks 1200 zijn verrezen, de romano-gotische kerk kwam in de 13de eeuw tot stand. Kerk en dorp wisten zich ondanks de gevaren van de zee te handhaven. Daarna, in de late middeleeuwen en tijdens de Tachtigjarige Oorlog, heeft het dorp te lijden gehad van oorlogsgeweld en daar is de kerk in 1584 niet aan ontkomen. Na de verwoestende brand zijn kerk en toren deels afgebroken. Van de overlangs gespleten toren resteerde het oostelijke gedeelte van de onderbouw en van de kerk de noordelijke muur. Bij de herbouw van 1595 tot 1604 waarbij de kerk werd versmald en verkort, konden deze restanten worden opgenomen. De westelijke partij met grotendeels ingebouwde toren kwam, getuige een grote, nog maar net te lezen gedenksteen in 1778-’80 tot stand in opdracht van Lambertus Schotto Rengers – die spoedi g stierf – zijn douairière A.L. RengersBentinck en zijn moeder, douairière M.B. Rengers-Tjarda van Starckenborch. Tijdens de Tweede Wereldoorlog leed de kerk opnieuw door oorlogsgeweld. Vanaf het midden van de jaren zestig stonden kerk en toren er verwaarloosd bij. De gemeente Delfzijl besloot in het midden van de jaren zeventig om de haven en industriegebieden langs de kust in oostelijke richting uit te breiden. Dit betekende de nekslag voor Heveskes. Het dorp werd opgeheven en gesaneerd. De Stichting Oude Groninger Kerken had de kerk intussen in eigendom gekregen en heeft de vervallen kerk in verschillende fasen gerestaureerd. De kerk staat nu samen met een grote boerderij eenzaam in een gebied dat nooit tot ontwikkeling is gekomen. In de inwendig uitgepelde kerk is een kunstpresentatie van de teloorgang van het dorp te zien: ‘Paradise Lost’. De fraaie preekstoel uit 1781 van Heveskes wordt herplaatst in de kerk van Engelbert.

Formerum is een agrarisch streekdorp dat zich op een strandwal tussen Midsland en Hoorn in de 17de eeuw heeft ontwikkeld. Het bestaat uit verspreide bebouwing van boerderijen en woningen. Ten westen is aan de zijde van Midsland op eenzelfde wijze de buurschap Landerum ontstaan. In het dorp, zelf lang beschouwd als een buurschap, heeft nooit een kerk gestaan. Het dorpsgezicht wordt gedomineerd door een korenmolen. De molen was in 1838 op de Dellewal in West gebouwd maar is in 1876 naar Formerum overgebracht. De bedrijfswaardige molen heeft allang een horecabestemming. Het is een achtkante houten stellingmolen, gedekt met riet, en op een gepotdekselde houten onderbouw. Het wiekenkruis heeft een vlucht van twintig meter. In Formerum en omgeving is een aantal boerderijen van het eilander type te vinden. De meeste zijn niet helemaal gaaf meer, maar de oorspronkelijke indeling is meestal nog wel af te leiden. Het heel eigen type van de Terschellinger boerderij is een variant op de langhuisboerderij. Met het woongedeelte en de schuur met stallen en hooivakken onder een doorlopende, ongedeelde kap. Het woongedeelte, het ‘foarein’, bestond oorspronkelijk uit een voorkamer en een binnenkamer met bedsteden. Daarachter volgde de schuur met stalruimte die aan de zijkant voor de dwarsreed is geopend met een houten uitbouw, een zogenoemd ‘schúntsje’ waar de hooiwagens door konden. Een van de best bewaarde boerderijen van dit type is in Formerum Zuid het ‘Spylske Huus’ uit 1759, zo genoemd omdat de naald van het dak door verzakkingen wat bochten vertoont. Het voorhuis heeft een topgevel versierd met vlechtingen en siermetselwerk. De boerderij is allang niet meer als boerenbedrijf in gebruik en inwendig is voor de woonfunctie veel aangepast. De ligging, de sterke hoofdvorm en de fijne detaillering maken deze gerestaureerde boerderij tot een getuigenis van het agrarische verleden van de polders van het eiland. Aan het Zuid van Formerum en in Landerum staan meer vrij gave 19de-eeuwse boerderijen, waarvan enkele voor de recreatie zijn ingericht.

De kerk, oorspronkelijk gewijd aan Sint-Nicolaas, wordt tegenwoordig Stefanuskerk genoemd. Oorspronkelijk is het een begin 11de-eeuws bouwwerk van tufsteen, wat nog goed aan de onderste zone van het schip is te zien. Daar zit aan de noordzijde in elk door een bakstenen lisene gescheiden travee een enkel romaans rondboogvenster; aan de zuidzijde zitten tweemaal twee van deze vensters, waarvan er drie zijn dichtgemetseld. De rondbogige ingang aan de noordzijde is er nog; aan de zuidzijde is deze dichtgemetseld. Dit schip is in de 13de eeuw in baksteen verhoogd, waarbij per travee een spitsbogig en geprofileerd venster tussen twee nissen is aangebracht. Aan het begin van de 14de eeuw is de kerk opnieuw vergroot. Het schip is verhoogd en het laat-romano-gotische transept en het vroeg-gotische koor zijn toegevoegd. De sluitmuren van de dwarsarmen hebben elk een slank en hoog venster in geprofileerde dagkanten tussen nissen en beneden spitsbogige nissen met geprofileerde ingangen (de noordelijke is dichtgemetseld) en boog-trommels van roze zandsteen. De geveltoppen zijn het resultaat van de restauratie van 1945-’50. Het vijfzijdig gesloten koor bezit slanke hoge spitsboogvensters in geprofileerde dagkanten en met stenen traceringen. Van binnen is het schip gedekt met een vlak balkenplafond dat sinds de 16de eeuw een stenen overwelving vervangt. De viering heeft nog een meloenvormig koepelgewelf en de dwarsarmen ribloze koepelgewelven. Het koor heeft een straalgewelf met geprofileerde ribben. Op het kruisingsgewelf zitten decoratieve en vertellende schilderingen – vlechtwerk, dierfiguren, heiligen en engelen – uit verschillende perioden. In de rozetring waarin de acht ribben worden vergaard zit een versiering met Franse lelies. Op de wanden van het schip zijn ook fragmenten van schilderingen gevonden. Op de zuidwand een hert en op de noordwand twee fraai geschilderde heiligen, onder wie Sint-Sebastiaan. Tussen viering en schip staat een vroeg 16deeeuws houten oksaal met getoogde uitkragingen die een zangerstribune dragen. Het orgel had aanvankelijk hier een plaats, maar staat nu op de westelijke galerij. De preekstoel met getorste hoekzuilen dateert van het midden van de 17de eeuw.

Langedijke is een oud streekdorp dat zich langs de weg van Makkinga naar Groot Wateren in Drenthe uitstrekt. Het is verreweg het kleinste dorp van Ooststellingwerf. Omstreeks het jaar 1500 wordt het dorp vermeld als een parochie die tot het decanaat Drenthe behoorde. De Tegenwoordige Staat van Friesland noemde het in 1788: ‘een klein Dorpje aan den rydweg van Makkinga naar Appelsche, waar onder maar 12 stemmen behooren; ’t Kerkje zonder toren staat ten Westen van dien rydweg, en verder Zuidwaards vindt men eenige boeren huizen, in ’t geboomte aan de Bouwlanden, loopende tot digt aan Appelsche.’ Erg veel boerderijen stonden er niet, allemaal op rechthoekige, opstrekkende kavels in een regelmatig patroon. Op de grietenijkaart in de Eekhoff-atlas (1849) kunnen niet meer dan tien boerenhoeven worden geteld. De kleine gemeenschap heeft zijn kerk dan ook niet in stand kunnen houden, in het noorden ligt het kerkhof er nog wel. Na het verdwijnen van de kerk werd een klokkenstoel opgericht, waarin de oudst gedateerde luidklok – liefst uit 1300 – van Friesland hangt. Kerkelijk is het al sinds eeuwen gecombineerd met Makkinga en Elsloo. De vrijwel uitsluitend op deze weg gerichte agrarische bebouwing lag tamelijk verspreid. In het zuiden liep de dorpsstreek uit op de zandduinen van Appelscha die later zijn bebost. Ongeveer 700 meter oostelijk van de oorspronkelijke wegstreek lag een parallelle agrarische streek tussen Boekhorst onder Oosterwolde en Terwischa onder Appelscha die ook bij Langedijke behoorde. Tussen deze twee streken is een verbindingsweg gelegd, de Stokdijk waaraan in 1864 de school werd gesticht en drie jaar later ook de onderwijzerswoning kon worden gebouwd. In de buurt van de school is na de oorlog sprake geweest van enige komvorming. Daar kwam aan de Weidewijk de nieuwe school en ook het dorpshuis ‘Oons Dörpshuus’ dat onlangs is uitgebreid. Bij het kruispunt van de Klokhuisdijk en Stokdijk is ook enige concentratie, maar verder bestaan de streken van Langedijke nog steeds uit zeer losse bebouwing.

De Mariakerk, waarschijnlijk ook gewijd aan Sint-Ulrich getuige de wijdingsopdracht op de luidklok uit 1451, is in de 13de eeuw totstandgekomen op een hoge uitloper van de Hondsrug. De kerk had aan de westzijde een forse toren, die in 1514 in de strijd tussen de Saksers en Groningers is vernield en waarvan de fundamenten tijdens de restauratie van 1962-’67 zijn onderzocht. De kerk is eenbeukig en bezit een iets versmald maar ruim, rechtgesloten koor. Zowel het schip als het koor bezitten boven in het muurwerk fraaie rondboogfriezen en aan beide zijden rijk geprofileerde ingangen waarvan de noordelijke is dichtgezet. De kleine rondboogvensters in de hoge muurzones zijn bij de laatste restauratie gereconstrueerd. De uit 1835 daterende dakruiter met koepeldak is toen ook hersteld. Bij deze restauratie zijn de westelijke travee en de westgevel vernieuwd. De rustige westgevel heeft drie venstervakken in twee verdiepingen voor de voorkerk, waarin runetekens zijn opgenomen, en een gepleisterde geveltop. Het interieur van zowel schip als koor is gedekt met een vlak balkenplafond dat decoratief is beschilderd. In het ruime koor is in de noordmuur een sacramentsnis hersteld en de bij de restauratie gevonden altaarplaat is tegen de sluitmuur herplaatst. De toen ontdekte decoratieve schilderingen zijn hersteld, onder meer op de triomfboog tussen schip en koor en op de muurtogen naast de preekstoel, waarboven nog wijdingskruisen zitten. In de boogtrommel boven de zuidelijke ingang van het koor zijn fraaie rondpassen geschilderd. Bovendien zijn ook de bogen boven de kleine rondboogvensters en andere muuropeningen gekleurd. De preekstoel is in het midden van de 18de eeuw vervaardigd. Onder de preekstoel ligt de 17de-eeuwse grafzerk van Bernardina Fritema, echtgenote van een van de eerste docenten van de Groningse universiteit, William McDowell, die op de borg Elmersma woonden. Het huidige orgel is na veel voorgangers in 1988 geplaatst. Het is in 1848 gebouwd door L. van Dam uit Leeuwarden voor de kerk van Pietersbierum in Noordwest-Friesland.

Langelille is een jong streekdorp nabij de Tsjonger die in de Stellingwerven de Kuinder wordt genoemd. De streek van verspreide bebouwing lag aan de zuidoostelijke oever van de oude rivier vanaf Schoterzijl tot aan de aftakking van de Pier Christiaanssloot. De streek werd tot Scherpenzeel en Munnekeburen gerekend en een noordelijk gedeelte bij Oldelamer. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 bij Scherpenzeel gemeld: ‘Aan de Kuinder behoort onder dit Dorp gedeeltelyk eene lange streek huizen, die by Schooterzyl begint, en tot aan de scheiding van Monnikebuuren en Oude Lemmer voort loopt, onder den naam van Lange lille.’ Bij het dorp Munnekeburen staat geschreven dat het grootste gedeelte van ‘Lange lille’ tot dit dorp behoorde. De naam komt op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 al voor. De bebouwing langs de Tsjonger stond toen vooral in het zuidelijke gedeelte. Ter hoogte van Oldelamer staat slechts één huis aangegeven. Op de kaart in de Eekhoff-atlas uit 1850 is het noordelijke gedeelte van de streek Langelille volop in vervening en de in 1748 gegraven Jonkers- of Helomavaart is een nieuwe ontsluiting over water. Ook bij de andere dorpen was de vervening toen in volle gang. Vooral ten westen van Munnekeburen lagen reeksen lange petgaten. Nabij de dijk van de Tsjonger is de bewoning blijven bestaan. Noordelijk ligt nog steeds veel onland. Zuidelijker is tussen de oude Lindedijk en de Scheen de Grote Veenpolder in Weststellingwerf ingepolderd en in cultuur gebracht. Het omstreeks 1930 gebouwde gemaal aan de Langelilleweg 51 is daar een spoor van. Op de Eekhoff-kaart staat de Kerkeweg als ‘nieuw’ aangegeven en daaraan is in de 20ste eeuw de bebouwing zich gaan concentreren. In Langelille is geen kerk gekomen, er is wel een school geweest en aan de Langelilleweg bij de kruising met de Kerkeweg kwam een grote zuivelfabriek die in 1971 dicht ging. De gebouwen bieden sinds 1986 onderdak aan een bedrijf van tanktransport en mesthandel.

In het midden van Hornhuizen staat de kerk op een ruim, door een boomzoom omringd kerkhof, waarachter zich nog een forse begraafplaats bevindt. De kerk is in 1850 gebouwd ter vervanging van een middeleeuwse voorgangster. Zij is van bruine mangaansteen opgetrokken en is vier, door lisenen aangegeven traveeën met grote spitsboogvensters diep. De oostzijde is driezijdig gesloten. Hierin staat een rechthoekige ingang en daarboven zit de stichtingssteen met een tekst uit het boek Prediker: ‘De wijsheid heeft uitnemendheid boven de dwaasheid gelijk het licht uitnemendheid heeft boven de duisternis’. Mogelijk is het mede een verwijzing naar de betere lichtval in de nieuwe kerk. De stoere toren is laat-gotisch. Hij heeft twee geledingen en aan de noordoostelijke zijde een begeleidende traptoren. Ondanks de kloeke bouw heeft men de stabiliteit van de toren niet vertrouwd. Hij wordt op de westelijke hoeken geschoord door zware, schuingeplaatste beren. In 1815 is de toren deels ingestort en verloor hij het bovenste gedeelte. In 1818 kreeg hij de huidige, kenmerkende kleurige bekroning. Op het piramidedak staat een vierkante houten opbouw die wordt gedekt door een tentdak met daarop een achtkante lantaarn met een koepeldakje. De torenklok is in 1617 gegoten door Hans Falck van Neurenberch voor de kerk van Ranum. Toen deze in 1818 werd gesloopt is de klok overgenomen. In de toren staat een smeed-ijzeren uurwerk dat Gerck Elles in 1679 vervaardigde. Het interieur is gedekt door een gedrukt houten tongewelf. In de vloer liggen grafzerken, waarvan de oudste met bronzen wapenschild is voor Allert Tamminghe, overleden in 1498. Tegen de zuidwand staat de eenvoudige preekstoel in een dooptuin. Daartegenover staat de herenbank met een kuifstuk op het rugschot met de wapens Meeckema van Aylva-Camstra. Het orgel, een huisorgel uit Delft, is in 1833 in de kerk geplaatst; op de achtermuur zijn fraaie draperieën geschilderd. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken. Zij heeft de functie van gemeenschapscentrum en wordt ook gebruikt voor trouwerijen en rouwdiensten.

Langezwaag is een oud streekdorp met al een middeleeuwse oorsprong. De huidige, in 1781 aan ’t Hou gebouwde kerk verving namelijk een middeleeuwse die aan de Heilige Mattheus was gewijd. Het dorp was aan het begin van de 18de eeuw, toen de verveningen ten zuiden van het dorp al aan de gang waren, nog bescheiden van omvang. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788: ‘dit Dorp bevat eene goede uitgebreidheid van landeryen, doch weinig huizen by de kerk …. De Noordelyke landen zyn schoone Weid- en Miedlanden, en de Zuidelyke bouwlanden.’ Langezwaag was wel het centrum van een reeks buurten in het zuidwesten van Opsterland: Wijngaarden – dat eind 18de eeuw een schone buurt werd genoemd – in het westen en Jonkersland en Sing Sang in het oosten. In het midden van de 19de eeuw waren er zowel een scheepswerf als een kalkbranderij in het dorp en aan het einde van die eeuw werd aan de Nieuwe Vaart een zuivelfabriek gesticht. De eind 18de-eeuwse kerk, enigszins geleed met muurpenanten maar verder hoogst eenvoudig, heeft een driezijdig gesloten koor en een forse, ingebouwde toren met achtzijdige spits, waar de uurwerken voor zijn gemonteerd. De kerk bezit een avondmaaltafel uit de 17de eeuw en de preekstoel dateert waarschijnlijk uit de tweede helft van de 18de eeuw; de trap is in Lodewijk XVI-stijl gemaakt. In de kerkvloer liggen gebeeldhouwde 17de- en 18deeeuwse zerken. Naast de kerk staat op de hoek van ’t Hou en de Tsjerkeleane een opvallend verenigingsgebouw uit het begin van de 20ste eeuw met een vriendelijke trapgevel die in kunststeen en met siersmeedwerk is versierd. Ten noorden van het dorp staat aan de Hegedyk het voormalige, omstreeks 1880 gebouwde, sobere diaconie armhuis. Gedurende de 20ste eeuw is het dorp ten noorden van ’t Hou uitgebreid, vooral na de oorlog. Ook aan de noordelijk gelegen Hegedyk kwam meer bebouwing en aan De Plasse is een reeks landarbeiderswoningen gebouwd, die in 1988 in traditionalistische stijl is vernieuwd.

De kerk staat aan de westzijde van de wierde van Huizinge op een omgracht kerkhof. Zij telt liefst vier hoge traveeën en een koor en daarbij lijkt de toren met zijn tentdak nogal gedrukt. De kerk is in het tweede kwart van de 13de eeuw totstandgekomen in romanogotische stijl, waarbij vooral het rondgesloten koor bijzonder sierlijk is uitgevoerd. De nauwelijks gelede of versierde toren verrees ruim een eeuw later. Het gebouw is aan de buitenzijde in traveeën ingedeeld door middel van lisenen die halfweg de hoogte van de oorspronkelijke vensters een lichte versnijding kennen. Over de volle lengte zit onder de dakvoet een rondboogfries dat door gestukadoorde vakken geaccentueerd is. De noordmuur laat de oorspronkelijke indeling het beste zien, met in elk vak in de bovenzone een rondboogvenster in geprofileerde dagkanten. In de benedenzone staan twee in onbruik geraakte ingangen in nissen. De kleine ingang die mogelijk uit de bouwtijd dateert is licht spitsbogig, voorzien van een kraal en heeft een boogtrommel met metselmozaïek in vlechtpatroon. De grote ingang in een spitsbogige, rijk geprofileerde nis dateert kennelijk uit de 15de eeuw en bezit in de boogtrommel een gotische tracering. In de dichtgemetselde doorgang zit nu een venstertje. In de oostelijke travee zitten een rondbogige hagioscoop, een spitsboognis en een spoor van nog een derde opening. Ook aan de zuidzijde zitten zo’n romaanse hagioscoop en een spitsboognis. De vensters zijn in de 15de eeuw gewijzigd in grote spitsboogvensters. In de westelijke travee staat een vergelijkbare ingang als aan de noordzijde en in het volgende vak zit het spoor van de oorspronkelijk romano-gotische ingang. Bovendien is in de derde travee de dichtgemetselde, geprofileerde priesteringang nog te zien. De halfronde koorsluiting heeft een fraaie, gave geleding met stevige lisenen, licht spitsbogige vensters met kraalprofielen, beneden en boven rondboogfriezen en ronde nissen die alle door pleistervullingen zijn geaccentueerd. De robuuste, lage toren is ongeleed en bezit onder de dakvoet merkwaardige rechthoekige spaarnissen, alsof de torenromp al eens is ingekort. In de westgevel is een rondbogige ingang aangebracht en daarboven staat een klein gotisch spitsboogvenster. De enkele galmgaten zijn rondbogig. Er hangen luidklokken uit 1452 en 1950. Het interieur wordt gedekt door meloenvormige koepelgewelven met steeds acht slanke, decoratief gepolychromeerde, ronde ribben die in ringen of stervormen worden vergaard. De koorsluiting heeft acht straalsgewijs verdeelde ribben. De gewelven dragen enkele fragmenten romano-gotische beschilderingen in baksteenimitatie, maar verder vooral gotische schilderingen, waarbij rank- en bloemmotieven domineren. Er zijn ook bijbelse voorstellingen. Op het tweede gewelf is bijvoorbeeld breeduit op drie gewelfschelpen in 1490 het Laatste Oordeel geschilderd met in het midden Christus als wereldrechter en aartsengel Michael als weger van de zielen. Links daarvan zien we het hemelgebouw waar de zaligen door Maria en Petrus worden binnengeleid en rechts de hellemuil waar de verdoemden in terechtkomen. Op de volgende gewelfkoepel is onder meer een eenhoorn te zien, symbool voor de maagdelijkheid van Maria. Schip en koor zijn gescheiden door een renaissancehek, geschonken in 1641 door Bernhardus Coenders van Helpen en Anna Coenders, de bewoners van huize Fraam. Op het hek wordt een aedicula met wapens geflankeerd door uitbundig rolwerk. Aan de koorzijde is de schenking vermeld. In het midden van de koorvloer ligt een zeer grote grafzerk met wapens en wapenfeiten voor Wilhelmus Coenders van Helpen, overleden in 1639, die de grafkelder van de familie Coenders dekt. Aan noord- en zuidzijde van het koor liggen twee grote zandstenen priesterzerken uit 1539 en 1553. In de koorsluiting staat aan de noordzijde een groot sacramentshuis, een bakstenen huis met in het midden een nis en een bekroning van een spitsbogige boogtrommel binnen een gotisch geveltje met pinakels. De kansel met klankbord in de dooptuin is in 1808 met snijwerk van M. Walles vervaardigd en draagt op de kanselpanelen personificaties van de deugden Geloof, Hoop, Liefde en Waakzaamheid en van de Overvloed. Het orgel is in 1824-’25 gebouwd door L. en J. van Dam uit Leeuwarden.

Langweer is als agrarische streeknederzetting waarschijnlijk omstreeks 1100 ontstaan op een zandrug in een streek van veenmoerassen. In het derde kwart van de 13de eeuw komt het voor het eerst in de bronnen voor als Languerre. De Buorren vormde de ontginningsas. Het dorp lag gunstig aan de Langweerderwielen en daarmee voor allerlei waterverbindingen. Het ontwikkelde zich omstreeks 1600 tot markt- en havenplaats: er was vóór 1600 al een waag. De scheepvaart vormde een belangrijke bron van inkomsten. Het werd het belangrijkste dorp van de grietenij. De grietman ging in Langweer wonen en ook belangrijke families zoals Osinga en Douma vestigden er hun staten. Het geslacht Douma had hier tot de verwoesting in 1517 een stins. Er trad bij de handels- en havennederzetting aan de Buorren en de zijstraten en slootjes concentratie van bebouwing op. Meer westelijk had de buurt rond de kerk een open karakter. De grietenijkaart van Schotanus uit 1718 laat de langgerekte nederzetting zien die in het westen eindigt bij de kerkbuurt. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788 dat Langweer: ‘door oudheid vermaard, is het voornaamste Dorp der Grieteny. … Ten Oosten en Westen heeft men hier schoone weidlanden, benevens heerlyke plantagien, die geheel tot aan den algemeenen rydweg loopen, en schoon brandhout geeven. … Hier woonen derhalve veele Schippers, die met dit hout naar Holland en elders vaaren, en in dit Dorp een bekwaame haven hebben, om, geduurende den winter, hunne schepen op te leggen. Langweer bestaat uit eene schoone buurt huizen, versierd met twee ryen Lindeboomen.’ De vroegste kerk dateerde waarschijnlijk uit de 13de eeuw; op dezelfde plaats is in 1777 een nieuwe, ruime kerk met toren verrezen. De drie torengeledingen zijn versierd met dorische, ionische en korintische pilasters. Het 17de-eeuwse meubilair is gehandhaafd. Ertegenover staat Osingastate. Het is omstreeks 1940 gebouwd in vormen van de 18deeeuwse state. Het op dezelfde ontginningsas ontwikkelde Boornzwaag wordt tegenwoordig ook bij Langweer gerekend. Het schilderachtige Langweer is een geliefd watersportdorp.

De kerk met toren van Kantens heeft op het hoogste punt van de dorpswierde met een ruim kerkhof een kenmerkend silhouet. Dat is te danken aan de achtkante, door een grote steunbeer geschoorde toren die zijn weerga niet kent. De onderbouw van de toren dateert met het westelijke gedeelte van het schip van omstreeks 1200. De muren vertonen in de bovenzone brede spaarnissen, gedekt door rondboogfriezen die op consoles rusten die soms de vorm van kopjes kregen. Aan de zuidzijde is een spoor van een rondboogvenster te zien en aan de noordzijde staan in de spaarnis – waarbij een paar friesboogjes van tufsteen zijn – drie romaanse vensters. Hier wijzen bouwnaden op een weggewerkte ingang, terwijl de ingang aan de zuidzijde in de 17de eeuw is voorzien van een zandstenen poort. De uitbreiding van schip en koor heeft in de tweede helft van de 13de eeuw plaatsgevonden. Aan de noordzijde staan grote, licht spitsbogige vensters en – net als aan de zuidzijde – een hagioscoop in een spitsboog-nis met siermetselwerk in de boogtrommel. In de noordzijde zijn de vensters vervangen door gotische spitsboogvensters. Vlak voor de bouwnaad bij het koor zit een zeer klein venster met een rondboog van tuf. De koorsluiting is ongeleed en grotendeels gesloten, op kleine vensters in de geveltop na. Er staat een zandstenen, barokke poort uit 1664. De ingebouwde, achtzijdige toren is omstreeks 1500 verhoogd en eindigt als een stenen lantaarn met grote galmgaten en een ingesnoerde spits. De enorme, van een rondbogige doorgang voorziene steunbeer is in de 16de eeuw tegen de toren geplaatst. Het inwendige wordt gedekt door een vlak balkenplafond. In de kerkvloer ligt een aantal 17de- en 18de-eeuwse zerken. Er staat een 17deeeuwse eiken koorafsluiting. De preekstoel is in 1741 naar ontwerp van Jan Bitter vervaardigd met prachtig snijwerk van Casper Struiwig. Het orgel is in 1661 waarschijnlijk door de gebroeders Huis gebouwd, heeft een dramatische geschiedenis gekend en is in 1986 gerestaureerd. Onlangs is het lange tijd lege rugwerk gereconstrueerd.

De kerk van Krewerd staat buitengewoon schilderachtig in het midden van het wierdedorp, waarvan de hoogte goed is te ervaren. De kerk in rijke romano-gotische stijl is een pronkje en het interieur bezit fraaie onderdelen waarbij de middeleeuwse rooms-katholieke aspecten en de onderdelen uit de reformatorische tijd elkaar lijken te verdringen. Uit schriftelijke bronnen is bekend dat de rijke weduwe Tyadeke de kerk liet bouwen en ten geschenke gaf aan het belangrijke klooster van Wittewierum. Het muurwerk is aan beide zijden in traveeën geleed door uitmetselingen die het midden houden tussen lisenen en steunberen en onder de dakvoet zijn fragmenten of sporen van een rondboogfries zichtbaar. De benedenzone van noord- en zuidzijde en de koorsluiting bezitten spitsbogige spaarvelden die door verticale, tot pilasters van koppenlagen gevormde lisenen worden gescheiden, als een nissencolonnade. Het is een geleding die hier en daar onregelmatig is, bijvoorbeeld bij de met rondstaven geprofileerde ingangen aan noord- en zuidzijde die overigens beide zijn dichtgemetseld. Zowel aan de zuid- als de noordzijde zitten beneden, op onregelmatige plaatsen in het muurwerk, kleine rondbogige vensters en nissen van (voormalige) hagioscopen of piscina’s. De bovenzone is op een evenmin regelmatige wijze ingedeeld met groepen smalle vensters en nissen die allemaal omrand zijn door rondstaven. De middelste traveeën hebben bijvoorbeeld geen nissen gekregen. De nissen zijn alle met kepervormig metselmozaïek versierd, waarbij het opmerkelijk is dat de patronen afwisselend horizontaal en verticaal gericht zijn en dat zo nu en dan een met een kraaltje afgelijst benedenvak vlechtwerk vertoont. De koorsluiting heeft beneden een vijfdelige nissencolonnade, maar in de bovenzone een venstertriplet van een hoog spitsboogvenster, geflankeerd door iets lagere rondboogvensters. De toren is in de 15de eeuw gebouwd in een eenvoudige gotische stijl en heeft twee, door een zandstenen waterlijst gescheiden geledingen. De eerste geleding is onversierd, de tweede heeft een enkele hoge of twee kleinere spitsboognissen, waarin hoog de galmgaten zijn aangebracht. De toren wordt aan de noordzijde begeleid door een achtzijdige traptoren en hij is bekroond door een vierzijdig tentdak. In 1782 kwam in deze toren de westelijke ingang naar de kerk; twee van de verder met rozetten versierde neggen in het rondbogige poortje vertellen dit. Van het inwendige van de kerk wordt de westelijke travee gedekt door een gotisch kruisribgewelf dat omstreeks 1500, gelijk met de torenbouw, een kennelijk ouder gewelf verving. De ribben hebben een beschildering van baksteenimitatie en bij de kruising banden in wit, zwart en oker. Op de gewelfschelpen zijn fragmenten van fijn bladornament zichtbaar. De andere, romano-gotische traveeën bezitten meloenvormige koepelgewelven met elk acht stevige ronde ribben. Ze zijn in de bouwtijd beschilderd met vlechtwerk, kepervormen, ring formaties en verwante decoratiepatronen. Op het middelste gewelf, waarbij de ribben vergaard zijn in een ring gevuld met driepassen, zijn alle gewelfschelpen voorzien van deze geometrische patronen. In het koorgewelf, waarbij de ribben zijn vergaard in een ring met een bloemkruis, zijn de gewelfschelpen om en om gedecoreerd. Al deze schilderingen zullen omstreeks 1500 zijn aangebracht. De wanden zijn deels verlevendigd met spitsbogige spaarnissen. Tussen de tweede schip- en de koortravee staat een romano-gotisch oksaal met ruimten voor zijaltaren, dat uit of van vlak na de bouwtijd dateert. In de opening staat een dubbele deur uit de vroege 16de eeuw in een mengstijl van late gotiek en vroege renaissance: beneden bestaat het uit briefpanelen en boven de stijlenhekken zit een fries met medaillons tussen loofwerk. Op de oksaalgalerij staat het oudste nog bespeelbare orgel van het land uit 1531. De kas in vroege renaissancestijl heeft zijluiken uit 1634 met geschilderde orgelpijpen. Het instrument is verschillende keren vernieuwd en gerepareerd, onder meer in 1857 door H.E. Freytag. In de koorwand zit een sacramentsnis. De preekstoel met klankbord en een kuip met gewrongen hoekzuilen en gesneden toogpanelen dateert van ongeveer 1660 en staat binnen een doophek met balusters uit dezelfde periode. Ook de herenbank met gesneden kuif op het rugschot van de familie Ripperda stamt uit dezelfde tijd. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Burgum is een streekdorp dat in de Middeleeuwen met verschillende kernen is ontstaan nabij het in de late 12de eeuw gestichte Sint- Nicolaasklooster of het Barraconvent. Burgum werd heel goed ontsloten over het water: nabij het Bergumermeer waarop het Kolonelsdiep naar het oosten aansloot en de Wijde Ee met de Langemeer en het Lang Deel naar het westen. Het dorp ontwikkelde zich tot een marktcentrum van Oostergo en tot de hoofdplaats van de grietenij. Op de kaart van Tytsjerksteradiel in de Schotanus-atlas uit 1716 bestaat Burgum uit een uitgestrekte nederzetting van met bomen beplante wegen. Er staan verschillende staten aangegeven. In het oosten ligt de buurt Nieuwstad en ten noorden daarvan de buurt Noordermeer waar het Hooghuis staat. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1787 dat het was: ‘een aanzienlyk dorp …. De Kerk van dit dorp is een Kruiskerk, … naby dezelve was weleer gelegen het ryke Bergumer Klooster, met naame Bergklooster, hetwelk, ten Noorden, met zyne aanzienlyke plantagien aan ’t Kerkhof grensde. Niet verre van hier heeft men de buurt Nyestad; doch de voornaamste dichte buurt ligt in ’t Westen, en is met veele aanzienlyke huizen en welgevloerde straaten voorzien.’ Ten noorden van het dorp stond het Hooghuis dat de familie Coehoorn bewoonde (van de vestingbouwer Menno baron van Coehoorn). Het kwam later als jachthuis in het bezit van de stadhouderlijke familie Oranje Nassau. ‘De grenzen van dit dorp zyn zeer uitgestrekt, vooral aan den Noordkant, als bevattende Berger veen, Meinsma bosch, ’t Huis ter heide, een gedeelte van Kuikhorne en de geheele Bergumer heide.’ Aan de overkant van het Kolonelsdiep lag toen nog de Bergumerdam, waar ooit een houten brug lag die later in steen is vervangen en waar nu een bedrijventerrein ligt. Het uitgestrekte, los bebouwde Burgum is geleidelijk verdicht en gedurende de 20ste eeuw en vooral na de oorlog, is het dorp aan alle zijden sterk uitgebreid met woonwijken. De dorpskerk van Burgum is kort na 1100 gebouwd en toegewijd aan Sint-Martinus. Ruim een eeuw later werd de tufstenen kerk uitgebreid en weer een eeuw later opnieuw. De geschiedenis van de kerk is sterk verweven met die van het klooster dat in het begin van de 13de eeuw, in elk geval vóór 1240, ten noorden van Burgum werd gesticht. De bezittingen van dit Barraconvent, ook wel Bergklooster genoemd, grensden aan die van de parochie en bij de benoeming van priesters had het klooster invloed. De tufstenen parochiekerk is nog te herkennen in de toren en de laagste, tufstenen gedeelten van de westelijke gevel. Aan het begin van de 13de eeuw is de kerk uitgebreid en ingrijpend veranderd, waarschijnlijk onder invloed van het klooster. De kerk werd in baksteen verhoogd, er zijn zijbeuken aangebouwd en zij werd verlengd met een nieuw koor: alles in romano-gotische vormen. Weer een eeuw later vond een uitbreiding tot kruiskerk plaats: tussen koor en schip kwamen dwarspanden die alleen in de hoogte buiten de zijbeuken steken. De zijbeuken zijn aan het begin van de 17de eeuw weggehaald. Ze werden tijdens een ingrijpende restauratie in de jaren vijftig herbouwd. De Schoolstraat legt als hoofdstraat de verbinding van de kerk aan de oostelijke flank van het dorp naar het centrum. Er staat, evenals aan de dwars daarop gerichte Lageweg een aantal opvallende panden met bijzondere functies. Helemaal in het oosten van de Schoolstraat staat Glinstrastate, een gepleisterd landhuis uit 1855 van oorspronkelijk de familie Ferf. Dezelfde familie bouwde in 1866 een gepleisterd herenhuis aan Lageweg 20. ‘De Pleats’, Schoolstraat 82, het culturele centrum van Burgum, is ondergebracht in een monumentale boerderij met dwarsgeplaatst voorhuis in Lodewijk-XV-stijl. Aan deze straat en aan de Lageweg zijn flink wat brede middengangwoningen van één bouwlaag en een geaccentueerde middenpartij in verschillende stijlen te vinden. Aan de Lageweg rijst ook het voormalige postkantoor van 1906 uit de verder bescheiden bebouwing op. Tussen Schoolstraat en Lageweg is de Markt zich de laatste tijd tot een nieuw centrum aan het ontwikkelen met moderne stedelijke architectuur.

Legemeer is een dunbevolkt streekdorp van middeleeuwse oorsprong tussen Sint-Nicolaasga en Langweer. Het ligt vrij hoog en de naam Legemeer is dan ook een raadsel. De bouwlanden van Legemeer waren omvat door een dijk die op de grietenijkaart van Schotanus duidelijk is aangegeven. Aan de oostzijde lagen uitgestrekte heidevelden. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788: ‘Legemeer … is, ten grooten deele, beslooten binnen een zeshoekigen dyk, en hoog land, dat veelal dor is, en echter bebouwd en beplant wordt. … De kerk is zonder toren. Buiten den Dyk, ten Oosten, behoort hier onder een zandig heidveld, dat tot bosch is aangelegd, en zich uitstrekt tot aan den Lemster rydweg, alwaar, in ’t buurtje de Ryl, het zogenoemde Huis ter heide staat, eene bekende Herberg, alwaar ’s Zomers eene menigte rydtuigen stil houden. Dit huis is meest nieuw opgebouwd, .. staande met den Voorgevel recht tegen over de groote Allee die naar Langweer leidt.’ De aangeplante bossen waren een attractie voor burgers uit de omgeving om zich er te verpozen. Er werd toen zelfs een kolfbaan aangelegd. De recreatie in de Vegilinbosschen is gebleven, maar herberg Huis ter Heide en kolfbaan zijn verdwenen. De buurschap Huis ter Heide is bij Sint-Nicolaasga gevoegd en van Legemeer bleef weinig meer over dan een streek van verspreide boerderijen, waar zelfs geen buurt valt te bespeuren. Bij de hoek met de Bredyk richting Langweer staat een grote stelp uit het begin van de 20ste eeuw met een opvallend oranjerood pannendak. Even verder is een stelp met flinke nieuwbouw omgeven door golfvelden. Middenin een volgend stuk bouwland rijst een groen eiland op. Het is het tamelijk hoge kerkhof met klokkenstoel, rijkelijk door struiken en bomen omzoomd. Een smal betonpad voert ernaartoe en een dam met hek en voorhek bewaken de toegang. De klokkenstoel uit het begin van de 18de eeuw heeft een helmdak en een klok die in 1722 door Jan Crans is gegoten.

De kerk staat op een verhoogd, door bomen omzoomd en door een gracht omringd kerkhof. Zij dateert deels uit het tweede of derde kwart van de 13de eeuw. De westgevel en de noordelijke schipmuur zijn romano-gotisch van karakter, terwijl het na oorlogsschade vernieuwde koor en de zuidmuur laat-gotisch zijn en van omstreeks 1620 dateren. Van het romano-gotische gedeelte vertoont de noordmuur traveeën tussen lisenen met in de bovenzone vrij grote vensters en nissen met kraalprofielen. De ingang is hier kennelijk in de gotische tijd gewijzigd, want deze staat in een gepleisterde spitsboognis. De overgang van schip naar het smallere koor geschiedt met een dubbele sprong; in het tussenstuk staat laag een hagioscoop. In de westgevel staan twee vensters tussen iets grotere nissen met kraalprofielen. De vernieuwde zuidmuur en het koor zijn door de geleding met (bij de restauratie in 1973 gereconstrueerde) steunberen, grote spitsboog-vensters en een waterlijst ter hoogte van de onderdorpels kenmerkend laat-gotisch. Hier is de sprong tussen schip en koor weggewerkt. De zuidelijke ingang, gecombineerd met een bovenliggend spitsboogvenster, is op een aandoenlijke wijze verzakt. Op de westzijde van het dak vormt de dakruiter een elegante bekroning. Schip en koor zijn door vlakke balkenzolderingen gedekt; de muraalbogen aan de west- en noordzijde vertellen dat het schip een stenen overwelving kende. Tussen schip en koor staat een 16de-eeuwse scheidingswand met een rondboogopening. In de kerkvloer liggen grafzerken uit de 17de tot 19de eeuw. Aan de westzijde staat als in Fransum een forse standvink, gedateerd 1641, in de ruimte. In en aan de koorwanden zijn een fraaie gotische sacramentsnis en een piscina opgenomen en zijn naar gevonden sporen schilderingen teruggebracht: een systeem van imitatie muurstijlen in oker en in dezelfde kleur vensteromlijstingen met in rood ornamentwerk. De kansel uit 1647 heeft gegroefde hoekzuilen en toogpanelen en het doopbekken van koper op een ijzeren stander dateert van 1675. De kerk bezit zowel een Tiengebodenbord als een veel zeldzamer avondmaalbord. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Lekkum is een terpdorp dat voor de Middeleeuwen is ontstaan op de oeverwal van de Ee, een nederzetting met een agrarisch karakter. In het midden van de 19de eeuw stelde het dorp niet veel voor met zes woningen in de kerkbuurt maar wel met een oliemolen en een steenbakkerij. De bij het dorp horende waterbuurt aan de Ee, Snakkerburen, telde toen 31 woningen. In de tweede helft van de 19de eeuw is de terp grotendeels afgegraven en wel zo diep dat het dorp er een diepliggende ijsbaan aan overhield. De hoogte van de terp is over het Michaëlpaed en Weme nog het best te voelen. Sindsdien is Lekkum gegroeid, na de oorlog zelfs flink en het werd zo een forensendorp voor Leeuwarders. Al verloochent het zijn afkomst niet dankzij boerderijen die het dorp omkaderen. De oude kerk die in 1606 en 1657 was opgeknapt, is in 1778 vervangen door een nieuw bedehuis. De zadeldaktoren met een elegant gebogen ojiefgevel moest het in 1896 ontgelden. Sindsdien vormen ze een sober geheel. Het schip heeft vier door lisenen gelede traveeën en een driezijdig gesloten koor. In de eerste schiptravee staat de rondbogige toegang en de kerkruimte is met grote, rondbogige vensters geopend. De toren kreeg net als de kerk lisenen die op de hoeken als dunne steunberen driemaal versneden zijn en een achtzijdige, ingesnoerde spits. De preekstoel bezit op de kuip enig ornament van bloemen en bladeren in de Lodewijk XV-stijl. De overhuifde herenbank in Lodewijk XVI-stijl moet ook uit die bouwtijd dateren. Op de hoek van het Tsjerkepaed en Weme staat de gepleisterde voormalige pastorie uit ongeveer 1875. Ten oosten van het dorp staat aan de Canterlânswei de forse kop-hals-rompboerderij Eeburgh Zathe uit 1871. Aan de rand van de bebouwing staat Sjoerdsmastate uit 1933, een boerderij van het type slak, ontworpen door M.O. Meek in expressionistische vormen. Aan de andere kant van het dorp staat de boerderij Mearsterpaed; het dwarshuis heeft een 17deeeuwse kern.

Het schip van de Petruskerk is omstreeks 1100 in tufsteen opgetrokken. Toen ongeveer een eeuw later het dwarsschip en het koor werden gebouwd, was de techniek van het bakken van steen in de kuststreek doorgedrongen. Van het ongelede muurwerk van het schip is de noordzijde van tufsteen. In de bovenzone staat nog een klein romaans venster. De later ingebroken gotische spitsboogvensters steken met hun rood bakstenen dagkanten af. Aan de zuidzijde is het muurwerk met baksteen bekleed en valt juist een veld van tufsteen met een romaans venster op. Aan beide zijden zitten dichtgezette ingangen. Ook het transept bestaat aan de noordzijde nog uit stroken tufsteen, terwijl de zuidelijke arm van baksteen is. Er staan middelgrote romano-gotische vensters in het muurwerk. In het door lisenen gelede koor met halfronde sluiting eveneens en daar zitten onderin kleine vensters, hagioscopen; noord één en zuid twee. Ten westen van het schip is nog een deel van de 13de-eeuwse toren blijven zitten, maar de huidige ongelede en van hoekpenanten voorziene toren met licht ingesnoerde spits is van 1863. Inwendig is de koorsluiting gedekt door een tufstenen gewelf uit de bouwtijd. Schalken met kapitelen dragen de ribben. De overige meloenvormige gewelven met vier of acht ribben zijn in de 13de eeuw van baksteen over koor, schip en transeptarmen geslagen. Het heeft een bijzonder sfeervol interieur voor de rijke inventaris opgeleverd. De preekstoel tegen de zuidoostelijke kruisingspijler heeft kussenpanelen en getorste hoekzuilen en een klankbord met rolwerk. Hij dateert net als de avondmaaltafel uit het derde kwart van de 17de eeuw. Ook de drievoudige, overhuifde herenbank met snijwerk en wapens van de families Starckenborgh, Clant, Gaikinga en Coenders is uit deze tijd, een andere is in 1844 samengesteld uit 17de-eeuwse fragmenten. De trots van de kerk is het excellente orgel, gebouwd in 1734 door A.A. Hinsz in een kas die van rijk snijwerk door Theodorus van der Haven en Casper Struiwigh is voorzien. Het instrument is bekend geworden dankzij de regelmatige zomerconcerten.

Lemmer is een groot dorp, een vlekke met stedelijke allure en veruit de grootste nederzetting van de gemeente, waar het altijd de hoofdplaats van is geweest. De nederzetting is ontstaan bij een flauwe baai van de voormalige Zuiderzee. Dat gebeurde in de vroege Middeleeuwen bij de uitgang van de Lemsterrijn en de Zijlroede. Het ontwikkelde zich in de 16de en vooral 17de eeuw tot een belangrijke havenplaats. De structuur werd daarbij bepaald door de lange, nagenoeg parallel aan de kust verlopende Zijlroede – waarvoor een binnenhaven werd gemaakt – en de haaks daarop staande Lemsterrijn. Vooral aan de Zijlroede ontwikkelde zich een gevarieerde bebouwing van representatieve woonhuizen en bedrijfsgebouwen. In 1887 is een buitenhaven met sluizencomplex aangelegd waarbij tevens een havenachtige verbinding werd gemaakt met de Lemsterrijn. Het indrukwekkende sluiscomplex werd ontworpen door S.J. Vermaas, hoofdingenieur van de Provinciale Waterstaat. Het sluiswachterhuis en peilschaalhuisje op de sluishoofden en de dienstwoningen op de wal, alle in neorenaissancestijl, vormen met de sluizen een indrukwekkend en tegelijk sierlijk ensemble. Sluis en havens gaven de plaats een stevige impuls. De visserij werd belangrijk en ook visverwerkende bedrijven werden gesticht. Spoedig werd Lemmer als knooppunt in het verkeer over water naar Amsterdam belangrijk en het kreeg een tramverbinding met het Friese achterland. Bij de binnenhaven en de Zijlroede staan de meeste monumentale gebouwen. Daarvan vormt de hervormde kerk het hoogtepunt. De kerk staat wat scheef in een schilderachtige positie nabij de flauwe bocht in de Zijlroede. Het is een zaalkerk uit 1716 die een oudere kerk uit de 16de eeuw verving. Zij heeft een driezijdige sluiting en aan de noordzijde is in 1759 een dwarsbeuk aangebouwd die ook driezijdig is gesloten. De toren is in de westelijke partij van de kerk verwerkt en hij heeft een achtzijdige houten lantaarn met daarop een opengewerkt paviljoen met koepel. Inwendig is het houten tongewelf versierd met een geschilderde voorstelling van de sterrenhemel, vogels en wolken. De barokke preekstoel is van Gerben Nauta (1745). Lemmer heeft nog twee kerktorens. Aan de oostkant rijst aan de Schans de roomskatholieke neogotische Willibrorduskerk op. De kerk – met door meubels en glas-in-lood rijk interieur – en toren zijn in 1897-1901 gebouwd naar ontwerp van de uit Sneek afkomstige Nicolaas Molenaar. In het noorden staat aan de Nieuwburen – de entree van Lemmer met veel representatieve bebouwing – de in 1889 naar ontwerp van de uit Gorredijk afkomstige Tjeerd Kuipers gebouwde gereformeerde kerk. Molenaar en Kuipers waren specialisten die elk voor hun kerkgenootschap overal in Nederland kerken ontwierpen. De dorpsuitbreidingen vonden vanaf de jaren dertig vooral ten noorden van de Zijlroede plaats. Vanaf de jaren zestig ook in het oosten en aan de andere kant van het restant van de Lemsterrijn zelfs het zuidoosten, buiten de vroegere zeedijk. Nadat de Zuiderzee met de Afsluitdijk getemd was, ging de betekenis van de visserij achteruit zonder geheel te verdwijnen. Industrie kwam ervoor in de plaats met onlangs een aanzienlijke scheepswerf. Ook het toerisme van water- en kustrecreatie bloeide na de oorlog op en kreeg de afgelopen decennia een nieuwe impuls, omdat de waterrecreatie zich uitbreidde naar het IJsselmeer. Ten westen van de havens is een strand aangelegd dat ’s zomers druk wordt bezocht. Aan de westzijde kwamen niet alleen uitbreidingen van woonwijken, maar ook uitgestrekte jachthavens en recreatienederzettingen. Ten westen van Lemmer staat over het stroomkanaal het D.F. Woudagemaal, het grootste stoomgemaal ter wereld. Het is op de werelderfgoedlijst van de Unesco geplaatst. Het stoomgemaal is in 1917/’18 gebouwd naar plannen van de hoofdingenieur van Provinciale Waterstaat, de naamgever. De lange machinehal in verzorgde, rationalistische architectuur staat op de waterkering met acht tunnels. Haaks hierop staat het ketelhuis waarin de koleninstallatie is vervangen door oliestook. Daarbij rijst de schoorsteenpijp op die zowel op het land als vanaf het IJsselmeer een karakteristiek baken is. De machinerie in werking zien is verbazingwekkend: wat suizen en tikken is alles wat de gigantische centrifugaalpompen met hun vliegwielen laten horen.

De Donatuskerk staat op een hoge wierde, een van de hoogste in de provincie Groningen, die deels is afgegraven en vanuit het noorden heel goed is te ervaren. Zij ligt daar temidden van een ruim, omheind kerkhof. De bouw van de huidige kerk is al omstreeks 1100 begonnen met de bouw van het tufstenen schip. Daarmee ving een voor dit kleine dorp opmerkelijk rijke bouwgeschiedenis aan. Gedurende de laatste tientallen jaren van de 12de eeuw is een tufstenen transept totstandgekomen, waarbij beide armen aan de oostzijde van een halfronde apsis werden voorzien die liturgisch dienden voor het plaatsen van bij-altaren. In deze periode is de oorspronkelijke westtoren vervangen door een front dat geflankeerd werd door twee slanke torens. Weer een halve eeuw later, omstreeks 1240, werd het tufstenen koor vervangen door een vierkant romano-gotisch koor en onder dit koor werd een op vier pijlers rustende, overwelfde grafkelder aangelegd. Het geheel is omstreeks 1400 nog eens verhoogd. Het westelijke front met de twee flanktorentjes is in 1822 vervangen door een nieuwe westelijke gevel waarop een dakruiter is geplaatst. Deze is bij een brand in 1952 met het westelijke gedeelte van de kap en het orgel verloren gegaan en vervolgens weer hersteld. De huidige kruiskerk laat de bewogen geschiedenis van zich aflezen. Het oudste gedeelte, het tufstenen schip, heeft aan de zuidzijde nog een klein romaans venster, maar er zijn ook twee grote gotische vensters ingebroken. Bij de verhoging in baksteen lijkt het tufstenen rondboogfries mee te zijn verhuisd. Ook bij de noordmuur, die veel meer tufsteen bevat, is dit gebeurd en daar zijn bij de restauratie twee romaanse vensters gereconstrueerd. De toen vlakbij de transeptarm gevonden knielnissen zijn weer geopend. In het vernieuwde westelijke gedeelte zit een moet van een dichtgemetselde ingang. De zij- maar ook de sluitmuren van de transeptarmen bevatten nog veel tufsteen en ze laten duidelijk de verhoging met baksteen zien. De zuidelijke sluitmuur heeft boven de geprofileerde, korfbogige ingang een groot gotisch venster. De noordzijde heeft in het tufstenen gedeelte in de geveltop een spaarveld dat trapvormig is gesloten. De moeten van de apsiden die beide armen hebben bezeten zijn duidelijk te herkennen. De muren van het romano-gotische koor zijn van een bijzondere ambachtelijke kwaliteit. Ze kunnen als het hoogtepunt van deze stijl in Groningen worden beschouwd. Het is alsof er gevellagen met nissen over elkaar liggen, een plastisch effect dat wordt verhevigd door lichte verschuivingen in de symmetrie met perspectivische gevolgen. De vensters zijn omlijst met kralen en staan in nissen die levendig gevarieerd worden met nissen gevuld met metselmozaïek. Daarvoor staat een fijn uitgewerkte rondbogenreeks op colonnetten met kapiteeltjes. In de oostelijke geveltop staan klimmende rondboognissen met siermetselwerk tussen colonnetten. Het hoogste driehoekige veld is gevuld met een wafelpatroon. Inwendig zijn het schip en het transept gedekt door vlakke balkenplafonds. De scheibogen zijn blokvormig gepolychromeerd met zwart, oker en blauw; de geprofileerde triomfboog naar het koor heeft slechts één kleine decoratieve bies. Het koor heeft een fraai romano-gotisch koepelgewelf met acht deels gedecoreerde ribben. De gewelfschelpen kregen decoratieve schilderingen in patronen van allerlei metselmozaïek, van vlecht- tot keperwerk. In de ring waarmee de gewelfribben in het koor zijn vergaard zit een rozet waar in het midden het Lam Gods is afgebeeld en in de passen rondom zijn bladornament en de symbolen van de vier evangelisten te zien. Op de zuidelijke koorwand zijn fragmenten van prachtige schilderingen uit het midden van de 15de eeuw te genieten. Aan het tafereel van de martelaarsdood van Sint-Sebastiaan ontbreekt nogal wat, maar de Mantelmadonna en de tronende Maria met Kind zijn vrij compleet. In de koorwanden zitten verschillende nissen die voor de liturgie gebruikt zijn, waaronder een piscina. Op de overgang van schip naar zuidelijke transeptarm staat een baldakijn, dat het restant is van een midden 13deeeuwse oksaal, op een zuil met een vroeg-gotisch kapiteel en een borstwering met restanten van beschilderingen. De preekstoel heeft getordeerde zuiltjes op de kuiphoeken en dateert uit het midden van de 17de eeuw.

Leons is een terpdorp ten zuiden van de Bolswardertrekvaart waar het een opvaart naar toe had. Aan de andere kant van de Panwurksbrêge over de vaart ligt een buurtje dat tot het tweelingdorp Lúns behoort. Dat Leons een terpdorp is kan ondanks de uiterst dunne bebouwing goed in het landschap worden herkend. De ringstructuur is te beleven en de meeste van de vijf boerderijen en drie woningen liggen nog aan die ring. Hoewel de ring vrij uitgestrekt is en de terp dat ook geweest moet zijn, is Leons qua bebouwing en bewoning een van de kleinste dorpen van Friesland. Leons is oud: er is een Romeins bronzen beeldje gevonden van de godin Fortuna. De terp is grotendeels afgegraven, maar in het midden staat de kerk nog op de kunstmatige hoogte. Aan de zool staat de in 1878 gebouwde pastorie, een kenmerkende middengangwoning. Vanaf de ontsluitingsweg voert een dwarsweg naar het ‘centrum’. Om de pastorie loopt een betonnen reed van de oostelijke boerderij. Ook de zuidelijk gelegen en de noordoostelijke boerderij en het nabijgelegen huis hebben eigen ontsluitingspaden, zij het onverharde. Aan de positie van de bouwwerken is de historische ringvormige structuur met radiale paden nog te beleven. Er slingeren door dit dorpsgebied ook enkele kleine vaartjes. Het dorpslandschap van Leons is gevarieerd en levendig. De kerk is nog van romaanse oorsprong en opgetrokken van voornamelijk gele moppen. Binnen heeft de noordmuur een nissenstructuur en er zitten kleine, rondgesloten vensters met kraalprofielen. In deze muur zitten twee met kleine rode steentjes dichtgezette ingangen, de westelijke korfbogig met een rondstaafprofiel, de andere vlak met een rondboog. De kerk zal uit het begin van de 13de eeuw dateren en bezit een driezijdig gesloten koor dat ooit overwelfd is geweest. De zuidelijke muur is in de 19de eeuw vernieuwd en in dezelfde tijd is de toren ommetseld en van een spits voorzien. De toren is met allerlei rondpasvakken versierd en in de onderste geleding staat de toegangspartij.

De eenvoudige kerk doet op het eerste gezicht niet middeleeuws aan, maar bij nader inzien wijzen oude sporen op de 13de eeuw. De merkwaardig gedrongen maatverhoudingen van het kerkgebouw vallen op. Het korte schip is na een periode van verval waarschijnlijk in het midden van de 17de eeuw aan de westzijde ingekort. De westelijke gevel is in 1890 met gladde, machinale steen vervangen. Er is bij wijze van torenromp een middenrisaliet onder de toen vernieuwde dakruiter aangebracht. Dit daktorentje bestaat uit een vierkante houten lantaarn met aan alle zijden rondbogige galmgaten met bolle omlijstingen op diamantkoppen en een sterk ingesnoerde naaldspits. De windvaan in de vorm van een klimmende leeuw verwijst naar de heren van Nienoord, de collatoren van de kerk. Hoog in de noordmuur zitten sporen van kleine romaanse vensters; de oorsprong van de kerk is dan ook in het begin van de 13de eeuw te plaatsen. In deze muur staat aan de koorzijde een groot spitsboogvenster en vlakbij het koor het spoor van een zeer smalle hagioscoop. Aan de zuidzijde heeft ook zo’n hagioscoop gezeten. Aan de westzijde bevindt zich de ingang in een spitsbogige nis. In de zuidmuur staan drie grote spitsboogvensters en is het spoor van een dichtgemetselde ingang te zien met een afdekking met een plaat roze Bremer zandsteen. De zaalkerk was waarschijnlijk recht gesloten en heeft aan het begin van de 16de eeuw een ruime, vijfzijdige sluiting gekregen van oud sloopmateriaal. In drie zijden kwamen vensters met enigszins wringende spitsbogen. Die in de sluitwand is vanwege de plaatsing van de preekstoel gedicht. Het interieur wordt gedekt door een vlak, blauw gekleurd balkenplafond. De preekstoel is mogelijk in 1651 vervaardigd toen de kerk voor de protestantse eredienst in gebruik werd genomen. De kuippilasters hebben versieringen met bladeren en bloemen. Het overige meubilair is eenvoudig en harmonieus en ontving bij de restauratie in 1985 een mooie kleurstelling. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Lichtaard is een klein terpdorp dat enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling is ontstaan. Er wordt verondersteld dat Lihdanfurth, genoemd in de uit de 10de eeuw stammende lijst van kloosterbezittingen van Fulda, de aanduiding van Lichtaard is. Het is met Ginnum, Jislum en Reitsum een van de vier zogenoemde Vlieterpen. Het is een radiale terp die nauwelijks meer als zodanig kan worden herkend. Omstreeks 1900 is de schaars bebouwde terp namelijk sterk afgegraven. Daardoor lijkt ook de kerk op het terprestant vanaf de doorgaande route omhoog te rijzen en het kerkpad aan de noordzijde als een oplopende dijk naar de kerk. Aan deze noordzijde is de ringweg met een onregelmatig beloop ook nog wel te herkennen. Lichtaard was over water ontsloten dankzij de oostelijk lopende Holwerdervaart waar even ten noorden van Lichtaard ook de vaart uit Blije op uitkomt. Er was ook al vroeg een landweg naar Ferwert die bij Lichtaard door het land kronkelde maar even verder noordwestelijk tamelijk strak richting de hoofdplaats liep. De doorgaande route van Dokkum over Lichtaard en Ginnum naar Ferwert is omstreeks 1867 rechtgetrokken, verhard en verbreed. Deze weg ligt net buiten de zuidelijke rand van de oorspronkelijke terp. Aan deze weg is sindsdien de meeste, hoogst eenvoudige bebouwing tot stand gekomen. Het eenbeukige zaalkerkje is in het midden van de 16de eeuw met hergebruik van ouder bouwmateriaal opgetrokken op de plaats van een voorgangster en werd in 1642 omklampt. Zij heeft een vijfzijdige koorsluiting. De zadeldaktoren is ingebouwd en verschillende keren op veel plaatsen met kleine steen gerepareerd en vernieuwd. Zo gebeurde dat in 1851. De toren is aan de noord- en zuidzijde met houten delen bekleed. Wellicht omdat de diepe nissen die op een van de historische portretten zijn te zien moeilijkheden veroorzaakten. In de toren hangen een mogelijk 14de-eeuwse klok en een klok uit 1404. De in 1973 gerestaureerde kerk bevat een preekstoel uit 1642, die overeenkomsten vertoont met die van Reitsum.

De grote gotische kruiskerk met zijkapellen is van de 13de tot de 16de eeuw totstandgekomen. Na een brand is in het begin van de 13de eeuw een eenbeukige tufstenen kerk herbouwd. Aan de noordzijde van het schip zitten nog stukken muur van tuf. In het derde kwart van de 13de eeuw is de kerk fors vergroot: het koor is vervangen door een transept en een nieuw koor en het schip werd verhoogd. De armen van het transept zijn daarna gewijzigd; inwendig heeft zij de romano-gotische koepelgewelven behouden. Aan het einde van de 15de eeuw is het koor vervangen door het huidige laat-gotische. Er zijn toen grote, twee traveeën diepe kapellen toegevoegd, de zuidelijke rechtgesloten, de noordelijke, de Mariakapel, met een driezijdige sluiting, die weer wat later onder een kap met de dwarsarm werd gebracht. De smalle zuidelijke zijbeuk is tussen 1520 en 1530 toegevoegd. Door dit alles is binnen een hoogst gevarieerde ruimte ontstaan die aan een hallenkerk doet denken, maar een kruiskerk is met verschillend geaarde zijkapellen. Aan de buitenzijde lijkt het geheel vooral gotisch, met uitzondering van het genoemde tufstenen gedeelte en, ook aan de noordzijde, de noordelijke transeptarm die romano-gotische vormen bezit. Binnen vertonen de overwelvingen grote variatie. Het schip en de viering hebben fijne netgewelven, de transeptarmen meloenvormige koepelgewelven, het koor en de zijkapellen kruisribgewelven en de koorsluiting een straalgewelf. Op de koorwand is een Laatste Oordeel geschilderd, dat niet al te duidelijk meer is, op de koorgewelven zitten nieuw-testamentische taferelen en de wijheiligen van de kerk en op die in de Mariakapel scènes uit haar leven. Deze en ook de schilderingen in het transept dateren uit de 15de en 16de eeuw. De kerk bezit een laat-17deeeuwse preekstoel met klankbord en een herenbank met gesneden kuifstuk op het rug-schot met de wapens Rengers en Tjarda van Starkenborgh. Het orgel dateert van 1665 met onderdelen – de borstwering met cariatiden – in renaissancestijl uit 1562, terwijl A.A. Hinsz het instrument vernieuwde met snijwerk van Casper Struiwig en M. Walles.

Hoorn is een streekdorp dat in de Middeleeuwen is ontstaan op een oude strandwal. Op dezelfde wal ontwikkelde zich de agrarische streek Lies. De Dorpsstraat raakte aanvankelijk vooral aan de zijde van de polder, de zuidzijde bebouwd. Vanaf het einde van de 19de eeuw kwam ook aan de overzijde bebouwing. Ten noorden van de streek staat de dorpskerk, verreweg het oudste gebouw van het eiland. Het aan Sint-Johannes gewijde romaanse kerkje zal in het laatste kwart van de 12de eeuw tot stand zijn gekomen. Zij is in de volgende eeuwen herhaaldelijk vergroot en veranderd. Omstreeks 1270 kwam het koor tot stand en enkele tientallen jaren later werd ook het schip vernieuwd. Daarvan is de noordmuur vrij gaaf de eeuwen doorgekomen. Het schip kreeg koepelgewelven die in het begin van de 15de eeuw weer zijn verwijderd. Aan het begin van de 16de eeuw zijn in de zuidgevel gotische vensters aangebracht en kwam er een fraai omkaderde ingangspartij in dezelfde stijl. Omstreeks 1330 werd een hoge toren voor de kerk gebouwd die ook diende als baken voor de scheepvaart. In 1848 is de bouwvallig geworden toren ongeveer gehalveerd en voorzien van een tentdakje. In 1875 werd het kapje vervangen door een ingesnoerde naaldspits. De kerk werd in 1903 uitwendig bepleisterd, maar bij de grondige restauratie van 1963/’69 is de pleisterlaag weer verwijderd. De wanden aan de binnenzijde zijn eveneens als schoon werk behandeld. De kerk is door allerlei sporen een boeiend verhaal in steen. Het interieur bevat fraai meubilair, waartussen vooral de beschilderde en van spreuken voorziene avondmaalstafel uit het begin van de 17de eeuw opvalt. Aan de Dorpsstraat staat de in 1907 gebouwde kloeke pastorie. Ernaast staat een boerderij met voorhuis en vrij lage schuur die aan de zijkant dan ook van een ‘schúntsje’ is voorzien. Hoorn kent nog een aantal boerderijen uit het laatste kwart van de 19de eeuw. Lies heeft nog enkele karakteristieke eilander boerderijen zoals nummer 42 uit 1721 en nummer 13 uit 1738.

De romaanse kerk staat op een restant van de hoge dorpswierde en is met de zadeldaktoren een icoon van de Groninger dorpskerken. De kerk is vermoedelijk in de tweede helft van de 12de eeuw gebouwd, al is er ook een gegeven van een datering in 1306. De noordelijke en zuidelijke muur zijn verlevendigd met brede horizontale spaarvelden, die worden afgesloten met blokfriezen en zaagtandlijsten, waarin kleine romaanse vensters (noord twee en zuid drie) staan. In de ongelede benedenzone zijn aan elke zijde twee dichtgemetselde ingangen te zien, een rondbogige en een jonger segmentvormig gesloten exemplaar. Nabij de koorsluiting is laag aan beide zijden een hagioscoop aanwezig. In het iets versmalde, halfronde koor staan kleine rondboogvensters, waarvan het oostelijke later is vergroot. Op het koordak liggen holle en bolle pannen, de zogenoemde monniken en nonnen. De brede toren heeft een lichte versnijding maar is verder onversierd. Bovenin zitten gepaarde, rondgesloten galmgaten in rondbogige nissen. Er hangt een klok die in 1620 is gegoten door Antonius Simon en Petrus Joly. In de westelijke torengevel is later de rondbogige ingang gemaakt. Inwendig is de kerkruimte gedekt met een vlak balkenplafond uit mogelijk de 17de eeuw. Op de verdieping van de toren zit een kapel die via een rondbogige opening in verbinding staat met het schip en daarmee overeenkomst vertoont met de verder ontwikkelde gereduceerde westwerken. Deze ruimte kreeg bij de restauratie in 1949-’51 een stenen gewelf terug. In beide wanden zijn de sporen van de dichtgezette ingangen als diepe nissen zichtbaar; in de noordwand zit bovendien een sacramentsnis. Het koor wordt van het schip afgescheiden door een laat-16de-eeuws koorhek met spijlen. In het koor staat het fraai gedecoreerde Theophilus-orgel, een recente reconstructie naar middeleeuwse bronnen. De eenvoudige, onversierde preekstoel met klankbord is in 1791-’92 vervaardigd. Het meubilair met gedraaide knoppen op de wangen dateert ook ongeveer uit deze periode. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Lioessens is een dorp met een kleine terp in het oosten dat zich vooral in westelijke richting naar een splitsing van wegen heeft ontwikkeld. De tweelingdorpen Morra en Lioessens zijn sociaal en maatschappelijk aan elkaar gebonden, maar ze verschillen historisch, geografisch en stedenbouwkundig sterk. De landschappelijke ruimte tussen de dorpen, een afstand van ongeveer 500 meter, toont een opmerkelijke overgang van het lage weidegebied rond Morra in het zuiden naar het ruim een meter hoger liggende akkerbouwgebied rond Lioessens. De tot Dijkstervaart getemde kwelderslenk vormt er ongeveer de grens van. Aan de westzijde van de Skyligerwei/Moarsterwei tussen de dorpen staat het gebouw van de halte 3e klasse (1909) van de Noord Friesche Lokaal Spoorweg. Het tracé, dat ruim na de sluiting van de spoorweg in 1935 nog als een halve maanboog ten noorden van Morra liep, is intussen wegverkaveld. Aan de andere zijde van de weg staan de fronten van kantoor en directeurswoning van de daarachter gelegen en in 1915 gestichte zuivelfabriek Dongeradelen. De fabriek is bij de vaart, de spoorweg en tussen de dorpen op een uitgelezen plek komen te liggen. De fabriek is in de loop van de 20ste eeuw verschillende malen vergroot, waardoor het complex verdicht is tot een boeiend, rommelig kluwen van bouwelementen. De directeurswoning en het kantoorfront kregen met zorg gestalte. De fabriek is in 1973 gesloten. De oude dorpskerk is eenbeukig met een driezijdige koorsluiting. Op de westelijke partij staat een flinke houten toren uit 1827, toen de kerk ook van steunberen werd voorzien. In de westelijke torengevel zit tufstenen muurwerk uit de 12de eeuw verstopt. De 13de-eeuwse kerk is nog te beleven aan de noordzijde waar het muurwerk van kloostermoppen met lisenen en beschadigde tandlijst in het zicht is. Aan het einde van de 15de eeuw is de kerk verbreed en verhoogd in gotische vormen. De gereformeerde kerk is in 1927 naar ontwerp van Ane Nauta in expressionistische trant gebouwd aan de westelijke uitvalsweg.

De kerk bestaat uit een kort schip, een smaller koor en een weer licht inspringende vijfzijdige koorsluiting. Het is een van de oudste bakstenen kerken van Groningen. Het koor dateert vermoedelijk uit de tweede helft van de 12de eeuw vlak nadat de techniek van het steenbakken was geïntroduceerd. Schip en toren zijn in het eerste kwart van de 13de eeuw gebouwd. Door wijzigingen is het romaanse karakter nauwelijks te herkennen. In de noordmuur van het koor zit een dichtgemetseld romaans venster en in de zuidmuur staat de eveneens dichtgezette, rondbogige priesteringang met een latei van roze Bremer zandsteen. In de koorsluiting zit laag een dichtgezet rondboogvenster. De muren van de koorsluiting lopen taps. Ze konden zo de spatkrachten van het (inmiddels verdwenen) stenen koorgewelf beter afvoeren. Van de oorspronkelijke ingangen is de noordelijke dichtgezet. De nog steeds in gebruik zijnde zuidelijke ingang staat in een met rondstaaf geprofileerde, gepleisterde omlijsting. Rond de boog zijn een koppenlaag en een in gebogen vorm gebakken strekkenlaag gemetseld. Bij een ingrijpende vernieuwing in 1770 zijn de grote rondbogige vensters in schip en koor aangebracht en toen zullen ook de wig-vormige steunberen tegen de muren van het schip zijn geplaatst. De toren van twee geledingen is 13de-eeuws en werd in het midden van de 16de eeuw verhoogd. De toren heeft rondbogige galmgaten en een bekroning van een ingesnoerde spits. De romp is verzakt en helt naar het noordwesten. Met enige correcties kon de spits loodrecht worden geplaatst. De kerkruimte wordt gedekt door een vlak balkenplafond. De wanden laten de verspringingen van schip naar koor zien. In de noordmuur is, nu grotendeels verstopt achter de herenbank, een sacramentsnis aanwezig. De preekstoel met klankbord is in 1826 vervaardigd door D. Duursma uit Drachten. Hiertegenover staat de herenbank van kort na 1700, met een door Jan de Rijk gesneden kuifstuk met wapen van Carel Ferdinand von Inn- und Kniphausen. Het orgel is in 1939 aangekocht, maar dateert oorspronkelijk uit 1658 en is in 1708 en in 1890 sterk gewijzigd. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Lippenhuizen is een streekdorp dat al in de Middeleeuwen is ontstaan – met toen de naam Kobunderhuzen – op een zandrug die van Gorredijk naar Hemrik en verder loopt. De nederzetting lag tussen de heide in het noorden en de venen in het zuiden. De kaart van Schotanus (begin van de 18de eeuw) laat de buurt van Lippenhuizen als gesloten bebouwing zien. Er lagen ten zuiden van het dorp ‘boekweiten ackers’ en verder venen. Ten noorden lag na een strookje cultuurland verder heide. Twintig jaar later werd de Opsterlandse Compagnonsvaart gegraven waarop de turfwinning begon. Een herinnering is het verlaat bij Vosseburen, de tweede sluis in de vaart die in 1736 werd aangelegd. De sluis is in 1858 in steen vernieuwd, wat in 1902 nogmaals gebeurde. Met de uit omstreeks 1880 daterende sluiswachterswoning vormt het een fraai ensemble. In de Tegenwoordige Staat van Friesland stond in 1788 vermeld dat Lippenhuizen bestaat uit: ‘een dubbele buurt huizen aan den rydweg. De Noordelyke landen, waar eertyds de Kerk gestaan heeft, loopen tot aan ’t Konings Diept, en zyn gedeeltelyk bouwlanden, gelyk ook de Zuidelyke, dewyl het Veen onder dit Dorp vergraaven is.’ De huidige kerk staat aan De Buorren en is het resultaat van de herbouw in 1860 van de in 1743 op een verhoogd kerkhof gebouwde kerk. De 17de-eeuwse preekstoel dateert uit de oude kerk. De kerk heeft een driezijdige koorsluiting en een houten, met leien beklede geveltoren met naaldspits. Ten noordwesten van het dorp staat aan de verbindingsweg met Beetsterzwaag, de Sweachsterwei, een uit omstreeks 1860 daterend tolhuis. Aan de oostzijde van De Buorren vormt de uit 1932 daterende watertoren het hoogtepunt van het dorp, een in expressionistische stijl gebouwd kloek bouwwerk. Bij de onderkant van de reservoir-ommanteling kraagt het metselwerk van de schacht in een dubbele beweging uit om de hoeken op te vangen. De vorm van de toren gaat dan over op een achtkantig systeem. De liggende vensters ontvingen op de hoeken gemetselde cilindertjes: art déco-ornamentiek.

De hooggelegen gotische kerk van Meeden is in de 15de eeuw gebouwd; er zijn aanwijzingen dat zij in 1482 is ingewijd. Zij is een van de zuidelijkst gelegen middeleeuwse kerken aan de noordelijke rand van de veenkoloniën. Bij de kerk staat een losstaande toren, net als in het noordelijker en oostelijker gelegen Zuidbroek, Noordbroek, Scheemda en Winschoten. De kerk is een regelmatig gebouwde laat-gotische zaalkerk van vijf traveeën die door eenmaal versneden steunberen, die al eens in een kleine steensoort zijn vervangen, zijn aangegeven. Onder de dakvoet zit een zaagtandfries, maar verder is het muurwerk niet versierd. Het vertoont ook weinig sporen van veranderingen. Tegen de gevels is in de 19de eeuw een plint in iets kleinere steen gemetseld. In de traveevakken staan spitsboogvensters die aan de noordzijde smaller zijn dan aan de zuidzijde. In de oostelijke sluitgevel heeft ook een spitsboog-venster gezeten maar dat is dichtgemetseld. Het venster in de westelijke gevel is voor de helft gedicht. De zuidelijke ingang in de tweede travee is in de 19de eeuw voorzien van een ingangsportaal met een zadeldak en een neoclassicistisch poortje. Aan de noordzijde is de ingang in een spitsbogige nis dichtgemetseld. Kort na de kerkbouw, zo omstreeks 1500, is ten zuidwesten van de kerk een kloeke, bijna dertig meter hoge zadeldaktoren verrezen. De via een trap bereikbare ingang zit op de verdieping. In de andere zijden zitten halve kloostervensters, waarvan de westelijke is dichtgezet. De benedenruimte met een gereconstrueerd gewelf heeft mogelijk een gewijde functie gehad, getuige de lampnissen in de muren. De kerkruimte is gedekt door een houten en met karton beplakt tongewelf waarop sterren zijn geschilderd. Het orgel is in 1751 door A.A. Hinsz gebouwd op de westelijke galerij met hergebruik van materiaal uit 1645. Het instrument werd in 1818 verplaatst naar de oostelijke galerij. De preekstoel met klankbord is in 1801 vervaardigd door Berend Bekenkamp uit Groningen. Op de kuippanelen staan personificaties van Liefde, Waakzaamheid, Hoop, Overvloed en Standvastigheid.

Het terpdorp Loënga behoort tot de ‘Sneeker-Vijfga’ omdat het met Offingawier, Scharnegoutum, Goënga en Gauw de groep Wymbritseradeelster dorpen vormt die ten noorden van Sneek lagen. De laatste drie zijn dat nog steeds, maar in 1984 zijn Loënga en Offingawier bij Sneek gevoegd. De ontsluiting was in vroeger eeuwen een eigen opvaart naar de Sneeker Oudvaart. Het dorpsgebied is vrij uitgestrekt geweest, maar nu is de fraaie herenboerderij Haubois zelfs ingebouwd geraakt aan de rand van de nieuwe stadswijk Pasveer van Sneek, genoemd naar de Loëngaster buurschap, waar buiten de grasdrogerij nauwelijks meer iets van resteert. Er staan verspreid in het land boerderijen waar de meeste Loëngasters wonen. De oude kern bestaat uit enkele woningen terzijde van het hoge kerkhof, de rest van de terp. Het vormt een oase van rust nabij de drukke stad Sneek. Het kerkhof heeft een dubbele haag en een zoom van bomen. De kerk die toegewijd was aan Sint-Nicolaas en in elk geval dateerde uit de vroege 14de eeuw, is in het midden van de 18de eeuw afgebroken. De kleine gemeenschap heeft een klokkenstoel opgericht om de kerkklok in op te hangen, die op gezette tijden te luiden en de doden naar hun graf te begeleiden. Het is een hoge klokkenstoel met een zadeldak gedekt met leien en versierd met aardige details in de topgeveltjes: makelaars en dakranden. De klok uit 1670 is door de bezetter meegenomen. In 1950 kon een nieuwe klok worden geluid, wat tegenwoordig tweemaal daags gebeurt. De tekst op de klok luidt dan ook: Myn wente stiet yn Loaijingea, Myn lûd heard Snits oant Goaijingea. Ik loovje hjir mei myn gebrom It Fryske lân fol ear en rom. Ik rop ta wurk, ik rop ta rêst, En hâld it leauen oan God fêst. Op het kerkhof ligt onder anderen dominee Sipke Huismans begraven, de mede-oprichter van het Kristlik Frysk Selskip en een pleitbezorger van de Friese taal in de kerk.

De kerk staat op het hoogste, oorspronkelijk omgrachte, gedeelte van de wierde. Zij moet in de eerste helft van de 13de eeuw in romanogotische stijl zijn gebouwd. Dat is slechts aan één aspect te zien. De rechtgesloten koormuur bevat in de bovenzone twee dichtgezette vensters met rondstaven in de dag-kanten. De rondbogen van deze voormalige vensters verdwijnen aan de bovenzijde bijna in de dakvoet. Vooral aan deze oostzijde is te zien hoezeer het muurwerk aan de bovenzijde naar buiten is geweken. De kerkruimte is kennelijk in steen overwelfd geweest en de oostelijke muur heeft een topgevel gehad. In 1703 is bij een ingrijpende verbouwing nogal wat gebeurd. De gewelven zijn uit de kerk genomen en de geveltoppen zijn afgebroken en vervangen door dakschilden, waardoor het kerkgebouw een wolfskap kreeg. Het muurwerk van de kerk is zo sterk verzakt dat het een en ander met ankers bijeen moet worden gehouden. Ook de opvallend zware, wigvormige steunbeer tegen de zuidoosthoek dient dat doel. De kerk is door de eeuwen heen zo vaak hersteld dat er verder geen sporen uit de tijd van de bouw te vinden zijn. De kap is in 1833 opnieuw vervangen en wel door een tentdak. Bij deze gelegenheid is de in 1803 gebouwde westtoren verlaagd en voorzien van een tentdak. Een kleine eeuw later is de toren omklampt met baksteen in klein formaat en voorzien van hoekpenanten en de huidige ingesnoerde spits met een windvaan in de vorm van de wapens van de families Rengers en Van der Noot. Deze wapens herinneren aan Edzard Rengers en Catharina van der Noot. Het interieur wordt gedekt door een vlak balkenplafond met veel trekstangen die het verder wijken van de muren moeten voorkomen. De eenvoudige, donker gekleurde kansel met gouden biezen en klankbord dateert uit het midden van de 19de eeuw. In het koor zijn banken voor het avondmaal opgesteld. Op de westelijke galerij staat het orgel dat in 1906 door Marten Eertman is gebouwd.

Lollum is een ‘buitendijks’ terpdorp, het ligt namelijk westelijk van de Slachtedyk. Het dorp werd vroeger Ruigelollum genoemd ter onderscheiding van Lutjelollum, een buurschap onder Franeker. Lollum heeft een boeiende dorpskern rond de oude, deels afgegraven terp. Om de zuidzijde van deze terp loopt een smalle vaart met verbindingen naar het westen en vooral het oosten. Zowel in het noorden als in het zuiden zijn belangrijke buurten aan de uitvalswegen ontwikkeld. Aan de zuidzijde is dat in belangrijke mate woningbouw uit de naoorlogse perioden. Rond de kerk zijn veel huizen van gele baksteen te vinden, soms hebben ze dan een voorgevel van roodbruine baksteen. Die was vroeger duurder dan de in de regio gebakken ‘geeltjes’ en straalde dus meer representatie uit. De meest representatieve woning staat tegenover het koor van de kerk, de pastorie, een statige middengangwoning met een kajuituitbouw met ajourrandjes en rondboogvensters. Aan de zuidelijke uitvalsweg staat een grote gereformeerde kerk (1915) met flinke dwarsarmen. Lollum is een echt doleantiedorp: aan het einde van de 19de eeuw gingen de meeste inwoners over op de gereformeerde leer. Aan het kerkgebouw is dat te zien: zij heeft in haar rijzigheid en uitdossing een bijna triomfalistisch karakter. De hoge frontgevel bezit een register glas-in-lood vensters en er staat een hoge toren met een naaldspits naast. De hervormde kerk staat op het nogal kale terprestant in het midden van het dorp. Het kerkhof is omringd door een ijzeren hek. Het zaalkerkje met een rondgesloten koor dateert uit de eerste helft van de 13de eeuw. In de 19de eeuw is het gebouw uitwendig gepleisterd en met een spitsboogfries versierd. De toren is in 1883 weggebroken en op de nieuwe westgevel is een houten torentje geplaatst. Daarin hangt een klokje dat in 1530 is gegoten door Gert van Wou. Het is een van de welluidendste klokjes van heel Friesland. Inwendig is de middeleeuwse sfeer nog te proeven. Onder het meubilair zijn vooral de 18de-eeuwse decoratief gesneden wangen van zeven vrouwenbanken te roemen.

Het oudste gedeelte van de Martinuskerk dateert van omstreeks 1200. De derde travee van het schip dat halverwege de 13de eeuw naar het westen uitgebreid met twee iets smallere traveeën. In het oudste gedeelte zijn aan de zuidzijde een dichtgezette rondbogige ingang, aan de noordzijde een hagioscoop en daarboven het spoor van een romaans venster te zien. In de noordmuur van de uitbreiding zitten flauwe sporen van twee segmentbogig gesloten vensters en aan de zuidzijde het spoor van een rondbogige ingang. In 1683 is een dakruiter op de westzijde van de kerk geplaatst. Het huidige met leien beklede lantaarntorentje is het in 1905 vernieuwde exemplaar. De westelijke gevel is in 1731 vernieuwd en voorzien van een gevelsteen met in het Grieks gestelde bijbelteksten. De vernieuwing van het koor op de oude fundamenten volgde in 1767, toen ook de grote spitsboogvensters werden aangebracht. In 1905 volgde weer een verandering. De westgevel kreeg de huidige uitdossing met een rondbogige ingang, twee spitsboog-vensters en een rond venster, alle met gietijzeren traceringen. Zijgevels en muren van het koor kregen een pleisterlaag die bij de restauratie van 1975-’77 weer verwijderd is. Het interieur wordt gedekt door een vlak balkenplafond. In de wanden zijn de muraalbogen van de vroegere stenen overwelving zichtbaar. Bovendien zijn in de wanden van het schip de meeste van de twaalf zogenoemde apostelnissen te zien, waarvan sommige worden begeleid door een wijdingskruis. Het meubilair dateert grotendeels uit 1744. De bankenblokken en de banken voor de kerkdienaars zijn voorzien van gedraaide knoppen. De kansel uit 1753 met dubbele koperen kandelaar, een engel op het voorpaneel en verder rocailleversieringen op de kuip, is geschilderd in zwart met gouden biezen. Het offerblok dateert van 1655. In het koor staat een fraai ensemble van tafel en banken voor het avondmaal. Het is omstreeks 1850 vervaardigd. Het orgel is in 1822 gebouwd door J.W. Timpe. De orgelgalerij en de pui eronder zijn buitengewoon fraai geschilderd. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Longerhouw is een oud terpdorp ten zuiden van de voormalige Marneslenk. Aan het naar verhouding flinke aantal forse boerderijen van verschillende typen aan de dorpsstraat en de zijstraatjes en -paden is de bijna uitsluitend agrarische geschiedenis van dit kleine, tamelijk geïsoleerde dorp af te lezen. Het dorp bezit zijn oude verkeersverbinding nog, de opvaart, de haven, naar de Makkumervaart waardoor het met de rest van Friesland was verbonden. Het huidige Longerhouw is met een weg en een viaduct over de autosnelweg A7 met Schettens verbonden waar ook de school voor de kinderen staat. In het midden van de kern met daaromheen wat kleine woningbuurtjes staat een forse, laat-middeleeuwse toren die, aan de sporen te zien, al heel wat mee heeft gemaakt. De kerk is in 1757 vernieuwd en oogt wat saai. Net als in Schettens zegt dat niets want zij bevat een paar daverende verrassingen. Het fraai gedecoreerde gebodenbord hoort hier eigenlijk niet, maar in het buurdorp Schettens: op de achterkant staat namelijk een tekst die slaat op de vernieuwing van de kerk daar in 1785. De kansel uit 1757 is charmant versierd met rococo-ornament, maar het mooist zijn de panelen met voorstellingen uit de heilsgeschiedenis, drukbevolkt en met een ontroerend oog voor details: de geboorte van Christus, kruisiging, hemelvaart en laatste oordeel. De schrijnwerker die deze prachtig verfijnde taferelen heeft gesneden moet een groot kunstenaar zijn geweest, maar zijn naam is nooit bekend geworden. Bij een restauratie gaf de kerk een oud geheim prijs: er werden hoogst zeldzame, aanzienlijke fragmenten van een 14de-eeuwse mozaïekvloer gevonden, bestaand uit tegels van aardewerk in verschillende vorm en maat en voorzien van glazuren in verschillende kleuren. Sommige hebben zelfs voorstellingen van geel slib: een portretkop, adelaars, herten, ridders te paard, rozetten, Franse lelies en allerlei patronen. Alles is gerestaureerd en de mooiste fragmenten worden, keurig beschermd door glas, graag aan belangstellenden getoond.

De Hippolytuskerk staat midden op de radiale dorpswierde op een ruim kerkhof. Zij is mogelijk in twee fasen gedurende de tweede helft van de 15de eeuw gebouwd en vertoont een eenduidig gotisch karakter, op een wijze die maar zelden wordt aangetroffen. Sinds de bouw is, op de sacristie na, maar weinig aan de kerk veranderd. Waarschijnlijk is men met de bouw van schip en koor begonnen, is daarna het transept totstandgekomen en is het geheel in 1487 afgerond met de bouw van de toren. Het verhaal gaat dat de kerk is gesticht door Onno van Ewsum als dank voor zijn veilige terugkeer na een tocht die hem onder meer in Jerusalem en op Cyprus bracht. De bewoners van de borg Ewsum bij Middelstum hebben hun sporen in de kerk nagelaten. De sacristie is vermoedelijk aan het begin van de 16de eeuw tussen noordertransept en koor toegevoegd. Schip en koor worden in traveeën geleed door slanke steunberen. In elk vak staat een gotisch spitsboogvenster. Die in het koor zijn breder dan die in het schip en ze zijn voorzien van bij de restauratie teruggebrachte traceringen. De transeptvensters ontvingen in de koppen een rijkere tracering met veelpassen en visblazen. In de middelste, rijzige nissen in de geveltoppen wordt deze tracering herhaald. Onderin de schipmuren is hergebruikt tufsteenmateriaal te zien. In de westelijke traveeën staat aan beide zijden een ingang in een spitsboognis, waaromheen de waterlijst is getrokken, die om het hele bouwwerk loopt. De korfbogige zuidelijke transeptingang is dichtgemetseld; de noordelijke is voorzien van een classicistisch poortje. De kloeke toren is drie geledingen hoog. In de onversierde onderste geleding staat in de westgevel een brede, korfbogige ingang omringd door beeldnissen en een spitsboog-venster. De tweede geleding kreeg aan elke zijde drie onversierde spitsboognissen en de derde kreeg dergelijke nissen met eenvoudige traceringen waarbij de middelste steeds het galmgat bevat. Op het tentdak wordt de toren bekroond door een 17de-eeuwse lantaarn met koepeltje waarin een carillon met 23 klokken hangt, in 1662 vervaardigd door François Hemony. In 1949 zijn zeven klokken toegevoegd. Schip, koor en transept zijn overdekt met kruisribgewelven, waarvan de slanke gordelbogen en ribben op muurconsoles steunen. Bij de restauratie zijn wand- en gewelfschilderingen onder kalklagen vandaan gehaald. De gewelfribben en –bogen en de randen om de vensters in een beige-oker zagen eruit als een imitatie van zandsteen; rond de vensters waren ze als in blokken geschilderd. Zowel op de koorwanden – met voorstellingen van Christus als Salvator Mundi en heiligen – als op alle gewelven kwamen figurale schilderingen aan het licht. Hoofdvoorstelling is het Laatste Oordeel met een hemel en hellepoort. Ook de Zondeval met een zeer levendig voorgestelde Adam en Eva en het Pinkstergebeuren behoren tot de schilderingen. Een vreemde eend in de bijt is een kookpot met een eend of gans, die gerekend moet worden tot de gotische drôleries. Veel gewelfhoeken en randen zijn versierd met acanthusblad, bloemen en vogels. In de noordmuur van het koor zit een met een houten deur afgesloten sacramentsnis. Onder het koor bevindt zich de grafkelder van het geslacht dat de borg Ewsum bewoonde, met een deksteen uit 1645. In het noordertransept zit een buitengewoon fraai reliëf in de muur dat op het eerste gezicht een Aanbidding der Koningen lijkt, maar een epitaaf is van een Madonna met Kind, waarvoor de herdachte pastoor Egbert Onsta, overleden in 1476, neerknielt, geassisteerd door twee hulpheiligen, van wie de ene ook Onno van Ewsum, de stichter van de kerk, kan zijn. Op het portaal in deze beuk staat een ridderbeeldje met het wapen van het jonkersgeslacht Lewe, dat lange tijd de borg Ewsum bewoonde. Ook de herenbank die op de scheiding van viering en koor staat, is van de bewoners van Ewsum, in 1704 vervaardigd door Allert Meijer en met snijwerk van Jan de Rijk. De preekstoel met klankbord en doophek is in 1733 totstandgekomen in rijke barokke vormen en is mogelijk van de hand van Casper Struiwig. Het grote orgel met twee klavieren en aangehangen pedaal is in 1863 gebouwd door Van Oeckelen.

Luinjeberd is een streekdorp dat deel uitmaakt van de dorpenreeks – van west naar oost – Terband, Luinjeberd, Tjalleberd en Gersloot, die De Streek van het oude Aengwirden vormen. Ze zijn met het noordoostelijke gedeelte van Heerenveen in 1936 bij Schoterland gevoegd om de gemeente Heerenveen te vormen. Op de grietenijkaart in de atlas van Eekhoff uit het midden van de 19de eeuw blijkt bijna de hele omgeving voor de turfwinning vergraven te zijn en onder water te liggen. Helemaal in het noorden is de inpoldering en het in cultuur brengen van de landerijen weer begonnen. De Tegenwoordige Staat van Friesland weet in 1788 te melden: ‘dit Dorpje … heeft eene kerk met een spits torentje. Weleer werd hier het Recht onder den blooten hemel gehouden, gelyk zulks op meer andere plaatsen in Friesland geschiedde. In de Roomsche tyden had men hier een Vrouwen Klooster, Steenkerk genaamd, ’t welk een Uithof of lusthof was der Abten van Oudeklooster. Zuidwaards loopen de landen genoegzaam tot aan de Knype, werwaards men door verscheiden turfwyken vaaren kan; Noordwaards loopt van hier eene Schipvaart tot digt aan Oudeboorn.’ De kerk is omstreeks 1745 gesloopt en op het kerkhof is een klokkenstoel geplaatst die in 1921 is vervangen door een exemplaar van gewapend beton, zoals dat later in het buurdorp Gersloot ook gebeurde. Ten zuiden van deze begraafplaats heeft het klooster Steenkerk gestaan. De verveningen lieten een waterig onland achter waartussen De Steek als een rafelige kade resteerde. Het in cultuur brengen van onland, het bouwen van gemalen en de aanleg van wegen brachten opnieuw structuur in De Streek. Er kwamen nieuwe boerderijen, zoals die op de nummers 245 en 251 die uit 1909 en 1908 dateren en voorhuizen met Jugendstil-ornament hebben. Het stichten van een coöperatieve melkfabriek in 1901 was een logisch en betekenisvol gevolg. Aan die fabriek werd in 1911 zelfs een elektrische centrale gekoppeld. De fabriek is gesloten maar er heeft zich een nieuw bedrijf gevestigd.

Het schip van de kerk en het onderste deel van de toren zijn in de tweede helft van de 12de eeuw totstandgekomen. Aan de noordzijde van het schip is het romaanse karakter het best te zien. In de bovenzone staan kleine romaanse rondboogvensters en iets westelijk van het midden een geprofileerde, rondbogige ingang in een enigszins risalerende partij. De ingang is toegemetseld net als die in de zuidmuur die eveneens in een risalerende partij staat. Aan de zuidzijde zit maar een enkel romaans venster in de bovenzone en zijn twee grote gotische vensters ingebroken. Het iets smallere koor is in de 13de eeuw gebouwd en kreeg omstreeks 1400 een rechte sluiting. Bij de restauratie in 1910 zijn de muren van het koor beklampt. De noordmuur is blind, op een rondbogige ingang aan de koorzijde na. Dit koor kreeg namelijk de functie van begraafkapel. In de zuidmuur zorgen twee grote gotische vensters voor verlichting van deze kapel. De sluitmuur is gesloten; twee flinke spitsboogvensters zijn dichtgemetseld. In de geveltop staat een klein spitsboogvenster en helemaal boven zitten twee rondbogige luiken en een cirkelvormig venster. Deze gevel wordt bekroond door een achtzijdige pinakel. De ongelede, slanke zadeldaktoren is in twee fasen totstandgekomen. Dit is te zien aan de twee zones met galmgaten boven elkaar. Het onderste gedeelte is in de tweede helft van de 12de eeuw gebouwd en omstreeks 1400 is de toren verhoogd. Later is de toren op de westelijke hoeken geschoord met overhoekse steunberen. Daartussen staat de rondbogige ingangspoort. Boven staan eerst aan elke zijde enkele rondbogige galmgaten en daarboven gepaarde galmgaten van hetzelfde model. Op de overgang naar het zadeldak zit rondom een rondboogfries. Inwendig worden schip en koor gedekt door houten tongewelven met trekbalken; dat van het koor kwam in 1910 bij een ingrijpende verbouwing en verving toen een stenen tongewelf. Schip en koor worden gescheiden door een geprofileerde spitsbogige triomfboog. Onder deze gewelven is een bijzonder rijke inrichting gekomen, grotendeels vervaardigd in opdracht van de bewoners van de borg Nienoord. De kerk is als geen andere kerk in het Noordzeekustgebied een mausoleum voor een voornaam geslacht geworden. Pièce-de-milieu is het praalgraf tegen de oostelijke sluitgevel. De wit- en zwartmarmeren graftombe is ontworpen door Rombout Verhulst in opdracht van Anna van Ewsum die zich samen met haar eerste man Carel Hieronymus van In- en Kniphuisen, overleden respectievelijk 1714 en 1664, op de tombe liet vereeuwigen in een ontroerend innige houding. Na de dood van de opdrachtgeefster is het mogelijk al omstreeks 1690 door Bartholomeus Eggers vervaardigde beeld van haar tweede echtgenoot Georg Wilhelm van In- en Kniphuisen toegevoegd. Putti met doodsattributen begeleiden de figuren. Op de achtergrond wordt het tekstmedaillon door een viertal putti vastgehouden en aan weerszijden zit een aan guirlandes geknoopte baaierd aan familiewapens. Ten noorden van het monument staat een op stijlen geplaatste herenbank (1660), kennelijk onder invloed van de familie In- en Kniphuisen naar het Oostfriese model van een ‘empore’ ontworpen. Op de borstwering is een grote reeks kwartierwapens geschilderd en op de overhuiving zit een kuifstuk met alliantiewapens. Hiernaast staat een vroeg 17de-eeuws eikenhouten portaal met kuifstuk en vazen. De preekstoel, een geschenk van Anna van Ewsum, is in 1711 ontworpen door Allert Meijer, uitgevoerd door Mencke Molaan en van zeer rijk snijwerk voorzien door Jan de Rijk. Aan de wanden hangt een collectie rouwborden voor bewoners van Nienoord. Het vroegste is het ruitvormige voor Caspar van Ewsum (1639); de andere zeven veelal overdadig versierde rouwborden zijn voor leden van de familie In- en Kniphuisen en ze dateren van 1664 tot 1768. Het orgel heeft een verleden als huisorgel op Nienoord, waarvoor het in 1630 door L. Eekman is gebouwd. Het is met beschilderde luiken in 1657-’60 door A. de Mare hergebruikt voor de bouw van het huidige kerkorgel. Onder de gekleurde vensterglazen valt een in 1912 door F. Nicolas & Zn. gebrandschilderd glas op dat de tragische verdrinkingsdood herdenkt van de laatste bewoners van Nienoord, de familie Panhuys. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Luxwoude is een streekdorp dat zich pas laat vormde. Op de grietenijkaart van Schotanus uit het begin van de 18de eeuw is het een streekje in de uiterste westelijke punt van Opsterland. Het heeft losse bebouwing langs de wegen en paden naar het noorden: de belangrijke weg door de venen richting Gersloot en Heerenveen. Verder de iets oostelijker lopende Hooiweg naar de ‘Luxter Tinie’, die zich veel later zou ontwikkelen tot de Tijnje. Aan het einde van de 18de eeuw is het nog steeds klein. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde toen: ‘een klein Dorpje .. op de grenzen van Aengwirden, niet verre van Gersloot, waar onder dit Dorpje in ’t Geestelyke behoort. De landen, die tot dit Dorp behooren, loopen voorby Gersloot in een punt ten einde, op de kaart bekend onder den naam van Luxter Horn, en over dezelve loopt, van den Veenster rydweg, een hooiweg naar Luxter Tinie.’ Het dorp heeft nooit een kerk gehad en hoorde al in de 16de eeuw kerkelijk bij Gersloot in de aangrenzende grietenij Aengwirden. Luxwoude lag op de grens van het laagveen en een halve eeuw later was de omgeving van het dorp door de turfwinning dramatisch veranderd. Op de grietenijkaart van Eekhoff van 1848 liggen ten noorden van het dorp onafzienbare plassen als gevolg van laagveenderij, waarbij alleen de twee genoemde wegen gespaard zijn. De plassen lopen tot voorbij de Tijnje, waar de verveningen in volle gang zijn. Door deze verveningen is het kleine dorp, met in het midden van de 18de eeuw nog geen tien inwoners, sterk gegroeid. Aan het begin van de 19de eeuw wonen er meer dan 300 mensen op de smalle stroken land aan weerszijden van de weg. Langs de Hegedyk, die tegenwoordig door het viaduct in de A7 wordt doorbroken, en langs de Lukster Heawei en De Opslach staan de eenvoudige arbeiders- en burgerwoningen, zonder enig accent. Het lukt zelfs de voormalige onderwijzerswoning midden in het dorp nauwelijks.

De kerk is in het laatste kwart van de 14de eeuw gebouwd, waarbij het jaar 1385 wordt genoemd, op initiatief van de abdij van Aduard. De eenvoudige zaalkerk met rechtgesloten koor kwam op een verhoogd kerkhof te staan. De spierwit geschilderde buitenmuren worden geleed door lisenen in zes traveeën. Op de hoeken zijn de lisenen tot steunberen verzwaard. De naar binnen buigende noordmuur bezit twee vensters, een rondbogige en een met een spitsboog. Voor verlichting van de bijruimten aan de westzijde is een vierkant venstertje ingebroken. Tegen de rechte koorsluiting staat een middenlisene die tot steunbeer is verdikt. Aan weerszijden daarvan staat een rondboogvenster uit 1831. In de zuidmuur staan grote rondboogvensters die eveneens in 1831 zijn aangebracht en een in onbruik geraakte ingang. De westgevel bevat de huidige rondbogige ingang. Daarboven staat een gotisch spitsboogvenster. De dakruiter met ingesnoerde achtzijdige spits uit 1773 is waarschijnlijk bij de grote verbouwing in 1831 vernieuwd. Daarvoor stond een klokkenstoel ten zuiden van de kerk. Het interieur wordt gedekt door een vlak balkenplafond. In de koorwanden zitten verschillende middeleeuwse nissen voor liturgisch gebruik. De ruimte heeft een kenmerkende protestantse inrichting. In het brandpunt is meubilair te vinden met snijwerk van de befaamde beeldhouwer Casper Struiwig dat hij in 1743 vermoedelijk in opdracht van de familie Ibema vervaardigde. De kansel met klankbord heeft het voor hem karakteristieke barokke vlecht- en krulwerk van banden op de panelen en op de buikvormige verdikking aan de onderzijde schelp- en acanthusversieringen. Naast de preekstoel hangt de collectezakhouder en op de koorafscheiding zit een voorzangers-lezenaar die ook van de hand van Struiwig is, evenals de herenbank tegenover de kansel met gesneden kuifstuk en vazen. Kuifstukken van andere, vertimmerde banken zijn naar de orgelgalerij verplaatst. De 17de-eeuwse balpoottafel is afkomstig van het Iwemasteenhuis en is als avondmaaltafel in gebruik. Het orgel is in 1913 door Bakker & Timmenga gebouwd en in 1941 in Niebert geplaatst. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Het compacte terpdorp Lytsewierrum ligt in de oostelijke punt van het ‘eiland van Easterein’. Het dorp bestaat uit wat losstaande huizen, een oud rijtje, een pastorie en enkele boerderijen, spontaan gegroepeerd rond een open middenruimte. Deze is langzamerhand tot dorpsplein gevormd met aan de zuidzijde bij de entree van het dorp een vernieuwde kop-halsrompboerderij en oostelijk wat huisjes waarvan er twee wit zijn geschilderd en één twee grote kastanjes in front heeft. De westzijde wordt beheerst door de gele dorpskerk die met het vijfzijdig gesloten vensterloze koor naar het plein is gericht. De kerk met omgeving lijkt met de toren buiten het midden te staan. Kerk en toren worden aan de west- en noordzijde door een kerkhofslootje omgeven waaraan enige bebouwing van kleine huizen staat. Ten oosten van het koor van de kerk ligt de pastorie, een gebouw in de mengstijl van de jaren-1880 in een ruime tuin. De kerk vertelt uitwendig en in het interieur allerlei verhalen. Deze laat-middeleeuwse kerk, toegewijd aan Sint-Gertrudis, en de zadeldaktoren zijn grotendeels gebouwd van gele moppen, aangevuld met kleinere gele steen. De kerk maakt zelf het bouwjaar bekend. In de zuidmuur zit binnen een fraaie ojiefvormige nis een gedenksteen met: ‘Anno 1557 de XXXI marti doe is dese kercke angeleit doe is dat broet coft voor XII st’. Het brood was toen met zijn twaalf stuivers prijzig. In de zuidgevel zitten drie spitsboogvensters en vier nissen in die vorm. De noordgevel laat bij het koor de sporen zien van een daar aangekapte sacristie, die in 1850 is afgebroken. In die muur zitten twee spitsboogvensters en een nis in die vorm. Bovenin de toren zitten rondboognissen met galmgaten en spitsboognissen die de eenvoudige toren verlevendigen. Binnen bezit de Sint- Gertrudiskerk kleurige beschilderingen in art déco-stijl op het gewelf. Er hangt nog een complete collectie olielampen en op de kerkvloer ligt een aardige verzameling oude zerken. Het beeld van de kerk en omgeving is door de eeuwen heen nauwelijks veranderd.

Midden op de radiale dorpswierde staat de kerk op een ovaal kerkhof. De vrij lange kerk dateert uit de eerste helft van de 13de eeuw, maar was toen korter. Het koor met driezijdige sluiting is in de 15de eeuw toegevoegd. De onregelmatige stroken metselwerk aan beide zijden van het muurwerk tonen dat de kerk daar haar oorspronkelijke oostelijke sluiting had. De noordmuur van het schip bevat de oorspronkelijke smalle romaanse rondboogvensters. Ze staan ver uit elkaar, een aanwijzing dat er stenen gewelven zaten. Aan de westzijde staat de huidige ingang in een geprofileerde rondboog; het gedenksteentje geeft aan dat deze uit 1613 is. Daarnaast is het spoor te zien van een kleine rondboog. Veel oostelijker zit het spoor van een laaggeplaatst rondboogvenstertje, waarschijnlijk een hagioscoop. De noordzijde vormt een redelijk laat-romaans geheel. In de zuidmuur zijn drie grote, gotische vensters ingebroken. Alleen aan de westzijde is nog een smal romaans venster te zien en daar zit ook het spoor van de dichtgemetselde ingang. Het muurwerk van de volgende traveeën is voorzien van lisenen en dichtbij het koor zit een vaag spoor van een kleine, dichtgezette opening in het muurwerk en ook de vroegere priesteringang is met moeite te ontdekken. De koorsluiting met grote gotische vensters wordt geschoord door tweemaal versneden steunberen. Op enkele zeer kleine vensters na is de westgevel gesloten en ongeleed. Op deze gevel staat een dakruiter met een hoge naaldspits die een klok herbergt van grote ouderdom, uit de 14de of zelfs de 13de eeuw. Het interieur wordt gedekt door een gedrukt houten tongewelf op sleutelstukken. De zwart geschilderde preekstoel met gouden biezen dateert net als het andere meubilair, zoals het doophek, de overhuifde herenbank tegenover de kansel en de avondmaaltafel uit het einde van de 18de of het begin van de 19de eeuw. Het orgel, in 1816 in Niehove geplaatst en toen gewijzigd, dateert van 1632. In de kerk, eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken, is een presentatie van het wierdedorp te zien.

Makkinga is oorspronkelijk een streekdorp dat vanuit Oosterwolde in de 15de eeuw als agrarische ontginningsnederzetting is ontstaan. Het bestond aanvankelijk uit enkele agrarische streken. Er groeide geleidelijk een kom in de buurt van de kerk en om een brinkachtige ruimte op het kruispunt van wegen vanuit Oosterwolde, Oldeberkoop, Donkerbroek en Elsloo. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788: ‘Dit Dorp is, wat de buurt aangaat, een van de voornaamsten der Grieteny; doch de Kerk is zonder toren. Tot sieraad deezer buurt dient wel inzonderheid, het huis, hier voor deezen door die van Lyklama zeer fraai opgebouwd, en nu behoorende aan den tegenwoordigen Heere Grietman. De Kerkbuurt, omtrent even als Oude Berkoop, een groen plein in het midden hebbende, ligt aan den voornoemden Boven weg.’ Ten zuidwesten lagen flinke buurschappen, Twijtel en Middelburen, maar van de laatste is intussen niet veel meer te merken. De laatmiddeleeuwse Lycklamastins die aan de noordoostzijde van deze kruising stond is in 1829 afgebroken. Het was de enige stins in de wijde omgeving en dat wijst erop dat Makkinga op een strategische plek lag of een zekere status had of beide. Het dorp is na Oldeberkoop en voor Oosterwolde van 1848 tot 1886 hoofdplaats van de grietenij en na 1851 gemeente Ooststellingwerf geweest. In 1856 werd daartoe een bestaand gebouw tot gemeentehuis verbouwd. Omstreeks dezelfde tijd liet grietman/ burgemeester P.A. Bergsma Villa Nova als woonhuis bouwen. Voor de ontwikkeling was het van belang dat in 1887 de Makkingaastervaart naar de gekanaliseerde Tsjonger werd gegraven en dat het in 1914 bovendien aan de tramlijn van Oosterwolde naar Steenwijk kwam te liggen. Aan de Wemeweg is in 1895 de zuivelfabriek gesticht, de Coöperatieve Melkerij ‘De Eendracht’ die in 1908 op stoomkracht overging. Korenmolen De Weijert werd in 1925 aan de Lyclamaweg herbouwd, na in Gorredijk (toen nog houtzaagmolen) en Twijtel te hebben gedraaid. Na de oorlog hebben eerst in het zuidoosten, daarna in het zuidwesten dorpsuitbreidingen plaatsgevonden.

De kerk is in de 13de eeuw op een hoge wierde opgetrokken en is van heinde en ver zichtbaar. Het drie traveeën diepe kerkje is bepleisterd, waardoor het weinig van haar geschiedenis prijsgeeft. Aan de noordzijde zijn de lisenen uit de bouwtijd nog zichtbaar. Boven de westelijke ingang zit een steen die meldt dat de kerk in 1628 is beschadigd en 1629 is hersteld in opdracht van Evert Lewe. Het waren de jaren van de verovering van de Zilvervloot en van de herovering van Wesel en Den Bosch. De westelijke en zuidelijke muren zijn deels van oud moppenmateriaal opnieuw opgetrokken, het dak is vermoedelijk vervangen en de flinke geveltoren kwam toen tot stand. De windwijzer in de vorm van een leeuw verwijst naar het geslacht Lewe dat het hier voor het zeggen had. De 1.20 meter dikke noordelijke en oostelijke muur zijn nog middeleeuws. In de oostelijke sluitmuur zijn in de geveltop drie nissen met halfronde pasjes te zien; onder de pleisterlaag zitten nog drie klimmende, dichtgezette vensternissen verborgen. De rondbogige ingangen aan noord- en zuidzijde zijn dichtgemetseld, maar door sporen in het pleisterwerk aangegeven. De beide zijgevels bezitten nu drie rondbogige vensters. Het interieur wordt gedekt door een houten plafond met sierlijsten. De stenen gewelven zijn in 1629 gesloopt en vervangen door een zoldering van eiken moerbalken en kinderbinten die een van kloostermoppen gemetselde zolder dragen. Deze is bij de huidige restauratie in het zicht gekomen. Voor de plaatsing van het in 1883 door Petrus van Oeckelen en Zoon gebouwde en door adelaars bekroonde orgel is een deel van deze zoldering weggenomen. De preekstoel met een merkwaardig klankbord is aan het einde van de 18de eeuw vervaardigd en laat tegen de bolle plint fraaie door linten omwikkelde laurierbundels zien. De herenbank van het geslacht In- en Kniphuisen-Lewe dateert uit de vroege 18de eeuw. De kerk, eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken, wordt nog voor de eredienst gebruikt en is in restauratie.

Het fascinerend gevarieerde middeleeuwse kerkcomplex staat enigszins verscholen achter de bebouwing. Het van tufsteen gebouwde schip dateert van omstreeks 1200. Het eenbeukige bouwwerk had, zo heeft onderzoek uitgewezen, oorspronkelijk een halfronde apsis die in de 17de eeuw is vervangen door een grote driezijdige koorsluiting. Deze is in de 19de eeuw geblokt gepleisterd en van grote rondboogvensters met ijzeren traceringen voorzien. Het schip heeft bij de restauratie van 1964 tot 1967 zijn kleine romaanse vensters teruggekregen. In beide zijmuren zitten dichtgemetselde ingangen. Aan de noordzijde is dat een rondbogige, bakstenen poort binnen een rechthoekige omlijsting en aan de zuidzijde een dubbel geprofileerde bakstenen poort die deels is bepleisterd en in imitatiebaksteenwerk is beschilderd. In het muurwerk waarmee deze ingang is dichtgezet is een venstertje aangebracht. De ongelede toren is op levendige wijze, in afwisselende lagen tufsteen en baksteen, in de 13de eeuw opgetrokken op een basement van veldkeien die aan de onderzijde deels zichtbaar zijn. Bovenin zitten aan elke zijde in tufsteen uitgevoerde, gepaarde rondbogige galmgaten in rondboognissen. Beneden is een korfbogig gesloten, geprofileerde ingang aangebracht. Iets later dan de torenbouw is nog in de 13de eeuw aan de zuidzijde een dwarsbeuk toegevoegd. Aan de noordzijde zit in het muurwerk een breed bakstenen vak, dat doet vermoeden dat er een soort transept heeft bestaan. Opgravingen konden dit niet bevestigen. In de muren van de aanbouw staan licht spitsbogige vensters van romano-gotisch model. Het interieur wordt gedekt door een vlak balkenplafond. De zuidelijke aanbouw is met een spitsbogige scheiboog naar het schip geopend. Naast de preekstoel tegen de noord-wand staat een gedicht spitsbogig venster met gekleurde dagkanten. De preekstoel met klankbord is in 1705 vervaardigd door Allert Meijer en voorzien van snijwerk door Jan de Rijk. De kuip heeft gegroefde hoekzuiltjes en het voorpaneel vertoont een Vanitas-voorstelling, de andere panelen laten de vier evangelisten zien. De kerkbanken hebben gedraaide knoppen en enig rolwerk; die in de aanbouw zijn rijker versierd. Het orgel is in 1894 gebouwd door P. van Oeckelen.

Marrum is een radiaal terpdorp dat enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling op een kwelderwal is ontstaan. Het dorp komt in de vroege Middeleeuwen voor het eerst als Mereheim in de bronnen voor. De vrij uitgestrekte en behoorlijk bebouwde terp is niet afgegraven en nog heel goed te herkennen. Toch toont het ook zijn agrarische oorsprong door een nog op de terp aanwezige boerderij, veel vrijstaande bebouwing en moestuintjes. Aan de oude Langebuorren is de bebouwing zeer compact, als van een kleine stad. Zowel het kerkpad, met leilinden om het ruime kerkhof, als de ringweg zijn gaaf bewaard gebleven. Vanaf de 11de eeuw is de terp in de vroegste bedijking opgenomen, waardoor de terp geheel binnendijks kwam. Marrum was met twee vaarten ontsloten, noordelijk de Marrumervaart en zuidelijk de Herenwegstervaart, die beide in zuidoostelijke richting nabij Wânswert bijeenkomen om bij Tergracht in de Ee uit te monden. Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw is er bebouwing ontstaan langs de oude dijk, de Lage Herenweg, de doorgaande weg van Leeuwarden naar Ferwert. Daar zijn de burgerhuizen en de vrijstaande woningen van de gegoeden te vinden, waaronder twee betonnen woningen uit 1911 en 1913, ontwikkeld door de plaatselijke betonfabrikant. De dorpskerk, oorspronkelijk toegewijd aan Sint-Godehardus, is een eenbeukige romaanse kerk van gele en rode kloostermoppen die grotendeels dateert uit het begin van de 13de eeuw. Toen is wel tufsteen van de voorgangster opnieuw gebruikt. Het iets inspringende, inwendig half ronde en uitwendig vijfzijdig gesloten koor heeft kralen op de hoeken. Daar zijn sporen van rondboogvensters te zien. Aan de zuidzijde zijn op de scheiding van schip en koor sporen van een aanbouw van een kapel zichtbaar. Van de 14de tot de 16de eeuw zijn er brede rondboogvensters in de muren aangebracht. In 1858 is de westelijke gevel met de in de voorkerk opgenomen toren met een ingesnoerde spits gebouwd. In het interieur vallen een mooi gedetailleerde 17de-eeuwse preekstoel en vooral een barokke herenbank op.

De rijke romano-gotische kruiskerk met losstaande klokkentoren is in de eerste helft van de 14de eeuw totstandgekomen, in de jaren 1298 tot 1335. De fraaie exterieure geleding neigt door de rijzigheid en openheid al naar de vroege gotiek. Het schip is met lisenen in tweeëneenhalve travee verdeeld, waardoor de halve travee aan de westzijde zonder venster is gebleven. In het schip is de onderste zone met nissenarcade minder hoog gemaakt ten gunste van de hoogte van de vensterzone. In de venstertraveeën worden de vensters nog wel geflankeerd door nissen met siermetselwerk, maar ze zijn heel slank gemaakt om de fraai geprofileerde en van kralen voorziene spitsboogvensters een flinke breedte te kunnen geven. Bij de armen van het transept is voor eenzelfde geleding gekozen. De geveltoppen van de armen zijn bijzonder rijk versierd. Aan de zuidzijde met een nissentriplet met metselmozaïek, geflankeerd door nissen met drievoudig klimmende boogjes en een top met wafelversiering. Aan de noordzijde met klimmende nissen met kralen en metselmozaïek, geflankeerd door cirkelvormige nissen met kraal en mozaïek. De westelijke sluitmuur met een veelheid aan nissen is toch niet zeer plastisch geworden. Het is het resultaat van een beklamping in 1720, hetzelfde jaar waarin zowel aan de zuider- als noordertranseptarm een bakstenen portaal is toegevoegd. In het koor dat in één bouwstroom met schip en transept tot stand is gekomen, is het open karakter van de gotiek helemaal bereikt, terwijl het toch een geheel is blijven vormen met de overige bouwdelen. De vijfzijdige sluiting zorgt al voor een meer open en ruimtelijk effect. De benedenzone is tot een hoge plint zonder geleding verlaagd en de volle hoogte is beschikbaar voor de vensters. In de koortravee wordt het venster nog geflankeerd door versierde nissen, maar in elke zijde van de door tweemaal versneden steunberen geschoorde sluiting zit uitsluitend een groot spitsboogvenster. Merkwaardig is daarbij dat de oostelijke vensters van de dwarsarmen en die van het koor aan de onderzijde deels zijn dichtgezet; die in de sluitmuur zelfs voor het grootste deel. Mogelijk is dit al vroeg om liturgische redenen gedaan, want aan de binnenzijde zitten oude schilderingen. De vrijstaande, kloeke, maar niet zeer hoge toren is ook in de eerste helft van de 14de eeuw gebouwd. Hij heeft een rondbogig omlijste ingang uit het begin van de 19de eeuw. Inwendig wordt de ruimte gedekt door meloenvormige, door licht spitsbogige gordelbogen gescheiden koepelgewelven. Ze hebben elk acht ribben die van de grond af oprijzen, alleen in de transeptarmen zitten telkens zes ribben. In de koormuur zitten enkele nissen waaronder een sacramentsnis en een piscina. In de vrij goed verlichte kerkruimte komen de belangwekkende schilderingen in volle glorie uit. Meteen na de bouw zijn de gewelven voorzien van schilderingen in baksteenimitatie en van kleurige banden en biezen, rankwerk en enkele voorstellingen, zoals een Kroning van Maria in de noorder transeptarm, een Christoffel in de zuiderarm en de vier evangelisten in de travee voor de viering. In een tweede fase, de eerste tientallen jaren van de 16de eeuw, zijn de fraaiste schilderingen aangebracht: florale sier bij de gewelfknopen en -ringen. Maar we zien vooral voorstellingen: de Zondeval, de Doop van Christus in de Jordaan, opnieuw de vier evangelisten en een Christoffel, in de koortravee een gedetailleerd tafereel van het Laatste Oordeel en in de koorsluiting de Man van Smarten. In een derde fase, in 1599, zijn er nog een paar schilderingen bijgekomen. Op de zuidelijke hoek van viering en dwarsarm is de preekstoel binnen de dooptuin geplaatst. Ze zijn in 1757 naar ontwerp van W.E. Struve vervaardigd in een overdadige, sierlijke barokstijl die het lichte en beweeglijke van de rococo al in zich draagt, te zien aan de elegante lezenaar op het doophek. De preekstoel bevat verrassende details, zoals het houten koord dat over de trapleuning is gedrapeerd. Het orgel is in 1696 door Arp Schnitger gebouwd met enig bestaand materiaal. A.A. Hinsz en H.H. Freutag hebben er in 1768 en 1809 nog aan gewerkt.

Marssum is een radiaal terpdorp dat omstreeks het begin van de jaartelling is ontstaan aan de westelijke oever van de Middelzee. Omstreeks 1000 werd er de Middelzeedijk aangelegd. Vooral het noordelijke terpgedeelte is vanouds dichtbebouwd. Van de Hegedyk lopen de Buorren dwars over de terp. De kerk staat hoog op het centraal gelegen kerkhof en de ringweg bestaat nog ten dele, vooral de Skoallestrjitte. De opvaarten en haven zijn er nog en andere fragmenten van de ruimtelijke radiale structuur van Marssum zijn nog altijd herkenbaar. De groei van het dorp is tot ver in de 19de eeuw binnen het bestaande dorpsgebied opgevangen door verdichting. Vanaf het begin van de 20ste eeuw breidde het dorp uit langs het Franjumbuorsterpaed en omgeving. Later, toen het dorp een gewilde woonplaats voor forensen werd, ook ten oosten van de Bitgumerdyk, onderdeel van de Hegedyk. In 1897 kon ten westen van het dorp de stoomzuivelfabriek de Eendracht worden geopend. Ten zuiden van de dorpskom bepalen Heringastate of het Poptaslot en het in 1711 ernaast gebouwde Poptagasthuis in sterke mate het dorpsgezicht. De state is in de 16de eeuw gebouwd en in de twee volgende eeuwen dikwijls verbouwd en uitgebreid. De state heeft niettemin vooral een renaissance-karakter. Het oudste gedeelte zit aan de noordzijde. Aan beide zijden van het zaalvormige hoofdvolume staan traptorens. Het poortgebouw kreeg in 1631 een pronkgevel. Binnen zijn de oudst bekende bedden van Friesland te vinden: ze dateren uit het midden van de 16de eeuw. Het zaal heeft een opmerkelijk rijke inrichting in renaissancestijl. Het Poptagasthuis is een laag, carrévormig gebouw met een sierlijke ingangspoort met halsgevel, dat in 1852 aan de Buorren nog eens werd uitgebreid. De kerk heeft een tufstenen schip uit de 12de eeuw en het is verschillende malen verbouwd en vergroot. Het koor dateert uit de 17de eeuw. De oude toren kreeg in de 18de eeuw aan twee zijden een beklamping en mogelijk toen ook een spits. Het interieur heeft excellent meubilair.

De Stefanuskerk staat op een verhoogd en door een gracht omgeven kerkhof. Het vrij korte schip is omstreeks 1250 in romano-gotische stijl gebouwd. Het is geleed door lisenen en vertoont in de bovenzone nissen met kepervormig metselmozaïek, een programma dat door latere veranderingen niet helemaal compleet meer is. Aan beide zijden is een dichtgemetselde spitsbogige en van een rondstaaf voorziene ingang te zien. Het schip is overwelfd geweest; de sporen van muraalbogen zijn nog vaag in de wanden van het interieur te bespeuren. In het midden van de 16de eeuw zijn de gewelven vervangen door een vlak plafond en is de kerk naar het oosten verlengd met een koor dat vierzijdige sluiting ontving. Waarschijnlijk kreeg de kerk toen ook de grote spitsboogvensters met gepleisterde, thans fraai okergekleurde dagkanten. De toren met drie weinig verjongende geledingen en speklagen van zandsteen is volgens de stichtingssteen in 1648 gebouwd; Anna Maria Ulgers legde de eerste steen. De meldingen van de jaren 1735 en 1843 duiden op reparaties. De windvaan in de vorm van een adelaar of een griffioen is in 1865 op het tentdak geplaatst. Onder het balkenplafond uit de 16de eeuw is in 1894 een gestukadoord plafond aangebracht met lijstwerk en enkele rozetten. Middenin het schip hangt een bronskleurige lichtkroon die rijk versierd is met leeuwenkopjes en draken. De kerkbanken met gedraaide knoppen dateren van omstreeks 1700, de grote banken zijn tot kerkenraadsbanken omgebouwde herenbanken. In de koorsluiting staat de ronde preekstoel met rond klankbord in neoclassicistische stijl, in 1840 vervaardigd door A.C. Cramwinkel. Op de als gegroefde zuilbasis uitgewerkte kuip hangt een aan linten en ringen gedrapeerde guirlande. Tegen de onderkant van het klankbord is een stralenster gesneden. Vier vensters zijn voorzien van gebrandschilderde ramen, in 1865 vervaardigd door Petrus van der Veen en geschonken door de kerkvoogden die hun familiewapens erin lieten verwerken. Een van de glazen toont een afbeelding van de kerk. Het orgel is in 1864 gebouwd door P. van Oeckelen.

Menaldum is een terpdorp dat enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling op de kwelderwal tussen Dronrijp en Beetgum is ontstaan. De bebouwing concentreerde zich om de kerk, behalve aan de zuidoostelijke zijde, want daar stond Orxmastate. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1786: ‘Dit dorp heeft eene schoone kerk en toren, op eene groote hoogte gebouwd, en voor weinige jaaren merkelyk versierd. De buurt ligt byna cirkelswyze ten Westen, Noorden en Oosten om de kerk, en ten Zuiden de aanzienlyke State Orxma, ook Dekama genoemd, bestaande in eene schoone oude uit het water opgehaalde huizinge en eene ruime wel aangelegde plantagie, hovinge, cingels.’ Orxmastate, een van de vele staten die bij of in de omgeving van Menaldum stonden, is in 1830 gesloopt. Hoewel Berlikum de oudste papieren leek te hebben en ook Dronrijp zich tot dorp van betekenis ontwikkelde, werd Menaldum de hoofdplaats van de grietenij. Aan het einde van de 19de eeuw zijn stukken van de terp afgegraven. Het dorp was ontsloten door de Menaldumervaart die bij Marssum overging in de Ballensvaart richting Harlingertrekvaart. Langs deze vaart ontwikkelde zich aan Lytsebuorren, Lytsedyk en Langpaed bebouwing. Ook het ten oosten van de oude kern en aan de vaart gelegen Warnserbuorren, was al in de 18de eeuw tot ontwikkeling gekomen. Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw kwam er bovendien lintbebouwing langs de geleidelijk verharde uitvalswegen: Dyksterbuorren, Rypsterdyk en Bitgumerdyk en daarna ook Ljochtmisdyk. De Menaldumers waren actief in de landbouw, de aardappelteelt in het bijzonder. In het begin van de 20ste eeuw stond het gebouw van de aardappelveiling aan de Lytsedyk. Daar staat nog het café De Aardappelbeurs. Maar ook de tuinbouw was van belang, vooral aan de Berlikumer zijde waar veel gardeniersbedrijven waren te vinden. In het centrum van het dorp staat aan Dyksterbuorren nabij de vaart het nog als grietenijhuis gebouwde gemeentehuis, een ontwerp van Thomas Romein. Het is een buitengewoon smaakvol bouwwerk in neoclassicisme met een ingangspartij die geflankeerd wordt door gietijzeren toscaanse zuilen met daarboven in de iets vooruitspringende middenpartij een drieledig venster met halfzuilen. Het gebouw wordt beëindigd door een kroonlijst en een attiek. De op een hoog en ruim kerkhof staande hervormde kerk is een robuust gebouw dat in 1874 op de fundamenten van de vorige, aan de Heilige Lambertus gewijde, kerk is opgericht. Het vijfzijdige koor was al in 1855 vernieuwd. De kerk heeft aan de noordelijke zijde een transept, een dwarsbeuk, en aan die zijde ook een consistorie van twee bouwlagen. De Menaldumer bouwondernemers M. en J.P. Boonstra voerden het werk uit, maar een architect is niet bekend. Het zou Jacob Izaaks Douma uit Leeuwarden kunnen zijn. De stijl van de kerk past wel in zijn oeuvre en deze architect maakte het ontwerp van de in 1866 opgerichte toren. Het schip van de kerk wordt geleed door pilasters en is geopend met grote rondboogvensters met traceringen van gietijzer. De toren, gebouwd ter vervanging van een zadeldaktoren, heeft drie geledingen waarvan de twee hoogste zijn versierd met rondboogfriezen van kunststeen. Het interieur is ook ingedeeld tot muurvakken tussen korintische pilasters. In het rustige interieur vallen de rijkversierde dooptuin en preekstoel met personificaties van de deugden Geloof, Hoop, Liefde, Gerechtigheid en Standvastigheid en het rijke orgelfront op. De pastorie staat aan de Mieddyk op een omgracht erf. Het is een uit 1838 daterende flinke neoclassicistische middengangwoning. Aan de Greate Buorren staan twee 18de-eeuwse woningen. In de tweede helft van de 19de eeuw groeide het inwonertal sterk en aan de belangrijke straten, zoals Dyksterbuorren, en uitvalswegen staan de representatieve woningen uit het einde van de 19de in mengstijl en het begin van de 20ste eeuw in vernieuwingsstijl en ook enkele in chaletstijl. De eerste volkshuisvesting kwam aan de Ljochtmisdyk. Na de oorlog is Menaldum, vooral sinds het vanaf het einde van de jaren zestig als forensendorp was ontdekt, sterk gegroeid aan de noordwest en zuidzijde.

De zaalkerk uit de 13de eeuw heeft veel sporen in het muurwerk die vertellen dat zij dikwijls aan veranderingen onderhevig is geweest en de 14de-eeuwse toren is evenmin ongewijzigd de eeuwen doorgekomen. Schip en koor zijn door vier lisenen in traveeën verdeeld, waarvan die van de zuidmuur niet meer compleet zijn. Er staan nu grote spitsboogvensters in; aan de zuidzijde is tussen de middelste vensters een dichtgezet, oorspronkelijk rondboogvenster van romano-gotisch formaat te zien. In de noordmuur zit een dichtgezette rondbogige ingang en boven de huidige korfbogige ingang staat een dichtgemetselde nis, mogelijk een oude beeldnis. Op dezelfde plaats aan de zuidzijde is de ingang met pleister dichtgemaakt, voorzien van een venstertje dat de voorkerk verlicht. Iets verder oostwaarts zit opnieuw een spoor van een rondbogige ingang en weer verder naar het oosten zijn de dichtgemetselde priesteringang en bij het koor het restant van een hagioscoop te zien. De warrige verstoring van het metselwerk aan de noordzijde kan een vroegere hagioscoop zijn. De rechte koorsluiting is duidelijk van eenvoudige, romano-gotische stijl: twee rondboogvensters met gepleisterde dagkanten en in de geveltop gepleisterde spaarnissen in geblokte vormen. De hoge, ongelede toren heeft een achtzijdige, ingesnoerde spits. Ongeveer in het midden zitten luiken en bovenin staan aan elke zijde spitsbogige galmgaten, aanwijzingen dat de toren in de 14de eeuw tot stand is gekomen. Hij lijkt jonger door een beklamping uit waarschijnlijk de 18de eeuw. In de toren hangt een klok uit 1774, gegoten door Claude Fremy. In de door een vlak balkenplafond gedekte kerkruimte herinnert slechts één aspect aan voorreformatorische tijden. In de sluitwand van het koor zit een sacramentsnis in gotische vormen. De preekstoel met klankbord tegen de zuidwand is in 1718 vervaardigd en voorzien van losstaande, gewrongen hoekzuilen en het snijwerk op de panelen is van Jan de Rijk. Ertegenover en in de koorsluiting staan vijf herenbanken uit de 17de en 18de eeuw met gesneden kuifstukken op de rug-schotten. Het orgel is in 1898 vervaardigd door J. Doornbos en inmiddels uitgebreid.

Het terpdorp Metslawier was sinds het einde van de 18de eeuw de hoofdplaats van de gemeente Oostdongeradeel. Het is enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling ontstaan. De bebouwing heeft zich lang beperkt tot de ovaalvormige terp met ringweg, de Master van Loanstrjitte en Balthasar Beckerstrjitte. Aanvankelijk stond de bebouwing vooral ten noorden van de kerk, maar daarna is het geheel compact bebouwd geraakt. De meeste huizen zijn gericht op de radiale paden en wegen binnen de ringweg. Gedurende de 19de eeuw vonden wat dorpsuitbreidingen plaats in oostelijke richting, waar de terp het sterkst was afgegraven. Aan de Balthasar Beckerstrjitte werd in 1876 het gemeentehuis op de plaats van het oude rechthuis, tevens herberg, gebouwd. Het is een blokvormig gebouw van eenvoudige allure, zes venstervakken breed en twee lagen hoog. Verder kwamen aan deze belangrijke ontsluitingsweg vrijstaande villa’s en enkele monumentale boerderijen. Helemaal in het oosten is in 1912 de gereformeerde kerk gebouwd, een eclectisch decoratief zaalkerkje. Aan de noordzijde staat het kleine station dat als halte van de lokaalspoorweg van 1912 tot 1936 heeft gefunctioneerd. Na de oorlog is er aan de zuidzijde een aanzienlijke dorpsuitbreiding ontwikkeld. In de 17de eeuw is in zuidelijke richting de dorpsvaart gegraven om verbinding te krijgen met de Zuider Ee en het achterland. De hervormde kerk is ter vervanging van een ouder gebouw in 1776 tot stand gekomen. Het heeft een eenvoudig schip, een driezijdig gesloten koor en een ingebouwde toren met spits. De gevels hebben rondbogige vensters, waartussen pilasters staan met eenvoudige lijstkapitelen. Boven de ingang aan de zuidzijde zit een gedenksteen met gesleten opschrift over de eerste steenlegging. Er is een bekroning van een gebeeldhouwd alliantiewapen. In de buitenmuur van het koor zit een steen die de Allerheiligenvloed in 1570 herdenkt. Metslawier dankt zijn karakter niet aan monumenten van opmerkelijke kwaliteit, maar aan het schilderachtige en gave, ingetogen geheel. De dorpsvernieuwing in het begin van de jaren zeventig is nationaal ten voorbeeld gesteld.

De kerk gewijd aan Sint-Bartholomeus staat op de hier negen meter hoge Hondsrug en heeft een ommuurd kerkhof. Het oudste gedeelte is het rechtgesloten koor dat mogelijk al aan het einde van de 12de eeuw tot stand is gekomen. Het onderste gedeelte van de op zwerfkeien gefundeerde toren is aan het begin van de 13de eeuw gebouwd en het schip met gotische karaktertrekken volgde in de eerste helft van deze eeuw. In de 15de eeuw is de toren verhoogd en de zadeldakbekroning is mogelijk in de 16de eeuw toegevoegd. In de 15de eeuw kreeg het koor de fijne kruisribgewelven en de huidige spitsboogvensters zijn ook uit deze tijd. In de loop der eeuwen is nogal wat aan de kerk en toren veranderd, maar er is toch een harmonieuze eenheid ontstaan. Het schip wordt geschoord door veelvoudig versneden steunberen en is geopend met spitsboogvensters met witte dag-kanten. In zowel de noordelijke als de zuidelijke muur staan rondbogige, dichtgemetselde ingangen, waarvan de noordelijke fraai is omlijst. In de rechte sluitmuur van het koor zitten aan weerszijden van het grote venster sporen van kleine rondboogvensters – in de noordelijke koormuur zit nog zo’n venster – en hoger zien we de even vage sporen van een kapvorm, die vertellen dat het koor óf eens verhoogd werd, óf dat er nog een apsis aangekapt is geweest. De toren heeft drie geledingen waarvan de onderste twee versierd zijn met rondbogige spaarvelden in laat-romaanse vormen. De hoogste torengeleding is onversierd en bevat de galmgaten. Op de naald van het zadeldak staat de windvaan in de vorm van een paard op een opvallend sierlijke stander. Het interieur van het schip wordt gedekt door een vlak balkenplafond; het koor heeft kruisribgewelven. Boven de spitsbogige triomfboog tussen schip en koor zit een 15de-eeuwse muurschildering met een voorstelling van heiligen in gotische nissen. De preekstoel met klankbord en getorste zuilen op de kuiphoeken dateert van 1675. Het orgel is in 1876 gebouwd door P. van Oeckelen.

Midlum is een terpdorp en eeuwenlang een vooruitgeschoven post van Franekeradeel geweest. Het is ontstaan op een van de terpen die hier, zo dichtbij de zee, nogal dicht gezaaid waren. Het dorp was het eerste aan de rijweg, de Witteweg, van Harlingen naar Leeuwarden. De bedrijvige Koningsbuurt hoorde er ook bij. Daar stonden onder meer tichelwerken, kalkbranderijen en leerlooierijen. De kerk was in de Middeleeuwen een dochterkerk van de augustijner abdij Ludingakerk die tussen Harlingen en Achlum lag. Het dorp met zijn Koningsbuurt is jaren geleden bij de stad Harlingen gevoegd. De kerk staat op een rechthoekige, vrij hoge terprest waar het dorp met hier en daar enige oude bebouwing onmiddellijk omheen gegroepeerd is. Aan de westzijde staan agrarische gebouwen en aan de noordoostzijde een groep gerestaureerde diaconiewoninkjes met gevelankers (1702). Langs de oude rijweg staat ook nog enige 19de en vroeg-20ste-eeuwse bebouwing, waartussen een voormalige smidse. Verder is het dorp, pas na 1950 sterk uitgebreid met volkswoningen en later met woningen in de vrije sector. Dat is in stroken ten noorden en oosten van de kerk maar vooral ten zuiden van de Leeuwarderweg gebeurd. De kerk op het vrij ruime en hoge, door een ligusterhaag omzoomde kerkhof dateert grotendeels uit het begin van de 13de eeuw, maar zij heeft veel verbouwingen ondergaan. Vooral de toren, die in de 18de eeuw een elegante bekroning van een lantaarn bezat, is sterk gewijzigd. Hij is in 1810 verlaagd en voorzien van een achtkante ingesnoerde spits. Deze toren is helemaal van geel baksteenmateriaal, deels moppen en merendeels kleine drielingen opgetrokken. Aan het begin van de 20ste eeuw is de kerk opgeknapt, ommetseld, met uitzondering van de noordgevel die nog gele kloostermoppen laat zien. De zuidelijke muur is bepleisterd. Rond de ingang en de rondboogvensters steken de dagkanten van bruine mangaansteen uit. In het driezijdig gesloten koor zijn enige bouwsporen van vroegere openingen te zien, maar vooral de noordmuur is mededeelzaam met allerlei sporen van vensters en poortopeningen. Bij de toren staat een waarschijnlijk 18de-eeuwse zerk met een pracht van een afbeelding in hoog reliëf van een molen met schuren en zagerijen.

De kerk van Noordwijk staat op een kruispunt van wegen op een aanzienlijk verhoogd en ruim kerkhof dat opvallend veel graven bevat. De kerk is moeilijk te dateren omdat het gebouw in 1868 geheel is gepleisterd waardoor de geschiedenis onder deze laag verscholen ligt. Het is bekend dat het gebouw van kloostermoppen is opgetrokken. Door de zowel uitwendig als inwendig diepe dagkanten van de vensters is zwaar muurwerk te zien dat niet jonger dan de 15de eeuw zal zijn. In 1868 is de kerk sterk verbouwd. De huidige vier spitsboogvensters aan beide zijden en de twee rondboogvensters en het halfronde venster in de geveltop van de rechte koorsluiting dateren van die tijd. De pleisterlaag is toen aangebracht in een patroon van blokken om natuursteen te imiteren. De huidige ingang aan de noordzijde zit waarschijnlijk wel op de oorspronkelijke plaats, vanouds de plaats van de vrouweningang. De corresponderende mannendeur aan de zuidzijde zal onder het pleister wel sporen hebben nagelaten maar is nu niet te zien. De gevels kregen bij de jongste restauratie een bij het geblokte pleister passende kleur, een warm oker. De aardige dakruiter met elegant geschulpte spits is in 1710 op de verder gesloten westelijke gevel geplaatst. Er hangt een klok in die in 1712 in Amsterdam is gegoten, een geschenk van de collator van de kerk: Carel Ferdinand, graaf van In- en Kniphuisen. Ook de windvaan was een schenking van de collator en deze vertoont dan ook de leeuw uit diens wapen. Het inwendige van de kerk wordt gedekt door een gestukadoord tooggewelf en bevat nog het complete bankenplan. Tegen de oostelijke sluitwand is binnen het doophek met ijzeren sierroosters de preekstoel met klankbord opgesteld, een renaissancemeubel met getordeerde hoekzuilen uit het eerste kwart van de 17de eeuw. Het orgel is in 1871 gebouwd door de firma Van Oeckelen. Achter op het kerkhof staat een aardig 19de-eeuws baarhuisje, het startpunt van het Leedaanzeggerspad. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Midsland is een streekdorp dat is ontstaan op een oude strandwal. Ten zuiden van het huidige dorp werd aan de Hoofdstraat in de 10de eeuw al een houten kerkje van Stryp gesticht, dat later in steen is vervangen. Maar ook noordelijker, op de huidige plaats van de kerk, is in de 14de of 15de eeuw een kerk gesticht. In de omgeving van het dorp ontstonden nog andere buurschappen: Baaiduinen, Kinnum, Kaart en meer westelijk Hee. Rondom de kerk van Midsland heeft, in tegenstelling tot de andere Terschellinger dorpen, komvorming met een vrij dichte bebouwing plaatsgevonden. Over een slenk werd de Westerdam aangelegd waardoor Stryp aan Midsland vast kon groeien. De Stryper kerk werd in 1569 verwoest, maar het kerkhof is tot het einde van de 19de eeuw in gebruik gebleven. De grafheuvel die meters boven de omgeving uitrijst, raakte in verval. Er staan de voor de eilanden en de kuststreek kenmerkende natuurstenen grafpalen uit het einde van de 16de en het begin van de 17de eeuw die met rolwerk en Vlaamse wortels de rijpe renaissance vormgeving bezitten die de beeldhouwateliers van de vaste wal zo goed beheersten. Het Stryper kerkhof is opgeknapt en nu zijn nog zo’n twintig van deze grafpalen te bewonderen. Nadat de oude kerk van Midsland in 1880 werd afgebroken, is het jaar daarna een kruiskerk in decoratieve mengstijl naar ontwerp van M. Daalder uit Den Helder gebouwd. Op de zuidbeuk kwam een forse lantaarn met een achtzijdige spits. De niet al te degelijk gebouwde kerk is verschillende malen hersteld en op details gewijzigd. Inwendig heeft zij een gestukadoord kruisgewelf, twee galerijen en een orgelbalkon met een orgel uit de bouwtijd. Aan de Heereweg staat het voormalige diaconiehuis uit omstreeks 1880. Aan de Oosterburen staat het van neoclassicistische elementen voorziene Polderhuis (1872) waar de bestuurders van de ingepolderde landerijen (grieën) bijeenkwamen om hun belangen te bespreken. In het dorp zijn verschillende 17deeeuwse woningen met tuitgevels met vlechtingen te vinden.

De kerk staat op een omgracht kerkhof. Het schip is in het tweede kwart van de 13de eeuw in romano-gotische stijl gebouwd. In de onderzone van het muurwerk staan aan beide zijden sporen van meest rondbogige toegangen. De bovenzone is ingedeeld met vensters en nissen, waarbij het opvalt dat de indeling onderling sterk verschilt. Mogelijk is nog in de middeleeuwen in de noordmuur het schema van vensters en nissen omgedraaid; er staan smalle rondbogige vensters met gepleisterde dagkanten, onversierde nissen en een dichtgezet venster met kraal in de dagkant. In de van steunberen voorziene zuidmuur is het oorspronkelijke programma beter te zien: per travee twee nissen met kepervormig metselmozaïek aan weerszijden van twee vensters. In de 17de eeuw zijn in beide zijmuren brede spitsboogvensters met gepleisterde dagkanten gebroken. De in de 14de eeuw toegevoegde koortravee bezit in de rechte sluiting grote spitsboogvensters en in de geveltop fraaie klimmende spaarnissen met metselmozaïek in keper- en vlechtpatroon. De oorspronkelijk vrijstaande romaanse toren is in 1639 met een half travee aan het schip verbonden. Daarnaast is hij omklampt en verhoogd met twee geledingen die voorzien werden van openingen met natuurstenen traceringen, een balustrade en een elegante bekroning van een uivormige spits. Onder het houten tongewelf – muraalbogen van de vroegere overwelving zijn nog zichtbaar – is de kerkruimte ingericht met excellent meubilair uit de 17de en 18de eeuw. De rijk gesneden kansel met klankbord in barokstijl is in 1743 vervaardigd, gelijk met het fraaie doophek. In de tweede helft van de 17de eeuw plaatste men de koorafsluiting en de op zuilen getilde herenbank, een loge die in Ostfriesland veel voorkomt en daar empore heet. Ook de andere herenbanken en kerkbanken kregen prachtig snijwerk. In 1718 zijn de koorvensters voorzien van zeer kleurige, gebrandschilderde ramen met teksten en familiewapens die verwijzen naar de bewoners van de borg Thedema, die verder ook veel voor de kerk hebben betekend. Het orgel is omstreeks 1650 waarschijnlijk gebouwd door A. de Marez en onderging later enkele wijzigingen.

Miedum is een terpdorp waar in de loop der eeuwen niet zoveel van overgebleven is. Echter aan de uiterste noordelijke rand van de gemeente Leeuwarden heeft het wel een markante scheve wachter, een toren net zo scheef als de Oldehove. In de Tegenwoordige Staat van Friesland uit 1786 is te lezen: ‘Dit kleine dorpje heeft een Kerk met een toorntje, in de zestiende eeuw getimmerd. Even ten Noorden van hetzelve loopt eene dwarsvaart uit de Ee naar de wateren van Tietjerksteradeel.’ Vijftien jaar later had het dorp 64 inwoners. In het midden van de 19de eeuw weet het Aardrijkskundig Woordenboek: ‘Vroeger stond hier eene kerk, met een torentje, doch zonder orgel, welke omstreeks het jaar 1630 gesticht werd. Zij is voor eenige jaren afgebroken, doch de toren is alleen blijven staan.’ De kerk is in 1834 afgebroken: de kleine gemeenschap kon de onderhoudskosten kennelijk niet meer opbrengen. Ondanks zijn verweerde uiterlijk staat de toren er nog trots bij. Het is een kenmerkende zadeldaktoren met schouders op de hoeken en een ijzeren kruis op de naald. Aan de westzijde zit een eenvoudige deur in een nis die heel even spitsbogig is en aan de oostzijde is beneden een spitsboognis te zien. De toren is misschien al gebouwd in de 14de, maar waarschijnlijker in de 15de eeuw. Uit de Middeleeuwen is er maar weinig te zien, want de toren kreeg in de 19de eeuw een nieuwe mantel aangetrokken, aan drie zijden van grauwbruine en aan de oostzijde van gele steentjes. Onderin zitten oudere verrassingen: een soort plint van stenen in flinke afmetingen, moppen en rooswinkels die uit de late Middeleeuwen stammen. Het kunnen stenen zijn die hergebruikt zijn van de in 1834 afgebroken kerk. Aan het Wynserbinnenpaed 22 staat een boerderij die na brand in 1962 in traditionele vormen is herbouwd. De nieuwe kop-hals-rompboerderij, eigendom van het Sint-Anthony-gasthuis in Leeuwarden is door P. Kingma Lzn. ontworpen en misschien wel de laatst gebouwde van zijn soort.

De rechtgesloten zaalkerk is in de eerste helft van de 13de eeuw van warmrode baksteen gebouwd in de voor deze streek zeldzame romano-gotische stijl. De kerk is drie traveeën diep, aangegeven door lisenen in het muurwerk. De benedenzone van het muurwerk is vlak en onversierd. De ingangen aan noorden zuidzijde zijn dichtgemetseld, die aan de noordzijde liet het duidelijkste spoor achter. De bovenzone bezit een prachtige plastische geleding van nissen in verschillende formaten die gevuld zijn met metselmozaïek. Aan de noordzijde zit een dubbelboognis met een console onder de boogjes. Daartussen hebben kleine vensters gestaan maar deze zijn verdrongen door grote rondboogvensters die er vermoedelijk in de 18de eeuw zijn ingebroken. Aan beide zijden van de oostelijke travee zijn twee smalle nissen te zien waarin dichtgezette kleine vensters zijn verwerkt. De oostelijke sluitmuur laat het romano-gotische karakter nog het gaafst zien. Er zit een fraaie compositie van nissen: aan de zijkanten brede dubbelboognissen met consoles en kepervormig metselmozaïek en daartussen drie slanke rondboognissen die kleine klimmende vensters hebben bevat, maar later zijn dichtgemetseld. De geveltop is versierd met vijf klimmende rondboognissen. In 1906 is de westgevel vernieuwd en is er een tochtportaal voor gebouwd in een weinig passende stijl. De dakruiter met spitsje dateert uit 1873. Het interieur wordt gedekt door een witgesausd tongewelf met – in 1857 aangebrachtetrekbalken. De oostelijke sluitwand vertoont twee nissen van dichtgezette romaanse vensters en daarnaast een spitsboognis van een iets beschadigde, fraaie piscina. In de wanden wijzen resten van muraalbogen op een vroegere stenen overwelving. De laat-18de-eeuwse preekstoel draagt op de kuippanelen gesneden symbolen voor de vier jaargetijden: bloesem, korenaren, druiven en schaatsen. De herenbank is eveneens 18de-eeuws. De avondmaaltafel, een fraai meubel in Lodewijk XVI-stijl is een schenking van de familie Van Teijens, een vermogende familie uit Beetsterzwaag die ook de Coendersborg bezat. Van deze familie hangen twaalf ruitvormige rouwborden, afkomstig uit Beetsterzwaag, nu in Nuis. Het orgel is in 1953 uit verschillende oudere instrumenten samengesteld. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Mildam is een streekdorp aan de Schoterlandseweg van Oudeschoot naar Donkerbroek dat in de 18de eeuw is ontstaan bij een plaats waar de Tsjonger kon worden overgestoken. Daar heeft het dorp zijn naam ook aan te danken. Er ligt nu een ijzeren ophaalbrug. De Tegenwoordige Staat van Friesland nam in 1788 niet de moeite om het dorp apart te vermelden, maar vatte de dorpen Brongerga, de Knipe en Mildam samen. Wel staat er te lezen: ‘Mildam is eene niet onvermaaklyke buurt, welke, voorzien met eene Kerk en Windkorenmolen, in grootte veele Dorpen overtreft, en gelegen is aan den rydweg tusschen Oude Schoot en Nieuwe Horne, op den wal van den dikwyls gemelden Kuinder stroom.’ De eenvoudige dorpskerk is in 1726 gebouwd, een ongelede en van enige rondboogvensters voorziene zaalkerk met een driezijdig gesloten koor. Naast de torenloze kerk staat een even eenvoudige klokkenstoel met zadeldak. Daarin hangt een in 1688 door Petrus Overney gegoten klok die afkomstig is uit de in 1972 afgebroken klokkenstoel van Hoornsterzwaag. Aan de Schoterlandseweg staat ook de herberg ‘Het Wapen van Schoterland’, reeksen vroege (1922) woningwetwoningen en de gereformeerde kerk uit 1857 met een in 1950 vernieuwde gevel. Bij de ijzeren ophaalbrug over de Tsjonger, Bruggelaan 10, staat een wit geschilderde enigszins chaletachtige brugwachterwoning in eclectische stijl. De reeks wachterwoningen bij de in 1886/’88 gekanaliseerde Tsjonger of Kuinder, de brug bij Mildam en de sluizen onder Oudehorne, Jubbega en Donkerbroek zijn van eenzelfde type. De woning vormt aan de zuidelijke rand van Mildam met de ijzeren flapbrug een monumentaal ensemble. Aan de Aaltjelaan (moet zijn: IJntzelaan - red.) kocht kunstenaar Louis le Roy aan het begin van de jaren zeventig een vier hectare groot terrein bij Mildam, een overbemeste cultuursteppe, die hij lukraak inzaaide. De restanten, meer dan 15.000 ton puin, van de stedelijke cultuur zijn gestort om er een eco-kathedraal te vormen. Het is een complexe woekering met overdachte structuren van terrassen, trappen, torens, poorten, gangen en stegen.

De bouw van de huidige kerk, fraai gelegen op het hoogste punt van het compacte wierdedorp, is begonnen in de 13de eeuw. Het korte schip vertoont aan de noordzijde lisenen, in de onderzone de dichtgezette rondbogige vrouweningang en in de bovenzone twee kleine romaanse vensters op onderling iets verschietende hoogte. Aan de zuidzijde zijn in het schip grote gotische spitsboog-vensters met gepleisterde dagkanten ingebroken. Onder het tweede venster zijn de resten van de manneningang zichtbaar; deze is dichtgemetseld met kepervormig siermetselwerk. In de 15de eeuw zorgde de uitbreiding met een driezijdig gesloten koor voor een verdubbeling van het bouwwerk. Dat gebeurde in een kenmerkende laat-gotische stijl met eenmaal versneden hoekberen en grote spitsboogvensters met gaffeltraceringen. Rondom is onder de dakvoet een zaag-tandlijst aangebracht. De toren met zadeldak is in de 14de eeuw gebouwd en heeft over de begane grond een ribloos koepelgewelf. Hij stond aanvankelijk los van de kerk, maar is er spoedig met een tussenstuk aan verbonden. In dit verbindingsstuk staat een vrij recente ingang in een rechthoekig kozijn en aan die zijde bevat ook de toren een ingang, rondbogig met op het sluitsteentje: Anno 1790. De toren is ongeleed, kreeg in de westgevel een klein spitsbogig venstertje en heeft boven rondbogige galmgaten. Het interieur wordt overdekt door een vlak balkenplafond. De wanden laten duidelijk via sporen van muraalbogen zien dat de ruimte op romano-gotische wijze overwelfd is geweest. Bovendien zijn in de wanden enkele nissen te zien. De preekstoel met klankbord is in 1780 vervaardigd in rococo-vormen en draagt de wapens van de schenkers, de families Van Nyeveen, Sichterman en Vinkers. De trap kreeg bijzonder elegante balusters. In het koor staat sinds 1971 een fraai kabinetorgel dat in 1775 door H.H. Hess werd gebouwd en waarvan het instrument grotendeels is vernieuwd. De avondmaaltafel met marmeren blad is in 1790 in een eenvoudige Lodewijk XVI-stijl gemaakt en draagt de naam van de schenkster in grote letters op de voorzijde. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Minnertsga is het meest oostelijke terpdorp op de belangrijkste kwelderwal van het oude Barradeel. De terp is vanaf de 8ste eeuw opgeworpen. Sinds het door de gemeentelijke herindeling bij Het Bildt werd ingedeeld, is dit het oudste dorp van de gemeente. In de Tegenwoordige Staat van Friesland uit 1786 is te lezen: ‘Minnertsga is het grootste dorp der Grieteny. Hier vindt men eene zwaaren Kerk en toren, weleer, volgens de overleveringen, gediend hebbende tot eene Vuurbaak, met eene groote dubbele Kerkbuurt, en in den omtrek 40 stemdraagende plaatsen waaronder vanouds veele Adelyke Staten zyn geweest.’ Die stinsen en staten waren onder meer Groot Hermana, onmiddellijk ten oosten van het dorp en Klein Hermana even noordelijker dat het met zijn mooie park tot 1836 heeft volgehouden. Verder: Farnia, Tjessinga, Haytsma, Groot Folta, Folopta die al vroeg zijn verdwenen en meestal zijn vervangen door boerderijen. Helemaal in het zuiden lag Sixma van Andla State dat eind 18de eeuw vervallen raakte en waar ook een boerderij voor in de plaats kwam. Minnertsga is als grootste dorp korte tijd, van 1820 tot 1832, hoofdplaats van Barradeel geweest, maar het grietenijbestuur is toen naar het centraler Sexbierum verhuisd. Het dorp is vanouds naar het zuiden ontsloten via de Minnertsgaaster Vaart naar de Ried. De doorgaande weg van Tzummarum naar Sint-Jacobiparochie loopt met enkele flauwe bochten over de terp en langs het ruime kerkhof in het midden. De historische bebouwing is vooral aan weerszijden van deze Ferniawei, Meinardswei en Hermanawei te vinden. Zo staan aan de Meinardswei – eigenlijk de Buorren – twee voormalige cafés niet al te ver van elkaar verwijderd. Het Stationskoffiehuis is een eenvoudig blokvormig gebouw van twee bouwlagen met een schilddak. Ook het huidige café snackbar ’t Centrum is eveneens blokvormig en met twee lagen, dat neoclassicistisch is versierd en beneden etalages bezit met een portiekingang tussen zuiltjes. Mogelijk had het vroeger een winkelfunctie. Op nummer 36 staat een diep 18de-eeuws pand met een topgevel met vlechtingen en een natuurstenen bekroning. Nummer 44 is een fraai pand van één bouwlaag met schildkap. Het front heeft een neo-classicistische ingang met gecanneleerde pilasters en ionische kapitelen. Er staan stoeppalen en een smeedijzeren hek met bloempjes. Op nummer 40 staat een pand met een grote gevelsteen met een voorstelling van de uitdrijving uit het paradijs. Ten noorden van de hoofdstraat duidt de Stationsstraat op een bijzondere functie. Daar is inderdaad het nu voor een andere bedrijfsbestemming gebruikte station van de lokaalspoorweg te vinden, een halte eerste klasse uit 1901. Aan de westzijde staat de gereformeerde kerk uit 1908, waarvan vooral het elegante torentje opvalt. De hervormde kerk, oorspronkelijk gewijd aan Sint-Martinus, staat op een ruim kerkhof dat is omgeven door een smeedijzeren hek en een kastanjezoom. Het grote laat-gotische kerkgebouw is in verschillende bouwfasen in de 15de en 16de eeuw tot stand gekomen. In 1947 is het gebouw door brand verwoest. De restauratie is meteen begonnen en uit allerlei hoeken van Friesland is niet alleen hulp geboden, maar er kwamen bovendien van veel zijden meubilair en andere inventarisstukken, waardoor de kerk weer kon worden ingericht. Zo ligt op de vloeren een boeiende collectie grafstenen, afkomstig uit de toen gesloopte Galileërkerk in Leeuwarden. De 19de-eeuwse preekstoel is afkomstig uit Blije en het kleine Brabantse orgel is via Wjelsryp naar Minnertsga gekomen. Het muurwerk is grotendeels opgetrokken uit afwisselende lagen rode en gele moppen, wat bij dit grote gebouw bijzonder effectief is. Dit decoratieve werk dateert uit de 16de eeuw. Aan de noordzijde is op de plaats waar een sacristie is afgebroken een stuk 13de-eeuws muurwerk zichtbaar. Er zijn spitsbogige vensters en de muren worden door beren gestut. Het koor heeft een vijfzijdige sluiting. Tegen de noordgevel staat een laat-middeleeuwse toegangspoort met metselmozaïek, gevat in een rechthoekige omlijsting van getordeerde kralen. De toren uit 1505 bestaat uit twee geledingen en een sterk verjongde hoogste geleding met een zadeldak uit 1818, wat Minnertsga een karakteristiek silhouet heeft bezorgd.

De aan de zendeling Liudger gewijde kerk staat krap midden tussen de dorpsbebouwing. De kerk kwam in de 13de eeuw tot stand in een eenvoudige romano-gotische stijl, die aan de noordzijde goed is te zien. In de bovenzone van de door lisenen gescheiden traveeën staan steeds twee met kralen geprofileerde rondboogvensters, geflankeerd door nissen. In de tweede travee zitten sporen van een dichtgezette rondbogige ingang en een laag spitsboogvenster en in de koortravee twee sporen van kleine openingen, mogelijk van een hagioscoop en/of piscina. De zuidmuur laat alleen in de eerste travee twee nissen zien en vervolgens een aantal sporen van vensters of nissen. Hier zijn drie grote spitsboogvensters ingebroken. De rechte koorsluiting vertoont geen oude sporen en bezit twee grote spitsboogvensters. De kloeke zadeldaktoren uit de 15de eeuw rijst ongeleed omhoog. Boven de spitsbogige galmgaten is de oostelijke geveltop met drie sleutelgatvormige nissen versierd. De toren heeft beneden aan elke zijde een ingang (gehad). Aan de noordzijde zit een dichtgemetselde rondboogingang, aan de westzijde staat een ingang in een spitsbogige nis en een spitsboogvenstertje. Aan de westzijde is ook de tegenwoordig gebruikte ingang met een barok, zandstenen poortje uit 1664 met een rijke bekroning te vinden. De torenruimte met het portaal en cachotruimte bezit een koepelgewelf en wan den met een spitsbooggeleding. De kerkruimte heeft een 17de-eeuws houten tongewelf op een koof met sleutelstukken. In de noordwand zijn sporen van de muraalbogen van de vroegere stenen gewelven te zien. Nabij de orgelgalerij zit een renaissance-aedicula met uurwerkplaat met een enkele wijzer uit 1650. De preekstoel, hoewel gewijzigd, dateert evenals de drie herenbanken tegen de sluitmuur en de collatorenbank ten oosten van de preekstoel uit de 17de eeuw. Aan het doophek is een fraaie koperen offerbus op een console in de vorm van een handje bevestigd. Onder het koor zitten twee grafkelders, waarvan een van de familie Ripperda met de gebeeldhouwde, zandstenen sarcofaag voor Margareta gravin van Coblenz, die in 1730 overleed. Het orgel is in 1903 door de gebroeders Van Oeckelen gebouwd.

Wierum is een terpdorp dat op een kwelderwal vlak bij de zee in de vroege Middeleeuwen is ontstaan. Deze gevaarlijke ligging is niet zonder gevolg geweest. Het noordoostelijke gedeelte van de rechthoekige terp is in zee verdwenen en aan die zijde zal ook een deel van het dorp aan de golven ten prooi zijn gevallen. De kerk lijkt tegen de hoge zeedijk aan te leunen. Vanouds is Wierum dankzij deze ligging een vissersdorp geweest. Aan het begin van de 19de eeuw gaven tien schepen aan vijftig vissers werk en in 1882 telde de vloot vijftien aken die van een bun waren voorzien, waardoor de schol in vers water naar de wal kon worden vervoerd. In een vliegende storm op 1 december 1893 vergingen dertien van de zeventien schepen: 22 vissers verdronken. Op de dijk herinnert een monument aan het dorpsdrama. De visserij is hier niet meer van hersteld. Er zijn veel kenmerkende vissershuizen verdwenen. Aan het plein tegenover de kerk herinnert het vissershuis uit 1832, thans waterschapshuis, wel aan de maritieme geschiedenis. Het is een wat plechtig gebouw van vijf venstervakken breed en twee bouwlagen hoog met een omlijste toegang en een voor het dak uitgebouwde kajuit. De dorpskerk staat nu aan de noordelijke marge van het uit dichtbebouwde straten bestaande dorpsweefsel. De aan Maria gewijde kerk dateert uit de 12de eeuw. Het kerkschip is met koor in 1912 door een nieuw gebouw vervangen, waardoor een opmerkelijk stuk geschiedenis is weggepoetst. De tufstenen toren uit de 12de eeuw is wel gehandhaafd. Hij vormt met de aangrenzende zijruimten die op de begane grond en op de verdieping met de torenruimte verbonden zijn, een westwerk. Aan de buitenkant is de toren versierd met spaarvelden en rondboogfriezen en boven op het zadeldak prijkt een aak als windvaan. Nog voor de Doleantie stichtten de Afgescheidenen in 1875 een eigen kerkgebouw, achter de rooilijn in de Haadstrjitte. Het hoogst bescheiden bouwwerk maakt zijn kerkelijke functie eigenlijk alleen kenbaar met de kerkramen.

Het kleine dorp Mirns wordt voor het eerst vermeld in de 12de eeuw en ligt ten zuiden van het veel grotere Bakhuizen dat op zijn grondgebied is ontstaan. Het bestaat uit twee buurten met vrij open bebouwing. Het noordelijke gedeelte bestaat uit bebouwingsstreken bij de kruising van de Breelenswei en de Murnserdyk naar het zuiden. Het zuidelijke deel is de oorspronkelijke kern en ligt op een meter of vier hoogte op de Mirnser Klif nabij de kust. Het vertoont een begin van komvorming. Daar stond tot in het midden van de 18de eeuw de kerk. Tussen wat groepjes huizen en enige boerderijen ligt het schilderachtige kerkhof met een klokkenstoel met schilddak, die er al voor 1723 stond. In veel Friese dorpen werden in de oorlogstijd door de bezetter de klokken gevorderd, in Mirns werd niet alleen de klok, maar ook de klokkenstoel oorlogsslachtoffer. Niet door de schuld van de bezetter, maar door een ongeluk van een neerstortende geallieerde Lancester bommenwerper. De klokkenstoel is in een lagere en zwaardere vorm herbouwd. Westelijk staat een eenvoudige middengangswoning op een erf met geschoren hagen, oostelijk een grote stelpboerderij met een trage dakhelling. Aan de Murnserdyk staat bovendien een woonhuis met neoclassicistische karaktertrekken. Bij de Wieldyk nabij de kust staat een kleine Amerikaanse windmotor uit omstreeks 1920. Recentelijk is er nabij de gemeentegrens van Gaasterlân en Nijefurd een omvangrijk buiten gebouwd in de vorm van een middeleeuwse stins, maar dan toch weer in vrij moderne uitdossing. Voor de kust ligt westelijk het natuurgebied de Mokkebank. Het reservaat ontleent zijn naam aan de grote groepen meeuwen, ‘mokken’, die er broeden. Nu wordt de bank bezocht door andere vogelsoorten. Er is een pad naar een vogelkijkhut. Oostelijk strekt zich de soms tot ruim vijf meter opgestuwde hoge keileemrug van het Mirnser Klif uit, die achter het Rijsterbos ’s zomers zeer druk bezocht wordt. Daar bevindt zich dan ook een paviljoen. Mokkebank en klif worden beheerd door It Fryske Gea.

De kerk staat op een omgrachte, tamelijk hoge wierde. Het aan Sint-Nicolaas gewijde gebouw is in de eerste helft van de 13de eeuw totstandgekomen en wordt algemeen beschouwd als een excellent voorbeeld van middeleeuwse siermetselkunst. Het schip is vrij ingetogen; de apsis is van grote rijkdom. De westgevel bezit een dakruiter die een losstaande klokkentoren, afgebroken in 1829, vervangt. De westelijke, jongste helft van het schip bezit in de bovenzone dubbel geprofileerde rondboogvensters en onder de dakvoet een tandlijstje. Onderin staan dichtgemetselde ingangen, noord een licht spitsbogige met een rondstaaf waarboven een spoor van een aankapping zit; zuid een gotische in een spitsbogige nis en ook hier een moet van een aankapping van een portaal of andere aanbouw. Meer naar het westen zit een rechthoekig spoor met een plaat voor een citaat uit Jesaja 2:3. Het iets smallere oostelijke gedeelte is aan beide zijden geleed door lisenen en in de bovenzone vinden we vensters met kralen voorzien van kapiteeltjes in de dagkanten en aan de oostzijde staan laaggeplaatste hagioscopen: driepasvensters in ronde nissen. Aan de zuidzijde zit hiernaast ook nog een spoor van een spitsbogige hagioscoop. De halfronde apsis is zowel uitwendig als inwendig sierlijk afgewerkt. Aan de buitenkant is de gebogen gevel in twee zones verdeeld. De benedenzone heeft spaarvelden tussen lisenen met elk een rondbogentriplet en daarboven een corresponderende zone met rondbogige spaarnissen tussen colonnetten met kapitelen, met om en om een rondboogvenster. Aan de bovenzijde wordt het geheel bekroond door een rondboogfries. De consoles van de rondboogjes zijn deels bewerkt tot kopjes, dieren of andere voorstellingen. Het interieur van het schip is gedekt door een vlak balkenplafond en na een triomfboog heeft de oostelijke travee een meloenvormig koepelgewelf met vier ribben op een fraai draagsysteem. De apsis heeft een kwartbol gewelf op vijf ronde nissen met rondstaven die op dubbele colonnetten met kapitelen van bladornament rusten. De rococopreekstoel is van 1768; de herenbank met baroksnijwerk en op het rugschot de wapens Alberda en Clant is van eerder.

Baaium is een terpdorp dat geen compacte bebouwing kent, maar buurtjes en boerderijen die om de kleine kern met kerk in het landschap lijken te zijn gestrooid. Aan de doorgaande weg van Winsum naar Dronrijp staat enige losse bebouwing. Ten noorden van de kerk is een buurtje gevormd, maar de meest samenhangende hoek is aan een pad aan de westzijde gevormd, tegenover een groot boerenbedrijf. De huizen hebben daar de Baijumer Opvaart naar de Franekervaart in de rug. Bij de kruising van de weg en de dwarspaden staat de opmerkelijke dorpskerk. Zij is uit een ruime beurs betaald en daardoor een goed voorbeeld van de overdadige mengstijl geworden. De toren is in 1865 naar tekeningen van B.J. Sitenga gebouwd en de kerk is in 1876 gerealiseerd naar ontwerp van S. van der Veen. De toren en kerk vertonen romaanse trekken, vooral de rondboogfriesjes wijzen daar op. De ingangspartij laat classicistische motieven zien. Het stucwerk van het interieur door J.D. Fast, biedt een stijlenfeest: allerlei is er tot een merkwaardige, niettemin indrukwekkende eenheid gebracht. Het volgende vers is in de 17de eeuw in een van de zijden van de doopvont van Baaium gehakt: "Dit is Baiommer vondt / Die vergeeten lagh in de grondt / Is 1668 Wederom op gerecht / om dat daer veel van wert gesecht / Godt wil ons land en dorp bevrien / Voor bij Geloof en Afgoderien." De grote vierkante vont is van roze Bremer zandsteen. De andere zijden bezitten gotische traceringen naar 15de-eeuws model. Het verhaal gaat dat zij uit de 12de of 13de eeuw zou dateren. De omvang heeft het spreekwoord ‘Sa grut as de Baeijumer fonte’ doen ontstaan. Even buiten het dorp, net in de grietenij Baarderadeel, heeft een vrouwenklooster gestaan, in 1186 vanuit Klooster Lidlum gesticht. Het werd Sint-Michaëlsberg genoemd, maar kwam vaker voor als Monnike-Baijum. Na de Hervorming is het in 1580 opgeheven. Nu staat er op het kloosterterrein ten noorden van Winsum de boerderij Mountsjebaayum.

Moddergat is een klein dijkdorp dat als westelijke uitbreiding op het Westdongeradeelster gebied van het Oostdongeradeelster dorp Paesens is ontstaan. De dorpen worden gescheiden door het water de Paesens, oorspronkelijk een zeeslenk, die zuidwaarts om Oosternijkerk heen naar Dokkum loopt. Moddergat kent net als het buurdorp Paesens een verleden als vissersdorp. Het bestaat uit twee buurten. Nabij de Paesens ligt De Kamp die aansluit op het buurdorp. Daar is in 1912 de gereformeerde kerk gebouwd, een eclectische zaalkerk met een omlijste ingangspartij en een houten dakruiter op de voorgevel. De Oere – wat de oever betekent – ligt verder westelijk. Het is een gaaf bewaarde vissersnederzetting die na restauratie deels een museumfunctie kreeg. De meeste vissershuizen dateren uit de tweede helft van de 18de eeuw. Ze zijn gewoonlijk in gele baksteen tot één laag opgemetseld en voorzien van een hoge kap die aan de zijde waar de bedsteden kwamen even doorschieten. In Visserspad 4 is de oorspronkelijke indeling bewaard gebleven met een schouw, een bedstedenwand en een betegelde kamer. Op de zeedijk herinnert een monument aan de stormramp die in de nacht van 5 op 6 maart 1883 vrijwel de gehele vissersvloot van 22 schepen uit Moddergat wegvaagde. Daarbij vonden 83 vissers de dood. De visserij heeft zich nimmer kunnen herstellen. Toch bleef de zee de voornaamste bron van bestaan. Zeevarenden gingen in dienst bij reders die soms veraf woonden, tot Vlaardingen en Emden toe. Tussen de wereldoorlogen ging het in de Waddenzee en Lauwerszee ineens opvallend goed met de garnalen. De Moddergasters pasten zich aan. De garnalen waren niet voor menselijke consumptie, maar werden verwerkt tot eiwitrijk diervoer, puf. Om ze goed te drogen werd een coöperatie gesticht die in 1924 een garnalenfabriek ten westen buiten het dorp stichtte. ‘It grenaatfabryk’, een eenvoudig roodstenen schuur met golfplaten dak, is in 1930 nog uitgebreid. In het begin van de jaren veertig liep na een recordvangst in 1940 de opbrengst snel terug. In 1943 is de fabriek opgeheven.

De Nicolaaskerk is in laatgotische stijl omstreeks 1500 gebouwd. Toen is het kerkgebouw tegen de tot dan toe mogelijk losstaande, anderhalve eeuw oudere toren geplaatst. De forse toren – de ongelede romp is 21½ (opletten)meter hoog en met de licht ingesnoerde spits reikt de toren tot ruim 41 meter – trekt de aandacht met zijn bakstenen spits. Hij is een der hoofdpersonen in de legende van drie rijke juffers die tijdens een pestepidemie elk een kloeke toren met stenen spits lieten bouwen: in Onstwedde, Schildwolde en Holwierde. De laatste stortte in 1836 in en is afgebroken. Zij kregen de naam juffertorens. Het gewicht van de spits vereiste een stevige, zware romp en goede vaklieden om de spits regelmatig en netjes te metselen. De muren van de torenromp van Onstwedde zijn 1,50 tot 1,70 meter dik. De toren had aanvankelijk alleen aan de oostzijde een ingang; later is er één aan de noordzijde bijgemaakt. Het gotische schip bestaat uit vier traveeën met eenmaal licht versneden steunberen en smalle hoge spitsboogvensters. Het koor is in dezelfde vormen vijfzijdig gesloten. Rondom is ter hoogte van de onderdorpel van de vensters een waterlijst aangebracht. Het muurwerk vertoont nauwelijks verstoringen of reparaties. In de eerste travee aan de zuidzijde is een korfbogige ingang dichtgemetseld. Aan de noordzijde is in 1713 een portaal voor de ingang gebouwd. Deze is tijdens de ingrijpende restauratie van 1928-’30 helemaal vernieuwd en toen zijn aan de zuidzijde een lage uitbouw voor de verwarming en bij het koor een consistoriekamer in Delftse Schooltrant tegen de kerk gebouwd. Het interieur heeft netgewelven op schalken en in de sluiting een stergewelf. Bij de restauratie is het oude meubilair opgeruimd en is in een nieuwe opstelling nieuw, traditionalistisch meubilair geplaatst. Met een breed preekgestoelte vrijstaand in de koorsluiting, aan weerszijden overhuifde kerkenraadsbanken en verder bankenblokken. De door onwaardig gebruik beschadigde gotische doopvont uit 1324 is teruggekeerd in de kerk. Het orgel is in 1984 gebouwd door S.F. Blank in een kas met een 18de-eeuwse vormentaal.

Boelenslaan is een jong heidedorp langs de kaarsrechte Boelenswei, vroeger Heidelaan genoemd. Tot het midden van de 19de eeuw bestond de nederzetting uit verspreid op de afgeveende heide staande spitketen, heidehutten en zelfs holen, waarin een aanzienlijk aantal arme bewoners huisde. Het behoorde bij Surhuisterveen en werd de ‘Feansterheide’ genoemd. De naam van het dorp is ontleend aan de weg, tot 1900 een zandreed gebleven, die de heide ontsloot en werd genoemd naar de familie Boelens. Leden van deze familie zijn in de 17de eeuw secretaris en grietman van Achtkarspelen geweest en hadden waarschijnlijk belangen in de verveningen. Na de stichting van een kerk in het midden van de 19de eeuw trad er geleidelijk komvorming op, een ontwikkeling die in de 20ste eeuw versterkt doorzette. Toch is het heideverleden van Boelenslaan nog goed te ervaren. In de hele zuidelijke punt van Achtkarspelen is langs de wegen, voorheen zandpaden, en de verveningswijken nog verspreide bebouwing van huizen en kleine boerderijen, soms in streekjes te vinden. Alleen het oostelijke gedeelte van dit gebied, Wildveld en omgeving, wordt administratief bij Surhuisterveen gerekend, de rest is Boelenslaan. Het zou daardoor een dorpsarchipel genoemd kunnen worden van een flinke kom en een groot aantal bebouwingseilandjes die zelfs in de 20ste eeuw nog impulsen kregen door verspreide volkshuisvesting in de late jaren dertig aan de Spekloane, De Trije Roeden, De Fjouwer Roeden en de Bethlehemsreed. Het laatste nederzettinkje van vier woningen tegen de grenzen van het dorp Houtigehage in de gemeente Smallingerland had uitgebreid zullen worden als de oorlog niet was uitgebroken. In 1851/’52 is de kerk gebouwd en spoedig daarna werd er ook onderwijs gegeven. Er kwamen zelfs twee scholen. De kerk die aan de zuidelijke rand van de dorpskom op een ruim kerkhof staat, is een vriendelijk zaalkerkje met een dakruiter op de voorgevel. Het gebouw wordt niet meer als kerk gebruikt maar is thans aula. Tegenover de kerk staat het karakteristieke ‘Volksgebouw’ uit de jaren dertig.

Molkwerum heette eeuwenlang de Friese Doolhof; het is een archipeldorp en dat is nog te ervaren. De huizen stonden vroeger op eilandjes en ondanks dempingen is het beeld van weleer nog op te roepen, dankzij enkele tussen de huizen door lopende grachtjes. Deze kronkelende watertjes bepaalden de structuur en niet straten met netjes gerooide bebouwing. Het dorp lag tussen waterpartijen, ten noorden lag de Zuiderzee, ten zuidwesten het uitgestrekte Staverse Meer, dat aan het begin van de 17de eeuw is drooggemalen. Hier woonden varensgasten die voor meestal Amsterdamse reders op vooral de Oostzee voeren. Van het maritieme verleden resteert niets meer. In tegenstelling tot andere stadjes en grote dorpen nabij de voormalige Zuiderzee, heeft Molkwerum niet een compacte structuur met dichte bebouwing, maar is het dorp transparant met allerlei doorkijkjes. Nog steeds lijken de meeste huizen kriskras door elkaar te staan: ze roepen een sfeer op van een bekoorlijke eenvoud. Het voormalige rechthuis, Hellingstrjitte 8, uit 1697 is een hoogtepunt. Het erfgoed van het dorp wordt onder de aandacht gebracht in het bakkerswinkeltje naast de Molkwerumer koekfabriek. De winkel is nostalgisch ingericht. De hervormde kerk is in 1850 gebouwd en de zadeldaktoren is uit 1799. De kerk bezit een oude koperen doopbekkenhouder en drie koperen kronen, waarvan de oudste uit het einde van de 16de eeuw dateert. De tweede uit 1648 bezit schildjes met klederdracht en de derde is in de 18de eeuw vervaardigd. Molkwerums bloeiperiode viel tussen het midden van de 16de en het einde van de 17de eeuw. Nadat de koopvaardij op de Oostzeelanden stagneerde, schakelden de Molkwerumer schippers over op de visserij. De Staverse jollen konden in de baai voor de kust worden afgemeerd. Het Wijd, met een kom bij de sluis in de zeedijk, zorgde voor een waterverbinding. Die is nog maar net te herkennen; het haventje is in de jaren zestig grotendeels gedempt en de sluis gesloopt. Alleen de sluiswachterwoning en de natuurstenen trap over de dijk zijn behouden gebleven.

De Nicolaaskerk staat op een verhoogd, omgracht kerkhof. Zij is in het midden van de 13de eeuw totstandgekomen en is door de eeuwen heen vaak gewijzigd. De meeste oorspronkelijke sporen zitten aan de noordzijde. Het rondboogvenster in het midden lijkt naar onderen toe vergroot de zijn. Ten westen daarvan zijn bouwnaden van een verdwenen ingang te zien en aan de oostzijde zitten twee sporen van kleine rondboogvensters; de onderste is waarschijnlijk een hagioscoop. In de vijfzijdige, door lisenen gelede koorsluiting hebben rondboogvensters gezeten; één is dichtgemetseld; twee zijn naar onderen toe verlengd en twee zijn flink vergroot. De zuidmuur, waartegen een reeks grafzerken is geplaatst, is vaker en ingrijpender gerepareerd en biedt minder gegevens in het sporenonderzoek. Aan de koorzijde zit laag een spoor van een hagioscoop. Verder staan in deze muur twee grote en een klein rondboogvenster uit de 18de of 19de eeuw. De westgevel is in 1843 geheel vernieuwd en van zware hoeksteunberen voorzien. In de rondbogige ingang vertelt de sluitsteen: ‘Gerepareerd Anno 1843’. Twintig jaar eerder is de klokkentoren gesloopt en is op de westgevel een dakruiter geplaatst, die bij de laatste restauratie is vernieuwd. Het interieur wordt gedekt door vier meloenvormige koepelgewelven, steeds met acht ribben die in ringrozetten zijn verzameld. Elk gewelf wordt met twee trekbalken geholpen op zijn plaats te blijven. De gordelbogen verlopen in het muurwerk en zijn niet zoals in Den Andel later afgekapt. Voor het vrij smalle schip is van tevoren rekening gehouden met het ruimtelijke effect. De gewelfstructuur is vrolijk gekleurd met schilderingen uit de 13de en 15de eeuw. De gordelbogen in oker blokken, de ribben in rode baksteen-imitatie die naar de rozetten toe verlevendigd worden met oker en blauwe kleuren in vlechtwerk, spiralen, kepers en chevron patronen, die ook de dagkanten van de vensters in biezen accentueren. In de wanden zitten verschillende nissen: twee hagioscopen, een sacramentsnis en een priesterzetel. De preekstoel dateert van 1773 en het kabinetorgel is gebouwd door Albertus van Gruisen in 1805. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Het kleine terpdorp Cornwerd, dat de status van beschermd dorpsgezicht heeft gekregen, ligt vlak achter de voormalige Zuiderzeedijk bij de Houwster Hoek rustig in het open landschap. Op voldoende afstand van de hectische verkeerslussen van de Kop van de Afsluitdijk. Het bestaat slechts uit een vriendelijke dubbele buurt met een pleinvormige verbreding die leidt naar de terp waar de kerk en de toren zich verheffen. Kerk en toren staan op een kaal kerkhof dat compleet omgrensd is door een ijzeren hek. De kerk dateert oorspronkelijk uit de 12de eeuw maar kreeg in 1916 een nieuwe ommetseling. Die verbouwing is door architect F. Raadsma ontworpen en door de Cornwerder aannemer J. Roosjen uitgevoerd. De kerk bezit aardig glas-in-lood-werk in de rondboogvensters en grijs gesmoorde Lucas IJsbrandpannen op het dak. De relatief hoog oprijzende toren dateert uit 1898. L. Reitsma uit Witmarsum ontwierp de rijk met lijstwerk en blokken van kunststeen versierde toren en Roosjen was opnieuw de aannemer. De bekroning bestaat uit een toef siersmeedwerk met afhangende bloemen. Cornwerd is het geboortedorp van Obe Postma (1868-1963), de fijnzinnige dichter van het Friese landschap. Hij ligt hier begraven. In het gedicht Hous-ter Herne (Houwster Hoek) beschrijft Postma zijn gelukkige jeugdjaren: ‘O boartersplak yn blide bernedagen, Do herne oan ’e igge fan ’e see, Wat lok wâlt op yn ’t swiet te-binnen-bringen Fan ’t noflik boartsjen op dyn fredich stee.’ ‘O speelplek in de blijde kinderdagen, Jij uitham aan de oever van de zee, Hoeveel geluk welt op in ’t zoet herinneren Van ’t zalig spelen op je vredig stee.’ Ten zuiden van Cornwerd ligt de buurschap Sotterum achter de Dijksloot. De bebouwing bestaat uit een paar huizen en boerderijen. Hier is een opmerkelijke archeologische vondst gedaan: een bronzen paardje uit de 1ste eeuw na Christus dat nu de trots is van de klassieke collectie van het Fries Museum in Leeuwarden.

Morra is een terpdorp dat enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling is ontstaan. De ovale, niet zeer hoge terp is prachtig te ervaren, omdat de meeste bebouwing geconcentreerd binnen de volledige ringweg ligt. De externe bebouwing staat, op enige concentratie aan de noordoostzijde en enkele grote boerderijen aan de oostzijde na, op eerbiedwaardige afstand. Zoals enkele monumentale boerderijen ten noorden van het dorp. Behalve een kleine kop-rompboerderij (1772) met dwarsvleugel aan de Grutte Buorren, is er op de terp geen agrarische bebouwing te vinden. De tweelingdorpen Morra en Lioessens zijn op sociaal en maatschappelijk terrein aan elkaar gebonden, maar ze verschillen historisch, geografisch en stedenbouwkundig sterk. Bovendien vertoont de landschappelijke ruimte tussen de dorpen, een afstand van ongeveer 500 meter, opmerkelijke verschillen. Er vindt de overgang plaats van het lage weidegebied rond Morra naar het ruim een meter hoger liggende akkerbouwgebied rond Lioessens. De tot Dijkstervaart getemde oude kwelderslenk vormt er ongeveer de grens van. Op die grens liggen de sporen van vernieuwende, bedrijvige ontwikkelingen uit het begin van de 20ste eeuw. Ze vormen nog steeds een spannend gebied, een soort buurschap, dat de landschappelijke perspectieven van Morra en Lioessens over en weer verhevigen. Hoewel de bedrijvige en infrastructurele dynamiek van zuivelfabriek (1915) en spoorweg (1909) is verdwenen, hebben de ontwikkelingen wel sporen achtergelaten: de fabriek en het station, die beide tot Lioessens worden gerekend. De oorspronkelijk aan Johannes de Evangelist toegewijde vroeg-gotische kerk is vrij gaaf. Het gebouw is in de tweede helft van de 13de eeuw van kloostermoppen opgetrokken. Het vijfzijdig gesloten koor heeft vensters met kraalprofielen en de gevelvallen worden afgesloten met tandlijsten. Midden in de noordelijke gevel heeft een dichtgezette ingang een sleutelgatvorm. De westzijde is in 1843 vernieuwd en met een elegant neoclassicistisch houten torentje bekroond. Het interieur bevat veel fraaie elementen, waaronder 16de tot 18de-eeuwse zerken en een klein maniëristisch marmeren epitaaf uit 1625 voor Wopke van Scheltema en Frouck Roorda van Genum.

De Mariakerk behoort tot de oudste bakstenen kerken van Groningen en kan al vóór 1200 zijn ontstaan. De eenvoudige zaalkerk heeft een versmalde, halfronde koorsluiting waarbij de muren licht taps toelopen. In de 17de eeuw kwam een dakruiter op de westgevel met een windwijzer met het wapen van de Ripperda’s, heren van Oosterwijtwerd. De noordmuur laat een spaarveld over de volle breedte zien met aan de west- en oostzijde een romaans rondboogvenster waarvan de westelijke is dichtgemetseld. In de apsis staan lager drie romaanse vensters, waarvan één is gedicht. Later zijn grotere vensters in het muurwerk gebroken, aan de noordzijde één en aan de zuidzijde drie rondboogvensters. De bogen van de vensters raken de dakvoet, waarschijnlijk zijn de kerkmuren eens verlaagd. In de noordmuur staat een omlijste, dichtgemetselde, rondbogige ingang en aan de oostzijde zit het spoor van een hagioscoop. Aan de zuidoostzijde zouden bouwnaden op een priesteringang kunnen wijzen en aan de westzijde is een fraaie rest van een geprofileerde gotische ingang in een spitsboognis te zien. In de westgevel staat de huidige ingang met het wapensteentje Ripperda erboven en een spoor van een groot venster. Inwendig wordt het schip gedekt door een vlak plafond van planken en de koorruimte is boven een in 1855 geplaatst balusterhek in 1925 dichtgezet met een houten pui. De beperkte ruimte van het schip is ook nog volgebouwd met meubilair en heeft zo een buitengewoon intieme sfeer gekregen. De preekstoel met klankbord uit 1666 heeft op de kuip gesneden toogpanelen en getordeerde hoekzuilen. De overhuifde herenbank uit dezelfde tijd heeft ook getordeerde zuilen en een opengewerkt kuifstuk met het alliantiewapen Ripperda-Ripperda. Naast het doophek staan twee ouderlingenbanken en er is een eenvoudige 17de-eeuwse avondmaaltafel. Het orgel is van origine een huisorgel van Christian Müller (1744) dat in 1895 werd aangeschaft en door J. Doornbos is verbouwd. Het koor is een wat sleets mausoleum van de Ripperda’s met een rijk gehouwen zandstenen epitaaf en drie rouwkassen. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Damwoude was de hoofdplaats van de voormalige gemeente Dantumadeel, is in 1971 ontstaan door samenvoeging van de van west naar oost op elkaar volgende streekdorpen Akkerwoude, Murmerwoude en Dantumawoude die toen al helemaal aaneen gegroeid waren. De drie kernen van Damwoude ontstonden langs een oost-west lopende middeleeuwse bewoningsas, de huidige Voorweg, van waaruit het gebied werd ontgonnen. Mogelijk hebben noordelijker oudere ontginningsassen gelegen, waarvan de huidige Achterweg van Akkerwoude een aanwijzing vormt. Het zijn dan ook karakteristieke streekof wegdorpen met samen een lengte van ongeveer vier kilometer. De bebouwing van de drie dorpen is vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw sterk verdicht en is zich verder langs de Voorweg gaan uitstrekken, waardoor de dorpen aan elkaar groeiden. Bovendien kwam vanaf die tijd in Murmerwoude ook bebouwing langs de Murmerlaan, thans de Hoofdweg. Deze belangrijke route naar Dokkum kreeg in 1880 gezelschap van de eerste trambaan van Friesland: een paardentram. Aan dat kruispunt werd in 1881 dan ook een gemeentehuis gebouwd. Voor bedrijvigheid werd het een aantrekkelijke vestigingsplaats en het aanvankelijk dunst bevolkte dorp van de drie kon tot een flink kruisdorp uitgroeien. Hoewel het gemeentehuis naar de diverse malen verbouwde, maar wel deftige Rinsmastate in Driesum verhuisde, zette die ontwikkeling zich na de tweede wereldoorlog versterkt door. Precies op de millenniumwende keerde het gemeentehuis nabij dit kruispunt terug, achter het oude gemeentehuis en de middeleeuwse kerk. Akkerwoude en Dantumawoude hebben minder dynamische ontwikkelingen ondergaan en vertonen nog steeds de karakteristieken van streekdorpen. Het oudste gebouw van het vroegere Dantumawoude is de Benedictuskerk. Zij dateert uit de twaalfde eeuw en de hoge ouderdom is te zien aan de sterk gebogen tufstenen zuidmuur met grote spaarvelden en aan de bovenzijde een keperfries. Ook de zadeldaktoren bevat veel tufsteen, maar de toren is niet meer romaans. Het interieur bezit een rococo preekstoel (1777) met een fraaie koperen lessenaar. Het orgel is in 1777 door Albertus Anthoni Hinsz vervaardigd. Wonderlijk zijn de muurschilderingen uit het laatste jaar van de zestiende eeuw: teksten uit de bijbel in de volkstaal gevat in grote rolwerkcartouches. Iets westelijker staat aan de overzijde van de Voorweg Plantenhove. In 1906 gebouwd in een elegante vernieuwingsstijl voor een notaris. In 1912 legde de befaamde Leonard Springer er een nieuwe tuin aan in een strakke, geometrische stijl. Plantenhove is thans een conferentieoord. Weer wat westelijker staat in het geboomte de eenvoudige doopsgezinde kerk uit 1767. Langs de Voorweg ligt ruim gesitueerde vrijstaande bebouwing van onder meer 19deeeuwse boerderijen, woudhuisjes en iets jongere renteniers- en burgerwoningen. Aan de kruisende wegen van het vroegere Murmerwoude staan plezierig ogende, vrijstaande woningen uit vooral de eerste dertig jaar van de 20ste eeuw. Op en nabij de kruising rijzen de belangrijkste gebouwen op. Op de hoek verrees in 1881 het door gemeentearchitect J.W. Duijff ontworpen nieuwe, kloeke gemeentehuis met een middenpartij met trapstoep, portiek en balkon en omlijstingen in sierpleister. De zesruitsvensters bezitten nog geschubde blinden: persiennes. Daarnaast is in hetzelfde jaar herberg "De Kruisweg" gebouwd die ook als halte van de vroegste tramlijn dienst deed. Hier werden de paarden van de tram gestald. Later zijn glas-in-lood en gestraalde ramen in de art nouveau-stijl aangebracht en aan de zuidzijde kwam een traditionele overdekte veranda. Het oudste bouwwerk van deze dorpskern is de even westelijker staande Bonifatiuskerk uit het begin van de 13de eeuw. Het is een van de vroegste van baksteen gebouwde kerken van Friesland. De muurindeling van spaarvelden met rondboogjes en kleine vensters is romaans. Tegen de noordzijde is in 1914 een dwarsbeuk geplaatst. In de zadeldaktoren zijn bovenin klimmende friezen te zien. De hervormde kerk van het voormalige Akkerwoude is in 1850 vernieuwd in de trant van de neoclassicistische rondbogenstijl. Het torentje bezat aanvankelijk een spits; de opengewerkte lantaarn dateert uit de jaren twintig. Aan de Achterweg vallen de bedrijfsgebouwen van de van 1899 tot 1969 actieve zuivelfabriek ‘de Dokkumer Wâlden en Omkriten’ op.

Mûnein is een streekdorp dat tot 1948 bij Oentsjerk hoorde en toen de status van zelfstandig dorp kreeg. Het dorp bestaat uit buurten aan weerszijden van verschillende wegen en paden die langs de Dr. Kijlstraweg hier en daar verdichtingen kennen en bij de kruising met de Jelte Binneswei tot een soort dorpskom zijn gevormd. Het dorp heeft zijn naam te danken aan een molen die helemaal in het oosten, tegen de grens met Dantumadeel stond. Op de grietenijkaart van Tytsjerksteradiel in de Schotanusatlas staat de molen aangegeven, vlakbij het meertje De Zwarte Broek dat toen veel uitgestrekter was dan tegenwoordig. Op de kaart in de Eekhoff-atlas is de molen verdwenen. Het dorp had toen geen hoogtepunt meer, want het heeft nooit een kerk gehad. Pas omstreeks 1900 kwam er, en nu aan de zuidoostelijke marge van het dorp, weer een hoogtepunt: de vlasfabriek met een flinke schoorsteenpijp, door de filantroop Th.M.Th. van Welderen baron Rengers gesticht voor de werkgelegenheid. Het niet meer in bedrijf zijnde complex is met zorg van gele steen gebouwd. Het hoogste, onder een dubbel zadeldak gevatte gedeelte is gedekt met Friese gegolfde pannen die om en om grijs gesmoord en oranjerood zijn. Het levert een decoratief beeld op. Daarachter strekt zich een lagere vleugel uit waardoor een mooie spanning tussen verticale en horizontale elementen is ontstaan. De meeste bebouwing is ingetogen, al staan er in en bij het dorp ook enkele flinke boerderijen, zoals die uit 1880 aan de Kaetsjemuoiwei 28. Op nummer 37 staat een huis uit 1751 dat gedeeltelijk van kloostermoppen is gebouwd. De in 1905 opgerichte ‘Vereeniging tot verbetering van de volkshuisvesting in de dorpen Giekerk, Oenkerk en Oudkerk’ bouwde in 1907 en 1908 aan de Kaetsjemuoiwei en Dr. Kijlstraweg vier dubbele arbeiderswoningen, de vroegste woningwetwoningen op het platteland van Friesland. Ze staan er nog steeds, maar zijn tot vier woningen samengevoegd. Meteen na de Tweede Wereldoorlog is aan de Dr. Kijlstraweg een fraaie rij volkswoningen gebouwd in de traditionalistische trant van de Delftse School.

De kerk staat schilderachtig op de tussen 1905 en 1913 scherp afgegraven wierde van het nauwelijks bebouwde dorp. De in het midden van de 13de eeuw gebouwde eenbeukige zaalkerk heeft oorspronkelijk drie traveeën gehad, maar in de 14de eeuw is de westelijke travee vervangen door een halve travee en een toren die in de breedte voor het schip is gebouwd. Deze toren kreeg waarschijnlijk in de 16de eeuw een dwars geplaatst zadeldak. Aan de korte zijden zitten rondbogige galmgaten. Er hangt een klok, in 1466 gegoten door Henrik Kokenbacker voor de kerk van het noordelijker gelegen dorp Feerwerd. Het kerkdak is deels nog gedekt met onder- en bovenpannen, zogenoemde non nen en monniken. De muren van de oorspronkelijke, met lisenen aangegeven traveeën van het schip hebben een schema van rondbogige vensters geflankeerd door spaarnissen gekend, dat aan de noordzijde het best bewaard is gebleven; aan de zuidzijde zijn de nissen met metselmozaïek van horizontaal en verticaal gerichte keperpatronen bewaard. In de halve westelijke travee staat aan de noordzijde een dichtgezette, segmentvormig gesloten ingang; aan de zuidzijde staat een ingang in een spitsboognis die nog steeds wordt gebruikt. In deze zuidzijde is in de oostelijke travee het spoor van de rondbogige priesteringang zichtbaar, terwijl aan de andere zijde bouwnaden van een kleine opening, mogelijk een hagioscoop zijn te zien. Op de begane grond van de brede toren heeft oorspronkelijk een naar het schip geopende kapel gezeten, een ruimte die gedekt is door een flauw koepelgewelf. Het schip wordt gedekt door een vlakke balkenzoldering; de sporen van de in de 16de eeuw al verwijderde stenen koepelgewelven zijn in de wanden te zien. Op de noordmuur is een aanzienlijk vak met decoratieve muurschilderingen van ruitpatronen, ingevuld met Franse lelies, bewaard gebleven. De preekstoel met doop hek en klankbord in eenvoudige late renaissancevormen dateert van 1663. De herenbank uit de eerste helft van de 18de eeuw is barok en op het rugschot voorzien van het wapen Lewe van Aduard. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Dongjum is een terpdorp op een kwelderrug waar de verder oostelijk gelegen dorpen Boer en Ried ook op lagen en die naar het westen doorloopt met de buurschap Voorrijp en het dorp Wijnaldum. Vrij ver ten oosten van het dorp heeft het door de Dongjumervaart verbinding met de oude slenk van de Ried. Dongjum ligt nog geen twee kilometer van de Slachtedyk verwijderd, maar is volstrekt niet op de dijk georiënteerd. Tussen de Slachte en Dongjum lag tussen de Beintsemiedleane en de Hovensreed juist een laaggelegen streek die zelfs de Dongjumermeer genoemd werd. De in 1776 ingepolderde laagte is een overblijfsel van een oude zeeslenk, de Ried. Dongjum wordt omringd door akkers en weilanden. Het dorp bestaat uit enkele streekjes aan de Franekerweg en de kruisende Dongjumerweg. Achter die bebouwingsstreken is na de oorlog een aanzienlijke wijk van nieuwe woningen gekomen. Ten zuiden van de Dongjumerweg staat een beetje afzijdig de hervormde kerk. De eenvoudige kerk is in 1777 gebouwd ter vervanging van een oud godshuis. Het heeft roodbruin muurwerk met spaarvelden tussen lisenen en met rondboogvensters, een driezijdig gesloten koor en een vierkante toren met spits. In de kerk vraagt een monument in het koor om aandacht: de marmeren graftombe met portretbuste, in 1737 vervaardigd door Jean Baptist Xaverij voor Sicco van Goslinga, grietman van Franekeradeel en gedeputeerde te velde en Johanna Isabella baronesse thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg. De Goslinga’s die het in de loop van de 17de eeuw te zeggen kregen in Franekeradeel, woonden eerst op Sikkemastate in Herbaijum. Omstreeks 1670 bouwden ze bij Dongjum Goslingastate, die in 1803 weer is afgebroken. De belangwekkendste bewoner, Sicco van Goslinga (1664-1731), ontwikkelde zich na zijn studies in binnen- en buitenland tot gedeputeerde tijdens de Spaanse Successie-oorlog. Later was hij ambassadeur van de Republiek bij de onderhandelingen voor de Vrede van Utrecht in 1712-"13 en aan het hof van Lodewijk XIV in Versailles in 1714.

Munnekeburen is een streekdorp dat waarschijnlijk in de late Middeleeuwen aan de Padsloot is ontstaan. Vanaf het zuiden, vanaf Spanga, liep de Padsloot in een boog door de westelijke hoek van Weststellingwerf om ook de dorpen Scherpenzeel, Munnekeburen en een deel van Oldelamer te ontsluiten. Naast de sloot liep een voetpad. Op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 staat de bebouwing van het streekdorp bij deze sloot aangegeven, terwijl aan de even westelijker gelegen weg, de Grindweg die nu de voornaamste verkeersverbinding vormt, bijna nog geen bebouwing staat. De Tegenwoordige Staat van Friesland wist in 1788 niet veel te melden, wel dat aan de Grindweg al wat meer bebouwing is ontstaan: ‘dit Dorpje, ten Noorden van ’t voorige Scherpenzeel, op dezelfde wyze gelegen, heeft ook eene Kerk, met een klein spitsje; zynde de huizen gebouwd aan denzelfden rydweg, waar aan ook de twee voorgaande Dorpen liggen, als mede aan de vaart, de Padsloot genaamd, die van Spangen, voorby Scherpenzeel, hier door loopt, tot aan den Weerdyk.’ Het dorp heeft in 1825 veel schade ondervonden van de stormvloed. Huizen werden vernield en de kerk stond op instorten. Op de kaart in de atlas van Eekhoff uit 1850 is nog nauwelijks te zien dat het dorp zich van de Bandsloot naar de Grindweg aan het verplaatsen was. Deze twee dorpsassen kwamen bij de kerk dichtbij elkaar en daar was al enige verdichting in de bebouwing ontstaan. Gedurende de 19de eeuw bood naast landbouw de vervening veel werk en dat is op de kaart met de vergraven landen te zien. De aardig gedetailleerde, driezijdig gesloten kerk uit 1806 heeft een houten geveltoren. Het gebouw is in 1860 ingrijpend verbouwd. Munnekeburen is nog steeds een karakteristiek streekdorp met vrij dichte lintbebouwing. Door het kronkelige beloop van de Grindweg en de niet consequent aangehouden rooilijnen levert dit levendige dorpsgezichten op. De bebouwing aan de oudere as van de Padsloot is veel losser.

Aan de oostelijke rand van Appingedam staat de kerk op de wierde van het bijna opgeslokte dorpje Opwierde. De kerk telde oorspronkelijk drie traveeën. De westelijke travee is waarschijnlijk in 1838 voor de helft ingekort en tegen de nieuwe westelijke gevel is bij de restauratie in 1964-’68 een luifel op houten stijlen als ingangspartij gebouwd. Tijdens de ingrijpende verbouwing van 1838 zijn de stenen gewelven en de oostelijke topgevel verwijderd. In 1910 is midden op het dak een dakruiter geplaatst; in 1888 was de houten klokkenstoel al afgebroken. Hoewel veel aan de kerk is gewijzigd, ademt het gebouw een sierlijke, romano-gotische sfeer. Het bouwwerk wordt bekroond door geprofileerd lijstwerk met een tandlijstje. De zijmuren zijn in traveeën geleed door lisenen en verdeeld in een beneden- en bovenzone. Beneden bepalen grote bogen het plastische beeld, aan de noord- en zuidzijde twee rondbogen per travee en in de oostelijke sluitgevel vier spitsbogen. Hierboven strekt zich de sierzone uit. In elke travee zijn twee met een kraal geprofileerde smalle vensters, geflankeerd door spaarnissen met metselmozaïek in keper- en vlechtpatronen. De oostelijke sluitgevel biedt meer breedte en daar zijn tussen de nissen drie klimmende rondboogvensters gekomen. De halve travee aan de westzijde bevat aan beide zijden een ingang van bijzondere vorm: deze staan in omkraalde sleutelgatnissen binnen grote rondbogen. De noordelijke is dichtgemetseld en erboven zit een moet van een aankapping van mogelijk een portaal. In de oostelijke travee zitten aan de noordzijde een hagioscoop en een knielnis en aan de zuidzijde twee hagioscopen of piscina’s. Aan deze zijde is in het midden de dichtgemetselde priesteringang te zien. Inwendig zijn in de wanden de vroegere overwelvingen te herkennen, in de noordoostzijde een zandstenen sacramentsnis. De kerk heeft een preekstoel in Lodewijk XVI-vormen (1828) met een halfronde kuip voorzien van festoenen. Veel van het andere meubilair is afkomstig uit de gesloopte kerk van Farmsum. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken en is in gebruik als galerie en voor andere culturele gebeurtenissen.

Dronrijp is een terpdorp dat enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling op een kwelderwal is ontstaan. Het was aanvankelijk een agrarische nederzetting waarvan de bebouwing zich concentreerde rond de kerk, de Tsjerkebuorren. Het dorp kreeg aan het begin van de 16de eeuw een goede ontsluiting over water, de vaart tussen Leeuwarden en Harlingen, die in de 17de eeuw tot een trekvaart werd verbeterd. De kruising van de vaart met de weg, de huidige Hearewei, Skilpaed en Dûbelestreek, was een plaats waar het voor handels- en ambachtslieden en verzorgende functies zoals voor logementen een aantrekkelijke plaats om zich te vestigen. Zo ontstond ten zuiden van de Tsjerkebuorren een tweede kern, de Brêgebuorren. Bij en in de omgeving van Dronrijp stond een flink aantal staten en buitens. Over de weg werd Dronrijp in 1842 met het leggen van de straatweg van Leeuwarden naar Harlingen goed ontsloten en in 1863 kwam ten zuiden van het dorp de spoorlijn tussen dezelfde steden tot stand en kreeg het een halteplaats en in 1868 een station. De twee nederzettingen groeiden in de loop van de 19de eeuw aan elkaar. De groei van het dorp was het gevolg van de bloeiende bedrijvigheid: enige kleine fabrieken en molens en vanaf 1891 ook een zuivelfabriek. Woningbouw kwam tot stand aan de Alddyk, het Skilpaed, de Hobbemasingel en de Puoldyk. Aan de Hearewei, de toegangsweg vanaf de rijksstraatweg, kwam de representatieve bebouwing van de notabelen met aan de westzijde grote middengangwoningen in parkachtige tuinen. In 1876 werd het haventje van Tsjerkebuorren, dat zijn functie verloren had, gedempt, maar de Buwevaart ernaartoe bleef. In 1940 is een groot gedeelte van de trekvaart gedempt. Alleen aan het brede profiel is aan de Brêgebuorren nog te merken dat hier de voor de ontwikkelingen van het dorp zo belangrijke trekvaart liep. De bebouwing straalt dat ook uit. Het deels al eerder gegraven en in 1951 geopende Van Harinxmakanaal kwam ten zuiden van het sterk gegroeide dorp te lopen. Tijdens de crisis, de oorlog, maar ook gedurende de eerste decennia na de oorlog stagneerde de groei. Vanaf het einde van de jaren zestig, toen Dronrijp als forensendorp werd ontdekt, zette de groei weer in. Er kwamen eerst nieuwbouwstraten ten oosten van de Hearewei, later ook ten westen van de Buwevaart en recentelijk opnieuw aan de oostzijde. Tussen de oude trekvaart en het nieuwe kanaal zijn bedrijventerreinen te vinden. Sinds de laatste decennia van de 20ste eeuw komen nieuwe bedrijven tot stand in een lange strook langs de oude rijksstraatweg. Het buiten Schatzenburg, gelegen in een parkachtige tuin, is door de aanleg van de autosnelweg A31 met viaduct nogal bruut van het dorp afgesneden. Het buitenhuis is in 1698 gesticht. Een verbouwing van 1724/"25 onder leiding van Wybe Saagmans uit Leeuwarden liet de opzet intakt. Het decoratieschema werd wel gewijzigd met beeldhouwwerk van Jacob Sydses Bruinsma. Op een vrij hoog souterrain is het buiten één laag hoog en voorzien van een hoge kap. Voor de ingang met een geblokte omlijsting ligt een royale trapopgang. Daarboven is een geveltop uitgemetseld, voorzien van een barokke bekroning met de alliantiewapens Huber-de Hertoghe. Agnes Alida Huber, bewoonster van Schatzenburg, was in 1745 stichtster van het vrouwengasthuis Vredenhof. De oorspronkelijke rij eenkamerwoningen werd een eeuw na de stichting verdubbeld. Bovendien liet het gasthuis in 1872/’76 een rij woningen aan It Heech bouwen. Van de oorspronkelijk romaanse kerk resteren nog enkele fragmenten. De kerk werd in 1504 tot de huidige vernieuwd in kenmerkend laatgotische vormen. De toren verrees in 1544. De onderbouw bestaat uit twee geledingen, waarvan de onderste een brede, hoge ingangspartij heeft en de bovenste nissen gotisch traceerwerk. Hierop staat een achtzijdige stenen lantaarn, die op de hoeken met pilasters versierd is en waarvan de galmgaten bovenaan van gotisch traceerwerk zijn voorzien. Aan de Dûbelestreek staat de rooms-katholieke kerk uit 1839, die een eeuw later bij vergroting van het schip een traditionalistisch front met toren kreeg.

Munnekezijl is een komdorp, dat in de late Middeleeuwen is ontstaan bij de in 1476, door de cisterciënzer monniken van Gerkesklooster geslagen sluis in de Lauwers die het door hen ingedijkte land moest beschermen. De sluis is een paar keer verlegd en vernieuwd. Er is aan het einde van de 16de eeuw een verdedigingsschans aangelegd. De bouw van de huidige sluis in 1741 vormde een onderdeel in de verbetering van het Zijldiep en Munnekezijlsterried. In de jaren 1874/’77 is de dijk van Nitterhoek en Zoutkamp aangelegd en zo werden de dijken bij Munnekezijl slaperdijken en had de sluis geen zeekerende functie meer. In 1882 werd iets oostelijker ter bevordering van de afwatering een stroomkanaal gegraven en een grote spuisluis aangelegd. Deze indrukwekkende sluis bestaat uit elf afsluitbare stroomgaten en aan de buitenzijde een van steunberen voorziene hoge keermuur. Aan de binnenzijde is een brug over de stroomgaten gelegd. De nederzetting die zich ten westen van de sluis ontwikkelde is, ondanks dat er in 1665 al een kerk werd gesticht, lang een buurschap onder Burum gebleven. De kerk is in 1899 vernieuwd in een min of meer neorenaissancestijl naar ontwerp van de in deze streek zeer actieve architect H.A. Zondag. Het is een zaalkerk met een sierlijk toegangsportaal en een opengewerkt houten torentje op de voorgevel dat nog uit een verbouwing van 1856 dateert. De gereformeerden lieten in 1913/’14 een naar verhouding flinke kerk bouwen naar ontwerp van architect Egbert Reitsma. Ook dit is een zaalkerk maar deze heeft een uit de voorgevel gebouwde toren die met flankerende ruimten een aardige frontpartij vormen. Een derde bouwwerk dat het dorp silhouet verschaft is de Munnekezijlstermolen die ook wel ‘Rust Roest’ wordt genoemd. Het is een met riet gedekte achtkante stellingmolen op een stenen onderbouw uit 1856. Hij is als pelmolen gebouwd maar nu als korenmolen in gebruik. Aan de randen en in de buurt van het dorp zijn veel monumentale boerderijen te vinden.

De gotische Petruskerk is in de eerste helft van de 15de eeuw gebouwd en bestond toen uit een schip en een hoogkoor, een in de noordelijke kuststreek weinig gebruikelijke vorm. De kerk kreeg een nog levendiger silhouet. Er kwam aan het begin van de 17de eeuw ten behoeve van de protestantse eredienst tegen het schip een noordelijke dwarsbeuk en in 1805 verrees de westtoren met lantaarn ter vervanging van een losstaande klokkentoren. Schip en koor kregen grote spitsboogvensters en ook de noordelijke dwarsarm kreeg deze aanpak. De steunberen die de traveeën van het schip en de drie zijden van de koorsluiting markeren, zijn later verzwaard tot wigvormige elementen. De toren, in opdracht van jonker Goosen Geurt Alberda, heer van Dijksterhuis, gebouwd naar ontwerp van de Groninger architect Matthijs Walles, heeft aan beide zijden een aanbouw die als cachot is ingericht. De toren is nauwelijks geleed, maar wel voorzien van vensters en hij kreeg een eenmaal verjongde achtzijdige lantaarn. De Alberda’s en andere bewoners van de in 1904 gesloopte borg Dijksterhuis of Huis ten Dijke hebben ook op het interieur van de kerk hun stempel gedrukt. Waarschijnlijk is het al met de kerkbouw begonnen. Het koor werd hun mausoleum, bevat de grafkelder en was voor de borgbewoners toegankelijk door een eigen deur met trapstoep. In het koor staat hun gestoelte met de wapens verpakt in rijk snijwerk, een meubel in 1707-’16 vervaardigd door Allert Meijer met snijwerk van Jan de Rijk. De rouwkassen zijn er ook opgehangen en buitengewoon oorspronkelijk: zij lieten onder de triomfboog een grote, opengewerkte vulling snijden door Anthonie Walles met verbeeldingen van Christus en de Samaritaanse vrouw en het offer van Abraham. De preekstoel met de wapens Al berda is in de late 18de eeuw vervaardigd met rijk snijwerk. De firma Leichel bouwde het orgel in 1901 in een kas die een kopie is van het orgel uit 1698 van Arp Schnittger. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Nes is een dorp met een es-achtig karakter. Het oorspronkelijke centrum lag veel oostelijker dan waar de dorpskom nu ligt. Ruim voorbij de in 1878 door P.J.H. Cuypers ontworpen neogotische rooms-katholieke Sint-Clemenskerk ligt het oude kerkhof met fraaie grafstenen. Daar zijn fundamenten van een vroegmiddeleeuwse, tufstenen kerk en een later exemplaar met een gotisch koor opgegraven. Nu vormt de losstaande dorpstoren het markante teken van de kern. De van gele steen opgetrokken klokkentoren staat op een kleine verhoging. Hij is in 1664 in opdracht van Valerius Watse Frans van Cammingha en Rixt van Donia gebouwd, destijds de Heer en Vrouwe van Ameland. In 1732 is hij in opdracht van Prins Willem IV, toen Heer van Ameland, verhoogd. Ten oosten van de toren ligt de open groene Torenhoogte. Nog verder oostelijk het Kerkplein met eveneens gevarieerde, fraaie panden. De eenvoudige hervormde kerk dateert van 1734 en werd in 1824 verbouwd. Een ander bescheiden kerkgebouw is de doopsgezinde vermaning uit het midden van de 19de eeuw. Het karakteristieke Amelandse komdorp is lange tijd het hoofddorp geweest. Het dorp heeft wel een aantal straten en pleinachtige ruimten, maar veel woningen en boerderijen uit de 17de en 18de eeuw lijken zonder plan, spontaan gebouwd te zijn. Het stratenpatroon van de smalle, verharde wegen en stegen loopt onregelmatig, soms warrig tussen de met huizen en boerderijen bebouwde en met hagen of lattenhekken afgegrensde erven door. Het zijn vaak woonhuizen op een langwerpige plattegrond en met een zadeldak. De topgevels zijn gemarkeerd met één of twee friezen en in de top afgewerkt met vlechtingen. Sommige interieurs bezitten nog tegels en bedsteewanden. Een opmerkelijk woonhuis uit 1625 staat aan de Rixt van Doniaweg. Het heeft een zeldzame in- en uitbuigende zg. ojiefgevel die met pinakels een markant silhouet oplevert. De eerste naoorlogse dorpsuitbreiding kwam in het noorden met traditionalistische woningen in een passende karakteristiek van kleinschaligheid. Later zijn buurtjes gevormd in het zuidoosten en noordwesten.

De kerk staat schilderachtig op het hoogste punt, midden op de ruime en slechts deels afgegraven wierde die vooral ten westen van de kerk is bebouwd. Tussen de kerk en de bebouwingsrand van de Heralmastraat ligt een ruime kamp land waar de Heralmaborg heeft gestaan. De zadeldaktoren uit het midden van de 16de eeuw is deels beklampt. Daarbij is het karakter grotendeels gerespecteerd. Boven de begane grond zit in het muurwerk van de ongelede toren een zandstenen waterlijst en de hoeken zijn geaccentueerd door zandstenen blokken. In de westzijde staat de ingang in een diepe spitsbogige nis met een groot bovenlicht en met zandstenen neggen. Aan alle zijden zitten rondbogige galmgaten. Aan de noordzijde wordt de toren begeleid door een veelzijdige traptoren met een stenen spits. Inwendig heeft de begane grond van de toren een kruisribgewelf en op de verdieping een dichtgezette opening naar de vroegere kerk. De kerk is in 1850 vervangen door het huidige, door D.H. Bos ontworpen kerkgebouw. Het gebouw staat op een vrij hoge, gepleisterde plint. Het aan de oostzijde driezijdig gesloten schip is met lisenen in traveeen geleed. Het schip is slechts drie traveeën diep, maar door architectonische middelen lijkt het toch niet klein. Het fries zorgt voor een horizontale bekroning en het muurwerk kreeg tussen de lisenen ondiepe, rechthoekige, gepleisterde vakken. De effectiefste vormen zijn de grote, ondiepe, gepleisterde rondboognissen die de van ijzeren roeden voorziene rondbogige vensters robuuste omlijstingen geven. Het is een moderne interpretatie van gepleisterde dagkanten van middeleeuwse kerkgebouwen. In de sluitgevel aan de oostzijde is vanwege de plaatsing van de preekstoel geen venster aanwezig, maar de vormen zijn er wel, zonder pleistervakken, doorgezet. Inwendig wordt het schip gedekt door een gedrukt houten tongewelf. Tegen de oostelijke wand staat de 17de-eeuwse preekstoel met toogpanelen en een klankbord. Het uit 1889 daterende orgel is afkomstig uit Dordrecht en is hier in 1933 geplaatst. Op het goed onderhouden kerkhof staat het graf van de dichter C.O. Jellema, overleden op 19 maart 2003.

Eagum, in het Nederlands fout gespeld als Aegum is een van de kleinste dorpen van Friesland. Het is een terpdorp ten zuiden van het in 1833 drooggemalen Groote Wargastermeer. Het is met een korte opvaart verbonden met het Eagumerdiep, een breed vaarwater van Leeuwarden naar Grou. Volgens verschillende beschijvingen uit vorige eeuwen zouden er enkele staten hebben gestaan, Idsinga en Hottingawier, de laatste vrij ver ten zuidwesten van de terp. Op de grietenijkaart uit het midden van 19de eeuw staan rondom de kerkterp een viertal grote boerderijen Groot en Klein Haringa, Brandinga en Rollema. Het had door de ligging aan een druk vaarwater potenties, maar het bleef een kleine agrarische nederzetting. Er kan zelfs nauwelijks gesproken worden van een nederzetting omdat Eagum geen dorpskom heeft. Als kern doet het hoge met oude elzen omzoomde kerkhof met een opvallende, eenzame toren zijn best. De kerk voor de weinige bewoners van Eagum heeft het nog tot 1838 uitgehouden. Nog geen eeuw eerder, in 1777, was zij vernieuwd en verving zij de aan de Heilige Nicolaas gewijde middeleeuwse kerk. De kleurige gedenksteen vertelt dat de zevenjarige Cornelis Arent van Scheltinga in dat jaar de eerste steen heeft gelegd. Hij was het zoontje van de grietman van Idaarderadeel. De kleine gemeenschap heeft het onderhoud van de kerk niet kunnen volhouden. Die werd daarom, compleet met kansel, kraak en banken, in 1838 verkocht en afgebroken. De toren is gehandhaafd. Ook het kerkhof bleef, maar de andere gedeelten van de terp zijn afgegraven en de vruchtbare aarde werd onder de Eagumer boeren verdeeld. De toren kan dateren uit omstreeks 1300, maar dat is met de in 1888 aangebrachte pleisterlaag – met schijnvoegen die blokken suggereren – aan de buitenzijde niet te controleren. Aan de oostzijde waar de kerk stond, zit een fraaie deur in een zware omlijsting van pleister in hol-bol profiel. Het verhaal gaat dat de toren bij het middelpunt van de wereld ligt.

Joure is een nederzetting met een kleinstedelijk karakter, een vlekke. De vlekke is als buurschap van Westermeer in de 15de eeuw ontstaan op een zandrug. Westermeer was in de Middeleeuwen een van de dorpen van de Haskervijfga, de rij van vijf kerkdorpen op een hoger gelegen zandrug in Haskerland. Van Westermeer resteert alleen nog de 13de-eeuwse toren: de kerk is in de 18de eeuw afgebroken na in verval te zijn geraakt. De toren is van kloostermoppen en kleinere rooswinkels gebouwd en is voorzien van spaarvelden met rondboogfriezen. De toren is nu de wachter op de grote begraafplaats. Even buiten Westermeer lag de buurschap Joure. Voor de ontwikkeling van handel en bedrijvigheid gunstig gelegen aan de rijweg naar Gaasterland en aan goed vaarwater, de Zijlroede en de vaart met de naam Oudeweg. Aan het einde van de Zijlroede werd in 1614 een haven gegraven, de Kolk en de Overspitting gingen aan de achterzijde de streek ontsluiten. Joure overvleugelde in de 17de eeuw het moederdorp Westermeer in een snel tempo. Na de Hervorming wordt niet eens de moeite genomen om de kerk van Westermeer voor de nieuwe eredienst in te richten: dat gebeurt na 1580 wel in Joure. De vlekke had volgens de Tegenwoordige Staat van Friesland in 1788 allure: ‘Joure is allengs van een klein beginzel opgekomen: ’t zelve was reeds in de zestiende eeuw vry aanzienlyk, doch is na dien tyd nog vergroot. Thans telt men daar ruim 330 huizen, alle voorzien met meer of minder groote tuinen, doorgaans van 130 tot 140 voeten lengte …. Het aanzienlykste deel deezes Vleks is eene dubbele en byne rechte streek huizen …, evenredig gebouwd, ter lengte van ongeveer 900 treeden …. Ook zyn de straaten zeer net gevloerd met Keisteenen, in den jaare 1615, gelyk in ’t midden des Dorps in eene straat met witte Keisteenen is afgebeeld. Langs de huizen zyn de straaten gevloerd met klinkerd steenen, zo net als in eenige Stad plaats heeft; ook worden ze niet minder zindelyk onderhouden.’ Dat Joure toen al een nijver dorp was werd ook opgemerkt: ‘Het ontbreekt de Joure aan geene Konstenaars en Ambachtslieden: men vindt ’er vier Smeden, verscheiden Timmerlieden, Kast, Kist- en Uurwerk maakers, welke laatste hunne huisklokken alom verzenden. Ook vindt men hier eene Lynbaan en twee vermaarde Scheeptimmerwerven …. Hier zyn ingelyks twee Pottebakkeryen, welker eene inzonderheid een’ grooten naam heeft …. Insgelyks zyn ’er twee Brouweryen … en daarenboven verscheiden bloeiende Winkels in allerhande waaren, die hunne goederen onmiddelyk van Amsterdam krygen, met den Beurtman, die alle weeken … derwaards vaart.’ Joure is een plaats van ambacht en industrie gebleven. In de Midstraat vormt de in 1628 gebouwde kloeke dorpstoren het hoogtepunt. Hij wordt bekroond door een brede balustrade en een lantaarnkoepel. Op de verdieping is het vertrek van de vierschaar ondergebracht. De tweebeukige kerk is in 1644 achter de toren in gele steen opgetrokken. Grietman Hobbe Baerdt was de initiatiefnemer, zoals het poortje aan de Midstraat vertelt. Tussen de grote, door rode steen omlijste vensters staan steunberen in de vorm van pilasters. De twee ongelijke, inwendig door vijf kolommen en scheibogen gelede beuken worden samen door een meerzijdig koor gesloten. De doopsgezinden bouwden in 1824 een uit de rooilijn teruggerooide zaalkerk in een ingetogen neoclassicisme. Meer naar het oosten kwam de rooms-katholieke kerk pas in 1952/’53 tot stand achter een toren uit 1866/’67. Zij is een driebeukige basiliek met kenmerken die naar de vroeg-christelijke kerkbouw verwijzen. Het hoofdgebouw van het bejaardenhuis De Vlekke, ooit woning en later ook enige tijd raadhuis, is een deftig neoclassicistisch pand met een fronton en een balkon op zuilen. De Midstraat wordt aan de ene zijde geflankeerd door de Merk en het parkje van Ter Huivra met voornamelijk recente bebouwing, aan de andere zijde door het park van het verschillende keren vernieuwde Heremastate, thans het gemeentehuis. De vlekke is aanvankelijk vooral aan de zuidwestzijde uitgebreid, later ook aan de noordoostzijde.

Nes is van oorsprong een agrarisch terpdorp aan de noordelijke oever van de Boarn en later aan de daar gelegde Leppedyk. Naar het noorden loopt de Nesser Zijlroede richting de boerenbuurschappen Bokkum en Birstum, een waterloop die met een paar naamswisselingen verbinding heeft met het Pikmeer bij Grou. Het is een waterverbinding die in tegenwoordige ’s zomers druk bevaren wordt door watertoeristen. Bij de twee bruggen van Nes is het dan een drukte van belang. Nes bestaat uit enkele waterbuurtjes langs de Boarn, aan weerszijden van de bruggen, waarvan die aan de noordwestzijde uit een vriendelijke reeks brede burgerwoningen bestaat. Aan de zuidelijke oever is er aanzienlijk meer bebouwing, maar het is niet duidelijk of deze bij het naar het oosten uitgebreide Akkrum gerekend moet worden of bij Nes. Verder bestaat het dorp uit een oud kerkhof en een moderne watertoren. Het dorp heeft een kerk gehad met een zadeldaktoren, maar die is al in de 17de eeuw gesloopt en er is geen nieuwe voor in de plaats gekomen. Eerder is op deze plek in 1228 een klooster, een commanderij van de Duitse orde van Sint-Jan, gesticht die in de omgeving veel kerkelijk gezag verwierf. Het klooster is tijdens de Hervorming opgeheven. Het sfeervolle, hooggelegen kerkhof bewaart de herinnering aan de kerk. Er staat nu een klokkenstoel met helmdak waarin een in 1950 door de gebroeders Van Bergen gegoten klok hangt. In 1956 kreeg Nes een opvallende watertoren. Het waterleidingnet was na de oorlog dusdanig uitgebreid dat het noodzakelijk was om hier (en in Sint-Jacobiparochie) een toren te bouwen. De door jhr. Ir. A.P. Wesselman van Helmond ontworpen toren is 37 meter hoog en hij kreeg op een gecanneleerde slanke romp een ronde doos van beton met een reservoir voor 515 kubieke meter water. Ten noorden van de Boarn en ten westen van de Nesser Zijlroede is recent de waterwijk Boarnstee ontwikkeld die bij Nes wordt gerekend. Hierdoor is het inwonertal in korte tijd is verviervoudigd.

De kerk staat op een door een gracht omgeven kerkhof dat over een brug kan worden betreden. Er staat een vroeg 19de-eeuws hek met boog, leliebekroning en penanten met vazen. De recht gesloten zaalkerk dateert uit de 13de eeuw met 93 centimeter dik, van kloostermoppen gemetseld muurwerk. De diepe dagkanten van de vensters, wijzen ook op de middeleeuwse oorsprong. Door de pleisterlaag zijn de geleding en de sporen van oorspronkelijke vensters, nissen en ingangen aan het oog onttrokken. De kerk wordt verlicht door vier spitsboogvensters aan beide zijden, de oostelijke gevel is gesloten. Tegen de zuidzijde staan twee forse steunberen. De geblokte pleisterlaag werd aangebracht tijdens de ingrijpende vernieuwing in de jaren 1846-’51. Aanvankelijk stond aan de noordwestzijde een losstaande klokkentoren. Toen deze bouwvallig was geworden, is in 1848 een toren tegen de kerk gezet. De torenromp is geleed door hoekpenanten die onder en boven samenkomen en zo verticale spaarvelden vormen. In de westelijke gevel staat de neoclassicistische ingangspoort met halfrond bovenlicht. Hiervoor ligt als stoep een plaat roze Bremer zandsteen, mogelijk een altaarsteen. De torenverdieping heeft cirkelvormige vensters en bovenin staan dubbele, rondbogige galmgaten. De bekroning met spits wordt omgeven door een goed gedetailleerde, ver uitkragende balustrade. De vlakke balkenzoldering is tijdens de vernieuwing in het midden van de 19de eeuw vervangen door een gestukadoord tongewelf, mede om het toen geplaatste orgel de ruimte te bieden. Het instrument is in 1851 gebouwd door P. van Oeckelen. De inrichting met meubilair is een generatie eerder te danken aan jonker Goosen Geurt Alberda van Dijksterhuis uit Pieterburen die hier collator was. De preekstoel, het doophek en de banken zijn in 1829 vervaardigd door S.S. Kamminga uit Eenrum. Het snijwerk aan de herenbanken is van de hand van Anthonie Walles die ook werkte voor Pieterburen en Eenrum. De bank voor de collator draagt diens wapen en een voorstelling van het Laatste Avondmaal, dat na ontvreemding recent is nagesneden. De muurschilderingen zijn als examenproject van de kunstacademie in 2003 aangebracht door Wouter Bosma. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Idskenhuizen is een komdorp dat in de Middeleeuwen is ontstaan op zandgronden die even hoger lagen dan de omgeving. In de 17de eeuw stond in dit dorp het rechthuis van de grietenij. Op de kaart van Doniawerstal in de atlas van Schotanus (1718) was het als een redelijk geconcentreerde groep huizen getekend. Toch werd het aan het einde van de 18de eeuw in de Tegenwoordige Staat van Friesland gemeld: ‘dit Dorpje is niet groot van omtrek, doch heeft by de kerk eene maatige Binnenbuurt: ‘er zyn maar zeven Boereplaatsen, en veel land is tot bosch aangelegd.’ Toen werd tevens gemeld dat er een weg lag richting Woudsend die in 1782 was aangelegd en dwars door het Grote Idskenhuistermeer liep. Helemaal in het zuiden van dat meer reden al karren door het water, maar de sporen sleten zo uit dat het noodzakelijk werd de rijweg aan te leggen. Dat gedeelte van het meer is intussen ingepolderd. Het gebeurde eveneens met het Kleine Idskenhuistermeer dat ten noordwesten van het dorp lag. Het dorp werd daarna door de Dorpsopvaart met het grote meer verbonden. De hoofdstraat, de Bramerstraat kent gesloten en zeer gevarieerde bebouwing die grotendeels uit het laatst van de 19de en de vroege 20ste eeuw stamt. Aan de oostzijde waar de Bramerstraat en de Troelstraweg – de weg naar Teroele – bij elkaar komen en een grasplantsoen vormen, staat de eenvoudige gereformeerde kerk. De zaalkerk met een rechte koorsluiting en een houten geveltoren met ingesnoerde spits dateert uit het einde van de 19de eeuw. Maar de voorzijde is in de jaren twintig gewijzigd. Naast de kerk staat de pastorie, een aardige villa die deels is gepleisterd in de vernieuwingsstijl van kort na 1900. Aan de westelijke zijde van het dorp staat de voormalige hervormde kerk, een in 1935 gebouwde zaalkerk die een uit omstreeks 1800 daterende voorgangster verving. De kerk is in gebruik als zeilschool. Ten zuidwesten van het dorp ligt een goed in het groen verpakte waterrecreatienederzetting.

Nes is een terpdorp dat in de vroege Middeleeuwen is ontstaan. Het heeft een niet zeer hoge terp en een rechthoekige structuur. De oude bebouwde kom wordt omvat door een rechthoek van straten en de kerk is er centraal in geplaatst. Nes werd ontsloten door de Nesser Opvaart die in zuidwestelijke richting naar de Paesens is gegraven. Er is een aantal paden over de terp gerooid die elkaar niet precies haaks kruisen en aan die paden en het wegenvierkant is de bebouwing geleidelijk verdicht, wat een zeer gevarieerd beeld heeft opgeleverd. Vooral aan de Middenstraat en aan een zijde van de Foarstrjitte staan fraaie huizen uit de 18de en 19de eeuw. Foarstrjitte 21 laat zelfs Jugendstil details zien. Vanaf het laatste kwart van de 19de eeuw is aan de uitvalswegen enige lintbebouwing gegroeid, in noordwestelijke richting vooral met flinke boerderijen. Ook verder van het dorp liggen op het dorpsgebied monumentale boerderijen waar voornamelijk tuinbouw wordt bedreven. De 20ste-eeuwse woningbouw heeft vooral binnen of aan het wegenvierkant plaatsgevonden, recent ook ten koste van het verlies van oude woningen. Bovendien is er aan de noordzijde tot en met de Noarderwei een bescheiden dorpsuitbreiding gekomen. Bij de zuidwestelijke hoek is in 1925 aan de Wiesterwei de door Ane Nauta in expressionistische trant ontworpen gereformeerde kerk gebouwd. Het is een kruiskerk met een dakruiter. De hervormde dorpskerk was in de Middeleeuwen toegewijd aan Johannes de Evangelist. Het is een van kloostermoppen gebouwde eenbeukige, romaanse kerk die uit het einde van de 12de eeuw dateert. De oostelijke torenmuur is het oudst; wellicht is het een overblijfsel van een westwerk, daar werd aan de ene zijde de toren gebouwd en aan de andere kant het kerkschip. Het vierzijdig gesloten koor dat met lisenen, een rondboogfries en een tandlijst is versierd, is in het midden van de 13de eeuw tot stand gekomen. Het interieur pronkt met een in 1775 vervaardigde preekstoel in rococovormen: waarschijnlijk het werk van Yge Rintjes.

De hoofdkerk van Sappemeer behoort tot de vrij beperkte groep kerken die in de periode na de hervorming special voor de protestantse eredienst werd gebouwd en die een centraal, op de dienst van het Woord gerichte inrichting en architectuur kregen. De meeste kregen een achtzijdige vorm, zoals de latere kerken van Sint-Annaparochie (1682) en Wons (1728) en met gebogen wanden ook die van Berlikum (1777) en Smilde (1780-’88), of ze zijn gebouwd op een plattegrond in de vorm van een Grieks kruis, zoals de Neue Kirche in Emden (1648), de Nieuwe of Noorderkerk in de stad Groningen (1660-’65), de kerk van Heerenveen (1637, na ernstige verminkingen in 1967 gesloopt) en die van Harlingen (1772-’75) in Friesland. De kerk van Sappemeer, in 1655-’57 gebouwd in opdracht van het stadsbestuur van Groningen is een achtzijdige kerk die is ontworpen door Coenraet Roelofsz. Het muurwerk van het kerkgebouw is ongeleed en vlak verwerkt; slechts één zandstenen waterlijst ter hoogte van de onderdorpels van de vensters is om het bouwwerk getrokken. In elke zijde staat een eenvoudig geprofileerd, groot rondboogvenster. Het gebouw wordt gedekt door een met koper bekleed in- en uitzwenkend koepeldak met vier kleine dakkapellen en wordt bekroond door een kleine lantaarn met balustrade. De zandstenen ingangspoort bestaat uit ionische pilasters die een segmentvormig, door het stadswapen van Groningen doorbroken timpaan met vruchtfestoenen dragen. De kerkruimte wordt gedekt door een houten koepelgewelf. De preekstoel met een opvallend groot klankbord dateert uit de bouwtijd. De kuip heeft gegroefde halfzuiltjes op de hoeken en rijk gesneden toogpanelen. Van de vier uit de tweede helft van de 17de eeuw daterende herenbanken is die tegenover de preekstoel en onder het orgel voorzien van het stadswapen van Groningen. Twee overhuifde banken hebben bekroningen met frontons, de ene met de wapens van Star-Lichtenvoort, de andere met het pelikaansymbool. De vierde, dubbelbrede bank is voorzien van gesneden draperieën. Het grote orgel is in 1875 door P. van Oeckelen gebouwd.

Itens aan de noordoostelijke flank van de eilandpolder van Easterein lijkt een streekdorp, maar is een oud terpdorp met een later gevormde streek. De beide zijden van de oude dijk, de hoep, zijn redelijk dicht bebouwd. Aan de binnendijkse kant ligt het restant kerkterp met enige bebouwing eromheen. Aan de weg staat een groot aantal flinke boerderijen en rentenierswoningen van uiteenlopende snit, waarvan één exemplaar een ruime voortuin met een vijver bezit. In ongeveer het midden aan de noordoostzijde van de dijk staat het café ‘De lytse fjouwere’. Dit alles is geordend in streekjes van open en meer gesloten bebouwing, bijvoorbeeld aan de Rienster zijde waar bij een groepje bedrijfsgebouwen, onder meer een voormalige smederij, wat meer buitenruimte is geschapen. De oorspronkelijke kern is de sterk weggegraven terp ten zuidwesten van de dijk en is wel goed te ervaren. Daar staat de kerk betrekkelijk hoog als decor achter het ruime kaatsveld dat de graverij van de terp als groene kern heeft achtergelaten. De hervormde kerk staat op het hoge kerkhof. Het gebouw dateert uit 1804/"06 en zal ongetwijfeld een ouder godshuis hebben vervangen. Het draagt de stijlkenmerken van empire en neoclassicisme. Het metselwerk is van bruine mangaansteen, de vensters zijn korfbogig gesloten. Het dak is gedekt met leien. Op de voorkerk staat de kleurige, neoclassicistische toren uit 1842: een houten romp in blokkige steen-imitatie, een kroonlijst met klosjes en een achtzijdige open koepel met ajour-panelen. Binnen staan een 17de-eeuwse preekstoel, overhuifde kerkvoogdenbanken en een orgel van Hardorff uit 1876. Vanaf 1863 was er een doopsgezinde vermaning in Itens, overgebracht van Kromwal, een waterbuurt bij Britswert. Het huidige vermaninkje met consistorie en kosterswoning aan weerszijden is van omtrent 1910. Tussen deze twee is de vermaning, volgens schuilkerktraditie, teruggerooid. Alles is in het klein, ook de versierinkjes van rondboogfriesjes en vooral het klokloze koepeltje op de westgevel. Het zal wel het kleinste kerkkoepeltje van Fryslân zijn. In de consistorie hangt een portrettengalerij van de predikanten en een martelaarsspiegel van 1685.

Niawier is een terpdorp dat net als andere niet zeer oude terpdorpen in Dongeradeel, zoals Engwierum en Nes, een rechthoekige structuur bezit, maar in vergelijking met die andere is de terp hier toch wat hoger. Niawier is in de vroege Middeleeuwen ontstaan. De Niawierster Opvaart die om het kloosterterrein van Sion (gesticht omstreeks 1100) richting de Paesens liep, zorgde voor de ontsluiting over het water. De Tegenwoordige Staat van Friesland is beknopt: Niawier ‘heeft eene kerk met een spits kloktorentje, en bevat 20 stemdraagende plaatsen. Onder dit dorp behooren de buurten Lutkewier en Berghuizen, gelyk ook Sion, weleer een Vrouwen Klooster van de Cistertienser orde, gesproten uit het Klaarkamster Klooster, en afgebroken in den jaare 1580; ’t zelve heeft ook eene vaart naar de Paezens, en ligt dus wel ter reed en vaart.’ Het kloosterterrein is nog te herkennen: vanaf de dorpskom loopt de thans met woningen bebouwde Singel om de zuidelijke marge van het gebied heen. Lutkewier is een groep boerderijen nabij Wetsens; Berghuizen is een nog kleinere agrarische nederzetting ten noorden bij de Paesens. Bebouwing heeft vooral plaatsgevonden om het wegenvierkant om de terp en op de paden die over de terp zijn gerooid. Nagenoeg in het midden bestaat nog een open graskamp dat voorheen voor het kaatsen werd gebruikt. Ten oosten daarvan is de gereformeerde kerk opgetrokken, een relatief ruime zaalkerk. De naoorlogse woningbouw heeft niet alleen aan de Singel, buiten de dorpskern plaatsgevonden, maar gedurende de laatste decennia ook op en aan de rand van de terp. De dorpskerk staat niet in het midden maar aan de oostelijke rand van de terp. Zij is in 1668 gebouwd van kloostermoppen van de voorgangster. Boven de ingangspoort is een stichtingssteen aangebracht. Het is een eenbeukig kerkje met een driezijdig gesloten koor en een westelijke gevel die in 1811 is hersteld. Bij die gelegenheid is een houten met leien bekleed torentje met een ingesnoerd spitsje op de gevel geplaatst.

De eenbeukige zaalkerk is in 1515 gebouwd en bevatte aanvankelijk kruisribgewelven die er in 1626 zijn uitgesloopt. De steunberen zijn eveneens weggenomen. Aan de noordzijde staat een rechthoekige traptoren met spleetvensters tegen de muur. De grote spitsboogvensters zijn verlaagd, de sporen zijn waar te nemen. Aan de noordzijde is de spitsbogige vrouweningang dichtgezet en voorzien van een venstertje. Aan deze zijde zijn bij het koor twee dichtgemetselde sporen van openingen zichtbaar, mogelijk één van een hagioscoop. Aan de zuidzijde is ook te zien dat de vier spitsboogvensters aan de bovenzijde zijn verlaagd. In de eerste travee duidt een pleistervak op de weggewerkte manneningang. De ondiepe, driezijdige koorsluiting bezit in alle zijden een spitsboogvenster en aan de zuidoostzijde een toegangspoort met Toscaanse pilasters. In de westelijke gevel is, waarschijnlijk in 1626, een Toscaans omlijste ingangspartij gekomen en daarboven staat een spitsboogvenster dat een gepleisterde, rijk geprofileerde omlijsting kreeg. Op de dorpel is een aedicula geplaatst met een bijbellezende vrouwenfiguur. Staat de kerk op de ene hoek van de belangrijkste driesprong in het dorp, de losstaande toren staat markant aan de overzijde van de doorgaande weg. De toren uit de 16de eeuw is in de 19de eeuw gewijzigd. Hij bezit een zadeldak tussen trapgevels, met een dakruiter, en aan de voorzijde een klein geveltopje met een uurwerkplaat. Beneden heeft de ingang allure gekregen door een ionisch poortje uit de 18de eeuw. Het interieur wordt gedekt door een houten tongewelf uit 1792, het jaar waarin het interieur sterk werd gewijzigd. Ook de preekstoel uit 1634 met hoekzuiltjes aan de kuip en rolwerk op het klankbord ontkwam daar niet aan. Ertegenover staat een overhuifde herenbank uit 1892. In dit jaar is op een oudere koorafscheiding een galerij geplaatst op gecanneleerde zuilen. Bij het orgel, in 1874 gebouwd door R. Meijer, zijn restanten van de oude orgelgalerij van 1792 te vinden en zelfs resten van de gotische galerij uit 1503. Het laatgotische orgel met beschilderde luiken is in 1874 verkocht aan het Rijksmuseum. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Het terpdorp Kimswerd heeft een schilderachtige kern met karakteristieke waterbuurten langs de Harlingervaart. De noordoostelijke waterbuurt heeft een binnenpleintje met bebouwing van huisjes van gele steentjes. De Duivengracht aan de vaart bestaat uit een reeks van schots en scheef staande huizen van dat type. De overkant is over een hoge houten loopbrug, een heechhout, te bereiken. Tegenover de kerk liggen het voormalige schooltje en een in het groen verscholen karakteristieke pastoriewoning. Tussen de kerk en de brug staat café Greate Pier met een overstekende verdieping op zuiltjes. Het café is genoemd naar de beroemdste Kimswerder. De houwdegen Grutte Pier is in Kimswerd geboren, de getergde boer die in de 16de eeuw Bourgondiërs, Saksers en Hollanders bestreed. Op de hoek bij de kerk staat zijn stoere standbeeld (Anne Woudwijk). De naoorlogse dorpsuitbreiding is aan de zuidwestelijke zijde van de doorgaande weg gelegd en de sportvelden liggen aan de andere zijde. Aan de oostzijde ligt Heemstra State, nu een kop-hals-rompboerderij. De trots van Kimswerd is de romaanse kerk met toren uit omstreeks 1100. De noordgevel van tufsteen is versierd met een rondboogfries en rondboognissen met dichtgezette, kleine rondboogvensters. De noordelijke ingang wordt bekroond door een 12de-eeuws mysterieus reliëf: een masker met ranken. Het bakstenen koor met lichte steunberen dateert uit de 13de eeuw en de zuidelijke muur is beklampt met kleine gele steen. De toren van tufsteen is verlevendigd met spaarvelden met rondboogfriezen. De kerk heeft een rijk 17deeeuws interieur. Uit die tijd dateren de lambrizering, de koorafsluiting, banken met gesneden wangstukken en natuurlijk de dooptuin met de preekstoel in het midden. Verder zijn belangrijke sporen te vinden van de adellijke familie Heemstra: een familiebank met kuifstuk voorzien van wapens, twee memorieborden, een van de dames Heemstra is zelfs met een portret in de kerk aanwezig. Een van de grafzerken voor de Heemstra"s, in 1614 door de Harlinger bouwmeester en steenhouwer Jacob Lous vervaardigd, heeft op een centraal veld een excellent perspectivisch gezicht op een paleistuin.

Nieuwebildtdijk is een streek die eigenlijk de status van dorp niet bezit maar grotendeels bij Oude Bildtzijl wordt gerekend. Het is de tweede dijk die in 1600 het nieuw aangeslibde land van Het Bildt ging beschermen. Met daarop in het oosten aansluitend de Koedijk voor het Nieuw Monnikebildt in Ferwerderadiel. De dijk strekt zich uit over een breedte van zes en een halve kilometer tussen Zwarte Haan in het westen en Nieuwebildtzijl in het oosten. Recht ten noorden van Oudebildtzijl werd een uitwateringssluis gelegd, de Nieuwebildtzijl, die door opslibbing van de pollen niet meer werkte en in 1655 werd opgegeven. Deze Oudeen Nieuwe-Bildtpollen werden in 1715 en 1754 ingedijkt waardoor de Nieuwebildtdijk slaperdijk werd. Desondanks zijn er in 1717 en 1825 nog dijkdoorbraken geweest. De Nieuwebildtdijk kon zich, nadat ze in ruste was gegaan, net als de Oudebildtdijk tot woonstreek ontwikkelen. De nieuwe dijk werd veel minder dicht bebouwd. De losse bebouwing kwam met enkele concentraties tussen Nieuwebildtzijl en de Schuringaweg. Nabij deze driesprong werd het Dijks- of Contributiehuis van de pollen gebouwd en net even oostelijker werd de buurt, met een lagere school, niet zonder humor Stad Niks genoemd: een benaming die nog steeds in gebruik is. Helemaal in het westen ligt nog een buurtje bij Zwarte Haan. Er kwam over een lengte van ruim vier kilometer bebouwing. Aan de Oudebildtdijk is dat inclusief de Westhoek elf kilometer. Dat gebeurde op dezelfde wijze als bij de oude dijk. Wat betekende dat tegen de buitendijkse zijde de arbeiderswoningen konden worden gebouwd en aan de binnendijkse zijde in het land de boerderijen. Deze vaak monumentale boerderijen lijken vanaf de dijk majestueus. Ongeveer een halve kilometer ten westen van Nieuwebildtzijl staat een van de opmerkelijkste: een oude boerderij met een voorhuis met een gestucte voorgevel en daarop geschilderd twee imitatie vensters met zandloperluiken en een groot wapen van ’t Bildt erop met het wimpelopschrift ‘Aren út Skelpen’. De langhuisschuur steekt maar net boven het hoge voorhuis uit.

De kerk staat op een hoog kerkhof en de forse, losstaande toren staat als baken op een hoek van wegen. De kerk is in oorsprong 13de-eeuws, maar is in 1686 op initiatief van predikant Copius Meyer danig vernieuwd. Toch is aan de zuidzijde nog een dichtgemetselde, korfbogige priesteringang te zien die stellig middeleeuws is. De ‘nieuwbouw’ is in het oude kloostermoppenmateriaal uitgevoerd. Omdat het muurwerk in 1882, op de plint na, een geblokte pleisterlaag kreeg, is de bouwgeschiedenis niet meer af te lezen. De noord- en zuidmuur hebben beide drie grote spitsboogvensters en in twee van de drie sluitingsmuren staan ook dergelijke vensters aan weerszijden van een rond venster met rozetindeling en gekleurd glas. Tegen de noordmuur is een gietijzeren urinoir geplaatst. De westgevel bevat de ingang in een spitsboognis met de datering 1686 en ook hier is een rond venster te vinden. De kerkruimte wordt gedekt door een vlak houten plafond uit 1867. De preekstoel met klankbord was in 1666 een schenking van dominee Meyer. Het meubel heeft getordeerde hoekzuilen en gesneden panelen. Het doophek met balusters heeft op de posten het zogeheten geteld geld motief. De herenbanken zijn van patricische families uit Slochteren. Die met overhuiving heeft een uitbundig gesneden kuifstuk waarbij het alliantiewapen wordt omvat door wulpse putti. Bij de andere bank met gesneden kuif op het rugschot wordt het wapen door leeuwen gehouden. De herenbank in de koorsluiting heeft een gesneden draperie. De losstaande toren is net als die van Onstwedde (en de ingestorte van Holwierde) een zogenoemde Juffertoren. Deze heeft vijf geledingen en reikt met zijn puntgevels en achtzijdige stenen spits tot 46½ meter. Helemaal beneden zitten een paar lagen tufsteen, maar verder is hij in baksteen opgetrokken. De ingang staat in een sleutelgatnis. De eerste drie geledingen zijn onversierd, de vierde wordt bekroond door een rondboogfries tussen tandlijstjes en de klokkenverdieping heeft aan weerszijden van de galmgaten spaarnissen met metselmozaïek. De geveltoppen zijn met klimmende nissen versierd.

Mantgum is een terpdorp dat in 1329 als Mantinga-heem in de bronnen voorkomt, maar veel ouder is. Het lag nabij de westelijke oever van de Middelzee en nu ligt het aan de spoorlijn Leeuwarden-Sneek. De laan die de spoorhalte met de kerkterp verbindt, de Seerp van Galemawei, heeft de allure van een stationsweg, maar dan op dorpse maat. Aan het begin van die laan staat het voormalige gemeentehuis, een karakteristiek bouwwerk uit 1939. Mantgum is van 1908 tot de gemeentelijke herindeling in 1984 hoofddorp van Baarderadeel geweest. De voornaamste straat is genoemd naar Seerp van Galema, een hoofdeling uit de 16de eeuw die op de state Hoxwier woonde, noordoostelijk van het dorp. De state is in het midden van de 18de eeuw gesloopt. Seerps prachtige grafzerk staat in de kerk: hij staat er in vol ornaat afgebeeld. Aan weerszijden van de Seerp van Galemawei staan grote notabele woningen verscholen in diepe tuinen met veelal oude bomen. Het mooiste ensemble van dit type woningen in Friesland. Bij de Frijbuorren ligt een laaggelegen, open stuk land, een uitgegraven terpflank. Aan de rand staat een aantal karakteristieke woningen, waaronder de pastorie en de oude Bewaarschool. In de noord-oosthoek staat Café Bonnema, een 18de- of vroeg 19de-eeuws rechthoekig blok van gele baksteen. De dorpskern van Mantgum is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Niet zo’n verwonderlijke status, het gave en schilderachtige karakter van het geheel in ogenschouw nemend. De naoorlogse uitbreidingen zijn aan de westkant van het dorp gekomen, nabij de NS-halte. Daar is onlangs een flinke uitbreiding naast gelegd, waarin het grote nieuwe dorpshuis opvalt. De oude kern wordt gedomineerd door de blank gepleisterde kerk die uit de 16de eeuw zal dateren. Het ruime kerkhof wordt omvat door een smeedijzeren hek in neoclassicisme. Vooral het dubbele zwaaihek is van excellente kwaliteit. Het interieur is in 1779-"81 verfraaid met nieuwe betimmeringen en meubilair, waarbij de ronde preekstoel met bijbelse voorstellingen door H. Berkebijl opvalt.

Haskerdijken (nabij Nieuwebrug) is een streekdorp dat is ontstaan in de buurt van het klooster Maria’s Rozendal of het Haskerconvent, dat omstreeks 1235 is gesticht op de plaats waar de vrome kluizenaar Dodo zijn kluis had. Op de grietenijkaart van 1718 staat langs de kronkelige Hasker Dijken verspreide bebouwing van vooral boerderijen. De meeste staan in het noorden. In het midden zijn de kapel van het convent en enkele boerderijen afgebeeld. Een strak aangelegde dijk ligt naast de oude kronkeldijk. In 1788 meldde de Tegenwoordige Staat van Friesland dat het dorp bestond uit een weids grondgebied maar dat er maar weinig huizen stonden: ‘Naar dit Dorp is dat gedeelte van den rydweg genaamd, ’t welk van Akkrum naar ’t Heerenveen, door deeze Grieteny, loopt: deeze weg, eertyds zeer bogtig en een groot gedeelte van ’t jaar onbruikbaar zynde, werd in 1716, door den Heere Grietman Jr. P.F. Vegilin van Claerbergen verbeterd, en verder Westwaards gelegd, onder den naam van de Nieuwe Hasker Dyken.’ De nieuwe rechte dijk kreeg naast de functie van waterkering die van verbindingsweg en hij werd in 1826 grotendeels gebruikt om er een deel van de rijksstraatweg van Leeuwarden naar Zwolle over aan te leggen. Het dorp bestaat nu uit een paar buurten van verschillende aard. Helemaal in het noorden ligt een streek van grote en soms monumentale boerderijen langs de oude Rijksstraatweg en de Sminiaweg. In het midden ligt bij de brug en de fly-over van de autosnelweg over de Nieuwe Pompsloot, de Kapellewei. De weg voert naar het licht verhoogde kerkhof met de hervormde kerk die in 1818 is gebouwd op de plaats van de kloosterkapel van het convent. Het is een zaalkerk met een driezijdige koorsluiting en een geveltorentje. Zuidelijker is een buurt gevormd bij een sluis en een nieuwe brug in de vaart die naar de Polder van het 4de en 5de Veendistrict leidt. Dat heeft de buurschap Nieuwebrug gevormd die voorheen tot Schoterland en de gemeente Heerenveen behoorde.

De kerk van het esdorp staat op een opmerkelijke hoogte op een ruim kerkhof dat door oude bomen is omzoomd. De vroeg-gotische zaalkerk is met het driezijdig gesloten koor omstreeks 1300 opgetrokken van grote kloostermoppen. Archeologisch onderzoek tijdens de restauratie in 1972-’73 maakte duidelijk dat er voorgangsters zijn geweest. De parochie komt in het midden van de 12de eeuw al in kerkelijke administraties voor. Bij het onderzoek bleek dat tegen de noordzijde van een kerk een sacristie aangebouwd heeft gezeten. Op de gevonden fundamenten is een nieuw gebouw opgetrokken in quasi-historische vormen. Het schip wordt aan beide zijden verlicht door grote rondboogvensters die later in het oude muurwerk zijn gebroken en gepleisterde en witgeschilderde dagkanten kregen. In de noordmuur zijn aan weerszijden van het oostelijke venster een duidelijk spoor en een fragment van oorspronkelijke smalle spitsboogvensters te zien. Ongeveer in het midden staat nog de oude vrouweningang. De deur zit in een modern rechthoekig kozijn in een spitsboognis, waarvan de boogtrommel decoratief is geschilderd. Deze ingang wordt beschermd door een luifel met zadeldak. Een moet in het metselwerk vertelt dat er al eerder een aankapping heeft gezeten. Tussen de twee vensters in de zuidmuur staat beneden een dichtgemetselde korfbogige manneningang en daarboven een achter de dagkanten dichtgezet oorspronkelijk spitsboogvenstertje. Nabij het koor staat dan nog een spoor van een wat groter rondboogvenster dat een grotere rondboog doorbreekt. Ook de drie, door eenmaal versneden beren geschoorde koorsluitingsmuren bezitten rondboogvensters van dit model. Op de dakschilden van de sluiting liggen onder- en bovenpannen die spottend nonnen en monniken worden genoemd. De westelijke gevel laat beneden een dichtgemetselde smalle ingang zien en even onder de geveltop twee rondboogvensters met geprofileerde dagkanten. Op de westgevel is in 1858, na sloop van de vrijstaande houten klokkenstoel, een dakruiter geplaatst met een vierkante, geblokte onderbouw, een achtzijdige lantaarn en een elegant gebogen koepeltje. Inwendig wordt het schip gedekt met een vlak balkenplafond uit waarschijnlijk al de 17de eeuw. Het schip heeft geen stenen overwelving gehad. Het koor kreeg vermoedelijk in de 15de eeuw een stenen stergewelf. De geprofileerde ribben rusten op natuurstenen kraagstenen waarop vijf steenhouwersmerken staan. Toen zal de scheidingswand met zware spitsboog, de triomfboog, zijn aangebracht. In de koorwanden zitten een paar nissen. De met een spitsboog bekroonde nis aan de noordzijde is een sacramentsnis, waarvan de in baksteenimitatie geschilderde rand van de restauratie dateert. De nis aan de zuidoostzijde heeft waarschijnlijk als piscina dienst gedaan. In 1921 zijn laatgotische schilderingen op de triomfboog ontdekt en een jaar later bleken ook op het stergewelf van het koor schilderingen te zitten. Ze zijn in 1922 en ’23 door kunstenaar E. Bokhorst gerestaureerd en enigszins aangevuld. In de zwikken van de triomfboog staat aan de noordzijde Sint-Christoffel met boomstaf die met het Christuskind door het water waadt en aan de zuidzijde Sint-Margareta met kruis die zich moeizaam van een dier ontdoet. Dat dier moet een draak zijn, want het verhaal gaat dat ze, opgeslokt door zo’n monster, een kruisteken maakte, waarop het dier werd opengereten en zij kon ontkomen. Boven de heiligen zweven banderollen met hun namen en tussen hen in is een flinke toef sierranken geschilderd. Deze ranken en bloemen zijn rijk gestrooid over het koorgewelf; ze ontspruiten aan de kruisingen van de ribben. Alle koorvensters worden eveneens bekroond met bloemen. Op het midden van het gewelf zijn bovendien de symbolen van de vier evangelisten te zien. Opmerkelijk is dat de schilders het werk signeerden: ‘broeder Jan van Aken’ en ‘Johannes …’. De fraai gevormde, maar niet gedecoreerde grote zandstenen doopvont zal in de 15de eeuw zijn gemaakt. De preekstoel tegen de oostwand van de koorsluiting heeft maniëristische vormen, zal in het midden van de 17de eeuw zijn vervaardigd, is afkomstig uit Scharner en voor Sellingen aangekocht in 1825. Op de westelijke, op standvinken rustende galerij uit 1915 staat een modern orgel, in 1952 gebouwd door de firma Gebr. van Vulpen uit Utrecht.

Nijehaske is een streekdorp van middeleeuwse oorsprong. Het was het oostelijkste dorp van de Hasker Vijfga en zal omstreeks 1200 aan de verbindingsweg tussen Westermeer/Joure en Heerenveen zijn ontstaan. Op het vroegste betrouwbare kaartbeeld, dat in de atlas van Schotanus uit 1718, ligt een zeer losse reeks van enkele boerderijen ten zuiden van de weg met ongeveer in het midden de kerk. Helemaal in het oosten ligt een dichtbebouwde buurt aan de Heeresloot en de daar kruisende Overspitting die nu Haskervaart heet. De buurt werd ook wel de Bandsterschans genoemd, naar de versterking die hier in de 17de eeuw heeft gelegen. Bij Heerenveen vonden verveningen plaats en volgden allerlei economische activiteiten. Nijehaske kreeg daardoor een dubbel karakter. In de Tegenwoordige Staat van Friesland staat: ‘een Dorp in ’t Oostelykste deel der Grieteny, waar onder een gedeelte van ’t Heerenveen behoort, met de meeste huizen der Bandster Schans. De Kerk deezes Dorps staat aan de Heere Sloot; alwaar thans ook de wooning van den Predikant gevonden wordt, daar die, voor deezen en nog by onzen tyd, in ’t eenzaame Hasker Dyken, by het Kerkje, gevonden wierd. De meeste landen, ter wederzyden van dit Dorp, zyn mied- en klynlanden, die zich verre in "t Noorwesten uitstrekken.’ Het noordwestelijke gedeelte van Heerenveen hoorde tot de gemeentelijke herindeling van 1934 tot Nijehaske, ook het spoorstation. De dichtbevolkte streek van de Heerenwal en omgeving kwam toen bij de grote plaats Heerenveen. Ook het oude kerkhof naast de Alberthoeve aan de Jousterweg werd opgeslokt. In 1984 is de grens tussen Heerenveen en Skarsterlân opnieuw in westelijke richting verschoven waardoor deze in het Nieuwe Heerenveense Kanaal kwam te liggen. Van Nijehaske resteert een buurtje van enkele tientallen woningen nabij de driesprong van de Jousterweg en de Nije Fjildwei en enkele boerderijen. Ten noorden van het dorp zijn de bedrijventerreinen van Kanaal-West en Businesspark Friesland-West ontwikkeld, waardoor in het dorpsgebied wel veel arbeidsplaatsen zijn gekomen. Van een dorp kan nauwelijks meer worden gesproken.

Nieuwehorne is een streekdorp dat in de 18de eeuw is ontstaan nabij de splitsing van de Binnenweg die nu als Schoterlandseweg vanaf Oudeschoot over de hele lengte van de gemeente Heerenveen de belangrijkste ontsluitingsweg richting Donkerbroek is geworden. En nabij de voor het doorgaande verkeer niet belangrijke Buitenweg die een iets zuidelijker koers aanhoudt. Het dorp ligt in een landschap waar hoogveen tot turf is gewonnen en daarna in cultuur is gebracht. Ten zuiden liggen de lage hooilanden van de vallei van de Tsjonger die daar tot de kanalisering in 1886/’88 als een echte rivier meanderde en een grillige grens vormde met West- en Ooststellingwerf. Het dorp heeft zich ontwikkeld op de plaats waar vanaf de Schoterlandse Compagnonsvaart uit het noorden de Vierde Wijk richting Binnenweg liep. Daar kwam ook de dorpskerk. De huidige, door een dichte boomzoom omringde kerk dateert uit 1778 en is toen gebouwd in opdracht van grietman Daniël de Block van Scheltinga. De kerk is in het midden van de 19de eeuw hersteld, maar de kerkstichting zou wel ouder kunnen zijn omdat in de toren een klok hangt die waarschijnlijk in de 15de eeuw gegoten is door Johannes van Bomen. De kerk is een eenvoudige zaalkerk met een driezijdige koorsluiting en gebouwd van gele steentjes in een ritme van verdiepte traveevakken, waarin om en om rondbogige vensters staan. De voorgevel is geblokt gepleisterd, voorzien van dichte rijen muurankers en op de hoeken pilasters die diamantkoppen vertonen. Op de gevels staat de houten toren met uurwerk, galmgaten en een ingesnoerde spits. In de buurten langs de wegen is nogal wat bebouwing uit het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw te vinden, maar Nieuwehorne doet zich kennen als een jong dorp. Na de Tweede Wereldoorlog is het dorp vooral tussen de twee wegen ingevuld, in belangrijke mate ook met volkswoningen die de woningbouwverenigingen er ontwikkelden. Toch is Nieuwehorne geen komdorp geworden, maar is het nog steeds een streekdorp.

De kerk staat midden in het op een oude zandrug ontstane dorp. Omstreeks 1200 zijn de twee westelijke, romaanse traveeën en de toren opgetrokken op een fundament van zwerfkeien. Voor de helft van de 13de eeuw is het bestaande fundament verhoogd en het schip verlengd en voorzien van een smallere, halfronde apsis. Het geheel kreeg een stenen overwelving en de toren kreeg er een geleding bij. Deze bouwgeschiedenis is fraai aan het bouwwerk af te lezen, maar is tientallen jaren lang door een pleisterlaag aan het oog onttrokken geweest. De pleisterlaag is bij de restauratie in 1948-’55 weer verwijderd. In de eerste twee traveeën van het schip, het oudste gedeelte van de kerk, is het tufsteen vlak verwerkt en bij de verhoging deels door baksteen vervangen. Er staan grote 18deeeuwse rondboogvensters in en een dichtgemetselde ingang. De volgende twee traveeën, waarin tuf- en baksteen prachtig decoratief zijn verwerkt, zijn in twee zones verdeeld met beneden vlak muurwerk met zuidelijk een rondbogige, met kraallijst geprofileerde ingang en noordelijk twee dichtgezette ingangen en een hagioscoop. De bovenzone heeft door rondboogfriezen bekroonde, brede spaarvelden. Hierin staan de gereconstrueerde romano-gotische vensters met kraal. De halfronde apsis, ook van tuf- en baksteen in lagen, vertoont in de benedenzone grote, rondbogige spaarvelden en daarboven rondboogvensters met kraal. De tufstenen onderbouw van de toren draagt drie bakstenen geledingen die jonger zijn. De tweede is versierd met spaarvelden met rondboogfriezen, de derde heeft kleine rondbogige galmgaten en de toren is bekroond door een tentdak. Inwendig wordt de kerkruimte door koepelgewelven gedekt met muralen, gordelbogen en ribben die van muurdammen opgaan en boven in rozetten samenkomen. Het gewelf bij het orgel draagt ornamentaal schilderwerk. In de apsismuur zit aan de noordzijde een sacramentsnis en zuid een piscina. De preekstoel met inlegwerk in de kuip en een klankbord dateren van 1621 en het doophek met lezenaar is van 1693. Het orgel heeft een barokke kas uit 1745 met een instrument dat N.A. Lohman in 1821 bouwde.

Oldeholtwolde is een klein streekdorp dat in de late Middeleeuwen op de kruising van de oude Weerdijk en de Slingerweg is ontstaan. De Weerdijk is duidelijk weergegeven op de grietenijkaart van Weststellingwerf in de atlas van Schotanus uit 1716 en slingerde zich door het westen en noorden van de grietenij. Hij kwam uit het zuiden bij Oldetrijne, en liep dan door Oldelamer en Nijelamer en nog verder naar het oosten door Nijeholtwolde om bij Oldeholtwolde een bocht naar het zuiden te maken tot de westelijke flank van Ter Idzard. Op de kaart is te zien dat het noordelijke gedeelte van het uitgestrekte dorpsgebied tot de Tsjonger of Kuinder bestond uit venen en lage hooilanden. In de Tegenwoordige Staat van Friesland uit 1788 werd het dorp beschreven: ‘dit Dorpje ligt wederom ten Noordoosten der twee voorige. "t Zelve had ook eertyds eene Kerk aan den Noordkant van gemelden Weerdyk, doch die al in de voorige eeuw is afgebroken; zynde nog het Kerkhof overig. Een klein gedeelte van de landen deezes Dorps ligt binnen dien Weerdyk; doch ’t meeste, naar de Kuinder liggende, is laag weid- en hooiland met kostelyke klyngronden; en echter wordt ’er tot nog toe geen turf van eenig belang gegraaven, om dat de uitvaart zeer bezwaarlyk is, wegens de ondiepten die aldaar in de rivier de Kuinder zyn.’ Er werd ook nog gemeld dat de rijweg van Schoterbrug naar Wolvega door dit dorp loopt. Op de kaart in de Eekhoff-atlas uit 1850 is te zien dat de venen volop in exploitatie zijn en dat de in 1828 aangelegde rijksstraatweg van Leeuwarden naar Zwolle dwars door het dorp is gekomen. In 1875 werd bij de kruising wel weer een kerk gebouwd, ontworpen door F. Brouwer uit Cornjum. Zij is een vrij grote zaalkerk met een driezijdig gesloten koor en een half ongebouwde ranke toren van drie geledingen en een ingesnoerde spits. De aardig in mengstijl gedetailleerde kerk heeft neogotische spitsboogvensters gekregen. Door de recente autosnelweg is het dorp in tweeën gesneden.

Nieuweschoot is een oud streekdorp dat thans ligt uitgestrekt langs de Rotstergaasterweg. Het is altijd vrij klein gebleven. Door het sterk naar het zuiden uitgebreide Heerenveen is het bijna de zuidelijke marge van deze plaats gaan uitmaken. Bovendien is de lintbebouwing, vooral in het oostelijke gedeelte, in de naoorlogse jaren verdicht. Toch heeft Nieuweschoot een landelijk karakter behouden, een karakter dat in westelijke richting puurder kan worden genoten. Het was ‘zeer vermaaklyk in de bouwlanden, en in het geboomte gelegen’ schreef de Tegenwoordige Staat van Friesland in 1788 en dat kan nog opgemerkt worden. Aan de westzijde wordt het dorpsgebied begrensd door de Engelenvaart die in 1840 is gegraven om de Veenscheiding – het oostelijke verlengde van de Schoterlandse Compagnonsvaart – in verbinding te brengen met de Tsjonger. Voordat deze vaart werd gegraven liep de vrij dun bebouwde streek langs twee paden verder naar het westen door tot wat nu het oostelijke gedeelte van het langgerekte dorp Rotstergaast is. De kerk is een laat-gotisch gebouw met steunberen en een driezijdig gesloten koor. Het gebouw is opgetrokken van rode kloostermoppen die kennelijk bij een vernieuwing herbruikt zijn. Er wordt verondersteld dat dit in de 15de eeuw is gebeurd, maar het zou ook later geweest kunnen zijn. In de zuidelijke gevel zit een dichtgezet spitsbogig lancetvenster, maar de gevels zijn nu geopend met rondbogige vensters. De voorgevel wordt eveneens gestut door beren en de geveltop is vermoedelijk in de 18de eeuw vernieuwd in kleine steen. Op het kerkhof staat een kleine houten klokkenstoel met een zadeldak die een 15de-eeuwse luidklok herbergt. Kerk en klokkenstoel staan op een sfeervol, door bomen omzoomd kerkhof. Dat is in de 20ste eeuw uitgebreid tot een grote, goed onderhouden begraafplaats waar ook een crematorium aan is verbonden. In het westen van het dorp staat een aantal monumentale boerderijen. Zoals dicht bij de Engelenvaart een modeltype kop-hals-rompboerderij ‘Rikazathe’ uit omstreeks 1860 met molkenkelder, getoogd gesloten vensters en rondgesloten schuurdeuren en een heerlijk ingetogen erf.

Op een aanzienlijk verhoogd kerkhof staan een losstaande toren en een rest van een kruiskerk. Het romano-gotische gebouw is het transept van een in de tweede helft van de 13de eeuw gebouwde grote kruiskerk. De gedenksteen boven de noordelijke, achter een gemetselde trap staande ingang vermeldt dat Mr. Hendrick de Sandra Veltman als ‘unicus collator’ de kerk in 1783 heeft laten verbouwen en vernieuwen. Het schip en het koor zijn afgebroken en de gewelven uit het gehandhaafde transept gehaald. Dit resterende transept bestaat uit de viering en twee vrij korte dwarsarmen. Deze verminkte rest werd ook nog verlaagd, van zijn geveltoppen ontdaan en van een schilddak voorzien. Aan de zijde waar het koor stond, kwam een ongelede aanbouw. Daardoor is een heel ander kerkgebouw ontstaan, dat nog wel overal de sporen van de decoratieve romano-gotiek prijs geeft. De muren vertonen onderaan alle zijden bogen, segmentvormig of licht spits, die tot het funderingswerk behoren. De kerk moet uitwendig een buitengewoon plastische uitdossing hebben gehad, getuige de sterk verstoorde resten aan vooral de noord- en zuidzijde. Beneden zit een door colonnetten gescheiden licht spitsbogige spaarnissenreeks; daarboven zijn de onderzijden van een nissen- en vensterreeks te herkennen. Bij de ‘vernieuwing’ zijn in dit romano-gotische programma grote rondboogvensters geslagen, waardoor dit alles nog verder is verstoord. De vrijstaande zadeldaktoren uit omstreeks 1300 heeft twee geledingen met een lichte versnijding. De zuidelijke geveltop is versierd met klimmende dubbelnissen met metsel mozaïek. In de kerkruimte zijn verschillende reeksen spits- en rondbogige spaarvelden bewaard gebleven en zijn aanzetten van de stenen gewelven te zien. De zwart geschilderde, ronde, neoclassicistische kansel met klankbord en de lezenaar dateren uit de vroege 19de eeuw. Daartegenover hangen de rouwkassen van het echtpaar Anna Elisabeth Rengers en Henric Piccardt die de kerk van Harkstede lieten bouwen, waar deze rouwkassen ook vandaan komen. Tussen de overhuifde banken aan de zuidzijde is de grafzerk voor Zeino Henrick Rengers uit 1613 opgesteld. Het orgel is in 1895 geleverd door Petrus van Oeckelen & Zonen.

Het komdorp Reduzum ligt ten oosten van de Middelzee. Het is het enige dorp van de grietenij Idaarderadeel waar ingepolderd land van de Middelzee bij hoort: de Roordahuizumer Nieuwlandspolder. Het is een levendig dorp waar de oude weg doorheen meandert. Aan die weg is de (wat oudere) bebouwing geconcentreerd waardoor het een streekdorp lijkt. Reduzum is een komdorp met uitbreidingen langs twee streken. Naar de middelzeedijk toe loopt de ontsluiting kaarsrecht en is omzoomd door vrijstaande woningen uit allerlei bouwperioden van de 20ste eeuw. Aan de straatweg staat een deftige notariswoning uit de 19de eeuw. Naar het oosten is de weg over een flinke lengte nog bebouwd met woningen en boerderijen. Daar zijn aan het water ook de herinneringen aan de zuivelfabriek en arbeiderswoningen te vinden. Ten zuiden loopt een oude waterloop, het Zwin, een zijtak van de oude Boarn, slingerend door het landschap. De haven is in de dorpskom gedeeltelijk gedempt, maar recent is aan dat gebied op een bijzondere wijze – met vooral beplanting – vormgegeven. De bebouwing is daar voornamelijk 19de-eeuws met een witgeschilderde, vroegere herberg in het midden. In de kom van Reduzum is de bebouwing compact en gesloten. De bebouwing bestaat uit voornamelijk in de breedte gebouwde woningen van een enkele volledige bouwlaag en een kap met een enkel hoger huis of pakhuis en een enkele kophals- rompboerderij. De kerk staat aan de oostzijde van de dorpskern. Zij lijkt vrij nieuw, maar het gebouw is deels nog 15de-eeuws. Zij is een met leien gedekte zaalkerk bestaand uit een voorkerk, drie door betrekkelijk kleine korfboogvensters verlichte traveeën en een meerzijdige sluiting. De kerk heeft aan de zuidzijde als ingangspartij een fraai barok poortje van zandsteen. De toren is in de tweede helft van de 19de eeuw vernieuwd. Het is een flinke toren die eerst onversierd opgaat en door verschillende malen versneden hoekberen wordt omvat. De hoogste geledingen hebben nissen, rondboogfriezen en sierlijke galmgaten. De achtzijdige spits wordt begeleid door hoekpinakels met een opengewerkte balustrade.

Nij Beets is een jong streekdorp, een vervenersdorp, dat is ontstaan toen de turfwinning in de lage venen omstreeks het midden van de jaren-1860 is begonnen. De nederzetting lag op het grondgebied van het oude dorp Beets. Door de venen liep een belangrijke verbindingsweg naar Utingeradeel, de Zeveinsweg; noordelijker lag de Ga Weg – nu de Prikkewei – in het dorp. In de Tegenwoordige Staat van Friesland (1788): ‘Den rydweg, die van Beetsterzwaag door dit Dorp en voorts naar ’t Westen loopt, onder den naam van rechte Zeveins weg en dien van Ga weg; gaande de laatste geheel tot aan Utingeradeels grenzen, door de laage landen, die de Beetster Hooi- en Maadlanden worden genaamd. Verder Zuidoostwaards … liggen hooi- en weidlanden, bekend by den naam van Wester Buure Vennen, na welke de Marschen volgen.’ In 1831 werd een nieuwe straatweg, de Nieuwe Leppedijk – nu de Domela Nieuwenhuisweg – tussen de Zeveinsweg en de Ga Weg aangelegd. De landerijen gingen vanaf 1863 op de schop. Twintig jaar later liet het landschap een afwisseling van stroken woeste grond, hooilanden en turflanden zien. Bebouwing kwam vooral tot stand langs de Prikkewei, aan de oostzijde van de Schipsloot en ten noorden van de Nieuw Beetstervaart. In 1891 werd een houten kerkje gebouwd. Juist in dit dorp is de geschiedenis van de verveningen zichtbaar in het openlucht laagveenderij museum ‘It Damshûs’, waar een eenkamerwoning aan de Schipsloot een originele kern van is. Verder laat het museum onder meer een trekkerskeet en de reconstructie van het houten kerkje zien. Vanaf het einde van de 19de eeuw kwam de ontginning van de uitgeveende gronden moeizaam op gang. In 1908 kon aan de Schipsloot een stenen hervormde kerk worden gebouwd. In 1917 volgde aan de Prikkewei een gereformeerde kerk. Van vroege georganiseerde volkswoningbouw zijn de reeks van twintig uit 1921 aan de Swynswei (de vroegere Zeveinsweg) en de reeks van twaalf die in 1938 en 1940 aan een zijpad van de Domela Nieuwenhuisweg kwamen, goede voorbeelden.

De Bartholomeuskerk van Stedum is het hoogtepunt van de romano-gotische bouwkunst en versieringslust in Groningen. De imposante kruiskerk met kloeke toren staat op een ruim, deels omgracht kerkhof. Het schip en het transept zijn in het derde kwart van de 13de eeuw gebouwd met rijk versierd muurwerk in twee zones. De benedenzone heeft van het maaiveld opgaande hoge spits-bogige spaarnissen en in de bovenzone zitten reeksen smalle spitsboogvensters, geflankeerd door blindnissen die soms gevuld zijn met metselmozaïek. Alle vensters en nissen zijn geprofileerd en omkraald. De gevel wordt aan de bovenzijde afgesloten door een rondboogfries op consoles. In de westelijke travee is een nis vervangen door een dichtgemetselde, met kraal geprofileerde korfbogige ingang. Dit schema wordt in de koortravee voortgezet, waarbij de spitsbogen door colonnetten met kapitelen worden gedragen. Dit is aan de noordzijde niet zichtbaar omdat hier de twee verdiepingen hoge sacristie is aangebouwd. De transeptgevels laten met kleine variaties eenzelfde indeling van een reeks spaarnis-sen beneden en een register van omkraalde nissen boven met een enkel venster zien. De geveltoppen zijn versierd met slanke, klimmende spitsboognissen die alle zijn omkraald. De driezijdige koorsluiting is in de 15de eeuw totstandgekomen. Zij heeft tweemaal versneden steunberen, grote spitsboogvensters en een waterlijst. De in de 16de eeuw tegen de noordzijde van het koor gebouwde sacristie heeft ook gotische vormen met steunberen. Beneden zitten grote spitsboognissen die aan de korte zijde de ingang met dubbele bovenlichten en aan de lange zijde vensters in klimmende lancetvorm bevatten. De verdieping heeft rechthoekige vensters. Van de forse zadeldaktoren is het onderste gedeelte al in de eerste helft van de 13de eeuw gebouwd. Een fraai aspect van de oorspronkelijke uitdossing is het spaarveld onder vier grote spitsbogen in de onderste geleding aan de westzijde, waarin een rond venster met een zevenvoudig geprofileerde dagkant zit. Ongeveer in het midden is elke zijde versierd met ondiepe rondbogige spaarvelden. Omstreeks 1300 is de toren via een smaller en lager tussenstuk met het schip verbonden. De hogere gedeelten van de toren zijn in de 14de eeuw opgetrokken. Aan elke zijde zitten in gevarieerde composities drie galmgaten. Het interieur van schip, transept en koor is overwelfd met meloenvormige koepelgewelven met elk acht ribben die in een ring, een kruisring, een vierkant of een vierpas zijn verzameld. De gewelfschilderingen zijn meest in de late 15de eeuw aangebracht, al komt ook een datering van 1418 voor. Er zijn engelen met muziekinstrumenten als luit, harp en trombone. In een gewelfsluiting staan de evangelistensymbolen met bloempotten eromheen. Bij de Boom des Kennis met slang staan (een bebaarde) Adam en Eva. Een als Johannes de Doper geklede heilige ziet uit op twee met zwaarden vechtende mannen. Want er zijn naast geestelijke ook veel geestige, wereldse afbeeldingen van een bekkentrekker, varkensslager, draak, aap en meermin, hert en zwanen die een geknielde heilige met zwaard omringen. Verder een doedelzakspeler, zwijnenjager, draak- en leeuwbevechter en een jager met pijl en boog. En een gewelf laat allemaal dieren in merkwaardige houdingen zien, waartussen ook een bemijterde bisschop zit. Deze verbeeldingen zijn laatmiddeleeuwse drôlerieën. Het koorgewelf en het netgewelf van de koorsluiting zijn overwoekerd met rankwerk met bloemen die met de fraaiste kleuren als een vuurwerk uiteenspatten. In de koorsluiting waar enkele nissen herinneren aan de vroegere eredienst, is het marmeren praalgraf voor Adriaan Clant van Stedum opgesteld, een tombe met de beeltenis van de overledene in lighouding, die in 1670-’72 werd opgericht naar ontwerp van Rombout Verhulst. Zoon Johan Clant was de opdrachtgever. Deze bewoner van de borg Nittersum liet in dezelfde tijd ook de preekstoel met klankbord maken. De kuip heeft gegroefde hoekzuilen en rijk gesneden panelen met symbolen van tijd en dood. De overhuifde bank van de familie Clant heeft getordeerde zuilen en een verguld kuifstuk met het familiewapen, gehouden door draken. De orgelgalerij is in 1680 gebouwd door Allert Meijer en van snijwerk voorzien door Jan de Rijk. Het orgel is omstreeks 1791 vernieuwd door Dirck en Gerhaerd Diederich Lohman.

Tot 1954 was Rien een buurschap van Lytsewierrum op de plaats waar de Franekervaart de oude dijk, de hoep, van het poldereiland van Easterein doorsnijdt. In 1954 kreeg Rien de dorpsstatus. De dijk dateert van vóór het jaar 1000, maar de nederzetting is jonger. Het is niet bekend wanneer de scheepvaartverbinding tussen Sneek en Franeker precies is gevormd. Feit is dat hier een sluis in de ringdijk van het poldereiland zat. In stukken uit het midden van de 16de eeuw wordt het gemeld. Er kan toen een schutsluis voor de scheepvaart hebben gelegen. Toen de waterpeilen beter op elkaar waren afgestemd, kon de sluis vervallen. Wel is er sprake van zowel de Rienstersyl als de Rienstertille. Toen hadden zich al mensen gevestigd op deze aantrekkelijke plek in de infrastructuur van Hennaarderadeel en Baarderadeel voor wat overslag en handel. Rien was eeuwenlang bekend om zijn jaarlijkse paardenmarkt. Hier is niet een kerk het brandpunt van de gemeenschap, maar een brug. De noordelijke oever van de Franekervaart bestaat uit een ruime kade. Daar ligt een brede buurt met een vrij gesloten en gevarieerde bebouwing, onder meer van oude pakhuizen. Deze ruimtelijk wat gedeukte bebouwing aan de kade is schilderachtig. Achter deze streek is losse achterbebouwing tot stand gekomen. Die is via steegjes te bereiken. Aan de andere zijde staat alleen bij de brug enige bebouwing. Bij die brug is de structuur op z"n dichtst met aan de westzijde een straatje en diagonaal daartegenover, bijna tegen de brug aan, de voormalige waterherberg, een gestukadoord bouwwerk van omstreeks 1900. De vroeger aanwezige ornamenten zijn afgesleten maar op de verdieping zitten nog wel twee grote wapenstenen. De brug, een ijzeren flap- of klapbrug, is als beweegbaar element van deze verkeersknoop eigenlijk een monument. Aan de dijk, de Molmaweg, staat gesloten bebouwing van meest kleine huizen. Aan de andere kant van het dorp staat open bebouwing van wat boerderijen, waaronder een monumentale, en burgerhuizen langs de dijk, vooral aan de oostzijde.

Nijeberkoop is een streekdorp dat niet zo jong is dan de naam doet vermoeden. Het is als dochternederzetting van Oldeberkoop al ontstaan in de 13de eeuw. Het is een klein dorp gebleven en de inwoners hebben hun kerk niet in ere kunnen houden, zodat die in 1826 is afgebroken. In 1788 kon de Tegenwoordige Staat van Friesland met enkele zinnen volstaan: ‘Nieuwe- of Nyeberkoop, ten Oosten van ’t voorige Dorp Oldeberkoop, is tusschen de beide voornoemde rydwegen gelegen. Het Kerkje is hier zonder toren. De gelegenheid van dit Dorp tusschen de Kuinder en Linde is gelyk aan die van ’t voorige, en de grond van denzelfden aard; doch men vindt ’er minder Weid- en Hooiland.’ Deze beide wegen zijn de zuidelijke Binnenweg en de noordelijke Buitenweg. Ze heten nu de Bovenweg en de Oosterwoldseweg/Grindweg. De boerenlanderijen langs deze wegen strekken zich uit tot de oude rivieren de Linde in het zuiden en de Tsjonger – die in de Stellingwerven Kuinder wordt genoemd – in het noorden. In het midden van de 19de eeuw bestaat er volgens het kaartbeeld van de streek in de atlas van Eekhoff (1849) bijna nog geen bebouwing langs de Buitenweg en ook langs de Binnenweg is de bebouwing niet dicht. Aan een tussenpad, bereikbaar over de Lijkweg naar de begraafplaats waar ooit de kerk stond, waren ook een paar boerderijen te vinden. Aan de Bovenweg is in 1898 een school gebouwd – een voorganger in 1826 was opgeheven – die nog steeds bestaat, een tweeklassige school met een onderwijzerswoning. Vanaf de Bovenweg kan de begraafplaats worden bereikt, waarop een klokkenstoel met zadeldak staat. In 1934 werd de Albardalaan verhard, waardoor de streek naar het noorden toe, richting Hoornsterzwaag, ontsloten werd. Tussen de Grindweg (Oosterwoldseweg) en de Bovenweg vormen wel paden, maar geen wegen, verbindingen. Aan de Bovenweg en op Egypte is voor de oorlog enige volkshuisvesting tot stand gekomen. Na de oorlog gebeurde dat aan de Bovenweg en de Oosteregge.

Locomotiefloods Naast het NS-station van Nieuwe Schans, aan de Oudezijl staan de voormalige locomotiefloods van Nieuwe Schans. De locomotiefloods werd in 1877 gebouwd door de staatsspoorwegen, en diende voor de stalling en het onderhoud van Duitse en Nederlandse locomotieven. De loods staat vlak bij de rijksgrens. Het indrukwekkende complex bestaat uit twaalf in baksteen opgetrokken segmenten welke samen een kwartcirkelvormige plattegrond vormen. De middelste tien segmenten, met zadeldaken hebben allemaal grote houten toegangsdeuren, welke zo breed zijn dat er een locomotief naar binnen kon. De beide buitenste segmenten werden gebruikt als werkplaats, smederij en kantoor voor het personeel. In de zij- en achtergevels bevinden zich grote ijzeren ramen. In 193 5 werd de loods buiten gebruik gesteld, en werden de sporen opgebroken. In het gras voor de loods is nog het fundament aanwezig van de draaischijf. Na de Tweede Wereldoorlog is de loods in gebruik geweest als opslagruimte voor graan. In 1950 wordt de loods in gebruik genomen als autobusgarage voor de GADO. Sinds 1999 wordt de loods gebruikt voor kleinschalige theaterevenementen, hiervoor is het interieur onlangs opgeknapt en verbouwd. Uniek in het rijzige interieur van de loods zijn de grote, gietijzeren kolommen die het houten dak ondersteunen. In de voormalige smederij bevindt zich nog de gemetselde oven. De locomotiefloods van Nieuweschans is de laatste nog bestaande oude locomotiefloods van ons land, en wordt beschouwd als een van de meest zeldzame voorbeelden van spoorwegarchitectuur.

In het kleine dorp dat al in de vroege middeleeuwen is gevormd, staat de zaalkerk met schilddak markant en hoog aan de rand van de aan de westzijde nogal scherp afgegraven wierde. De kerk is in de 19de eeuw geblokt gepleisterd en heeft een paar jaar geleden ook de daarbij horende oker kleur gekregen. Maar de stichting van het gebouw ligt veel vroeger: in de eerste helft van de 13de eeuw. Toen was de kerk nog overwelfd in drie traveeën. De kerk bezat ook een toren maar die was volgens de berichten in 1653 zo bouwvallig geworden dat hij moest worden afgebroken. Al eerder, in de 15de eeuw, zijn de gewelven weggenomen en de zuidelijke en waarschijnlijk ook de westelijke muur vernieuwd. Toch bezit de kerk nog enkele sporen die naar de middeleeuwen verwijzen. Inwendig is in de westelijke travee de vrouweningang nog te zien en bij de restauratie zijn in de rechte sluiting van het koor, de oostelijke muur, aan weerszijden van het grote spitsboogvenster twee, fraai omlijste lancetvensters gevonden die toen als inwendige nissen in het zicht zijn gelaten. In de koortravee zit in de wand een fraaie nis, een nis met een uit- en inzwenkende bekroning, een zogeheten ojiefvorm, met daaronder weer een klein nisje of voormalige opening. Het zou een piscina geweest kunnen zijn. Ter vervanging van de gesloopte toren is op de westzijde van het dak in 1656 een dakruiter geplaatst met een vierkante houten onderbouw en een ingesnoerd spitsje. Hierin hangt een luidklok uit 1439. De kerk onderging in het midden van de 19de eeuw een ingrijpende verbouwing, waarbij de inrichting tegen de traditie in werd omgekeerd. Naar het dorp toe is een omlijste ingang in eclectische stijl gemaakt. De preekstoel kwam tegen de tussen westgevel en schip aangebrachte tussenmuur. De preekstoel met klankbord dateert uit het tweede kwart van de 17de eeuw en bezit enig inlegwerk van ebbenhout. De banken zijn op het westen gericht. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Rijs is een streekdorp op een hoge zandrug, dat vanaf het midden van de 19de eeuw geleidelijk zijn huidige vorm kreeg van een vrij losse kern met verder verspreide losse bebouwing. Rijs was oorspronkelijk een buurschap bij Mirns en heeft nooit een kerk bezeten. Aan het begin van de 16de eeuw kwam er een uithof van de Sint-Odulphusabdij van Hemelum en in de tweede helft van de 17de eeuw werd het landgoed met Huis Rijs gesticht door De Ruyter de Wildt, oud-secretaris van de admiraliteit van Amsterdam, die de heidevelden liet ontginnen en er graan en tabak plantte. Een ander deel richting hoge kust beplantte hij met bos in een formele aanleg die nog steeds als sterrebos is te herkennen. Later was het buiten in handen van de familie Van Swinderen die het bos midden 19de eeuw in landschappelijke stijl liet uitbreiden. In dit Rijster Bos, sinds 1941 in bezit en beheer van It Fryske Gea, staat een zeszijdig empire tempeltje uit 1814 ter herdenking aan de bevrijding van de Franse overheersing. Het bos is een trekpleister dat met de kustrecreatie in deze streek al voor de oorlog toerisme op gang bracht, waarvoor ook enkele hotels en uitspanningen werden gesticht. Het is een van de drukst bezochte parkachtige bossen van Friesland. Villa ‘Mooi Gaasterland’ werd in 1912 gebouwd in opdracht van de in "s-Gravenhage gevestigde ‘Maatschappij Gaasterland’. Het was woonhuis met kantoor voor de administrateur. Deze maatschappij had veel bossen en andere bezittingen in Gaasterland gekocht van de familie Van Swinderen. De villa is ontworpen door de Haagse architect M.J. van der Schilden in de vernieuwingsstijl. Veel bos werd gerooid om het hout te verkopen en de landerijen te verpachten. De maatschappij werd in 1924 geliquideerd. De Utrechtse Diocesane bond der Katholieke Arbeiders Beweging vestigde in de villa een koloniehuis voor onder meer bleekneusjes uit de stad. In die tijd werd achter de villa een kapel gebouwd. In de jaren zeventig toen het een algemeen medisch kinderhuis was geworden, werd het uitgebreid met een heel koloniedorp.

Nijega is een streekdorp van middeleeuwse oorsprong. Op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1718 is het een agrarische streek langs de Lijkweg, thans de Kommisjewei, tussen de akkers. De kerk stond helemaal aan de westzijde en daar lag in het westen de buurt De Wieren tussen de weilanden. Aan het einde van de 18de eeuw meldde de Tegenwoordige Staat van Friesland dat het een kerk zonder toren had en: ‘dit is het eerste dorp, daar men, uit Tietjerksteradeel komende, doorrydt. Onder ’t zelve behooren eenige buurtjes van naame, als de Wieren naast aan de Kerk, de Middelbuuren, ten Zuiden naast aan de Hoogeweg gelegen, en nog verder zuidwaards, over dien weg, niet verre van het Gaaster Diept, Egbert Gaasten; waaromtrent het alles veengrond is. De overige huizen die tot dit dorp behooren, liggen langs de Lyk- en Hoogeweg, aan de bouwlanden en in ’t geboomte, ’t welk een aangenaam gezigt geeft.’ Ook de buurschap De Tike behoorde aanvankelijk onder Nijega en is later een zelfstandig dorp geworden. De torenloze kerk had in elk geval een ouderdom die tot de 14de eeuw terugging, want de luidklok in de huidige kerk dateert van 1381. In 1877 wordt de ‘belangrijke vertimmering van de kerk op de Nijegaaster Hoek’ geadverteerd. Maar of dat ook is gebeurd onder leiding van de Drachtster architect D.D. Duursma, is de vraag. In 1893/’94 is een door dezelfde architect ontworpen nieuwe kerk tot stand gekomen. Een merkwaardige zaalkerk in een mengstijl van neoclassicisme en neorenaissance. Het schip is uitwendig gestukadoord en op de hoeken staan spitsjes. Het front met ingebouwde toren is in schoon werk uitgevoerd. De toren met ingesnoerde naaldspits is verlevendigd met gepaarde rondboogvensters en galmgaten die sierlijk omrand zijn. Tegenover de kerk is een soort plein gevormd waar enkele woningen en het café op zijn gericht, even noordelijker staat een voormalig tolhuis van omstreeks 1890. Aan de Kommisjewei staat een verscheidenheid aan woningen en (soms monumentale) boerderijen.

De lange kerk is in het derde kwart van de 13de eeuw gebouwd als kerk bij het benedictinessenklooster. Zij is na de hervorming blijven bestaan en als kerk voor de reformatorische eredienst in gebruik gebleven. Het is een gaaf exemplaar van de romano-gotiek. Het muurwerk is in twee zones verdeeld. De onderste geleding is ongeleed, de hogere met lisenen in traveeën verdeeld. Deze traveeën zijn versierd met licht spitsbogige nissen en vensters, soms met omkraalde profielen, waarbij boven in de zwikken ronde nissen zijn aangebracht. De noordzijde, ongetwijfeld verbonden geweest met andere kloostergebouwen, bevat beneden een rijke verscheidenheid aan nissen en (dichtgezette) doorgangen. Bij de westelijke partij is dit het fraaist gebeurd met een omkraalde sleutelgatnis binnen een spitsboog, geflankeerd door diepe, lage rondboognissen binnen spitsbogen. Tussen de tweede en de derde travee is een meerzijdige traptoren verwerkt. De oostelijke rechte koorsluiting is eveneens plastisch versierd. Drie lancetvensters tussen twee nissen in gelijke vorm worden elk aan de bovenzijde geaccentueerd door een ronde nis met metselmozaïek. In de geveltop met klimmende nissen met kralen is het sierwerk in baksteen eveneens te zien. De westelijke gevel, mogelijk vernieuwd in 1485, is verlevendigd door drie zones eenvoudige blindnissen. Op de gevel is in 1810 een achtzijdige toren geplaatst met een geblokte onderbouw en een open lantaarn met koepeldak. Het interieur wordt gedekt door een vlak balkenplafond. Aan de koorzijde zijn de wanden prachtig plastisch geleed met beneden spaarnissen in rond- en spitsboogvorm, vervolgens een fraai register van nissen, omkaderd door lijsten met consoles en elegante bakstenen zuiltjes en daarboven omkraalde diepe nissen. In de oostelijke sluitwand zijn de drie lancetvensters omlijst door colonnetten met ringvormige versiering. In deze fraaie ruimte zullen de koorgestoelten hebben gestaan, waarvan 15de-eeuwse fragmenten zijn verwerkt in twee overhuifde herenbanken. De preekstoel met klankbord heeft een kuip met gegroefde hoekzuilen en getoogde panelen in late renaissancevormen van omstreeks 1660. Het orgel is in 1894 gebouwd door J. Doornbos, waarbij gebruik werd gemaakt van 18de-eeuws materiaal.

Nijeholtpade is een streekdorp, in de late Middeleeuwen ontstaan aan de weg van Wolvega naar Oosterwolde. De vrij losse lintbebouwing langs de Binnenweg (thans Hoofdweg) is op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 weergegeven. Door de knik in de Hoofdweg, terwijl de Binnenweg doorloopt en door de positie van de kerk nabij de Bovenweg (ook wel Buitenweg en thans Stellingenweg), is een wegenkruis ontstaan en werd het dorpsgezicht gevarieerder dan dat van omliggende dorpen. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788: ‘het Oostelykste der Dorpen aan de Noordkant van de Linde, strekt zich met zyne landeryen Noordwaards uit tot aan de Kuinder, en zuidwaards tot aan de Linde. De Kerk deezes Dorps heeft een spits torentje, waarin twee klokken hangen: dezelve staat aan het einde van den Middelweg, die by Wolvega begint, en, by deeze Kerk in den Buitenweg eindigt. … Daaromtrent liggen de huizen zeer aangenaam in het geboomte en de bouwlanden. Nergens vindt men in deeze Grieteny meer Houtgewas, dan in dit en in ’t naastvolgende Dorp, waarop ook jaarlyks hier veel brandhout wordt gemaakt, en alomme verzonden …. Weleer was hier een sterk gemuurd gebouw, uit eene graft opgetrokken en Friesburg genaamd … hebbende dat gebouw toebehoord aan den Saxischen Grietman Lykle Eblens, gesprooten uit het voortreffelyk geslagt … ’t welk namaals den naam van Lyklama à Nyeholt heeft aangenomen.’ Op de kaart uit 1850 in de atlas van Eekhoff is te zien dat het dorp toen nog een bescheiden omvang had. En dat terwijl het de stamplaats was van het Lycklama à Nijeholt-geslacht, dat lange tijd belangrijke bestuurlijke functies in Weststellingwerf en andere grietenijen bekleedde. De laat-gotische, aan Sint-Nicolaas gewijde kerk heeft een driezijdig gesloten koor en een aardig ritme aan spitsboogvensters tussen steunberen. De slanke toren met naaldspits heeft oorspronkelijk aan de voet grote spitsbogige openingen gehad, maar die zijn dichtgezet. Tegen de westelijke muur is een overhoekse steunbeer geplaatst. De toren draagt twee klokken, één van Willem Wegewaert uit 1598 en de andere van Gheraert Koster uit 1611.

Na een schenking konden Kruisheren in 1464 bij Ter Apel een klooster stichten. Er werd begonnen met de bouw van de kerk en de slaapzaal, de dormter. In de loop van de 16de eeuw werd het klooster met vleugels en een kloostergang, als een carré om een hof, uitgebreid. De kerk was intussen verrijkt met allerlei de eredienst ondersteunende aspecten; zij had bijvoorbeeld zeven altaren. Na de reformatie werd het klooster eigendom van de stad Groningen die het niet liet slopen zoals meestal met kloosters gebeurde, maar het met rust liet. De door een oksaal van het koor afgescheiden lekenkerk kwam voor de protestantse eredienst in gebruik. In het midden van de 17de eeuw zijn er reparaties aan het klooster verricht en in 1755 zijn de westelijke vleugel en een groot deel van de tegen de kerk gelegen zuidelijke vleugel afgebroken. De verdiepingen van de andere twee vleugels werden na schade door een storm in 1834 weggehaald, spoedig gevolgd door de sloop van de gewelven uit de kerk. In 1931-’33 is het kloostercomplex gerestaureerd waarbij het naar de gewoonte der tijd werd gezuiverd van niet-middeleeuwse elementen en waarbij op een terughoudende wijze weer netgewelven in de kerk werden geslagen. Ook de venstertraceringen zijn van deze tijd. De kloosterkerk is een driezijdig gesloten, hoge zaalkerk in laatgotische stijl met eenmaal versneden steunberen, die op de westgevel overhoeks zijn geplaatst, hoge spitsboogvensters en onder de onderdorpels een waterlijst. Deze lijst loopt op de westelijke travee haaks om een vak met verstoord metselwerk waar een ingang heeft gezeten. Nu zit de ingang in de westgevel onder een neogotische luifel en binnen een grote, rondgesloten spaarnis in een verder ongeleed muurwerk. De kerk heeft geen geveltop maar een dakschild aan de westzijde. Het koor is driezijdig gesloten en heeft met steunberen en spitsboogvensters dezelfde uitwerking als het schip gekregen. De noordmuur, waar een vleugel van het klooster tegenaan is gebouwd, bleef blind. Bij het koor is in deze muur de moet te zien van de vroegere, hogere aankapping. Inwendig wordt de kerk gedekt door het eenvoudige netgewelf van 1933. Het priesterkoor is nog steeds van de lekenkerk afgezonderd. De ruimten worden door een bijzonder rijk versierd oksaal van Baumberger zandsteen gescheiden. De dichte borstwering is versierd met een nissenreeks met traceringen en hogels op frieslijstjes met veelpassen. In de zuidzijde van de koorsluiting zit een nissengroep met een piscina en een sacramentshuisje in een zandstenen omlijsting en met een bewerkte bekroning. In de zuidwand is een driedelige zetel van Baumberger zandsteen verwerkt, een zogehete sedilia, bestemd voor de prior en andere hoogwaardigheidsbekleders van het klooster. De wanden en overhuiving zijn op rijke gotische wijze opengewerkt en de timpanen kregen voorstellingen in reliëf van de Annunciatie, Maria, Jozef en het Kind en de Aanbidding der Koningen. Tegen beide zijwanden zijn reeksen koorbanken opgesteld die onder de opklapbare zittingen voorzien zijn van misericordes, gesneden mannenkoppen. De lekenkerk, aan de overkant van het oksaal, heeft, zoals verwacht mag worden van een ruimte voor de reformatorische eredienst, een ingetogener inrichting. De preekstoel, in 1711 vervaardigd door Antoni Verburgh, draagt het stadswapen van Groningen. Het orgel is in 1908 gebouwd door Gebroeders Van Oeckelen. De kloostervleugels, verbonden door de met kruisribgewelven gedekte gangen, laten allerlei, al dan niet later gewijzigde middeleeuwse of voor de museumfunctie met zorg aangepaste aspecten zien. Onder de noordvleugel zit een overwelfde kelder en in de noordgevel zit een zandstenen erker in een mengstijl van gotiek en renaissance uit 1554. Voor de museumfunctie (sinds 1990) zijn plannen gerezen voor de bouw van een nieuwe westvleugel en een verbinding met de zuidvleugel. De Deense architect Johannes Exner is daartoe uitgenodigd. Het is een eigentijds, breed element in twee lagen, waarbij op de begane grond voor tijdelijke tentoonstellingen een ruimte met segmentbogen op de kloostertuin is gericht en de hoge verdieping een rasterwerk van metselwerk ontving. Met grote behoedzaamheid is de nieuwbouw aan de bestaande kloostergebouwen, hoe rafelig de randen ook waren, verbonden.

Nijeholtwolde is een klein streekdorp van niet grote ouderdom dat aan de zuidzijde van de oude Weerdijk is ontstaan. Deze Weerdijk is duidelijk weergegeven op de grietenijkaart van Weststellingwerf in de atlas van Schotanus. Hij slingerde zich door het westen en noorden van de grietenij, komende uit het zuiden bij Oldetrijne. Dan ging hij met een bocht door Oldelamer en Nijelamer en met twee haakse bochten nog verder naar het oosten door Nijeholtwolde om bij Oldeholtwolde weer een bocht naar het zuiden te maken tot de westelijke flank van Ter Idzard. Op de kaart is Nijeholtwolde een vrij dichtbebouwde streek met de kerk in het midden. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 genoteerd: ‘onder dit Dorp, wiens Kerk al voor veele jaaren is afgebroken, en waarvan nu maar alleen het Kerkhof met een Klok en Klokhuis overig is, behooren, binnen den Weerdyk, verscheiden bouwlanden, hoewel van een’ veenigen aard. Weleer werd hier in de buitenlanden naar de Kuinder toe, een soort van turf gegraaven, de Holtwolder Akkerturf genaamd, die voor de beste der geheele Provincie gehouden werd; dan hoewel men hier nog al zeer goede turf graaft, is nochthans de Akkerturf niet meer in weezen. Door dit Dorp … loopt de weg van Schooterbrug naar Wolvega.’ Het Aardrijkskundig Woordenboek van Van der Aa meldde in het midden van de 19de eeuw nog dat het dorp vanouds zeer rijk aan bosschages was en: ‘Bij den watervloed van Februarij 1825 was dit dorp als in eene bouwval herschapen. Vele huizen waren ingestort of weggedreven, zoo dat men hunne standplaats niet meer herkennen kon. Een vijftal menschen en bijna al het vee kwam hierbij om.’ Tegenwoordig is het vooral een achter de autosnelweg en spoorweg wat geïsoleerd geraakte agrarische streek met enige huizen bij de driesprong van de Heirweg. Noordelijker ligt het kerkhof met een in 1973 herstelde houten klokkenstoel met helmdak waarin een klok hangt die in 1788 is gegoten door Christiaan en Jan Seest.

De mogelijk aan Sint-Ursus gewijde voormalige kloosterkerk, een kruiskerk, moet een imposant bouwwerk zijn geweest. De nu ‘slechts’ resterende viering met koor maakt al indruk. De westtoren die er bij de restauratie in 1951 tegenaan is gezet, past niet bij de allure. In 1569 is het klooster door de Geuzen geplunderd en door brand vernield. De dwarsarmen van de kruiskerk zijn aan het einde van de 16de eeuw gesloopt en in de 17de eeuw volgde de afbraak van het schip. De viering werd aan drie zijden dichtgemetseld. Waarschijnlijk zijn de meloenvormige koepelgewelven in de 18de eeuw uit de kerk verwijderd, maar er zijn bij de restauratie in 1951 na aanzienlijke oorlogsschade opnieuw gewelven in de kerk geslagen. Het koor bezit een romano-gotisch versieringsschema in volle pracht. Het staat op een basement van geprofileerde en bruin geglazuurde baksteen. De gevels worden in hoog oprijzende nissen geleed door colonnetten of lisenen begeleid door colonnetten die even boven het maaiveld beginnen. In de benedenzone zitten geprofileerde ronde openingen met invullingen van veelpassen. In de bovenzone staan licht spitsbogige vensters en nissen met metselmozaïek, alle voorzien van kralen in de dagkanten. De gevels worden bekroond door rondboogfriezen. De rechte sluitmuur van het koor heeft eenzelfde plastische uitdossing en de geveltop heeft klimmende blindnissen met kraalprofiel en onder de dakrand een klimmend rondboog-fries. Op de hoeken staan smalle, iets versneden steunberen. De veel later aangebrachte sluitmuren van de viering zijn voorzien van smalle vensters naar romano-gotisch model. Aan beide zijden zitten de rafelranden van de verdwenen transeptmuren en ook sommige aanzetten van gewelven zijn in uitsparingen te zien. De plastiek van het exterieur is ook binnen op een bijzondere wijze te vinden. De benedenzone heeft onder de ronde openingen rechthoekige nissen, waarvan enkele met bijzondere vormen, en is met colonnetten in vakken verdeeld die worden bekroond door een rondboogfries. In de bovenzone vangen zuilen met fraai gevormde kapitelen de plastiek rond de vensters op. De kerk heeft een romaanse doopvont uit de 12de eeuw.

Nijelamer is een agrarisch streekdorp dat in de late Middeleeuwen aan de zuidzijde van de oude Weerdijk is ontstaan. Deze Weerdijk is duidelijk weergegeven op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 en slingerde zich door het westen en noorden van Weststellingwerf. Hij kwam uit het zuiden bij Oldetrijne en ging met een bocht door Oldelamer en Nijelamer en met twee haakse bochten nog verder naar het oosten door Nijeholtwolde om bij Oldeholtwolde weer een bocht naar het zuiden te maken tot de westelijke flank van Ter Idzard. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 gemeld: ‘een Dorp van maatigen omtrek … ten Noordoosten van ’t voorige Oldelamer, aan denzelfden rydweg of Weerdyk gelegen. Door den zwaaren stormwind van den 12 December 1747, stortte hier een gedeelte der Kerk in, die daarna voorts geheel is afgebroken. Weleer werd hier zeer veel turf gegraaven, en thans nog eenige, loopende de turf Wyken alle uit in de Kuinder. Ook loopt door dit Dorp de Schipsloot van en naar Wolvega.’ Op de grietenijkaart in de atlas van Eekhoff uit 1850 zijn de sporen van de veengraverij te zien. Het gebied ten noordoosten van de Schipsloot is een van de laatste in cultuur gebrachte verveende gebieden van Friesland: De Ontginning die deels ook onder Nijeholtwolde gerekend wordt. Daar ontwierp architect Gerben Bergsma in 1928 een gemaal aan de Schipsloot in expressionistisch-zakelijke stijl en hij zorgde ook voor het ontwerp van de flinke reeks boerderijen in gevarieerde typen langs de randen en in het midden van de nieuwe veenpolder. De oude streek is vrij los bebouwd; de meeste grote boerderijen staan niet aan de weg maar in het land, met een eigen opreed. Langs de Hoofdweg en Schipslootweg staan maar weinig huizen. Op de plaats van de ingestorte kerk ligt het ruime kerkhof, voorzien van een flinke zoom van struiken en bomen. De klokkenstoel met helmdak is oorspronkelijk uit 1795, maar werd enkele malen vernieuwd. De klok is in 1599 door Willem Wegewaert gegoten.

Het aan het einde van de 12de eeuw gestichte benedictijner dubbelklooster Germania domineerde het wierdedorp. Het complex is tijdens de hervorming in 1584 deels vernield. Restanten zijn aan het begin van de 17de eeuw geleidelijk afgebroken en in 1629 stond alleen de bouwvallige kloosterkerk nog overeind. Deze aan de heilige Felicitas gewijde kerk was in de tweede helft van de 13de eeuw in romano-gotische stijl gebouwd als een grote kruiskerk. De kerk moest er pas in 1786 aan geloven. Het bouwvallige schip en het transept werden afgebroken. Uit het gehandhaafde koor zijn de gewelven gesloopt, het restant werd verlaagd en het kreeg een nieuw plafond. Aan de westzijde kwam een kleine uitbreiding met een travee en het geheel ontving een schildkap met een dakruiter. Aan het westelijk deel van de Felicitaskerk is weinig te beleven. In de westgevel zit een sluitsteentje boven de ingang met ‘1786’ en in de zuidgevel een rondboogvenster uit dit jaar. De koortravee laat aan beide zijden verschillende versieringsprogramma’s zien. Zuid van de grondopgaande hoge spitse spaarnissen met rondstaven en ringkapitelen. Daar boven door de verlaging afgekapte omkraalde nissen met metselmozaïek. Aan de noordzijde een omkraalde rondboogingang met ernaast sporen van gewelven van aanbouwen. In de tussenzone zitten kleine spitsboognissen en in de bovenzone weer afgekapte omkraalde nissen met metselmozaïek. De iets versmalde en halfronde koorsluiting is met lisenen geleed. Boven een onversierde benedenzone staan licht spitsbogige vens ters en daarboven tussen de lisenen als friesvakken ogende brede nissen met siermetselwerk. Binnen is het plastische programma terug te vinden. De spitse nissen worden hier geaccentueerd door colonnetten met bewerkte kapitelen en in de koorsluiting is een fraaie reeks van gewelfde nissen aangebracht waarin de vensterzone is opgenomen. De renaissancepreekstoel met klankbord uit 1630 heeft een kuip met toogpanelen en gegroefde hoekzuiltjes. Er is een eenvoudige bank voor kerkvoogden en notabelen en een offerblok uit 1795. Het orgel is in 1825 gebouwd door R. Meijer. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Nijemirdum is een streekdorp dat op de rand van dezelfde zandrug als Oudemirdum is ontstaan, vermoedelijk omstreeks 1200. De streek ligt aan de rand van de rug aan de oude landweg van Stavoren en Sloten. Het dorpsgebied van Nijemirdum vertoont landschappelijk een opmerkelijke variatie. Ten zuidwesten staat een reeks boerderijen aan deze weg die hun landerijen in de lage Hoitebuorsterpolder hebben. Aan de andere, oostelijke zijde van het dorp liggen op de tamelijk hoge, zuidoostelijke flank van Gaasterland de Heaburgen. De boerenstreek loopt ten zuiden om enige jonge bospercelen van de Rietpollen heen en ligt vlak achter de vroegere Zuiderzeedijk. Onder de opmerkelijke collectie boerderijen zit onder meer een winkelhaakachtig model. ‘De Groninger’ laat inderdaad zo’n typisch Gronings, hoog opgetrokken voorhuis zien. De boerderijen rijzen robuust op uit het weidse land. Ten noorden van Nijemirdum lopen de Hege Bouwen waar naast het boerenbedrijf ook andere bedrijvigheid is ontwikkeld. Nog noordelijker ligt de nu beboste Nijemirdumerheide en het oudere Lycklamabosch. De buurt bij de kerk heeft volgens verschillende bronnen in de 16de en 17de eeuw flink wat bebouwing gekend: er schijnen nogal wat stinzen in het dorp en de omgeving te hebben gestaan. Aan het einde van de 18de eeuw blijkt veel bebouwing verdwenen te zijn en op de kaart van Gaasterland van 1854 is het er een kale boel. De kerktoren staat helemaal alleen. Vanaf het einde van de 19de eeuw is daar weer gebouwd, wat zich in de 20ste eeuw heeft voortgezet. Nu is er met ook naoorlogse bebouwing weer een echte buurt gevormd. Bij een flauwe bocht staat op het oude, door zwaar geboomte omzoomde kerkhof een hoge, eenzame bakstenen toren. Oorspronkelijk hoorde die bij de aan het einde van de 18de eeuw gesloopte, middeleeuwse dorpskerk. De gotische toren dateert uit ongeveer 1370 en is omstreeks 1500 nog eens verhoogd. De toren heeft een vrij laag tentdak. De hervormde kerk is thans ondergebracht in de verbouwde, in 1899 tot stand gekomen openbare school.

Stoomhoutzagerij In 1875 werd aan de J.F.stuutstraat te Oude Pekela de Stoomhoutzagerij 'nooit-gedacht' gesticht. Zonder onderbrekingen was de houtzagerij in bedrijf tot de sluiting in 1992. Tot de Tweede Wereldoorlog draaide het bedrijf op stoomaandrijving. De in 1916 geïnstalleerde stoomketels, geleverd door de machinefabrieken Holthuis en ten Hom staan nog in het ketelhuis. Heel bijzonder is ook de aanwezigheid van de oude stoommachine uit het begin van de twintigste eeuw en het merendeel van de machines, waaronder een uniek gietijzeren zaagraam. De stoomhoutzagerij bestaat uit een langgerekte houten loods op stenen stiepen, met aan de voor- en achterzijde een smalspoor in- en uitgang. Het zagerijgebouw is gebouwd in de traditionele stijl, verwant aan de windhoutzaagmolens uit die tijd. Aan de linkerzijde een bakstenen aanbouw, waarin de stoommachine en de stoomketel zijn geplaatst. Aan de achterzijde staan het restant van de schoorsteen. Aan de rechterzijde werd in 1923 een bakstenen loods met plat dak gebouwd, waarin een elektrische zagerij werd geplaatst. Verder zijn op het terrein nog restanten van houten droogloodsen te vinden een bazenwoning en een balkengat. Helaas is dit unieke complex sinds de sluiting hard achteruit gegaan qua conditie, de loods van de elektrische zagerij is zelfs voor een deel ingestort. Dankzij de inspanningen van SIEN-N is de stoomhoutzagerij in augustus 2001 op de lijst van rijksmonumenten geplaatst. Er wordt nu gezocht naar een nieuwe, museale bestemming van het complex.

De Onze Lieve Vrouwenkerk, in eenvoudige romano-gotische stijl gebouwd in de 13de eeuw, staat op het hoogste punt van de dorpswierde. De losstaande klokkentoren is in 1727 afgebroken; er kwam een dakruiter op de westzijde van het dak. In 1903 is het muurwerk gepleisterd, maar bij de restauratie van 1999-2004 is deze laag, op de westgevel na, weer weggenomen. De zuidmuur heeft de rijkste uitdossing met een indeling in drie traveeën met lisenen. In de koortravee zit aan weerszijden van een jonger spitsboogvenster een romano-gotische rondboognis met metselmozaïek in keper- en vlechtpatroon. Er zijn bouwnaden van een ingang en een boogfragment van een opening te zien. De middelste travee heeft tussen de twee spitsboogvensters – met aan de onderzijde bouwnaden – een ronde, geprofileerde nis met vlechtwerk en een lage en kleine dichtgezette opening. De westelijke travee laat bij een jong, spits venster alleen de dichtgemetselde manneningang zien. Aan de gesloten noordzijde zijn in het muurwerk wel sporen aanwezig: in de bovenzone van rondboogvensters en in de koortravee van een kleine opening, denkelijk een hagioscoop. De oostelijke sluitgevel bezit tussen twee jonge spitsboogvensters een dubbele boognis. Inwendig heeft de kerk een vlak balkenplafond. De wanden vertellen van een vroegere overwelving. Onder in de oostwand zitten zes vierkante nissen. De recent ontdekte wandschilderingen in het koorgedeelte zijn nog niet bestudeerd. Ze vertonen opvallend sjabloonwerk van waaierachtige plantmotieven in een roze, dat deels over voorstellingen heen is geschilderd: in de noordoosthoek de Gekruisigde en een heilige met een toren, die de Sint-Barbara moet zijn. In de zuidoosthoek een heilige met een kruis, waarschijnlijk Andreas, met een zeer fragmentarische tweede heilige en een jong manspersoon met een bol en een hand in zegenende houding die Christus zou kunnen zijn. De preekstoel met personificaties van deugden en zintuigen op de kuip is van 1660. Het koorhek met kuifstukken waartegen de banken van de kerkelijke functionarissen verwerkt zijn, dateert uit de 18de eeuw.

Nijetrijne is een streekdorp van niet zeer grote ouderdom en een zeer dunne bebouwing. Het is gelegen tussen in de 19de eeuw voor de turfwinning vergraven landerijen wat het natuurreservaat de Rottige Meenthe heeft opgeleverd. Op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 blijkt er in het lage land slechts een handjevol boerderijen en huizen te staan, alle met een opvaart naar de Scheen. Aan de zuidzijde van de streek loopt de (Binnen)weg van Schoterzijl naar Wolvega. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 gemeld: ‘het kleinste Dorp der Grieteny …. De Kerk had eertyds een spits torentje; doch in ’t jaar 1750 is de geheele Kerk, bouwvallig zynde, weggebroken, en niets daarvan overgelaaten, dan een ringmuur, binnen welken de Lyken begraaven worden. De landeryen van dit Dorp loopen, gelyk die van het voorgaande, van de Scheen Zuidwaards tot aan de Linde.’ Op de kaart in de Eekhoff-atlas staat het vervallen kerkhof en is een nieuwe weg, zuidelijker dan de Binnenweg, de latere Pieter Stuyvesantweg van Slijkenburg naar Wolvega aangegeven. Daarheen verplaatste de bebouwing zich en ook het bescheiden hervormde kerkje, thans Maranathakerk, is daar in 1919 gebouwd. In het waterrijke dorpsgebied zijn voorzieningen te vinden om de waterstanden te kunnen beheersen. In het noorden staan aan de Veendijk twee poldermolens met molenaarshuizen, De Rietvink en De Reiger. Daar ligt ook de in 1914 aangelegde Scheenesluis met een houten draaibrug, waar een sluiswachterswoning, een café en een scheepshelling bij staan. Aan de zuidelijke uitmonding van de in 1748 gegraven Jonkers- of Helomavaart ligt op de grens van de Beneden- en Bovenlinde een driewegsluis, een sluis om de drie verschillende waterniveau’s te kunnen passeren. De sluis is oorspronkelijk uit 1775, maar is in 1927 vernieuwd. Met een wachterswoning en een voormalig winkelhuis wordt een belangwekkend waterstaatkundig ensemble gevormd, dat na aanleg van een nieuwe Mr. H.P. Linthorst Homansluis in 1973 maar ternauwernood van de ondergang is gered.

De oude tufstenen kerk is in 1537 verwoest. De nieuwbouw vond in 1538 plaats op de oude fundamenten. Het laatgotische gebouw is een van de laatste middeleeuwse kerken van de provincie. De toen gebouwde toren is in 1748 ingestort. Daarna is aan een nieuwe toren begonnen die met de lantaarnbekroning pas in 1776 is voltooid. De kerk bestaat uit vijf traveeën en een driezijdige koorsluiting. Deze koorsluiting heeft stevige, tweemaal versneden steunberen. Mogelijk heeft het schip ze verloren toen in het begin van de 17de eeuw de stenen gewelven zijn verwijderd. In 1880 is de kerk van een geblokte pleisterlaag voorzien. Elke travee is aan de zuidzijde geopend met een flink spitsboog-venster. Aan de noordzijde staan drie vensters. De waterlijst, naar gotische gewoonte ter hoogte van de onderdorpels rond het gebouw aangebracht, zit er nog. Onder het eerste venster aan de zuidzijde zit de latei van een vroegere ingang. Deze vertelt op kleurige wijze met jaartal en wapens van de oprichting van het gebouw in 1538 op last van de collator Unico Ripperda. De toren heeft een zeer grote stichtingssteen in rococovormen boven de ingang. Deze deels in het schip opgenomen toren is behoudens enkele waterlijsten ongeleed en wordt na de klokkenverdieping bekroond door een classicistische kroonlijst en een balustrade, waarna de lantaarnbekroning in twee verdiepingen volgt. Het inwendige wordt nu gedekt door een balkenplafond. In de wanden zitten in de benedenzone gekoppelde spaarnissen uit de gotiek. Het interieur ademt vooral de sfeer die het bij een verbouwing in 1864 kreeg. Het koor is afgescheiden van het schip door een pui met openingen met daarin door gietijzer versierde deuren. Ook de preekstoel en het doophek danken hun sier aan het gietijzer. De herenbanken met de wapens Alberda-Ripperda dateren uit de 18de eeuw. Het orgel is in 1880 gebouwd door P. van Oeckelen. Op het kerkhof zijn interessante graven te vinden met aan de zuidzijde de grafkelder met neogotische ingang voor de bewoners van Ekestein.

De kerk staat op een verhoogd kerkhof en bestaat uit een rechtgesloten koor van kort na 1200 en een hoger en breder schip dat enkele tientallen jaren later tot stand is gekomen. Voor de kerk staat een forse toren, waarvan het onderste gedeelte in de bouwtijd van het schip is opgetrokken. Omstreeks 1600 is de toren verhoogd en van een zadeldak voorzien. Het koor laat aan de noordzijde een dichtgemetseld, oorspronkelijk, geprofileerd romaans venster zien en ook aan de andere zijde zit een spoor van zo’n venster. Aan beide zijden zitten sporen van dichtgezette rondbogige ingangen. Nu wordt de koorruimte verlicht door twee rondboogvensters aan de noord- en twee grote spitsboogvensters van verschillend formaat aan de zuidzijde. In de sluitgevel staan twee oorspronkelijke rondboogvensters die achter de gepleisterde dagkanten zijn dichtgemetseld. In de geveltop zitten drie rondbogige, gepleisterde nissen. Het schip, thans verlicht door twee grote vensters aan beide zijden, is nog eenvoudiger uitgevoerd. Zowel van de vroegere mannenals vrouweningang zijn sporen te zien en aan de koorzijde zitten sporen van vensters die zijaltaren licht en zicht hebben geboden. Achter twee stoeptreden van roze Bremer zandsteen, vroegere altaarplaten, heeft de toren een rondbogige ingang. Rondom zijn funderingskeien zichtbaar. Door veel reparaties en muurankers heeft het forse, maar door zijn hoogte ook slanke bouwwerk een gelouterd karakter. Bovenin zitten de dubbele galmgaten in gepleisterde nissen. Inwendig is het schip gedekt door een in decoratieve patronen getimmerd lattenplafond uit het begin van de 20ste eeuw. Het koor heeft een balkenplafond. Schip en koor zijn door een vrij smalle, spitsbogige triomfboog met elkaar verbonden, een opening die in de 19de eeuw met schotwerk is dichtgezet. In de schipwanden zijn muraalbogen verwerkt, sporen van een vroegere overwelving. De 17de-eeuwse preekstoel staat tegenwoordig tegen een nisachtige uitsparing bij de triomfboog. De eenvoudige herenbanken dateren uit de 17de of vroege 18de eeuw. Het orgel op de westelijke galerij is in 1867 gebouwd door Petrus van Oeckelen. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Het komdorp Nijland is het enige dorp dat in het drooggevallen en afgedamde zuidwestelijk deel van de Middelzee op een kruispunt van wegen is gesticht. Waarschijnlijk is dat in de 13de eeuw gebeurd, maar er zijn ook vermoedens dat de dorpsvorming al vóór 1100 plaatsvond. De kern van het dorp ligt ten noorden van de weg Sneek-Bolsward die vanaf de 19de eeuw bepalend is geweest voor de ontwikkelingen van het dorp. Daardoor wekt Nijland tegenwoordig de indruk van een wegdorp. Bij het kruispunt staat de markante dorpsherberg die in de periode van de ontsluiting van het platteland door het spoor ook tramhalte werd. In 1882 reed tussen Sneek en Bolsward de eerste stoomtram van Friesland, een lijn die het ongeveer een halve eeuw uithield. Ten noorden van de hoofdverkeersroute door het dorp, de Tramstraat, ligt de eigenlijke dorpskom rondom het omgrachte kerkhof met rijzige kerk en toren. Aan de westzijde staat in een ruime tuin de witgepleisterde pastorie, die achter het pleister een hoge ouderdom verstopt. Noordelijker het vicarishuis dat in het muurwerk nog middeleeuws materiaal bevat. Aan noordzijde staat de oude pastorieboerderij. Aan het oostelijke gedeelte van de kerkgracht en de daarop uitkomende kleine straatjes en steegjes is de oudste, maar vaak sterk vernieuwde bebouwing te vinden. En zuidelijk een half open, gevarieerde bebouwingsstrook, waarin een statige kop-hals-rompboerderij opvalt. Al deze verschillend geaarde elementen in de dorpsbebouwing worden op een prachtige wijze bijeengehouden door het ruime, ovale kerkhofeiland. Er is in de 13de eeuw een eerste godshuis gesticht, maar de laat-gotische dorpskerk dateert uit het begin van de 16de eeuw. In de noordmuur zijn nog stukken van de oude kerk verwerkt. Bovendien is het gemêleerd gele en rode moppenmateriaal bij de herbouw herbruikt wat levendig muurwerk heeft opgeleverd. De regelmatige afwisseling van grote spitsboogvensters en steunberen biedt een karakteristiek laatgotisch metrum. De forse toren met achtzijdige spits is een keer verhoogd. De klokken liften mee en er kwam een tweede reeks galmgaten.

Het schip van de Jacobuskerk is omstreeks 1250 gebouwd. In het muurwerk zitten sporen die daar op wijzen: aan de noordzijde geprofileerde, spitsbogige nissen en een korfbogige vrouweningang en aan de zuidzijde nissen, soms met metselmozaïek die de vermoedelijke vensterparen flankeerden. De vensters zijn vervangen door grote spitsboogvensters. Aan de zuidzijde zitten de dichtgemetselde mannen- en priesteringangen in spitsbogige nissen en zit bovendien een kleine hagio scoop. De westelijke geveltop, zichtbaar dankzij het lage verbindingselement van schip en toren, is versierd met een trapvormige spaarnis. In het midden van de 15de eeuw zijn het koor toegevoegd, een travee en een driezijdige sluiting met grote spitsboogvensters en steunberen toegevoegd. Het schip kreeg toen grote vensters en steunberen die eind 18de eeuw verzwaard zijn tot de huidige wigvormige reeks. In het midden van de 16de eeuw is aan de noordzijde een kapel gebouwd met grote spitsboogvensters. In 1793-’94 kreeg de kerk nogmaals een uitbreiding met een korte noordbeuk, opnieuw in gotische vormen, die met de kapel onder één dak is gebracht. Van de vier geledingen tellende en 33 meter hoge toren dateert het onderste tufstenen gedeelte uit de 12de eeuw. Hij is in verschillende fasen verhoogd in baksteen met tufstenen bekleding en hogerop helemaal in baksteen. Er kwam een tentdak met een elegante bekroning. Het schip is gedekt met koepelgewelven; koor, kapel en noordbeuk met kruisribgewelven. Op de zuidwand van het koor is in de 13de eeuw Sint-Catharina van Alexandrië geschilderd. De gewelfschilderingen dateren uit de 15de eeuw en vertonen onder meer kerkpatroon Jacobus, Adam en Eva en het Laatste Oordeel. Preekstoel en doophek zijn in 1713 vervaardigd, vrij zeker door Allert Meijer met rijk snijwerk door Jan de Rijk met personificaties van de deugden op de kuiphoeken en op de panelen de evangelisten en een vanitas-voorstelling. Deze kunstenaars maakten ook het koorhek en de logevormige herenbank voor de bewoners van de Menkemaborg en de kas voor het in 1699-1700 door Arp Schnitger gebouwde orgel, dat in 1855 door P. van Oeckelen & Zn. werd gewijzigd.

Noardburgum is een jong heidedorp dat vanaf het midden van de 19de eeuw, toen de heide werd ontgonnen, in een aantal streken is ontstaan. De Bergumerheide werd ontgonnen op initiatief van dr. Nicolaas Ypeij die door het huwelijk met Baudina Looxma niet alleen in het bezit kwam van Vijversburg bij Ryptsjerk, maar ook van uitgestrekte heidevelden ten oosten daarvan. Ypeij ontwikkelde een particuliere wijze van werkverschaffing, waarmee het park bij zijn buiten werd aangelegd, maar ook de heidevelden in cultuur werden gebracht en boerderijen gesticht. Ypeij zorgde op een regenteske wijze voor het geestelijke welzijn van de arbeiders op ‘De Heide’ door initiatieven te nemen voor een kerk, een school en een armenhuis. Ten westen van het dorp ligt de Ypeij-boerderij, ‘Veldlust’. Aan de voorzijde van de stelpboerderij zijn de vensters dichtgemetseld, maar er zitten wel vertellende gevelstenen in. De ene vermeldt dat de eerste steen door de zoon van dr. Ypeij, de 16-jarige Age Looxma Ypeij is gelegd op 3 april 1850. De andere geeft te lezen: ‘Gedenksteen ter eere van het bezoek van Z.M. den Koning, Willem III aan de boerderij en ontgonnene gronden, Veldlust en Klein Veldlust genaamd; op den 22sten April 1852: zijnde bij die gelegenheid de eigenaar, Dr. N: IJpeij, door Z.M. benoemd tot Ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw.’ Aan de Rijksstraatweg is in 1850 de kerk gesticht. De eerste steen is ook hier gelegd door Age Looxma Ypeij. Het is een rechtgesloten zaalkerk met spitsboogvensters maar verder met een neoclassicistische aankleding, vooral bij de ingangspartij. Op het dak staat een dakruiter met koepeldakje. Op het kerkhof ligt het graf van ds. Thoden van Velsen die voor Ypeij de jonge gemeenschap vormde en mede-initiatiefnemer tot de kerkbouw was. Het catechisatielokaal is in 1895 gebouwd in de chaletstijl. De kloeke pastorie is in 1849 ontworpen door Architect A. van Riesen. Kerk en pastorie liggen in een ruime tuin met oud geboomte. Er tegenover is in 1843 het armenhuis gesticht, een gebouw van een enkele laag en van twee lange beuken, waarin thans een klompenmakerij en –museum is gevestigd. Daar staat ook de voormalige naai- en breischool van de ‘Ypeijstichting’, waarvan Age Looxma Ypeij in 1873 opnieuw de eerste steen legde. Aan de Rijksstraatweg staan de twee scholen, beide middengangscholen met vier klassen, gebouwd in 1922. De ene is openbaar, de andere christelijk. Ten zuiden van de Rijksstraatweg werd in de jaren twintig een complex voor de waterwinning gesticht. Het gebouw werd kort voor de oorlog naar ontwerp van ir. J.J.M. Vegter verbouwd. Een nieuwe verbouwing en uitbreiding werd in de jaren vijftig door de eigen bouwkundige dienst uitgevoerd, waarbij jhr. ir. A.P. Wesselman van Helmond uit Nijmegen de architectuur verzorgde. In 1958 kwamen die gebouwen met pompenhallen, een bedieningshal, werkplaatsen en kantoorruimten gereed. Het geheel is 85 meter lang en 20 meter breed en heeft een verticale geleding van fraaie gemetselde gecanneleerde lisenen met vensterstroken ertussen. Het ernaast staande filtergebouw heeft op de begane grond een soort lamellenwand, maar hoger is het gesloten met perforaties van kleine vensters. Om de reactoren van de onthardingsinstallatie is in 1984 naar ontwerp van J.G.C. Vegter een streng en toch levendig ingevuld betonnen skelet opgetrokken. De buurschappen van ‘De Heide’ groeiden geleidelijk naar elkaar toe en zijn in 1930 tot het dorp Noardburgum samengevoegd. Na de oorlog is de groei doorgegaan, te beginnen in 1949 met levendig geplaatste, flinke rijen van met totaal twintig arbeiderswoningen aan de Zevenhuisterweg. Deze woningen van de woningstichting hebben hun voorgangers in de woningen aan de Veldmanweg uit 1939. Noardburgum is nu een flink dorp dat voornamelijk ten noorden van de Rijksstraatweg is gelegen. Op de kruising van de Zevenhuisterweg met het Marijkepaed en het Abe Brouwerpaed staat de in expressionistische stijl gebouwde baptistenkerk uit 1936.

De Mariakerk is in het midden van de 13de eeuw gebouwd als een eenbeukige kerk van drie traveeën met koepelgewelven. Er is in de 16de eeuw een koor met een vijfzijdige sluiting met versneden steunberen aan toegevoegd en in 1705 zijn in opdracht van Onno Tamminga van Alberda die op de borg Rensema woonde, dwarsarmen toegevoegd. Deze Onno was ook de opdrachtgever tot de torenbouw die tussen 1717 en 1726 plaatsvond naar plannen van Allert Meijer, de stadsbouwmeester van Groningen, die in zijn stad ook de toren van de Aa-kerk ontwierp. De torens vertonen dan ook overeenkomsten. Deze 48,5 meter hoge ‘Meistertoren’ gaat, na een hoge vierkante, door zijruimten met ingezwenkte schouderstukken begeleide romp, over op een achtkante geleding die de basis vormt voor een hoge lantaarn die bestaat uit twee opengewerkte, achtkantige houten geledingen. De kerk is in de 19de eeuw geblokt gepleisterd en kreeg een neoclassicistisch uiterlijk. Binnen zijn de middeleeuwen nog te beleven. Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven met uitzondering van de oostelijke schiptravee die het oorspronkelijke, meloenvormige koepelgewelf nog bezit. Tegen de zuidwand staat de graftombe uit 1574 voor Rudolf Huïnga, waarop de van hout gesneden overledene in wapenrusting is voorgesteld. Allert Meijer, de ontwerper van de toren, had al eerder werk verricht voor het interieur van de kerk. In 1706 vervaardigde hij de twee herenbanken met opengewerkte kuifstukken met wapens op de rugschotten die het effect hebben van een koorhek en twee jaar later maakte hij de buitengewoon rijk gesneden preekstoel. Voor beide voerde Jan de Rijk het snijwerk uit. De kanselkuip heeft als hoekdraagsters kariatiden die personificaties van de deugden zijn en op de panelen staan de vier evangelisten en de hoorn des overvloeds. Het doophek is in 1810 vervaardigd door M. Walles. A.A. Hinsz is in 1785 aan het orgel begonnen en nadat hij een jaar later overleed is het instrument voltooid door M. Hardorff. Het snijwerk is van Christiaan Reurschen.

Noordwolde is een groot streekdorp van middeleeuwse oorsprong dat zich al spoedig na het graven van de Noordwoldervaart (oorspronkelijk Noordwolder Sloot) in 1642 tot een kruisdorp ontwikkelde. Dat beeld geeft de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 al te zien. De oorspronkelijke bebouwingsstreek zet zich na het kruispunt van weg en vaart nog verder naar het oosten door, maar hier, in tegenstelling tot de andere streekdorpen op deze ontginningsas, aan de zuidzijde van de weg. Ten noordwesten van de kruiskern ligt nog de Molenbuurt. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd gemeld: ‘een groot Dorp …. Weleer was dit Dorp, wegens de sterke turfgraavery, zeer in bloei, waarom ’er van jaar tot jaar nieuwe huizen werden aan gebouwd; doch thans begint het veen sterk te verminderen, en dus de bloei van ’t Dorp af te neemen. Om de turf van hier te vervoeren, heeft men, voor deezen, met groote kosten, door hoog land, hier eene Vaart of Schipsloot gegraaven, die de Noordwolder sloot genaamd wordt, en, met meer dan een Verlaat voorzien, in ’t Zuiden van Nyeholtpade uitkomt in de Linde, die daar vaarbaar is, en ook gehouden wordt, door middel van een Verlaat, op de hoogte van Oldeholtpade. De Kerk deezes Dorps heeft geenen toren, en staat aan den algemeenen rydweg, in ’t geboomte. Wat Westelyker heeft men eene fraaie buurt op den wal van gemelde Sloot, over welke eene Valbrug ligt, en waarby ook een Veenheerenhuis gebouwd is. Een weinig Noordelyker heeft men eenige huizen in een vermaaklyk bosschagie, insgelyks door de Eigenaars der Veenen gebouwd. Wat Westelyker ligt de Molenbuuren, en vry verre ten Noordoosten op de Heide de buurt Zandhuizen. Dit Dorp heeft een’ Korenmolen staande bewesten de voornaamste buurt, ten Zuiden van den rydweg.’ Door de bloei, dankzij de turfwinning, groeide de nederzetting tot een groot dorp dat als vanzelfsprekend het hoofddorp van de grietenij werd. Maar het tij keerde en de kaart uit de atlas van Eekhoff laat zien dat langs de sloot, in de dorpskern de Kolonievaart geheten, de bebouwing was verdicht, maar er verder weinig ontwikkelingen waren. Om redenen van filantropie werden aan het einde van de 19de eeuw door dokter Mulder en dominee Reitsma initiatieven genomen om de werkloos geworden veen- en landarbeiders aan de huisvlijt te zetten. Noordwolde ontwikkelde zich tot een dorp van rietvlechters, mandenmakers en stoelen. Later werd overgeschakeld op de rotanverwerking, vooral voor meubelen. In het armhuis kwam een opleiding om het vakmanschap te verbeteren en toen Harm Ellens in 1908 de directie mocht voeren, rustte hij niet tot er een echte school stond. Deze kon in 1912 geopend worden. Op de Rijksrietvlechtschool werd veel aandacht besteed aan de kunstnijvere kwaliteit van de producten. Aanvankelijk moesten de naar alle delen van het land verkochte stoelen en andere producten naar de spoorhalte van Peperga/De Blesse worden gebracht. Maar vanaf 1914 konden die met de tram van Noordwolde naar Steenwijk worden vervoerd. De concurrentie van Aziatische producenten heeft de bedrijfstak doen krimpen, de school is na de oorlog gesloten, maar nog steeds worden genoemde producten in Noordwolde vervaardigd. Noordwolde is een nijvere plaats gebleven. De rietvlechtschool is in 2000 tot museum ingericht en met een nieuw stedelijk plein uitgebreid tot multifunctioneel centrum met school, bibliotheek, een theaterzaal en veel meer functies. Verpakt in opmerkelijke architectuur die knipoogt naar het in de nabijheid staande voormalige tramstation uit 1913. De kerk is vanouds in het oosten wat buiten de kom van het dorp gelegen en is een zaalkerk uit 1640 met een driezijdig gesloten koor en een houten geveltoren uit 1874. Korenmolen Windlust, een achtkante houten stellingmolen op een bakstenen onderbouw is in 1860 als grondzeiler gebouwd en in 1880 als stellingmolen herbouwd. De molen heeft thans een museumfunctie. De plaats is na de laatste oorlog sterk uitgebreid. Dat is vooral aan de zuidzijde gebeurd met als recent resultaat het parkachtige gebied De Stelling.

Op een hoog en ruim kerkhof in het wierdedorp is in de 13de eeuw de kerk met een losstaande toren gebouwd. Toen de Franse troepen in 1814 de schans Delfzijl moesten opgeven, gingen zij nog plunderend en brandstichtend rond. De middeleeuwse kerk van Uitwierde raakte daarbij zwaar beschadigd; de toren bleef gespaard, al verloor hij zijn hoogste geleding. Pas in 1839 is op dezelfde plaats, maar dwars op de traditionele oriëntatie, een nieuwe kerk gebouwd. Naar de stijl van die tijd is het een neoclassicistisch gebouw geworden. De naar het zuiden gerichte voorgevel bevat een omlijste toegangspoort, geflankeerd door twee rondboogvensters. Daaronder zijn tegen de muur twee 16de-eeuwse grafzerken van geharnaste manspersonen geplaatst: Aeylco en Anthony, telgen uit het geslacht Wincken. De zerk van hun vader en grootvader Haro Wincken, overleden in 1563, staat in de kerk. De hoeken van de voorgevel zijn geaccentueerd door pilasters die de daklijst dragen. De zijmuren zijn geleed door lisenen; in de uiterste vakken zitten rondbogige spaarvelden, in de andere vier vakken staan rondboogvensters. De zaalkerk heeft een schilddak. De kloeke toren heeft drie geledingen en een piramidedak met op elk schild een kleine kapel. De toren is van baksteen gebouwd, maar hier en daar is een laag tufsteen verwerkt. In de onderste geleding zitten aan de zuid- en noordzijde van het maaiveld opgaande rondbogige spaarnissen met kleine romaanse vensters. De hoogste geleding heeft galmgaten. De kleine klok dateert mogelijk nog uit de 13de eeuw, de grote is in 1516 gegoten door Johannes van Bremen. Het interieur van de kerk heeft een spitsbogig houten gewelf. Tegen de noord wand staat de preekstoel, die in 1814-’15 na de vernielingen van de kerk en de oude preekstoel, door de timmerman van collator T.A. Gerlacius, Jacob Meyer, is vervaardigd. Omstreeks 1900 werd hij tot een podiumvorm vertimmerd. Het in 1888 door L. van Dam & Zn. gebouwde orgel is afkomstig uit de kerk van Heveskes. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Oentsjerk is een streekdorp dat in de Middeleeuwen is ontstaan op de zandrug waar ook de andere dorpen van de Trynwâlden – Gytsjerk en Aldtsjerk – op liggen. Op de grietenijkaart in de Schotanus-atlas uit 1716 staat de bebouwing verspreid langs enige lanen ten oosten van de weg door de Trynwâlden. Het dorp heeft een ontsluitingsvaart naar het westen, naar de Murk. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1786: ‘Dit dorp is zeer vermaakelyk, zo weegens de schoone plantagien en bouwlanden, die oostwaards tot aan de Zwarte Broek loopen … Westwaards aan loopen de landeryen deezes dorps over de Mork tot aan Wyns … De state Eysinga ligt in ’t Noorden des dorps, en was van ouds eene fraaie plaats; aan den oostkant heeft men Heemstra state …. Stania ligt een weinig ten Noorden, en is in laater tyd geheel weggebroken; doch van nieuws af opgebouwd, door wylen den Heere Hans Hendrik van Haersma, in leven Grietman over Oostdongeradeel, die hier ook eene schoone plantagie heeft aangelegd.’ Op de Eekhoff-kaart uit 1847 blijkt er een redelijk dichte lintbebouwing langs de weg te zijn gegroeid. Van de enigszins terzijde staande kerk dateert het schip van omstreeks 1230. In de 14de eeuw is hier een toren tegenaan gebouwd die in het midden van de 17de eeuw aan twee zijden is beklampt en toen mogelijk van een zadeldak is voorzien. Het interieur bevat fraai meubilair. De gereformeerde kerk (1874, verbouwd 1907) staat aan een pleinachtige verbreding van de doorgaande weg. Staniastate staat in een ruim park, een kloek landhuis uit 1853 met een veel oudere geschiedenis, gebouwd in een ingetogen neoclassicisme met een bordes en balkon op twee hardstenen zuilen. De omstreeks 1738 naar ontwerp van J.H. Knoop aangelegde formele tuin is in 1821 door Lucas Roodbaard omgevormd tot een van de fraaiste parken in landschapsstijl van Friesland. Net als de buurdorpen groeide Oentsjerk uit tot een forensendorp: de uitbreidingen kwamen uitsluitend aan de oostzijde van de doorgaande weg.

De kerk is in het tweede kwart van de 13de eeuw gebouwd op de westelijke van de twee wierden van het dorp en is een duidelijk exemplaar van de vroege romano-gotiek. Het is ook mogelijk dat het westelijke gedeelte van het schip al in de 12de eeuw is gebouwd en in genoemde tijd met drie traveeën in oostelijke richting is uitgebreid. Bij de torenbouw in de 15de eeuw is het oorspronkelijke schip sterk verbouwd, vooral inwendig. De zijmuren vertonen een geleding tussen eenmaal versneden lisenen met steeds één geprofileerd rondboogvenster per vak. De vensters zijn bij de restauratie in 1916 gereconstrueerd. In de westelijke travee met een dubbele lisene staan aan de zuidzijde een romano-gotisch venster, een siernis en een dichtgemetselde rondbogige ingang. De huidige ingang staat in een spitsboognis met bovenlicht in gotische vormen. Aan de noordzijde is een dichtgezette gotische ingang te zien en een romano-gotisch triplet van een venster geflankeerd door nissen met kepervormig siermetselwerk, alles rondbogig omkraald. De oostelijke sluitgevel bevat drie klimmende rondboogvensters en in de geveltop een klimmende nissenreeks tussen rondstaven. De forse ingebouwde toren van vier geledingen en een ingesnoerde spits verrees in de 15de eeuw. Het interieur wordt gedekt door meloenvormige koepelgewelven met verschil lende ribbensystemen die in ringen en rozetten zijn vergaard; het westelijke gewelf is zelfs ribloos. Bij genoemde ingrijpende restauratie zijn gewelven en muren ontpleisterd. In de sluitmuur van het koor zit een piscinanis en in de zuidmuur een hagioscoop. De preekstoel is in 1745 naar ontwerp van Jan Bitter vervaardigd en voorzien van snijwerk door Casper Struiwig. De herenbank met op het rugschot een gesneden kuifstuk met het alliantiewapen van In- en Kniphuisen-Lewe dateert van omstreeks 1660. Het orgel, eveneens met wapens van deze familie, is het eerste instrument dat de uit Ostfriesland afkomstige N.A. Lohman in de provincie Groningen bouwde. Het is in 1867 door P. van Oeckelen verbouwd. In 1834 vond de Afscheiding vanuit deze kerk onder leiding van ds. H. de Cock plaats.

Het terpdorp Offingawier behoort tot de ‘Sneeker-Vijfga’ omdat het met Loënga, Scharnegoutum, Goënga en Gauw, de groep Wymbritseradeelster dorpen ten noorden van Sneek vormt. De twee eerstgenoemde dorpen zijn in 1984 bij de stad Sneek gevoegd. De doorgaande weg uit de tweede helft van de 19de eeuw heet dan ook Fiifgeawei. Daarvóór was men er met een kronkelende reed met elkaar verbonden. Door het land kon de om het dorp lopende Groenedijk worden bereikt. De belangrijkste ontsluiting was de opvaart naar de Sneeker Oudvaart. Aan het einde van de 18de eeuw worden in de Tegenwoordige Staat van Friesland weinig woorden aan Offingawier besteed en het weinige wordt besloten met: ‘doch behelst niet byzonders’. De buurt tegenover de kerk heeft ondanks de warrige plaatsing toch samenhang, maar de andere, kleinere buurten ontberen die. Het noordelijker gelegen waterbuurtje bij de Zijlroede heeft op die uitgelezen plek geen samenhang gekregen. Verder noordelijk is het hoofdzakelijk een boerenstreek met flinke boerderijen. Vooral ten zuiden strekken de landerijen van het dorp zich uit tot aan het Sneekermeer. Bij de plas De Potten is een recreatiedorp ontwikkeld. ’s Zomers is het in Offingawier druk van de waterrecreanten die tussen Sneek en het Sneekermeer heen en weer reizen. In het jaar dat het dorp bij Sneek werd gevoegd werd ontdekt dat de op het eerste gezicht 19deeeuwse kerk oude elementen bevat. De kerk verzakte en bij onderzoek bleek in de binnenmuren nog materiaal te zitten van de oude kerk die in 1335 aan Sint-Nicolaas werd gewijd. Mede dankzij deze ouderdom heeft de kerk de status van gemeentelijk monument gekregen. Het gebouw verdiende dat ook omdat het in 1882 in een vriendelijke mengstijl, de eclectische stijl, is verbouwd. Er wordt verondersteld dat het naar ontwerp van de fantasierijke Sneker architect Albert Breunissen Troost is gebeurd. Het zaalkerkje met versieringen van onder meer friezen in metselwerk en vensteromlijstingen van pleister, bezit een rank houten torentje op de westgevel met een klok uit 1948.

Op een hoog kerkhof in het centrum van het dorp lijkt een 19de-eeuwse neogotische kerk op te rijzen. Bij nader inzien wordt duidelijk dat de kerk een oudere kern heeft. De pleistermantel kreeg de kerk in 1863 en in 1869 is aan de westzijde een hoge en kenmerkende neogotische toren verrezen. Onder het bij de restauratie van 1989-’90 oker gekleurde schip zit een grotendeels tufstenen gebouw dat uit de 12de eeuw dateert. Het stevige bouwwerk heeft in 1231 een grote brand doorstaan. Onderzoek heeft uitgewezen dat dit schip later in baksteen is verhoogd en verlengd en waarschijnlijk in de gotische tijd van een driezijdige koorsluiting is voorzien. Bij de uitwendige verbouwing naar plannen van J.F. Scheepers zijn de muren geblokt gestukadoord, maar de ver uit elkaar staande vensters van de vier schiptraveeën vertellen van de romaanse gewelfindeling, waarvan binnen de aanzetten nog te zien zijn. De koppen van de spitsboogvensters zijn op neogotische wijze omlijst en van hogelvormen voorzien. In de door lisenen gesteunde sluitmuren van het koor is een kooringang achter een hoge trap aangebracht. De drie geledingen tellende, door overhoeks geplaatste, versneden steunberen begeleide en van een hoge spits voorziene toren is in 1869 naar plannen van P.K. Nienhuis gebouwd. De oude, vrijstaande toren is een jaar hiervoor afgebroken. De nieuwe toren kreeg aardige sier – met pleisterwerk geaccentueerde spaarnissen en friezen – die afsteekt tegen het bruine metselwerk. Opvallend is vooral het hoge, spitsbogige inwendige westportaal dat van een fraai smeedijzeren hek is voorzien. Tegen de oostelijke sluitmuur is de preekstoel opgesteld, waarvoor het venster in deze wand is gedicht. Deze kansel is vervaardigd in 1755-’56 in de werkplaats van Jan Dieters Brugma. De oude muurschilderingen worden door de kansel deels aan het oog onttrokken. Ook de twee overhuifde herenbanken komen uit dit atelier. Preekstoel en banken bezitten snijwerk in barokke en rococovormen. Het orgel is in 1852 gebouwd door P. van Oeckelen. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Oldeberkoop lijkt een es- of een brinkdorp omdat het in het midden van de ‘Boeren’ een groen plein bezit, zoals het aan het einde van de 18de eeuw in de Tegenwoordige Staat van Friesland werd genoemd. Het zuidelijke gedeelte van deze groene ruimte bestaat grotendeels uit het ommuurde kerkhof: het overige is door gebouwen en bomen omzoomde ruimte. Toch is het dorp ontstaan uit een in de Stellingwerven gebruikelijk streekdorp, waar twee parallelle wegen, de Binnenweg en de Buitenweg, met dwarspaden de structuur bepaalden. Een regelmaat die slechts doorbroken wordt door een diagonaal verlopend pad, het Schuinpad. Voor de verdere dorpsvorming was de noord-zuid verbinding met een overgang over de Kuinder (of Tsjonger) van groot belang. Nabij de noordelijke west-oost verlopende weg die langs het kerkhof loopt, de Binnenweg (tegenwoordig de Wolvegasterweg- Oosterwoldseweg), liggen vanouds de belangrijkste gebouwen. Daaronder de voormalige herberg De Zwaan die uit het begin van de 18de eeuw dateert en waarin tot 1836 het grietenijbestuur vergaderde. Omstreeks 1900 kreeg het dorp economische impulsen van de familie Willinge Prins, een vermogende familie die zich ging gedragen als een adellijk geslacht. Zij namen het initiatief tot een zuivelfabriek, een bank en de agrarische aankoopcentrale. Die familie drukte een persoonlijk stempel op het dorp door aan de westflank villa Lunia te bouwen en aan de Boeren huize Vredewoud, woningen die decorum uitstralen. Vooral het laatste maakt front naar de evenwichtige burgerbebouwing en straalt rijkdom uit. De initiatieven brachten welvaart want in de eerste decennia van de 20ste eeuw kwamen veel goedverzorgde burgerwoningen in Oldeberkoop tot stand. Ze staan zelfs tussen de arbeiderswoningbouw in de Molenhoek, oorspronkelijk de noordelijke uitvalsweg. De naoorlogse dorpsuitbreidingen hebben plaatsgevonden ten zuiden en zuidoosten van de kern. Het brandpunt is de uit de 12de eeuw daterende romaanse kerk die later is uitgebreid en met een gotisch koor is gesloten. Voor de kerk van tufsteen in decoratieve spaarvelden staat een zadeldaktoren uit het begin van de 17de eeuw die in wezen een in steen omklampte klokkenstoel is.

Het wierdedorp op de kwelderwal heeft zich dankzij bedijkingen van het land omstreeks 1300 nabij de Waddenzee en Lauwerszee kunnen handhaven. De kerk die op zijn laatst uit de 13de eeuw dateert, staat op een verhoogd kerkhof. Het muurwerk van de kerk moet deels nog van tufsteen zijn, maar dat is niet te zien. De geschiedenis van het gebouw is verstopt achter een geblokte pleisterlaag die in 1869 is aangebracht. De kerk is in 1640 verbouwd. De rechtgesloten kerk is drie traveeën diep. De noord- en zuidmuur hebben niet oorspronkelijke rondboogvensters en ook in de rechte sluitmuur staan twee van deze vensters. In 1843 is de oude, vrijstaande toren, die ook nog deels van tufsteen was, vervangen door de huidige in de westpartij ingebouwde toren. Daarin hangt een klok die in 1630 is gegoten door Nicolas Rovier en André Aubertin. Zij was geschonken door de jonkers en vrouwen Lewe die bij Vierhuizen op de borgen Panser en Bewsum leefden. Het interieur wordt gedekt door een houten tongewelf met ijzeren trekstangen. Op de overgang van schip en koor zijn in de wanden de sporen te zien van een triomfboog. De kerk is waarschijnlijk in steen overwelfd geweest. De granitovloer in het gangpad en de tegelvloer in het koor dateren van een opknapbeurt uit het begin van de 20ste eeuw. De bankenopstelling is nog compleet aanwezig, inclusief de banken voor de kerkbestuurders aan weerszijden van de preekstoel die tegen de oostelijke sluitwand is geplaatst. Deze kansel dateert uit de 17de eeuw, mogelijk van de vernieuwing in 1640. De kuip heeft op de hoeken gesneden kariatiden, personificaties van deugden met hun attributen: onder meer Geloof met het kruis, Hoop met het anker, Liefde met de kinderen en Gerechtigheid met zwaard en balans. Het orgel op de gewelfde westgalerij is in 1892 gebouwd door Petrus van Oeckelen. Op het kerkhof liggen verschillende graven waarvan enkele groepen met ijzeren hekken zijn omvat. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Oldeholtpade is een lang streekdorp, in de Middeleeuwen ontstaan aan de weg van Wolvega naar Oosterwolde. Het dorp komt al in 1204 in de bronnen voor. De vrij losse lintbebouwing langs de Binnenweg (thans Hoofdweg) is op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 weergegeven. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd over het dorp gemeld: ‘ten Westen van het voorgaande Dorp Nijeholtpade gelegen, komt daar mede ten aanzien van grond, landeryen, geboomte en bosschagie overeen, en heeft eene Kerk met een’ spitsen toren, doch hooger en zwaarder dan die van Nyeholtpade, en voorzien met twee klokken, een slagwerk en de noodige wyzerplaaten. Ook heeft deeze toren, op de hoogte van ’t muurwerk, daar het spits, dat even als de Kerk met Leyen gedekt is, een aanvang neemt, een’ fraaien omgang, van welken men zo aangenaam een gezigt over de velden, bosschen, bouwlanden enz. heeft, als waarschynlyk ergens een in Friesland is. In ’t Noorden loopen de landeryen tot aan de Scheen, of scheiding van Ter Idzerd, zynde aldaar alle bouwlanden: daarentegen strekken zich dezelve Zuidwaards uit tot aan de Linde, en zyn tot aan den Buitenweg bouw- en vervolgens meest weid- en hooilanden. … De Kerkbuurt en boere wooningen staan alle aan den Binnenweg, uit welken verscheiden laanen naar den Buitenweg loopen, en van daar eene naar den Molen.’ Op de kaart in de atlas van Eekhoff uit 1850 is de bebouwing toegenomen en verdicht. De kerk heeft een van de kloekste torens van de wijde omgeving. Hij verrees in 1608. De laat-gotische kerk, gewijd aan Sint- Stephanus, kwam in 1545 tot stand op een plaats waar een voorgangster in 1204 tot parochiekerk was verheven. Ten westen van de kerk staat het café en dan volgt een geconcentreerde lintbebouwing met voornamelijk vrijstaande, gevarieerde woningen uit het begin van de 20ste eeuw. Pas in de tweede eeuwhelft is Oldeholtpade tot een flink dorp uitgegroeid met na de oorlog een uitbreiding aan de zuidzijde van de Hoofdweg en ten westen van de kerk.

De kleine kerk, gewijd aan de heilige Catharina van Alexandrië, staat indrukwekkend op een hoog restant van de uitgestrekte dorpsterp waarvan de ringweg nog in wezen is. Het schip is aan het einde van de 12de eeuw gebouwd. Het muurwerk van gemêleerd rode baksteen kreeg geen versieringen. Evenmin zijn er sporen te ontdekken van de oorspronkelijke vensters. Mogelijk zijn de uit 1829 daterende rondboogvensters precies op de plaats van de kleinere voorgangers in het muurwerk geplaatst. Ze zijn secundair en kregen gepleisterde randen. Aan de noordzijde is het westelijke venster in een dichtgemetselde, rondbogige ingang geplaatst. Aan de zuidzijde zit tussen het derde en vierde venster een spoor van een kleine opening. Het smallere, rijker versierde koor is in het midden van de 13de eeuw toegevoegd. Aan de westzijden zitten stukjes blokfriezen die snel overgaan in een rondgaand rondboogfries op kleine consoles. Boven de friezen loopt een geprofileerde daklijst. Aan de zuidzijde zit laag een fraai rondbogig spoor in het muurwerk: een dichtgezette hagioscoop of piscina. De opnieuw iets smallere, halfronde apsis bevatte oorspronkelijk vrij grote rondboogvensters. Ze zijn dichtgemetseld of verplaatst. Aan twee zijden van de ronding staan slanke colonnetten. De westgevel is in 1843 vernieuwd en toen is ook de neoclassicistische houten geveltoren vervaardigd. Mogelijk is, gezien de overeenkomst met het torentje van Morra, ook hier Roelof Boorsma de ontwerper. Inwendig wordt de sfeervolle ruimte gedekt door een houten tongewelf in gedrukte vorm. Dat is er waarschijnlijk in 1822 gekomen ter vervanging van de stenen gewelven en trekbalken. Daarvan zijn de sporen nog aanwezig in de wanden. In beide koorwanden zijn hoge nissen te zien en in de apsis een reeks lagere. In de zuidelijke koorwand is de nis van een hagioscoop of piscina ook inwendig te zien. In de noordelijke schipwand zit een nis op hoger niveau. Iets terzijde van de apsissluiting staat de eenvoudige preekstoel zonder klankbord. Het orgel op de westgalerij is in 1906 gebouwd door W. Vermeulen.

De Gangulfuskerk is van gotische oorsprong en getuige een stichtingssteen in de westgevel in 1427 gebouwd. Kort hierop is het schip in oostelijke richting verlengd. Mogelijk heeft de kerk een westelijke toren gehad, maar is die afgebroken. De halve travee aan de westzijde is daar een aanwijzing voor. Nu staat er aan de westzijde een in 1768 vernieuwde dakruiter op de daknaald, waarin een klok hangt die Hans Falck van Nueremberg in 1630 goot. Op de spits van dit geveltorentje staat een windwijzer uit 1693 in de vorm van een vis. Op de nok van het koor heeft de windwijzer de vorm van een schip. Het gotische muurwerk waarvan het westelijke gedeelte en het koor worden geschoord door versneden steunberen is verstopt achter een in 1885 aangebrachte pleistermantel; de muren hadden omstreeks 1700 al grote rondboogvensters gekregen en alleen een ingekort spitsboogvenster in de zuidmuur en een tot nis dichtgezette en nieuw ingedeelde spitsbogige nis in de noordmuur herinneren nog aan de bouwtijd. Mag het vooral 19de-eeuwse uiterlijk niet opwindend zijn, het interieur is wel bijzonder, vooral dankzij het gave en deftige meubilair. De preekstoel met klankbord uit 1714 bezit fraai snijwerk van Jan de Rijk. De kuip heeft gewrongen zuilen op de hoeken en panelen met festoenen van bloemen en vruchten aan linten. Het preekmeubel staat binnen een doophek met balusters en temidden van een opstelling van herenbanken uit de 17de eeuw, vier tegen de noordwand en nog enkele banken tegen de zuidwand en de koorsluiting. Ze hebben alle balusterhekjes en knoppen en min of meer gedetailleerde kuifstukken op de rugschotten. De gewone kerkbanken zijn eenvoudiger, dateren uit de 19de eeuw, passen goed in het geheel en zijn onder meer voorzien van gedraaide knoppen. In de zuidelijke koormuur zit een gedenksteen waarop de hoge roggeprijs in 1557 staat vermeld (vergelijk Lytsewierrum in Friesland). Petrus van Oeckelen bouwde het orgel met drie torens in 1869. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Oldelamer is een lang agrarisch streekdorp dat in 1165 voor het eerst in de bronnen voorkomt en dat aan de zuidzijde van de oude Weerdijk is ontstaan. Deze Weerdijk is duidelijk weergegeven op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 en slingerde zich door het westen en noorden van Weststellingwerf, komende uit het zuiden bij Oldetrijne. Hij ging met een bocht door Oldelamer en Nijelamer en met twee haakse bochten nog verder naar het oosten door Nijeholtwolde om bij Oldeholtwolde weer een bocht naar het zuiden te maken tot de westelijke flank van Ter Idzard. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 gemeld: ‘dit Dorp heeft zo wel als het voorige Scherpenzeel eene Kerk, en plag weleer beroemd te zyn wegens de menigte van turf, die ’er jaarlyks gegraaven werd; doch thans is deeze voorraad genoegzaam ten einde: ook zyn de drie Schipslooten, die uit deeze veenen naar de Kuinder loopen, reeds vervallen. Weleer plagten hier ook bouwlanden te zyn binnen den Weerdyk; doch thans ziet men hier niet anders dan weid- en hooilanden.’ Op de grietenijkaart in de atlas van Eekhoff uit 1850 zijn de sporen van de verveningen te zien. Het dorp ligt dan ten noordoosten van de in 1748 gegraven Jonkers- of Helomavaart. De streek is een voortzetting van de lintbebouwing van Scherpenzeel-Munnekeburen. Zijn die dorpen vrij geconcentreerd bebouwd, Oldelamer heeft een veel lossere structuur langs Hoofdweg, de Kerkeweg en, iets noordelijker langs de doorgaande route, de Hogeweg. De bebouwing heeft een meer agrarisch karakter met tamelijk veel en soms grote boerderijen. Nabij de driesprong is de bebouwing compacter en staan meer woningen. Even ten noorden van de driesprong staat de dorpskerk, georiënteerd en op een verzorgd kerkhof. Zij is een driezijdig gesloten zaalkerk uit 1794 met een voorgevel met rolwerkvoluten. In 1869 is de geveltoren verrezen en deze draagt een in 1629 gegoten luidklok. In de kerk staat een preekstoel van omstreeks 1700. De pastorie is in 1880 in een decoratieve mengstijl gebouwd.

De tufstenen kerk is omstreeks 1100 op de vijf meter hoge terp gebouwd. De geleding van deze romaanse kerk kan het best van de noordelijke muur worden afgelezen. Deze muur toont een fragment van een rondboogfries en duidelijke sporen van drie dichtgemetselde rondboogvensters. Er is bovendien een grote dichtgemetselde rondboog te zien, ongetwijfeld het spoor van een aanbouw. Daar is een 14de-eeuws reliëf van roze Bremer zandsteen ingemetseld: een onthoofde heilige. Naast de huidige ingang zien we een dichtgezette gotische ingang met een verdiepte spitsboognis. Boven het tufsteen zit een verhoging van gele baksteen uit de 15de eeuw, toen ook de kap werd vernieuwd, een driezijdig gesloten koor toegevoegd en grote spitsboogvensters werden ingebroken. De zuidelijke muur is gotisch van karakter, maar draagt wel romaanse sporen: in tufsteendammen zitten rondbogen en een kepervormig fries. In de westelijke partij zit een herinneringssteen voor Ulbe Piers Draisma, een van de helden uit de geschiedenis van Achlum. De 15de-eeuwse koorsluiting wordt geschoord door tweemaal versneden steunberen. Het zadeldak van de 15de-eeuwse toren is in 1790 vervangen door de huidige houten opbouw met ingesnoerde spits met leien. Het kerkdak is gedekt met gesmoorde gegolfde Friese pannen die mogelijk in het eigen panwerk bij Achlum zijn vervaardigd. De kerkruimte heeft een houten tongewelf met trekbalken, korbelen en muurstijlen uit de 15de eeuw. Twee van die stijlen hebben consoles met kopjes. Het meubilair vormt een opmerkelijke eenheid uit het midden van de 17de eeuw. De mannenbanken tegen de noordwand zijn gesloten; de vrouwenbanken dwars op de zuidelijke wand zijn open en hebben gesneden wangen met bloemen uit 1653. Eenvoudige, overhuifde herenbanken plooien zich tegen de drie koorwanden. De preekstoel met schroefvormige trappaal, hoekzuilen en klankbord en het doophek met balusters zijn uit dezelfde tijd. De aan de kanselkuip verbonden spil met een tulpvormig ornament van de koperen doopbekkenhouder rust op de vloer en de consolevormige en met lovertjes versierde houder kan hieraan draaien. Op de orgelgalerij staat een in 1854 door L. van Dam & Zn. gebouwd orgel.

De kerk staat op een natuurlijke verhoging en op een ruim kerkhof. Het gepleisterde bouwwerk lijkt aan de buitenkant niet erg oud. In 1858 is ter vervanging van een houten klokkenstoel tegen de westzijde een toren gebouwd, die de jonge indruk versterkt. Het westelijke gedeelte van de kerk bevat tufsteen en het schip zal dan ook op zijn laatst uit het einde van de 13de eeuw stammen. In de eerste helft van de 16de eeuw is de kerk uitgebreid met een koortravee en een driezijdige sluiting. In de geblokte pleisterlaag die waarschijnlijk bij herstelwerkzaamheden in 1833 op de muren is gezet, zijn enkele oude bouwsporen in het pleister getrokken. Aan de westzijde in de zuidmuur van de spitsbogige manneningang en aan de noordzijde van de vrouweningang. Op een gedetailleerde opmetingstekening door bouwmeester C.H. Peters uit 1918 is de noordzijde van de kerk met sporen van twee ingangen en van twee kleine, licht spitsbogige vensters te zien. De muren moeten na 1918 nogmaals zijn gepleisterd, waarbij deze sporen zijn weggesmeerd. Een van de venstersporen is verdwenen toen in 1958 een glazen gang als verbinding met een nieuwe achtzijdige consistoriekamer ten noorden van de kerk werd gebouwd. Het gotische koor wordt geschoord door tweemaal versneden beren. De toren met tentdak heeft twee nauwelijks versneden geledingen, gepaarde rondboogvensters en enkele galmgaten in deze vorm. Beneden zit de ingang met halfrond bovenlicht en gebogen luifel. Inwendig is de lichte kerkruimte gedekt met gotische kruisribgewelven die tijdens de uitbreiding van het koor aan het begin van de 16de eeuw zullen zijn geslagen. De gordelbogen en ribben steunen halverwege de wanden op kleine consoles. Het koor ligt twee treden hoger dan het schip. De preekstoel met klankbord is uiterst eenvoudig maar dateert wel uit de 17de eeuw. Het orgel, een geschenk van de Vlagtwedder geneesheer P. Rinsema, is in 1901 gebouwd door Bakker & Timmenga uit Leeuwarden. De glas-in-loodramen in het koor zijn bij de herstelwerkzaamheden in 1933 aangebracht.

De aan de apostel Paulus gewijde kerk is in het midden van de 12de eeuw gebouwd op een zandrug. De zaalkerk met driezijdig gesloten koor is opgetrokken van baksteen dat bekleed is met tufsteen. Ook de westtoren, aan het begin van de 13de eeuw verrezen, heeft een kern van baksteen met een tufstenen bekleding. Zowel kerk als toren zijn verschillende malen verbouwd, waardoor ze boeiende en soms contrasterende historische patronen vormen. In de noordmuur staat een jonge ingangspartij tussen pilasters en onder een fronton met daarboven een rondboogvenster. Even oostelijker bevindt zich de oude rondbogige ingang van tufsteen die met rode baksteen is dichtgemetseld. In de bovenzone zitten spaarnissen van tuf bekroond door rondboogfriezen. In een van de vakken is een oorspronkelijk, maar wel dichtgemetseld romaans rondboogvenster te zien. Oostelijker staat een groot 18de-eeuws venster dat een wijde spitsboog in het muurwerk doorbreekt, een spoor van een aanbouw van een dwarsarm, een kapel of een sacristie. Ook de zuidelijke muur laat tufstenen spaarnissen met rondboogfriezen zien die ook hier weer doorbroken zijn door jonge, grote rondboogvensters. De oude zuidelijke ingang met een fraaie boog met vertandingen van overhoeks gemetselde tufsteen is dichtgemetseld en meteen ernaast is een andere, kleine ingang gemaakt onder een wat scheef uitgevallen korfboog. Het middelste grote venster doorbreekt een spoor van een aanbouw, vergelijkbaar met dat aan de noordzijde. De koorsluiting heeft alleen een venster aan de zuidzijde en het muurwerk kreeg in de 19de eeuw een pleisterlaag. Het schip is in de tweede helft van de 16de eeuw verhoogd in baksteen en er kwam toen ook een nieuwe kapconstructie. De toren is eveneens in tufsteen bekleed, al schemert de baksteenbasis er hier en daar doorheen. Iets beneden de hoogte van de naald van het kerkdak is het torenmuurwerk aan alle zijden van grote rechthoekige spaarnissen voorzien die aan noord- en oostzijde door een rondboogfries worden bekroond. De oostelijke romano-gotische geveltop vertoont fraaie klimmende rondboognissen met kepervormig metselmozaïek. Onder het tongewelf met trekbalken is in het interieur een fraai en gaaf bewaarde inventaris te bewonderen. Binnen een eenvoudige dooptuin is het middelpunt de preekstoel uit 1630 met een rijk gesneden manieristische kuip met een in verhouding eenvoudig klankbord. Op de hoeken van de kuip staan kariatiden en in de schelpnissen vazen met uitbundige bloementuilen. Het doopbekken dateert uit ongeveer dezelfde tijd. Tegen de sluitwand van het koor is het Tien Gebodenbord (1637) geïntegreerd tot een renaissance herenbank. Op een rijk bewerkte basis met de wapens van de schenkers ‘S.M. v. Aylua’ en ‘L.M. Eisenga’ staan tussen fijn uitgewerkte zuilen in twee panelen de teksten van de Tien Geboden en een schildering van Mozes met zijn wetstafelen bekroont het geheel. Omstreeks dezelfde tijd zal de westelijke van de twee herenbanken tegen de noordwand tot stand zijn gekomen. Deze heeft een voorbank met balusterhekje en een hoofdbank die een getoogde overhuiving met gecanneleerde zuilen kreeg. Daarop staat een kuifstuk met zuiltjes en rolwerk. De hiernaast staande Sminiabank is omstreeks 1700 vervaardigd door mogelijk Pieter Nauta in opdracht van Hobbe Baerdt van Sminia. Deze herenbank, een van de fraaiste in Friesland, heeft eveneens een overhuiving en deze rust op korintische, omrankte zuilen. Bovenop wordt op het opengewerkte kuifstuk het familiewapen door twee engeltjes vastgehouden. Ook in de rugschotten zijn engeltjes gesneden tussen allerlei rankwerk, vruchten, planten en bloemen. De panelen van de voorbank zijn ook uitbundig met florale voorstellingen, maar dan met vogels versierd en zelfs het stijl- en regelwerk is niet met rust gelaten en voorzien van allerlei festoenen. Met de kerkbanken bleef men niet achter: zij kregen bewerkte wangen. In de koorsluiting hangen twee rouwborden uit 1734 en 1782 en in de kerkvloer liggen verschillende grote, bewerkte zerken voor de families Heemstra en Sminia, adellijke families die in staten in de naaste omgeving woonden. Het orgel op de westelijke tribune is in 1882-’83 gebouwd door de firma Bakker en Timmenga uit Leeuwarden.

De kerk staat op een ruim en hoog kerkhof. Het schip is waarschijnlijk in de eerste helft van de 13de eeuw gebouwd. In de tweede helft van de 15de eeuw is de kerk vergroot met een breder en ook hoger koor. In 1666 leed de kerk oorlogsschade en het koor – en waarschijnlijk ook het schip – zijn daarna verlaagd en onder één kap gebracht. Alle venstersporen wijzen op een verlaging. De romano-gotische oorsprong is in de noordmuur duidelijk te zien. Daar zitten in de tweede en derde travee nissen aan weerszijden van vensters. Bij de tweede travee is een groot spitsboogvenster ingebroken en in de derde is het venster achter de dagkanten dichtgemetseld. Aan deze zijde zit ook het spoor van een rondbogige ingang. Aan de zuidzijde zijn vergelijkbare sporen te zien maar hier zijn ze dichtgemetseld. Ter vervanging van een vrijstaand houten klokhuis is in 1860 door aannemer T.B. Raatjes een toren tegen de westzijde van het schip gebouwd, mogelijk naar eigen plannen. Hij is twee geledingen hoog en heeft hoekpenanten en een ingesnoerde spits. Aan de zuidzijde staat de neoclassicistisch omlijste ingangspoort met dubbele deur, voorzien van ijzeren roosters. Ook de bekroning heeft deze stijl met een geprofileerde daklijst met een dichte reeks voluutvormige consoles. De kerkruimte is overdekt door een vlak balkenplafond. De preekstoel met getordeerde hoekzuilen en gesneden plint en fries op de kuip, is in 1679 vervaardigd door schrijnwerker Frederik Alberts uit Leer. De herenbank tegen de noordwand, de zogeheten drostenbank, is omstreeks 1700 gemaakt en heeft een gesneden kuifstuk met voluten en het wapen van de stad Groningen. In de kerkvloer liggen zerken, waarvan enkele van roze zandsteen en die voor Haye Addinge (1492), de heer van de borg van Wedde, met een Sint-Joris en de vier evangelisten. Er zijn meer heren van Wedde begraven, leden van de families Haselhof, Elses, Cranenborg en Munting. Vlak voor het begraven in kerken werd verboden, is de laatste ‘drost’, mr. A.H. van Swinderen, hier ter aarde besteld.

Oldetrijne is een streekdorp dat in de late Middeleeuwen is ontstaan aan de Binnenweg die in de westelijke hoek van de grietenij van Schoterzijl naar Wolvega liep. Terwijl Nijetrijne zich later naar een zuidelijker aangelegde weg verplaatste, is Oldetrijne op de oorspronkelijke ontginningsas blijven liggen. Op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus is Oldetrijne al een vrij dichtbebouwde streek aan de noordzijde van de weg met aan de westzijde de kerk. Aan een zuidelijker lopende weg staat de korenmolen van het dorp. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788: ‘dit Dorp ligt ten Westen van ’t voorige Sonnega, doch minder vermaaklyk, zonder bouw of geboomte in de weid- en veenlanden. … Ondertusschen heeft de Heer Nikolaas van Heloma, in den jaare 1748, volgens verkreegen Oktrooi, eene vaart in ’t Westen van dit Dorp doen graaven …, en dezelve voorzien met een Vallaat even binnen den Lindedyk, en twee Valbruggen over den rydweg van Oudetryne en Oude Lemmer. De onder dit Dorp behoorende veen- en weid-landen zyn zeer uitgebreid …. De harde Baggelaar en Sponturf, die hier en in de nabuurige Dorpen gegraaven wordt, is onder de beste en zwaarste der geheele Provincie te tellen. In ’t Dorp van Oude Tryne, sluit aan de Zuidelyksten rydweg, de Oude Waterkeering, de Weerdyk genaamd, die met verscheiden hoeken door Oude Lemmer en Nye Holtwolde loopt, en in de hooge bouwlanden, in ’t Noordoosten van Wolvega, eindigt.’ De huidige kerk is een driezijdig gesloten zaalkerk met geveltoren en is gebouwd in 1870. De rolwerkvoluten op de voorgevel zullen van een 18de-eeuwse voorgangster stammen. Het gebouw is als dorpshuis in gebruik. Veel westelijker aan de Kerkhofslaan ligt het in het midden van de 19de eeuw aangelegde kerkhof, voorzien van baarhuisje. Aan deze laan en ook aan de Sonnegaweg en de Pieter Stuyvesantweg staat een aantal grote boerderijen, waaronder Hoeve Clara, een stelp met uitgebouwd voorhuis uit omstreeks 1905, opvalt.

Op een hoge terp kwam in het derde kwart van de 12de eeuw de Michaëlskerk tot stand, een tufstenen gebouw met een gereduceerd westwerk. De toren en de nevenruimten vormden daarbij zowel beganegronds als op de verdieping een drieledig overwelfd systeem waarbij de ruimten geopend waren naar het schip. In Anjum is van dit westwerk de zuidzijde bij de verbreding van de kerk verloren gegaan. Uiterlijk is de tufsteenkerk zichtbaar bij de toren en een gedeelte van de noordmuur. De westmuur vertoont stroken tufsteen tussen baksteenreparaties. Aan alle zijden van het torenmuurwerk zitten hoog drieledige, tufstenen, door rondstaven gescheiden spaarvelden die afgesloten worden door rondboogfriezen. De toren is in de 15de eeuw verhoogd in baksteen, gemetseld in afwisselende banden van grote rode en kleine gele steen, die speklagen suggereren. Onder de spits wordt het muurwerk bekroond met een korfboogfries met gebeeldhouwde kopjes. De kerk is in de 13de eeuw verlengd en in de eerste helft van de 15de eeuw aan de zuidzijde verbreed en voorzien van een nieuwe koorsluiting. De zuidmuur en het koor zijn sindsdien geleed door (herstelde) steunberen met ertussen grote spitsboogvensters. De noordmuur heeft slechts enkele grote vensters en 19de-eeuwse steunberen. Na een orkaanramp in 1681, waarbij de torentop door het dak sloeg, is alles gerepareerd en werd het houten tongewelf aangebracht. In het ruime interieur wordt de aandacht getrokken naar het prachtige 16de-eeuwse sacramentshuis in het noordoosten. Het is een bakstenen huisje met een geveltopje op een rechthoekige, geprofileerde omlijsting. In de spitsbogige nis is een timpaan met een flamboyante tracering van roze zandsteen verwerkt. Het meubilair is deels 17de-eeuws. De preekstoel met klankbord is in 1666 vervaardigd door Jacob Cornelis. Twee overhuifde herenbanken vertonen eenzelfde renaissanceaanpak. Tegenover de preekstoel staan twee 18de-eeuwse herenbanken met versierde achterschotten. De koorwanden hebben beneden grote en diepe nissen die mede een liturgische functie hebben gehad. De fraaie psalmborden dateren uit 1745. Het orgel is in 1875 gebouwd door L. van Dam & Zn.

De kerk van het oude wierdedorp Wehe staat op een hoog kerkhof. Het in 1880 gepleisterde gebouw oogt niet oud, maar onderzoek heeft aangetoond dat het bouwwerk in het tweede kwart van de 13de eeuw zal zijn gebouwd. Er zijn enkele aspecten aan de kerk die een oudere datering ondersteunen. In de rechtgesloten, van grote kloostermoppen gebouwde zaalkerk geven de dagkanten van de vensters het zware muurwerk aan. Dit muurwerk is met lisenen in drie traveeën verdeeld en per vak voorzien van een rondboogvenster dat waarschijnlijk in de 19de eeuw in deze vorm is vergroot. In de zuidmuur zitten kort boven het maaiveld twee kleine, rondbogige openingen, vrij zeker twee hagioscopen. Aan de noordzijde is een lisene doorbroken door een in 1880 ingebrachte ingang in neogotische vorm. De kerk is in 1656 hersteld volgens een door rolwerk omvatte en met wapen bekroonde gedenksteen boven de toen in de toren aangebrachte ingang. De ongepleisterde toren, deels opgetrokken van rode kloostermoppen, is bij deze herstelbeurt van 1656 verhoogd. De achtkante bakstenen lantaarnbekroning is in 1912 vernieuwd. Aan de buitenzijde van de kerk zijn twee gedenkstenen aangebracht: voor een jong overleden predikant Jodocus Warmolts en voor Theodericus Uilkens, die liefst 54 jaar predikant in Wehe was. Inwendig is de ruimte overdekt met een houten tongewelf dat recent door de kunstenaars Wout Muller en Mathijs Röling is beschilderd met fraaie, maar kerkvreemde voorstellingen van een koe en stier en een schildpad tussen palmbomen. In de noordwand is een epitaaf in de muur verwerkt voor Jan van Julsingha, de eerste burgemeester van de gemeente Leens, die in 1857 overleed. De preekstoel is van fragmenten gereconstrueerd en boven de noordingang hangt een snijstuk van Casper Struiwig dat mogelijk deel heeft uitgemaakt van een herenbank. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken en is in gebruik als cultureel centrum ’t Marnehoes. Daartoe is een podium met een zuilenstelling in het koor van de kerk is aangebracht.

Olterterp is een streekdorp dat in de Middeleeuwen op een zandrug is ontstaan. De omvang van het dorp is bescheiden gebleven. In de 19de eeuw onderging het landschap een gedaantewisseling. In het midden van die eeuw meldt het Aardrijkskundig Woordenboek: ‘De aankweking van den groven den is … voor het eerst in deze streken te Olterterp met het beste gevolg beproefd, waardoor aldaar aanzienlijke dennenbosschen ontstaan zijn, wier groei niets te wenschen overlaat. Deze bosschen sluiten zich met die van Beetsterzwaag aaneen.’ Het is het werk van ‘Mr. Ambrosius Ayso van Boelens, die voor omtrent vijftig jaren begon de woeste gronden, welke vroeger dit dorp, dat destijds uit slechts tien huizen bestond, omringden, te ontginnen en te beplanten.’ Hij was ‘eigenaar van den geheelen grond van het dorpje Olterterp, en van de daaronder behoorende uitgestrekte landerijen, evenzeer als van de woningen, de kerk en verdere gebouwen, die, niet in eene buurt vereenigd, maar, hier en daar verstrooid, bevallige groepen vormen.’ De aan Sint-Hippolytus gewijde kerk is een uit de 15de eeuw daterend bouwwerk, dat in 1913 op een vrijmoedige wijze is gerestaureerd. Zo kreeg de rechte koorsluiting toen een trapgevel. Op de kerkvloer liggen 17de- en 18de-eeuwse zerken en aan de wanden hangen rouwborden uit de 18de eeuw voor leden van belangrijke families die in de omgeving buitens bezaten: Boelens, Lycklama à Nijeholt en Hemminga. Voor de kerk is in 1744 een ongelede toren met een ingesnoerde spits geplaatst, de luidklok is waarschijnlijk van 1444. De preekstoel met evangelisten en een adelaar dateert uit 1780. De familie Boelens heeft in 1830 op het Aldhof een familiebegraafplaats aangelegd. In 1793 werd Boelensstate gesticht. Deze is in 1907 vervangen door Huize Olterterp, een gepleisterde villa met een schilddak in een vrij zakelijke vernieuwingsstijl. Het is thans in gebruik bij It Fryske Gea. Er staat een koetshuis bij en aan de Van Harinxmaweg staan twee dienstwoningen. Dichterbij Beetsterzwaag staat het herenhuis De Horst, in 1907 gebouwd naar ontwerp van de Beetsterzwaagster architect Luitje de Goed in vernieuwingsstijl.

van de tweede naar de eerste travee. Het is een korfbogige poort waarboven het venster is ingekort. De oostelijke sluitmuur bezit ook een spitsboogvenster dat geflankeerd wordt door twee tot diepe nissen dichtgemetselde lagere rondboogvensters. De geveltop is versierd met klimmende blindnissen. Het schip is in vijf traveeën gedekt met kruisribgewelven die op T-vormige muurconsoles rusten. Tijdens de restauratie in de jaren 1950 zijn restanten van muur- en gewelfschilderingen gevonden. In het tweede gewelfvak twee engelenkopjes – één met een vleugel – en in dezelfde travee zit tegen de noordmuur een voorstelling van een heilige met wandelstaf, mogelijk Sint-Christoffel. De preekstoel van omstreeks 1650, zonder klankbord, heeft een kuip met getordeerde en omrankte hoekzuilen en wapens op het voorpaneel. De herenbank uit dezelfde tijd met balusterhekjes en knoppen heeft op het achterschot wapenpanelen tussen rolwerk. In de vloer liggen verschillende zerken van de families Harckema, Burmania, Hania en Haersma. Het orgel is in 1883 door E. Leichel vervaardigd. De rechtgesloten bakstenen zaalkerk is in het midden van de 15de eeuw achter een oudere toren gebouwd op een verhoogd kerkhof. De toren uit de 13de eeuw heeft op een plint twee geledingen, waarvan de eerste hoog is. Bovenin staat aan elke zijde een rondbogig galmgat. Het gat aan de oostzijde is in de verdrukking gekomen door het later aangebrachte kerkdak. En aan drie zijden zitten uurwerkplaten. In de westelijke gevel staan bovendien midden in de eerste geleding een drievoudig geprofileerd romano-gotisch radvenster en in de tweede geleding een klein spitsboogvenster. De toren heeft in 1895 zijn zadeldak in moeten leveren voor een vrij gedrukte, ingesnoerde achtzijdige spits. Het schip is in zijn geleding en detaillering kenmerkend laatgotisch. De gevels zijn geleed door (vernieuwde) steunberen waartussen de grote spitsboogvensters met stenen traceringen in gaffelvorm staan. In de noordmuur staat in de tweede travee een (nu dichtgemetselde) ingangspartij van een gedrukt korfbogige poort in een hoge, spitsbogige nis. In de zuidmuur is vrij zeker de in gebruik zijnde ingang verplaatst.

De Andreaskerk staat op een hoog en ruim kerkhof. De eerste kerk is omstreeks 1200 gebouwd maar is in 1239 bij een dorpsbrand vernield. Er volgde een geschiedenis van winst en verlies. De herbouw tot kruiskerk met ondiepe dwarsarmen was in 1259 voltooid. Deze dwarsarmen zijn in de 15de eeuw weer afgebroken, in de kerk zitten nog aanzetten tot de gewelven. De beide zijgevels hebben toen grotere vensters gekregen. De gewelven van het schip zijn in 1658 vervangen door een vlak balkenplafond; de gewelven van de viering en het koor bleven zitten, maar zijn wel tot twee keer toe versterkt met trekbalken. Aan de westzijde had de kerk een forse 13de-eeuwse toren. Hij is in 1808 gesloopt en vervangen door een kleine daktoren op de westgevel. De zijgevels die waarschijnlijk in de 15de eeuw grote spitsboogvensters kregen, vertonen nog sporen van de romano-gotische indeling met door rondboogfriezen bekroonde spaarnissen en rondboogvensters geflankeerd door siernissen; in de noordmuur van het koor zelfs met dubbele boognissen. De oostelijke sluitmuur is het gaafst met een vensterdrietal dat asymmetrisch wordt geflankeerd door siernissen en een geveltop die volledig verrijkt is met siernissen met sleutelgat- en wafelvormige sluitingen. Aan de noordzijde is het verlies van de dwarsarm maar net te herkennen; aan de zuidzijde is de scheiboog nog zichtbaar. Inwendig hebben de twee bewaard gebleven koepelgewelven elk acht ribben die in fraaie rozetten zijn vergaard. De gewelven dragen 13de-eeuws decoratief schilderwerk met onder meer rankenkrullen en imitatiesiermetselwerk, maar ook enige fragmenten van voorstellingen van heiligen. Op de noordmuur zit een beschadigd Laatste Oordeel. In de wanden van het koor zitten verschillende nissen, waaronder een restant van een sacramentsnis met een geschilderde gotische bekroning. Het meubilair dateert grotendeels uit het midden van de 17de eeuw: de preekstoel met klankbord, het doophek, het koorhek met balusters en rolwerkkuifstuk en de herenbank met gesneden bekroning op het rugschot. Het orgel is in 1873 gebouwd door Petrus van Oeckelen en heeft een zelden voorkomende neogotische kas. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Oosterbierum ligt op de noordelijkste van de kwelderruggen die diagonaal door het noordwesten van Friesland lopen. Van de dorpenreeks van de ‘Bouhoeke’, de akkerbouwhoek, ligt Oosterbierum het dichtst bij de Waddenzee. ’s Zomers bloeit en groeit het gewas in de omgeving dat het een aard heeft en ’s winters lijkt Oosterbierum omgeven door een grijze zee van geploegde akkers, waaruit kloeke boerderijen oprijzen, waaronder het oude Haerdastate en de jongere Doniastate en Doumastate. Ten noorden van het dorp is een aantal glastuinbouwbedrijven te vinden. Ten westen loopt de oude binnendijk, de Slachtedyk, op de zeedijk uit. Oosterbierum heeft een onregelmatig geplaatste en schilderachtige bebouwing waardoor bij de Haerdawei midden door het dorp scheve, pleinachtige ruimten zijn gevormd. Daarachter, vooral aan de noordoostzijde, heeft Oosterbierum zijn bescheiden naoorlogse uitbreidingen gekregen. Over een van die pleintjes voert een tweetal smalle straatjes naar de Buorren en de woonbuurt noordelijker, waar ook het grote dorpshuis, It Mienskar, staat. Sint-Joris houdt dat alles bij elkaar. Deze in het noorden zeldzame heilige bekroont als windwijzer, een ridder te paard, de machtige kerktoren. Achter de toren staat een stevige kerk van romaanse oorsprong. Bij de recente restauratie is een zeldzame, kleurrijke mozaïekvloer uit de 13de eeuw aan het licht gekomen. De oostelijke partij, het koor met een sluiting die vijf zijden van een tienhoek laat zien, dateert mogelijk uit 1335. De kerk is in de 15de of 16de eeuw verhoogd waarbij toen nieuwe, grote vensters in de muren zijn aangebracht. Aan de zuidzijde is in 1709 naast het koor een consistorie tegen de kerk gezet. Aan de noordzijde zit de ingang in een merkwaardige neogotische poort. Binnen heeft de kerk bijzonder rijk en gaaf meubilair van preekstoel (1713), doophek, lezenaar, doopbekken en tekstborden, familiebanken en ook een orgelgalerij uit het begin van de 18de eeuw. Zelfs de kerkbanken kregen gesneden wangen en knoppen. Kerk en toren ogen stoer, een soort ingebouwde weerbarstigheid nabij de zee; van binnen is de Gregoriuskerk verrassend deftig.

De in de middeleeuwen aan Maria gewijde kerk staat op een terp met een kerkhof dat geheel is omgeven door een smeedijzeren hek uit het midden van de 19de eeuw. Het vroeggotische schip is in de 13de eeuw totstandgekomen en een eeuw later is het vijfzijdig gesloten koor toegevoegd. Het metselwerk laat een menging van gele en rode baksteen zien; bij het schip vooral geel en bij het koor is rood dominant. Het schip is geopend met grote spitsboogvensters. In de zuidmuur is de ingang dichtgemetseld; de korfbogig geprofileerde poort staat in een spitsbogige nis. Aan de noordzijde is de ingang van eenzelfde model in gebruik; in de nis zit een merkwaardige zandstenen saterkop. Het koor was eveneens met grote spitsboogvensters geopend. Eén exemplaar is er nog, twee zijn dichtgemetseld en aan de noordoostzijde staat een oorspronkelijk slank, met een stenen tracering ingedeeld spitsboogvenster waarvan de onderzijde is toegemetseld. De oorspronkelijke zadeldaktoren is in 1857 vervangen door een ongelede toren van kleine gele baksteen met een achtzijdige, ingesnoerde spits. Tussen voorkerk en schip staat een wand met een balusterhek in renaissancevormen, een hek dat ongetwijfeld koorhek is geweest. De kerkruimte heeft een houten tongewelf en zware trekbalken. Het voornamelijk 18deeeuwse meubilair vormt een fraaie eenheid. Het hoogtepunt is de dooptuin met doopbekken en de in 1759 door Eylardus Swalue fraai gesneden preekstoel met klankbord en op de kuippanelen personificaties van de christelijke deugden. De hiertegenover staande herenbank van de familie Van Aylva is van 1761. Op de vloer van de kerk ligt een aantal belangrijke grafzerken, waaronder een roodzandstenen priesterzerk uit 1476 en zerken van de bewoners van Uniastate. In het orgel, in 1880 gebouwd door L. van Dam & Zn., zijn delen van het Schwartzburg-orgel uit 1750 verwerkt. De kerk is sinds 1960 niet meer voor de eredienst in gebruik. In 1975 verwierf de Stichting Alde Fryske Tsjerken de kerk en zij wordt sindsdien voor culturele gebeurtenissen gebruikt, zoals een tentoonstelling over stinsen en staten in Friesland.

De kerk staat op een omgracht kerkhof aan de westelijke rand van het dorp. Het dorp heeft enkele malen te lijden gehad van stormvloeden met dijkdoorbraken: in 1686 de Sint-Maartensvloed en in 1717 de Kerstvloed. De laatste heeft het dorp grotendeels weggevaagd en oostelijker kwam daarna geleidelijk weer bebouwing. De kerk heeft de vloed ternauwernood doorstaan. Zij is in de 13de eeuw gebouwd als een eenbeukige, in drie traveeën overwelfde romano-gotische kerk met een rechte koorsluiting. Inwendig zijn bij een recente restauratie de muralen van de gewelven gevonden en deze zijn in de wanden aangegeven. Aan de buitenkant geeft het kerkgebouw het middeleeuwse karakter nauwelijks meer prijs. Later zijn grote spitsboogvensters ingebroken, vier in beide lange zijden en twee in de koorgevel. In 1831 is het muurwerk aan de buitenkant voorzien van een geblokte pleisterlaag, waarbij de vensters van de sluitgevel, aan de dorpszijde, sierlijsten en kuifstukken kregen, evenals de grote nis in de geveltop. Op de hoeken van deze gevel staan overhoeks geplaatste, dikke, tweemaal versneden beren. De zadeldaktoren dateert op zijn vroegst uit de 14de eeuw. Nadat de westelijke gevel van de naar het westen overhellende toren in 1926 gedeeltelijk instortte, is deze gevel herbouwd met een eigentijdse gevelklinker. Aan de westzijde staat de ingang in een diepe en hoge spitsboognis. Het interieur is overdekt door een vlak balkenplafond. Tussen de vensters van de koorsluiting is de uit het midden van de 17de eeuw daterende preekstoel geplaatst. De kuip heeft gegroefde hoekzuilen en panelen met festoenen en het wapen van collator Schotto Tamminga van Bellingweer. Tegen de noordwand staan twee 17de-eeuwse banken, waarvan één met een opengewerkt kuifstuk met wapen en ertegenover staan de eenvoudige banken van de kerkdienaren. Het orgel op de westelijke balustrade is in 1893 gebouwd door de firma P. van Oeckelen; op de middentoren is maar net plaats voor een trofee van muziekinstrumenten. Op het kerkhof herinneren twee zerken eraan dat de robbenjacht hier een middel van bestaan was.

Oosterend is een agrarisch streekdorp dat in de Middeleeuwen is ontstaan op een duinvoet en op de rand van de zuidelijk gelegen polders. Het is lang beschouwd als een buurschap bij het westelijk gelegen Hoorn waar het voor de voorzieningen ook op was gericht. Oosterend heeft nooit een kerk gehad en evenmin andere bijzondere functies, zoals een school, gehuisvest. Wel was in de 14de eeuw nabij dit dorp op een stinswier de Popmastins gebouwd. Het gebouw is in de 16de eeuw al weer gesloopt, maar de stinswier ligt nog steeds ten zuiden van het dorp in de landerijen. Het streekdorp bestaat uit verspreide bebouwing van boerderijen en woningen langs enkele wegen en paden waarvan de Hoofdweg pas laat werd verhard. Ten oosten van het dorp staat aan deze weg nabij de Dwarsdijk een gedenksteen die vertelt dat de verharding van de weg in de volle lengte van het bewoonde deel van het eiland in 1910 is voltooid. De steen bevat ornamenten in de vernieuwingsstijl, ontworpen door J.M. Krijger. Aan de westelijke entree van het dorp staat een vrij jonge – begin 20ste-eeuwse – boerderij van het slak-type met een vriendelijk oranjerood pannendak. Ten noorden van de Hoofdweg staat op nummer 21 een kop-rompboerderij waarvan de jaarankers vertellen dat hij in 1879 is gebouwd. De hoge schuur bezit aan de zijkant een karakteristiek ‘schúntsje’, een houten uitbouw met een zadelkapje. Langs deze boerderij leidt de Lykwei naar de oude weg vlak onder de duinvoet. Op de hoek staat in de lengte van de duinweg een buiten bedrijf gestelde stelpboerderij. De voorgevel vertoont een gave indeling en uit het rechter schuurdak steekt een schúntsje. Ook aan de achterzijde is het een interessante boerderij. Naast de ‘millem’- deur staat een opmerkelijke aangebouwde schoorsteen, die met een zeemansterm het kombuis wordt genoemd. De boerderij nummer 31 uit 1978 heeft een schúntsje. Op de Boschplaat ligt bij de Stuifdijk een bunker die een restant is van de in 1943 door de Duitse bezetter aangelegde ‘Marineflankbatterie Terschelling Ost’.

De in de middeleeuwen op een hoge terp gebouwde en aan Martinus gewijde kerk is in 1669 vervangen door een nieuw gebouw achter de oude toren. Deze heeft drie door cordonlijsten gescheiden geledingen. De gevelplastiek en het gemêleerde gebruik van gele en rode baksteen geven de toren een levendig karakter. Aan de westzijde staat de nieuwe ingang onder een spitsboogvenstertje dat in zijn rijke profilering een spel vertoont van rode en gele steen. De tweede geleding is met nissen verlevendigd: aan alle zijden twee boven elkaar geplaatste registers van gekoppelde segmentvormig gesloten spaarnissen. De galmgaten en spaarnissen in de hoogste geleding wisselen in aantal van drie tot vijf. Het zadeldak maakte in 1862 plaats voor een hoge ingesnoerde spits. De kerk is in 1669 gebouwd in een ingetogen gotiserende trant met aan de zuidzijde zes licht spitsbogige vensters en flauw diagonaal gemetselde steunberen. In de zuidelijke gevel staan twee classicistische poorten met neggen en sluitstenen in de vorm van bijbels met spreuken. De oostelijke gevel draagt in het bekronende fronton een wapen en naam, die met de even verder geplaatste steen over de stichters vertellen: Georg Frederik thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg en diens vrouw Isabella Susanna. Het fronton van de westelijke poort draagt de namen van de kerkvoogden. De noordelijke gevel is nagenoeg blind. In het interieur is het meubilair grotendeels 17de-eeuws. In de dooptuin staat de preekstoel met klankbord (1673) met gewrongen en omrankte zuiltjes op de hoeken van de kuip en bloemen- en vruchtenfestoenen op de panelen. De psalmborden zijn in dezelfde stijl. De herenbank is 18de-eeuws. De vrouwenbanken bezitten gesneden wangstukken met bloemenfestoenen. In het koor zit een rijk versierd en van wapens en een voorstelling van Openbaringen 2:10 voorzien zandstenen epitaaf, omstreeks 1615 gehouwen door Dirck Lieuwes en Claes Jelles voor het eerste echtpaar van het geslacht Schwartzenberg dat zich in Friesland vestigde, Johan Onuphrius en Maria von Crombach. Het orgel is in 1861 gebouwd door de Groningse orgelbouwer P. van Oeckelen.

De waarschijnlijk aan Maria gewijde kerk is met een losstaande toren in het midden van de 13de eeuw gebouwd op een lage wierde naast de oorspronkelijke dorpswierde, waarvan de bebouwing zich in de richting van de kerk verplaatste. De kerk bestond uit drie met koepelgewelven overkluisde traveeën, die aan de zijden verlicht werden door een rondboogvenster in elk vak. Alleen het middelste vak aan de noordzijde bleef gesloten. De oorspronkelijke westelijke travee aan de noordzijde bezit nog zo’n oorspronkelijk venster, in het oostelijke travee aan de zuidzijde zijn er sporen van. Aan de noordzijde zitten de oorspronkelijke lisenen nog; aan de zuidzijde zijn ze verzwaard tot eenmaal versneden steunberen. Het muurwerk is bekroond door rondboogfriezen met gepleisterde velden; in de middelste traveeën aan beide zijden zijn ze nog aanwezig. In de middelste traveeën stonden de ingangen. Aan de zuidzijde is alleen het rondbogige spoor zichtbaar, aan de noordzijde is de detaillering te zien: binnen de rondboog staat het segmentvormige poortje met een boogtrommel van metselmozaïek. Het koor was halfrond gesloten. De klokkentoren aan de westzijde was vrij laag, wat is af te leiden van de dichtgemetselde galmgaten waarvan de sporen nog zichtbaar zijn. Hij kwam nauwelijks boven het dak van de hoge kerk uit. In het tweede kwart van de 16de eeuw werden kerk en toren ingrijpend verbouwd en uitgebreid tot het geheel dat wij nu kennen. Met een tussenlid, ongeveer half zo diep als de traveeën, is de kerk aan de toren verbonden. Daarin kwamen de nieuwe ingangen: noord een korfbogige in een spitse nis met een beeldnisje in de boogtrommel en zuid een fraai geprofileerde korfbogige ingang met daarboven een spitsboogvenster. Toen zijn in de zuidmuur en de oostelijke travee van de noordmuur grote spitsboogvensters ingebroken. Die in de koortravee kregen asymmetrische plaatsingen, wat kan betekenen dat het oostelijke gewelf toen ook is vervangen door een balkenplafond. Tijdens deze verbouwing is de toren aanzienlijk verhoogd, waarbij de oorspronkelijke galmgaten zijn dichtgemetseld. Eeuwen later, aan het begin van de 19de eeuw is de laatste belangrijke wijziging aangebracht: de halfronde koorsluiting is weggehaald en de oostzijde kreeg een rechte sluitmuur met twee spitsboogvensters en zware steunberen. Bovenin dit muurwerk zijn sporen te zien van een fries van rechthoekige vakken. De noordmuur van de oostelijke travee is toen vernieuwd. De voorkerk, het in de 16de eeuw aangebrachte tussentravee, heeft een balkenzoldering en is met het kerkschip verbonden door een grote, met schotwerk – voorzien van fraai gotisch beslag – dichtgezette spitse eenvoudig decoratief beschilderde gordelboog, zoals ook de andere gordelbogen zijn gedecoreerd. De dan volgende gewelven uit het midden van de 13de eeuw zijn om hun vormen en beschilderingen indrukwekkend. De westelijke travee heeft acht ronde onversierde ribben die in een vierkant bijeenkomen. De gewelfsegmenten zijn decoratief beschilderd in een veelheid aan imitatie metselmozaïek: kepervormen met en zonder klezoren, vlechtwerk en ruit- en wafelpatronen. Het tweede gewelf, in het midden van de kerk, is het fraaist. Hier zijn de ronde, gepolychromeerde ribben vergaard in een uitzonderlijk fraaie stervorm waarin zelfs plastische kopjes zijn verwerkt. En ook hier weer imitatiewerk van gevarieerde metselpatronen in keper- en vlechtvormen en ook met een zaagtandpatroon. Onder de noordelijke muraalboog van de middentravee zit op de muur een voorstelling van kampvechters die uit de 14de eeuw zal dateren, maar vanwege de tekenachtige aanpak op oudere voorbeelden terug zal gaan. De vechters moeten geduid worden als de strijd tussen goed en kwaad. Bij alle, vaak gewijzigde, middeleeuwse eerlijkheid is het merkwaardig dat de kerk een loos orgelfront uit 1902 heeft. De inrichting is vooral 19de-eeuws en gericht op de preekstoel tegen de oostwand. De preekstoel van omstreeks 1830 heeft een ronde kuip en rond klankbord en is vervaardigd in neoclassicistische vormen. De banken dateren uit de 17de eeuw maar zijn voor de huidige opstelling wel veranderd. Er zijn in 1875 twee fraaie, gietijzeren kronen aan de kerk geschonken. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Oosternijkerk is voor het noordoosten van Friesland een flink dorp en dat valt te meer op daar de nederzetting vrij jong is: het bestanddeel ‘nij’ in de naam duidt al in die richting. Het is geen terpdorp en dus een uitzondering in de streek. Oosternijkerk is een komdorp dat waarschijnlijk pas is ontstaan na de bedijking van het gebied vanaf de 11de eeuw. Het dorp komt in de tweede helft van de 12de eeuw in de overlevering voor en in de bronnen voor het eerst in de 13de eeuw. Langs de vrij ruime Buorren is het begonnen met lintbebouwing. De nederzetting moet zich gunstig hebben ontwikkeld, want in de 13de eeuw kan er een kloeke kerktoren worden gebouwd. Het dorp krijgt met de Nijkerker Opvaart een ontsluiting in noordelijke richting naar de Paesens toe. Sinds de 18de eeuw is het dorp bovendien over de weg verbonden met Dokkum. De Buorren vertoont een paar bochten en nabij de kerk een verbreding waardoor de profielen gevarieerd en levendig zijn. Gedurende de 19de eeuw is er vooral gebouwd langs de bestaande paden en wegen. In de 20ste eeuw is het dorp uitgebreid naar de noordwestzijde tussen Lyts Ein en de Griene Wei en aan de noordzijde rond De Terp en De Fiver. Recent ook aan de zuidzijde. De dorpskerk staat op de hoek met Lyts Ein op een hiërarchische plaats die niet onderdoet voor de dorpskerken op een terprestant. De laat-gotische kerk heeft een uit de 13de eeuw daterende zware, bakstenen, gesloten toren in twee geledingen waarvan de benedenruimte overwelfd is. De westelijke geveltop van het zadeldak is versierd met nissen. Het driezijdig gesloten koor is in de late 15de eeuw gebouwd: daarna kwam het schip pas tot stand met flauw spitsbogige vensters en steunberen. Het interieur bezit onder meer meubilair in rococo-stijl. Aan de Langgrousterwei staat de eenvoudige gereformeerde kerk uit 1890. Ten westen van Oosternijkerk ligt de agrarische buurschap Bollingawier met enkele monumentale boerderijen.

Vuurtoren In 1853 tekent Koning Willem III een besluit tot de bouw van twee vuurtorens op het eiland en wordt begonnen met de bouw van twee identieke torens met elk een dubbele lichtwachterstoren. In 1854 worden op beide torens de lantaarns en lichttoestellen geplaatst. Per toren zouden de olielampen ongeveer 831 liter olie per jaar gaan gebruiken. Op 1 september 1854 konden de lichten voor het eerst worden ontstoken. De lichtwachters die bij de torens wonen hebben tot taak te zorgen voor het brandend houden van de lichten. Op 1 april 1886 worden de vuurtorens in Nederland uitkijkposten en is de Kustwacht een feit. De lichtwachters worden dan ook kustwachters. In 1909 wordt het licht van de Zuidertoren (de toren nabij het huidige Bezoekerscentrum) definitief gedoofd en wordt de Noordertoren ‘de’ vuurtoren op Schiermonnikoog. In 1924 vindt de aansluiting van de vuurtoren op het elektriciteitsnet van Schiermonnikoog plaats. Als lichtbron wordt een lamp van 4000 Watt geplaatst. Als reservelamp dient een zogeheten ‘blauwgasgloeilicht’ (in 1949 omgebouwd voor propaangas). In 1974 verdwijnt de gloeilamp om plaats te maken voor een kwik-jodidelamp van 2000 Watt. Er staan drie lampen in de optiek, waarvan er één in het brandpunt staat. Valt deze lamp uit, dan draait een andere lamp automatisch naar het brandpunt om zijn taak over te nemen. Het in- en uitschakelen van het licht en het laten draaien van de optiek gebeurt automatisch. Sinds 1979 heeft de toren radar. De vuurtoren is 24 uur per dag bemand. De (witte) Zuidertoren heeft in de loop der tijd verschillende functies gehad: vuurtoren, watertoren en thans toren voor allerlei communicatieapparatuur van KPN Telecom. Meer lezen? Klik hier!

In het geïsoleerde dorp is begin 14de eeuw op een terp de vroeggotische Mariakerk met een zadeldaktoren gebouwd. Bij de bakstenen zaalkerk met een driezijdig gesloten koor vertonen de noordelijke en oostelijke zijde oorspronkelijk muurwerk van gemêleerd kleu rige moppen. In de noordmuur met een restant van een tandlijst zitten deels dichtgemetselde kleine spitsboogvensters. De muur wordt geschoord door steunberen van verschillend model. Nabij de toren staat een buitengewone, dichtgemetselde ingang. De korfbogige poort is opgenomen in een geprofileerde, spitsboognis die weer met getordeerde colonnetten rechthoekig is omkaderd. In het timpaan zit een kleine, natuurstenen beeldnis met een hogel ter bekroning. De koorsluiting bestaat ook uit het gemêleerde baksteenmateriaal. De blinde sluitgevel wordt door drie licht diagonaal gemetselde beren geschoord. In de andere koormuren staan grote rondboogvensters. Ook de zuidelijke muur heeft grote rondboogvensters die uit de eerste helft van de 19de eeuw dateren. Het muurwerk is deels vernieuwd maar aan de westzijde zitten nog muurvakken met middeleeuws materiaal. De kern van de toren is vrij zeker nog middeleeuws maar hij is omstreeks 1880 ommetseld. Hij bestaat uit drie geledingen en een ingesnoerde spits. In het interieur met ingetogen maar evenwichtig meubilair trekt het orgel onmiddellijk de aandacht, vooral omdat boven de galerij in de orgelboog helder blauw geschilderde draperieën hangen die het instrument omvatten. Het instrument is in 1659 gebouwd door Willem Meynerts. De ornamenten en de bekroning zijn mogelijk deels te danken aan een herstel door Johan Spoorman in 1789. Daarna is het orgel nog tweemaal gerestaureerd. Het in een lichte houtimitatie geschilderde meubilair, behoudens de preekstoel met klankbord tegen de oostelijke wand die donker is gehout, vormt een fraaie eenheid met vrouwen- en mannenbanken, twee overhuifde herenbanken en halfrond geplooide kerkenraadbanken binnen het doophek. Op deze 19de-eeuwse eenheid vormen de psalmborden uit 1657 een uitzondering. Onder de houten vloer liggen grafzerken, waarbij één uit 1478 en één in 1551 door Benedictus Gerbrandtsz. gebeeldhouwde zerk voor bewoners van Riniastate. De kerk is eigendom van de Stichting Alde Fryske Tsjerken.

De romano-gotische kerk, in de middeleeuwen gewijd aan Sint-Vitus, staat in het centrum van Winschoten op een wijds marktplein dat tot het begin van de 19de eeuw, toen begraven in grote kerken om hygiënische redenen werd verboden, nog een kerkhof was. Uit deze stenige stedelijke ruimte rijst de kerk op als een langgerekt, perfect voorbeeld van romano-gotiek. Bovendien staat vrij ver van de kerk, en in het stadsweefsel opgenomen, de klokkentoren die geleidelijk een eigen leven is gaan leiden. Terwijl andere kerken in deze stijl in ruim zeven eeuwen dikwijls zijn verbouwd en een soms rafelige indruk bieden, is de Vituskerk in het begin van de 20ste eeuw teruggerestaureerd naar een eenduidig, oorspronkelijk beeld van omstreeks 1275. Daarbij zijn levendige sporen uit de tussenliggende eeuwen verdwenen. De kerk is langgerekt, zij telt liefst vijf traveeën en heeft een weinig voorkomende (inwendige) lengte van 41 meter. De gevelindeling is dus regelmatig. De traveeën zijn aangegeven door licht versneden lisenen en het muurwerk wordt aan de bovenzijde afgesloten met een rondboogfries. In elk traveevak staat in de bovenzone een groep van twee smalle, spitsbogige vensters, geflankeerd door nissen in dezelfde vorm. Alle vensters en nissen zijn omkraald. Aan de zuidzijde heeft per travee de westelijke nis kepervormig metselmozaïek, terwijl aan de noordzijde alle nissen dit sierwerk bezitten. In de benedenzone staan aan beide zijden in de tweede en vierde travee al dan niet dichtgemetselde spitsbogige ingangen en vlak voor de oostelijke koortravee begint een rij van kleine, ronde, rijk geprofileerde vensters als een hagioscopenreeks om het koor te lopen. De rechte koorsluiting is het fraaist versierd. Boven de reeks laaggeplaatste ronde vensters staan drie smalle vensters van licht spitsbogige vorm tussen twee gelijkvormige nissen die beide zijn gevuld met siermetselwerk in vlechtpatroon. Daarboven is na een zaagtandfries de topgevel gevormd met een rijke nissencompositie onder een bij de daklijst aangebracht klimmend rondboogfries. Deze nissen hebben een spitsboog- of sleutelgatvorm en zijn met gevarieerd metselmozaïek gevuld: horizontale of verticale keperpatronen en vlechtwerk. In de geveltop is een ronde nis met vierpas verwerkt. De voorgevel is vernieuwd en kreeg een vergelijkbaar sierschema. Om het voorerf van de kerk is na een prijsvraag in 1995 een postmodernistisch hekwerk naar ontwerp van H. Pulles geplaatst dat meer ruimte had verdiend. Het onderste gedeelte van de forse en 41 meter hoge toren, in Winschoten De Olle Witte genoemd, is mogelijk al in de 13de eeuw opgetrokken en is later in enkele fasen verhoogd. De hoge romp is ongeleed en voorzien van smalle galmgaten. Dan volgt een achtzijdige bakstenen lantaarn die is doorregen met galmgaten en tenslotte volgt een houten lantaarnverjonging met een koepeldak. Na de restauratie begin jaren 30 van de twintigste eeuw, is er een beiaard van 25 klokken geplaatst die in de oorlog zijn omgesmolten en in 1947 kwam er een nieuw carillon van 35 klokken, gegoten door A.H. van Bergen. Inwendig is de kerkruimte overkluisd door vijf bij de restauratie teruggebrachte meloenvormige koepelgewelven met ribben. De gordel- en muraalbogen en de ribben zijn in schoonwerk uitgevoerd, de gewelfvakken zijn gepleisterd. De benedenzone van de wanden is in spitsbogige vakken tussen colonnetten geleed. Daarboven hebben de nissen aan weerszijden van de vensterparen ook hier, net als buiten, siermetselwerk. De westelijke binnenpoort, in 1772 in rococovormen gemaakt door B. Coender, is bij een restauratie van het front van de kerk naar binnen verhuisd. In het koor is tegen de wanden een grote reeks zerken opgesteld, waarvan de oudste van 1582 is. De barokke preekstoelkuip tegen de noordwand voor het koor is omstreeks 1745 vervaardigd door Jan Bitter met snijwerk van Casper Struiwig. Het meu bel is afkomstig uit de gesloopte kerk van Oterdum bij Delfzijl, waarna de Winschoter kansel verhuisde naar Monnikendam. Het orgel is in 1868 gebouwd door C.G.F. de Witte van de fa. Bätz & Co. in Utrecht, het enige van diens hand in de provincie Groningen. De glas-in-loodramen zijn tussen 1948 en 1970 vervaardigd door J. Schild en F. Schild-Geesink.

Oosterwolde is een oud agrarisch streekdorp met de (Drentse) karaktertrekken van een brinkdorp. Het wordt in 1207 voor het eerst vermeld. De verbinding van de Brink en de dunner bebouwde Oosterbrink, ’t Oost, is de oudste buurt. Ten noordoosten van de brinkvormige ruimte staat de kerk op een plaats waar in de 14de eeuw al een kerk zou zijn gesticht als kern van de nederzetting. In de omgeving ligt een groot aantal bij Oosterwolde horende buurschappen, waarvan sommige teruggaan op stichtingen van belangrijke families. Een aantal is al in het sterk gegroeide Oosterwolde opgenomen, andere bestaan thans nog uit een groep boerderijen: Venekoten, Boekhorst, Buttinga, Hoog en Laag Duurswoude, Medhuizen, Klazinga, Medhuizen, Weper, Jardinga, Prandiga Steginga en Nanninga. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 gemeld: ‘’t grootste en rykste Dorp der Grieteny, waar onder 57 stemmen behooren, ligt, byna als een eiland, tusschen de Kuinder en het Groot en Klein Diept beslooten. … By de Kerk vindt men ene dubbele buurt, en daarenboven in den omtrek veele huizen van naam, ten blyke, dat hier weleer veele vermogende en aanzienlyke familien hebben gewoond … Ook heeft men hier van ouds her twee Windkorenmolens gehad, bekend by den naam van Ooster- en Veene Molen: en behalven de bosschagien en bouwlanden, omtrent de huizingen en wegen, zyn hier veele schoone weidlanden, inzonderheid langs en omtrent de gemelde diepten en stroomen, als de Noorder- en boven al de Oosterwolder Kampen, en andere meer.’ De Kuinder of de Tsjonger ontspringt even voorbij Weper. Het Groot Diep is in een noordelijke boog om Oosterwolde ook nog goed in het landschap te herkennen, maar het Klein Diep is nauwelijks meer te ervaren. Precies dertig jaar later werd de Opsterlandse Compagnonsvaart ten zuiden van het dorp gegraven en ten westen van de oude kern het Vijfde of Nanningaverlaat gelegd. Oosterwolde krijgt sinds het begin van de 19de eeuw geleidelijk ook de kenmerken van een vaartdorp. Daardoor heeft het dorp, sinds 1886 de hoofdplaats van de gemeente Ooststellingwerf, een veelzijdige structuur gekregen. De vaart zorgde voor prikkels tot ontwikkelingen ten zuiden van de oude kern. Op de grietenijkaart in de atlas van Eekhoff uit 1849 blijkt bij de Oosterwolderbrug aan weerszijden van de vaart een buurtje van ruim tien huizen te staan en verder naar het oosten toe aan de noordelijke oever verspreide bebouwing. Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw nam de vaartbuurt en de haaks daarop staande Brinkstraat en Stationsstraat sterk in betekenis toe. In 1881 werd de wijk naar de Brink deels gedempt en verder uitgediept: de Brinkstraat. Daar kwam in 1887 het gemeentehuis dat in 1929/’30 werd verbouwd. Vrij ver ten westen van het bebouwingskruis werd in 1887 een zuivelfabriek gesticht die na combinatie met andere tot een belangrijke industrie voor Frico-kaas uitgroeide. In 1911 kwam er ten zuiden van de vaart een trambaan en kreeg het dorp een station. Gedurende de 20ste eeuw vond eerst verdichting en uitbreiding plaats aan de kruising van vaart en weg. Vroege volkshuisvesting kwam er nabij de oude kern, de Weemeweg en Kuipenstreek (waar in 1841 al armenkamers waren gebouwd). Direct na de oorlog aan de Groote Singel, Prinsenstraat, Schapekamp, Hoge en Lage Esch en Martenskamp ten noorden van de vaart en in een buurt achter het station: Stationsplein, Brugkampweg, Moskampweg en wat later aan de Oerkampweg. Daarna zetten verhoudingsgewijs grootschalige uitbreidingen aan de zuidzijde en de noordwestzijde in. Aan de zuidoostzijde groeide een ruim bedrijventerrein. De hervormde kerk staat op een hoog en niet zeer ruim kerkhof. Noordelijk is in 1888 aan de Kuipenstreek dan ook een ruime begraafplaats aangelegd. De kerk is ter vervanging van een middeleeuws gebouw in 1735 tot stand gekomen, een ingetogen zaalkerk met een driezijdige koorsluiting en een houten geveltoren. De kerk bezit een achtzijdig doopvont van zandsteen uit de 14de eeuw en een herenbank uit het begin van de 17de eeuw. In het koor staat een groot orgel uit 1866.

In de 13de eeuw was op de terp van Blije een romaanse, bakstenen Nicolaaskerk met westtoren totstandgekomen. Achter de gehandhaafde toren is de kerk aan het begin van de 16de eeuw vervangen door de huidige laatgotische kerk. De romaanse toren gaat tot de galmgaten onversneden op. Beneden is in de westgevel een geprofileerd spitsboogvenster gemaakt; verder zijn er enige kleine, sleufvormige openingen. De gekoppelde rondgesloten galmgaten staan in rondboognissen. Die aan de oostzijde zijn enigszins in de verdrukking gekomen door het hoogoprijzende kerkdak. Aan noord- en zuidzijde zitten uurwerkplaten. De geveltoppen zijn in het midden van de 18de eeuw vernieuwd. De muren van de laatgotische kerk laten een plastisch ritme zien van grote diepliggende spitsboogvensters en tweemaal versneden steunberen met dekplaten. In de tweede travee aan de zuidzijde staat een segmentvormig gesloten ingang in een rechthoekige nis. Het vijfzijdig gesloten koor heeft afwisselend vensters en nissen in spitsboogvorm. Ook de noordmuur heeft grote vensters en steunberen. In de tweede travee staat de tegenwoordig gebruikte ingang in een omlijste, gepleisterde, rechthoekige partij, waarin een fraai geprofileerde spitsboognis is verwerkt met in het timpaan een kleine beeldnis waarin recent een Sint-Nicolaasbeeld is geplaatst. De ingang zelf is segmentvormig gesloten. Het interieur wordt gedekt door een in 1858 aangebracht houten tongewelf in (gereconstrueerde) oorspronkelijke kleuren en trekbalken op sleutelstukken. Het meubilair dateert grotendeels uit de vroege 18de eeuw. De preekstoel met klankbord bezit op de kanselkuip en het achterschot snijwerk van sierlijsten en bladornament in Lodewijk XIV-stijl. Het orgel is in 1870 gebouwd door Lambertus van Dam uit Leeuwarden. Tegen de noordwand staan twee overhuifde herenbanken. Het doophek is verplaatst en fungeert nu als koorhek. In de muur van het koor zit een piscina en in de vloer liggen grafzerken, waaronder een kinderzerk (1556) en een prachtige portretzerk, in 1552 vervaardigd door Vincent Lucas voor Janke van Unema en Tet Wyboltsma. De man is in wapenrusting afgebeeld tegen een achtergrond van een rijk versierde renaissancepoort met een draperie.

De in de kern tufstenen kerk met ingebouwde toren is niet op, maar aan de rand van de dorpswierde gebouwd. Grote gedeelten van de tufstenen muren zijn met baksteen beklampt of vernieuwd, maar in de zuidmuur zitten nog fragmenten aan de oppervlakte. Het schip zal uit de 12de, misschien uit de 11de eeuw dateren. Door veel reparaties en de inbraak van grote spitsboogvensters is weinig te zeggen over de oorspronkelijke gevelindeling. Het vijfzijdig gesloten romano-gotische koor is omstreeks 1300 gebouwd. Dit is geleed met lisenen en wordt bekroond met een licht spitsbogig fries in gepleisterde velden. In de sluiting staan twee smalle en hoge romano-gotische vensters met geprofileerde dagkanten. Het dak heeft aan de zuid- en oostzijde een dekking van oude holle en bolle onder- en bovenpannen. Het oostelijke gedeelte van de noordmuur, de rest is vernieuwd, vertoont interessante sporen. Bovenin een dichtgemetseld rond venster en daaronder, door elkaar, een drietal sporen van kleine en wat grotere, ook dichtgezette openingen. Op het eerste gezicht lijkt de kerk een zogeheten gereduceerd westwerk te bezitten, een toren met nevenruimten in twee lagen die onderling en naar de kerkruimte zijn geopend. Mogelijk heeft de kerk ook zo’n westwerk gehad, maar de huidige aanbouwen aan weerszijden van de toren zijn waarschijnlijk reconstructies uit 1699. De lijsten en hoekblokken die bij de restauratie hun oker kleur ontvingen, zijn van secundair gebruikte tufsteen en boven de ingang zit een fraaie kleurige gevelsteen met spreuk en het wapen van de stad Groningen. Het torenportaal is gedekt met een graatgewelf en de ruimten daarboven zijn via een buitentrap, die naar gevonden sporen bij de restauratie in 1975-’76 is gereconstrueerd, te bereiken. Het interieur heeft een getoogd stucplafond met goudkleurige sterren en rozetten waaraan gietijzeren lichtkronen hangen. Het interieur is in 1869 sterk gewijzigd. Preekstoel en banken zijn toen vernieuwd. Ze zijn eenvoudig maar kregen aardige ornamenten van gietijzer. Het orgel is in 1977 gebouwd door de firma Mense Ruiter met een kas die mahonierood is geschilderd met blauwe luiken.

Oosterzee is vanouds een deftig streekdorp: in de 18de eeuw stond hier nog het rechthuis van de grietenij. Het bestaat uit twee gedeelten: Oosterzee-Buren en Oosterzee-Gietersebrug, waarvan de laatste veel jonger is. De oude streek is die van Oosterzee-Buren, een dubbele streek aan een knik in de weg. De overlevering wil dat Willem I, graaf van Holland, rond 1200 in Oosterzee een slot had. Van het adellijke Roordastate is onlangs een gevelsteen teruggevonden. Op de haakse hoek staat het zogenoemde Koopmanshuis. Door omvang en uitstraling valt het op in het kleine dorp. Het maakt, twee lagen hoog, front naar de weg; bij uitbreiding kreeg het in 1820 een vleugel. De gevel is vijf vakken breed met in het midden een gesneden deur met bovenlicht en schuifvensters met kleine roedeverdeling en Boheems glas. De vrij strakke kroonlijst heeft klossen onder de geprofileerde goot. Daarboven staat een flinke kajuit met een klokgevel in Lodewijk XV-vormen. Onder de schouders de datering: anno 1782. De oude kerk van Oosterzee uit omstreeks 1200 stond westelijk van de rijweg. Zij bezat een mooie toren. De nieuwe kerk is oostelijker gekomen, ten noorden van de weg en op een iets verhoogd kerkhof. De kerk kwam met het front naar de weg. De in 1860 gebouwde neoclassicistische zaalkerk kreeg op de voorgevel een vierzijdige toren met een open koepelbekroning. De uitdossing is helemaal in verfijnd gemetselde warmbruine baksteen verwerkt. De luidklok werd in 1498 gegoten door Gerardus van Wou en ook het torenuurwerk is oud: uit 1602. Vanaf de 18de eeuw zijn vanuit het noorden, de oude weg van Lemmer naar Heerenveen, de zuidelijk gelegen venen van het Oosterzeeïngerland verveend en in cultuur gebracht. Op de kruising van de weg en de Gieterse Vaart, genoemd naar de herkomst van de veenarbeiders, groeide de tweede woonkern. Daar is de inmiddels gesloten en gesloopte zuivelfabriek (en een constructiebedrijf) gekomen en zo bleef Gietersebrug een karakteristieke arbeidersnederzetting. De bebouwing bestaat dan ook voornamelijk uit ‘woningwetwoningen’.

De oorspronkelijk aan Sint-Martinus gewijde kerk staat aan de noordelijke rand van het dorp op een terp. Van de kerk is de oostelijke koorpartij met halfronde apsis waarschijnlijk het oudst. De oostelijke partij dateert uit de tweede helft van de 12de eeuw; het schip is van iets later en mogelijk is toen het koor ook al aanzienlijk in baksteen verhoogd. De toren moet aan het einde van de 13de eeuw zijn verrezen. De muren zijn als kistwerk behandeld: de buitenmuren zijn voornamelijk van tufsteen en de binnenmuren van baksteen, waartussen een vulling van keien, puin en mortel is gestort. Tijdens de restauratie van 1939 tot 1948 waren sporen van rondbogige vensters in de zuidelijke gevel aanleiding om deze te reconstrueren. Ze hebben diepe, schuine dagkanten. In deze zuidelijke gevel is in 1700 een barokke poort toegevoegd: korfbogig met lijstkapitelen en een sluitsteen met een cherubijn. De poort staat tussen korintische pilasters en onder een kroonlijst met opschrift en datering en heeft een klein segmentvormig timpaan met een palmboom in zandsteen. In de gevels van het koor en de apsis staan rondboogvensters waarbij de geprofileerde dagkanten verrijkt zijn met colonnetten met ringen van roze zandsteen. In de noordelijke koorgevel zitten bovendien laag een nis en een klein venster: mogelijk hagioscopen. In de noordelijke gevel staan drie hooggeplaatste gotische spitsboogvensters die vanzelfsprekend een bakstenen pro filering in de dagkanten bezitten en een stenen gaffeltracering. Meer westelijk staat nog een romaans venster en eronder, om de voorkerk te verlichten, twee segmentvormig gedekte venstertjes. Ook is daar de dichtgemetselde noordelijke ingang te zien, onder een segmentboog en in een spitsboognis. De toren is aan het einde van de 13de eeuw opgetrokken van gemêleerd rode en gele baksteen; in de oostelijke en noordelijke gevels is ook nog tufsteen verwerkt. De romp is onversierd; de galmgaten bovenin de toren vertellen een merkwaardig verhaal. Er staan namelijk twee reeksen van die gaten boven elkaar wat stellig aangeeft dat de toren eens is verhoogd. Ze zijn licht verschillend van vorm en formaat. Van de twee klokken in de toren is de ene in 1633 gegoten door Andreas Obertin. Het schip wordt inwendig gedekt door een houten tongewelf. De koortravee heeft een kruisgewelf met rechthoekige ribben en de apsis een koepelgewelf. De overgang van schip naar koor wordt gevormd door een zwaar geprofileerde gordelboog en die naar de apsis door een bescheidener boog die begeleid wordt door slanke colonnetten met ringkapitelen van roze zandsteen die ook de ribben van de apsis ondersteunen. Het koepelgewelf heeft doorhangende bakstenen rondstaafribben waarop bij de restauratie decoraties in velerlei patronen en in de kleuren blauw, rood en oker zijn aangetroffen. Ze zijn opgewerkt en aangevuld. De ribben verzamelen zich boven in een ster en vormen in het midden een neerhangende knoop. Op de drie oostelijke gewelfschelpen is tijdens de restauratie een opmerkelijke schildering aangetroffen, een Majestas Domini, een tronende Christus, in een vierpas met vlechtwerk, omringd door de vier evangelistensymbolen en geflankeerd door vier heiligen. De schildering is in het tweede kwart van de 13de eeuw aangebracht, waarschijnlijk naar een ouder type voorstelling. Christus is afgebeeld als een baardloze jongeman. In de apsismuur zitten enkele nissen, een hagioscoop en een piscina. In de kerkvloer ligt een collectie gebeeldhouwde grafzerken uit de 16de tot de 18de eeuw, waarvan twee (1541 en 1542) van de vroege renaissancemeester Benedictus Gerbrandtz. voor leden van de familie Walta de hoogtepunten vormen. Ze tonen onder meer maniëristisch beweeglijke mensen tussen de dekkleden rond de wapens. De voorname preekstoel, in 1691 vervaardigd door Agge Monsma, heeft gegroefde korintische zuilen en gekorniste panelen, een rugschot en een fors klankbord. Het doophek uit 1780 heeft fraaie rococo balusters en sierlijke bolle vazen op de hoeken. De twee overhuifde herenbanken bezitten wangen van hetzelfde type als de kerkbanken. De bouw van het monumentale orgel met rugpositief is in 1783 begonnen door G. Heineman en in 1791 door Rudolf Knol voltooid. De orgelkas met beeldengroepen en rijke decoraties is vervaardigd door F. Twentrop en Antonio Solaro.

De zaalkerk kwam aan het begin van de 13de eeuw tot stand op een verhoogd, ruim kerkhof. Het westelijke gedeelte van de zuidmuur is vrij spoedig daarna vernieuwd. Er heeft aan de westzijde een toren gestaan die in 1878 is afgebroken. Op het vernieuwde deel na heeft het muurwerk een kenmerkend romaanse gevelindeling. In de benedenzone staan van de grond af opgaande, rondbogige spaarnissen en in de bovenzone een breed spaarveld bekroond door een rondboogfries. De noordzijde is het meest oorspronkelijk met in de bovenzone kleine romaanse vensters. Daar staat in het midden de dichtgemetselde rondbogige manneningang. Aan de westzijde is voor verlichting van de voorkerk een huiskamervenster aangebracht en aan de oostzijde zijn een hagioscoop en een fraaie knielnis bewaard gebleven. Zo’n ingang en hagioscoop zitten ook in de zuidmuur; in het vernieuwde gedeelte zien we nog een spoor van een ingang. In de zuiden de sluitmuur zijn in de 14de en 15de eeuw grotere vensters ingebroken. Het inwendige was ongetwijfeld overkluisd met stenen gewelven maar de ruimte is later overdekt met een vlak balkenplafond. Het middelste venster in de sluitwand heeft in de dagkanten schilderingen van heiligen en op de noordwand zit een prachtig fragment van een gotische nissenreeks in vrolijke kleuren. Het kan de geschilderde bekroning zijn van een onderliggende nis. Het zijn schilderingen uit de 15de eeuw. Daarnaast zit weer het restant van waarschijnlijk een sacramentsnis. Aan de zuidzijde zit in de sluitwand een piscina en daarnaast is een sarcofaagdeksel met knotskruis en kromstaven van roze Bremer zandsteen tegen de wand geplaatst. In de kerkvloer liggen verschillende gebeeldhouwde zerken, waaronder drie 16de-eeuwse voor leden van de familie Froma. De preekstoel met klankbord dateert uit het midden van de 17de eeuw. De herenbank is van 1644 en draagt op het rugschot een kuifstuk met de wapens van Wiltet Louwens en Remke Jelmers. Twee andere herenbanken zijn onder de orgeltribune geplaatst. Het orgel is in 1879 door P. van Oeckelen gebouwd. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Oosthem is een terpdorp dat in de Middeleeuwen even ten noorden van IJlst is ontstaan. Het dorp is allang goed ontsloten door de Bolswarder Zeilvaart of de Wijmerts. In het huidige dorpsbeeld is te zien dat de bebouwing zowel op de dorpsstraat als op de vaart is gericht. Op de kaart in de atlas van Schotanus uit 1716 is niet al te veel bebouwing aan weerszijden van de kerk te zien. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1716 gemeld: ‘Dit dorp, dat ten Noordwesten van Ylst, en niet verre van de Bolswerder vaart gelegen is, heeft een’ goede kerk, die van binnen wel afgetimmerd en met een Orgel voorzien is, zynde de Pastory of Predikants wooning hier by uitstek fraai. In ’t Zuiden ligt een klein meertje, naar dit dorp genoemd, en een weinig zuiderlyker de Nieuwezyl, die wel onder dit dorp, doch in eigendom behoort aan de Stad Bolswerd, die ook de tollen der hier door vaarende schepen ontvangt. … Niet verre van dit dorp heeft men verscheiden vischryke plassen en meertjes, die op de kaart zyn aangeweezen.’ Op de grietenijkaart in de atlas van Eekhoff uit 1851 laat het dorp rond de kerk een compacte bebouwing zien. De kerk met stompe toren, een toren met zadeldak, wordt in oude beschrijvingen steeds bijzonder net genoemd. Het was de inwoners niet net genoeg en zij lieten in 1860 een nieuwe, grote kerk bouwen naar ontwerp van A. Breunissen Troost. Het gebouw in mengstijl heeft vooral neoclassicistische trekken. De ingebouwde toren van drie geledingen en een hoge, ingesnoerde spits is met de westgevel gestukadoord. De pastorie is eveneens vernieuwd: in 1866 is naar ontwerp van H.J. Jaarsma een grote blokvormige woning in neoclassicistische stijl gebouwd en voorzien van een fraaie serre. De in 1897 gebouwde gereformeerde kerk heeft een kleine geveltoren. Naast deze kerk geeft een pad toegang tot een voetgangersbrug die leidt naar het schilderachtige waterbuurtje Hernepaed. Uitbreidingen zijn er aan de zuid- en noordzijde.

De kerk van Boer is in de vroege 12de eeuw op een terp verrezen. Zij is in romaanse vormen van grote, gemêleerd gele en rode kloostermoppen gebouwd. Kerk en toren zijn in de 19de eeuw geheel geblokt gepleisterd, maar geleidelijk zijn er stukken pleister los gaan laten waardoor fragmenten muurwerk in het zicht kwamen. Het koor heeft een eigenaardige sluiting die wel als romaans halfrond wordt gezien, maar vaker als vijfzijdig gotisch. De kern is vrij zeker romaans met een halfronde hoofdvorm. In de 15de of 16de eeuw is hieromheen met zware lisenen en gemetselde togen een soort korset gebouwd. Het vijfzijdige effect wordt versterkt door steunberen. In de muren staan brede rondboogvensters met ijzeren roeden uit de tijd waarin de kerk werd gepleisterd. In de westelijke travee van de zuidmuur staat de ingang met een poortje uit 1664, afkomstig van Elgersmastate die in de nabijheid stond. Het bestaat uit pilasters met festoenen met bloemen, schelpen en vruchten. Op de kroonlijst staan twee wapenhoudende leeuwen. In het met een pijnappel bekroonde fronton zitten kwabornament en de initialen IVK, waarschijnlijk Ignatius van Kingma, die op Kingmastate in Zweins woonde. Hij heeft een band met Boer gehad, want zijn naam staat ook op de preekstoel vermeld. De eveneens bepleisterde toren is opgetrokken van rode baksteen van een kleiner formaat en zal in de 16de eeuw zijn verrezen. In de westgevel staat een rondboogvenster en bovenin heeft elke zijde twee rondbogige galmgaten, maar verder is de toren gesloten. Inwendig is de kerkruimte met een houten gewelf uit de 17de eeuw gedekt. De ribben en randen zijn versierd met eierlijsten. In het koor staat een bijzondere preekstoel met doophek en klankbord. Hij heeft op de hoeken getorste zuilen en met kwabornament en loofwerk versierde panelen en het meubel zal uit de jaren 60 van de 17de eeuw stammen. Op het voorpaneel heeft Ignatius van Kingma zijn naam achtergelaten. Op de westgalerij met een afscheidingswand uit het derde kwart van de 17de eeuw staat een kabinetorgel. De kerk is eigendom van de Stichting Alde Fryske Tsjerken.

De kerk staat aan de westzijde van het dorp op een hoog kerkhof. Deze Petruskerk is het schiprestant van een kruiskerk met toren die uit het derde kwart van de 13de eeuw dateert. Aan het einde van de middeleeuwen, misschien iets later, zijn het transept en het koor gesloopt. Toen in 1855 de toren werd gesloopt, is van het sloopmateriaal een ondiepe westelijke travee met een dakruiter toegevoegd. Het kerkrestant is niet met rust gelaten. Na aanzienlijke oorlogsschade in 1945, waarbij het volledige meubilair verloren ging, is terstond begonnen met de restauratie, waarbij op de westelijke gevel een bakstenen geveltoren is geplaatst en aan de oostzijde een apsis-achtige aanbouw om binnen ruimte te creëren voor een nieuwe opstelling van de preekstoel en een opgang naar het orgel. Bij deze restauratie is ook het een en ander gereconstrueerd: het rondboogfries en de venstergeledingen. De twee oorspronkelijke traveeën zijn door lisenen geleed en bekroond door rondboogfriezen. Daarin staan aan beide zijden in de westelijke travee één en in de oostelijke travee twee lancetvensters in hoge, licht spitsbogige en omkraalde nissen. Aan beide zijden staat beneden een dichtgemetselde, geprofileerde, rondbogige ingang. In de toegevoegde halve westtravee staat de huidige, rondbogige ingang en verder zijn er rondbogige vensters. Aan weerszijden van de toegevoegde oostelijke, vijfzijdige uitbouw is de gordelboog van schip naar viering in het muurwerk aangegeven en zijn op beide hoeken de aansluitingen naar de transeptarmen waar te nemen. Beide oorspronkelijke traveeën bezitten hun koepelvormige gewelven nog. Boven de gesloten vlak afgewerkte benedenzone hebben de wanden bijzondere dubbelschalige en op zware ronde kolommen rustende lichtbeuken. Deze triforium-achtige geleding is in de oostelijke wand, waarin het orgel van Mense Ruiter uit 1952 en de preekstoel zijn opgenomen, gereconstrueerd. De kleurige sier bij deze lichtbeuk en de kleuren op ribben en bogen zijn van omstreeks 1350. Ook de prachtige Majestas Domini omringd door de evangelistensymbolen in de gewelfschotel en de kampvechters zijn uit dezelfde tijd. De andere voorstellingen, een Maria met Kind en heiligen dateren van ruim een eeuw later.

Oostmahorn heeft niet de status van een dorp; het is net als Ezumazijl een buurschap dat onder het dorp Anjum behoort. (Redactie: Inmiddels heeft Oostmahorn de dorpsstatus formeel wel gekregen). In het collectieve geheugen van de Friezen wordt Oostmahorn wel als dorp ervaren. Vooral omdat het lange tijd, vanaf ongeveer 1830, de vertrekplaats was van de veerdienst naar Schiermonnikoog en de ligplaats van de reddingboot. Na de sluiting van de dijk en het daardoor temmen van de Lauwerszee tot het Lauwersmeer is de streek niet in vergetelheid geraakt. Een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis begon toen als plek van (water)recreatie. Aan het einde van de 18de eeuw meldt de Tegenwoordige Staat van Friesland: ‘Ten Oosten van Aanjum ligt aan zee de schans Oostmahorn, by welke eene schoone reede en ankerplaats is voor maatig groote schepen; komende die uit Hamburg, Denemarken en de Oostzee hier daarom dikwyls ten anker; doch voornaamelyk de Groninger turfschepen, wanneer zy, wegens tegewind, deezen hoek niet kunnen boven zeilen. In het jaar 1576 werd Oostmahorn door Bartold Entes vast gemaakt, en door Caspar Robles … geweldig bestormd, doch zo wel verdedigd, dat hy met groot verlies moest aftrekken.’ Oostmahorn was ankerplaats en verdedigingsplek. De schans was in 1576 opgeworpen. In de 18de eeuw werd een zeehoofd aangelegd. Het huidige havenlicht met steigers dateert van omstreeks 1930 en heeft expressionistische vormen. Oostmahorn bestaat uit spontaan aan de toegangsweg en achter de zeedijk ontwikkelde losse lintbebouwing. Tegenover nummer 26 is een in 1810 aangelegde en in 1849 buiten gebruik gestelde kruitkelder voor de kustbatterij nog aanwezig. Het voormalige versterkingsstation van de PTT in traditionalistische Delftse School architectuur is thans in gebruik als ‘Oerka-museum’. De werkhaven van de Rijksdienst IJsselmeerpolders voor de Lauwerszeewerken is omgetoverd tot een recreatiegebied. Aan en op de zuidelijke oever is een vakantienederzetting op drie thema’s tot stand gekomen. Huifvormige houten rietwoningen, van baksteen opgetrokken havenwoningen en dijkwoningen, die ogen als in het dijklichaam verzonken ouderwetse woonwagens.

De Margaretakerk is in de 12de eeuw van tufsteen gebouwd op de hoge en aan de noordwestzijde scherp afgegraven terp van Boksum. In de vroege 14de eeuw is de kerk uitgebreid en in de 15de en 16de eeuw heeft het gebouw ook nog veranderingen ondergaan. De toren is na instorting in 1843 met het oude materiaal opnieuw opgetrokken en is in 1879 tot de huidige gedaante omklampt en van een ingesnoerde spits voorzien. De oude vorm van de tufstenen kerk is aan de noordzijde te zien, waar het muurwerk een boeiend historisch tapijt is gaan vormen. Daar zit een dichtgemetselde ingang in fraaie gotische vormen. De zuidmuur en het koor hebben gotische vormen met al dan niet dichtgezette spitsboogvensters en steunberen. Het interieur wordt gedekt door een houten tongewelf van omstreeks 1500. De preekstoel met klankbord heeft traditionele vormen met gekorniste panelen op de kuip. Tegen de noordwand staat een overhuifde herenbank van de familie Glinstra–Bouricius met een bekroning van een aedicula waaruit de wapens zijn verwijderd. Tegen de koorsluiting staat een overhuifde bank in neoclassicistische vormen uit 1826. Daarbij hangt een memoriebord van de slag bij Boksum (1586). In de vloer liggen grafzerken waarvan die voor het echtpaar Worp van Juckema en Anna van Mockema (overleden resp. 1560 en 1585) zeer bijzonder is. Hij werd in 1561 gehouwen door Pieter Dircks en vertoont aan weerszijden van de nis met wapens de personificaties van Memoria en Gloria die wulps haar tuniek optilt. In een nis aan de bovenzijde zien we een levendig portret van astronoom Ptolemeus die de aardbol ophoudt en in de zwikken zijn putti met aan de ene zijde meet- en muziekinstrumenten en aan de andere zijde gereedschap te zien. Het orgel met rugpositief, dat net als in Blessum op een podium staat met blauw geschilderde draperieën onder het gewelf, is oorspronkelijk in 1675 gebouwd door Jan Harmens. Het instrument heeft allerlei wijzigingen ondergaan. De kerk is eigendom van de Stichting Alde Fryske Tsjerken.

De kerk is in de vroege 13de eeuw gebouwd en werd in de eerste helft van de 16de eeuw aan de westzijde met een vijfde travee uitgebreid. De muren zijn in traveeën geleed met lisenen en ze zijn oorspronkelijk bekroond door rond-boogfriezen die aan de noordzijde het meest compleet zijn. De vakken kregen elk een groot spitsboogvenster van jonger datum, waarvan twee aan de zuidzijde versierd zijn met zandstenen neggen. De westelijke travee kreeg aan beide zijden een rondboogvenster bij de orgelgalerij. Aan beide zijden zijn sporen van een dichtgemetselde ingang. Voor de zuidelijke staat een rijk gebeeldhouwde zandstenen zerk in gotische stijl. Er zijn nog wat bouwsporen te ontdekken. De halfronde koorsluiting heeft dunne lisenen. Bovenin staat een reeks rondbogige spaarnissen die vroeger vensters hebben bevat. De westelijke frontmuur is onversierd en bevat een fraaie laatgotische ingang onder een korfboog, gevat in een ojiefnis. De romp van de vrijstaande zadeldaktoren is vlak opgetrokken op een rechthoekige plattegrond; de geveltoppen zijn versierd met elk drie spaarnissen. Het westelijke dakschild heeft een uurwerkkapel en op de naald staat een slanke dakruiter. Inwendig zijn de stenen gewelven en de muren bij de restauratie in 1932 ontpleisterd en gewit. Daarvoor waren de twee oostelijke gewelven al in nieuwe steen vervangen. De westelijke travee heeft een kruisribgewelf en de overige meloenvormige koepelgewelven. In het koor staat de avondmaaltafel met marmeren blad uit 1758 op een zerk uit 1702 met een zwaar koperen wapen van het geslacht Clant-Lewe. In het koor hangt het enig resterende rouwbord uit 1676. Koorruimte en schip lijken door een koorhek van elkaar gescheiden, maar dit blijken de van flinke kuifstukken voorziene rugschotten van de uit 1679 daterende herenbanken Clant-Lewe en Coenders-Lewe te zijn. De elegante preekstoel uit het derde kwart van de 18de eeuw laat rijke versieringen zien in barokke en rococo-vormen. Het meubilair geeft de kerk een deftig karakter. Het orgel is in 1731 gebouwd door Albertus Anthonie Hinsz. Dit was het eerste instrument dat hij zelfstandig maakte na de leertijd bij Schnitger.

Oostrum is een terpdorp dat waarschijnlijk enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling is ontstaan in het door kreken en zeearmen doorsneden gebied. Het ligt tussen de Zuider Ee en het Dokkumer Grootdiep. De Oostrumer Opvaart ligt even ten westen van het dorp en vormde de waterverbinding met de Zuider Ee. Aan de andere zijde van dit water ligt Tilburen, waar een groep flinke boerderijen staat. Een ontsluiting naar het Grootdiep met een sluis in de zeedijk leverde regelmatig problemen op. De omstreeks 1900 deels afgegraven, tamelijk hoge terp reikt tot vier en een halve meter boven NAP. De woonheuvel heeft een radiale structuur met een ringweg, waarvan het zuidelijke segment nog bestaat en het oostelijke deel als pad is te herkennen. De cirkelvorm is verder aan perceelgrenzen af te lezen. Op het zuidoostelijk part van de terp stond Rinthjemastate en daar is de terp na de sloop van de state lang onbebouwd gebleven. Verschillende paden en wegen voeren van de zool naar de kruin van de terp, waarvan enkele in de loop van de 19de eeuw verhard zijn. Het zuidelijk deel van de ringweg is deel gaan uitmaken van de vrij kronkelige verbinding tussen Dokkum en Ee. De dorpskerk, oorspronkelijk gewijd aan St. Nicolaas, is een eenbeukige bakstenen kerk. De zadeldaktoren dateert uit de 13de eeuw. De kerk is omstreeks 1500 gebouwd en heeft een gesloten noordmuur en een driezijdige koorsluiting. Het zuidelijke dakschild is gedekt met zogenoemde monniken en nonnen, onder- en bovenpannen. Bij de restauratie zijn op het muurwerk schilderingen met silhouetachtige voorstellingen van vier kerken met hoge torens ontdekt die mogelijk uit de 16de eeuw dateren. Aan het Grootdiep ten zuiden van Oostrum heeft Jan Helder in 1873 een stoomsteenfabriek gesticht. Vrij spoedig moest de fabriek uitbreiden en de schoorsteenpijp werd in 1879 verhoogd van negen naar liefst 35 meter. De fabriek, die onder meer rode strengperssteen vervaardigde en tot 1968 in bedrijf is geweest, heeft een ringoven en een groep grote droogschuren.

De Broerekerk hoorde bij het Franciscaner klooster dat in 1270 in Bolsward is gesticht. Klooster en kerk hebben een dramatische geschiedenis. Het klooster is in 1503 door brand verwoest en weer opgebouwd. Na de reformatie is het opnieuw verwoest; de kerk werd gespaard. Later is de kerk in gebruik gekomen voor de protestantse eredienst. De fraai gesneden gotische koorbanken zijn overgebracht naar de Martinikerk, waar ze met die van de Martini een boeiend ensemble vormen. Het klooster is gesticht in het laatste kwart van de 13de eeuw, maar of de kerk toen ook tot stand is gekomen, is de vraag. De pseudobasilicale kerk met ronde bakstenen kolommen en spitsbogige scheibogen heeft een vrij diep koor met een driezijdige sluiting. Zij heeft met haar structuur en detaillering, spitsboogvensters met rijke traceringen, een gotisch karakter. Het is vooral de rijk versierde westelijke gevel die reden is tot discussie over de bouwtijd. De klimmende boognissen in zowel het middenregister van de gevel als de hier en daar zelfs dubbel geprofileerde klimmende nissen in de geveltop kunnen zowel geplaatst worden in de rijke romano-gotische periode als de laatgotische tijd van de vroege 15de eeuw. Historisch gezien zou de eerste mogelijkheid minder aannemelijk zijn: de minderbroeders vormden een bedelorde die kort na de vestiging mogelijk de middelen nog niet had voor zo’n rijk uitgedoste kerk. Geleidelijk is het klooster door schenkingen tot welstand gekomen, waardoor zelfs strijd ontbrandde tussen Gaudenten (rekkelijken) en Observanten (strengen). Bij een verwoestende brand in 1980 gingen de kap, de houten gewelven en de inventaris verloren. De kerk was toen al niet meer voor de eredienst in gebruik. In 1986 is de bakstenen structuur met ronde, van baksteen opgetrokken kolommen tussen schip en zijbeuken hersteld en als kerkruïne gehandhaafd, waarna deze voor toeristisch bezoek en culturele gebeurtenissen kon worden gebruikt. In 2005 is begonnen aan hernieuwd herstel waarbij een kerkdak in het oorspronkelijke formaat van transparant materiaal is toegevoegd.

De kruiskerk staat op een ruim en door een hek met geblokte penanten uit het einde van de 18de eeuw toegankelijk kerkhof en rijst met toren hoog op uit het bescheiden dorpssilhouet. De kerk kwam in het midden van de 14de eeuw in één bouwstroom tot stand en is vroeg-gotisch van karakter met nog aspecten van de romano-gotiek. Zo zijn inwendig de koepelgewelven met acht ronde ribben en in de korte dwarsarmen vier ribben nog romano-gotisch van structuur en vorm, maar is de rijzige wijze waarop dit is gebeurd nieuw: gotisch. Deze nieuwe karakteristiek wordt ondersteund door grote en hoge spitsboog-vensters. Zo herinneren de spaarnissen met dubbele rondbogen in de zone onder deze gotische vensters nog aan de romano-gotiek. Als grote dorpskerk in deze spannende overgangsstijl van romano-gotiek naar vroege gotiek, neemt de Jacobuskerk van Zeerijp een heel eigen positie in tussen de groep fraaie romano-gotische kerken in de streek rond Loppersum. Het schip telt drie traveeën, heeft niet zeer zware, tweemaal versneden steunberen en bezit boven een onversierde benedenzone in elke travee een hoog spitsboogvenster met vorktracering. De ingangen in de noord- en zuidmuur van het schip en in de sluitmuren van de dwarsarmen zijn rijk geprofileerd met dubbele kralen. Aan de zuidzijde zijn ze wit gepleisterd; aan de noordzijde kregen ze een feestelijke decoratie: op de dubbele rondstaven blad- en rankornament in grijs en op de tussenliggende hoekige brede lijst blokken in rood en zandlopervormen in wit en grijs. In de eindmuren van de dwarsarmen, met lisenen op de hoeken, staat aan beide zijden eveneens een spitsboogvenster dat breder is dan dat in het schip. In de westmuren zitten geprofileerde ronde vensters en in de oostelijke kleine spitsboogvensters. De koortravee en de vijfzijdige sluiting met driemaal versneden beren hebben spitsboogvensters die hoger dan die van het schip zijn. De vrijstaande toren staat ten noordoosten van de kerk in een overhoekse positie en is vermoedelijk in de eerste helft van de 15de eeuw gebouwd in twee geledingen. Hij is in de 17de eeuw twee keer gerepareerd en in 1834 iets ingekort en voorzien van het huidige tentdak. Hij heeft een poortdoorgang die inwendig een ribloos stervormig graatgewelf heeft en uitwendig in hoge spitsbogige spaarnissen staat. Op de eerste verdieping staan aan elke zijde twee kleine spitsboog-vensters en de klokkenverdieping is geopend met een reeks galmgaten in deze vorm. De inwendige structuur van koepelgewelven is bij de restauratie van 1962-’66 weer voorzien van decoraties in imitatiemetselmozaïek die er oorspronkelijk zaten en de muren en andere structuurelementen kregen felrode steentjesimitaties. Dat is in rode en grijze kleuren gedaan, in de bekende patronen van om en om vlechtwerk en keperpatronen. De koorgewelven bleven onversierd. In de koorwanden zijn zowel een restant van een sacramentsnis als van een piscina bewaard. In de kerkvloer liggen enkele gebeeldhouwde grafzerken en in het koor en de dwarsarmen hangt een reeks van elf rouwkassen voor leden van belang-rijke families, waaronder die voor Maurits Ripperda (overleden 1665), Nicolaas van Borck (overleden 1682), Derk Clant (overleden 1700), Margareta Josina Alberda-Hor enken (overleden 1705) en Habbina Elisabeth van Bock-Alberda (overleden 1717). De fraaie preekstoel, in 1646 vervaardigd, heeft een kuip die voorzien is van door Johan Elderkamp gesneden ionische draagfiguren, kariatiden als personificaties van de deugden. De panelen hebben getoogde nissen in levendige vormen en het klankbord is versierd in late renaissancevormen met onder meer rolwerk. In de zuidelijke dwarsarm staan twee bankenblokken met toogpanelen en gedraaide knoppen en in de andere arm staat een bank met een fronton op het rugschot. Ze dateren uit de 17de eeuw. De avondmaaltafel is anders van karakter en werd dan ook in 1773 gemaakt in elegante rococovormen. Het orgel is in 1651 vervaardigd door Th. Faber. Er resteren slechts enkele pijpen van het oorspronkelijke instrument. De door Derck Abrahams ontworpen kas is wel authentiek en draagt snijwerk van Johan Elderkamp.

Oost-Vlieland is na de ondergang van het oorspronkelijk grotere West-Vlieland in het midden van de 18de eeuw het enige dorp van het eiland. Het is een streekdorp dat in de 12de eeuw is ontstaan. De brede, door flink geboomte omzoomde en ongeveer een kilometer lange Dorpsstraat heeft aan weerszijden gesloten bebouwing die slechts door stegen en gloppen, wordt onderbroken. De meeste bebouwing kent slechts één volledige bouwlaag en vertoont veel variatie, zowel in functie en architectonische uitdossing als in de leeftijd van de gebouwen: van de 17de tot de 20ste eeuw. Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog woonden nog geen 500 mensen op het eiland en in de periode daarvoor is weinig gebouwd. Vanaf de tweede helft van de jaren vijftig zijn ten noorden van het oude dorpslint lange rijen sociale woningen aan onder meer de Nieuwstraat en Middenweg gebouwd en ook daarna breidde het dorp zich nog uit, meest in noordoostelijke richting van het bos tot en met de recente uitbreiding aan het Vorkduin. De hervormde kerk is in 1605 van gele steentjes gebouwd ter vervanging van een oude kapel. In 1647 zijn er dwarspanden toegevoegd, waardoor het een kruiskerk werd. Het interieur bezit bijzonder meubilair. De kerk vormt met kerkhof en aan de andere zijde het diaconiehuis een schilderachtig ensemble. Het diaconiehuis uit 1641 is een lang pand met opvallend hoge kap met een smal uitgemetseld middendeel. Het heeft bijzondere interieuronderdelen. Op de hoek van het kerkplein staat het voormalige raadhuis met een merkwaardig klokkentorentje. De oorsprong is al van 1598, maar het is in 1855 herbouwd. Ertegenover kwam in 1998 het nieuwe raadhuis tot stand. Helemaal aan de andere zijde van het dorp staat vlakbij de haven het in 1877 naar ontwerp van C.H. Peters gebouwde voormalige postkantoor. Middenin de Dorpsstraat vraagt een breed, gepleisterd pand met een onregelmatige indeling de aandacht. Dit Tromphuis is thans museum en heeft in het verleden onder meer als onderkomen van de Admiraliteit van Amsterdam en het Noorderkwartier dienst gedaan.

De aan Sint-Martinus gewijde kerk is in de hoge middeleeuwen dekenaatkerk geworden en daarmee de moederkerk van Westergo. De huidige kerk is het resultaat van een ambitieus nieuwbouwprogramma in de 15de eeuw. Dat begon in het eerste kwart van de 15de eeuw met de bouw van een robuuste toren, waarvan de bovenste twee geledingen in het derde kwart van deze eeuw tot stand zijn gekomen en in de 17de eeuw de bekroning met een zadeldak. De vernieuwing van de kerk begon in 1446 met de westzijde van het schip. Tegen het midden van die eeuw werden aan de noord- en zuidzijde flinke toegangsportalen gebouwd (die aan de noordzijde is in 1909 gesloopt). Het oostelijke deel van het schip en het rijzige koor zijn daarna gebouwd en konden in 1461 worden voltooid. Vijf jaar later is aan de noordzijde een sacristie gebouwd, die vrij zeker in het midden van de 17de eeuw is verlaagd en onder de doorlopende kap van de noordbeuk gebracht. Het resultaat is een ruime pseudobasilicale kerk die bestaat uit een schip met zijbeuken die langs de toren doorlopen. In de zijbeuken staan spitsboogvensters tussen tweemaal versneden steunberen; aan de noordzijde zijn de laatste twee traveeën – de sacristie – voorzien van hoge rechthoekige vensters onder korfbogen. Daar rijst uit het dak een traptoren met spits op. Tussen de kap van het schip en de aankappingen van de zijbeuken is het muurwerk aan de westzijde blind, terwijl de oostelijke traveeën enige verlichting krijgen van ronde vensters. In het koor staan zeer hoge spitsboogvensters tussen zware steunberen die met hogels zijn bekroond. Het interieur is gedekt door stenen gewelven, alleen aan weerszijden van de toren zitten houten tongewelven. Het schip heeft stergewelven tussen gordelbogen die evenals de minder hoge scheibogen rusten op ronde kolommen. De zijbeuken hebben kruisgewelven. Boven de scheibogen zijn de wanden voorzien van nissen met traceringen, een soort schijnlichtbeuk. Waar geen hoge vensters zijn heeft het koor zeer hoog oprijzende nissen waardoor de koorruimte wel heel hemels is geworden. Op een noordelijke koornis is vaag een schildering te zien van de bisschop van Utrecht en de deken van Bolsward, Watse van Heerma (circa 1560). Op een van de schipgewelven zitten decoratieve schilderingen en in de noordbeuk zijn op de gewelven grotendeels goed bewaarde schilderingen van omstreeks 1475 te zien met voorstellingen van de Annunciatie, Geboorte, Besnijdenis, Aanbidding der wijzen, Vlucht naar Egypte, Kindermoord, Presentatie in de tempel, Doop in de Jordaan, Verzoeking in de woestijn en Bruiloft van Kana. De kerk bezit bijzonder rijk meubilair. De koorbanken, waarvan de noordoostelijke afkomstig is uit de Broerekerk, behoren tot het fraaiste gotische snijwerk van Nederland. Ze zijn met baldakijns en vouwwerk in de rugpanelen gesierd en de wangen laten bijbelse taferelen en voorstellingen van heiligen zien, zoals scènes uit het leven van Maria, de kerkpatroon Sint-Martinus, Sint-Joris, Sint-Barbara en Sint-Catharina, maar ook Judith en Holofernes, Salomo’s Oordeel, de Mannaregen en Abrahams offer. De preekstoel is ontworpen door Gerben Wopkesz.; Pieter Jurjensz., Johannes Kinnema en Piter Posthuma voerden hem uit in 1660-’62. De kuip wordt gedragen door twee grote adelaars en een mollige engel. In de panelen tussen de gewrongen, omrankte zuilen zijn verrassende voorstellingen van de vier seizoenen gesneden en in front de Bijbel onder een boog met de tekens van de dierenriem. Het klankbord draagt een drie verdiepingen tellende lantaarn met gewrongen zuiltjes en een bekroning van adelaars en de keizerskroon. De preekstoel wordt gerekend tot de fraaiste van Nederland uit de baroktijd. De gotische doopvont van hardsteen is afkomstig uit de kerk van Kuinre. In de vloer ligt een gevarieerde collectie grafzerken, waarbij twee renaissancezerken van Benedictus Gerbrandtsz. en de fraaiste portretzerk van Friesland, die voor Godschalk van Heerma en diens tweede vrouw Sits van Cammingha, in 1620 vervaardigd door Hans Schuyneman. Het monumentale orgel met rugpositief is in 1781 vervaardigd door Albertus Anthoni Hinsz (tachtig jaar later uitgebreid door firma L. van Dam & Zn.) met een kas van Jan Nooteboom en snijwerk van Hermannus Berkebijl.

De rijzige Petruskerk is aan het einde van de 13de eeuw in rijke romano-gotische stijl totstandgekomen. De in verhouding lage klok kentoren is eveneens in deze periode gebouwd. Het schip is door lisenen in twee traveeën verdeeld en het opgaande muurwerk is in twee zones opgebouwd. De onderste is voorzien van spitsbogige spaarnissen tussen lisenen en colonnetten en in de eerste travee staat aan beide zijden een dichtgemetselde ingang. De bovenzone heeft per travee twee smalle licht spitsbogige vensters, geflankeerd door blindnissen in deze vorm en met metselmozaïek in horizontaal en verticaal keper- en vlechtwerk. De gevels worden – net als de zijgevels van dwarsarmen en koor – bekroond door rondboogfriezen met gepleisterde velden. Het muurwerk van de transeptarmen kreeg een soortgelijke behandeling, maar in de bovenzone van de zijgevels staat steeds alleen een spitsboogvenster. De ingangen van de sluitgevels zijn versierd met (sterk vernieuwde) samengestelde vormen van rondboog-, sleutelgat- en spitsboognissen. De geveltoppen zijn aan de twee zijden voorzien van een fijn schema van klimmende smalle spaarnissen in verschillende formaten en met siermetselwerk; de grote nissen zelfs met traceringen in de koppen. De geveltoppen van de westgevel en die van de oostelijke sluitmuur kregen nissen van groter formaat onder klimmende boogfriezen. Aan alles is te merken dat bij de bouw een eenheid in verscheidenheid is nagestreefd. Alle geveltoppen zijn in 1770 vernieuwd maar het is te zien dat het met respect voor de bestaande is geschied. De gevels van het vrij diepe, rechtgesloten koor hebben een vergelijkbare aanpak, maar hier zijn de koppen van de meeste spaarnissen in de benedenzone voorzien van ronde, rijk geprofileerde vensters met vierpassen. De ten noordoosten van de rijzige kerk losstaande, vrij zware, maar niet hoge toren uit het einde van de 13de eeuw is, getuige de grote ankers aan de zuidzijde, in 1709 gerepareerd. De ongelede zadeldaktoren laat in de zuidgevel twee verdiepingen met rondboogvensters zien en de klokkenzolder is aan elke zijde geopend met twee rondbogige nissen waarin gepaarde galmgaten zijn verwerkt. De geveltoppen zijn versierd met een klimmende groep blindnissen met enig metselmozaïek. De kerk is in de 19de eeuw bepleisterd. Bij de ingrijpende restauratie in 1915 is de pleistermantel weer van de kerk genomen en is ook het interieur deels ontpleisterd. Bij de restauratie in 1937-’39 is ook de toren bevrijd van de pleisterlaag. Het interieur is overdekt met meloenvormige koepelgewelven die in schip en koor acht ronde ribben hebben en die in de dwarsarmen vier. De wanden van het koor en de gewelven zijn beschilderd. In het koor onder meer een engel en op de gewelven rond de rozetten, waar de ribben zijn vergaard en boven de muraalbogen floraal sierwerk uit de 15de eeuw. In enkele aanzetten van gewelfvelden zitten ook nog enige fragmenten van imitatiesiermetselwerk van oudere datum. Bij de restauratie in 1997 werden op het kerkhof in de grond verrassend grote fragmenten gevonden van levensgrote beelden, delen van een Calvariegroep: een torso en het hoofd van de gekruisigde Christus en het hoofd en schouders van de treurende Maria, kennelijk vernield en begraven bij de beeldenstorm. De groep moet dateren uit de late middeleeuwen, is van grote kwaliteit en zelfs in beschadigde staat van ontroerende schoonheid. Het interieur herbergt buitengewoon rijk meubilair. Het meest opvallend is de koorafsluiting die gecombineerd is met drostenbank en kerkvoogdenbank, een ensemble dat in 1709 is ontworpen door Allert Meijer, waarbij voor het snijwerk van de kuifstukken van het hek Jan de Rijk werd ingeschakeld en voor de banken Mencke Mollaan. De overhuifde herenbank tegenover de preekstoel uit 1671 doet hier nauwelijks voor onder. De preekstoel is in 1736 vervaardigd naar ontwerp van Casper Struiwig en van rijk, barok snijwerk voorzien. Het doophek met siervazen zal uit dezelfde tijd zijn maar de lezenaar in rococovormen is van omstreeks 1770. Het nog in vrij oorspronkelijke staat verkerende orgel werd in 1793-’94 door F.C. Schnitger jr. en H.H. Freytag gebouwd.

Opeinde is een streekdorp dat in de Middeleeuwen op een zandrug is ontstaan. De bebouwing richtte zich vooral op de Lijkweg, thans de Kommisjewei. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788: ‘Opeinde, tot onderscheiding van andere gelyknaamige dorpen, by ’t Landvolk Smallinger-Pein genoemd, heeft eene kerk met een stompen toren, buiten welke echter de klokken hangen. Aan den Lykweg naar het Westen, vindt men hier eene lange streek huizen, met zeer vermaakelyke gezigten door het geboomte, zo langs den weg als op de hornlegers der huizen.’ Het dorpsgebied was uitgestrekt, in het noorden op de afgeveende gebieden waar De Tike, Rottevalle, de Drachtstercompagnie en Houtigehage zijn ontstaan. In het zuidoosten lag de buurt De Kletten – thans het noordelijk gedeelte van het Drachtster bedrijventerrein De Haven – dat met de Burmaniasloot en de Kletstervaart in verbinding stond met de Smalle Eesterzanding. Belangrijker was de vaart van de Leijen naar het zuiden, naar de Zanding. Daarover schrijft in het midden van de 19de eeuw Van der Aa in zijn Aardrijkskundig Woordenboek: ‘Oudtijds liep er eene vaart, dwars door het dorp, van het water de Leijen zuidwaarts tot in de Smalle-Ee’ster-zanding. Deze vaart, die thans vervallen is, werd het Juffers-gat genaamd. … Tegenwoordig bestaat er eene vaart, voor eenige jaren gegraven, uit het midden van het dorp naar de Leijen.’ De vaart is in 1883 tot het Opeinder Kanaal verbreed. Daarna trad op de kruising van weg en vaart concentratie van bebouwing op. In het oosten stond de kerk ten noorden van de Lijkweg, de huidige Kommisjewei. De kerk is in 1908 vervangen door de huidige ten zuiden van de weg, een kerkloos kerkhof met een klokkenstoel met schilddak achterlatend. De nieuwe kruiskerk met toren is ontworpen door Wolter te Riele. Tegenover de kerk staat een van de fraaiste boerderijen met vrijstaande villa in de Amsterdamse Schoolstijl van Friesland (1928). Na de oorlog is het dorp, voornamelijk door woningbouw, tussen de Kommisjewei en de zuidelijker Hegewei sterk uitgebreid.

De Mariakerk staat op een opvallend hoge terprest. Het koor, dat een halfronde sluiting bezat, is omstreeks 1200 van kloostermoppen gebouwd. Het romano-gotische schip is in de 13de eeuw totstandgekomen. Toen zijn er twee koepelgewelven aangebracht, waarbij het oostelijke gewelf ook een deel van het koor dekte. Het koor werd van het schip gescheiden door een triomfboog. In het midden van de 16de eeuw is de kerk verhoogd, zijn de gewelven in het schip gesloopt en is de huidige kap aangebracht. Toen is aan de westzijde een toren opgetrokken die in 1845 deels en in 1898 geheel is gesloopt waarna de huidige houten geveltoren met ingesnoerde spits is aangebracht. De koorapsis is in 1816 vervangen door een rechte koorsluiting van deels oud bouwmateriaal. Het koorgewelf is toen weggebroken, maar de triomfboog is gerespecteerd, waarbij de aanzetten van de gewelven zichtbaar bleven. In beide zijmuren van het koor zijn de geringe sprong naar het schip en het kwartronde profiel voor de verhoging te zien. Aan de noordzijde staat een hoog rondboogvenster en daarnaast een spoor van een klein romano-gotisch venster. In de zuidmuur van het koor staan twee spitsboogvensters. Het schip heeft aan de zuidzijde ook twee dergelijke vensters. Bovendien staat aan de westzijde een dichtgemetselde ingang onder een kloeke rondboog. In de noordmuur van het schip zit een dichtgemetseld spitsboogvenster. Aan de westzijde staat de huidige ingang, omvat door pilasters en bekroond door een klokgeveltop uit 1751 die afkomstig is van de gesloopte pastorie van Hiaure. Het intieme interieur wordt gedekt door een vlak balkenplafond. De licht spitsbogige triomfboog bevat fraaie ornamentele schilderingen en in de ondiepe koorruimte zijn resten van muurschilderingen te zien. Tegen de zuidwand zou de Wonderbare Visvangst verbeeld kunnen zijn en is een bos te zien, aan de noordzijde een groep heiligen, waarvan één met kruisstaf. De eenvoudige preekstoel dateert waarschijnlijk van 1816. In de vloer ligt een grote renaissancezerk voor Frans van Aylva, overleden in 1563, gehouwen door Benedictus Gerbrandtsz. De kerk is eigendom van de Stichting Alde Fryske Tsjerken.

De kruiskerk met flinke westtoren oogt niet oud. De ware gedaante van de kerk gaat schuil achter een in de 19de eeuw aangebrachte uitwendige pleisterlaag die bij de dwarsbeuken van enig vroeg neogotisch ornament is voorzien, waardoor de kerk uit het midden van die eeuw lijkt te stammen. Maar het muurwerk van het westelijke gedeelte van het schip bestaat uit tufsteen en de oorspronkelijke zaalkerk zal al in de 12de eeuw zijn gebouwd. Achter het orgel zien we de tufstenen muur met muraalboog. De torenbouw is vroeg in de 13de eeuw begonnen. Dit zien we aan de tufstenen gedeelten aan de binnenzijde. In de gotische tijd, in de 14de of 15de eeuw is aan het schip een vrij diep koor met een driezijdige sluiting gebouwd en in de 15de of vroege 16de eeuw zijn de dwarspanden toegevoegd en de kappen op gelijke hoogte gebracht. Het huidige uiterlijk kreeg de kerk omstreeks 1840 toen niet alleen de bepleistering is aangebracht, maar ook grote vensters in de muren zijn gebroken. De toren is verschillende keren verbouwd en verhoogd en kreeg in de 17de eeuw de huidige vorm met opmerkelijk hoge naaldspits. Even opmerkelijk zijn de zware steunberen aan de westzijde. Inwendig wordt de kerkruimte gedekt door een met platen betimmerd, vlak balkenplafond. De preekstoel met dubbel klankbord is in de 17de eeuw vervaardigd en heeft op de kuiphoeken getordeerde zuilen en op de panelen verschillende familiewapens, onder andere die van Meininga, Siccama en Buningh. Het doophek met balusterhekken is uit dezelfde tijd. Tegenover de preekstoel staat de overhuifde familiebank Clant uit de late 17de eeuw. Hiernaast staat een herenbank van een onbekende familie. De kerkbanken met gedraaide knoppen kunnen nog uit de 17de eeuw dateren. Van de Clant-familie hangen twee rouwkassen in het noordelijke dwarspand. Het koor is als consistoriekamer van de kerk afgescheiden en bevat 17de-eeuws schotwerk. Erboven is een tribune aangebracht. Het orgel is in 1793 gebouwd door Heinrich Herman Freytag en Frans Caspar Schnitger.

Oppenhuizen is net als Uitwellingerga van oorsprong een vaartdorp aan It Ges in het lage land ten zuidoosten van Sneek. Het is omstreeks het jaar 1000 ontstaan. Op de kaart van Schotanus uit 1716 staat de losse bebouwing vooral langs de westelijke oever van It Ges; in het midden, bij een bocht staat de kerk. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788: ‘het eerste Dorp in rang onder de Buitendykster Dorpen … ligt aan eene Oude vaart, die uit de Houkevaart naar Uitwellingerga loopt: ter weerszyden van deeze vaart heeft men de meeste huizen en plaatsen, die onder dit Dorp behooren; terwyl zich de landeryen Noordwaards uitstrekken tot aan de gerechtigheid van Sneek; Westwaards, alwaar de vaart naar Langweer doorvloeit, en ook de Witte en Zwarte Brekken gelegen zyn, tot aan het Kruiswater of de Jouwerster vaart, en Zuidwaards tot aan de landen van Uitwellingerga. … Weleer had men hier twee Staten of Stinzen, met naame Sjaarda Stins, en dat van zekeren Pier Foppes.’ De Sjaarda of Sjaardema stins heeft nabij de kerk aan de overzijde van It Ges gestaan. De huidige kerk is in 1695 gebouwd in opdracht van grietman D.G. van Burmania. Het is een zaalkerk met een driezijdige sluiting die in 1834 is hersteld en waarbij in 1817 een toren in drie geledingen met een ingesnoerde spits is opgetrokken. Op de kaart in de Eekhoff-atlas uit 1851 is het dorp nauwelijks veranderd, al ligt er ten westen van de bebouwing een kronkelig pad. Over land raakte het dorp pas echt ontsloten toen in 1866/’68 ten westen van en ongeveer parallel aan de vaart, de weg Sneek – Oppenhuizen – Uitwellingerga werd aangelegd. Er ontwikkelde zich aan weerszijden van deze weg bebouwing van voornamelijk vrijstaande woningen. Aan de oriëntatie van de aan It Ges staande agrarische bebouwing is te zien dat het dorp vroeger op deze vaart was gericht. Ten westen van de de Tsjerkebuorren is na de Tweede Wereldoorlog flink wat woningbouw tot stand gekomen, waarvan veel volkshuisvesting.

De kerk staat midden in het vrij gave terpdorp waarvan de radiale structuur doorkliefd wordt door de doorgaande weg. Tot in 1972 leek de kerk met grote spitsboogvensters een laatgotisch bouwwerk uit de 15de eeuw. In dit jaar kwam onder de in 1858 aangebrachte pleisterlaag een in de tijd genuanceerder verhaal tevoorschijn. De westelijke traveeën van het schip bleken uit tufsteen te bestaan. De meest westelijke travee schijnt pas in de 15de eeuw in tufsteen te zijn toegevoegd, maar de andere twee tufstenen traveeën zijn 12de-eeuws. De westelijke helft van de kerk is grijs van het tufsteen, het oostelijke gedeelte levendig rood van de gemêleerde baksteen. Het westelijke gedeelte wordt aan beide zijden geschraagd door eenmaal versneden steunberen die van tufsteen zijn, maar stellig ver na de 12de eeuw zijn toegevoegd. Vooral in de noordmuur zijn in het tufgedeelte flinke fragmenten van een rondboogfries bewaard gebleven, maar ook aan de zuidzijde zien we wat kleine sporen van deze romaanse muurversieringen. Vlakbij de bouwnaad naar de bakstenen uitbreiding zijn de randen van de spaarvelden te zien. In de noordmuur zit een spoor van een rondboogvenster en in de benedenzone een dichtgezette kleine opening. Hier zitten twee ingangen. In de westelijke travee van de zuidmuur staat een dichtgemetselde gotische ingang met een spitse boogtrommel waarin een beeldnis heeft gezeten. Kort voor 1543 is de kerk in baksteen naar het oosten verlengd en van een driezijdige koorsluiting voorzien. De koorsluiting heeft tweemaal versneden steunberen en drie grote vensters, waarvan die in de sluiting is dichtgemetseld. De westelijke gevel en forse geveltoren met ingesnoerde spits kwamen in 1877 naar ontwerp van P. Helder tot stand. De kerkruimte heeft onder een houten tongewelf en tussen gepleisterde en van pilasters voorziene wanden (1858) een eenvoudige inrichting met een wit geschilderd liturgisch centrum: binnen een doophek met balusters en een gietijzeren doopboog staat de preekstoel uit omstreeks 1660 die voorzien is van een klankbord. Het orgel is in 1877 gebouwd door Willem Hardorff.

De oorspronkelijke kerk is waarschijnlijk al in de 11de eeuw van tufsteen totstandgekomen. Van deze vroeg-romaanse kerk is door verbouwingen weinig overgebleven, maar bij de restauratie van 1997-’99 zijn wel wat sporen aangetroffen. De kerk is in de 13de eeuw in baksteen verlengd. Bij een ingrijpende verbouwing aan het begin van de 16de eeuw zijn delen van het tufstenen muurwerk in baksteen vernieuwd. De oude vensters en ingangen zijn vervangen door gotische vensters en de thans nog bestaande ingang in de zuidmuur. De bewogen bouwgeschiedenis is bij de zuidmuur in 1846 aan het zicht onttrokken door een pleisterlaag. Toen het romano-gotische koor in 1854 voor de aanleg van de weg langs het Boterdiep moest wijken, zijn ook de driezijdige sluiting en de noordmuur van een geblokte pleisterlaag voorzien. De vensters kregen met lijstwerk en kuifstukjes een kenmerkende 19de-eeuwse uitdrukking. De toren toont de middeleeuwse oorsprong in volle glorie. De grotendeels uit tufsteen opgebouwde toren is na een fors, ongeleed basement versierd met drie registers van ondiepe rondboognissen met een opvallende perspectivisch werkende verjonging. De onderste reeks bestaat uit vier vrij grote nissen aan weerszijden van een klein rondboogvenster, vervolgens bestaat de middelste uit een fijnere reeks van zeven nissen en de hoogste is een arcade geworden van negen, opnieuw kleinere nisjes. Deze nissenreeksen zijn ook te zien in Bedum, Doezum en Vries. Daarboven is de toren – naar aangenomen wordt in 1638 – in baksteen verhoogd en van licht spitsbogige galmgaten voorzien. De bekroning is met een tentdak. Inwendig is in de voorkerk nog een gesneden portaal naar de toren uit 1643 bewaard gebleven. Onder het gestucte, gedrukte tongewelf valt het ruime in 1854 ingerichte liturgisch centrum op. De preekstoel, delen van het doophek, twee eenvoudige herenbanken en de avondmaaltafel stammen uit de verbouwingsperiode in het midden van de 17de eeuw; het zuidportaal geeft daarvoor het jaar 1651 aan. Het orgel is in 1817 gebouwd door N.A. Lohman en is tweemaal uitgebreid. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Oranjewoud is een jong dorp van enkele streken en straten met woningen en verder in bossen gelegen buitenhuizen. Oorspronkelijk is het een buurschap bij het verdwenen dorp Brongerga. De Tegenwoordige Staat van Friesland heeft in 1788 te melden dat dit een oud dorpje bij het Oranjewoud is, dat het vermakelijk is gelegen en aanvankelijk wel klein was, maar dat er door de opkomst van de verveningen in zijn dorpsgebied een nieuwe buurt ontstond, Nieuw Brongerga of de Knipe. Bij Oudeschoot wordt gemeld: ‘Hier is overvloed van geboomte en een vruchtbaare Zandgrond. Ten Noordoosten van Oudeschoot, in de buurt Schooterwoud, ligt de vermaaklyke lustplaats van Z.D.Hoogheid, den Heere Prinse Erfstadhouder, het Oranjewoud genaamd. … Ten Zuiden van ’t zelve vindt men een’ grooten uitgestrekten Tuin, voorzien met allerley Vruchtboomen, Planten en Bloemen. Ten Noorden, achter de huizing, is eene Oranjery, … terwyl men ten Oosten een vermaaklyk Sterrebosch en Doolhof ziet. Daarenboven is deeze Heerlykheid omringd met verscheiden Boschen, waar in veel Wild en zingend Gevogelte wordt gevonden; gelyk ook met sierlyk beplante cingels, aangenaame wandel- en rydwegen, benevens bekoorlyke Weid- en Korenlanden.’ Albertine Agnes had het buiten gekocht, haar opvolgster Henriëtte Amalia liet er in de jaren rond 1700 een paleis bouwen dat aan het begin van de 19de eeuw al weer op afbraak werd verkocht. De parken en bossen bleven. Het gebied werd in flinke kavels verkocht waarop buitens en uitspanningen verrezen. Het neoclassicistische huis Oranjewoud met zijn opmerkelijke frontale portico met kolommen is wel het opvallendst, maar ook Oranjestein in mengstijl en het fraai gelegen Klein Jachtlust zijn fraai geblankette elementen in het groen. Hiernaast zijn in Oranjewoud ook woonstraten ontwikkeld, de al wat oudere Krukmanslaan met vrijstaande woningen in allerlei stijl, de Koningin Julianaweg met vrij veel naoorlogse bungalows en de Prins Bernhardlaan met onder meer enkele monumentale boerderijen. Bij het verdwenen Brongerga staat een klokkenstoel op het kerkhofje en rijst een betonnen belvedère (1924) boven de bomen uit.

Op de terp van Britsum is de kerk, die waarschijnlijk aan Johannes was gewijd, vanaf het einde van de 12de eeuw totstandgekomen. Het exterieur verstopt een fascinerende middeleeuwse structuur en interieur. De oude kerk is in 1875 ommetseld, mogelijk naar ontwerp van E. Kuikstra. Het schip en de meerzijdige – inwendig ronde – koorsluiting is daarbij uiterst eenvoudig aangepakt maar het front met ingebouwde westtoren is opgesierd. De westelijke partij met toren is waarschijnlijk in 1896 aangepakt; er werd toen een aanzienlijk bedrag voor uitgetrokken. De toren met ingesnoerde spits is decoratief gestukadoord. Er hangen twee klokken in: die in 1507 door Johannes is gegoten, draagt reliëfs van Maria en Bartholomeus; de andere van Jurriën Balthasar uit 1664 draagt wapens van de schenkers. In de toren bevindt zich een 17de-eeuws torenuurwerk. Deze westelijke partij is achter de jonge bekleding het oudst. Het is een zogeheten gereduceerd westwerk dat tussen 1180 en 1200 is gebouwd. Zo’n gereduceerd westwerk bestaat uit een toren met aan weerszijden zowel op de begane grond als op de verdieping vierkante overwelfde ruimten die door middel van bogen met de torenruimte en met het schip in open verbinding staan. Het is een vereenvoudigde versie van robuuste, ingewikkelde westwerken die bij grote kerken in de Maasstreek en Westfalen zijn te vinden. Achter het westwerk van de Johanneskerk is tussen 1240 en 1260 een romano-gotisch schip met rondgesloten koor gebouwd. Het interieur is in vier vakken met gevarieerde, tufstenen koepelgewelven gedekt. De muurbogen en de met gearceerd schilderwerk versierde gordelbogen tussen de gewelfvakken zijn licht spitsbogig en steunen op pilasters. De westelijke gewelftravee – met orgelgalerij – heeft een verdeling in zessen, waarbij de ribben elkaar kruisen. De volgende travee heeft ook een verdeling in zessen, maar hier komen de ribben bijeen in de vorm van een zespuntige ster. Het derde vak is in vieren gedeeld met een vergaring van de ribben aan een ringvorm. Het gewelf van het koor bestaat uit zes schelpen waarbij de licht verdraaide ribben in een afhangende knoop bijeenkomen. De gewelfribben lopen als colonnetten door langs de muurpilasters; in het koor steunen ze halverwege op consoles. De ribben zijn evenals de gordelbogen met schilderwerk g edecoreerd in gevarieerde patronen en kleuren, waarbij de rode okers domineren. Er zijn ruitformaties, kepers, zaagtandvormen, enkele en dubbele spiralen en banden te zien. Bij de recente restauratie (1993-’94) is een opmerkelijk programma van muurschilderingen uit de periode omstreeks 1270 onder de kalklagen aangetroffen en in 1997 aan het licht gebracht. Een Maria met Kind in een mandorla werd aangetroffen op het gewelf van het schip. De wanden en gedeelten van het gewelf van de koorsluiting laten een uitvoerige serie passietaferelen zien: het Laatste Avondmaal, de Gevangenneming, Ver oor deling, Geseling, Kruisdraging en Kruisiging. Van uit de boogzwikken kijken oudtestamentische persoonlijkheden op de lijdensgeschiedenis neer. Waarschijnlijk zijn het Abraham, Isaak, Jakob, Mozes, Aäron, David, Salomo, Jonathan, Absalom en Saul. Bij een nis die mogelijk de functie van sacramentnis heeft gehad, is een reliëf van roze zandsteen met een ram met vier horens in de muur verwerkt. Ooit in Britsum gevonden, is het er na museale omzwervingen teruggekeerd. Het meubilair dateert uit de 17de eeuw. De eikenhouten vierzijdige preekstoel met gekorniste panelen tussen gecanneleerde hoekzuiltjes en het doophek dateren uit 1667. De doopbekkenstandaard is mogelijk 19deeeuws. De overhuifde herenbank van vermoedelijk de familie Burmania (midden 17de eeuw) heeft gewrongen, omrankte zuilen en een voorbank met balusterhek. De eveneens overhuifde bank met gecanneleerde zuilen en een gesneden kuifstuk, waarin het alliantiewapen Van Wyckel – Van Lyclama is opgenomen, kwam aan het einde van de 17de eeuw tot stand. De tekstborden met gouden biezen dateren uit 1725 en zijn in 1862 veranderd. In de vloer ligt een aantal interessante zerken: een priesterzerk voor Aggo Herama uit 1535 die mogelijk door Benedictus Gerbrandtz. is gehouwen, een zerk voor de in 1577 overleden Edzart van Douwema en enkele zerken voor de families Burmania, Schotanus en Douma. Het orgel is in 1861 gebouwd door Willem Hardorff uit Leeuwarden. De kerk is eigendom van de Stichting Alde Fryske Tsjerken.

Zuurdijk komt in 1287 in de kronieken voor als ‘Sutherdike in de Marne’. Deze Zuiderdijk van het Marnegebied begaf het bij een stormvloed en dat eiste veel slachtoffers. Het huidige kerkje moet toen al hebben bestaan en heeft de ramp door zijn hoge positie op een wierde doorstaan. Aan de buitenkant is de middeleeuwse oorsprong door de bepleistering in 1879 niet te zien. De diepe dagkanten van de in 1849 aangebrachte grote, spitsbogige vensters laten zien dat het muurwerk dik is en uit de middeleeuwen moet stammen. De oorspronkelijke structuur is binnen wel van het muurwerk af te lezen. De kerk bestond uit drie, in steen overwelfde traveeën waarbij elke travee van beide zijden verlicht werd door een hooggeplaatst smal venster in een licht spitsbogige vorm. Inwendig zijn in de noordwand twee en in de oostwand nog drie van deze vensters te zien. De vorm van de gewelven kan afgelezen worden aan van vijf van de zes muraalbogen in de wanden. In de westelijke travee hebben aan zuid- en noordzijde ingangen gezeten. Hieruit kan afgeleid worden dat de kerk in de eerste helft van de 13de eeuw tot stand is gekomen, vóór de genoemde stormvloed. In 1798 is de westmuur van de kerk afgebroken, de kerk aan deze zijde iets ingekort en kwam er aan die zijde de toren met zadeldak. Het zadeldak is in 1831 vervangen door één met piramidevorm en in 1908 zijn de west- en zuidmuur, de zichtzijden, beklampt met een harde machinale steen. Het interieur wordt gedekt door een vlak balkenplafond. In de wanden aan de koorzijde zijn nissen voor liturgisch gebruik gevonden. De in 1849 vervaardigde preekstoel is tegen de oostelijke sluitmuur tussen twee vensters geplaatst. Het meubel heeft gegroefde hoekpenanten aan de kuip en een klankbord. De banken voor de kerkdienaars aan weerszijden van de preekstoel zijn geschenken uit 1838, toen ook de avondmaaltafel is geschonken. Het orgel is een fabrieksinstrument van 1922 uit Osnabrück. De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.

Oud Beets bestaat als dorp eigenlijk niet meer. De boerenstreek is in 1958 in twee helften geknipt door de aanleg van Rijksweg 43 en is als dorp uit de gemeentelijke administratie geschrapt. Het oude streekdorp was aan het begin van de 17de eeuw nog een belangrijk dorp. Pier Winsemius schreef in 1622: ‘Van desen allen de dorpen van Opsterland is het voornaemste Beetz ghelegen int Westen, naest aen Utingeradeel, is een groot Dorp.’ … ‘Dit Dorp gaet in vruchtbaerheyt ende goedicheyt van weyden alle d’ andere te boven, waerom oock d’Inwoonders van ’t Vee ende Bouw haer alleen geneeren, hebben gantsch geen Veenen. Dit Dorp heeft in alle by-een-comsten van ghemeene saken altijdt de voorstemme, wort ghehouden voor een seer oudt Dorp.’ Er stond in de Middeleeuwen al een Sint- Geertruidakerk. Zij had een hoge toren met spits maar nadat die eind 16de eeuw was ingestort is de toren aanzienlijk verlaagd. Nadat ten oosten het deftige streekdorp Beetsterzwaag tot ontwikkeling kwam, nam de betekenis van Oud Beets af. In 1788 stelt de Tegenwoordige Staat van Friesland: ‘Dit Dorp, in ouden tyden veel grooter … geweest zynde, is thans van een’ middelmaatigen omtrek, en bestaat uit eene verzameling van verstrooide huizen en plaatsen, gelegen in ’t geboomte, aan den rydweg, die van Beetsterzwaag door dit Dorp en voorts naar ’t Westen loopt … Dit Dorp is ’t vruchtbaarste der geheele Grieteny, en zonder Veenlanden, waarom de Inwooners zich byna alleen met den Landbouw en de Veefokkery ophouden.’ In 1889 was er op initiatief van adellijke families, naar ontwerp van architect Luitje de Goed, een pracht van een neorenaissance kerk gebouwd. Na blikseminslag in 1967 en tientallen jaren gebruik als beeldhouwatelier, is de kerk in 1984 gesloopt. Er resteren nog fundamenten, zerken en grafmonumenten van aanzienlijke families. In 1988 werd er een klokkenstoel op het kerkhof opgericht. Na de oorlog was het al geen zelfstandig dorp meer en het grootste deel van het dorpsgebied wordt bij de jonge nederzetting van Nij Beets gerekend.

De kerk op de sterk afgegraven terp was oorspronkelijk gewijd aan Sint-Nicolaas, maar wordt nu Sint-Joriskerk genoemd. De zaalkerk met rondgesloten koor is in het midden van de 12de eeuw gebouwd van geel gemêleerde kloostermoppen. De toren verving in 1883 een middeleeuwse toren met zadeldak. Hij heeft drie geledingen en spaarvelden die zijn afgesloten door rondboogfriezen van gele steen. Boven een spitsbogig westelijk venster staan sierlijke galmgaten met traceringen en de torenromp wordt bekroond door een kroonlijst met consoles en een ingesnoerde spits. In de noordmuur staan drie rondboogvensters uit de 18de eeuw en naast het westelijke venster zit een spoor van een dichtgemetselde ingang. De zuidmuur is geopend met drie spitsboogvensters van verschillende breedte die waarschijnlijk uit de 17de eeuw dateren. Nabij het koor is een kleine, dichtgemetselde ingang te zien. Aan de westzijde zit het spoor van een eveneens dichtgemetselde grotere ingang. Vlak achter de westgevel staat de huidige ingang, een door pilasters geflankeerde, door neggen en een sluitsteen omvatte en met een in zandsteen gehouwen kuifstuk bekroonde poort. Het opschrift vermeldt een vernieuwing van de kerk in 1753 onder verantwoordelijkheid van de grietman van Baarderadeel, jonker Ernst Frans van Aylva. Diens wapen, gehouden door steigerende eenhoorns, siert de steen. Het sterk naar het oosten overhellende muurwerk van het koor bevat een dichtgemetseld ovaal venster en heeft onder de dakvoet fragmenten van verschillende profiellijsten. De kerkzaal wordt inwendig gedekt door een 15de-eeuws houten tongewelf en zware trekbalken op muurstijlen. De barokke preekstoel met fors klankbord heeft getordeerde zuiltjes op de hoeken van de kuip. In de kerkvloer ligt een mooie collectie grafzerken, waaronder een renaissancezerk door Pieter Claesz. voor Sijds van Aggema en Ath Oenema die resp. in 1588 en 1573 overleden en zerken voor de predikant Bernardus Schotanus (door Jelle Claesz. de jongere) en hoogleraar Christiaan Schotanus uit de 17de eeuw. Het orgel is in 1868 gebouwd door L. van Dam & Zn. in Leeuwarden. De kerk is eigendom van de Stichting Alde Fryske Tsjerken.

De kerk van Accum wordt al in 840 in een kerkkroniek genoemd. Op de tamelijk hoge wurt zal dat een houten bouwwerk zijn geweest. In de 13de eeuw kwam de eerste stenen kerk tot stand, maar die heeft zoveel te lijden gehad van stormvloeden – het laatst tijdens de kerstvloed in 1717 – dat het gebouw niet meer veilig kon worden gebruikt en in 1719 door de huidige kerk moest worden vervangen. De financiering werd geregeld door de Heer van Knyphausen, graaf Anton II von Adelberg. De graaf legde zelf de eerste steen, getuige een gedenksteen rechts van het kuifstuk boven de oorspronkelijke ingang. De geschiedenis van de kerk is lang verbonden geweest met het geslacht von Inn- und Knyphausen. De zaalkerk telt vijf traveeën, waarvan aan beide langszijden de middelste drie licht vooruitspringen. De vensters zijn aan de bovenzijde licht getoogd. In tegenstelling tot de eenvoud van het kerkschip rijst de geblokt gestukadoorde toren, die even uit de oostgevel springt, elegant op. Daarin zit de barokke deur met een fors kuifstuk. De toren wordt bekroond door een balustrade, een achtzijdige open lantaarn en een uivormig dak. Ten zuidoosten van de kerk staat de lage klokkentoren met een zware klok uit het einde van de 12de eeuw en een lichtere die in 1417 in Bremen is gegoten. Binnen is aan de ingetogen sfeer te merken dat het om een gereformeerde kerk gaat, opmerkelijk in het verder lutherse gebied. Toch zijn er enkele interieurstukken die aan de eenvoud ontsnappen. De niet opvallende preekstoel in zacht paarse kleur met gouden biezen heeft enige decoraties op de panelen en lijsten. Wel valt het orgel op. Het is in 1705 gebouwd door de beroemde orgelbouwer Arp Schnitger. Het instrument is vervangen, maar de sierlijke orgelkas is gerespecteerd. In de koorruimte valt het praalgraf op van Tido von Knyphausen en zijn gemalin Eva von Renneberg, overleden respectievelijk 1565 en 1579. Het echtpaar is in vol reliëf op de tombe verbeeld.

Akmarijp is een vaartdorp en een van de dorpen in de Lege Wâlden, de lage waterstreek ten zuidoosten van het Sneekermeer met zijn poelen. Het dorp is ontstaan in de 12de eeuw en de woningen en vooral boerderijen waren uitsluitend over het water te bereiken. Pas in de tweede helft van de 19de eeuw kwam daar een weg. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788 vooral over Agge Donia die vanuit zijn stins in Akmarijp omstreeks 1460 de wijde omgeving in zijn greep hield en hele dorpen brandschatte. Wel staat er genoteerd: ‘Akmaryp, gelegen in de Zuidwestelyksten hoek der Grieteny, was voor deezen vry aanzienlyk, doch nu van een’ kleinen omtrek.’ En: ‘Men ziet hier nog overig een oud Kerkhof van de Pastory van St.Jansga.’ Het oude kerkhof staat ook ingetekend op zowel de grietenijkaart in de atlas van Schotanus (1718) als die in de atlas van Eekhoff (1849), op de laatste net ten noorden van de boerenzathen Molla en Unia. Het huidige kerkhof ligt noordelijker. Op de Schotanuskaart staat daar nog een kerk ingetekend. In januari 1844 werd de afbraak van de ‘dorpstoren’ aanbesteed en er moesten gelijk een klokhuis en in het buurdorp Terkaple een nieuwe school met onderwijzerswoning worden gebouwd. Een kleine veertig jaar later (1881) werd het bouwen van een nieuwe school met onderwijzerswoning in Akmarijp aanbesteed. Het met dichte boomzoom omkaderde kerkhof heeft een ijzeren toegangshek uit omstreeks 1880 met doodssymbolen. De klokkenstoel met helmdak is wit geschilderd en draagt een luidklok, in 1545 door Johan ter Steghe gegoten. Nabij de brug over de Agge Douwes- of Langesloot vormen groepjes huizen aan weerszijden van de weg een buurtje. Verder naar het zuiden staan de boerderijen, fraai uitgelijnd en vrijwel uitsluitend aan de westzijde. Aan die zijde kronkelt de vaart achter de bebouwing. De meeste boerderijen zijn forse en vaak monumentale, eind 19de-eeuwse stelpen. Meteen naast het kerkhof staat een koprompboerderij met melkkelder uit het midden van de 19de eeuw.

Oude Leije is een streeknederzetting die in de late Middeleeuwen al is ontstaan maar pas na de oorlog de status van dorp heeft gekregen. Delen van de buurschap hebben lang bij drie grietenijen gehoord: het westelijke gedeelte bij Vrouwenparochie in Het Bildt, het noordoostelijke gedeelte bij Hallum in Ferwerderadiel en het zuidoostelijke gedeelte bij Finkum in Leeuwarderadeel. Door grenscorrecties en statusverhoging is het thans als geheel een dorp in Leeuwarderadeel. De nederzetting is ontstaan in het vroeg ingepolderde Nieuwland bij een zijl, een sluis, in de Stienzer Hegedyk, het gedeelte dat nu de Leijster Hegedyk heet. Eerst kwam bebouwing langs de vaart die zowel de verbinding vormde met de Finkumervaart als de Hijumervaart. Later, toen Het Bildt was ingepolderd, kwam haaks daarop lintbebouwing aan de dijk. In het midden van de 19de eeuw, toen er liefst 450 inwoners waren, was in het Aardrijkskundig Woordenboek van Van der Aa over ‘Leije’ onder meer te lezen: ‘Er lag vroeger eene buitensluis, langs welke Leeuwarderadeel en Ferwerderadeel hunne uitwatering in de Middelzee hadden; doch sedert het Bildt is ontstaan, was de Leije eene binnensluis geworden, welker zijlroede thans eene binnenvaart is, die zoowel met de binnenwaters van Oostergoo als met die van Westergoo gemeenschap heeft. Die sluis is reeds voorlang weggeruimd. Het is thans eene groote buurt, meest uit arbeiderswoningen bestaande, ter wederzijden van den ouden dijk en de vaart naar Oude-Bildtzijl. Te midden daarvan staat het nieuwe en groote schoolgebouw van het dorp Finkum, waartoe dit gedeelte, ter zuidzijde der vaart, behoort.’ Oude Leije heeft geen kerk bezeten en er zijn evenmin andere elementen die het vrij bescheiden dorpssilhouet verrijken. Aan de Leijster Hegedyk staat een woonhuis met jaartalankers die vertellen dat het in 1765 is gebouwd. Aan Oan ’e Slink staan twee oude monumentale boerderijen, nummer 1 dateert van 1769 en nummer 6 uit 1804. Het in het zuiden staande haltegebouw van de lokaalspoorweg hoort officieel ook bij Oude Leije, maar wordt hier bij Vrouwenparochie besproken.

De kerktoren is aanzienlijk ouder dan het kerkgebouw. De bakstenen toren van twee geledingen is omstreeks 1200 verrezen. Hij is in de 16de eeuw verhoogd. Na een eerste herstel in 1790 is hij in 1886 deels ommetseld. Aan de oostzijde zitten de sporen van de rondgesloten dubbele galmgaten van voor de verhoging. Na een brand in 1956 kreeg de toren het huidige tentdak. De laatgotische grote zaalkerk met vijfzijdig gesloten koor kwam aan het einde van de 15de eeuw tot stand. De votiefsteen ten westen van de huidige ingang geeft bij de naam Maria het jaartal 1491 te lezen; misschien de bouwdatum. De kerk is in 1594 door brand getroffen en in 1611-’13 hersteld. Zij heeft vooral aan de zuidzijde en bij het koor de kenmerken van de late gotiek. De muren vertonen een metrum van steunberen en hoge, brede spitsboogvensters. Aan de westzijde staat een geprofileerde, segmentvormig gesloten toegang. In de noordmuur zijn de vensters op één na dichtgemetseld; boven de huidige ingang staat een ingekort venster. Bij herstelwerkzaamheden in het midden van de 19de eeuw is het schip bepleisterd, wat bij de restauratie van 1949-’50 weer ongedaan is gemaakt. Het interieur wordt gedekt door een vlak balkenplafond. De kerk bezit een laatgotische doopvont met opmerkelijke verbeeldingen in reliëf: de apostelen Petrus en Paulus, het Lam Gods met kruisvaan en een pelikaan (symbool voor Christus). Op de voet zien we personificaties van de levensfasen. De kerk bezit bijzonder rijk meubilair. De preekstoel met doophek is in 1769 door Egbert Hoef vervaardigd in ingetogen rococostijl. De vijf tegen de noordwand geplaatste herenbanken, waarvan twee overhuifd, stammen merendeels uit de 17de eeuw. In de kerkvloer ligt een keur aan gebeeldhouwde zerken en aan de wanden hangen ruitvormige rouwborden en grote rouwkassen, allemaal sporen van adellijke en patricische families die in Buitenpost hun domicilie hadden. Ze geven het kerkinterieur een deftig karakter. Het orgel met een klein rugpositief is in 1877 door L. van Dam & Zn. vervaardigd.

De kerk van Apen, gewijd aan Sint-Nicolaas, staat op een verhoogd kerkhof. Het is een vrij grote bakstenen zaalkerk die in 1339 voor het eerst in de bronnen voorkomt, maar stellig een eeuw ouder is. Dat is onder meer te zien aan de gewelven binnen en de uitwendige sier van friezen in de muren. De muren zijn geopend met spitsboogvensters van laatgotisch model. Boven deze vrij complete keperfriezen in de noord- en zuidgevel zitten nog twee zaagtandlijsten in het metselwerk onder de gootlijst. De friezen lopen niet door over het iets smallere en hogere, rechtgesloten koor. In de zijgevels van dit koor zijn lage spitsboogvensters ingebroken. In de sluitgevel is zo’n venster tot een nis gesloten en deze staat tussen dichtgezette rondboogvensters. De geveltop laat klimmende, gepleisterde nissen zien. De voorkerk aan de westzijde is met zeer onregelmatig geplaatste vensteropeningen van verschillend formaat geopend. Er zijn allerlei aspecten te zien die op wijzigingen in de laatgotische periode wijzen. Ten noordwesten van de kerk rijst een poorttoren uit 1497 op, een klokkentoren van drie geledingen met een zadeldak, waarbij in de onderste geleding een poort is uitgespaard. De tweede geleding vertoont gepleisterde rondboognissen en de bovenste galmgaten hebben dezelfde vorm. Daarin hangen een klok van omstreeks 1300 en één uit de 17de eeuw. Het interieur wordt gedekt door koepelgewelven met zware, rechthoekige gordelbogen en kruisribben van hetzelfde type. De gewelven en muren zijn gepleisterd. Aan weerszijden van het altaar zijn laatgotische muurschilderingen blootgelegd, een vrouwelijke en een mannelijke heilige. Het barokke altaar, omstreeks 1720 vervaardigd door de kunstenaar Jöllemann, laat een voorstelling van het Laatste Avondmaal zien. Het wordt geflankeerd door de gesneden apostelen Petrus en Paulus en bekroond door twee engelen die wijzen op de verrijzende Christus in stralenkrans. De kansel met klankbord, de trots van de kerk, wordt toegeschreven aan de Bremer meester Ludwig Münstermann (circa 1625-’30); de maniëristisch beweeg-lijke, bijna onrustige houdingen van de evangelisten kunnen ook op een leerling wijzen.

Aldeboarn is in de vroege Middeleeuwen op de zuidelijke oeverwal van de rivier de Boarn als agrarisch terpdorp ontstaan. Dankzij de ligging aan de belangrijke waterverbinding en een groot achterland kon het dorp zich omstreeks 1200 al ontwikkelen tot een overslagplaats voor allerlei goederen. Op deze veelbelovende plaats vestigden zich ambachtslieden en neringdoenden. Aldeboarn, voor het eerst vermeld in 1230, bezat al vroeg een gedifferentieerde maatschappelijke structuur waardoor het tot handels- en bestuurscentrum uitgroeide. In de Middeleeuwen was het een kerkelijk centrum voor een groot gebied. Het was lange tijd hoofdplaats van de grietenij. Aan de licht meanderende Boarn kwam aan weerszijden een dichte, op het water gerichte bebouwing van uiteindelijk bijna een kilometer lengte. Er staan nogal wat representatieve woningen uit vroeger eeuwen. Die staan eveneens, maar dan uit de 19de en vroege 20ste eeuw aan de Tsjerkebuorren en Wjitteringswei die naar Akkrum leidt. Deze weg werd in de eerste helft van de 19de eeuw verhard. Aan het einde van die 19de eeuw was het gedaan met de handel. Wel kwam er in Aldeboarn een zuivelfabriek. In de 20ste eeuw kwamen uitbreidingen aan de zuid- maar vooral aan de noordzijde. Een herinnering aan de centrumfunctie is het Waaggebouw uit 1736, nu als plaatselijk museum in gebruik. Het is een ingetogen gebouw van twee lagen met aan de waterzijde een rondboogingang. Een laatste spoor van de functie als bestuurscentrum is de nog bestaande westvleugel van Andringastate, de grote woning van de grietmansfamilie. Op het terrein is in 1894 de pastorie gebouwd. De hervormde kerk is in 1753 gebouwd ter vervanging van de middeleeuwse, tufstenen kerk. De slanke door kolossale ionische pilasters begeleide en door een charmante drieledige lantaarn bekroonde toren werd in 1736/’37 opgetrokken. Boven de ingang bevindt zich een gebeeldhouwde stichtingscartouche in barokstijl. Het kerkschip wordt overkoepeld door een geschilderde hemel met sterren, planeten en engelen. De sluiting wordt gedomineerd door het grafmonument van twee leden van het grietmansgeslacht Andringa.

Oudebildtdijk is een opmerkelijke streek die administratief onder verschillende Bildtse dorpen valt, maar een eigen karakter bezit. Het is de eerste zeedijk van Het Bildt die in 1505 is opgeworpen van Dijkshoek, waar hij aansloot op de Griene Dyk van het voormalige Barradeel, tot de Noorderdijk van Ferwerderadiel. Daarmee werden het Oud Bildt en in het oosten het veel kleinere Oud Monnikebildt ingepolderd. Het Bildt kreeg toen van de Saksische Heer van Friesland de status van grietenij, de jongste van Friesland. Nadat in 1600 de Nieuwe Bildtdijk tot stand was gekomen, werd de oude dijk slaperdijk en begon de ontwikkeling tot merkwaardige woonbuurt. Het is de langste, vrijwel ononderbroken woonnederzetting van het land geworden. Inclusief de als zelfstandig dorp aangemerkte Westhoek is de nederzetting elf en een halve kilometer lang. Bij de Oudebildtzijl is een apart kruisdorp gegroeid en veel westelijker is Nij Altoenae ten noorden van Sint-Annaparochie ook een kleine kern geworden. De Oosthoek bij de Koude Vaart en Spitsroeden ten noorden van Sint- Jacobiparochie zijn echter weer niet tot kleine kernen uitgegroeid. De lange streek heeft een opmerkelijke structuur. Tegen de buitendijkse noordzijde zijn de arbeiderswoningen gebouwd en aan de binnendijkse zijde achter de dijksloot en in het land de boerderijen. Deze vaak monumentale boerderijen maken vanaf de dijk grote indruk. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd al in 1788 geschreven: ‘Aan den Ouden Bildt- Dyk, heeft men veele heerlyke Boereplaatsen, die meer naar Heeren dan Boeren Wooningen gelyken; ook verscheiden Buitenplaatsen van vermogende Eigenerfden, gelyk mede omtrent de beide overige Dorpen plaats heeft.’ Zo is nummer 289 een 18de-eeuwse boerderij met een dwarsgeplaatst, onderkelderd woonhuis van mangaansteen die een classicistische ingang heeft. Nummer 319 is een kop-halsromp met een voorhuis van roodbruine steen en voorzien van een classicistische ingangspartij met ionische pilasters. Nummer 331 daarentegen is een stelp uit omstreeks 1880 van voorname eenvoud met een mezzanine. Nummer 435 is de Fonteinplaats: een winkelhaakboerderij in rijke neorenaissance van de familie Wassenaar.

Kort na 1100 is de tufstenen parochiekerk, gewijd aan Sint-Martinus, gebouwd. Ruim een eeuw later werd het godshuis uitgebreid en weer een eeuw later is dit opnieuw gebeurd. Daardoor is het een even ingewikkeld als fascinerend bouwwerk geworden, waarvan de geschiedenis nog goed afleesbaar is. De geschiedenis van de kerk is sterk verweven met die van het klooster van de reguliere kanunniken van Sint-Augustinus dat in het begin van de 13de eeuw, in elk geval vóór 1240, ten noorden van Burgum werd gesticht. De bezittingen van dit Barraconvent, ook wel Berghklooster genoemd, grensden aan die van de parochie en er is vanuit het klooster stellig invloed uitgeoefend. De eenbeukige parochiekerk is nog te herkennen in de toren en de laagste, tufstenen gedeelten van de westelijke gevel aan weerszijden van de toren. Dit muurwerk is later met baksteen verhoogd. Aan het begin van de 13de eeuw is de kerk ingrijpend veranderd en uitgebreid. De kerk is ook verhoogd, er zijn zijbeuken aangebouwd en zij werd verlengd met een koor. De romano-gotische vernieuwing is het best te zien aan het koor. Daar staan smalle, hoge en licht spitsbogige vensters met omlijstingen van rondstaafprofielen. Het muurwerk is verlevendigd met spaarvelden van metselmozaïek in kepervormen en vlechtwerk. Het tufsteenmateriaal van de toen naar de zijbeuken geopende muren is hergebruikt voor het bepleisteren van de binnenwanden en als muurvulsel. De nok van het flink verhoogde dak rees bijna boven de toren uit en deze is toen met baksteen verhoogd. Daarmee zijn verhoudingen uit balans geraakt: de toren is bij de forse kerk erg slank. Het fraaiste aspect ging aanvankelijk verloren; de rondbogige galmgaten met tufstenen zuiltjes werden dichtgezet, maar ze zijn bij de restauratie in de jaren 50 weer geopend, waardoor de toren twee stel galmgaten boven elkaar bezit. De vernieuwing tot driebeukige kerk vond ongetwijfeld plaats onder invloed van het klooster. Weer een eeuw later vond er een merkwaardige uitbreiding tot kruiskerk plaats: tussen koor en schip kwamen dwarspanden. Maar dit transept was niet breed en stak alleen in de hoogte boven de zijbeuken uit. De eindmuren van de zijbeuken werden daartoe deels benut. Ruimtewinst werd er niet mee bereikt; parochie en klooster zullen mogelijk representatie en decorum voor ogen hebben gehad. Tijdens de bouw is mogelijk nog besloten de dwarsarmen breder te maken. De vensters zitten namelijk asymmetrisch in de sluitwanden van het transept. De kloostergebouwen zijn spoedig na de hervorming van 1580 gesloopt en de kerk onderging tussen 1610 en 1613 een bijna catastrofale verbouwing. De zijbeuken waren overbodig en werden gesloopt. Er werd kennelijk niet beseft dat dit gevolgen voor de stabiliteit van het in steen overwelfde gebouw kon hebben. De zijbeuken hadden niet alleen een liturgische functie, maar dienden tevens om de druk van kap en gewelf op te vangen en af te leiden. Het verval kon niet uitblijven. Pas in 1950 werd zij gesloten wegens instortingsgevaar. Een paar jaar later werd een vijf jaar durende restauratie uitgevoerd, waarbij de reconstructie van de zijbeuken om esthetische en constructieve redenen de belang-rijkste wijziging was. De namaakbeuken zijn in een kleinere baksteensoort uitgevoerd en inwendig met vlakke balkenplafonds gedekt, waardoor de vernieuwde gedeelten altijd herkend kunnen worden. Het schip is in vijf traveeën overwelfd met kruisribgewelven in koepelvorm met hoge gordelbogen, waarbij de ribben in rondstaafvorm in de sluiting bijeenkomen in een ring of een rozet. Op sommige gewelfschelpen zitten restanten van schilderingen, meestal decoratieve plant- en diermotieven. Tussen schip en nieuwe zijbeuken staan zware geprofileerde kolommen met spitsbogige scheibogen. Bij de restauratie is de inrichting flink veranderd. De banken zijn door stoelen vervangen en het 17de-eeuwse meubilair is verplaatst. De kloeke preekstoel uit omstreeks 1685 met omrankte, gewrongen hoekzuiltjes en gekorniste panelen en fors klankbord kwam voor in de kerk (het doophek ging verloren) en herenbanken, samengesteld uit verschillende andere banken, zijn in de transeptarmen geplaatst. Het fraaie en welluidende orgel met rugpositief is in 1783-’88 gebouwd door L. van Dam & Zn. uit Leeuwarden.

De Bonifatiuskerk, gelegen op een hoge wurt aan de rand van een geestrug, doet op het eerste gezicht niet oud aan omdat het front zo jong is: de westgevel is in 1818 en de toren pas in 1886 met de voor toen gebruikelijke neostijlversieringen totstandgekomen. Maar het schip van de kerk is oud en nog grotendeels van tufsteen. Dit bouwmateriaal, vulkanisch gesteente dat uit het Eifelgebergte via de stapelplaats Deventer over zee naar het noordoosten werd vervoerd, komt in Ostfriesland verder nauwelijks voor. Het is een aanwijzing voor de leeftijd van de kerk, die omstreeks 1200 gebouwd zal zijn. De stijlkenmerken van het romaanse muurwerk bevestigen dit. Zowel in de noord- als de zuidmuur staan hoog geplaatste, kleine rondboogvensters. In de zuidmuur zijn veel later grote gotische vensters, van onderling verschillend formaat, ingebroken en zijn nog meer sporen van veranderingen te bespeuren. De noordmuur is vrij ongeschonden gebleven, daar zijn de lisenen tussen de zes traveeën beter bewaard gebleven. De halfronde koorsluiting is iets versmald en vertoont in het tufstenen gedeelte aan de zuidoostzijde spaarvelden tussen lisenen die gedekt zijn door een rondboogfries. Midden in deze veldentrits staat vrij laag een dichtgezet rondboogvenster. De koorsluiting is in baksteen verhoogd. Het dak bezit een dekking met leien. Het interieur bevat een aantal belangrijke herinneringen aan middeleeuwse vroomheid. De kloeke doopvont van Bentheimer zandsteen uit de 13de eeuw is versierd met florale randen en rust op een voet met dierenfiguren. Bijna in contrast daarmee is het hoge, torenvormige en frêle sacraments huis van Bamber ger zandsteen dat uit het laatst van de 15de eeuw zal dateren. Het kruisigings altaar stamt eveneens uit de laatgotische tijd. Het behoort tot de zes fraaiste van Ostfriesland. De retabel bevat gesneden taferelen uit de lijdensgeschiedenis van Christus met zwikken en luifels van verguld filigreinwerk. De vleugels bevatten recent geschilderde taferelen. De preekstoel met de vier evangelisten op de panelen is in 1675 vervaardigd in het atelier van Jacob Cröpelin uit Esens.

Aldtsjerk is een streekdorp dat in de Middeleeuwen is ontstaan op de noordelijke uitloper van de zandrug waar ook de andere dorpen van de Trynwâlden op liggen. Het dorp kreeg gestalte ten zuiden van de kruising van de weg van Leeuwarden naar Dokkum en de waterloop van de Murk, waarover nu een geklonken ijzeren ophaalbrug met vakwerk van omstreeks 1920 ligt. De schilderachtige hoofdstraat, de Van Sminiawei, vertoont met haakse bochten naar het zuiden en het oosten een bajonetvorm, waardoor de perspectieven verrassend zijn. Het effect wordt versterkt door onregelmatige rooilijnen. De bebouwing aan weerszijden dateert voornamelijk uit de tweede helft van de 19de eeuw en het begin van de 20ste eeuw, waarin burgerwoningen domineren. De dorpskerk staat op een verhoogd kerkhof. De kerk is gewijd aan Sint-Paulus en is in het midden van de 12de eeuw in baksteen gebouwd en kreeg toen een bekleding van tufsteen. De uit het begin van de 13de eeuw daterende bakstenen zadeldaktoren is met spaarvelden van tufsteen bekleed. Vooral de naar het kerkdak gekeerde topgevel is fraai gedetailleerd met klimmende rondboogfriezen en siermetselwerk. De westelijke geveltop is in de 18de of 19de eeuw vernieuwd. De driezijdige bepleisterde koorsluiting kwam in de 19de eeuw tot stand. De kerk bevat een gaaf interieur met 17de- en 18de-eeuws meubilair, waaronder een vroeg-17de-eeuwse preekstoel, vier herenbanken en rouwborden. In de kerk bevindt zich een grafkelder van de familie Sminia en op het kerkhof vallen de 19de-eeuwse grafkelder met fraai bewerkte deksteen op voor A.J. van Sminia en C. Coehoorn – Van Scheltinga en een grafperk met zerken van leden van de familie Sminia. De kloeke, in mengstijl gebouwde pastorie staat even verderop aan de Van Sminiawei. Net als bij de buurdorpen was het dorp een gewilde vestigingsplaats voor adel en patriciaat. Er zijn in de 17de eeuw drie staten gebouwd, waarvan de diverse malen sterk verbouwde Klinze – oorspronkelijk Aysmastate – is overgebleven. Van de in 1916 gesloopte Sminiastate bestaat de boswachterswoning in chaletstijl nog wel.

Oudebildtzijl is een kruisdorp, ontstaan bij de keer- en uitwateringssluis in de in 1505 voltooide Bildtdijk. De status van apart dorp kreeg het in 1948. De sluis lag in het oosten, aan de monding van de Oude Rijd die vanaf Vrouwbuurstermolen recht naar het noorden werd getrokken en het Bildt en het Monnikebildt scheidde. Nadat in 1600 de Nieuwe Bildtdijk met een nieuwe sluis tot stand was gekomen, kon de ontwikkeling van de Oudebildtzijl tot een kruisdorp beginnen. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788: ‘Oude Bildtzyl eene schoone waterlossing naar Zee en een bloeijende plaats van Koophandel, alwaar alle voortbrengselen van ’t Bildt in Oogstmaand ter markt kwamen, en naar buiten gevoerd werden.’ Maar de waterweg verviel, daardoor werden in 1788 ‘behalven eenige Handwerkslieden, byna geene bewooners dan Boerenarbeiders en Visschers gevonden.’ De sluis is met brug in 1906 vernieuwd. Het dorp vertoont bij de kruising een opmerkelijke structuur van gesloten bebouwing: hoog aan de noordzijde van de dijk en aan de zuidzijde losse bebouwing diep achter de dijksloot, de Oude Bildtdijkstervaart. Op de noordoosthoek staat het café ’t Graauwe Paard, een breed en twee lagen hoog pand uit omstreeks 1830 met neoclassicistische karakteristieken. Nabij de andere noorderhoek staat een vele malen verbouwd pakhuis met een verleden dat wel tot de 18de eeuw terug kan gaan. Even westelijker rijst de doopsgezinde kerk met de Julianatoren op. De kerk is in 1806 gebouwd en in 1909 vergroot met de ervoor gelegen pastorie. Op de middenuitbouw van deze pastorie is een houten torentje geplaatst van een uurwerkgeleding en een elegante lantaarn in neorenaissancevormen, waar koningin Wilhelmina nog aan mee heeft betaald. De oude, in 1905 gebouwde, gereformeerde kerk staat aan de Leystersstreek. Deze streek aan de oostelijke binnenkant van de sluis kent een aardig gevarieerde bebouwing met veel lijstgevels van verschillende ouderdom. De nieuwe gereformeerde kerk is in 1927 aan de Van Albadaweg gebouwd, een karakteristiek, expressionistisch bouwwerk van rode steen met fraaie belettering in art déco.

De in eerste aanleg romano-gotische kerk uit het begin van de 13de eeuw was gewijd aan Johannes de Evangelist en staat bij een romaanse toren uit de 12de eeuw op een kerkhof dat grotendeels is omgeven door een ringgracht. Kerk en toren zijn ingrijpend gewijzigd, waardoor het middeleeuwse karakter nauwelijks is te ervaren. De kerk is in 1726 van binnen en waarschijnlijk ook van buiten vernieuwd onder leiding van Claes Bockes Balck, de stadsbouwmeester van Leeuwarden. De kerk is ommetseld met oud, gemêleerd geel baksteenmateriaal en de zuidzijde is voorzien van vijf grote, korfbogige vensters. De drie stevige, diagonaal gemetselde steunberen zijn uit de 19de eeuw. De muren van de vijfzijdige koorsluiting zijn gesloten; in de sluitmuur is wel een geprofileerd, dichtgemetseld rond venster te zien. De noordgevel is ook goeddeels gesloten. Nabij het koor staat een groot, korfbogig venster en boven de ingang aan de westzijde een klein lancetvenster. De toren is in 1816 aangepakt: bekapt en ommetseld met kleine gele baksteen en voorzien van een nieuwe achtzijdige spits. Erg stabiel is de toren kennelijk niet, want het muurwerk is doorregen met staaf- en kruisankers. Het interieur wordt gedekt door een houten tongewelf. Op de grafkelder in het koor van de Ockinga’s ligt een grote zerk van Vincent Lucas (1550). In het koor hangen een Tiengebodenbord en een gedenkbord voor de vernieuwing van de kerk in 1726. Middelpunt is vanzelfsprekend de preekstoel met een koperen houder voor een zandloper, een doophek en een gesneden doopbekkenhouder. De preekstoel met klankbord is mogelijk het werk van de Leeuwarder kunstenaar Jaan Oenema die in elk geval betaald kreeg voor het vervaardigen van de pui met fraai snijwerk tussen voorkerk en schip. Op de panelen van de kuip staan de personificaties van geloof, hoop, liefde, gerechtigheid en een fraaie bloempot op een console. Hier tegenover staat een overhuifde herenbank. Het orgel is in 1735 gebouwd door Johan Michiel Schwartzburg en is in 1822 en in 1948 nog enigszins gewijzigd.

De kerk van Asel staat op een hoge warf en is in de vroege 13de eeuw geheel opgetrokken van granietblokken die in de omgeving zijn verzameld. De zwerfkeien zijn gekloofd en zorgvuldig bewerkt zodat ze voor regelmatig muurwerk konden worden gebruikt. Na ruim zeven eeuwen blijkt het gebouw, zoals meer granietblokkerken, geleden te hebben van instabiliteit, vooral te zien aan de hol staande noordmuur en de wat gekartelde, geheel gesloten westmuur. Vooral in de zuidmuur kan de kleurenpracht van het granietmateriaal bewonderd worden. Het gebouw meet slechts 22 bij 11 meter en behoort tot de kleinste bedehuizen van Ostfriesland. Het is groter geweest, maar een deel is in 1825 afgebroken. Hoog in de zijgevels staan rondbogige vensters; in de rechte sluitmuur van het koor staan twee dergelijke vensters wat lager in de gevel. De zuidelijke ingang is dichtgemetseld; die in de noordwand wordt nog steeds gebruikt. De apart staande klokkentoren met grote rondbogige galmgaten en tentdak is in 1661 of 1664 opgemetseld van baksteenmateriaal van een eerdere toren. Het inwendige van de kerk is gedekt door een vlakke balkenzoldering. In het koor staat een altaar met een merkwaardige retabel. Deze bestaat uit vijf tekstpanelen uit de lutherse catechismus: de geboden, het Onze Vader, de geloofsbekentenis, de doop en het avondmaal. Bovenin zijn afbeeldingen geschilderd van de zegenende Christus, de apostelen Petrus en Paulus, de Doop in de Jordaan en het Laatste Avondmaal. Boven de doopvont hangt een pas gerestaureerde, zeldzame doopengel, een mollige engel in een levendige houding, in 1752/’53 vervaardigd door kunstenaar David Benjamin Opitz. Tegen de zuidelijke wand staat de slanke, kleurige preekstoel naar renaissancemodel met gegroefde hoekpilasters, op de panelen geschilderde evangelisten en met bloementoefjes op de metopen van de friezen. Het klankbord wordt bekroond door een woud aan gesneden krullen. Het orgel (1855-’56) is één van de twee best bewaarde instrumenten uit het atelier van de Oostfriese bouwer Gerd Sieben Janssen. Het orgel staat op een galerij met een borstwering met heiligen en vrome spreuken op de panelen.

Allingawier is een klein terpdorp dat omstreeks 1270 in de bronnen voorkomt als Alingwere maar veel ouder is. Het ligt in het lage, zuidelijke deel van Wûnseradiel. Dat was vroeger veel tastbaarder omdat het dorp op een landtong tussen grote meren en een paar plassen en poelen lag. Vanzelfsprekend wijdde de bevolking zich aan de visvangst, het werd een ‘vischrijke plaets’ genoemd. Ten zuiden van het dorp ligt de Jakle-set, ooit een overzet met een bootje tussen de twee grote meren die in het midden van de 15de eeuw zijn naam kreeg van Jackle Feddes die als Vetkoperse strijder de strategische plaats beheerste. De Makkumer- en Parregastermeer zijn in 1876/’79 drooggemalen. Er moest vanaf de Grote Zijlroede (Makkumervaart) en de Workumervaart bij Tjerkwerd een scheepvaartkanaal worden gegraven: het Van Panhuyskanaal. Over de opvaart daar naartoe ligt een heechhout in de dorpskern. De voormalige stoomsmederij verkocht ook scheepsbenodigdheden. Door de droogmakerijen kwam Allingawier midden in de lage weilanden te liggen. De dorpskern bestaat uit kriskras gebouwde burgerhuisjes, een paar boerderijen en goed verzorgde loodsen en schuren. Op een ruim kerkhof is in 1634 een nieuw bedehuis gebouwd op de plaats van de oude kerk. Deze is in 1783 iets ingekort tot een driezijdig gesloten koor. Het interieur bezit eenvoudig eiken meubilair. De gelijktijdig met de kerk gebouwde toren heeft een zadeldak en bevat de luidklok van 1599. Bij de Doleantie in 1888 ging een flink deel van de bevolking over. De gereformeerden huurden aanvankelijk de oude kerk maar bouwden 1893 een eigen, piepklein kerkje aan de zuidelijke rand van het dorp. Dit gebouw is thans het ontvangstcentrum voor de bezoekers van de Aldfaers Erf Route. Het scheppingsverhaal wordt er verbeeld. Voorts hoort de museumboerderij De Izeren Kou uit het begin van de 18de eeuw, een drabbelkoekbakkerij met koffiehuis, een smederij, een schilderswerkplaats en een daglonerswoning tot de te bezoeken objecten. Ten zuiden van het dorp ligt Allingastate achter een brede oprijlaan: een naar 17de- eeuws model nagemaakte state.

Oudega is een van de vier dorpen van de streek Noordwolde, waar de oorspronkelijke grietenijnaam ‘Hemelumer Olderphaert en Noordwolde’ op wees. De hele streek is in 1984 bij Gaasterlân-Sleat gevoegd. Het dorp ligt midden in een laag gebied waar, nadat het land in 1835 bedijkt was, in de Groote Noordwolder Veenpolder turf kon worden gewonnen. Op de grietenijkaart in de atlas van Eekhoff is te zien dat de verveningen in volle gang zijn. Het streekdorp Oudega ligt bijna twee kilometer ten zuiden van de Fluessen. Het dorp is in de 12de of 13de eeuw ontstaan en heeft van de drie (vroeger vier) dorpen in die polder als enige een om het kerkhof geplooide kern. Door bescheiden nieuwbouw aan de westelijke en recentelijk aan de noordoostelijke zijde krijgt Oudega steeds meer het karakter van een komdorp. Aan de noordzijde heeft bij dit dorp een stins van de beruchte Yge Galama gestaan, de houwdegen uit de late Middeleeuwen die een groot deel van de Zuidwesthoek onder controle hield. De dorpskerk staat zonder dat er sprake is van een terp toch op een verhoging. De kerk gaat ongetwijfeld op een oude stichting terug, maar de kerkgebouwen hebben het hier nooit zo lang uitgehouden. Daar komt bij dat bij de grote watervloed van 1825 zeer veel gebouwen zijn aangetast. Aan het einde van de 17de eeuw is er een nieuwe kerk gebouwd, in 1850 kwam de huidige tot stand. Het torentje op de westgevel is nog wat jonger. De van gele baksteentjes gebouwde kerk ligt schilderachtig tussen het geboomte. De kerk heeft een eenvoudig, evenwichtig interieur met meubilair dat recent prachtig blond ‘gehout’ is. Ten zuiden van de kerk staat de pastorie uit 1895: een kenmerkend in de breedte gebouwd huis met middengang en een in de hoogte uitgebouwde middenpartij in neorenaissance trant. Net als in Kolderwolde zijn ook hier aan de Ige Galamawei monumentale boerderijen te vinden, voornamelijk stelpen.

De eenbeukige tufstenen kerk kwam in de 12de eeuw tot stand en werd gewijd aan Benedictus. Het oudste muurwerk, kistwerk gevuld met granieten keien en bekleed met tufsteen, is te zien in de zuidelijke, tamelijk ingedeukte muur die bij de laatste restauratie weer ontdaan is van grote, ingebroken vensters. Het vertoont nu twee brede spaarvelden tussen lisenen die zijn gedekt met een keperfries. Daarnaast staat een dichtgemetselde ingang in een gotische spitsbogige nis. Bij het koor is een dichtgemetseld klein venster te zien, mogelijk een hagioscoop. Het driezijdig gesloten koor is van 1775 en heeft aan de zuid- en noordzijde grote rondbogige vensters. Toen zijn ook de muurpartij bij de noordingang en de korfbogig gesloten ingang zelf vernieuwd. De rest van de noordmuur met grote rondboogvensters tussen steunberen is in de 16de eeuw met rode baksteen beklampt. In de 13de eeuw is het westwerk vervangen door een deels ingebouwde toren die later vrij kwam te staan toen het schip aan de westzijde werd ingekort. De dikwijls gerepareerde en veranderde toren bestaat nu beneden vooral uit rode en boven uit voornamelijk gele baksteen. Hij heeft een zadeldak met pinakels en de twee geveltoppen zijn versierd met twee diepe rondboognissen. Daaronder staat aan elke zijde een rondgesloten galmgat. Het interieur is gedekt met een houten tongewelf. Op de wanden zijn in 1599 vier grote na-reformatorische cartouches geschilderd in de maniëristische stijl zoals in het modellenboek (1555) van Hans Vredeman de Vries. Deze cartouches met citaten uit de bijbel komen verder nergens voor. Ze zijn geschonken door predikant Thomas Joha nnes Jeverensis (afkomstig uit Jever). De preekstoel met dooptuin tegen de oostelijke sluitmuur van het koor is waarschijnlijk bij de vernieuwing van 1775 geplaatst. Het geheel is met elegant rococo snijwerk door Yge Rintjes gemaakt. Op de preekstoel staat een fraaie koperen lezenaar. Het orgel is in 1777 gebouwd door Albertus Antoni Hinsz., de befaamde leerling uit de Noord-Duitse orgelbouwschool van de niet minder bekende Arp Schnitger.

De Lambertitoren rijst op vanachter de bebouwing van de hoofdstraat Burg straßeOster straße. Hij is het symbool van Aurich, zoals de Oldehove dat is voor Leeuwarden en de Martinitoren voor Groningen. De kloeke bakstenen toren van met elkaar 35 meter hoog stamt grotendeels uit de 14de eeuw, al dateert het onderste deel mogelijk al uit de 13de eeuw. De twee eerste geledingen gaan onversneden op, waarbij de tweede gele ding van grote rondbogige nissen is voorzien. Hier en daar zijn schijfvormige muurankers aangebracht. De hoogste geleding van de torenromp bezit grote rondbogige galmgaten. In 1682 is op de torenromp een in verhouding bescheiden en niet erg hoge achtzijdige, met leisteen beklede en van uurwerkplaten voorziene bekroning met een eveneens met leien beklede ingesnoerde spits geplaatst. Bovenop de torenromp bleef ruimte voor een royale omgang en ook de bekroning kreeg een trans. Beide hebben borstweringen met vaasvormige balusters. De Lambertikerk, genoemd naar de heilige uit de 7de eeuw, moet al omstreeks 1 200 in opdracht van een Oldenburgse graaf van baksteen zijn gebouwd. Zij raakte na zes eeuwen zo bouwvallig dat het gebouw omstreeks 1820 helemaal moest worden gesloopt. De nieuwe Sint-Lambertuskerk is in 1834-‘35 gebouwd naar ontwerp van architect Conrad Bernhard Meyer uit Aurich in neoclassicistische stijl. In de kerk is een belangrijk spoor van middeleeuwse vroomheid te vinden dat de vernielzucht van de hervorming heeft overleefd. Het is het zogenoemde ‘Ihlower Altar’, afkomstig uit het belangrijke, maar na de hervorming met de grond gelijkgemaakte cisterciënzer klooster van Ihlow bij Aurich. De retabel kwam in 1529 eerst in de slotkapel van Aurich terecht en verhuisde later naar de Lambertikerk. Op de achterzijde wijst het merk erop dat het fraai gedetailleerde passiealtaar met figuren in laat-gotische kleding en veel verguldsel omstreeks 1505 is vervaardigd door meesters van het Antwerpse Lucas-gilde. De kansel uit 1692 in rijke barokvormen draagt evangelisten en profeten in vol reliëf.

Anjum, komt voor het eerst in het midden van de 10de eeuw in de bronnen voor en is een oud terpdorp in de noordoostelijke uithoek van Friesland. De terp is al een paar eeuwen voor het begin van de jaartelling op een kwelderwal ontstaan en uitgegroeid van een ronde radiale terp tot een flink dorp, wat achter de kerk aan de dichtbebouwde straten Tsjerkepaed en Foarstrjitte en zijpaden is te ervaren. Anjum was voornaam en tot de splitsing van de Dongeradelen de hoofdplaats van de grietenij. De meeste grietmannen woonden op de in 1831 gesloopte Holdingastate, een kasteelachtig bouwwerk. Daar staat nu aan De Singel boerderij Ny Holdinga met een witgepleisterd voorhuis uit het midden van de 19de eeuw. Anjum vormde van 1912 tot 1936 het eindpunt van de Noord Friesche Lokaal Spoorweg, waaraan het tot woonhuis verbouwde station buiten de noordwestelijke rand herinnert. De boven het dorp uitrijzende dorpskerk, gewijd aan de Heilige Michaël, vertoont nog belangrijke tufstenen sporen uit de 12de eeuw, maar is later dikwijls verbouwd. Zij is een kloeke eenbeukige kerk met een westwerk met ingebouwde toren. De toren bezit vlak boven de aankapping van het schipdak een fraai rondboogfries dat boven in de kleurige bakstenen torenromp wordt herhaald. De kerk is in de 13de eeuw aan de oostzijde verlengd en twee eeuwen later verbreed en van een nieuw koor voorzien. Het opvallendste element van het fraaie interieur is het 16de-eeuwse bakstenen sacramentshuisje in flamboyante gotiek. Molen De Eendracht is een uit 1889 daterende koren- en pelmolen. De achtkante houten bovenkruier met een rietgedekte romp en kap heeft een hoge, gemetselde onderbouw. De vlucht van de wieken is ruim 22 meter. Anjum is na de oorlog vooral aan de oostelijke en zuidelijke zijde uitgebreid. In de jaren zeventig heeft op de westelijke flank van de daar sterk afgegraven terp een opmerkelijk programma van dorpsvernieuwing plaatsgevonden waarbij karakteristieke nieuwe woningen aan een wirwar van straten en paden zijn geplaatst.

Oudega is een streekdorp dat in de Middeleeuwen op een zandrug tussen venen en een reeks meren en plassen is ontstaan. Tot de droogmaking in 1922 lag het dorp aan de Oudegaaster Zanding. In 1788 is de Tegenwoordige Staat van Friesland vol lof: ‘een zeer vermakelyk dorp, ongemeen wel aan ’t water en in ’t geboomte gelegen; hier onder behooren veele buurten …. Nader aan ’t dorp, niet verre van de Oudegaaster Zanding, ligt de treffelyke hofstede Groot Haersma genoemd, die zeer fraay beplant, en met eene schoone huizing voorzien is, zynde reeds voor lange jaaren door de Grietslieden van deezen Deele bewoond. De maatig uitgebreide Kerkbuurt bevat verscheiden goede huizen, benevens een windkorenmolen, en eene Kerk die een spitsen toren heeft.’ Tot begin 19de eeuw was Oudega de hoofdplaats van de grietenij. De familie Haersma die lange tijd Smallingerland ‘regeerde’, woonde hier op Groot Haersma, in de jaren rondom 1660 gebouwd en in 1841 gesloopt. De robuuste romaanse, van tufsteen gebouwde dorpskerk dateert uit het begin van de 12de eeuw. Omstreeks 1250 verrees de romaanse toren met tufstenen bekleding en een lage, bakstenen spits. Bij de restauratie in 1921 is bij de noordgevel de romaanse indeling hersteld: beneden spaarvelden van gekoppelde rondbogen en boven kleine rondboogvensters. Ook de blinde westgevel heeft deze indeling. De in 1599 aangebrachte rechte koorsluiting is gotisch. In de zuidelijke muur staan grote rondboogvensters met gebrandschilderde glazen door Ype en Jurjen Staak (1717). Het fraaie interieur heeft eiken meubilair en een in 1921 aangebracht tongewelf met ornamentiek in art déco-stijl. Er hangen elf rijk versierde en deels in marmer met goud beschilderde rouwborden van de familie Haersma. De pastorie dateert uit 1743, maar is in 1910 in Jugendstil-trant verbouwd. In de schilderachtige Buorren valt vooral het voormalige Rechthuis (1738) met een hoge middenpartij en een gevelsteen met Vrouwe Justitia op. Verderop staat de gereformeerde kerk (1910) in een decoratieve stijl. Dorpsuitbreidingen hebben aan de zuid- en noordwestzijde plaatsgevonden.

De romaanse kerk is omstreeks 1200 van warmrode baksteen gebouwd en behoort daarmee tot de oudste van dit materiaal gebouwde bedehuizen in Friesland. De kerk is gewijd aan Bonifatius, de missionaris die in 754 in deze contreien is vermoord. Het is een eenbeukig gebouw met een rechtgesloten koor dat bij de restauratie in 1962-’63 van zijn pleisterlaag is ontdaan. Daardoor is het romaanse karakter weliswaar weer zichtbaar, maar de muren zijn zo rigoureus aangepakt dat ze nog steeds nieuw lijken. Aan de noord- en zuidzijde zitten in het hoge register in het muurwerk nog de gaaf bewaard gebleven spaarnissen met drie en twee bogen met daartussen steeds een klein rondboog-venster. Beneden in de noordmuur is aan de westzijde de dichtgemetselde, segmentvormig gesloten ingang te zien en oostelijker een groter, opmerkelijk rondbogig spoor. Dit moet wijzen op een verloren gegane aanbouw omdat aan de zijkanten de keivulling van kistwerk zichtbaar is. De ronde koorsluiting is vermoedelijk in de vroege 16de eeuw vervangen door een rechte sluiting. De zuidmuur heeft een groot gotisch venster met een stenen tracering en de sluitmuur heeft een dichtgezet venster van een kleiner formaat. De vleugelmuren aan weerszijden van de toren hebben op de hoeken overhoeks geplaatste steunberen. Tegen de noordzijde van het koor is in 1914 een dwarsbeuk aangebouwd. De toren heeft oorspronkelijk een helmdak op geveltoppen gehad. Nu ligt er een zadeldak tussen topgevels met boven de klokkenverdieping, met steeds twee rondbogige galmgaten, nog opmerkelijke verrijkingen van driepas- en trapvormige, klimmende blindnissen. De kerk heeft een ingetogen interieur onder een vlak balkenplafond. De inventaris met eenvoudige kerkenraadbank, tribunes in schip en dwarsbeuk en preekstoel is wit geschilderd. De preekstoel met klankbord en de wapens van de familie Van Kleffens-Botnia is in 1818 vervaardigd en draagt tussen de pilasters met festoenen op de kuippanelen de personificaties van Geloof, Hoop en Liefde. Op de orgelgalerij staat een in 1895 door Bakker & Timmenga gebouwd orgel.

De kerk kwam omstreeks 1280 tot stand op een flinke heuvel, een warf of wurt, die opgeworpen was ter bescherming van mens, have en goed bij overstromingen. Het is een zaalkerk met in het oosten een versmald en verlaagd rechtgesloten koor, gemetseld van voornamelijk gele baksteen, een zeldzaamheid in deze streek. De zijmuren zijn met een paar hoge spitsboogvensters geopend. Aan de bouwsporen bij de vensters is te zien dat ze van hoogte en vorm zijn gewijzigd. De zijmuren van het koor bezitten elk een kleiner spitsboogvenster met geprofileerde dagkanten en in de oostelijke sluitmuur staan drie kleine rondboogvensters, waarboven verdiept, kruisen in het metselwerk zijn verwerkt. De westmuur is in 1755 ingestort en voor de wederopbouw gaf de koning van Pruisen, Frederik de Grote, toestemming om in heel Pruisen collectes te houden. De kerk werd aan de westzijde wat ingekort, de nieuwe muur is van rode steen gemetseld en muurankers geven het jaartal van het herstel aan. Daar kwam bovendien een nieuwe toegang. Zowel de zuidelijke als noordelijke ingang konden worden dichtgemetseld. De zuidelijke bleef gesloten; later is daar vlak naast een zware steunbeer gekomen die zover uitsteekt dat er een onderdoorgang bij is uitgespaard. Ten noordwesten van het kerkschip staat de losse klokkentoren met piramidedak. Hij is omstreeks 1955 gerepareerd waarbij de westen zuidmuur werden vernieuwd. Er hingen vanouds drie klokken. Ze werden in de laatste oorlog gevorderd en alleen de kleinste kwam terug. Inmiddels is dankzij nieuwe klokken de drieklank terug. De kerk heeft een eenvoudig interieur. Tussen het kerkschip en het smallere koor bevindt zich een zware, geprofileerde, spitsbogige triomfboog. De doopvont van het Bentheimer type dateert uit de 13de eeuw. Een voorstelling van de Kruisdraging siert de muur. De aardige, barokke preekstoel draagt Christus en de evangelisten als witte figuurtjes op de kuippanelen. Het orgel in de koorruimte is in 1794 in Oldendorf gekomen na al een eeuw dienst te hebben gedaan in Bunde. De kas is bewaard, maar herbergt een nieuw instrument uit 1970.

Appelscha is een groot dorp dat als bescheiden agrarische nederzetting op een zandrug nabij de hoogvenen waarschijnlijk al in de 11de eeuw bestond. In de oudste streek stond een aantal boerderijen om een brinkachtige ruimte, de huidige Boerenstreek, die voorheen wel Hoog- Appelscha werd genoemd. Aan weerszijden lagen de akkers, de Oosteres en de Westeres. Bijna twee kilometer westelijker lag de buurt Terwischa – waar de kerk stond – en iets zuidelijker Aekinga. De kerk van Terwischa is in de 14de of 15de eeuw gebouwd. Het was een flinke laat-gotische zaalkerk met brede spitsboogvensters en steunberen, een driezijdige koorsluiting, maar zonder toren. De kerk was in 1903 zo bouwvallig geworden dat het gebouw toen door een nieuwe kerk is vervangen. Dat is een hoogst ingetogen, rechtgesloten zaalkerk geworden en wederom zonder toren. Op het kerkhof staat een klokkenstoel met een schilddak en een door Johan Bomen gegoten klok uit 1435. Deze agrarische streken kregen in de loop van de 19de eeuw de naam Oud-Appelscha, omdat toen oostelijker in rap tempo een nieuwe streek van een heel ander karakter groeide. De verveningen vorderden vanuit het noordwesten aan het begin van die eeuw ook het zuidoosten van Ooststellingwerf. Het graven van de kaarsrechte Compagnonsvaart was vanaf Venekoten bij Oosterwolde in 1828 tot voorbij Appelscha gevorderd. Er waren veel wijken (zijkanaaltjes) het veen binnen gegraven. Aan de noord- en zuidzijde van het kanaal kwamen het 7de of Stokers-Verlaat en het 8ste of Bovenste-Verlaat en bij de 7de sluis werd bovendien in 1818 een brug geslagen. Aan beide zijden van de vaart kwam spoedig woningbouw tot stand volgens strikte, door de heren Compagnons vastgestelde regels. Er werden bouwstroken aangewezen en de stenen huizen moesten minstens 300 gulden kosten. Van 1838 tot 1844 kwamen liefst 63 woningen tot stand en in 1848 bouwden de Compagnons bij het 8ste Verlaat voor zichzelf een groot huis, Augustinusstate, dat als pension in verbouwde vorm nog bestaat. Op de kaart van Ooststellingwerf in de Eekhoff-atlas is te zien dat de bebouwing van dit Nieuw-Appelscha het oude dorp verre overtreft. Er staat dan ook al in het midden van de nieuwe bebouwing en aan de zuidzijde van de vaart, een kerk. Die is in 1869 vervangen door de huidige, een dwarsgeplaatste zaalkerk met grote rondboogvensters en een schilddak met een vooruitspringende middenvleugel waarin de van lijstwerk voorziene toren met ingesnoerde naaldspits is opgenomen. De kerk is ontworpen door F.W. Scheenstra. De Witte Wijk ligt in het verlengde van de Compagnonsvaart. De Appelschastervaart bracht in 1894 de waterverbinding met de Drentsche Hoofdvaart bij Smilde tot stand. Toen namen de activiteiten van de verveningen spoedig sterk af en werden veel afgeveende terreinen al weer in cultuur gebracht. Ten zuidwesten van het dorp was in 1880 begonnen met de aanplant van bossen. In 1856 werd de weg langs de Appelschastervaart gelegd. Er kwamen woningen, logementen (Café Diligentia, 1863), scholen (vanaf 1831) en een zuivelfabriek (1894, ten noorden van de vaart). Alles gebeurde aan weerszijden van de vaart en zo ontstond een vaartdorp van ongeveer tweeëneenhalve kilometer lengte en na de knik richting Drenthe volgde nog eens een streek van twee kilometer met veel lossere bebouwing. Vanaf de jaren twintig werden de bossen en zandverstuivingen ontdekt als oorden voor recreatie en toerisme. In 1922 werd in de bossen een sanatorium gesticht, het latere Beatrixoord en in 1930 kwam Us Blau Hiem tot stand, een jongensinternaat, nu jeugdherberg. Op de Bosberg werd een uitzichttoren opgericht en er kwamen een natuurzwembad (1934) en een openluchttheater. Later werd een pretpark met miniatuurpark en andere recreatieve voorzieningen ontwikkeld. Voor de oorlog werd langs de vaart en langs de andere wegen en paden gebouwd, de Oosterse Es, de Bosweg en de Drentse Weg. Na de oorlog werd de driehoek tussen de vaart en de Oosterse Es bebouwd. Vanaf de jaren zeventig is het noordwestelijke Steegde-kwartier ontwikkeld. Recent zijn ook woonwijken ten noorden van de vaart in ontwikkeling.

Oudega is een waterstreekdorp dat in de Middeleeuwen is ontstaan aan de sloot die van de Oudegaster Brekken naar de Schuitel (later de Schuttelpoel) leidde. Het dorp ligt in een meren- en poelengebied en was aanvankelijk alleen over het water ontsloten. De kerk stond in het westen, de voornamelijk agrarische bebouwing uitsluitend ten noorden van de sloot. Dat is het beeld dat de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 laat zien. Op deze kaart staat de Oudegaster Schattinge, de eerste ontsluiting over de weg, in noordelijke richting naar de Hemdijk. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788: ‘Oudega of Oldega is een dorp van een’ middelbaaren omtrek, … waar onder de State Hoitema. … Onder dit dorp heeft men verscheidene wateren, met naame de Oudegaster Brekken, die wel de grootste zyn, als loopende Westwaards tot in de vlakke Brekken en Bornbrek, en Oostwaards tot aan de Buurt van het Dorp, Sipkemeer, Kerkmeer, Riedmeer, Joo, enz. Ten Noorden van meergemelde Oudegaster Brekken, heeft men eenige huizen met Naame de Oudegaster Ryp, en aldaar een Zyltje in den Ryper weg, loopende van hier naar Wonzeradeel.’ Op de grietenijkaart in de atlas van Eekhoff uit 1851 blijkt de bebouwing toegenomen. Langs de sloot naar de Schuttelpoel is een weg gekomen, die na de poel als reed doorloopt tot Osingahuizen. Aan de zuidzijde van de sloot is wat bebouwing gekomen, later zou deze hele streek bebouwd raken. De sloot langs de Haganadyk- Rigedyk ligt er nog steeds en vormt een van de fraaiste karakteristieken van het dorp. Opvallender is dat tussen de kerk en de uiterst oostelijke oever van de Oudegaster Brekken komvorming is te zien. De bebouwing langs de Breksdyk naar de Schatting is weer van later. De hervormde kerk is in 1755 gebouwd, omstreeks 1870 is zij aan de oostzijde vergroot en is een houten geveltoren met een spits met frontons geplaatst. De kerk heeft een aantrekkelijk interieur met een gevarieerde collectie grafzerken en gebrandschilderde ramen van Ype Staak (1756).

De Nicolaaskerk staat midden in het compacte dorpsweefsel en vormt met haar door hagen omzoomde kerkhof een fraaie ruimte op een niet al te hoge terp. De van gemê-leerd rode baksteen gebouwde kerk vertoont enige romaanse trekken en zal omstreeks 1200 zijn gebouwd. De koorsluiting is halfrond, al is deze in de gotische tijd vijfzijdig verhoogd. Bovendien staan ten noorden van de toren een venstertje in rondboogvorm in de westgevel en in de noordmuur van het schip nogmaals een venster van dit model. In deze noordmuur is ook een dichtgemetselde ingang uit de gotische periode te zien; een korfbogig gesloten poort in een spitsbogige nis die uit de 15de eeuw dateert. In de 16de eeuw is de kerk vooral aan de zuidzijde vernieuwd. Daar kwamen vier grote vensters, één met een rondboog, de andere spitsbogig. Boven de rondbogige ingang zit een spoor van een rondboogvenster in het muurwerk. Aan de zuidzijde van het koor is toen ook een spitsboogvenster aangebracht. Al deze vensters kregen stenen traceringen. De slanke, ongelede toren is aan elke zijde voorzien van twee rondbogige galmgaten. Hij heeft een zadeldak tussen topgevels met pinakels. Het interieur is gedekt door een ongeschilderd houten tongewelf met trekbalken, sleutelstukken met kraalmotief en schoren op muurstijlen die beneden, bij de borstwering, overgaan in stenen pilasters. Bij het orgel is de trekbalk verwijderd, maar de schoren met sleutelstukken steken de ruimte nog in. In de ronde koorsluiting zit aan de zuidzijde een diepe spitsboognis die als piscina in gebruik is geweest. De eenvoudige preekstoel met klankbord in de koorsluiting is 19deeeuws. De zeszijdige kuip heeft rondbogige panelen met sierwerk in de zwikken en een rugschot met vrij grove wangstukken. Het orgel is rijker van vorm. Het instrument is in 1875 gebouwd door de Gebroeders Adema. Het is in 1916 en opnieuw in 1989 gerestaureerd door de firma Bakker & Timmenga uit Leeuwarden. De kas met midden- en zijtorens is versierd met sierwerk, wang- en kuifstukken.

De Laurentiuskerk is een bakstenen zaalkerk met apsis. Er zijn aanwijzingen dat het kerkhof vroeger omgracht is geweest; thans heeft het een ringmuur en is het omringd door boomzomen. Op de rand van een hoge geest ten zuiden van het sompige dal van de rivier Leda ontstond al vroeg een nederzetting die in de 13de eeuw als Backemoor het centrum werd van de streek Overledingerland. In de eerste helft van deze eeuw zal de kerk zijn gebouwd. Zij die recht spraken in de streek kwamen hier bijeen en dit college had een zegel dat twee heiligen vertoonde, Liudger, de missionaris van de Oostfriezen, en de martelaar Vincentius die schutspatroon van Backemoor was. De bakstenen kerk met kleine, halfronde apsis rust op een basement van granietblokken die niet zichtbaar zijn. De kerk had kleine rondbogige romaanse vensters, waarvan alleen die in de oostelijke sluiting van de apsis over is gebleven. Alle andere vensters zijn in hetzelfde rondbogige model sterk vergroot. Er zijn sporen van dichtgezette ingangen en in de zuidmuur, bij het koor, ook van een hagioscoop. De apsis heeft een kegelvormig dak dat met leien is gedekt; het schip is gedekt met oranjerode dakpannen. Het kerkschip is naar het westen toe langer geweest, maar in de 15de eeuw heeft men de westelijke partij vervangen door een westtoren met zadeldak. Het is een stoere klokkentoren die sporen van schietgatachtige openingen vertoont en drie nauwelijks versneden geledingen hoog is. Voor de westzijde van de begane grond is het muurwerk tot een brede steunbeer verzwaard. Beide geveltoppen zijn bijzonder gedecoreerd: ze hebben klimmende spitsboognissen met metselmozaïek, getande contouren en pinakels. Het interieur is met een vlak plafond gedekt. Bij de apsisboog kwamen bij herstelwerkzaamheden in de jaren 70 van de twintigste eeuw wandschilderingen uit de 13de eeuw tevoorschijn: palmetten, loofwerk dat levensbomen kunnen verbeelden en fabeldieren. In de apsis staat een gemetselde (priester?)bank uit de 13de eeuw. Het altaar dateert van 1701, de preekstoel van 1709. Het orgel is in 1783 gebouwd door J.F. Wenthin uit Emden.

Arum is een flink terpdorp waar de doorgaande Sytzemaweg en de dwars daarop staande Arumervaart de structuur hebben gevormd. Nabij het water zijn er aan beide zijden van de weg aardige waterbuurtjes met westelijk de Schoolsingel met sporen van een armhuis uit 1662: een fraaie gevelsteen, en een zeldzaam oud schoolgebouwtje (1832) met spitsboogvensters. Hier staat het volgende moralistische vers op een gedenksteen: ‘Hier vind ge o Jeugd een onderwijs Gerigt naar u verstand Gebruik met vlijt dit gunstbewijs Zoo komt gij ras tot stand’. Oostelijk is tussen de bebouwing een kaatsplein uitgespaard. De bebouwing langs het water van de Zilverstreek is hier en daar vernieuwd. Nabij de kerk staan enkele karakteristieke notabele woningen uit het laatste kwart van de 19de eeuw, waarbij een grote pastorie. Vlak daarbij staat herberg De Gekroonde Leeuw die in diezelfde periode tot stand is gekomen. Deze heeft lange tijd gediend als halteplaats van de tram van Bolsward naar Harlingen. Het is een statig bouwwerk met op de verdieping een opvallende glazen erkeruitbouw. Het dorp is zich in de vroege 20ste eeuw zowel aan de noord- als zuidzijde merkwaardig lang gaan uitstrekken langs de doorgaande weg. Aan de Camminghaweg staan rijtjes filantropische woningen uit 1900. De naoorlogse dorpsuitbreidingen hebben eerst aan de noord- en later aan de zuidzijde plaats gekregen. De kerk van Arum staat op een ruim, kaal kerkhof. Het gebouw is tot twee keer toe door de bliksem getroffen en in brand gevlogen, de laatste keer in 1836. De huidige kerk is in 1837 ontworpen door bouwmeester Thomas Romein. Die had een neoclassicistisch plan ingediend, maar een soberder plan is uitgevoerd: een traditionele zaalkerk met spitsboogvensters en een strakke, vierkante toren met een allercharmantste bekroning in neoclassicistische vormen. In de kerk met eenvoudig interieur staat een herenbank van de familie Cammingha. In de onmiddellijke en iets ruimere omgeving van Arum staan statige boerderijen, waarvan de kop-hals-rompboerderij Camminghastate aan de zuidelijke dorpsgrens het hoogtepunt is.

Oudehaske is een streekdorp dat omstreeks 1200 is ontstaan op de ontginningsas tussen Westermeer (Joure) en Heerenveen. Het was een belangrijk dorp van de Hasker Vijfga, waartoe ook Snikzwaag, Westermeer, Haskerhorne en Nijehaske behoorden. Op de vroegste grietenijkaart, die van Schotanus uit 1718, is het langs de weg en de ten noorden daarvan lopende vaart, de Overspitting, een redelijk bebouwde, langgerekte streek. De bebouwing stond toen uitsluitend ten zuiden van de weg en de kerk is nog verder van de weg gelegen. Ten noorden liggen de Oldehasker Uytgangen en noordelijker de Hasker Maaden met een strook ertussen, De Dolten, waar een begin lijkt te zijn gemaakt met de verveningen. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 gemeld: ‘Oudehaske, weleer een aanzienlyk Dorp, onder ’t welk nog 60 stemmen behooren; doch die thans, ten grooten deele, in stemmende stellen of ledige Hornlegers zyn veranderd. De kerk heeft een spitsen toren, en ligt ten Zuiden der Overspitting in de bouwlanden. De Noordelyke landen, bekend onder den naam van Oude Hasker Uitgangen, zyn, als de nabuurige, laag en tot maadlanden dienende, voorts veenig en op veele plaatsen reeds vergraaven.’ Er waren destijds veel verlaten of zelfs geheel lege plaatsen waar nog stemrecht aan verbonden was. De verveningen waren toen al aan de gang. Ruim een halve eeuw later is het beeld van heel Haskerland en vooral de omgeving van Oudehaske volstrekt veranderd. De grietenijkaart uit 1848 in de atlas van Eekhoff is onthutsend. De Hasker Maden, hooilanden, zijn vergraven tot een watervlakte, de Oudehasker Uitgangen, eveneens hooi- en weideland, zijn voor de helft uitgegraven en de bouwlanden in het zuiden zijn ook grotendeels vernield, tot over de grietenijgrenzen met Schoterland. Vanuit het zuiden, Sintjohannesga, waren de Gietersen met hun rigoureuze verveningmethode naar het noorden opgerukt. Op grootschalige wijze is voor de turfwinning het oude waaiervormige landschap helemaal overhoop gehaald. De verveners uit Giethoorn, veenbazen en arbeiders trokken na de oostelijke helft van Haskerland te hebben weggebaggerd en in watervlakten te hebben veranderd door in oostelijke richting naar Aengwirden en Opsterland. Op de genoemde kaart is het dorp Oudehaske nog een weg met rafelige stroken land aan weerszijden. Vanaf het midden van de 19de eeuw zijn de veenplassen geleidelijk bepolderd of drooggemalen en het land weer in cultuur gebracht. Op een grote plas na: het Haskerwijd of Nannewijd, dat als recreatiemeer een belangrijke functie bij Oudehaske zou krijgen. De kerk lag vrij ver ten zuiden van de weg, de latere Jousterweg. In het midden van de 19de eeuw wordt nog gemeld: ‘Deze kerk is een oud gebouw, met eenen spitsen toren, doch zonder orgel.’ In 1906 is op de hoek van de Jousterweg en de Badweg – die naar het Haskerwijd en verder naar Rottum voert – een nieuwe kerk gebouwd. Het oude kerkhof bleef zuidelijker aan de Badweg in ere. De nieuwe kerk is een zaalkerk met een rechte koorsluiting die aan de naar de hoofdweg gerichte gevel van een houten torentje is voorzien. De rondboogvensters staan in verdiepte gevelvakken. Aan de Badweg zijn in de naoorlogse periode nogal wat volkswoningen gebouwd, waaronder een vriendelijke reeks in de traditionalistische trant van de Delftse School. Aan de Jousterweg staat de meeste oude bebouwing die veelal dateert uit de laatste tientallen jaren van de 19de of de eerste van de 20ste eeuw. Jousterweg 112 is een burgerhuis met een uitgebouwde middenpartij uit ongeveer 1890 en 118 een gepleisterd exemplaar uit 1899. Op nummer 140 staat het voorhuis – met een rijke 18de-eeuwse betimmering – van een boerderij waarvan de schuur is verdwenen. Er staan bovendien enkele karakteristieke woningen uit de tussenoorlogse periode. Na de oorlog is het dorp eerst uitgebreid aan de zuidwestelijke zijde nabij de oevers van het Haskerwijd, later nog sterker aan de zuidoostelijke zijde waar de bouw nog steeds doorgaat. Aan de noordzijde is aan de verbindingsweg naar de autosnelweg, Haskeruitgangen, een bedrijventerrein ontwikkeld.

De kerk staat op een opvallend hoog terprestant. Van deze aan Johannes de Doper gewijde kerk begint de bouwgeschiedenis in de 13de eeuw. Het oudste gedeelte is te vinden in de noordmuur. Nabij de toren staat de huidige ingang in een 18de–eeuwse muurpartij. Hiernaast is een oude, dichtgemetselde ingang te vinden: van gotisch model onder een segmentboog en in een geprofileerde spitsboognis. Meer naar het oosten is een flink stuk muurwerk in tufsteen uitgevoerd, materiaal dat in de eerste helft van de 13de eeuw moet zijn hergebruikt. Hoog in het muurwerk staan kleine rondboogvensters. Het vijfzijdig gesloten koor van gemêleerde rode en gele baksteen met steunberen op de hoeken is vroeg 15de-eeuws. In de sluitmuur staat een smal, hoog rondboogvenster, in de naastgelegen muurvakken zitten diepe blindnissen van hetzelfde model. De zuidmuur is voorzien van grote, laatgotische vensters met rode dagkanten en traceringen. De muurpartij dichtbij de toren is 18de-eeuws; hierin staat een rondbogige ingang. De rijk uitgedoste, drie geledingen hoge toren is van 1550-’67. De onderste geleding heeft in de westgevel een spitsboogvenster met diepe, rijk geprofileerde dagkanten en zandstenen traceringen. De andere geledingen zijn aan alle zijden versierd met ondiepe, hoge spitsboognissen, voorzien van fijne traceringen van zandsteen. Op deze fraaie torenromp zijn in 1589 een elegante ui-vormige spits en hoekpinakels als karakteristieke bekroning geplaatst. Het ruime, sobere interieur is gedekt door een houten tongewelf. In het koor ligt een collectie renaissancezerken van grote hardsteenhouwers. Bijvoorbeeld die voor het geslacht Feitsma: voor Siuck Feytsma, in 1551 door Benedictus Gerbrandtsz. gehouwen en ook voor Rioerd Feitsma (overleden 1556), waarschijnlijk van dezelfde meester. Die voor Hessel van Feitsma werd gemaakt door Pieter Dircks in 1561 en die voor Ofko van Feytsma was in 1605 het werk van Claes Jelles. De preekstoel met klankbord en aan de kuip gecanneleerde zuiltjes is in 1696 door Jan Matheüs gemaakt. Het orgel is in 1865 gebouwd door Willem Hardorff uit Leeuwarden.

De Johannes de Doperkerk ligt prachtig aan de oever van het Zwischenahner Meer. Het ruime kerkhof is een oase van rust in dit druk bezochte kuuroord. De kerk zou in 1124 gesticht zijn door Egilmar, de eerste erfgraaf van Oldenburg. Tien jaar later kon de kerk, gebouwd van granietblokken en voorzien van kruisribgewelven, worden gewijd. In de zuidmuur zijn grote gotische vensters aangebracht; ongetwijfeld ter vervanging van kleine romaanse vensters. In de vrij gesloten noordmuur is zo’n rondbogig romaans venster nog te zien, al is het dichtgezet. Aan het begin van de 13de eeuw werd de indrukwekkende westelijke toren met zadeldak opgetrokken uit granietblokken aan de onderkant en hoger baksteen. De toren heeft drie geledingen, waarvan de hoogste aan elke zijde twee gepaarde galmgaten bezit. Op de naald van het torendak is een dakruiter geplaatst. In de 15de eeuw werd het kerkschip naar het oosten uitgebreid met een rechtgesloten, gotisch koor dat eveneens werd voorzien van kruisribgewelven. De totale binnenmaten werden een lengte van 28,2 en een vrij krappe breedte van 8,4 meter. In de tweede helft van de 15de eeuw verrees aan de zuidelijke rand van het kerkhof een bakstenen klokkentoren met een grote rondbogige poortdoorgang. In de hoogste geleding zitten rondbogige galmgaten met eronder cirkelvormige nissen. In de geveltoppen zijn rondbogige blindnissen aangebracht. Bij de uitbreiding van de kerk zijn kennelijk granietblokken overgebleven die lukraak in de poorttoren lijken te zijn toegepast. In de toren hangen drie klokken. De Sankt Annaklok is van 1489; de andere oude klokken zijn in de wereldoorlogen omgesmolten en daarna vervangen door klokken uit 1956. Pas in 1888 is de hoofdingang tegen de zuidelijke muur van het kerkschip geplaatst, een merkwaardig poortbouwsel met zijtorentjes. De Johanneskerk heeft een buitengewoon rijke inrichting. De gordelbogen en ribben van de gewelfvakken zijn met schilderwerk gedecoreerd. Er is blad-, golf en blokornament op verwerkt. Het gewelf van de koorsluiting draagt een schildering uit de tweede helft van de 15de eeuw die bij restauratiewerkzaamheden in 1904 aan het licht kwam. Christus troont als rechter van de wereld op een regenboog met de voeten op de wereldbol. Bij zijn hoofd zien we het zwaard en de lelie als symbolen van gerechtigheid en barmhartigheid. Aan weerszijden zijn Maria en Johannes de Doper – de patroon van de kerk – als voorspraak van de mensen knielend weergegeven. Achter hen worden links de zaligen door Petrus bij de hemelpoort ontvangen en rechts proberen de verdoemden aan de hellemuil te ontkomen. Onder dit gewelf staat het altaar met een gesneden retabel van omstreeks 1520 met de lijdensgeschiedenis van Christus: van het Laatste Avondmaal en het Verraad van Judas tot de Opstanding, de Dood van Maria en het Laatste Oordeel. De predella is in 1923 toegevoegd en vertoont de twaalf apostelen met Christus als verlosser van de wereld in hun midden. De kansel in late renaissancestijl is in 1653 door Tönnies Mahler uit Leer gesneden; de polychromie is uit 1715. Op de kanseltrap zijn vijf christelijke deugden gepersonifieerd: Geloof, Hoop, Liefde, Gerechtigheid en Gehoorzaamheid. Op de paneelstijlen staan hermen van zeven apostelen. Zo zijn stijlen van de kanselkuip gevormd als hermen van de evangelisten. Op de panelen staan taferelen uit Jezus’ jeugd. Het klankbord heeft een opbouw met de duif als symbool voor de Heilige Geest met vijf apostelen op de hoeken, engeltjes en het wapen van de graaf van Oldenburg. Tegenover de kansel staat de Eyhauser herenbank in fijne renaissancevormen. In het vrij smalle schip lijkt het meubilair opgestapeld te zijn, in het koor is het wat ruimer. Op de begane grond zijn de bankenreeksen voorzien van met balusters opengewerkte rugschotten. Dat is kennelijk gedaan om de transparantie te bewaren. Zo kregen ook de vanaf 1662 gebouwde galerijen, die aan de oostzijde een eerste en in het westen zelfs een tweede verdieping vormen, borstweringen met balustrades en tientallen geschilderde taferelen uit het Oude en Nieuwe Testament. Het huidige orgel in een classicistische kas is in 1973 gebouwd door Detlef Kleuker uit Brackwede en telt 23 registers.

Augsbuurt, ook wel Lutjewoude genoemd, is een klein komdorp van middeleeuwse oorsprong dat vanaf 1654/’56 aan de toen gegraven Stroobosser Trekvaart kwam te liggen. De kerk is in 1782 opgetrokken ter vervanging van een middeleeuwse kerk. De geveltoren met ingesnoerde naaldspits kreeg pas in 1917 gestalte. De zaalkerk heeft een driezijdige koorsluiting en muurwerk dat door lisenen is geleed en van brede rondboogvensters is voorzien. De kerk is in 1976 gerestaureerd, waarbij de bankenblokken zijn verwijderd. De kerk bezit een hoogst zeldzame vierkante kansel uit het einde van de 17de eeuw. Deze heeft op de hoeken gladde toscaanse zuiltjes en op het voorpaneel staan Mozes en Aäron met de wetstafelen afgebeeld. Er hangen twee forse rouwborden van de familie Van Scheltinga uit 1708 en 1712. Tussen de zerken valt een 12de-eeuws zandstenen exemplaar op. Aan de trekvaartzijde staat de omstreeks 1905 gebouwde pastorie. Het is een sierlijk gebouw op een L-vormige plattegrond en twee geveltoppen. De dakschilden zijn gedekt met grote, dikke en in ruitvorm gelegde kunstleien. Het muurwerk is versierd met allerlei uitgemetselde friesjes en de vensters zijn decoratief omkaderd met negblokken en sierlijke boogtrommels. In tegenstelling tot deze sier, zijn het voormalige schoolhuis en onderwijzerswoning ten oosten van de kerk de eenvoud zelve. Ze zijn in 1833 en 1839 iets versprongen tegen elkaar aan gebouwd maar hebben elk hun eigen schildkap. Het schoolhuis van bruinrode steen heeft een middengang en bezit aan de ene zijde twee staande vensters en aan de andere zijde een dubbel venster. De kleinere onderwijzerswoning van rode steen is drie venstervakken breed en heeft de toegang aan de korte zijde. Bij de pensionering van een van de onderwijzers is de school door gebrek aan leerlingen in 1880 gesloten en verkocht. De toegang tot Augsbuurt wordt verschaft door een balkbrug, een kenmerkend en inmiddels zeldzaam exemplaar van de vanaf 1880 vervangen bruggen over de Stroobosser Trekvaart. Deze dateert van 1907 en heeft brugleuningen van profielijzer en gekruiste stangen.

Oudehorne is een streekdorp dat waarschijnlijk in de 18de eeuw is ontstaan aan de Binnenweg die nu als Schoterlandseweg vanaf Oudeschoot over de hele lengte van de gemeente Heerenveen de belangrijkste ontsluitingsweg richting Donkerbroek is geworden. Het dorp ligt in een landschap waar in het noorden het hoogveen tot turf is gewonnen en dat daarna in cultuur is gebracht. Ten zuiden liggen de lage hooilanden van de vallei van de Tsjonger die daar tot de kanalisering in 1886/’88 als een echte rivier meanderde en een grillige grens vormde met Ooststellingwerf. De Sevenaerswijk is met een viertal verlaten tussen de Schoterlandse Compagnonsvaart en de Tsjonger gegraven en aan de Buitenweg heeft zich het buurtje Sevenaer gevormd. Hier was voorheen het buiten Sevenaer gelegen, dat aan het einde van de 18de eeuw al niet meer bestond. Aan het Sevenaerspad staat helemaal in het zuiden een sluiswachterwoning, die omstreeks 1890 is gebouwd bij de 1e sluis in de Kuinder of Tsjonger. Het gebouw hoort tot een reeks wachterwoningen aan de Tsjonger, die bij de brug van Mildam en de sluis 1 onder Oudehorne, sluis 2 onder Jubbega en sluis 3 onder Donkerbroek. Met de sluis en smalle brug, een flapbrug met homei voor voetgangers en fietsers, vormt de woning in chaletstijl een monumentaal ensemble. Het streekdorp zelf bestaat uit hoogst eenvoudige bebouwing van vrijwel uitsluitend 20steeeuwse woningen aan weerszijden van de Binnenweg, waarin de eveneens eenvoudige in 1924 gebouwde gereformeerde kerk opvalt. Het is een zaalkerk die rechtgesloten is en waarvan de wanden smalle, gepaarde rondboogvensters bezitten. Op de voorgevel met een uitgebouwd portaal staat een houten dakruiter. Verder naar het oosten staat op de sfeervolle begraafplaats een in 1920 gebouwde dubbele klokkenstoel van gewapend beton waarin twee klokken hangen van vlak na de oorlog. Net als in Katlijk is de traditie van het Thomasluiden hier nog in ere. Van 21 december tot nieuwjaar worden de klokken elke werkdag tot 8 uur ’s avonds geluid door de inwoners.

In de geschiedenis van het jonge christendom neemt Dokkum een dramatische plaats in. Missionaris Bonifatius is in 754 bij Dokkum door ‘heidense’ Friezen vermoord. De verering van de martelaar is later op gang gekomen. In de 12de eeuw werd er een premonstratenzer abdij gesticht. Naast de abdijkerk werd ook een parochiekerk gebouwd. De huidige Martinuskerk heeft twee voorgangsters gehad. Nadat de Bonifatiusabdij spoedig na de hervorming was afgebroken, werd de Martinuskerk de protestantse hoofdkerk van de stad. De bouw van deze kerk was in het begin van de 15de eeuw met het koor begonnen, waarna later het schip volgde. Het werd een laatgotische kerk met traveeën voorzien van brede spitsboogvensters met vorktraceringen en tweemaal versneden steunberen. De rondbogige ingang aan de zuidzijde van de westelijke travee, een rondboog in een geprofileerde spitse nis, behoort bij de bouwtijd. De vijfzijdige koorsluiting heeft ook steunberen en smallere vensters. De kerk moest worden uitgebreid, een proces dat duurde van 1588 tot 1593. De voornaamste veranderingen waren de toevoeging van een noordbeuk, het verhogen en vernieuwen van de kap en het aanpassen van de westgevel. De noordbeuk werd deels opgetrokken van afbraakmateriaal van de abdij. De nieuwe kap bleek niet goed te passen en in de zuidmuur zijn de verschillen opgevangen door uitgemetselde togen die de eerste twee venstervakken als het ware bekronen. De noordbeuk kreeg steunberen en de brede vensters ertussen kregen een rondbogige vorm met vorktracering. De westgevel, die aan de zijkanten met drie versnijdingen steunbeer-achtig is afgesloten, is aan de noordzijde met handhaving van deze versnijdingen voor de nieuwe beuk verbreed en van een klein radvenster voorzien. In de bouwnaad staat een ingang in een licht spitsbogige nis. Midden in de oorspronkelijke gevel is een tweede ingang met een classicistische omlijsting. Daarboven rijst een breed en hoog venster op dat korfbogig is gesloten. De van gele steen gemetselde geveltop voor de nieuwe kap heeft een getrapte vorm en in het midden een dubbele, vleugelvormige uitkraging met kraagstenen in de vorm van leeuwenkoppen met ringen. Daarboven staat de met zink beklede houten toren met een spits. Het interieur van het schip en het koor wordt gedekt door een vlak balkenplafond. Het koor heeft een stenen gewelf gehad dat bij de verbouwing onder leiding van Jacob Izaaks Douma in 1856-’57 is verwijderd. Toen is ook een galerij tussen schip en koor weggehaald. Deze rustte op twee ronde, baksteen kolommen die bij de restauratie in 1965-’69 weer tot een meter hoogte zijn opgemetseld. De koorwanden hebben beneden diepe spaarnissen die met geprofileerde baksteen zijn omlijst. Bij genoemde restauratie zijn ze met de onderste delen van de colonnetten die mede het gewelf vormden in het zicht gebracht. Schip en noordbeuk zijn met rijzige ronde kolommen en ronde scheibogen van elkaar gescheiden. Aan het einde van de 18de eeuw is hoog in deze zijbeuk een zittribune met balustrade aangebracht. Ongeveer in het midden van de zuidwand is het liturgische centrum ingericht. Er is een fraai doophek met breed uitwaaierend kuifstuk in rococostijl. De preekstoel met klankbord is in dezelfde stijl, met snijwerk op de kuippanelen met rocailles en loofwerk waarin een bijbelboek, pelikaan, gekapte valk, leeuw, slang en andere voorstellingen zijn te herkennen. De festoenen op de hoekpenanten symboliseren met bloemen, korenaren, druiven en hulst de vier seizoenen. Er zijn twee bijpassende excellente koperen lezenaars. De preekstoel is in 1751 gemaakt naar ontwerp van de Leeuwarder architect Sjouke Nooteboom; het snijwerk is waarschijnlijk van Yge Rintjes. In de koorsluiting staat een poortje, waarboven in de bekroning een schilderstuk te zien is van de Dokkumer kunstenaar Frans van der Elst met de voorstellingen Geloof, Hoop en Liefde en in het fronton het stadswapen van Dokkum. De orgelbalustrade met fraaie getorste zuiltjes voor de panelen is met het orgel in 1688 vervaardigd. Het instrument van de Groninger orgelbouwer Jan Helman is verloren gegaan. In de kas zit een instrument uit 1968 van de firma Flentrop uit Zaandam.

Augustinusga is van oorsprong een agrarisch wegdorp dat in de Middeleeuwen is gevormd nabij de splitsing van wegen van Buitenpost naar Surhuizum en Drachten. Bij de brug en een sluis over en in het Kolonelsdiep ontstond de buurt Blauwverlaat. Aanvankelijk bestond de buurt uit een sluis- en brugwachterswoning, een paar huizen en boerderijen, een café en een bakkerij. Na de oorlog is er ten zuiden van het kanaal enige bedrijvigheid ontwikkeld. Het westelijker aan weerszijden van het Kolonelsdiep gelegen Roohel hoorde ook bij Augustinusga, een in de 18de eeuw ontstane buurt met twee scheepshellingen. Nu is alleen nog een groep huizen aan de noordelijke oever te vinden. Augustinusga had met een opvaart verbinding met het Kolonelsdiep. In Augustinusga zelf lagen de huizen en boerderijen aanvankelijk langs de met puin verharde weg uitgelijnd. Bovendien stonden ten westen van het dorp enkele voorname staten. Aan het einde van de 18de eeuw wordt gemeld: ‘De ligging van dit dorp is zeer vermaakelyk in het geboomte, en deszelfs uitgestrektheid groot; ook heeft men hier eene fraaie kerkbuurt.’ In het midden van de 19de eeuw was er ook bebouwing verrezen aan de zijpaden met een zekere concentratie rond de kerk. De kerk, gewijd aan Sint Augustinus, is een gotische zaalkerk met een rechtgesloten koor uit waarschijnlijk de 15de eeuw. De toren is ouder, 13de-eeuws; hij verloor zijn zadeldak in 1895. Het interieur heeft kruisribgewelven en meubilair uit de 17de en 18de eeuw. In 1897 werd bij Augustinusga een zuivelfabriek gebouwd, die via de Fabrieksvaart met het Kolonelsdiep werd verbonden. Op de oever bij de vaart kwam een rij arbeiderswoningen. De fabriek sloot in 1968. In de jaren twintig is achter de kerk een nieuwe verbindingsweg, de Skoalikkers, met Surhuizum gelegd. Aan weerszijden werd een vriendelijke reeks vrijstaande burgerhuizen gebouwd, sommige in aardige expressionistische stijl. Tevens kwam aan die zijde buiten het dorp in 1917 de gereformeerde kerk tot stand. Na de oorlog is het dorp vooral aan de zuidzijde aanzienlijk uitgebreid.

Oudemirdum is een lommerrijk komdorp dat verwant lijkt aan een es- of brinkdorp. Het dorp is zoals zoveel dorpen in Gaasterlân omstreeks 1200 ontstaan op een zandrug waarover de oude landweg van Stavoren naar Sloten liep. De rechthoekige Brink is omringd door gevarieerde bebouwing van meest bescheiden panden, opgetrokken van gele steen. Daaronder het bezoekerscentrum Mar en Klif met vooral natuurhistorische informatie over de streek. In het perspectief van dit plein staat de hervormde kerk, een tweebeukig gebouw met een toren met ingesnoerde spits op de westgevel. Het schip in classicistische vormen is van 1790; in 1926 is tegen de noordzijde een flinke beuk gebouwd. Zij heeft een aardig interieur dat bij de recente restauratie een kleurige opkikker kreeg. Het orgel dateert uit 1900 en de kansel uit het midden van de 17de eeuw. Verder is er een gebrandschilderd venster van Ype Staak uit 1790. Het dorp is in de 20ste eeuw aan weerszijden van de Buorren en de Kerkstraat flink gegroeid: voor de oorlog vooral aan de Lege Leane, daarna in het oosten. Ten westen van het dorp ligt het Jolderenbos. Daar staat op het hoogste punt van Gaasterlân (12,7 meter) de laatste luchtwachttoren van Friesland. Het is een in 1953 gebouwd overblijfsel uit de Koude Oorlog, volgens het door M. Zwaagstra ontworpen Raat-systeem van geprefabriceerde betonelementen. In het zuidoosten ligt tegen een boszoompje het buitenhuis Riniastate. Het is in 1843 gebouwd naar ontwerp van de neoclassicistische architect Thomas Romein. Riniastate is een wit gepleisterd en van classicistisch sierwerk voorzien buiten met een hoge middenpartij en lagere vleugels. In het midden is een brede erker uitgebouwd met daarboven een balkon met balustrade. Het midden wordt bekroond door een fronton met fijn lijstwerk en een halfrond zoldervenster. Om de bossen en de nabijheid van de zee vonden recreanten en dagjesmensen Oudemirdum al vrij vroeg. Er zijn recreatiewoningen gebouwd, in het Fonteinbos kwam een bungalowdorpje en werden kampeerterreinen aangelegd.

De dorpskerk van Drogeham staat met haar zadeldaktoren op een geest of gaast, een hoge zandrug. De middeleeuwse kerk was gewijd aan Sint-Nicolaas, had een romaans karakter en was net als de toren gebouwd in de 13de eeuw. De kerk raakte in de loop van de 19de eeuw bouwvallig en men wilde haar vervangen door nieuwbouw. Vanuit Den Haag kwam de opdracht om daarbij de bouworde, de stijl van de oude kerk, aan te houden. Bij het ministerie van Binnenlandse Zaken werd onder leiding van Victor de Stuers in de jaren 1870 een begin gemaakt met wat nu monumentenzorg heet. In Friesland kwamen enkele restauraties van de grond, maar er waren ook gebouwen die in oude stijl mochten worden herbouwd. De in 1876-’77 vernieuwde kerk van Drogeham is onder leiding van de gemeentearchitect van Achtkarspelen, Van der Werf, in neoromaanse stijl vernieuwd. Bij de inwijding van de kerk in januari 1877 meldde men dat het gebouw er goed afgewerkt uitzag, maar dat het jammer was dat de commissie van rijksadviseurs de bouworde der oude kerk had voorgeschreven. Daardoor kwam er te weinig licht in de kerk en was de ruimte somber. Het nieuwe schip is gebouwd op de grondslag van de oude kerk en het laat het complete programma van een romaanse dorpskerk zien. Het muurwerk is door lisenen in vakken verdeeld. De hoge borstwering is gesloten, in het register daarboven staan rondboogvensters en de gevels worden afgesloten met een boogfries. De oostzijde heeft een weinig inspringende, halfronde sluiting met nog kleinere rondboogvensters. Alleen de ingangen zijn met consoles en lateien van kunststeen modern. De oude toren bestaat uit twee geledingen, waarvan de onderste rechthoekige spaarvelden bezit, aan de zuidzijde afgedekt door lijstwerk van roze Bremer zandsteen, aan de andere zijden gedekt door keperfriezen. Boven staat in ankers het jaartal 1704 tegen de zuidgevel; het jaar van herstelwerkzaamheden en mogelijk het aanbrengen van het huidige zadeldak. De gepaarde galmgaten staan in rondboognissen en op de overgang naar de geveltoppen zitten tandlijsten.

Het terpdorp Baard is het voormalige bestuurscentrum van de grietenij Baarderadeel en heeft de naam gegeven. Het is eeuwenlang beheerst door het adellijke geslacht Dekema dat hier zijn stins bezat. Nu herinnert de Dekemawei nog aan de familie. Het dorp was goed ontsloten door de belangrijke Bolswardertrekvaart en kreeg in 1830 een ontsluiting over de weg van Franeker naar het achterland van Jorwert en omgeving. Op de hoek bij de brug, de enige beweegbare in de lange Bolswardervaart, is in 1877 een nieuwe herberg gebouwd naar ontwerp van T. Spoelstra uit Tzummarum. In de dorpsstraat volgen aan beide zijden compact gebouwde, eenvoudige, meest gestucte rentenierswoningen. Soms met neoclassicistische kenmerken. Ze staan niet echt in een rooilijn; aan de noordoostzijde van de kerk staan ze ook. Op de hoek van de weg naar Easterlittens staat een forse kop-hals-rompboerderij met sierlijk metselwerk uit omstreeks 1890. De boerderij kijkt uit op het open veld in de dorpskern waar een vrij nieuwe, passende basisschool staat. Achter de kerk loopt een buurt met deels oude bebouwing – de kleine, niet meer als zodanig gebruikte vermaning hoort daarbij – en wat naoorlogse volkshuisvesting. Deze bebouwingsstrook vormt aan de noordzijde van het dorp een gesloten front aan de hier gelegen opvaart, de dorpshaven. Verder is aan weerszijden van de Fâldenserweg richting Jorwert, gemengde bebouwing ontstaan. De in 1876 gebouwde kerk staat aan de dorpsstraat op een ruim, hoog en door een muurtje met ijzeren hek en jonge leilinden beschermd kerkhof. Het gebouw heeft ongeleed bruin muurwerk met rondboogvensters. Er is een driezijdig gesloten koor met pilasters. De goten worden gedragen door kleine consoles en op het dak liggen blauw geglazuurde Friese gegolfde pannen. In de toren zit boven de ingang een spitsbogig venster met een dubbelbolle omlijsting van pleister. De drie torengeledingen zijn met friezen versierd. Er zijn spitsbogige galmgaten, acanthusconsoles onder de kroonlijst en een ingesnoerde achtzijdige spits met leien. Inwendig bezit de kerk een aardig orgeltje en een decoratieve kraak met opengewerkt hek.

Streekdorp dat in de late Middeleeuwen is ontstaan en eeuwenlang de hoofdplaats van Schoterland is geweest. De buurt ontwikkelde zich aanvankelijk west-oost langs de Schoterlandseweg, vrij dicht bij de Tsjonger waar een mogelijkheid van passage was. Die is in de Tachtigjarige Oorlog versterkt met een schans, de Schoterschans, die in het rampjaar 1672 nog eens is vernieuwd. Gedurende de 18de eeuw was Oudeschoot een gewild oord voor de elite om buitens, zoals Herema en Jagtlust, aan te leggen. De meeste werden gesticht in het later zelfstandig geworden Oranjewoud, in de 18de eeuw nog Schoterwoud genoemd. De in 1828 aangelegde rijksstraatweg van Leeuwarden naar Zwolle gaf het dorp een sterke impuls en groeide het ook aan weerszijden van die weg tot een kruisdorp. Na de oorlog heeft het dorp ten zuiden van de kerk een eigen uitbreiding gekregen. Daarna is de rijksweg iets in oostelijke richting verplaatst waardoor de dorpskern van de oostelijk gelegen streek is afgesneden. Intussen was de plaats Heerenveen in zuidelijke richting zo sterk gegroeid dat dit gedeelte van Oudeschoot als zelfstandig dorp werd opgeslokt door de grote buur en werd tot Heerenveen-Zuid. Dat proces is versterkt toen onlangs de weg tot autosnelweg is omgebouwd. Alleen de streek ten oosten van de snelweg wordt nog als Oudeschoot beschouwd. De kerk staat op een tamelijk hoog kerkhof en dateert uit 1752. Zij is een zaalkerk met een driezijdig gesloten koor, door lisenen gelede gevels en een vrijwel gesloten voorgevel met klauwstukken. Op de gevel staat een houten torentje met een ingesnoerde spits. Aan de Wolvegaasterweg en Schoterlandseweg, het oude wegenkruis, staat nog een aantal representatieve woningen en andere gebouwen uit het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw, waaronder een wit gepleisterde, voormalige herberg. Aan de andere kant van de snelweg strekt zich de Julia Jan Woutersstichting uit, een breed gebouw in neorenaissance- stijl dat in 1901 het oude Veenwijk verving en oorspronkelijk bedoeld was voor bejaarde dames.

De kerkhofterp van de Sint-Salviuskerk is door een keermuur met een ijzeren hek omgeven. Van de 12de-eeuwse romaanse kerk resteren flinke stukken muurwerk aan de noordzijde. Daar schemeren door het pleisterwerk twee zones van spaarnissen die beëindigd worden door rondboogfriezen. De zuidmuur heeft een duidelijk gotisch karakter. De kerk is in de 14de eeuw namelijk verlengd en in 1504 verhoogd en van een vijfzijdig gesloten koor voorzien. Tegen de muur staan tweemaal versneden steunberen en er zijn zeven grote spitsboogvensters en een kleine boven de westelijke ingang. Aan de zuidzijde zit een hagioscoop die is gevuld met een mozaiek van glasscherven die bij de recente restauratie zijn gevonden. In het koor staat een zandstenen poort met ionische pilasters en een segmentvormig timpaan met symbolen en personificaties van deugden. De poort in de westelijke travee aan de zuidzijde (1650) is van baksteen met banden natuursteen gevormd. De pilasters dragen een doorbroken fronton met een gelauwerde schedel geflankeerd door obelisken. De vierkante, door een ranke, achtzijdige traptoren begeleide torenromp is twee geledingen hoog. Aan de westzijde zit een zandstenen, rijk geprofileerde nis met de ingang en een groot spitsboogvenster met levendige tracering. De tweede geleding is aan elke zijde versierd met twee ranke spitsboognissen met traceringen. Hiermee houdt de overeenkomst met de vier jaar later gebouwde toren van Tzum op. Hierop volgt een omgang en een achtzijdige bakstenen lantaarn voorzien van een fantasievolle spits. In de 19de eeuw is aan de noordzijde een twee lagen hoge consistoriekamer aangebouwd; de verdieping is voorzien van spitsboogvensters. Onder het houten tongewelf is de ruime kerkzaal, met een fraaie collectie renaissancezerken in de vloer, voorzien van lichtoker gehout meubilair uit de 17de eeuw. Het koor is met een getimmerde wand afgesloten, tegen de zuidwand staat de preekstoel met een klankbord in de dooptuin en tegen de noordwand is een fraaie reeks herenbanken geplaatst. Het orgel is in 1653 gebouwd door de gebroeders Bader. De kas is gebleven; het instrument is enkele malen gerepareerd en in 1918 gewijzigd.

Bakhuizen is een komdorp aan de voet van een keileemrug die even ten oosten van het dorp tot meer dan 11 meter hoog is. Bakhuizen is omstreeks 1200 ontstaan als buurt die oorspronkelijk bij het zuidoostelijk gelegen Mirns behoorde. Na de Hervorming bleef het een katholieke enclave en maakte zich in de loop van de 18de eeuw los van Mirns. Het was aanvankelijk een streekdorp langs doorgaande wegen als de Sint-Odulphusstraat en de Teeuwis de Boerstraat. Maar het is sinds het midden van de 19de eeuw in zuidelijke richting uitgebreid tot komdorp met vrij losse bebouwing en een open kern, waar ook het kerkhof ligt. Er heeft met nieuwbouw verdichting plaatsgevonden. Langs de genoemde straten staat een aantal fraaie middengangswoningen uit het einde van de 19de eeuw maar ook burgerhuizen uit de tussenoorlogse jaren. In de Sint- Odulphusstraat staan een aardig café en een winkel. Na de oorlog zijn met traditionalistische volkshuisvesting de ruimten in de wanden van de Teeuwis de Boerstraat gesloten en onlangs kwam daar een passende brandweerpost bij, waardoor deze belangrijke straat een evenwichtig beeld oplevert. Spoedig hierna kreeg de dorpsentree vanuit het oosten gestalte met bebouwing aan de Rysterdyk. Ten noorden van de kerk werden even later de bebouwingswanden om het Plantsoen gevormd. Er is ten zuiden van de Bakwei een heel nieuw wijkje ontstaan. In het noordwesten staat de rooms-katholieke Sint-Odulphuskerk, gebouwd in 1913/’14 naar ontwerp van architect Wolter te Riele ter vervanging van een kerkje uit 1857. De kerk is een pseudobasiliek in neogotische stijl met een driezijdig gesloten koor en een toren met een ingesnoerde spits. Het schip heeft netgewelven, de zijbeuken kruisgewelven. Het meubilair is afkomstig uit het atelier van F.W. Mengelberg. Het orgel is van de gebroeders Adema. De gebrandschilderde ramen zijn in 1914 vervaardigd door F. Nicolas en de muur- en gewelfschilderingen (1935/’41) zijn van Johannes Ydema. In de Nagelhoutstraat is in 1938 het vrouwenklooster Mariahof gebouwd. In 1987 werd het verbouwd tot 19 appartementen.

Oudwoude is een streekdorp op een laat-middeleeuwse ontginningsas, de Foarwei, en een waarschijnlijk iets jongere tweede, dwars daarop staande streek in het noorden, de Wijgeest. In de Tegenwoordige Staat van Friesland (1786) blijkt het nog groter, Oudwoude is: ‘een middelmaatig dorp: hier onder behoort de buurt Wygeest, alwaar weleer de Staten Allema en Buma gevonden werden, met de buurtjes de Wirden en Oudwoudumer zyl. Ook behoort onder dit dorp … de vermaakelyke buurt Veenklooster, ten Oosten van Kollumerzwaag gelegen, alwaar ligt de heerlykheid Rosema, thans behoorende aan de Familie van Heemstra.’ Veenklooster is nu een zelfstandig dorp en Allemastate bestaat nog steeds. Oudwoude is een streekdorp gebleven. Ook na de oorlog was geen sprake van komvorming, al zijn er ten westen van de Jan Binneswei enkele straten achter de streken aangelegd en bebouwd geraakt. De kern is aan het westelijke gedeelte van de Foarwei te vinden: daar staan de kerk, de school en het voormalige verenigingsgebouw bij elkaar. De kerk is een eenbeukig gebouw uit de 15de eeuw. Bij de bouw is het bouwmateriaal van de voorgangster is hergebruikt. De kerk heeft een driezijdige koorsluiting en een houten geveltoren die met de westgevel aan het einde van de 17de eeuw is gebouwd. Het interieur van de kerk wordt gedomineerd door een groot aantal rouwborden en een overhuifde herenbank. Het verenigingsgebouw is aan het einde van de 19de eeuw tussen de kerk en de pastorie gebouwd, een karakteristiek zaalgebouw met spitsboogvensters. De pastorie is een middengangwoning uit 1806 waarvan de middenpartij een eeuw later is verbouwd. De school en onderwijzerswoning van eenzelfde type zijn in 1898 tot stand gekomen, maar de tweeklassige school is twee keer verbouwd. Ten noorden van de dorpskern staat aan de Allemawei een boerderij met het voorhuis van de weg afgekeerd. Een monumentaal overblijfsel van een zaalstins. Het is een van de weinige zaalstinsen die redelijk compleet bewaard gebleven zijn. Mogelijk dateert Allemastate al uit de roerige 14de eeuw.

De in de middeleeuwen aan Sint-Martinus gewijde kerk rijst op uit de fascinerend gave dorpsstructuur van Easterein. Zij staat op een vrijwel compleet omgrachte kerkterp. De forse kerk is in de tweede helft van de 14de eeuw gebouwd met gebruikmaking van ouder muurwerk van een eerdere tufstenen kerk. Schip en koor zijn in 1862 ommetseld met kleine gele steen. De noordmuur is ongeleed en voorzien van twee grote spitsboogvensters met bakstenen traceringen. Boven de rondbogige noordelijke ingang zit een cirkelvormig venster. Aan de westzijde van de zuidmuur is hetzelfde te zien. Het vijfzijdig gesloten koor kreeg op de hoeken tweemaal versneden steunberen en in het zuidoostelijke muurvak staat een groot gotisch venster. Ook de zuidmuur heeft dit model vensters, alle met bakstenen traceringen. Ze staan tussen de zware, diagonaal gemetselde steunberen. De toren met stompe, ingesnoerde spits is in 1688 hersteld of opgetrokken. Hij is in 1862 voor het grootste deel omklampt met kleine gele steen. Het grote aantal staafankers is een aanwijzing dat de toren inwendig nog van middeleeuwse oorsprong kan zijn. Er hangen klokken van Steven Butendiic uit 1468 en Jacob Noteman uit 1645. De neoclassicistische ingangspartij is vermoedelijk bij de verbouwingen in 1862 aangebracht. Tegen de noordzijde van het koor staat een uit het begin van de 14de eeuw daterende sacristie. Deze heeft kleine rechthoekige vensters en boven een tandlijst een traptop waarin klimmende, samengestelde diepe blindnissen die tezamen een levendige plastiek opleveren. Het interieur heeft een 16de-eeuws tongewelf dat, buiten het koor, in 1862 een blanketbeurt heeft gekregen. Een tweede witgeschilderd tongewelf werd toen aangebracht, de trekbalken en muurstijlen zijn gestukadoord en de korbelen decoratief omtimmerd. In de kerkvloer ligt een groot aantal gebeeldhouwde zerken uit de 16de en vroege 17de eeuw. De wit geschilderde preekstoel uit de 19de eeuw draagt op de kuip personificaties van de christelijke deugden. Ertegenover staan vier 17de-eeuwse overhuifde herenbanken. Het orgel is in 1870 vervaardigd door Willem Hardorff uit Leeuwarden. De kerk bewaart een grote schat uit de vroege renaissance. Hein H., een kistenmaker uit de buurt, maakte in 1554 een kraak of oksaal in de kerk; hij liet er zijn merkteken op achter. Hij is ongetwijfeld identiek aan Heino, de maker van de opmer kelijke renaissancegrafzerk uit 1556 voor Sibble Sipkis en Mary Sybesdr. Meylama in de zelfde kerk waarop staat te lezen: ‘Heino est huius operis autor’: van dit werk is Heino de maker of de ontwerper. Er bestaat ook de veronderstelling dat Hein Hagart, de uitvoerder van het praalgraf voor Edo Wiemken in Jever, de vervaardiger van de kraak is. De kraak of galerij is twee verdiepingen hoog en drie vakken breed. Tussen vier zuilen met voorgeplaatste ge groefde zuilen zitten drie rondbogige openingen. De zuilen kregen composiete kapitelen waarin de voluutkrullen van de ionische en de acanthusbladeren van de korintische orde gecom bineerd zijn. Zij dragen een kroonlijst met daarin friesvak ken. Deze vakken dragen achttien bijzonder aardige voorstellingen uit het Oude en Nieuwe Testament met David en Christus als hoofdpersonen in een, als daar aanleiding toe was, prachtige perspecti vische setting. Onder de voorstellingen zijn in rolwerkcartou ches bijschriften aange bracht. De segmenten tussen de rondbogen en de horizontale kroonlijst, de zwikken, zijn op een zeer decoratieve wijze ingevuld met maskarons en mensfi-guren die verstrikt zijn in rolwerk. Ook de verdieping met fraaie balus ters met Latijnse tekst tussen de bases van de vakken, bestaat uit drie rondbogen. Hier rusten ze op fraai gedecoreerde vierkante pijlertjes en vanaf de geboorte der bogen nemen draagfiguren de functie over. Blijkens de opschriften op de basis zijn dat aan de oostzijde Perzen en aan de westzijde kariatiden. Zij dragen een kroon lijst met een brede tekstband, deze keer in het Nederlands. Be ne den wordt de binnenruimte door ster- en boven met netgewelven overhuifd. In de ver diept liggende cassetten zijn gevarieerde, gesneden maskers aangebracht. Zo ademt het meubel aan alle kanten de decoratie zin en eruditie van de renaissance uit. In de Latijnse teksten voert een antiek zelfbewustzijn de boventoon.

Bakkeveen is een streekdorp dat in de late Middeleeuwen als dorp met een brinkachtige ruimte is ontstaan bij de kloosteruithof Mariënhof. Deze uithof is er in de 13de eeuw vanuit het grote klooster Mariëngaarde gevestigd. Het klooster had brandstof nodig dat hier uit de venen kon worden gewonnen. Oudere sporen bewijzen dat Bakkeveen al in de steentijd op een belangrijke route lag. In de tweede helft van de 17de eeuw werd de Bakkeveensevaart gegraven en begon een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van de streek: de veengraverijen van de Drachtster Compagnie. In de jaren rondom 1660 werd Bakkeveen bereikt en in 1685 was de vaart voltooid en kwam er op de kruising van de weg en de vaart een verlaat. Aan weerszijden vestigden zich op de venen en de heide arbeiders en wat neringdoenden, maar van een echte nederzetting was nog geen sprake. Tjaerd van Aylva liet in 1732 voor Bakkeveen een achtzijdige centraalbouwkerk ontwerpen. Er schijnt zelfs een model van te zijn geweest, maar het kwam niet tot de bouw. Wel kreeg deze grietman en eigenaar van veel venen het voor elkaar dat de verspreide bebouwing na 1732 naar de vaart werd verplaatst. Nadat de gronden waren afgeveend, werden de landerijen in stroken van ongeveer 400 meter diepte aan weerszijden van de Bakkeveensevaart in cultuur gebracht. De gebieden die verder van de vaart verwijderd lagen veranderden weer in heide. Langs de vaart staan nog enkele 18de-eeuwse ontginningsboerderijen met een voorhuis, dat van een krimp overgaat in een schuur met doorschietende dakschilden, zoals Weverswal 13 uit 1753 en Foarwurk Wei 5 uit 1784. Verder het omstreeks 1900 verbouwde Boszicht, Weverswal 32, dat waarschijnlijk ook een 18de-eeuwse kern heeft. In 1788 meldde de Tegenwoordige Staat van Friesland bij het dorp Siegerswoude: ‘Behalven de bouwlanden, behooren onder dit Dorp zeer uitgestrekte Veenen …. Onder anderen behoort hier toe de buurt Bakkaveen, geheel op de Heide, in ’t Zuidoosten des Dorps, en door dezelve loopt eene vaart met verscheiden Verlaaten en Zydwyken naar de Zuidelyke Veenen, in welke de turfgravery van tyd tot tyd toeneemt. … In later tyd hebben deeze Veenen, eerst aan de familie van Aylva, en daarna aan die van Burmania toebehoord; doch voor enige jaaren zyn zy, door koop, in eigendom gekomen aan eenige Friesche en Groninger Heeren, die dezelve in Maatschappy bezitten, en hier omstreeks jaarlyks eene groote menigte turf doen graaven.’ Tjaerd van Aylva heeft Bakkeveen gestalte willen geven en is aan het begin van de 18de eeuw waarschijnlijk ook de bouwheer van het Blauwhuis dat tot 1837 aan de Foarwurker Wei heeft gestaan. Van daaruit is het gebied eerst door de Aylva’s en vanaf het midden van de eeuw door de Burmania’s geëxploiteerd en bestuurd. Zij begonnen met de aanplant van bossen en de Burmania’s hebben er ook een ‘speelschans’ gelegd om de krijgskunst te oefenen. Sporen ervan bij de Beakendyk gaven onlangs aanleiding tot reconstructie. Achter het Blauwhuis stond de Slotpleats, waarvan in 1818 de eerste steen werd gelegd en die tot de verbouwing in 1922 als zodanig in gebruik bleef. Toen werd de boerderij voor het echtpaar Van der Goes-Van Harinxma thoe Slooten verbouwd tot landhuis, dat sinds 1986 een horecafunctie heeft en thans met de omliggende gebieden bij Natuurmonumenten in eigendom is. Het koetshuis huisvest de VVV en het archeologische steunpunt. In 1856 kreeg Bakkeveen op de Tsjerkewâl een eigen hervormde kerk, een eenvoudige zaalkerk met een houten dakruiter met spits op de voorgevel. Even verder staat de uit de 19de eeuw daterende houten schaapskooi, de enige in Friesland. Bakkeveen kreeg omstreeks 1910 pas de status van zelfstandig dorp. Het stond toen aan de vooravond van een nieuwe ontwikkeling. De gevarieerde bos- en heidegebieden in de omgeving werden ontdekt voor recreatie en toerisme. Toch is daarna in het centrum het karakteristieke verlaat met brug nog vervangen door een dam. Na de oorlog is het dorp aan de noordoostelijke zijde sterk uitgebreid.

Ouwsterhaule is een streekdorp van middeleeuwse oorsprong die met Ouwster-Nijega en Oldeouwer de Trijega of Ouwster Trijega de oostelijke hoek van Doniawerstal vormden. Drie agrarische dorpen, waarvan Ouwsterhaule het grootste is. Op de grietenijkaart van Schotanus uit 1718 is een compacte buurt te zien tussen de weide- en hooilanden ten noorden en bouwlanden ten zuiden van de weg. Ten noorden van het dorp ligt de Haulsterpoel die pas in de tweede helft van de 19de eeuw werd drooggemaakt. Aan het einde van de 18de eeuw meldde de Tegenwoordige Staat van Friesland: ‘dit Dorp ligt met de twee volgende … aan een rydweg en vaart, van de Scheendyk af tot aan het Tjeuke meer: weleer had ieder deezer Dorpen eene Kerk, doch thans is die van Ouwster- Haule maar alleen in weezen. … In ’t jaar 1741 werd hier een groote Polder aangelegd, op aanraden van wylen den Heere Vegilin, welke een ruime uitgestrektheid van dit en de twee volgende Dorpen beslaat; zynde zestien boereplaatsen, ten grooten deele, binnen den Polderdyk beslooten. Sommigen zeggen dat de landen hier thans minder vruchtbaar zyn dan voor deezen, toen zy, jaarlyks, door het Tjeuke meer, onder water gezet, en daar door met een vruchtmaakend slyk overdekt en bemest wierden.’ Op de grietenijkaart van Eekhoff uit 1850 is deze Trijegasterpolder aangegeven. Ouwsterhaule is het enige dorp van de Trijega waar een kerk staat. Werd tot voor kort nog aangenomen dat de kerk uit de 18de eeuw dateerde, in 1802 een nieuwe westelijke gevel kreeg en in 1877 ingrijpend werd gewijzigd, bij de restauratie in 2001 bleek dat de aanpak van 1877 heeft bestaan uit de ommanteling van de laat-middeleeuwse kerk omdat de kerk er zo lelijk uitzag. De 19de-eeuwse schil is er nu afgehaald en het muurwerk van middeleeuwse moppen is in het zicht gebracht. De zaalkerk heeft een driezijdige koorsluiting en rondboogvensters. De naar verhouding grote, houten geveltoren is bekleed met lood en heeft een licht ingesnoerde spits.

Oranjestein Noot van de redactie Oranjestein is één van de lokaties van de tweede editie van het Kamermuziekfestival Landgoedconcerten Oranjewoud, 24 tot en met 26 mei 2013. Voor meer informatie: zie onze Cultuuragenda of kijk op www.festivaloranjewoud.nl Aan het einde van de Lindelaan in Oranjewoud rijst het bepleisterde neo-classicistische gebouw op van twee bouwlagen op een kelder, onder een kap. De voorgevel is zeven vensters breed met een attiek op het uitspringend middengedeelte, waarin zich de ingang met bordes bevindt. Het huis verrees op de plaats van het rentmeestershuis van de buitenplaats van de Friese Nassaus. In 1821 liet de doopsgezinde Leeuwarder koopman Pieter Cats hier een buitenplaats bouwen. De gevelindeling toont grote overeenkomst met die van Lyndenstein te Beetsterzwaag. De tuin werd door de bekende tuinarchitect J.P. Roodbaard in landschapsstijl aangelegd. Later vererfde het buiten aan de familie Bieruma Oosting. Jan Bieruma Oosting, burgemeester van Leeuwarden, liet het gebouw in 1855 aan de achterzijde vergroten door architect H.R. Stoett. Ook liet hij enkele dienstwoningen en een oranjerie bouwen. De laatste verbouwing vond in opdracht van zijn zoon Johannes in 1897 plaats, toen de achtervleugel door H.H. Kramer werd aangebouwd. De architect heeft de huidige serre met balcon toen geplaatst. Nadat de laatste Oosting, Agatha Victoria in 1968 kinderloos overleed, vererfde Oranjestein aan jkvr. A.V. de Beaufort-van Sminia. Het authentieke gebouw met een gaaf interieur en omgeven door het landschapspark maakt Oranjestein heel bijzonder. In de zomer en in het najaar is het park in een bepaalde periode te bezichtigen. Informatie is te verkrijgen bij de plaatselijke VVV. Toegankelijkheid: Particulier. Niet toegankelijk. Tuinen en park beperkt toegankelijk.

De aan Sint-Margareta gewijde kerk staat op een grotendeels afgegraven terp en dateert oorspronkelijk uit de 12de eeuw. Zij kreeg in de 13de eeuw een rondgesloten koor en is in de 15de eeuw vernieuwd. De enigszins ingedeukte zuidelijke muur bestaat uit gele kloostermoppen en reparaties van kleine gele baksteen, maar in enkele velden zit ook nog tufsteen. In deze muur staan grote spitsbogige vensters en een sierlijke poort uit 1655. De koorsluiting vertoont eenzelfde menging van gele baksteen in verschillende formaten. Aan de zuidzijde zit een dun spoor van een rondboogvenster en aan de noordzijde een dichtgemetseld geprofileerd venster van dit model. De noordelijke muur buikt wat uit en bevat allerlei bouwmaterialen en kleuren; ook aanzienlijke stukken met tufsteen. Er zijn sporen van kleine, dichtgezette rondboogvensters van verschillende formaten en aan de westzijde van een fraaie, dichtgemetselde ingang, een poort onder een gedrukte segmentboog geplaatst in een geprofileerde spitsboognis die weer is omvat door een rechthoekig rondstaafkader. De toren is in de kern mogelijk nog romaans. In 1854 is naar ontwerp van Frederik Stoett het zadeldak vervangen door een ingesnoerde spits en de romp ommetseld. Deze laat nu drie geledingen zien met door ondiepe rondboognissen verlevendigde gevelvakken. Op de naald van het kerkdak staat op de overgang van schip naar koor een dakruiter met angelusklokje. Aan de noordzijde is bij de overgang van schip en koor in de 15de eeuw een sacristie aangebouwd die in de 19de eeuw sterk is verbouwd. De inventaris onder een spitsbogig houten tongewelf dateert voornamelijk uit de 18de eeuw: de lambriseringen, de rijk gesneden preekstoel (1755) met klankbord en de personificaties van de deugden, het doophek met fraaie balusters, de mannen- en vrouwenbanken en de tekstborden. De overhuifde herenbank in ingetogen fraaie renaissancevormen tegenover de preekstoel is al van 1604. De twee rouwborden (1664 en 1695) gedenken leden van de familie Hettinga. Willem Hardorff uit Leeuwarden bouwde in 1867 het orgel dat plaats kreeg op een tribune boven een fraaie scheidingswand uit de 18de eeuw.

Balk is oorspronkelijk een streekdorp aan het water dat zich tot een komdorp met een kleinstedelijk karakter heeft ontwikkeld. Een soort vlekke. Het begon vrij zeker omstreeks 1300 bij de brug in de belangrijke landweg van Wijckel naar Harich over de Luts. Balk groeide dankzij de zuivel: van de 15de tot de 18de eeuw waren Balk en Sloten dé centra van de boterhandel voor de hele Zuidwesthoek. De kruising werd het brandpunt: van daaruit kwam naar beide richtingen en aan beide oevers van de Luts de bebouwing tot stand. Vooral naar het zuidwesten toe raakte de bebouwing behoorlijk uitgestrekt. De centrale positie kreeg in 1615 op het scharnier van de nederzetting, bij de brug, bevestiging met een fraai raadhuis in renaissancestijl. De historische kern van Balk is aangewezen tot beschermd dorpsgezicht. Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw breidde het dorp zich langs de wegen naar Wijckel en Harich uit, waardoor het dorp een bajonetvorm kreeg. Na de oorlog zijn flinke woonwijken aangelegd aan de noord- en vooral aan de zuidzijde. Het raadhuis op de hoek van de Dubbelstraat is twee volledige verdiepingen hoog. Het kreeg een elegante dakruiter met luidklok en uurwerken en aan de Dubbelstraatzijde een hoog toegangsbordes met schildhoudende leeuwen. Het opmerkelijkst aan het representatieve gebouw zijn de ankers die zo krullerig zijn uitgedost dat de stichtingsdatum 1615 er nauwelijks meer van af te lezen valt. Op de andere hoek van de Dubbelstraat, tegenover het raadhuis, staat het in 1878 gebouwde postkantoor in eclectische vormen en een afgeronde hoek, eigenlijk een Leeuwarder specialiteit. Architect was dan ook Jacob Douma uit deze stad. Het is in 1989 gerestaureerd en vijf jaar later deel gaan uitmaken van het gemeentehuis. Voor het raadhuis staat aan de Luts een beeldje van de dichter Herman Gorter die zich aan het einde van de 19de eeuw bij het schrijven van zijn befaamde gedicht ‘Mei’ liet inspireren door Balk. Aan de Luts bleef alles kleinschalig omdat er maar weinig woningen en bedrijfsgebouwen zijn gekomen die meer dan één volledige verdieping tellen. Uitzondering vormen bijvoorbeeld twee deftige eind-18de-eeuwse woonhuizen met ingezwenkte halsgevels, schuin tegenover elkaar aan de Luts. Ze worden beide voorbeeldig beheerd door vereniging Hendrick de Keyser. Aan weerszijden van het water is een keur aan verzorgde panden uit allerlei stijlperioden te vinden. De hervormde kerk uit 1728 doet mee in het straatbeeld van de gesloten bebouwing, maar valt op door de grotere omvang en het op de voorgevel geplaatste torentje. Volgens het gebrandschilderde raam is de bouw van de kerk geleid door meester timmerman Roelof Saegman. Aan de overkant staat het in 1862 gebouwde kerkje van de doopsgezinden en verder naar het westen de rooms-katholieke Sint- Ludgeruskerk, een neogotische, driebeukige basilikale kerk met een hoge toren, in 1883 gebouwd naar ontwerp van Alfred Tepe. Binnen zijn schilderingen van Johannes Ydema en het hoofdaltaar is afkomstig van de gesloopte Michaëlskerk in Zwolle. Omstreeks 1925 is in het midden van het dorp een smalle, ijzeren ophaalbrug voor voetgangers over de Luts gelegd die in 1994 is vernieuwd. In het westen ligt een even oude ijzeren ophaalbrug met vakwerk die de Erasmusstraat en Wilhelminastraat met elkaar verbindt. Daar staat op de hoek van de Van Swinderenstraat een hotel-café met een pui van omstreeks 1900 die in de boogtrommels boven de ramen met tegeltableaus in de charmante Jugendstil de naam te lezen geven: Garage- Stalhouderij-Hotel-Teernstra. Aan de andere kant van het oude Balk is aan het begin van de Dubbelstraat eveneens een aardig etablissement van omstreeks 1890 te vinden. Aan de Lytse Side in het noorden rijst de stoere, voormalige coöperatieve veevoederfabriek op: De Volharding dateert uit het laatst van de 19de eeuw en er staat een directeurswoning in eclectische stijl naast. De zuivelfabriek in het westen is onlangs gesloten. De nieuwe bedrijvigheid is aan de westelijke rand van Balk te vinden.

De kerk midden in het vrij gave radiaalterpdorp Ee was gewijd aan de heilige Gangulfus of heilige abt Jarich. De kerk is in het tweede kwart van de 13de eeuw totstandgekomen in romano-gotische trant. Dat is het best te zien aan de noordmuur met grotendeels dichtgemetselde, middelgrote, gepaard geplaatste spitsboogvensters. Oorspronkelijk waren het vier paren die de gewelfvakken verlichtten. Het niet gedichte venster aan de oostzijde bezit nog de oorspronkelijke dagkanten met kraalprofiel. In het eerste kwart van de 16de eeuw zijn de gewelven verwijderd en is de kap verhoogd. Het oostelijkste vensterpaar is verdwenen toen in 1908 de rechte koorsluiting werd vervangen door een driezijdige. In de noordmuur zitten de sporen van twee dichtgemetselde rondbogige ingangen. In de zuidmuur zitten ze ongeveer op gelijke plaatsen. De zuidelijke ingang is segmentvormig gesloten en staat in een geprofileerde spitsboognis. De zuidmuur heeft verder grote spitsboogvensters die er na het verwijderen van de gewelven zijn ingebroken. Beide muren worden bekroond door reeksen consoles in de vorm van lijstwerk dat op een voetje steunt. Veel van deze voetjes zijn gevormd tot mensenmaskers en dierenkoppen. De toren en westgevel zijn van 1869. Het interieur wordt gedekt door een gedrukt tongewelf. In de vloer ligt een grote collectie gebeeldhouwde zerken, waarbij een sarcofaagdeksel, een gotische zerk van roze zandsteen en een renaissancezerk voor Frans Humalda die in 1627 overleed. Aan de wanden hangen negen ruitvormige rouwborden. In de noordwand is een rijk renaissance-epitaaf van albast en zwart marmer opgenomen ter herdenking van de in 1627 overleden Snelliger Meckema. De met eenvoudig lijstwerk versierde preekstoel met klankbord is in 1867 vervaardigd door K.F. Ozinga. Aan weerszijden van het rugschot is sierstucwerk aangebracht. In het doophek zitten sierlijke gietijzeren roosters. Tegen de noordwand staan drie dubbele herenbanken uit de 17de en 18de eeuw, waarvan die tegenover de preekstoel door zijn geslotenheid op een monumentaal ledikant lijkt. Het in 1957 gebouwde orgel is voorzien van panelen met voorstellingen van Paulus en Liudger, geschilderd door Dick Ozinga.

Ballum is een esdorp dat in de volle Middeleeuwen is ontstaan. In de eerste helft van de 15de eeuw is de Jelmerastate er gesticht, in de 16de eeuw uitgebouwd tot de representatieve residentie van de Heren van Ameland, de Cammingha’s. Het stond tot 1829 op een duin ten westen van de begraafplaats, ongeveer op de plaats waar nu het gemeentehuis uit 1972, uitgebreid in 1998, staat. Het was een gebouw van twee vleugels met een hoge belvedèretoren en twee poorttoegangen die met fraai renaissancebeeldhouwwerk waren omvat. Slechts één spoor rest: de enorme, door Vincent Lucas excellent gehouwen grafsteen waarop Wytso van Cammingha (†1552) in wapenrusting in reliëf is geportretteerd. Thans ligt de steen op de vloer van het lijkenhuis; vroeger waarschijnlijk in de slotkapel. De Camminghastraat voert naar het noorden: een brede, door hoge bomen en brede grasstroken omzoomde weg. Na de eenvoudige zaalkerk van de doopsgezinden opent de ruimte zich bij de driesprong naar de Gerrit Kosterweg tot een brinkachtig gebied. Daar staat eerst nog oude bebouwing en vervolgens sluiten straten van de dorpsuitbreiding daarbij aan. De Camminghastraat sluit zijn perspectief door de dorpstoren die los op de graszoom staat. De ankers geven het jaartal 1755 aan. Hij is toen gebouwd ter vervanging van een klokkenstoel en in 1870 nog eens met twee en een halve meter verhoogd. De keurig in de rooilijn geplaatste zaalkerk uit 1832 van de hervormden past met haar ingetogen karakter in het dorpsbeeld. Dit in tegenstelling tot het interieur, waar een van de fraaiste renaissance preekmeubelen van Friesland is te vinden. De preekstoel is in 1604 met nissen voorzien van schelpmotieven, bloemstukken en evangelieboeken gesneden door Claes Jelles voor de kerk van Harlingen, maar toen die werd vernieuwd, is het meubel in 1771 aangekocht. De bebouwing heeft verder vooral een agrarisch karakter met kleine boerderijen en kenmerkende Amelander huizen met vlechtingen in de geveltoppen, tandlijstjes en friezen en andere sier. Ze vormen gezamenlijk een beeld dat, ondanks de druk van het toerisme, redelijk gaaf is gebleven.

Het dijkdorp Paesens is vrij spoedig na de aanleg van de eerste zeedijk in de 11de eeuw ontstaan. De zijl, de sluis, die in de monding van de tot vaart getemde slenk de Paesens moest worden gelegd, werd een aantrekkelijke vestigingsplaats. Door aanslibbing was de uitwateringssluis maar beperkt te gebruiken en hij werd in 1449 opgeruimd. Paesens groeide uit tot een vissersplaats waarvan de bebouwing zich tot in de tweede helft van de 18de eeuw concentreerde in de buurt van de kerk. Het leverde geen regelmatige kerkbuurt op. De huizen zijn in een paar onregelmatige rijen tegen de zool van de dijk en aan de centrale dorpsstraat gebouwd. Vanaf de tweede helft van de 18de eeuw breidde het dorp zich naar het westen uit, doordat bij Paesens voor de dijk veel land aanslibde en de bebouwing ver van het water kwam te liggen. Westelijker was dat niet het geval en konden de vissersschepen gemakkelijker op de rede worden geankerd. Daar ontstond toen het tweelingdorp Moddergat. De inwoners van de dorpen vormden samen een vissersvloot en de stormramp van 1883 trof Paesens even hard. Pas tegen het einde van de 20ste eeuw is ten zuiden van het dorp een bescheiden uitbreiding in ontwikkeling genomen. De dorpskerk dateert uit het begin van de 13de eeuw en was toegewijd aan Antonius. Het is een laat-romaanse, eenbeukige bakstenen kerk met een iets inspringend, halfrond gesloten koor. De muren lopen van west naar oost licht naar elkaar toe. Na sloop van de zadeldaktoren in 1792 is het schip westwaarts verlengd. Op een nieuwe sluitmuur is een houten toren met een ingesnoerde spits geplaatst. Waarschijnlijk is toen ook het tongewelf over het schip gespannen. In 1861 is ten zuiden van het dorp korenmolen De Hond gebouwd, een achtkante bovenkruier op een gemetselde voet en met een stelling. Het achtkant en de kap zijn met riet bekleed. Boven de ingang zit een steen met de afbeelding van een hond en het jaartal 1861.

De in 1746 gebouwde kerk staat op een volledig door een ijzeren hek omgeven kerkhofterp. Er is een fraai zwaaihek met ‘Gedenk te sterven’ en penanten met doodssymboliek. De stichtingssteen bevat een rijm, waarvan de eerste strofe luidt: ‘De gunst van armen en van ryken / Vertoonde nimmer zich zo sterk / als in den bouw van deese kerk / door algemene liefdeblyken.’ De steen zit boven de rondbogige poort met neggen met bloemreliëf, lijstkapitelen, aanzetstukken met druiventrossen en een sluitsteen met Franse lelie. De toren is 13de-eeuws, in de 14de eeuw iets verhoogd en waarschijnlijk bij de nieuwbouw voorzien van een nieuw zadeldak tussen topgevels met pinakels. In de muren zitten kleine rondboogvensters, bovenin geprofileerde galmgaten en aan de oostzijde zit de uurwerkplaat. Aan de westzijde staan in beide schipmuren rechthoekige vensters met kleine roedeverdeling. Verder wordt het kerkschip aan beide zijden verlicht door drie grote rondboogvensters. Aan de noordzijde is één venster beschermd door lattenblinden; aan de zuidzijde alle vensters. Bij de twee vensters met gebrandschilderde ramen zijn de blinden meestal gesloten. De driezijdige sluiting heeft penanten op de hoeken. De oostelijke sluitmuur is blind, de andere hebben rechthoekige vensters met kleine roedeverdelingen. Het interieur wordt gedekt door een houten tongewelf. De preekstoel met klankbord tegen de sluitgevel is door Jurjen Stelmaker vervaardigd en dateert uit de bouwtijd van de nieuwe kerk. De kuip heeft elegante uit- en inzwenkende vormen. Op de consoles zitten de gesneden symbolen van de evangelisten en op de gebogen stijlen van de kuip personificaties van de deugden. In het kuifstuk zijn de wapens van de families Haersma en Wijckel verwerkt. De gebrandschilderde ramen met voorstellingen van de wapens van Oranje en van de provincie, geflankeerd door allegorische figuren, zijn in 1746 gemaakt door Ype Staak uit Sneek. Het orgel is in 1823 door L.J. & J. van Dam uit Leeuwarden gebouwd. De kas in empirestijl heeft een lage middentoren. De torens en het snijstuk op de balustrade zijn versierd met muziektrofeeën.

Bantega is een jong streekdorp, dat omstreeks 1900 in de uitgestrekte verveende en in cultuur gebrachte gebieden ten zuiden van Oosterzee en Echten is ontstaan. Na de oorlog kreeg het de dorpsstatus. Het kreeg de naam van een omstreeks 1700 verdwenen dorp dat veel zuidwestelijker was gelegen. Het belangrijkste gedeelte van dit jonge streekdorp is winkelhaakvormig. Daar zijn de kerken en scholen gekomen, en na de oorlog ook nogal wat arbeiderswoningen. Ten oosten strekt zich de buurt Bandsloot uit tot aan de Schoteruiterdijken, een lage polderstrook die ooit bij de gemeente Schoterland (het latere Heerenveen) hoorde. Ten noorden van de kern liggen een paar buurten langs dwarswegen van de hoofdroute: de Landmansweg en de Commissiepolle, een buurt bij het vaartje bij de Uitgangen en vooral de Otterweg die beschouwd kan worden als een aparte buurschap. Ten zuiden van het dorp liggen uitgeveende en tot grasland gecultiveerde landerijen waarin de restanten van ‘Het Huis te Velde’ zijn te vinden. Een uitgestrekt rechthoekig landgoed waar de Middenweg doorheen loopt. Daar staan weer in het midden twee boerderijen recht tegenover elkaar, waarvan de oostelijke ‘De Koaipleats’ enige monumentaliteit heeft. Opmerkelijk is dat het gebied min of meer in kwarten wordt gedeeld door flinke lanen van struiken en bomen. Ze lopen elk niet over de volle lengte door, waardoor het grootschalige, parkachtige coulissenlandschap allure bezit. Op de grietenijkaarten in de Schotanus-atlas (1718) is het buiten aangegeven. Het karakter van eeuwen her is nog goed te herkennen. De Schoterzijl, genoemd naar de grietenij die het beheer over de oude uitwateringssluis had, was tot 1580 een belangrijke sluis in de Tjonger. Toen werd op de grens van Weststellingwerf de nieuwe Slijkenburgerzijl gebouwd. Maar nadat dijkdoorbraken in 1702 tot de aanleg van de Statendijk noodzaakten, moest de Nieuwe Schoterzijl, ook een schutsluis, worden gemaakt. De sluis is in 1902 vernieuwd. Er is enige bebouwing met onder meer een café bij gegroeid en een krappe camping gekomen die vooral liefhebbers van de vissport trekt.

Parrega is een langgerekt streekdorp aan het water: de Workumer Trekvaart. Aan de oostzijde staan vooral boerderijen bij het water. Zo strekt aan de Bolswarder kant zich een monumentale kop-hals-rompboerderij uit, waarvan het voorhuis een gedrukte verdieping heeft. Ongeveer in het midden van de zich vooral aan de westoever van de trekvaart uitstrekkende bebouwing ligt het terpachtig gebied van kerkhof met kerk. Iets ten zuiden van de brug ligt de voormalige herberg De Harmonie, een bouwwerk uit de 18de eeuw met fraaie bovenzaal die gebouwd is van bruine steen, met een flinke schuur gebouwd van geeltjes. Verderop in het zuiden rijgt een reeks van gele huizen zich aaneen die beperkt van omvang en uiterst eenvoudig van architectuur toch een indrukwekkend ensemble vormt. Aan de andere zijde van de vaart heeft vanaf de brug de haaks daarop staande de Horstweg lintbebouwing van de school en woningen gekregen. De Parregastermeer is in 1876/’79 samen met de naastgelegen Feitemeer drooggemalen. Toen hield de lucratieve visvangst voor de Parregaasters op, maar er was ongeveer 320 ha landbouwgrond gewonnen. Door de polderwerkers is niet alleen een regelmatige blokverkaveling in de droogmakerij gekomen, maar zijn dankzij ontwikkelaars uit Noord-Holland ook een reeks stolpboerderijen tot stand gekomen. Er is nog één exemplaar van dat voor deze streken exotische type te vinden. De kerk staat achter de bebouwing op een terpachtig en omgrensd kerkhof. Deze omstreeks 1300 van grote gele baksteen gebouwde Johannes de Doperkerk met een vijfzijdige koorsluiting, heeft een relatief zeer forse toren die in de wijde omtrek van verre is te herkennen. Aan de zuidzijde is de kerk geopend met vrij grote spitsboogvensters met gestukadoorde dagkanten, waardoor er steunberen tussen de vensters noodzakelijk werden. De dikke toren is van rood en bruin materiaal gemetseld en beneden ook van grote moppen in gemêleerde kleuren. Schuin voor de kerk staat de pastorie met een in verhouding diepe voortuin; een medaillon in de toegangstravee geeft 1802 te lezen.

De Johannes de Doperkerk staat op het restant van de grotendeels afgegraven dorpsterp. Zij is in de 13de eeuw gebouwd van gele en rode kloostermoppen als een zaalkerk met een rondgesloten koor. Dit koor is omstreeks 1300 verhoogd en toen is het schip aan de westzijde verlengd. Daar kwam ook een toren te staan. Het oudste, oostelijke gedeelte van het schip wordt door lisenen en een uitgemetselde daklijst geaccentueerd; het iets jongere westelijke gedeelte bezit kwartronde lijsten onder de dakvoet. Het romaanse karakter van de kerk is het beste aan de noordzijde te herkennen. Daar zijn bij de restauratie van 1963-’66 in het oudste, ingedeukte en van sierranden voorziene muurgedeelte drie romaanse vensters hersteld naar gevonden sporen. Er is een dichtgezette, romano-gotische ingang met een rondstaafprofiel tussen een dubbele rondboog. In de zuidelijke muur staat een poortje (met een asymmetrisch geplaatste deur) van iets ander model: door rondboog- en segmentvormen lijkt deze sikkelvormig gesloten. In deze muur zijn in later tijd drie flinke rondboogvensters geplaatst. Tussen die in het oudste gedeelte is een dichtgemetseld klein spitsboogvenster als spoor bewaard gebleven. In de ronde koorsluiting staan kleine spitsboogvensters. Door een windhoos is de toren in 1836 ingestort. De in de kerk ingebouwde onderbouw is gehandhaafd en hersteld, maar het gedeelte dat boven het dak uitstak is niet opnieuw opgetrokken. Er kwam een houten torenbekroning met een flink geprofileerde daklijst en een ingesnoerde spits voor in de plaats. Het interieur wordt gedekt door een 1 7deeeuws tongewelf met trekbalken, korbelen en muurstijlen. In het koor laat het muurwerk duidelijk het verschil in dikte van het oorspronkelijke werk en de verhoging zien. Daarin zit een aantal nissen, waarvan één de piscina is geweest. In het westelijke gedeelte van het schip zit aan elke zijde een ondiepe spitsboognis in de wanden. Ze bevatten laatgotische muurschilderingen met levendige voorstellingen van de Geseling en de Doornenkroning. Het orgel is in 1895 gebouwd door L. van Dam & Zn.

Wyns (nabij Bartlehiem) is een terpdorp dat in de Middeleeuwen is ontstaan nabij de oever van de Ee. In deze Middeleeuwen was Wyns een centrum voor de wijde omgeving en is het de hoofdplaats geweest van het district Wininge, genoemd naar het dorp. Het kaartbeeld in de atlas van Schotanus uit 1716 toont een kleine kern en verspreide bebouwing aan de weg langs de Ee die toen al tot een trekvaart was verbeterd. In het noorden eindigt het dorpsgebied met de buurtjes Tergracht aan de Ee en Wrans meer landinwaarts. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1786 dat Wyns: ‘gelegen aan de Ee of Dokkumer trekvaart, 1600 Koningsroeden van Leeuwarden, is niet groot van omtrek. … De landeryen, onder dit dorp behoorende, zyn weid- en hooilanden, en loopen in ’t Oosten tot aan de Mork. In ’t Noorden der kerk ligt eene uitwatering, de Uilemeer genoemd. Door dit dorp loopt ook, over de mieden, een rydweg van Leeuwarden naar Oudkerk en Oenkerk, die alleen geduurende den Zomertyd bruikbaar is. Eindelyk ligt, niet verre van de Oudkerkster miedweg, een zeer vischryk meertje, Antje Jetses meer genoemd.’ De dorpskerk is oorspronkelijk gewijd aan Sint-Vitus en zal omstreeks 1200 zijn gebouwd. Het is een eenbeukige, romaanse kerk met een smaller en hoger koor, dat vijfzijdig is gesloten met kraalprofiel op de hoeken. Inwendig is het koor halfrond. De toren van twee geledingen is 13de-eeuws. Dat is aan één zijde te zien, omdat de andere zijden veel later zijn beklampt. Aan de Ee is de waterherberg – met pontje – weer in vol gebruik, ook bezocht door fietsers uit Leeuwarden. In, bij en buiten het dorp staat een aantal interessante boerderijen. Wyns 5 uit kort na 1900 is een boerderij met een dwarsgeplaatst voorhuis. Op nummer 28 staat een kloeke kop-hals-rompboerderij. De terp van het voormalige klooster Bethlehem is al jaren een flinke agrarische nederzetting van boerderij met schuren. Aan de Ee ligt de voormalige zuivelfabriek uit 1893 die in 1997 is verbouwd en uitgebreid tot scheepstimmerbedrijf. Ernaast staat nog een rij arbeiderswoningen.

Het terpdorp Peins ligt in het oosten van Franekeradeel: ten oosten van Franeker en ook van Schalsum waarmee het door een tunnel onder de autosnelweg A31 is verbonden. Het behoort tot de reeks terpen die van Arkens bij Franeker over Schalsum, Peins, Tamterp, Slappeterp tot de Hoge Wier tussen Menaldum en Berlikum loopt. Peins is een aardig dorp aan de weg van Franeker richting Menaldumadeel waaraan, even oostelijker in de bij het dorp horende buurt Tamterp, enkele adellijke staten hebben gestaan met de bewoners die het bij toerbeurt ooit te zeggen hadden in de grietenij Franekeradeel. Aan en achter deze weg zijn de naoorlogse dorpsuitbreidingen gesitueerd. In het dorp loopt van deze doorgaande weg een aftakking naar Zweins, naar het zuiden, met een brug over de Schalsumervaart die de achterkant van Peins verlevendigt. Aan die zuidelijke tak staat de oudste bebouwing: enkele reeksen huizen van gele steentjes die uit de 18de eeuw zullen dateren en mogelijk één met een rond ontlastingsboogje in het muurwerk misschien zelfs uit de zeventiende eeuw. In die buurt staat ook de kerk, ten oosten waarvan ook nog een paar huizen van het genoemde type staan. De oorsprong van de Gertrudiskerk moet vóór 1200 liggen, maar zij is al omstreeks 1300 verbouwd. In 1865 is de kerk in- en uitwendig flink aangepakt en in 1902 is zij opnieuw verbouwd. In het laatstgenoemde jaar is de toren afgebroken en werd de huidige charmante lantaarnachtige bekroning op het middelste, iets uitspringende gedeelte van de westgevel aangebracht. Het schip heeft een driezijdige koorsluiting van bruin baksteenmateriaal. Het overige muurwerk is geopend met betrekkelijk grote rondboogvensters en bestaat uit allerlei baksteenmateriaal. Van voornamelijk moppen in geel en appelbloesem waarin wat resten tufsteen van de oorspronkelijke kerk lijken te zijn verdwaald. Zowel aan de noord- als zuidzijde is een dichtgezette ingang te bespeuren, maar de entree zit nu in het front. Dat is verder ongastvrij gesloten, maar de vriendelijke lantaarnbekroning van een tweeledige koepel vergoedt veel.

Kleine Dijlakker 17: Albada Jelgersmahuis Aan de Kleine Dijlakker in Bolsward staan nog enkele huizen die achter latere gevels oude kernen verbergen. Kleine Dijlakker 17 is zo'n huis. Het vormt een uitzonderlijk historisch complex doordat het onderdelen uit verschillende bouwperioden bevat, van een 16de-eeuws houtskelet tot een 19de-eeuws bovenhuis met slijterswinkel. Over de oudste bestemming van het huis is weinig bekend. Van 1814 tot 1983 werd in het huis door vijf generaties van de familie Albada Jelgersma een handel in wijn, port, cognac, jenever, berenburg en andere dranken gedreven, met winkel, distilleerderij, bottelarij en pakhuis. Het oudste onderdeel van het complex is het grote achterhuis. Dit bewaart grote delen van een eiken houtskelet dat doorliep over twee verdiepingen en een zolder. Het voorhuis werd in 1876 ingrijpend verbouwd in opdracht van de wijnkoopman Th.F. Albada Jelgersma. Het kreeg een nieuwe voorgevel in neostijl met winkelpui. Het winkelinterieur, met toonbank en kasten ademt nog geheel de 19de-eeuwse sfeer. Het bovenhuis functioneerde als een zelfstandige woning en heeft nog veel onderdelen van de 19de-eeuwse interieurafwerking. Achter het huis staat een uitbouw met daarin de grote keuken en de kelder voor de drankopslag. Op het achterterrein, met ingang aan de Kerkstraat, staat een groot pakuis uit 1902 in neorenaissancestijl. Hier waren de afslagplaats, bottelarij en pakzolders van de drankenhandel ondergebracht. Het pakuis is later tot garage verbouwd. Meer informatie over dit pand vind u hier.

De toren en kerk, gewijd aan Sint-Martinus, zijn te bereiken over het pleintje het Vrijhof en bevinden zich achter een 17de-eeuwse poort naast het voormalige prebendarishuis. Kerk en toren zijn in de 15de eeuw gebouwd. Eerst de eerste twee geledingen van de toren en meteen daarna het schip van de kerk. Omstreeks 1525 is de toren verhoogd en het vijfzijdig gesloten koor werd in 1525 voltooid tot een vrij compleet laatgotisch totaalbeeld. Restauraties waren er in 1926-’27 en 1934-’35, waarbij aan de toren en in vensters traceringen zijn ‘hersteld’. De ingangspoorten aan de zuidzijde en in het koor in Lodewijk XVI-stijl dateren uit 1792. De noordmuur is gesloten en daarin is nog tufsteen te vinden. De zeven traveeën worden geschoord door steunberen. Aan de noordoostzijde van het koor zitten twee dichtgemetselde vensters. In en tegen de andere vakken van de koorsluiting staan gotische spitsboogvensters en beren. De zuidmuur bezit zeer grote spitsboogvensters en steunberen. De toren bestaat uit drie licht versneden geledingen. De onderste geleding is onversierd; in de zuidmuur zit een uit 1640 daterende en in 1704 vernieuwde zandstenen zonnewijzer. De tweede geleding heeft ondiepe, korfbogige nissen met traceringen en in de derde geleding zitten hoge, korfbogige nissen met bovenin telkens drie, spitsbogige galmgaten. Bij genoemde restauraties is het zadeldak niet tussen maar op de geveltoppen gelegd. Het inwendige van de brede en vooral lange kerk wordt gedekt door een houten tongewelf. De preekstoel met klankbord (mid den 17de eeuw) staat in een dooptuin. Er tegenover staat een van de herenbanken, een overhuifde met gecanneleerde zuiltjes. Het koor is afgesloten met banken aan weerszijden van een glazen pui. In het koor staan een aantal eenvoudige doodsbaren en tegen de sluitgevel een door Dirk Embderveld vervaardigd portaal. Sinds 1682 hangt er in de kerk een koperen lichtkroon uit de 16de eeuw, versierd met een dubbele adelaar. Het orgel uit het atelier van de Adema’s heeft een kas uit 1866 en een instrument met onderdelen uit 1873 en is vele malen gewijzigd.

Het terpdorpf Bears ligt ver in het land en was voorheen ontsloten door vooral de Jaanvaart die in een boog door de landerijen loopt. Nu is het dorp vanaf de vroegere Middelzeedijk, de Hegedyk, met twee smalle wegen ontsloten waardoor het dorp een U-vorm heeft gekregen. Bij de kruising van Hegedyk ligt een eenvoudig buurtje aan weerszijden van de noordelijke arm van de Bearsterdyk. Naar de kern toe staan een paar flinke boerderijen en dan volgt na de bocht een rij veelal vrijstaande, lage huizen die de weg uitsluitend aan de westelijke zijde begeleiden. Ook bij de andere arm staat enige bebouwing. Op de hoek, bij een zijpad, staat de ‘Ald Skoalle’, de lagere school van 1865 die in 1922 nog eens is verbouwd en nu dienst doet als dorpshuis. Het pad leidt naar de stinspoort van Uniastate. De state is in het midden van de 19de eeuw gesloopt en in 1998 op een eigenzinnige wijze gereconstrueerd. Het was een L-vormig gebouw met een slanke traptoren in de oksel. Het poortgebouw is in 1616 gebouwd van kleine gele steen. De topgevels kregen een rolwerksilhouet en boven de zoldervensters kwamen gimmengaten, gaten voor duiven. De charmante poort stond na de sloop van de state een beetje verloren in het landschap. De contouren van de state zijn onlangs na archeologisch onderzoek op het heringerichte, ruime terrein als stalen staketsel herplaatst, om een indruk te geven van hoe het gebouw er in grote lijnen uit zag. Een tweede pad, het Tsjerkepaad, leidt naar de kerk op de niet zeer hoge terprest. Het kerkhof is omvat door een gietijzeren hek, een iepenzoom en een grindpad. De toren is in 1858 van kleine gele steen opgetrokken en heeft een ingesnoerde spits. De vroeg-gotische kerk dateert uit de 13de eeuw en kreeg in de 14de eeuw de koorpartij. Het oorspronkelijke muurwerk van gele moppen is nog aan de noordzijde te zien. De fraaie inrichting dateert grotendeels uit de 18de eeuw.

Peperga is een streekdorp dat in de Middeleeuwen is ontstaan aan de Binnenweg van Oldemarkt naar Noordwolde, een ontwikkelingsas waar ook Blesdijke, Steggerda en Vinkega aan zijn ontwikkeld. Op de kaart in de atlas van Schotanus uit 1716 staat Peperga getekend als aan langgerekte streek met uitsluitend bebouwing aan de noordzijde van de weg met in het zuiden, ongeveer in het midden, de kerk. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 gemeld: ‘insgelyks aan den gemelden Kerkweg, ten Westen van ’t voorige Steggerda. De Kerk heeft hier een welgebouwden kloktoren, en staat aan den Zuidkant van den rydweg, terwyl men de huizen aan den Noordkant in ’t geboomte vindt. … De landen van dit Dorp … zyn tegen ’t overvloeien der Linde bedykt; terwyl deeze stroom, hooger Noordoostwaards op, ten Zuiden van Oldeholtpade, door het zogenaamde Hille- of Linde Verlaat, wordt afgeslooten, om het water, vooral des Zomers, zo ten dienste der hooge streeken, als der Turfschepen, die van Noordwolde en Finkega komen …. De landen, hier toe behoorende, komen met die der nabuurige Dorpen in aard overeen.’ Op de kaart in de atlas van Eekhoff uit 1850 is te zien dat de hooilanden bij de Linde door het vervenen helemaal waren vergraven. De rijksstraatweg van Leeuwarden naar Zwolle in 1828 deed in het westen een buurt groeien die zich vormde tot het dorp De Blesse. Nog geen halve eeuw later werd de spoorweg aangelegd en kreeg Peperga een halte (1870) en daarbij een café. Het dorp raakte zo in twee stukken verdeeld, wat nog versterkt werd door de aanleg van de autosnelweg. Het westelijke deel wordt nu bij De Blesse gerekend. De kerk is nog net niet in de verdrukking gekomen. Deze was oorspronkelijk gewijd aan Sint- Nicolaas en is in 1810 herbouwd met gebruikmaking van gedeelten oud muurwerk. De elegante laat-middeleeuwse toren is in 1537 verhoogd met een derde geleding en een opengewerkte achtzijdige, bakstenen lantaarn. De pinakels op de hoeken worden met kruisbloemen bekroond.

De Sint-Vituskerk staat op een terp uit het begin van de jaartelling. Zij is in de eerste helft van de 13de eeuw van gemêleerd kleurige baksteen gebouwd in romaanse stijl. Het oorspronkelijke koor is omstreeks 1500 vervangen door een koor in gotische stijl dat in de 17de eeuw een rechte, blinde sluiting kreeg. In de noordmuur zijn twee kleine rondbogige vensters uit de romaanse periode te zien en ongeveer in het midden een zwaar geprofileerde rondboog, die aangeeft waar een aanbouw heeft gezeten. Het koor heeft aan deze zijde één klein, gotisch spitsboogvenster. De korfbogige en in een spitsboognis opgenomen ingang dateert ook uit de gotische periode. Het muurwerk aan de zuidzijde wordt afgesloten door een tandlijst. In het koor staan twee lancetvensters en een breder spitsboogvenster met een bakstenen vorktracering in de muur. Het gedeelte van het schip is geopend door een lancetvenster en twee spitsboogvensters van jonge leeftijd. De laatgotische, dichtgemetselde ingang aan deze zijde is korfbogig en wordt omvat door een rechthoekige nis waarin aan de bovenzijde een reeks van drie diepe nissen is uitgespaard. De slanke, ongelede toren verrees aan het einde van de 13de eeuw; de gepaarde galmgaten staan in ondiepe rondboognissen. Het interieur is gedekt door een houten tongewelf met zware strekbalken. Het is al in de 16de eeuw aangebracht ter vervanging van een stenen gewelf waarvan de sporen nog in de noordwand zijn te herkennen. In de sluitmuur van het koor zitten nissen die in de middeleeuwen liturgische doelen hebben gediend. De preekstoel met klankbord, sierlijke, gegroefde zuiltjes en gekorniste panelen dateert uit de 17de eeuw. Ook de overhuifde herenbank met omrankte zuilen is uit deze tijd, maar afkomstig uit de kerk van Hurdegaryp. Onder het koor zit een grafkelder voor de families Grovestins en Holdinga en in de vloer van koor en schip liggen veel gebeeldhouwde zerken uit de 17de en 18de eeuw. Het orgel is gebouwd in 1913 door de firma Bakker & Timmenga uit Leeuwarden. De kerk is eigendom van de Stichting Alde Fryske Tsjerken.

Beetsterzwaag is een streekdorp, ontstaan op een zandrug die van Oud Beets over Beetsterzwaag richting Drachten loopt. Het is vanuit het westen, vanuit Beets uitgegroeid tot een nederzetting waar adel en patriciaat hun buitens stichtten. In 1622 noemde Pier Winsemius het ‘een cleyn dorp in zijn begrijp, tamelijck vruchtbaer, maer veciert met een schone wel behuysde ende bestrate gebuyrte’ en in de tweede helft van de 17de eeuw stonden er in elk geval al vier buitens. Aan het einde van de 18de eeuw is Beetsterzwaag het voornaamste dorp en steekt de Tegenwoordige Staat van Friesland de loftrompet: ‘Beetsterzwaag, een aangenaam en vermaaklyk Dorp, is van rondom met allerlei geboomte beplant, en heeft een zeer schoone en bestraate buurt, waar in verscheiden treflyke huizen gevonden worden, onder welke nogthans uitmunt het schoone gebouw, dat gesticht is door wylen den Heere Martinus Fokkens, weleer Grietman van Opsterland, staande op het Westeinde ten Noorden van de buurt. Niet verre van daar zag men ook, in voorige dagen, een schoon huis, voorzien met een ruim Hornleger, beplant met voortreflyke Eiken boomen, doch die voor weinige jaaren zyn uitgeroeid; terwyl ook ’t huis zelf thans van zyn voorig aanzien versteeken is: het draagt den naam van oud Fokkens, en tegen over ’t zelve staat ook nog een aanzienlyk en aangenaam gebouw, dat weleer bewoond werd door den Heere Saco van Teiens, in leeven Gedeputeerde Staat ten Landsdage. Wylen de Raadsheer Ayso van Boelens, heeft hier ook veele jaaren gewoond op een schoone plaats.’ In 1788 stond de kerk al ten noorden van de huidige Hoofdstraat. Er stond ook een kerk veel westelijker, in Oud Beets. Er wordt wel een van de redenen genoemd waarom de elite juist voor deze streek kiest: ‘Men heeft hier omstreeks zeer vermaaklyke wandelwegen, onder den lommer van ’t bladryk geboomte, alwaar men, op zynen tyd, door ’t aangenaam geluid van allerlei gevogelte, en vooral door den helklinkenden Nachtegaal vervrolykt wordt.’ Lanen en verspreide bosjes waren toen al in en bij Beetsterzwaag te vinden, maar vanaf het begin van de 19de eeuw gingen de grootgrondbezitters bossen aanplanten op de heide en niet meer renderende landerijen. Het dorp ontwikkelde zich tot deftig dorp voor de elite. Langs de oude Heerenweg was in de kern gesloten bebouwing ontstaan en ten westen en oosten stonden de buitens in gevarieerd aangelegde landgoederen. Toen in 1804 een nieuwe kerk gebouwd kon worden, kwam die weer op de oude plek, achter de bebouwing van de Hoofdstraat. De kerk is een kloeke, eenvoudige zaalkerk met een driezijdig koor en een ongelede toren met een achtzijdige spits en een luidklok uit 1739. Er is in de 20ste eeuw een consistorie aangebouwd. Aan de westelijke zijde van de Hoofdstraat staat het uit 1839 daterende neoclassicistische, voormalige grietenijhuis dat in 1909 verhoogd is ten behoeve van het kantongerecht. Nog westelijker staat Fockensstate, de herinnering aan de oudste vestiging van de elite. Het oude Fockensstate werd in 1878 afgebroken om er een door Luitje de Goed ontworpen voorhuis van een boerderij voor in de plaats te zetten. Daarbij in de buurt is in 1822 Lyndenstein gebouwd, dat later kinderziekenhuis werd en daartoe in 1917 werd verbouwd. Het buiten heeft een overtuin van Lucas Roodbaard. Aan de oostelijke flank van de Hoofdstraat staat het in 1824 gestichte Lycklamahuis met een koetshuis dat verschillende malen is veranderd en thans deel uitmaakt van het gemeentehuis. Ook dit adelshuis bezit tuinen; in de overtuin staan 19de-eeuwse kassen. Door de vrij gesloten lintbebouwing van de Hoofdstraat hebben de naoorlogse uitbreidingen – eerst in het zuiden en later grootschaliger in het noorden – ontsluitingen gekregen die een steegkarakter hebben. De gevarieerde bebouwing lijkt zo nauwelijks onderbroken te zijn. Buiten de dorpskom liggen in oostelijke richting het nog steeds in familiebezit zijnde Harinxmastate en Huize Olterterp dat het hoofdkantoor is van It Fryske Gea. Ze liggen evenals Lauswold in weidse parken. Lauswold heeft een deftige horecafunctie gekregen.

Piaam, dat in 1555 voorkomt als Pianghum, is een komdorp dat heel schilderachtig even achter de voormalige Zuiderzeekust op niet al te lage gronden ligt, de positie van andere dorpen in de kuststreek in aanmerking genomen. De kust is hier overigens niet vrij want in het noorden ligt de Makkumer Zuidwaard en in het zuiden de Kooiwaard in het IJsselmeer. Het dorpsgebied reikt met de Polder Kooihuizen, genoemd naar een buurt van boerderijen én twee eendenkooien, tot aan het in 1876/’79 drooggemalen Feitemeer en Parregaastermeer in het oosten. Van de al oude eendenkooien is bekend dat de daar gevangen watervogels naar Holland werden verhandeld; nu wordt één gebruikt voor het ringen van watervogels. Nabij de dorpskom zijn nog enige akkers te vinden, maar verder resteert niet veel van de voorheen zo belangrijke kleinschalige akkerbouw: het is allemaal veeteelt in de omgeving. Enkele flinke stelpboerderijen en een paar huizen markeren de binnenkomst in het kleine dorp en twee monumentale kop-rompboerderijen sluiten het dorp aan de oostelijke zijde weer af. Een pastorie heeft Piaam niet gehad omdat de kerkelijke gemeente gecombineerd was met Idsegahuizum en de pastorie in dat dorp kwam. De dorpsstraat buigt naar de 13de-eeuwse bakstenen dorpskerk toe. In 1555 wilden de inwoners een leien dak; kennelijk ligt er dan nog riet op het dak en dat heeft te lijden van de stormen zo vlakbij de kust. Er wordt gemeld: ‘Pyanghum is nyet beplant met eenighe boemen’. De westgevel is vernieuwd en bij de restauratie van 1953 zijn de rondbogige vensters in het koor hersteld en het koor kreeg gotische spitsbogen terug. Aan de noordzijde zit een hagioscoop in het muurwerk. Ten oosten van de kerk ligt de fraaie kop-rompboerderij Nynke Pleats die uit de 18de eeuw zal dateren en iets zuidelijker nog zo’n boerderij met merkwaardig vlechtwerk in de gevel van het voorhuis. In 1889 werd het kleine gereformeerde kerkje gebouwd. Hier is van de Aldfaers Erfroute dan ook het vogelmuseum It Fûgelhûs te bezoeken met onder meer een diapresentatie over de buitendijkse, zeer vogelrijke waarden.

Eise Eisingastraat 2: woonhuis In 1745 werd door Pieter Adema, een koopman in koloniale waren, een huis gekocht tegenover het stadhuis. Adema bouwde bij wijze van geldbelegging en gebruikte het pand voor de verhuur. Het was een deftig huis wat onder andere blijkt uit de huurders waaronder diverse hoogleraren van de Franeker Universiteit. In de negentiende eeuw werd de koffiebranderij van de firma Van Balen er gevestigd. Het voorhuis werd in gebruik genomen als winkel en de branderij werd ondergebracht in een werkplaats van de sterrenkundige Eise Eisinga op het achterterrein. In 1895 liet Sybren Gerrits van Balen zijn huis verbouwen. Er werd een winkelpui in Neorenaissance-stijl gebouwd en het bovengedeelte van de gevel werd opnieuw opgetrokken waarbij de oorspronkelijke klauwstukken en bekroning in Lodewijk XIV-stijl werden hergebruikt. Het vrijstaande achterhuis met verdieping werd toen verbouwd tot een grote salon in de vorm van een verlengde achthoek met koofplafond en erker met openslaande deuren. Het Neorenaissance ontwerp is van de architect N.J. Adema die 15 jaar later het ontwerp leverde voor het winkelinterieur. De winkel is uitgevoerd in een zeer rijke Art Nouveau-stijl met hardhouten kastenwanden, toonbanken voorzien van koperornamenten en kleurrijke tegeltableaus. De firma bleef tot 1977 een familiebedrijf in koffie en thee welke onder eigen merknaam werden geëxporteerd. In 1985 kocht Vereniging Hendrick de Keyser het huis en een groot gedeelte van het erf. Sinds 2007 is het pand samengevoegd met het ernaast gelegen Koninklijk Eise Eisinga Planetarium. Meer informatie over dit pand vind u hier.

Berlikum is een terpdorp met een kleinstedelijk karakter, dat aan het begin van de jaartelling is ontstaan op een oeverwal bij de monding van de Ried in de Middelzee. De nederzetting is een combinatie van twee dichtbij elkaar liggende dorpen, Tutgum en Berlikum, waarvan de laatste zich tot een langgerekte handelsnederzetting langs de Ried ontwikkelde en daarmee een structuur liet zien die verschillende steden ook vertoonden. Berlikum heeft een begin van stadsrecht gekend. Berlikum is allang een centrum van tuinbouw en fruitteelt van kleinschalige gardeniersbedrijven. Al in de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1786 als karakteristiek vermeld dat er geen boerderijen in het dorp zijn en: ‘’t Meerendeel der huizen maakt eene dubbele streek, Oost en Westwaards loopende; doch daarenboven zyn ‘er eenige kleine bystraatjes, die, gelyk de Hoofdstraat, ten grooten deele wel gevloerd zyn. Aan den Noordkant, achter de buurt, loopt de Ried of vaart van Franeker naar Berlikum te niete, tegen den ouden Zeedyk, en wordt daar nog heden de Haven genoemd, te gedachtenisse van de oude uitvaart in de Middelzee.’ De lange en in hoogte wisselende streek, de Buorren, heeft een zeer gevarieerde, gesloten bebouwing. Hier en daar wordt het onderbroken door openingen naar zijgebieden, zoals het boeiende hoekje bij It Dok, een gedempt haventje met loswal. Parallel aan de Buorren is in 1857 een kunstweg aangelegd van Berlikum naar Franekeradeel die in het dorp zelf de Hofsleane heet. Daar is sindsdien geleidelijk bebouwing aan gegroeid. Aan deze Hofsleane – en aan de dwarsstraat Nijebuorren – is in 1917 en 1920 ook de vroegste volkshuisvesting tot stand gekomen. Vlak na de oorlog werd het buurtje van de Molestrjitte ontwikkeld. Ten zuiden van de Hofsleane is na de oorlog een flinke dorpsuitbreiding gekomen. In het noorden werd op de vroegere Middelzeedijk, toen de Hoogedijk genoemd, in 1853 een grindweg naar Beetgum aangelegd. In de tweede helft van de 19de en gedurende de eerste tientallen jaren van de 20ste eeuw is er aan weerszijden van deze dijk, de huidige Bitgumerdyk, lintbebouwing tot stand gekomen wat in een vriendelijke binnenkomst van het dorp van die zijde resulteerde. Op de kruising van deze dijk en de weg naar Sint-Annaparochie werd in 1889 de zuivelfabriek gebouwd. Ten noorden daarvan stond tot 1747 Hemmemastate van de adellijke familie die niet alleen grietmannen voor Het Bildt leverde, maar ook belangrijke gezagsposities in Berlikum uitoefende. Aan het westelijke einde van de Buorren staat de hervormde kerk op een hoog kerkhof. Het is een achtzijdige centraalbouw met vier rechte en vier bol gebogen wanden, een koepeldak en een houten klokkenkoepel. De kerk is in 1777/’79 gebouwd in Lodewijk XVI-stijl onder leiding van Willem Douwes, stadsbouwmeester van Harlingen. Binnen wordt de grote koepel gedragen door een vierkant van slanke zuilen. De kerk wordt geflankeerd door de uit 1863 daterende pastorie, een neoclassicistische middengangwoning, en de in 1908 in een merkwaardige mengstijl van neorenaissance en vernieuwingsstijl gebouwde consistorie. De doopsgezinde kerk aan de andere kant van het dorp is een neoclassicistische zaalkerk uit 1841. In de onmiddellijke omgeving van het dorp is de tuinbouw onmiskenbaar aanwezig. Die werd in 1786 al vermeld: ‘Thans is Berlikum een der vermaakelykste kleidorpen, wegens de groote menigte van hovingen, beplant met alleleye vruchtboomen, die de buurt van alle kanten omringen …: de menigvuldige appelen, peeren, bezijen en andere boom- en aardvruchten, die hier, by gunstige jaaren, in groote menigte wassen …, verschaffen aan de inwooners van dit dorp een voornaam deel van hun bestaan; gelyk ook de aardappelteelt, die hier … voor dertig of veertig jaaren begonnen is, en nog steeds aanwint.’ Naast het kweken van fruit werden op veel gardeniersbedrijven winterwortelen, uien en koolrapen en later ook tomaten, fijne groenten, vroege aardappelen en poters verbouwd. In 1899 werd de veiling opgericht en kwam er een veilinggebouw aan de Berlikumervaart. De veiling is gesaneerd, maar de tuinbouw is nog steeds belangrijk, de glastuinbouw is zelfs een groeisector.

Pietersbierum is het meest westelijke terpdorp van de reeks die in oostelijke richting op een kwelderwal loopt met Sexbierum, Oosterbierum, Tzummarum en verder. Pietersbierum is het kleine tweelingdorp van het iets oostelijker gelegen Sexbierum waarmee het is verbonden door een met bomen omzoomde weg die bij de terp merkbaar oploopt. Sexbierum is met naoorlogse nieuwbouw vooral in de richting van Pietersbierum opgerukt. Het is eigenlijk een streekdorp dat langs de terp schampt, maar er liggen ook nog wat buurtjes omheen, in het zuiden buiten de terpzool bijvoorbeeld. Er staan nogal wat notabele woningen, in Friesland kenmerkende brede dorpswoningen van notabelen en renteniers uit de jaren rond 1900. Een van die woningen vertoont duidelijk de kenmerken van de vernieuwingsstijl. Een heel groot exemplaar is Walburgastate met diepe tuin en oprijlanen. Walburga is een grote neoclassicistische villa met een drie raamvakken brede middenopbouw met flauw hellend dak en vleugels met afgeknotte schilddaken. De grote villa is in 1857 gebouwd voor de familie Collot d’Escury. Het functioneerde van 1909 tot de gemeentelijke herindeling in 1984 als gemeentehuis van Barradeel. Iets voorbij de kern van het kleine dorp rijst de hervormde kerk op, een zaalkerk met een driezijdig gesloten koor. In 1845 gebouwd na een verwoestende brand van de oude kerk in 1843. Het ontwerp is van de befaamde neoclassicistische bouwmeester Thomas Romein uit Leeuwarden. Een geprofileerde waterlijst loopt als omlijsting om de fraai metrisch geplaatste rondboogvensters heen. Het interieur is gepleisterd en bezit een gestucadoord houten gewelf. De bakstenen toren, waarvan de eerste steen in 1879 werd gelegd, is min of meer neogotisch van stijl. De romp is driemaal versneden, gebouwd van bruine steen en versierd met flinke cordonbanden en friesjes. De kerk is al jaren niet meer als zodanig in gebruik en staat niet op de monumentenlijst. Diverse acties houden het gebouw voorlopig overeind. Het dorpsgebied liep vroeger door tot en met Roptastate aan de waddenkust, maar bij de herindeling kwam dat gebied bij Harlingen.

De Mariakerk staat op een terprestant. Van de oorspronkelijke kerk bestaan alleen de omstreeks 1200 gebouwde delen van de toren nog. Deze toren maakte deel uit van een gereduceerd westwerk. De restanten van de boogvormige doorgangen naar de zijruimten zijn als sporen in de noordelijke en zuidelijke muur te zien. Deze bogen hangen opvallend scheef. Dat is het gevolg van de verzakking van de toren in westelijke richting waardoor in de 15de eeuw correcties noodzakelijk waren. De toren is toen bovendien verhoogd. De westelijke vleugelmuren en aansluitende gedeelten aan de noord- en zuidzijde zijn vernieuwd of ommetseld. In 1753 is de toren nogmaals hersteld; zie het anker in de geveltop. De toren staat met een steviger fundament sindsdien loodrecht, de oostgevel hangt nog steeds scheef. In het begin van de 19de eeuw bleek de stabiliteit nog goed, maar de kerk was zo bouwvallig dat besloten werd om een nieuwe kerk te bouwen, waarvoor in 1808 de eerste steen werd gelegd. Het schip is vier traveeën diep en de sluiting is driezijdig met lisenen op de hoeken. De dubbele deur heeft daar een halfrond bovenlicht. Aan de zuidzijde heeft eenzelfde toegang gezeten, maar die is dichtgezet met behoud van het bovenlicht ter verlichting van de voorkerk. De rondgesloten vensters bezitten ijzeren roeden. Inwendig is de ruimte gedekt door een gedrukt houten tongewelf. Het middenpad tussen de eenvoudige bankenrijen leidt naar het liturgisch centrum dat is afgesloten door een koorhek met balusters. Daarin staat tegen de oostelijke sluitwand de preekstoel met klankbord. De kanselkuip met ranke, gecanneleerde hoekzuiltjes dateert uit het begin van de 17de eeuw, maar er zijn latere wijzigingen zoals de steun in de vorm van een korte ionische zuil. Het kabinetorgel op de westelijke galerij dateert uit 1775 en is in 1924 overgenomen uit een andere kerk. Ten noorden van de kerk staat de interessante voormalige pastorie, waar van 1859 tot 1862 dominee François HaverSchmidt woonde, die met melancholieke gedichten onder het pseudoniem Piet Paaltjens naam maakte.

Beetgum is een terpdorp, dat enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling is ontstaan op een kwelderwal, onmiddellijk ten westen van de Boarn of Bordine die zich in de Middeleeuwen had verbreed tot Middelzee. Het was een grote en tamelijk hoge terp waarop de bebouwing zich tot het midden van de 19de eeuw concentreerde, al kwam er ook aan de westelijke zoom en aan de dijk aan de oostzijde wel enige bebouwing. Nog verder zuidoostelijk groeide de buurt bij de molen uit tot het streekdorp Beetgumermolen. Tussen het dorp en deze buurt heeft tot 1879 het omgrachte Groot Terhorne of Martenastate in een uitgestrekt tuinencomplex gestaan, één van de grootste staten van Friesland. Na de Martena’s woonde daar het adellijke geslacht Thoe Schwartzenberg en Hohelansberg. In de kerk herinnert een fraaie, zandstenen epitaaf aan de grondlegger van de Friese tak: Johan Onuphrius Schwartzenberg (overleden in 1584) en zijn vrouw Maria von Grombach (overleden in 1564). Het is een maniëristisch monument waaraan Dirck Lieuwes begon en dat voltooid is rond 1615 door Jelle Claesz. Op de plaats van state en tuinen zijn nu de sportvelden te vinden. Het dorp zelf is ook tamelijk deftig wat aan de reeks notabele woningen uit de tweede helft van de 19de eeuw, meestal met middengang, aan de Buorren is te zien. De pastorie op nummer 28 is de fraaiste: een zuiver neoclassicistisch pand van omstreeks 1850, met een deuromlijsting geflankeerd door composiete pilasters en een dakkapel met een drieledig serlianavenster. Op en aan de rand van de terp zijn in 1915 overigens ook al arbeiderswoningen gebouwd. Aan de Jonkersleane zes en aan de Frânskeleane zestien zeer verzorgde twee-onder-eenkapwoningen. Na de oorlog werd dat voortgezet met reeksen traditionalistische woningen aan de Hillige Kamp en de Hemmemastrjitte (1948). De aan Sint-Martinus gewijde kerk is in gotische stijl in 1669 herbouwd en heeft fraai 17de-eeuws meubilair. De toren is in de 16de eeuw in gele en rode baksteen opgetrokken en voorzien van rondboognissen.

Het omvangrijke dorpsgebied van Pingjum wordt beschermd door een nog goeddeels te herkennen zeer oud dijkenstelsel: de Pingjumer Gouden Halsband geheten. In het onder bepaalde weersomstandigheden onbarmhartig lege landschap achter de zeedijk vormt Pingjum een herbergzame, compacte nederzetting. Het is een terpdorp met een niet scherp afgegraven kerkterp die nog heel goed is te ervaren. Het dorp heeft een ruim kerkhof met een ijzeren hek op muurtje en een zoom van niet zeer oude linden. Ten noorden van de kerk staat in een halve kring een prachtige reeks diaconiewoningen, gebouwd van de in deze streek zo kenmerkende gele steentjes: de Friese drielingen. Daartegenover liggen de mooie buren, de Grote Buren met nogal wat goed onderhouden en gevarieerde notabele woningen. In de Kleine Buren staat eveneens een grote verscheidenheid aan woningen. De Burenlaan die aan weerszijden van de entree van het dorp front maakt naar de hier smalle Harlingervaart, vormt met een fraai gevarieerde bebouwing van verzorgde woningen en boerderijen, van omstreeks 1900 en de jaren dertig, een mooie oostelijke dorpsgrens. De naoorlogse uitbreidingen zijn zowel in het noorden – met onder meer een fraaie traditionalistische reeks woningen uit 1948 aan de L. Scheltestrjitte – als in het zuiden terechtgekomen waardoor het dorp de regelmaat van een rechthoek heeft gekregen. De oude laat-gotische dorpskerk op de niet scherp afgegraven kerkterp is in 1759 deels vernieuwd. De zaalkerk heeft in de zuidgevel drie rondboogvensters. Het meeste muurwerk is van geel baksteenmateriaal van klein formaat, de noordgevel van gemêleerd gele moppen met vooraan één rond venster. De onderste geleding van de forse en in de wijde omgeving herkenbare toren is van hergebruikte tufsteen gemetseld, na versnijding zien we gemêleerd gele baksteen; na tweede versnijding voornamelijk kleiner rood materiaal. In het noorden aan de Grote Buren ligt het kleine 18de-eeuwse schuilkerkje, opgenomen in een gewone dorpswoning, van de doopsgezinden, dat hier bijzondere waarde heeft omdat Menno Simons in Pingjum heeft geleefd.

De Martinikerk is gedurende de 15de eeuw totstandgekomen als een kerk die in zijn ruimtelijke dispositie in Friesland geen gelijke kent. Zij is toen in de plaats gekomen van een tufstenen voorgangster, waarvan materiaal is hergebruikt. De kerk is voornamelijk opgetrokken van gemêleerde baksteen waarin geel domineert. Het is een ruime pseudobasiliek waarbij de zijbeuken als omgang om het koor worden voortgezet. Aan de westzijde bezit zij een flinke toren met een hoge spits. In het begin van de 15de eeuw is eerst het koor met de omgang gebouwd, daarna is in het midden van die eeuw het schip met de zijbeuken opgetrokken en is aan het einde van de eeuw de toren verrezen. Er is een grote eenduidigheid in de laatgotische architectuur die aan de buitenkant in de lange zijmuren een ritme heeft opgeleverd van een grote reeks van veertien tweemaal versneden steunberen en dertien venstertraveeën. Aan beide zijden staan ingangen in de tweede travee, waarvan de zuidelijke in gebruik is en in de vijfde travee zijn de ingangen, eveneens van geprofileerde, korfbogige vorm, dichtgemetseld. De vensters hebben alle een dubbele bakstenen vorktracering en onder de dorpels loopt rond de hele kerk een waterlijst door, ook over de beren en rond de sacristie. Deze sacristie is in dezelfde bouwstroom aan de noordzijde van het koor dwars tegen de kerk gebouwd en is op de hoeken eveneens van steunberen voorzien. Het enige element dat na de 15de-eeuwse bouwerij nog is toegevoegd is een poort in de koorsluiting, een renaissancepoort met zandstenen neggen, lijstkapitelen, een sluitsteen met een kop en een bekroning met het stadswapen, geflankeerd door voluten. De toren is aan het einde van de 15de eeuw tot de nok van het dak ongeleed opgemetseld en daarboven kwam een iets verjongde geleding. Daarin zijn aan alle zijden drie galmgaten en uurwerkplaten opgenomen. Binnen een omgang rijst de hoge, ingesnoerde spits op. Inwendig is het schip overdekt door een tongewelf met trekbalken, korbelen en muurstijlen die tot de kapitelen van de kolommen doorlopen. De zijbeuken zijn met halve houten tongewelven gedekt. Schip en zijbeuken zijn van elkaar gescheiden door dertig verhoudingsgewijs slanke, ronde, bakstenen kolommen met lijstkapitelen en door spitsbogige scheibogen. Om de suggestie van een lichtbeuk te wekken zijn hoog in de schipmuren boven de scheibogen, spitsboognissen met vorktraceringen aangebracht. Tussen het verhoogde koor en de kooromgang is een gepleisterd bakstenen hekwerk geplaatst, transparant met gotische traceringen en fleurons ter bekroning. In het koor staan vier laatgotische koorbanken en tegen de noorderkolom op de overgang van schip en koor is de preekstoel geplaatst, een eiken en met ebbenhout ingelegd meubel dat in 1622 door Syuert Hiëroniemus is vervaardigd en voorzien van een klankbord waarin oudere elementen zijn verwerkt. De koorafscheiding met fraaie balusters is het verplaatste en hergebruikte 17de-eeuwse doophek. Het orgel is met gebruikmaking van oudere onderdelen in 1848 door L. van Dam & Zn. gebouwd. Opvallend is het grote aantal op de kolommen geschilderde heiligen die uit de tweede helft van de 15de eeuw dateren en bij restauratie voor de zichtbaarheid nogal zijn aangezet. Aan de zuidzijde zijn het achtereenvolgens de heiligen Clothilde, Rochus, Hubertus, Adrianus, Lucas, Jacobus en Sebastiaan en aan de noordzijde op de derde kolom de verzameling van Dominicus, Franciscus, Katharina en Margareta en twee kolommen verder Apollonia. Naast deze heiligenparade is de collectie grafzerken in de vloer en langs de wanden, vooral die uit de renaissancetijd van uitzonderlijke betekenis. Van vrijwel alle in Friesland werkzame meesters is werk te vin-den, vooral van hen die vanuit een Franeker atelier werkten, zoals Vincent Lucas en Claes Jelles. Er zijn ook enkele zerken van de grondlegger van de renaissance in Friesland, de monogrammist B.G., van wie inmiddels bekend is dat hij Benedictus Gerbrandtsz. heette. Tegen de wand aan de noordzijde van de kooromgang staan twee zerken van deze meester uit de jaren 30 van de zestiende eeuw. Daarop zijn in de traditionele dekkleden rond de helm en wapens blote renaissance-mensjes in extatische houdingen verstrikt. De mani-eristische ‘figura serpentinata’ is hier en daar verbazingwekkend vroeg verbeeld.

Beetgumermolen is een streekdorp, dat uit een buurschap bij Beetgum langs de oude Middelzeedijk is ontstaan. In de 17de eeuw lagen twee buurten ten oosten van Beetgum: ‘Bij de Molen’ en even verder ‘Dijksterhuizen’. Beetgum en zijn buurschappen waren ontsloten door een systeem van vaarten die ook Engelum en Marssum richting Harlingertrekvaart aandeden. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1786 dat oostelijk van Beetgum te vinden zijn: ‘voorts eenige huizen, die de Hameren heeten: nog wat Oostelyker vindt men de molenbuurt en koornmolen, die weleer ten zuiden van den Dyk stond, doch thans aan den Noordkant op Bildtgrond is verplaatst; de Oostelyke huizen heeten de Dyksterhuizen …. Alle deeze buurtjes vindt men aan den meergemelden Ouden Zeedyk, die tot aan de Kerk toe, ter wederzyden, zeer vermaakelyk met geboomte is geboord.’ Gedurende de 19de eeuw groeien de buurten tot een streekdorp dat overigens in 1963 deze zelfstandige status pas kreeg. Aan de J.H. van Aismawei zijn enkele notabele woningen met middengang te vinden. Ze zijn in het laatste kwart van de 19de eeuw in een decoratieve mengstijl gebouwd. Herberg Groot Terhorne – de naam is ontleend aan de in 1876 gesloopte kasteelachtige state tussen Beetgum en Beetgumermolen – is in de eerste helft van de 19de eeuw in neoclassicistische stijl gebouwd, met als meest opvallend aspect de met toskaanse halfzuilen gelede begane grond. Aan de noordzijde van de weg ligt, even achteruit gerooid, de in 1925 naar ontwerp van Ane Nauta gebouwde gereformeerde kerk. Ook de pastorie kwam toen tot stand. Aan de kruiskerk is in een vrij expressieve stijl vormgegeven en aan de zuidoostzijde is een flinke toren gebouwd met geveltoppen en een naaldspits. In Dijksterhuizen staat op nummer 32 een monumentale kop-hals-rompboerderij van omstreeks 1870. Het voorhuis heeft een omlijste ingang met ionische pilasters. Na de oorlog is de streek aan de zuidzijde, De Hammeringen en omgeving, en in het noorden, eerst de Lytsedyk en daarna Het String en omgeving, uitgebreid.

Het terpdorp Poppenwier is het noordelijkste dorp van de Legean en behoort tot de verst landinwaarts gelegen terpdorpen van Friesland. In de late Middeleeuwen heeft het kleine klooster Engwerd bij Poppenwier gestaan. Ten noorden van de dorpskom staat een boerderij op het voormalige kloostererf. Tot in de tweede helft van de 19de eeuw was Poppenwier niet via landwegen met Raerd en Tersoal verbonden, een verbinding die nu zo vanzelfsprekend lijkt. De verbindingen over het water waren goed. Onmiddellijk ten zuidwesten van het dorp lag het Poppingawierstermeer, een meertje dat is drooggelegd en waaraan de kop-hals-rompboerderij Marsherne (Meerhoek), eerst klooster- en later weeshuisbezit, nog herinnert. Het terpdorp is rechthoekig. De rechte rooilijn is te zien bij de Bûtenbuorren waar achter de wat oplopende voortuinen de huizen keurig in het rechthoekige gelid staan. Poppenwier is een gaaf voorbeeld van een terp met een blokverkaveling in een landschap met hetzelfde karakter. In het midden ligt het gebied van kerkhof met de kerk. In 1860 is de oude kerk (Sint-Nicolaas) door de huidige vervangen, waarbij de oriëntatie meteen gewijzigd is. Het kerkschip van bruine baksteen wordt door grote rondboogvensters verlicht. De houten toren met ingesnoerde spits is op de zuidelijke gevel geplaatst. Westelijk staat een flinke boerderij. De zuidelijke buurt van meest kleine huizen is gericht op de vaart. Voor de huizen ligt een pad met overtuinen. Daar kwam een kleine ophaalbrug die de schilderachtigheid versterkt. De erven bij het plein in de Binnenbuorren worden met hekkenreeksen afgegrensd. Het oostelijke gedeelte van de terp is compact bebouwd: aan beide zijden van de Binnenbuorren staan de huizen dicht opeengepakt. De huizenparade wordt geopend met een breed 18de-eeuws pand. De achterterreinen zijn door de Fiskerssteech en Skoalsteech te bereiken. Aan de laatste steeg is de in de 18deeeuwse vermaning gelegen. Even verder staat de voormalige herberg, het enige oude bouwwerk van twee bouwlagen. Tegen het dorp staat een aantal flinke boerderijen om de overgang van het compacte terpdorp naar het open land te begeleiden.

De hervormde kerk van Gerkesklooster heeft wellicht de merkwaardigste geschiedenis van alle oude kerken in Friesland. Het gebouw is in de 15de eeuw gesticht als brouwhuis van het premonstratenzerklooster Jeruzalem, ook Gerkesklooster genaamd naar zijn stichter Gerke Harkema (1240). Het aan grondbezittingen rijke klooster dat vrij spoedig was overgegaan tot de cisterciënzer orde, werd na de Hervorming door de Staten van Friesland genaast en goeddeels gesloopt. Het dorp dat bij het klooster tot ontwikkeling was gekomen en daarnaar Gerkesklooster werd genoemd, kreeg in 1629 toestemming en een bijdrage van de Staten om het gehandhaafde brouwhuis van het klooster te verbouwen tot kerk. In de westelijke muur staan aan weerszijden van de slanke, in 1854 toegevoeg-de toren afgeplatte korfbogige vensters en in de geveltop nissen van dezelfde vorm. In de zuidelijke muur zijn sporen te zien van dichtgemetselde korf-, flauwe spits- en rondbogige vensters. Hier zit bovendien een fraaie dichtgemetselde ingang; korfbogig in een geprofileerde kielboognis. De oostelijke gevel vertoont ook middeleeuwse vormen: diepliggende venstertjes en een ingang, alles in korfbogige vorm. Blijkens restanten van een zandstenen cordonband is het bouwwerk oorspronkelijk hoger geweest. In het westelijke gedeelte van het rechthoekige gebouw zijn aan beide zijden rondbogige kerkvensters aangebracht. In 1786 kreeg het gebouw een nieuwe kap en is in het oostelijke gedeelte de pastorie van twee verdiepingen ingericht, later (1874) kosterswoning en recent aula en bovenzaal. Dat gedeelte kreeg aan de zuid- en noordzijde woonhuisvensters en een omlijste ingangspartij. De vrij kleine kerkzaal heeft een vlak balkenplafond. In de wanden zijn allerlei bouwsporen zichtbaar, nissen en in de westelijke wand is de plaats van de schoorsteen van de brouwerij herkenbaar. De kerk heeft een ingetogen inrichting met tegen de oostelijke wand en binnen het doophek de preekstoel met klankbord. De kuip heeft kussenpanelen en enige versiering. Binnen het doophek is ook het kleine, door de firma Flentrop gebouwde orgel geplaatst. De banken zijn afkomstig uit de kerk van Britswert.

Blauwhuis is een jong streekdorp aan de Hemdijk dat pas in 1950 de status van dorp kreeg. Toen was het al veel uitgestrekter dan veel oude dorpen in de omgeving. De oorsprong van de nederzetting is het met blauwe pannen gedekte polderhuis van het in 1632 drooggemalen Sensmeer. In dit polderhuis vestigde zich in 1651 een priester. Hij trok mensen aan die het oude geloof trouw waren gebleven, waardoor vrij spoedig een rooms-katholieke gemeenschap rond het blauwe huis groeide. Van de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 blijkt dat zich toen aan de westelijke marge van Wymbritseradiel reeds een aanzienlijke buurt had gevormd. De drooggemalen Sensmeer en Atzebuurstermeer ten zuiden van de Hemdijk staan ook aangegeven. Blauwhuis werd een rooms-katholieke enclave, maar in nabijgelegen dorpen Greonterp, Dedgum en Hieslum waren de rooms-katholieken ook goed vertegenwoordigd. Het was aan het einde van de 18de eeuw al een behoorlijke nederzetting. Het noordelijke gedeelte van de nederzetting behoorde tot Wolsum in Wymbritseradiel en het zuidelijke deel tot Greonterp in Wûnseradiel. Toch werd het in de Tegenwoordige Staat van Friesland noch zelfstandig, noch bij deze dorpen vermeld. Bij de beschrijving van de Hemdijk wordt de buurschap alleen genoemd. Op de kaart van Eekhoff uit 1851 blijkt dat de buurt was gegroeid en dat Blauwhuis een kerk bezat. De groei kwam er pas echt in gedurende het einde van de 19de eeuw. Toen richtten de Blauwhuisters een triomfalistische kerk op. Het werd een kloeke kruisbasiliek met een hoge toren die het dorp een karakteristiek silhouet verschaft. Het werd in 1868/71 de eerste neogotische kerk die de beroemde bouwmeester Petrus Cuypers in Friesland bouwde. De kerk heeft onder de kruisribgewelven op een alternerend stelsel van kolommen en pijlers een kleurige, oorspronkelijke inrichting. Op het kerkhof zijn, naast een calvariegroep, vele interessante grafmonumenten te vinden. Na de kerkbouw ontwikkelde Blauwhuis zich tot een volwaardige nederzetting met onder meer een school en een bejaardenhuis.

Raard is een terpdorp dat enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling is ontstaan. Het is een radiale terp waarvan de min of meer ovaal verlopende ringweg nog voor ongeveer tweederde om de terp heen loopt. Die ringweg is vrij dicht bebouwd, aan de oostelijke kant aan beide zijden, aan de zuidelijke kant alleen aan de terpzijde. De westelijke zijde van de terp is afgegraven. Aan de noordzijde, waar de kort voor 1870 aangelegde doorgaande weg richting Lichtaard in Ferwerderadiel loopt, is dat zo sterk en diep gebeurd dat er een dorpsijsbaan is ontstaan. Daar manifesteert de terphoogte zich het duidelijkst. Van de ringweg lopen enkele steil oplopende, soms voor privégebruik dichtgezette paden naar de kruin van de terp. Het dorp is in zuidelijke richting ontsloten door de als een oude slenk door het landschap meanderende Raarder Vaart. Deze loopt naar de Dokkumer Ee waarop vanuit het noorden de kaarsrechte, lange waterverbinding van Holwerd aansluit. De bescheiden uitbreidingen hebben eerst aan de weg richting Bornwird plaatsgevonden en later, tot ruim na de oorlog aan de oostzijde van de ringweg en daarachter, buiten de oude terp. Bij de kruising ten westen van het dorp staat de in 1916 naar ontwerp van Ane Nauta gebouwde gereformeerde kerk van Raard en Bornwird. Westelijk van het dorp ligt nabij de grens met Ferwerderadiel de buurschap Kleffens met monumentale boerderijen aan weerszijden van de weg: Noord en Zuid Kleffens. Noord Kleffens uit het derde kwart van de 19de eeuw heeft een dwars voor de schuur gebouwd, onderkelderd voorhuis. De dorpskerk, in de Middeleeuwen toegewijd aan Johannes de Doper, bezit een naar verhouding kloeke, ongelede toren met een ingesnoerde spits die uit 1807 dateert. De kleine, uit kloostermoppen gebouwde kerk stamt uit het begin van de 13de eeuw. Zij heeft een iets ouder koor met een driezijdige sluiting, waarbij de hoeken door schalken worden geaccentueerd. Ze zijn echter deels door grote, later opgetrokken steunberen verstopt geraakt.

De kleine kerk is gelegen op een deels afgegraven terp die al dateert van enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling en er is van afstand niet te zien dat zij zoveel wijzigingen heeft ondergaan. Het gedeelte van de in de 12de eeuw gestichte kerk is aan de noordzijde te zien. Daar is tufsteen op een fraaie kenmerkend romaanse wijze verwerkt met spaarnissen tussen lisenen en afgedekt met rondbogen. In twee van die nissenreeksen zitten de moeten van dichtgezette rondboogvensters en daar tussendoor is een grote boog te herkennen die duidt op een verdwenen aanbouw aan die zijde. In de 13de eeuw is de kleine kerk in westelijke richting in baksteen verlengd en werd de kerkruimte gedekt met romano-gotische koepelgewelven. In de noordmuur kwam een ingang die weer is dichtgemetseld, wat een rechthoekig spoor achterliet. Later is ernaast een kleine ingang gekomen. De overwelving is vermoedelijk in de 17de eeuw vervangen door het vlakke houten balkenplafond van tegenwoordig. De kerk is daarbij enigszins verhoogd met een klein formaat baksteen. Alleen in de 15deeeuwse toren is een koepelgewelf behouden. De driezijdige koorsluiting is in de 15de eeuw aangebracht. In de sluitmuur staat een venster en aan de zuidoostzijde een tweede venster met diepe, geprofileerde dagkanten. De zuidelijke muur is in baksteen vernieuwd en voorzien van vier spitsboogvensters, waarvan drie met geprofileerde dagkanten. Ook aan deze zijde zit een kleine ingang onder een segmentboog. De toren gaat ongeleed op en boven de naald van het kerkdak zitten aan alle zijden gepaarde galmgaten in seg-mentvormig gesloten nissen. Op de toppen en schouders van de gevels van het zadeldak staan kleine pinakels. Het interieur onder het vlakke balkenplafond bevat geen oorspronkelijk meubilair of liturgische voorwerpen meer, maar beeldend kunstenaar Gerrit Terpstra heeft er een Sanctum Corpus, enkele retabels en andere naar rituelen en contemplatie verwijzende kunstwerken opgesteld die harmoniëren én contrasteren met de middeleeuwse ruimte. De kerk is eigendom van de Stichting Alde Fryske Tsjerken.

Blesdijke is een streekdorp dat in de late Middeleeuwen is ontstaan op een zandrug aan weerszijden van de weg van Oldemarkt naar Noordwolde. Op de grietenijkaart van Weststellingwerf van Schotanus uit 1716 is te zien dat ten oosten van de kerk de woningen en boerderijen ten noorden en in het westen de gebouwen juist ten zuiden van de weg in het land langs een voetpad staan. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788 dat het grote dorp aan de westzijde aan Overijssel grensde met een waterscheidende dijk en aan de oostzijde van het dorp Peperga was gescheiden door het watertje Blesse waar zich ook een buurt vormde: ‘Verder Westwaards, vindt men de boereplaatsen deezes Dorps, als ook de Kerk met een dikken en stompen kloktoren, aan den reeds gemelden Buitenweg; alleen met dit onderscheid dat de huizen, behalven de gemelde buurt, ten Oosten der Kerk aan den Zuidkant, en ten Westen aan den Noordkant van dien weg, alle zeer aangenaam in ’t geboomte gelegen zyn.’ Ten zuiden lag de Blesserheide en in het noorden strekten de dorpslanderijen zich tot de Linde uit, waar ze ‘voor overstroomingen van dien vloed beveiligd worden door den Lindedyk’. Een aflaatbrief uit 1446 getuigt ervan dat een klooster van zusters tertiarissen heeft bestaan. Nadat in 1828 de rijksstraatweg van Leeuwarden naar Zwolle was gelegd, groeide die buurt tot een dorp uit. De oude kerk is gewijd aan Sint-Nicolaas en is met de ‘stompe toren’ ongetwijfeld een zadeldaktoren geweest. Na de door de bisschop van Utrecht opgedragen brandstichting is zij in 1413 herbouwd. Het gebouw is in 1836 van ouderdom ingestort. In 1843 is de huidige kerk met een driezijdig gesloten koor en een houten geveltoren gebouwd. Er liggen drie 17de-eeuwse zerken van het geslacht Lycklama à Nijeholt. Aan de oostzijde staat aan de Markeweg een in 1931 naar ontwerp van J. van Ommen ontworpen stelpboerderij met een woning in zeer verzorgde expressionistische vormen. Aan dezelfde weg verrijst een burcht naar (romantisch) middeleeuws model.

Raerd is een terpdorp en dat is heel goed te ervaren. De Buorren en het Kleaster, met een goeddeels gesloten bebouwing van gevarieerde woningen liggen, prachtig rond de voet van de hoge kerkterp. De lage woningen met hoge kappen vormen een boeiend ruimtelijk ritme. Ten westen van de kerk is in 1940 het door architect Piet de Vries ontworpen gemeentehuis van Rauwerderhem gebouwd. Tegenover de zijgevel van dit voormalige gemeentehuis staat het fraaie, 19de-eeuwse, gepleisterde pand van de pastorie dat later dorpscafé werd. Het gebouw is in 2002/’03 gerestaureerd en uitgebreid tot dorpshuis. De kerk uit 1814 is een eenvoudige zaalkerk van bruine mangaansteen die van buiten de inwendige rijkdom niet prijs geeft. Er is 18deeeuws meubilair te bewonderen. Verder versierde rouwborden en vier rijk bewerkte zerken voor de families Jongema en Eysinga, adel die het in deze grietenij eeuwen voor het zeggen had. De hoge toren heeft een belangrijke silhouetfunctie. Het dorp ligt dicht bij de oever van de voormalige Middelzee. De Moezel mondde daarin uit. Dat riviertje loopt nu vanaf Grou schilderachtig meanderend door het land om net bij de kern van Raerd dood te lopen. Het dorp ligt bovendien dicht bij het begin (of het einde) van de Slachtedyk, een middeleeuwse binnendijk. De belangrijkste toegangsweg, de Slotsdyk, werd na 1900 een gewilde plaats voor renteniers om hun villa’s te bouwen. Enkele zijn gebouwd in de charmante, ‘stadse’ vernieuwingsstijl. Ten westen van de Slotsdyk ligt het ‘Raerderbosk’ een door It Fryske Gea beheerd parkgebied met oude bomen. Het is het terrein van Jongemastate, een adellijke woning die in 1515 is verwoest. Het bescheiden buiten dat daar in later tijd stond, is in het begin van de twintigste eeuw gesloopt. De stinspoort uit 1603 vormt nu nog de monumentale toegangspartij. In het bos bloeien in de vroege lente stinsenplanten en er huizen flinke kolonies reigers en roeken.

De Agneskerk staat op een hoge en vooral aan de west- en noordzijde scherp afgegraven terp en temidden van een kerkhof dat door een ijzeren hek en leilinden is omgeven. Van de tufstenen kerk uit de 11de of 12de eeuw zijn aan de noordzijde nog gedeelten te zien. Het muurwerk is verstoord door latere wijzigingen. Het is een boeiend historisch tapijt. Tufsteenblokken in grote formaten zijn tot decoratieve banden verwerkt, in de hoge zone staan dichtgemetselde rondboogvensters en rond de in de 19de eeuw aangebrachte neoclassicistische ingang zitten sporen van een vroegere, met baksteen dichtgezette ingang. De kerk is bij de vernieuwing en vergroting in de 15de eeuw met baksteen verhoogd. Onder de geprofileerde daklijst zit een blokfriesje. In het oostelijke deel van deze muur staan drie jongere spitsboogvensters die later aan de onderzijde weer ingekort zijn. De vijfzijdige koorsluiting dateert uit de gotische tijd met tweemaal versneden steunberen en in twee zijden spitsboogvensters. Aan de zuidoostelijke zijde is geen spoor te zien van de grote, vrij gave piscinanis die bij de recente restauratie aan de binnenzijde is aangetroffen. In de zuidmuur staan vijf spitsboogvensters en bij de voorkerk staat een 19de-eeuwse neoclassicistische ingang. De kloeke zadeldaktoren heeft drie geledingen. De eerste is onversierd en bevat de korfbogige ingang en een diepe en hoge spitsboognis, waarin nog de kop van een venster zit. De tweede geleding heeft telkens twee spitsboognissen; de derde eveneens en daar met rondbogige galmgaten. De geveltoppen zijn verlevendigd met spitsboognissen met vorktraceringen. Het interieur wordt gedekt door een houten tongewelf met trekstangen. Tijdens de recente restauratie is een fraaie collectie grafzerken aan het licht gekomen, waaronder een zerk van de meester Vincent Lucas. Daaroverheen is een glazen vloer gelegd. In de koorsluiting staat binnen het doophek de preekstoel; beide eenvoudige 19de-eeuwse elementen. De kerk bevat twee rouwkassen voor de familie Cammingha uit het midden van de 18de en 19de eeuw. Het orgel is in 1864 gebouwd door L. van Dam & Zn.

Blessum is een terpdorp dat in de vroege Middeleeuwen is ontstaan ten westen van de Middelzee. Het dorp is door de Blessumervaart naar het noorden ontsloten richting Harlingertrekvaart, nu Van Harinxmakanaal. Over de weg kon en kan het dorp uitsluitend vanuit het oosten over de Blessumerdijk worden bereikt. In de moderne tijd is de geïsoleerde en dus rustige ligging van het dorp sterker geworden. In het noorden is in 1863 de spoorlijn Leeuwarden- Harlingen gekomen en in het laatste kwart van de 20ste eeuw, oostelijk van het dorp, de Westergoawei met verkeerspleinen. Bij Blessum hebben twee staten gestaan. Aan de zuidzijde de in de 18de eeuw gesloopte Wissemastate waarvan de stinspoort tot 1809 nog bestond en aan de westzijde de 15de-eeuwse Ringiastate, een state in de vorm van een representatieve boerderij die eveneens werd gesloopt. Op beide stateterreinen zijn nieuwe boerderijen verrezen. Op het terrein van Ringiastate gebeurde dat in 1823. Aan de zijde van de Buorren is een oudere herinnering aan de state bewaard gebleven. Het zijn hekpijlers, ook wel homeipalen genoemd, uit de vroege 18de eeuw. De vierkante pijlers zijn gecanneleerd, gegroefd, en ze dragen gebeeldhouwde vazen in barokvormen. De schilderachtige Buorren hebben een omzoming van leilinden gekend. Ze zijn door andere bomen vervangen, maar rond het kerkhof staan nog wel leilinden. De aan Maria gewijde kerk dateert grotendeels uit de 14de eeuw. Het is aan de noordmuur met vroeg-gotische spitsboogvensters en het koor met een driezijdige sluiting te zien. De kerk is omstreeks 1500 vernieuwd en toen kwam er een ingangspartij met een omlijsting voorzien van siermetselwerk, gewrongen colonetten en een kleine beeldnis. De zuidelijke gevel is grotendeel vernieuwd en voorzien van grote rondboogvensters. De kloeke toren heeft waarschijnlijk nog een kern uit de 13de of vroege 14de eeuw, maar hij kreeg in 1879 een ommetseling en er werd een ingesnoerde spits op aangebracht. In het interieur vallen de geschilderde draperieën rond het orgelfront op. Het evenwichtige kerkmeubilair dateert uit de 19de eeuw.

Ravenswoud is een jong streekdorp in de uiterste zuidoostelijke hoek van Friesland. Het graven van de Opsterlandse Compagnonsvaart was omstreeks 1820 tot de hoogte van het latere Ravenswoud gevorderd. Parallel aan deze vaart werd de Nieuwe Vaart gegraven en van daaruit elf wijken en een paar kruiswijken het veen in. Waar de Derde Wijk en de Eerste Kruiswijk bijeenkwamen ontstond de nederzetting die eerst Appelscha Derde Wijk werd genoemd, maar waarvoor na de oorlog een naam werd ontleend aan de in het veen liggende poel het Ravensmeer. Ravenswoud was de laatste veenkolonie van Friesland die omstreeks 1860 ontstond en in 1952 de status van zelfstandig dorp kreeg. Er stonden aanvankelijk vervenershutten. Het eerste echte huis werd daar in 1871 voor rekening van een veenbaas en winkelier uit Appelscha gebouwd. In de decennia rond 1900 bracht men het afgeveende gebied in cultuur. De NV Gezamenlijke Compagnons van Opsterlandsche en Ooststellingwerver Veenen en Vaerten beplantte het centrale gebied van 1883 tot 1908 met een 200 ha groot bos: de Compagnonsbosschen. Spoedig daarna zijn de uitgeveende gronden eromheen ontgonnen in opdracht van een speciaal daartoe in 1908 opgerichte compagnie, waarbij aanvankelijk de Nederlandsche Heidemaatschappij was betrokken. In een ruim carré eromheen zijn de gronden geschikt gemaakt voor de landbouw, waarbij de boerderijen heel regelmatig, bijna streng aan de randwegen werden gebouwd. De eerste boerderij ‘Kloksveen’ werd in 1911 door de Heidemij ontworpen. De volgende twee boerderijen kwamen in 1913 eveneens in het oosten tot stand naar ontwerp van architect C.J. Wierda. En een jaar later volgden nogmaals zes in het noorden. Aan het einde van de Derde Wijk is op een zandhoogte een sterrebos-vormig plantsoen aangelegd. Omstreeks 1915 stonden er nog geen twintig woningen. Daarin kwam verandering toen vanaf 1918 de woningstichting ter weerszijden van de Compagnonsweg diverse woningen liet bouwen. Ravenswoud groeide ten westen van de Compagnonsbosschen tot een L-vormige nederzetting van bescheiden woningen, die inmiddels aan de zijde van het bos een eigen moderne dorpsuitbreiding kent.

Staniastate In het dorp Oentsjerk stonden ooit vier staten. Nu is alleen Staniastate nog over aan de weg naar Oudkerk. Achter het toegangshek doemt het 19de eeuwse landhuis, omgeven door een fraaie tuin in landschapsstijl, op. De in neo-classicistische stijl gebouwde state wordt geflankeerd door twee bijgebouwen. De tuin is door de tuinarchitect L.P. Roodbaard ontworpen en bevat enkele vijverpartijen en bijzondere tuinsieraden zoals een eendengrot. De geschiedenis van de state gaat terug tot de 16de eeuw. De eerste bekende eigenaar was Jeppe van Stania. In de 18de eeuw betrok grietman Hans van Haersma de state, die hij liet verbouwen. De tuin werd in de toen modieuze barokstijl door de stadhouderlijke hovenier Johann Hermann Knoop uit Leeuwarden aangelegd. Staniastate werd in de 19de eeuw ook als zomerverblijf gebruikt. Belangrijke eigenaren waren Jan Hendrik van Boelens en Wilco Julius van Welderen baron Rengers, beiden burgemeester van Leeuwarden. In 1889 vond een bijzonder huwelijksfeest plaats, van Willem van Rengers en Adeline barones van Heemstra, afkomstig van Fogelsanghstate te Veenklooster. De laatste Rengers, freule Clara, bewoonde de state tot 1930. Hierna werd het landhuis eigendom van het Sint Anthonygasthuis te Leeuwarden en kreeg de functie van uithof van het Fries Museum. In 1963 werd Staniastate aan de gemeente Tietjerksteradeel en het park aan Staatsbosbeheer verkocht. Nu herbergt het gebouw een kantoor en een restaurant. Toegankelijkheid: Hoofdgebouw niet te bezichtigen. Park vrij toegankelijk. Brasserie met terras is open op zaterdag en zondag vanaf 10.00 uur op afspraak.

De Sint-Pieterkerk is een romaans tufstenen bouwwerk dat in de eerste helft van de 13de eeuw tot stand is gekomen. Het bestaat uit een eenbeukig schip en een inspringend, lang en rondgesloten koor. De noordzijde laat het best de geleding van de oorspronkelijke kerk zien. Daar lopen rondbogige spaarvelden in het tufstenen muurwerk tot op de grond. En het eveneens van tufsteen opgetrokken koor laat in het onderste register een fraai klimmend boogfries zien met daaronder het spoor van een klein rondboogvenster en daarboven een afsluitend horizontaal boogfries. De kerk is diverse malen verhoogd en vergroot. Dat begon al spoedig: nog in de eerste helft van de 13de eeuw is het schip verhoogd waarbij tufsteen en baksteen op een levendige wijze zijn verwerkt. In het tufstenen muurwerk zijn twee banden in baksteen gelegd en de rondbogige vensters kregen bakstenen dagkanten. Het koor is daarna verhoogd, voornamelijk in baksteen en met een horizontale afsluiting van opnieuw een boogfries. In dit muurwerk is ook een met baksteen dichtgemetseld rondboogvenster te zien. In de 15de eeuw is het schip naar het westen verlengd; toen vanzelfsprekend van baksteen. Het schip is in dezelfde bouwfase voor de tweede keer verhoogd. De huidige toren is waarschijnlijk om een oudere kern gelijktijdig verrezen. In het begin van de 15de eeuw tenslotte, onderging het koor een tweede verhoging waarbij de kappen van schip en koor ook zijn vernieuwd. Deze fascinerende bouwgeschiedenis is aan de noord- en oostzijde van de kerk goed af te lezen. De zuidgevel is later beklampt met baksteen en er zijn grote vensters ingebroken van spitsbogig, gotisch model boven de borstwering met dunne lisenen. De gevel wordt bekroond door een rondboogfries. De zuidelijke ingang bleef bij de vernieuwing gespaard. De uit de restauratietijd (1927-’28) daterende fraaie korfbogig gedekte dubbele deur staat in een rijk geprofileerde ojiefvormige nis waarvan het timpaan is uitgevoerd in metselmozaïek van gele en rode behakte baksteen. De koorpartij is na de hervorming van het schip afgesloten. Het koor heeft van het midden van de 17de eeuw tot 1832 als recht- en raadhuis gediend en is daarna lange tijd kosterswoning geweest. Het is nu al jaren als consistorie in gebruik. In de muren zijn dan ook woonhuisvensters gebroken. In de zware zadeldaktoren zijn omstreeks 1965 in de noordelijke en zuidelijke muren smalle vensteropeningen teruggevonden die opnieuw zijn geopend. Aan elke zijde zijn gepaarde galmgaten aangebracht in korfbogige nissen, aan de noord- en zuidzijde drie, aan de andere zijden twee. De beide geveltoppen zijn verlevendigd met klimmende blindnissen. In de westmuur is boven de ingang een groot spitsbogig timpaan aangebracht dat het planten van drie eiken, afkomstig uit Cornjum, memoreert. De schenking (1672) was van jonker van Burmania (en diens vrouw), grietman van Leeuwarderadeel die deze functie kort daarvoor bekleedde in Idaarderadeel, waarvan Grou de hoofdplaats was. Het interieur werd gedekt door een houten tongewelf met naar het lijkt trekbalken met korbelen. Die zijn tijdens de restauratie vanwege het overhellen van het gebouw vervangen door een stalen constructie die is omtimmerd om het historische beeld niet te verstoren. Tegen de westelijke wand is een kraak aangebracht waarbij een groot tekstbord met het eerste van de tien geboden tussen kwabornament (1654). Voor de kraak staan twee overhuifde banken uit de 17de eeuw. De kerkbanken kregen fraai gesneden wangstukken waarvoor Harmannus Berkebijl en Dirk Embderveld in 1782 en 1784 betaald kregen. Tegen de noordwand staan twee forse 18de-eeuwse overhuifde barokke herenbanken met gesneden wang- en kuifstukken, de Roordabank en de Kamstrabank. In het begin van de 20ste eeuw zijn orgel, preekstoel, doophek en ingangen tot een merkwaardige monumentale oostelijke partij gevormd. Bij de restauratie in de jaren 90 is deze weer gewijzigd, omdat de laat 17de-eeuwse preekstoel van Gorredijk tegen de zuidgevel, tegenover de grote herenbanken kon worden geplaatst. De ruimte onder de orgel galerij kon zo worden vrijgemaakt. Op de galerij staat een in 1853 door de firma L. van Dam & Zn. gebouwd orgel in een nog deels 18de-eeuwse kas.

Blije is een terpdorp dat enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling op een kwelderwal nabij de kust is ontstaan. De vroegste vermelding van ‘Blytha’ komt voor in een levensbeschrijving van abt Fredericus van Hallum uit de 13de eeuw. Net als de meeste andere dorpen in noordelijk Ferwerderadiel en noordwestelijk Westdongeradeel is Blije naar het zuiden toe over water ontsloten door de lange Blijaërvaart richting Dokkumer Ee die een later gedempte haven nabij de kern bezat. Deze verliep winkelhaakvormig en dat is aan het brede profiel van de bijna pleinachtige Hoofdstraat – met de herberg – en het begin van de Stationsstraat te ervaren. Bovendien ligt Blije in een opvallend spinnenweb van paden en wegen. Bij de dorpshaven en aan de Voorstraat kwamen concentraties van bebouwing tot stand. Veel meer naar het zuiden ligt nog steeds de aanzienlijke buurschap Vaardeburen aan de Blijaërvaart. De terp is aan het einde van de 19de eeuw grotendeels afgegraven. Kerk met kerkhof tot en met het ringvormige pad zijn deze ontmanteling bespaard. Op deze niet zeer hoge terprest torent de kerk nu op een spannende positie boven de lage bebouwing van de Voorstraat uit, slechts bereikbaar door enkele smalle doorgangen. Uit de huidige structuur is nauwelijks op te maken hoe de middeleeuwse terpsituatie was. De forse dorpskerk was toegewijd aan Sint- Nicolaas. De ongelede toren met zadeldak en een overwelfde benedenruimte is in de 13de eeuw opgetrokken en de bekroning is waarschijnlijk in 1741 aangebracht of vervangen. De laat-gotische kerk is eenbeukig en is omstreeks 1540 ter vervanging van een oudere kerk gebouwd. Het schip is voorzien van steunberen en het koor heeft een vijfzijdige sluiting. De kerk bezit meubilair uit de vroege 18de eeuw en enkele bijzondere grafzerken uit de renaissance, waaronder een portretzerk door Vincent Lucas. Blije kwam aan de lokaalspoorweg te liggen en aan de zuidzijde staat aan de rand van de dorpsbebouwing het nog vrij gave station uit 1901.

Roodkerk is een lang streekdorp van voornamelijk verspreide bebouwing met hier en daar enige concentraties van vooral agrarische bebouwing. Het dorp schurkt tegen de Trynwâlden aan, de dorpenreeks in het noorden van Tytsjerksteradiel en kon zich daar ontwikkelen omdat er nog net een uitloper ligt van de hogere gronden die na Roodkerk overgaan in lage, veenachtige streken. Aan de zuidoostelijke zijde ligt de oude kern bij de kerk en aan de noordwestelijke zijde loopt het dorpsgebied door tot bij de Murk. Daar staat in de buurt Healbird een 18de-eeuwse kop-hals-rompboerderij. Aan het einde van de 18de eeuw had het een structuur die nu nog is te herkennen: ‘een dorpje met eene kerk zonder toren; ligt aan ’t water de Zwarte Broek, en loopt Westwaards aan, tot aan de Trynwouden in Tietjerksteradeel, met zyne bouwlanden, in welke zyn de buurtjes Healbird, de Syewier aan de Mork, en wat nader by de Weerbuuren.’ Roodkerk is geheel gericht op de Trynwâlden omdat het achter de veengebieden en het pas laat (1926) in cultuur gebrachte en door natuurgebieden omringde Buitenveld vrij geïsoleerd lag ten opzichte van de andere dorpen van Dantumadeel. De vrij losse, voornamelijk agrarische bebouwing van de streekjes bij de Kooiweg en Sickamaweg en in de buurt van de kerk met enkele kop-rompboerderijen gaat vrijwel ongemerkt door in die van noordelijk Mûnein. De torenloze kerk is in de vroege 12de eeuw gebouwd van tufsteen maar is later gewijzigd. De tufstenen noordelijke muur is nog helemaal in het zicht; de westelijke muur is in de 18de eeuw in rode baksteen hersteld en later zijn de zuidelijke en oostelijke muren ommetseld. Op het dak liggen geglazuurde Lucas IJsbrandpannen. Bij de kerk is een opmerkelijke vondst gedaan: een sarcofaagdeksel van grijsgele zandsteen uit de 12de eeuw – ongeveer zo oud als de kerk – met een voorstelling van een in een pij geklede man en met een decoratieve randversiering. Het zeldzame kunstwerk is nu in het Fries Museum in Leeuwarden.

De ver van het huidige dorpscentrum gelegen Martinuskerk wekt op het eerste gezicht niet de indruk oud te zijn. Dat komt vooral door het westelijke front uit de 19de eeuw. Het gebouw is al aan het einde van de 12de eeuw verrezen. Hoewel het vaak veranderd en gerepareerd is, toont het muurwerk aan noord- en zuidzijde en vooral dat van het koor nog fraaie sporen van de tufstenen romaanse kerk. In de blinde noordmuur zijn naast onversierde tufstenen muurgedeelten ook aanzienlijke fragmenten met rondbogige spaarvelden tussen lisenen te zien, bekroond door een rondboogfries. Er zit bovendien een spoor van een klein rondboogvenster. In de zuidmuur zitten tussen de grote, in de 18de eeuw ingebroken rondboogvensters eveneens tufstenen spaarvelden tussen lisenen. Bij het meest westelijke veld is een klein fragment van een drievoudige lijst met overhoekse vertandingen te vinden. De versiering van het inwendig rondgesloten en uitwendig vijfzijdige koor is het opmerkelijkst. Het bovenste register bestaat uit een spaarzone onder een rondboogfries waarin slanke colonnetten van roze Bremer zandsteen staan op bases en ringkapitelen van tufsteen heeft. In de eerste helft van de 16de eeuw zijn schip en koor verhoogd en is het houten tongewelf aangebracht. De westelijke partij met korfbogige ingangen aan beide zijden, de sluitmuur met spitsbogige vensterkoppen en een cirkelvormig venster en de houten, met leien beklede geveltoren met ingesnoerde spits dateren uit de eerste helft van de 19de eeuw. Onder het inwendige tongewelf staat het meubilair dat uit het midden van de 18de eeuw dateert. De preekstoel met klankbord staat binnen een doophek met balusters. De kuip is op de hoeken met pilasters en op de panelen met rondbogen versierd. De tegenover de preekstoel staande herenbank heeft een overhuiving op gecanneleerde zuilen. De koorsluiting wordt gedomineerd door drie nauwelijks in de ruimte passende rouwkassen uit 1742, 1744 en 1762 met rijk snijwerk in barokke en Lodewijk XVI stijl. Het orgel op de westgalerij is in 1896 gebouwd door de firma Bakker & Timmenga.

Het terpdorp Boazum ligt tussen de oude Slachtedyk en de spoorlijn uit 1883. Boazum is een middelgroot dorp, compact en sfeervol. Het bezit een mooie collectie woningen van het notabele type en een traditioneel dorpscafé. De woningen staan deels verspreid rond de dorpsterp, maar ook uitgelijnd langs de noordoostelijke uitvalsweg. Dat is de Hegedyk die deels Waltawei is genoemd en waaraan ook de voormalige school en het onlangs verbouwde doleantiekerkje staan. Op de hoek van de Tanialeane staat in een ruime tuin een karakteristieke notabele woning uit 1846. De Hegedyk lijkt er al eeuwen te liggen, maar de weg is pas in de late 19de eeuw totstandgekomen. De kerk is bijzonder gesitueerd: aan de noordelijke rand van de dorpskern achter een met groen omvat binnenplein dat vanaf de doorgaande weg naast de voormalige dorpsschool is te bereiken door een straatje met aan beide zijden gesloten, schilderachtige bebouwing. Naast de kerk ligt een flinke ‘dorpsdobbe’ en oostelijker bestaat de bebouwing uit vrijstaande huizen en een kop-hals-rompboerderij die hier zonder enig plan lijken te zijn terechtgekomen. Het kerkgebouw is in de tweede helft van de 12de eeuw in eenvoudige romaanse stijl van tufsteen gebouwd. De bakstenen zadeldaktoren is veel jonger. Hij heeft twee reeksen galmgaten boven elkaar en is dus na de bouw nog een keer verhoogd. Na het onversierde schip met kleine rondboogvensters volgt het sterk inspringend rondgesloten koor. De fascinerende overwelving van de koorsluiting is vooral binnen te beleven: een fraai gedetailleerd koepelgewelf. De bakstenen rondstaafribben worden gesteund door kolonetten van roze zandsteen en zijn levendig, in verschillende kleurige patronen gedecoreerd. De koorvensters worden fraai geflankeerd door (eveneens) kolonetten met ringen van roze zandsteen. Op de gewelfsluiting zit een 13de-eeuwse schildering: de Christusfiguur troont er, omgeven door de vier symbolen van de evangelisten. Christus heeft geen baard: de voorstelling gaat terug naar veel oudere Christusvoorstellingen dan de 13de eeuw. Naast deze zeldzame gewelfschilderingen bezit de kerk een opmerkelijke verzameling vroege renaissance zerken.

Reahûs is tot 1956 een buurschap bij Easterein geweest, toen kreeg het pas de status van een zelfstandig dorp. Het ligt tegen de zuidelijke flank van de Slachte en dus eigenlijk buiten het ‘eiland van Easterein’, al staat er een kleine stelpboerderij met een mooie boomzoom op het eiland. Het is een van de jongste dorpen van Fryslân. Na de Hervorming is hier nabij de grens van twee grietenijen door hen, die het oude geloof trouw bleven, een schuilkerk ingericht in een huis met een rood pannendak. Veel later is daar een kleine nederzetting omheen gegroeid: in het midden van de 19de eeuw is er sprake van een zestal woningen bij het kerkje. Aan weerszijden van de Slachte staan kapitale essen wat de streek langs de dijk een zekere intimiteit verschaft. Meteen bij de westelijke binnenkomst in Reahûs prijken aan de zuidzijde eerst een grote stelpboerderij uit het begin van de twintigste eeuw en een fraai opgeknapte kop-hals-rompboerderij van rondom 1870. Daarna volgen enkele en groepen woningen uit verschillende bouwperioden. Reahûs is een rooms-katholieke enclave met een echte kerk sinds 1892, de neogotische Martinuskerk, ontworpen door Alfred Tepe. Zij is een pseudobasiliek van vier gewelfvakken diep die gesteund worden door zware zuilen met lijstkapitelen. Het brede schip wordt voortgezet in een langgerekt koor, maar de zijbeuken reiken niet zo diep en eindigen in achtzijdige kapellen. De forse toren wordt bekroond door een ingesnoerde spits. Kerk en toren hebben in een wijde omgeving een sterke silhouetvorming. In de jaren 1895-1905 kreeg de kerk neogotisch meubilair uit het befaamde atelier Mengelberg uit Utrecht. Verder kwam in de kerk een serie gebrandschilderde ramen. De reeks kruiswegstaties en een altaarstuk zijn geschilderd door de uit Woudsend afkomstige kunstenaar Otto de Boer. De parochie bezit een gepolychromeerd, laat 15de-eeuws beeld van Sint-Martinus te paard met de bedelaar. Het is tijdens de Hervorming meegenomen uit Easterein, vanouds ook een Martinus-parochie. Het is een van de mooiste middeleeuwse voorwerpen van devotie van Friesland.

Auckemastraatje 4 en 6: woonhuizen Het Auckemastraatje bevindt zich ten zuiden van het stadhuis van Leeuwarden, dat in 1713 werd gebouwd. Daarvóór stond op deze plek het oude stadhuis ‘Auckamastins'. De huizen aan deze straat werden dan ook bewoond door hoge ambtenaren in dienst van de stad. De huizen op nummer 4 en 6 werden samen gebouwd halverwege de zeventiende eeuw. In 1736 werd nummer 4 door Claes Koopmans, de toenmalige 'premier clerq' van de staten van Friesland, verkocht aan Bernardus Munnick ‘premier clerq der stad Leeuwarden'. In 1740 werd het huis verkocht aan diens opvolger Gerben Bottinga. Het huis bleef tot in 19de eeuw in bezit van zijn familie. Nummer 6 werd in 1730 gekocht door schepen Bernt Storm en later gehuurd door de klerk Johannes van Grenen. In 1976 kwamen beide panden in bezit van Vereniging Hendrick de Keyser. Het linkerhuis heeft nog een oude trapgevel met waterlijsten en geblokte ontlastingsbogen boven de vensters. De gevel van het rechter huis is omstreeks 1800 gewijzigd. De oorspronkelijke trapgevel werd daarbij vervangen door een lijstgevel. Ondanks deze wijziging is in het metselwerk dat doorloopt in beide gevels te zien dat de huizen gelijktijdig gebouwd zijn. Ook in het interieur zijn elementen te vinden van deze gemeenschappelijke bouwperiode. De huizen delen een bouwmuur en er is in beide panden een gelijke detaillering in de spiltrappen en sleutelstukken te vinden. In het rechterhuis is een groot gedeelte van de oorspronkelijke indeling bewaard gebleven. Meer informatie over dit pand vind u hier.

De forse kerk die waarschijnlijk aan Sint-Martinus was gewijd staat aan de noordoostelijke zijde van het grote, door lage dichte bebouwing omzoomde sfeervolle kerkhof. Het kerkschip heeft zowel aan de noord- als zuidzijde haakse aanbouwen van kapellen. De noordelijke is verreweg het oudst, van omstreeks 1100; deze moest in 1155 na brand worden hersteld. Er zijn tufstenen muurgedeelten waarin een klimmend boogfries zit. De oostelijke muur had oorspronkelijk een apsis en is in de 16de eeuw, gelijk met de kap vernieuwd. Er kwam toen ter bekroning een dakruiter op. Het schip is aan het eind van de 13de eeuw gebouwd en laat romano-gotische aspecten zien. De grote spitsboogvensters aan noord- en zuidzijde bezitten geprofileerde dagkanten met kraalprofielen die als nissen tot de grond toe doorlopen. Ook bij het vergrote venster met dagkanten van afwisselend rode en gele baksteen is het nisrestant te zien. De gevels zijn afgesloten met rondboogfriezen. De zuidelijke aanbouw kwam waarschijnlijk in de 13de eeuw tot stand. De steunberen zijn in de late 18de eeuw tegen de gevels geplaatst. Het 14de-eeuwse vijfzijdig gesloten koor is in 1865 grotendeels vernieuwd. Er kwamen vensters in met ijzeren traceringen en maaswerk. De toren aan de westzijde stortte in 1804 in en is in de volgende jaren herbouwd; een forse toren van drie geledingen en een hoge, achtzijdige, ingesnoerde spits. Inwendig hebben schip en koor een gedrukt houten tongewelf. De preekstoel met klankbord in een dooptuin met Lodewijk XVI balusters is in 1773 vervaardigd door Willem Groeneveld met snijwerk van Dirk Embderveld. Op de hoeken van de kuip staan de gesneden figuren van de evangelisten met hun symbolen en het klankbord wordt bekroond door een engel tussen cherubijnen. Tegenover de preekstoel staan drie overhuifde herenbanken uit het midden van de 17de eeuw. Aan de wanden vragen twee grote, rijk versierde rouwkassen uit de 18de eeuw om aandacht. Het orgel met rugpositief is in 1811 gebouwd door A. van Gruisen en zestig jaar later uitgebreid door Willem Hardorff.

Het terpdorp Boer ligt anderhalve kilometer oostelijk van Dongjum en met dit dorp en het oostelijk gelegen dorp Ried op dezelfde kwelderwal. Een paar boerderijen en enkele huizen, waaronder een oude pastorie vormen het hele dorp. Boer ligt even ten noorden van de Dongjumerweg die de dorpen verbindt. Het dorp heeft een eigen in- en uitrit. Achter het dorp loopt de Ried, vroeger de Riedstroom geheten, een overblijfsel van een slenk uit de tijd dat Friesland nog niet was bedijkt. Het dorp ligt temidden van akkers en weilanden. De kern is bescheiden, maar daar hoort wel de voormalige pastorie bij, ten westen van de kerk en op de terp. Een bakstenen gebouw van omstreeks 1500 met een zijgevel met duivengaten in de top. Inwendig heeft de nu als woonhuis gebruikte pastorie oude balken met sleutelstukken met peerkraalprofiel en overwelfde kelders. Natuurlijk staat de kerk nog in het midden van de losse bebouwing. De romaanse kerk, ooit toegewijd aan de Heilige Maagd, ziet er in haar gepleisterde gedaante helemaal niet zo oud uit, maar door de ruïneuze staat en het herhaald oplappen, schemeren de oude moppen zo nu en dan door de pleistermantel heen. Bovendien is het zadeldak van de westtoren later door een spits vervangen. Het gebouw heeft een iets inspringend, rondgesloten koor, later aangebrachte steunberen en uitkragingen onder de goot. De kerk bevat een preekstoel met gewrongen hoekzuiltjes en decoratief gesneden kwabornament van omstreeks 1665. Op een cartouche staat I.v.Kingma, vermoedelijk de schenker van het meubel en mogelijk dezelfde Ignatius van Kingma die in Zweins sporen achterliet. Uit dezelfde tijd (1664) dateert het fraaie toegangspoortje. Het heeft niet altijd in de kerk gezeten, maar is afkomstig van Elgersmastate, oostelijk van de kerk waar nu een flinke boerderij is te vinden. Pilasters met guirlandes van bloemen, vruchten en schelpen staan aan weerszijden van de ingang en dragen met consoles de kroonlijst met fronton en een pijnappel in top; op de schouders staan wapendragende leeuwen.

Reitsum is een terpdorp dat enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling is ontstaan. Met Ginnum, Lichtaard, Jislum vormt het kwartet van de Vlieterpen, vluchtterpen. Een merkwaardige benaming omdat vrijwel alle dorpsgemeenschappen in de wijde omgeving terpen hadden opgeworpen om bij hoog water te kunnen vluchten. Uit oud kaartmateriaal blijkt dat Reitsum steeds uit een kerk, enkele huizen en boerderijen en een state heeft bestaan. In de hoogst beknopte beschrijving van de Tegenwoordige Staat van Friesland (1786) komt het erop neer dat Reitsum nog enig aanzien heeft dankzij de heerlijkheid Hania. Dit Hania is niet terug te vinden, wel Staniastate dat ten noordoosten dicht bij Lichtaard ligt. De terp van Reitsum kon mede door de dunne bebouwing aan het einde van de 19de eeuw grotendeels worden vergraven. De dorpskerk is in 1738 gebouwd ter vervanging van een middeleeuwse kerk met zadeldaktoren. De rijk gesneden preekstoel uit 1638 bleef wel bewaard. De eenvoudige zaalkerk met lisenen tussen de gevelvakken met brede spitsboogvensters is tot twee maal toe flink uitgebreid. In 1874 zijn aan de westzijde de voorkerk en aan de oostzijde de koorpartij vergroot. Op de westelijke partij staat een houten geveltoren met een luidklok die in 1612 door Hendrik Wegewaert is gegoten. In 1881 is de kerk vergroot met een dwarsgeplaatste noordelijke beuk. De vergrotingen hebben plaatsgevonden omdat de toeloop aan kerkgangers toen groot was. De befaamde predikant J.J.A. Ploos van Amstel stond hier van 1863 tot 1866 en van 1876 tot zijn dood in 1895. Tijdens de laatste periode heeft hij de Doleantie in 1886 actief beleefd. Reitsum was de eerste Friese gemeente die ging doleren en de derde van het land. Ploos is op het kerkhof van Reitsum begraven. Een jaar na zijn dood is de gereformeerde kerk gebouwd, een eenvoudige zaalkerk met een houten geveltorentje. Er staat een aantal monumentale kop-hals-rompboerderijen in de onmiddellijke omgeving van de kerk; op de oude Staniaterp staat ook een boerderij van dat type.

De Martinuskerk op een hoge terp die ten zuiden en westen van de kerk scherp is afgegraven, is ondanks veranderingen en reparaties een excellent voorbeeld van rijpe romaanse bouwkunst. Het schip met een iets smaller koor en een opnieuw iets versmalde halfronde koorsluiting is aan het einde van de 12de eeuw van tufsteen gebouwd. Dat gebeurde met een gereduceerd westwerk, dat in 1808 is vervangen door een half ingebouwde kloeke toren. Het schip heeft een geleding met rondbogige spaarvelden tussen lisenen die met een fijn kraalprofiel zijn versierd. De lisenen op de overgang van schip naar koor zijn iets steviger. De spaarvelden in het koor zijn iets kleiner en hier zijn de rondbogen fraai behakt in de vorm van diamantkoppen. De kerk is bij vernieuwing van de kap in het tweede kwart van de 16de eeuw verhoogd in baksteen. De noordmuur heeft vrij hoge romaanse rondboogvensters; het koor een nog hoger exemplaar dat met baksteen is dichtgemetseld. In de zuidmuur en in het koor zijn in verschillende perioden nieuwe vensters in het muurwerk gebroken. In de schipmuur verstoren de spitsboogvensters het metrum van spaarnissen sterk. De rondboogvensters in het koor doorsnijden bijna de fraaie boognissen. De toren rijst ongeleed op en heeft een ingesnoerde spits en beneden aanbouwen. Inwendig wordt de kerkruimte overdekt door een houten tongewelf met trekbalken, korbelen en muurstijlen uit het tweede kwart van de 16de eeuw. Aan de zuidelijke zijde van de koorsluiting is een piscina te zien die uitwendig niet zichtbaar is. Daarboven is een klein spoor van geschilderd rankwerk op de muur te zien. In de koorsluiting is het kerkzegel met opspringend paard in het venster verwerkt. De preekstoel met klankbord uit 1715 heeft op de kuiphoeken getordeerde en omrankte zuilen en hij staat binnen een doophek met balusters en een gietijzeren doopboog uit 1862. De banken tegenover de dooptuin hebben degelijke balusters. Het orgel op de westelijke galerij is in 1876 gebouwd door Willem Hardorff.

Boijl is een streekdorp van vermoedelijk laatmiddeleeuwse oorsprong. Het is gelegen in de uiterste oostelijke punt van Weststellingwerf. Het bezit tussen de dorpen Oldeberkoop en Nijeberkoop in het noorden en Drenthe in het zuiden een vrij uitgestrekt dorpsgebied, waarin de buurschappen Boekelte en Rijsberkampen liggen. Ook buiten de vrij dichtbebouwde kern staat aan weerszijden van de Boijlerweg vrij veel bebouwing van boerderijen en woningen. Op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 staat deze weg naar het oosten nog niet aangegeven. Daar is het nog heide. De buurschappen ‘Rijseberkamp’ en ‘Boekholt’ bestaan dan al. In de laatste staat zowel een ‘Koorn molen’ als een ‘Vul molen’ aangegeven. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788: ‘Boyl of Beuil, in ’t Zuidoosten der Grieteny naast aan Ooststellingwerf gelegen, strekt zich Noordwaards uit tot aan de landen van Olde- en Nye Berkoop, en Oostwaards tot aan die van Elslo; dit Dorp heeft een Kerkje zonder toren aan den rydweg naar Dieveren; zynde de huizen ter wederzyden in ’t geboomte verspreid. In ’t Noorden en Noordoosten behooren hier onder de buurtjes Boekholt en Rysberkamp, in welke laatste een Korenmolen plag te staan.’ De kerk staat niet aan de weg naar Diever maar wel bij de driesprong aan de noordzijde van de Boijlerweg. Het godshuis is volgens de gevelankers gebouwd in 1617, bronnen geven 1641 aan, maar het kerkgebouw vervangt een ouder exemplaar dat aan Maria was gewijd. De torenloze zaalkerk met een driezijdige koorsluiting en overhoeks geplaatste steunberen staat op een verhoogd en door hagen omringd kerkhof. Vrij dicht tegen de kerk is een klokkenstoel opgericht. Deze heeft een zadeldak en draagt een klok uit 1399. De klokkenstoel staat hier in elk geval vanaf 1696 en is later enkele malen vernieuwd. Tot in de jaren dertig zijn er aan weerszijden van de Boijlerweg woningen bijgekomen. Na de Tweede Wereldoorlog ontstonden bij de kerk wijkjes aan weerszijden van de hoofdstraat.

Het terpdorp Ried is gesticht op een van de zuidwest-noordoost lopende kwelderruggen in het oude Barradeel en Franekeradeel. Het heeft zijn naam te danken aan de naam van het water, de Ried, dat ten noorden langs het dorp loopt, een herinnering aan de slenken uit de tijd dat het land nog niet was bedijkt. De bebouwing is vooral langs de wegen, Dongjumerweg-Kleasterdyk geplaatst met enkele notabele woningen, waarvan één een decoratief koetshuis bezit en met een paar villa’s in de vernieuwingsstijl van kort na 1900. Ook aan de weg naar het zuiden naar Peins is bebouwing gekomen. Pas later is de Nieuweweg naar het noorden met vooral woningwetwoningen bebouwd geraakt. Nabij de kerk staat in de kern van het dorp de voormalige zuivelfabriek, waarvan het front het karakter van de vernieuwingsstijl en het jaartal Anno 1909 draagt. Het ruime kerkhof is met de zuidzijde naar de weg gericht en omzoomd door een beukenhaag met iepen. Er staan enkele huisjes omheen, waardoor nauwelijks te zien is dat zij op een terp liggen. Het kerkgebouw, een zaalkerk met een driezijdig gesloten koor, is in 1653 gebouwd, waarschijnlijk op de fundamenten van een oudere kerk. De leeftijd wordt niet door het gebouw zelf meegedeeld, want het is in de 19de eeuw geblokt gestukadoord. Aan de zuidzijde zitten flinke spitsboogvensters; aan de noordzijde is de gevel helemaal blind en voorzien van een aanbouw met bijruimten. Het oorspronkelijke gevelwerk is niet te zien. In de zuidelijke (zicht)gevel wordt door een grote reeks gevelstenen veel meegedeeld. De bouwdatum van de kerk en ook dat de toren is ingestort en dat de nieuwe in 1625 is gebouwd door mr. Abe Ede. De herinneringssteen is met nog een andere met de mededeling ‘1625’ herplaatst, want de toren is duidelijk veel nieuwer. Hij is in 1925/’26 helemaal ommetseld. Boven de nok van het kerkdak draagt de romp een forse cordonlijst en hij heeft een tandlijst ter bekroning en een ingesnoerde, achtzijdige spits.

De Annakerk staat op de deels afgegraven dorpsterp. Zij is in de eerste helft van de 13de eeuw met rood gemêleerde baksteen in een kenmerkend romano-gotische gevel plastiek totstandgekomen achter een iets oudere toren. Het schip is met lisenen, begeleid door verticale rondstaven, in vier traveeën verdeeld. In de bovenzone staan kleine vensters of nissen gevuld met metselmozaïek met rondkralen in de dagkanten. In de tweede travee staan aan de noord- en zuidzijde dichtgemetselde ingangen onder segmentbogen binnen wijde, meervoudig geprofileerde rondboognissen – met liefst drie kraalprofielen – en met siermetselwerk in de boogtrommel. In de eerste travee van de zuidmuur staat een vroeg 16de-eeuwse ingang in een smalle spitsboognis. Aan de koorzijde zitten laag twee rondbogige hagioscopen, in de noordmuur een rechthoekig exemplaar. De vijfzijdige koorsluiting is in de 18de eeuw toegevoegd en tijdens de ingrijpende restauratie in 1939-’42 in romano-gotische stijl gemodelleerd. De zadeldaktoren is ongeleed en deels ingebouwd. In de noordgevel staat een rondbogige ingang en in de westgevel boven elkaar drie kleine vensters. De galmgaten zijn rondbogig en in de oostelijke geveltop zit een gepaarde rondboognis. De begane grond is inwendig overwelfd. Het schip is oorspronkelijk met twee gewelven overdekt geweest en deze overwelving is in het tweede kwart van de 14de eeuw vervangen door drie ribloze koepelgewelven. Deze steunen op spitsbogige gordel- en scheibogen die op zware pijlers rusten die zo dicht bij de muren staan dat het inwendig geplaatste steunberen zijn geworden. De gordelbogen en scheibogen kregen geschilderde decoratieve arceringen met aan de randen en op de gewelven, als een suggestie van ribben, fraaie biezen in gevarieerde vormen begeleid door rankmotieven. Tegen een van de pijlers is een epitaaf in vroege renaissancevormen geplaatst voor Pybo van Eminga (overleden 1571). Aan de zuidzijde staat de preekstoel met klankbord binnen een doophek met balusters. De kuip is rijk gesneden in rococovormen die worden toegeschreven aan een meester in deze stijl: Yge Rintjes. Het orgel is in 1907 gebouwd door de firma Bakker & Timmenga.

Boksum is een terpdorp dat op een oeverwal bij de Middelzee enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling is ontstaan. De hoge terp heeft een duidelijke radiale structuur. In 1869 is de terp aan de noordwestelijke zijde afgegraven, waar nu de Westergoawei langs het dorp scheert. Aan de bebouwde dorpskant is het aanzicht van de terp nog helemaal intact. Voor het overige driekwart is zelfs de ringweg om de zool van de terp over het Blessumerpaed, de Oedsmawei en de Buorren nog aanwezig. Door een afwisseling van gesloten en halfopen bebouwing en zelfs met wat kampjes land, is deze terp met allerlei doorzichtjes goed te beleven. Bovendien helpt de boerderij met de schuur gericht naar de ringweg, om de herinnering aan de gemengde functies op te roepen. Bij dit dorp heeft in het begin van de Tachtigjarige Oorlog de laatste slag van deze strijd in Friesland plaatsgevonden en is het nodige bloed gevloeid. In 1586 leden de Friese troepen een nederlaag tegen de Spanjaarden. Deze hadden de hoofdstad zo dicht kunnen naderen omdat alle sloten en vaarten bevroren waren. De Spanjaarden hadden na de Slag bij Boksum vrije doortocht naar Leeuwarden, als toen de dooi niet was ingevallen. Alsof er nooit wat gebeurd is staan meer dan een eeuw oude leilinden om het kerkhof. Daar rijst de Margaretakerk op. De oudste gedeelten van het schip dateren van omstreeks 1100 en zijn van tufsteen gebouwd. In dit muurwerk zitten sporen van romaanse rondboogvensters. Omstreeks 1300 is de kerk met kloostermoppen uitgebreid en van vroeg-gotische spitsboogvensters voorzien. Daarna is de kerk nog enkele malen vernieuwd en kwam er een koor met een vijfzijdige sluiting. De vierkante bakstenen toren met ingesnoerde spits is aanzienlijk jonger: in 1842 stortte de oude zadeldaktoren in en het jaar daarop werd de toren herbouwd waarbij de oude steen weer werd gebruikt. In 1879 is de toren nog eens bekleed, zoals blijkt uit de gedenksteen in de zuidmuur van de toren.

Rinsumageest is als streekdorp op een zandrug – vandaar ‘geest’ in de naam – op de overgang van de klei in het noorden en het veen in het zuiden ontstaan in de Middeleeuwen. Toen vestigden zich hoofdelingen die Juwsmastate, Eysingastate, Melkamastate en Tjaardastate in of nabij het dorp stichtten. De eerste verdween al vroeg; Tjaardastate, een echt kasteel, stond nog tot 1834 ten zuiden van de kerk. Door deze staten was Rinsumageest een deftig dorp. In de volle Middeleeuwen werd ten noorden van het dorp het klooster Klaarkamp gesticht: het zou tot een van de grootste kloosters van Friesland uitgroeien. Vanaf de 17de eeuw heeft het dorp zich ontwikkeld langs de Murk, het water dat tot bij de Trynwâlden in noordelijk Tytsjerksteradiel liep. Haaks daarop een gegraven vaart met een in 1648 aangelegd trekpad naar de Dokkumer Ee. In dit zwaarwichtige dorp zetelde dan ook het grietenij- en later gemeentebestuur. De herberg die ook als rechthuis werd gebruikt, staat op de hoek van Rechthuisstraat en Van Aylvaweg en dateert vermoedelijk van omstreeks 1700. Het is een kloek, twee bouwlagen tellend pand met pilasters in de gevels. Toen in 1881 een nieuw raadhuis in Damwoude (Murmerwoude) werd gebouwd, raakte het zijn functie voor het bestuur kwijt. Langs de vriendelijke dorpsgracht van de Murk staan nog steeds keurige dorpswoningen, waarvan enkele van het notabele type en respectabele leeftijd. De Tjaardaweg voert vanuit de kern in westelijke richting. Daar rijst de dubbelschepige kerk met zadeldaktoren op. Het ronde koor is het oudst, van omstreeks 1100, misschien zelfs eerder. Er is in de 12de eeuw een schip met zijbeuken bijgebouwd. De zijbeuken zijn later verdwenen en de schipmuren dichtgezet. Het muurwerk vertelt dat met grote bogen. Onder het koor is in de 14de of begin 16de eeuw een crypt ingegraven en aangekleed met zeer oud materiaal: een mysterieuze ruimte. Aan het begin van de 16de eeuw is de grote zuidbeuk gebouwd. De toren verrees in 1610.

De romaanse kerk, oorspronkelijk gewijd aan Sint-Michaël, is in de periode 1772-’75 vervangen door de huidige kruiskerk. Zij wordt de Dom van Almenum genoemd, omdat de kerk in het dorp Almenum stond dat pas laat bestuurlijk in Harlingen werd opgenomen. Alleen de toren van de romaanse kerk is gehandhaafd. Deze is in vier onversneden geledingen van tufsteen opgemetseld en is in de 15de eeuw verhoogd en van een ingesnoerde spits voorzien. De eerste twee geledingen zijn onversierd; de volgende twee hebben spaarvelden die bekroond worden door rondboogfriezen en de hoogste geleding heeft aan elke zijde twee rondbogige galmgaten. De hoge toren was een baken voor zeevarenden. Tijdens de vervanging van de kerk is de toren aan twee zijden beklampt. De kruiskerk is naar plannen van Willem Douwes gebouwd van kleine gele steen in Lodewijk XVI-vormen met gekorniste hoekpilasters. In de geveltoppen kwamen radvensters en elke gevel is geopend met een groot rondboogvenster. Elk van deze gevels kreeg een ingang, noord en zuid met natuurstenen pilasters, kroonlijsten en segmentvormige timpanen; oost met een geblokte omlijsting en een driehoekig fronton. De oostelijke gevel van de arm die voor bijruimten van de kerkruimte is afgesloten heeft drie reeksen kleine vensters boven elkaar. De armen en kruising van de kerkruimte zijn gedekt door gestukadoorde gewelven die rusten op lijstwerk met trigliefen en op pilasters in de kolossale dorische orde. Het strenge, stijlvolle stucwerk is ontworpen door Jacob Otten Husley. In de noorder- en zuiderarm zijn enkele, in de westelijke dubbele zitgalerijen aangebracht die rusten op gemarmerde zuilen. Om de binnenhoeken zijn overhuifde herenbanken geplooid. De sluitgevel aan de oostzijde kreeg een buitengewoon fraaie preekstoel- orgelcombinatie. De preekstoel was in 1778 het werk van Johannes George Hempel; het orgel is in 1776 gebouwd door A.A. Hinz. In de vloer liggen gebeeldhouwde grafzerken waaronder twee met een grote engel (Sint-Michaël?) als wapenhouder. Bij de preekstoel ligt een zerk van de hand van Jacob Lous met architectuur in perspectief, waarop hij zichzelf als landmeter heeft afgebeeld.

Rohel is een streekdorp van waarschijnlijk eenzelfde middeleeuwse oorsprong als de omringende dorpen, maar er is weinig meer van een dorp te ervaren. Rohel heeft dan ook een dramatische geschiedenis. Op de grietenijkaart van Schoterland in de atlas van Schotanus uit 1718 heeft Rohel nog een redelijk compacte buurt en helemaal aan de zuidzijde van de Kerkweg staat de kerk op de noordelijke oever van het Tjeukemeer. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788 al: ‘Rohel, of Nyega, een Dorpje gelegen ten Westen van ’t voorige Rotsterhaule, en onmiddelyk grenzende aan het Tjeuke meer, dat van tyd tot tyd een groot gedeelte der Veenige landen, hier onder behoorende, heeft ingezwolgen. Door dit Dorpje, alwaar voor deezen ten minsten eens zo veel huizen plagten te staan, gaat de gewoone rydweg uit deezen kwartieren naar de Lemmer.’ De kerk en het kerkhof met klokkenstoel zijn door de grote watervlakte van het Tjeukemeer inderdaad verzwolgen. De kleine gemeenschap is niet in staat geweest om een nieuw gebedshuis te stichten, waardoor het dorp verstoken is gebleven van een kern. Op de kaart in de Eekhoff-atlas van 1848 is het beeld van dorp en landschap totaal veranderd. Er staat in het uiterste zuiden nog het voormalige kerkhof aangegeven en ten noorden ligt een grote plas als gevolg van het vergraven van het land voor de turfwinning. Na de Eerste Wereldoorlog is Polder Rohel gevormd en in cultuur gebracht. Na de Tweede Wereldoorlog is in het noorden een belangrijk deel van het land uitgegeven voor zeven tuinbouwbedrijven. Vandaar de ontsluitingsweg Kwekerijweg. Ten zuiden van het dorp ligt de oever van het Tjeukemeer en daar wordt in de buurt waar ooit de kerk stond met een oud draaibruggetje over de dijksloot toegang verschaft tot het natuurgebied Marswâl van Staatsbosbeheer. Er mag over de dijk worden gewandeld. Tegenwoordig staan aan het zuidoostelijke gedeelte van de Kerkweg wat boerderijen, noordelijker een buurtje van woningen en verspreid hier en daar nog enige bebouwing.

Op de hoogste terp van Nederland, negen meter boven de zeespiegel, is in het begin van de 12de eeuw de tufstenen kerk gebouwd. Het schip is in het begin van de 13de eeuw naar het westen verlengd in helderrode baksteen. Daarin staan eenvoudige ingangen waarvan de zuidelijke is dichtgemetseld. De eenbeukige kerk heeft een iets inspringend, rondgesloten koor. Het tufstenen muurwerk aan de noordzijde is ongeleed en het geeft slechts één spoor van een rondboogvenster prijs. Aan de oostzijde staat een dichtgemetselde kleine ingang in een rondboognis. Vlakbij het koor is een gotisch spitsboogvenster (circa 1550) met rode bakstenen dagkanten in het grijze tufsteenwerk gebroken. Dat is ook op twee plaatsen in de koorsluiting gedaan en de zuidelijke muur heeft drie van deze vensters gekregen. Daar staat in het bakstenen gedeelte een groot gotisch venster met vorktracering en boven de dichtgezette ingang zit een diep (beeld?)nisje en schuin ernaast een tweede, grotere nis van dit type. De toren is in 1717 herbouwd, gaat onversneden op en heeft rondbogige galmgaten aan alle zijden. Het interieur wordt gedekt door een houten tongewelf dat omstreeks 1550 zal zijn aangebracht. De beperkte ruimte is volgezet en -gehangen met meubilair en memorabilia. Zo worden de fragmenten van muurschilderingen met Christus en engelen hoog tegen de zuidwand gemakkelijk over het hoofd gezien. De 18de-eeuwse preekstoel met Lodewijk XVI-ornamenten op de kuippanelen, een tijdglas in een koperen houder en een klankbord staat in de dooptuin. In de koorsluiting staat een 17de-eeuwse overhuifde herenbank met voorbank en een kuifstuk uit 1762 waarin de door leeuwen gehouden wapens van de familie De Schepper, Coehoorn van Scheltinga zijn verwerkt. Ook de panelen van het rugschot dragen wapens. De wanden, vooral de gesloten noordelijke, dragen grote, meest rijk bewerkte rouwkassen van de bewoners van de nabijgelegen Harstastate, waardoor de kerk een mausoleum lijkt. Het orgel is in 1862 gebouwd door L. van Dam & Zn. De kerk is eigendom van de Stichting Alde Fryske Tsjerken.

Bontebok is een streekdorp bij een voormalige sluis in de Schoterlandse Compagnonsvaart dat in 1980 pas de status van een dorp kreeg. Daarvoor hoorde het voor het grootste deel bij Nieuwehorne en een kleiner westelijk gedeelte werd bij Bovenknipe gerekend. Het heeft zijn naam die al op kaarten vanaf het begin van de 18de eeuw voorkomt, te danken aan een sinds lang verdwenen herberg. Het graven van de Compagnonsvaart was in 1640 namelijk gevorderd tot de Bonte Bock. Deze herberg was er dus al vóór er in 1665 een verlaat (of vallaat, een kleine schutsluis) aangelegd werd. Deze werd in 1931 vernieuwd. Er staat nog een sluiswachterwoning die weliswaar niet uit 1665 stamt, maar het pand aan de Eerste Compagnonsweg 16 is volgens de gevelankers toch al uit 1725. De streek is vanaf het midden van de 17de eeuw aan weerszijden van de vaart als gevolg van de veenwinning ontstaan. Het graven van de vaart en de dwars daarop staande wijken, het winnen en vervoeren van het veen en het daarna weer in cultuur brengen van de afgegraven gebieden gaven mensen een karig bestaan. Reden voor wat ambachtslieden en later ook nijverheid om naar dit gebied te trekken. In Bontebok kwam in 1898 een coöperatieve melkfabriek, waar in 1903 ook een kaasmakerij bij kwam. Andere, soms grotere dorpen uit de omgeving was zo’n fabriek vaak niet gegeven. De fabriek heeft het tot 1966 uitgehouden, is nog een tijdlang confijtfabriek geweest en staat er nu wat desolaat bij. Vanaf 1923 heeft Bontebok een lagere school. Tegenover de sluiswachterwoning staat aan de Eerste Compagnonsweg 1 een boerderij met een voorhuis in mengstijl, gebouwd in 1876. Op nummer 5 is een woonhuis nauwelijks meer te herkennen als het voormalige café. In 1909 is er de eerste steen voorgelegd, maar in 1983 had het café het definitief afgelegd. Even verder op nummer 11 de kop-hals-rompboerderij Oud-Hogeveen die na een brand in 1931 een voor toen modern voorhuis kreeg.

Rotstergaast is een streekdorp dat nabij veenmoeras waarschijnlijk in de Middeleeuwen is ontstaan op een uitloper van een zandrug ten noorden van de Tsjonger of Kuinder. In 1315 stonden twee kapellen in Rotstergaast, waarvan één tot kerk werd verheven. Het dorp heeft twee uit elkaar liggende buurten met enige geconcentreerde bebouwing en verder verspreide boerderijen. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 gemeld dat Rotstergaast of Kleine Gaast het kleinste dorp van de grietenij Schoterland is: ‘Weleer stond hier eene Kerk, die reeds voor veele jaaren is te niete geraakt: dit Dorpje ligt even ten noorden van de Kuinder, en strekt zich zeer verre uit naar dien kant met zyne hooilanden; zynde de Westelykste huizen bekend by den naam van Westergaast. Ook gaat van dit Dorpje, door de drooge Rustersloot, een rydweg naar Nieuwe Schoot.’ Op de grietenijkaart in de Schotanusatlas van 1718 stond al aangetekend dat de kerk was vervallen. De zuidwestelijke buurt, Westergaast is nu de streek bij de Schoterweg en was toen aardig bebouwd. Terwijl in de noordoostelijke buurt, met de naam Snakkerburen die toen nog bij Rottum hoorde, verspreid enige huizen en boerderijen stonden. Een reed in noordoostelijke richting leidde naar Nieuweschoot. De Rustersloot die richting Rottum liep, stond aan het begin van de 18de eeuw al droog, maar daar is later wat aan gedaan: op de kaart in de atlas van Eekhoff is de Rotstersloot aangegeven. In Westergaast is het kerkhof blijven bestaan en nadat de kerk was vervallen, is in 1928 toch weer een sobere hervormde kapel gebouwd. Er stond in elk geval vanaf 1722 een klokkenstoel. De huidige, met een helmdak, is in 1976 gerestaureerd. In Snakkerburen staat de stelpboerderij Champignon uit 1871 met een deels onderkelderd voorhuis en aan de Schoterweg tussen de twee buurten aan de ene zijde Nieuw Jagtlust, een stelp van eenzelfde type uit 1870 en aan de andere zijde de kop-hals-rompboerderij Tsjongerswâl uit het midden van de jaren-1930 met expressionistische karakteristieken.

Dorpsstraat 99: woonhuis Dit in 1575 gebouwde huis werd in 1596 overgedragen aan de Admiraliteiten van Amsterdam en het Noorderkwartier. Volgens overlevering verbleven beroemde zeehelden als Maarten Harpertsz en Cornelis Tromp hier wanneer de oorlogsvloot aan de rede van Vlieland voor anker lag. Door de aanleg van het Noord-Hollands kanaal en de stichting van Den Helder als marinebasis verloor Vlieland haar betekenis voor de scheepvaart. In 1830 werd het ‘Landshuis' dan ook door de marine afgestoten en in gebruik genomen als woonhuis. In 1896 brak een nieuwe episode aan toen de schilderes Betzy Berg, leerlinge van de zeeschilder H.W. Mesdag, het huis betrok en omdoopte in ‘Tromp's Huys'. In de tuin liet zij een atelier bouwen met uitzicht op zee. Na haar dood in 1922 werd het een woonhuismuseum waar men haar werk kon bewonderen. De collectie is tegenwoordig uitgebreid met historische voorwerpen en maritieme kaarten. In 2001 droeg de gemeente Vlieland het Tromp's Huys over aan Vereniging Hendrick de Keyser, samen met het voormalig Raadhuis (Dorpsstraat 148) en de reddingbootschuur (Duinkersoord 33). Het gebouw had al in de 17de eeuw een behoorlijke omvang gezien het feit dat er drie stookplaatsen waren. Bij de restauratie van 1958 werd, ten behoeve van de museale functie, de tussenkamer voorzien van tegeltableau's, een hangschouw en een bedsteewand. De voorkamer bezit een zeer fraaie wandbetimmering met pilasters en alkoofnis voor een bed. Meer informatie over dit pand vind u hier.

De kerk staat schilderachtig op een terp, in het geboomte en bij de Bolswardervaart. De romano-gotische kerk is aan het begin van de 13de eeuw gebouwd van gele kloostermoppen. In het muurwerk van het schip zijn aan de noordzijde duidelijke sporen van kleine rondboogvensters te zien. Vlakbij het grote venster zit een spoor van een klein romaans venster. Even verder naar het westen is een groter, licht spitsbogig venster en weer verderop zitten nog twee van deze vensters, die allemaal zijn dichtgemetseld. Een laag zittend spoor van de top van een dichtgezette ingang is vaag te zien. Ook in de zuidelijke muur zijn sporen van romano-gotische vensters te vinden, al zijn hier drie grote gotische spitsboogvensters aangebracht. De ingang staat in een spitsbogige nis en naast de ingang zit een klein gotisch venster. Deze muur kreeg bovendien, mogelijk bij de opknapbeurt in 1882, drie zware steunberen. Naast de meest oostelijke beer is een duidelijk, met rode baksteen dichtgezet spoor van een hagioscoop. De ronde koorsluiting heeft twee grote gotische vensters gekregen. Bij de overgang naar de koorsluiting staat een regenwaterbak. Alle vensters bezitten gepleisterde dagkanten en omlijstingen. De ongelede toren is in de 13de eeuw van gele steen opgetrokken. In de westmuur is een hoge nis uitgespaard, waarin een ingang en een rondboogvenster zijn ondergebracht. Inwendig wordt de kerkzaal gedekt door een gestucadoord tongewelf. De ingetogen inrichting is met vaste banken gericht op de koorsluiting. Daar staat de aan het begin van de 19de eeuw vervaardigde empire preekstoel met pijlenbundels of fasces op de hoeken van de kuip. De kuip wordt gedragen door een grote adelaar die mogelijk resteert van de in 1609 door Jacob Gysbertsz. vervaardigde vroegere kansel. De preekstoel met klankbord ontneemt het zicht op het grote barokke epitaaf dat Frouck van Wijckel in 1656 voor haar drie jaar eerder overleden man Hessel van Huijghis heeft opgericht. Het met muziektrofeeën versierde orgel op de westgalerij is in 1795 gebouwd door Albertus van Gruisen.

Boornbergum is een streekdorp dat in elk geval al aan het einde van de 17de eeuw bestond. Het was toen nog een bescheiden nederzetting van een kerk en enige verspreide boerderijen en huisjes aan de Boornbergumer Hooiweg – thans Westerbuorren en Easterbuorren – en een pad ten zuiden daarvan op de plaats waar nu het Suderom loopt. Ten noorden lag de buurt Middelgaast en ten oosten Zandburen. Het hele laagveengebied ten zuiden van de Zandingen en de Wijde Ee tot en met Goëngahuizen werd bij Boornbergum gerekend. Aan het einde van de 18de eeuw werd het een belangrijk dorp in de grietenij genoemd. De Tegenwoordige Staat van Friesland noemt het: ‘een der grootste dorpen van deeze Grieteny … en is voorzien met eene kerk en stompen toren. … De Bornbergumer landeryen bestaan, ten deele, uit bouw- en weidlanden, omtrent de boere plaatsen; doch ’t meerendeel is hooiland, en daarin zit veel klyn, die tot baggelaar turf vergraaven wordt, konnende ’t zelve daarna wederom tot goed hooiland worden gebruikt, mits het door polderdyken en molen werde boven water gehouden.’ Het dorp lag op een hoogte tussen de lage venen in het westen en de hoge venen in het oosten. De Boornbergumer Petten zijn een herinnering aan de verveningen. De dorpskerk is in 1871 gebouwd ter vervanging van een kerk die in 1734 was gebouwd en die ook al weer een oudere verving. De eiken preekstoel dateert uit de tweede helft van de 17de eeuw. De huidige kerk heeft een driezijdig gesloten koor en een houten geveltoren. Aan de Easterbuorren staat de gereformeerde kerk uit 1911, een zaalkerk met een geveltoren. Aan de Galhoeke is in 1893 een zuivelfabriek gesticht die in 1904 een coöperatieve onderneming werd. Het gebouw is toen vervangen door een nieuw fabriekscomplex in zakelijke stijl. Na sluiting in 1966 is het verbouwd tot bedrijfsruimten met woningen. Dorpsuitbreidingen kwamen na de oorlog aan weerszijden van de Nijewei, vooral aan de oostelijke zijde.

Rotsterhaule is een streekdorp dat omstreeks 1500 is ontstaan op de ontginningsas vanuit Sintjohannesga in het noordoosten. Op de vroegste kaart die Rotsterhaule in beeld brengt, de kaart van Schotanus uit 1718, is het dorp een streek van wat huizen en boerderijen met enig bouwland en verder veenlanden in het noorden en hooilanden in het zuiden. Het dorp heeft geen kerk. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 niet zoveel over het dorp gemeld: ‘Rotsterhaule, dus genaamd om ’t zelve te onderscheiden van Ousterhaule in Doniawerstal, ligt in ’t Noorden van St. Johannisga, tusschen ’t zelve en Rohel, en in eene volkomen gelyke ligging, ten opzigte der Bouw- en Veenlanden.’ Vanaf het midden van de 18de eeuw gingen de Gietersen bij Oudehaske en spoedig ook bij Sintjohannesga en Rotsterhaule laagveen uitbaggeren om het tot turf te bewerken. Op de grietenijkaart van Schoterland in de atlas van Eekhoff is te zien dat er ten gevolge van de grootschalige verveningen nogal wat is veranderd in Rotsterhaule en zijn dorpsgebied. De bebouwing langs de Streek is aanzienlijk dichter geworden, maar de omgeving een stuk leger. De noordoostelijke helft van de dorpsstreek wordt geflankeerd door uitgestrekte veenplassen. Vanaf het einde van de 19de eeuw raakte de streek ingepolderd en is de bebouwing van de streek verder verdicht. De landerijen aan weerszijden van de Streek liggen merkbaar laag: de meeste erven zijn opgehoogd, maar sommige woningen liggen opvallend diep. Er staat nogal wat kenmerkende bebouwing uit de jaren twintig en dertig. Aan de zuidelijke flank van het dorp liggen enkele flinke stelpboerderijen. Grote bakkers hebben, net als in het buurdorp Sintjohannesga, hun sporen nagelaten, want roggebrood en koek werden exportproducten van deze streek. Aan de Hoge Dijk in het zuiden, de verbindingsweg tussen Heerenveen en Lemmer, is een agrarische streek gegroeid. Verder naar het zuiden aan het Tjeukemeer ligt de buurschap Vierhuis. Enkele honderden meters ten noorden van de Broeresloot staat het gemaal ‘Fjouwerhûs’, een kenmerkend gebouw uit de jaren dertig.

De Nicolaaskerk staat hoog op een scherp afgegraven terprest. De kerk is gebouwd van tufsteen in het tweede kwart van de 12de eeuw. Zij bezit een in verhouding tot het kleine schip forse westelijke partij. De ingebouwde toren is dan ook met de zijruimten op de begane grond en verdieping gevormd tot een zogenaamd gereduceerd westwerk. Oorspronkelijk waren deze overwelfde zijruimten met openingen met elkaar, maar ook met het kerkschip verbonden. De toren rijst grotendeels in tufsteen op met verticale spaarvelden tussen lisenen en hoekpenanten, steeds met een afsluitend rondboog-fries. In de westgevel staat een korfbogige ingang met bovenliggend spitsboogvenster in een rechthoekige nis van gele en rode baksteen (15de eeuw). De beëindiging met zadeldak is mogelijk 18de-eeuws. In de tufstenen noordmuur van het schip zitten spaarvelden tussen lisenen, met daarin twee zeer kleine romaanse rondboogvensters. Er is een met rode steen dichtgemetseld spoor van een verdwenen aanbouw en een klein fragment van een rondboogfries te zien. In de zuidmuur is het rondboogfries grotendeels bewaard gebleven maar daar zijn de tufstenen spaarvelden verstoord door de in de 18de eeuw aangebrachte grote spitsboogvensters met vorktracering. Het vijfzijdig gesloten koor van gemêleerde baksteen en lancetvensters en met hoekpenanten is in de 15de eeuw totstandgekomen. De sober ingerichte kerkruimte is gedekt met een houten tongewelf met trekbalken die bij het minder dikke muurwerk van de koorpartij op een geprofileerde bakstenen rand liggen. Beneden zit rondom een lambrisering. De 17de-eeuwse preekstoel met eenvoudige hoekzuilen en klankbord staat tegen de oostelijke sluiting en het van balusters voorziene doophek heeft het effect van een laag koorhek. In de vloer van gangpad en koor liggen 17de-eeuwse gebeeldhouwde grafzerken, waaronder die voor Fokel Roorda die in 1590 overleed. Het orgel, in 1913 gebouwd door de firma Bakker & Timmenga, staat op de westgalerij die ondersteund wordt door kolommen met teerlingkapitelen. De kerk is eigendom van de Stichting Alde Fryske Tsjerken.

Langweer (nabij Boornzwaag) is als agrarische streeknederzetting waarschijnlijk omstreeks 1100 ontstaan op een zandrug in een streek van veenmoerassen. In het derde kwart van de 13de eeuw komt het voor het eerst in de bronnen voor als Languerre. De Buorren vormde de ontginningsas. Het dorp lag gunstig aan de Langweerderwielen en daarmee voor allerlei waterverbindingen. Het ontwikkelde zich omstreeks 1600 tot markt- en havenplaats: er was vóór 1600 al een waag. De scheepvaart vormde een belangrijke bron van inkomsten. Het werd het belangrijkste dorp van de grietenij. De grietman ging in Langweer wonen en ook belangrijke families zoals Osinga en Douma vestigden er hun staten. Het geslacht Douma had hier tot de verwoesting in 1517 een stins. Er trad bij de handels- en havennederzetting aan de Buorren en de zijstraten en slootjes concentratie van bebouwing op. Meer westelijk had de buurt rond de kerk een open karakter. De grietenijkaart van Schotanus uit 1718 laat de langgerekte nederzetting zien die in het westen eindigt bij de kerkbuurt. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788 dat Langweer: ‘door oudheid vermaard, is het voornaamste Dorp der Grieteny. … Ten Oosten en Westen heeft men hier schoone weidlanden, benevens heerlyke plantagien, die geheel tot aan den algemeenen rydweg loopen, en schoon brandhout geeven. … Hier woonen derhalve veele Schippers, die met dit hout naar Holland en elders vaaren, en in dit Dorp een bekwaame haven hebben, om, geduurende den winter, hunne schepen op te leggen. Langweer bestaat uit eene schoone buurt huizen, versierd met twee ryen Lindeboomen.’ De vroegste kerk dateerde waarschijnlijk uit de 13de eeuw; op dezelfde plaats is in 1777 een nieuwe, ruime kerk met toren verrezen. De drie torengeledingen zijn versierd met dorische, ionische en korintische pilasters. Het 17de-eeuwse meubilair is gehandhaafd. Ertegenover staat Osingastate. Het is omstreeks 1940 gebouwd in vormen van de 18deeeuwse state. Het op dezelfde ontginningsas ontwikkelde Boornzwaag wordt tegenwoordig ook bij Langweer gerekend. Het schilderachtige Langweer is een geliefd watersportdorp.

Rottevalle is een vaartdorp waarvan de naam voor het eerst voorkomt in 1622 en dat in het midden van de 17de eeuw aan de Lits gestalte kreeg. Er stonden een herberg, een bierbrouwerij en een molen. De verveningen van de omgeving op de grens van de grietenijen Smallingerland, Achtkarspelen en Tytsjerksteradiel waren in volle gang en aan weerszijden van de Lits en het Benedenverlaat kwam bebouwing tot stand. Deze sluis lag in de waterverbinding over de Lits naar het Bergumermeer. Aan het einde van de 18de eeuw merkte de Tegenwoordige Staat van Friesland Rottevalle nauwelijks op: ‘Daarenboven zyn hier, in ’t Oosten, op de wal van de vaart de Lits, veele huizen gebouwd’; de zuidelijke bebouwing aan de Lits was nog een buurschap bij Opeinde. In het Aardrijkskundig Woordenboek van Van der Aa uit het midden van de 19de eeuw: ‘Aan de noordzijde des dorps Opeinde heeft eene groote uitgestrektheid laag klijnland gelegen, dat in de zeventiende eeuw, door verveening, veranderd is in een water, de Leijen genaamd. … Ten Oosten van het Zwartveen zijn, op den wal van het riviertje de Lits, ook vele huizen gebouwd, die, hoewel burgelijk onder Opeinde, behooren tot het kerkdorp Rottevalle.’ Voor collectieve zaken van bijvoorbeeld school en kerk, maar ook voor het houden van de jaarmarkt was de ligging in drie gemeenten onhoudbaar. Nadat de inwoners in 1821 al een poging tot vereniging hadden gedaan, duurde het nog ruim een eeuw. In 1943 is heel Rottevalle door grenswijzigingen bij de gemeente Smallingerland gekomen. In 1724 is een eenvoudige zaalkerk met geveltoren gebouwd en ertegenover kwam in 1890 de twee bouwlagen hoge pastorie tot stand. De doopsgezinden bouwden in 1838 een eenvoudige zaalkerk en de gereformeerden in 1937 een expressionistische kerk. Beide vervingen oudere kerken. De Herberg van Smallingerland aan het in 1958 gedempte gedeelte van de Lits is een kloek gebouw uit 1791 met bijzondere interieurs. De naoorlogse dorpsuitbreidingen hebben vooral aan de noordzijde plaatsgevonden.

De laatgotische kerk, in de middeleeuwen gewijd aan Johannes de Doper, staat op een terprestant aan de noordelijke rand van het dorp. De kerk is omstreeks 1450 gebouwd van kloostermoppen waarin geel domineert maar rode steen voor verlevendiging zorgt. Zij vormt met de toren, in de 13de eeuw van hetzelfde bouwmateriaal opgetrokken, een harmonieuze eenheid. In de zuidelijke gevel staan vijf grote gotische spitsboogvensters, waarvan de dorpels op de cordonlijst uitkomen die boven de borstwering grotendeels rond de kerk doorloopt. In de westelijke travee staat de ingang met spitsbogig bovenlicht in geprofileerde dagkanten. Deze travee is omvat door een rechthoekig over deze partij doorgetrokken cordonlijst. De koorpartij is vijfzijdig gesloten en heeft in twee zijden spitsboogvensters. In de noordelijke muur staan twee van deze vensters met ernaast tweemaal versneden steunberen. Er is een licht spitsbogige, dichtgemetselde ingang te zien. De toren is in de 13de eeuw in één keer opgetrokken, al suggereren niet geheel complete cordonbanden dat de toren drie geledingen heeft. Bovenin staan telkens twee rondbogige galmgaten. De zadeldakbeëindiging heeft aan de oostzijde een gebruikelijke geveltop met schouders en een pinakel; aan de westzijde is in de 18de eeuw een ojiefgevel, een in- en uitgezwenkte geveltop aangebracht van fraai metselwerk en met voluten en bollen op de schouders. Het interieur wordt gedekt door een houten tongewelf. De begane grond van de toren heeft een ribloos kruisgewelf. Het kerkinterieur is in 1865 aangepakt en waarschijnlijk dateren preekstoel en herenbanken uit deze tijd. De bankenblokken zijn bij een latere restauratie vervangen door stoelen. De eenvoudige preekstoel met klankbord is in de koorsluiting geplaatst. De twee herenbanken met overhuivingen op korintische zuilen staan tegenover elkaar. Tegen de noordwand hangt een opmerkelijke, zandstenen epitaaf uit 1656 voor Hobbe en Frouck van Aylva die op Tjessinga- of Aylvastate ten noorden van de kerk resideerden. Het is een driedelige, door pilasters omvatte plaat met opschriften, wapens en enige doodssymboliek. Het orgel, gebouwd in 1873 door L. van Dam & Zn., staat onder geschilderde draperieën.

Bornwird is een bijna leeg terpdorp met enige verspreide bebouwing in het land. In de bronnen komt het als Brunnenuurt voor het eerst voor in een lijst van parochies uit 945. De kerk staat op een, altijd dun bewoonde, sterk afgegraven en tamelijk hoge terp waarbij het oplopende kerkpad een indruk geeft van het profiel van de oorspronkelijke terp. Er loopt een niet geheel complete ringweg omheen waaraan enkele huizen en boerderijen liggen. De ring is ruim en Bornwird heeft dan ook een uitgestrekte terp gekend, vergelijkbaar met die van Aalsum en groter dan die van Foudgum en Brantgum. De boerderij aan de noordzijde staat op een verhoging, een restant van de zool van de terp. Aan de oostzijde stond Minnoltsmastate. De bescheiden dorpsgroei heeft zich vanaf het einde van de 19de eeuw geheel afgespeeld aan de weg van Dokkum naar Ferwerd, ten zuiden van de terp. Daar is in 1916 bij het kruispunt de gereformeerde kerk van Bornwird en Raard naar ontwerp van Ane Nauta tot stand gekomen. Bornwird heeft bovendien een oude agrarische buurschap: Bornwirderhuizen die meer dan anderhalve kilometer oostelijk ligt, aan de Oude Paesens. Enkele huisterpen wijzen erop dat deze nederzetting nog van voor de dijkenbouw (ca. 1100) dateert. Tussen de terp en de buurt heeft het Bornwirdermeer, een in 1853 drooggemalen rietpoel gelegen. De in de Middeleeuwen aan Maria toegewijde dorpskerk heeft in zijn dichte boomzoom op het hoge terprestant een indrukwekkende ligging. De kerk uit de 13de eeuw zelf is door verlies van toren èn koorsluiting de tijd niet ongeschonden doorgekomen. In de zuidmuur hebben rondboogvensters gestaan, nu zijn er kleine spitsboogvensters. Het kerkje kreeg een houten torentje op de westgevel. Zij had ooit een overwelving, de aanzetten daartoe zijn bij de triomfboog nog zichtbaar. Tegen de noordgevel is een toegangspoort, afkomstig van de voormalige pastorie te Hiaure en geplaatst met een bekroning uit 1751 met wapens en vroom opschrift.

Rottum is een oud streekdorp dat in de Middeleeuwen langs de Binnendyk als ontginningsbasis is ontstaan. Op de vroegste grietenijkaart van Schoterland (Schotanus, 1718) is de agrarische streek van Rottum met vrijwel uitsluitend bebouwing aan de noordzijde van de Binnendyk weergegeven. In het midden van de streek stond de kerk. Ten noorden van de streek lagen veenlanden, ten zuiden en oosten hooilanden. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788: ‘Rottum, weleer Rotna genaamd, is thans een klein Dorp, alwaar veele huizen zyn afgebroken, … loopende tot aan Haskerlands grenzen: weleer hield men hier den Landsdag der Zevenwouden. Uit dit Dorp kan men, langs drie verschillende wegen, ryden naar Oudeschoot, Lemsterland, Donjewerstal en Haskerland: ook loopt van hier eene vaart in de Overspitting, die van de Jouwer naar ’t Heerenveen gaat, benevens eene andere, die in het Tjeukemeer valt, om nu niet te spreeken van de Rotstersloot, die voor deezen van hier naar de Kuinder liep, doch thans is opgedroogd.’ Wellicht had het dorp dankzij de goede ontsluitingen over water ooit een centrale positie. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog was het nog zo belangrijk en strategisch van ligging dat er een schans werd opgeworpen. De kerk is in 1791 afgebroken. Die zal torenloos zijn geweest, want er stond in elk geval in 1732 al een klokkenstoel. Op het iets verhoogde kerkhof staat nu een uit de jaren dertig daterende goed onderhouden, betonnen klokkenstoel met een luidklok die waarschijnlijk in 1443 door Johan van Bomen is gegoten. De Binnendyk is een belangrijke verkeersweg tussen Heerenveen en Lemmer geworden en het dorp lijkt tegenwoordig te bestaan uit enkele buurten. Aan de agrarische streek tussen Rottum en Heerenveen staan enkele fraaie boerderijen, een kop-hals-romp uit 1914 en de stelp ‘Geertje Hoeve’ uit omstreeks 1930. Het oostelijke gedeelte van de dorpskern kreeg nabij de Molenlaan de belangrijkste dorpsuitbreiding. Ook westelijk bij de Badweg is enige naoorlogse nieuwbouw gerealiseerd. De oude Binnenweg en de Oude Postweg vormen oudere streken.

De in de middeleeuwen aan Sint-Magnus gewijde forse kerk is omstreeks 1400 gebouwd van hergebruikte, gemêleerd rode kloostermoppen. Tijdens een aanval van Water geuzen in 1580 is de kerk vooral aan de zuidzijde zwaar beschadigd geraakt. Pas een eeuw later in 1678 is zij ingrijpend hersteld. Daardoor heeft de kerk een laatgotisch karakter en laat zij een opmerkelijke kleurwisseling zien. De noordzijde en de koorsluiting bestaan uit vooral rood baksteenmateriaal en de zuidzijde is geheel opgetrokken van gele baksteen van klein formaat. De muren worden in traveeën verdeeld door tweemaal versneden steunberen en in de muurvakken staan grote spitsboogvensters met rijke traceringen die ze bij de restauratie van 1970-’72 ontvingen. Aan de noordzijde staat een rondbogige geprofileerde ingang van omstreeks 1400, aan de zuidzijde een exemplaar in laatgotische vormen, in een spitsboognis en gepleisterd bij een opknapbeurt in 1879. Deze ingang zit in het muurvak van de voorkerk dat een aantal kleine vensters bevat. De kloeke toren kwam aan het einde van deze 15de eeuw tot stand waarbij kennelijk de forse zadeldaktorens van Bolsward en Stiens tot voorbeeld hebben gestrekt. Deze toren heeft vier, telkens in hoogte afnemende geledingen. In de onderste staat een korfbogige ingang en daarboven een flink spitsboogvenster. De volgende twee geledingen zijn blind, maar de derde is versierd met aan elke zijde twee spitsboognissen. In de hoogste zitten de galmgaten. De geveltoppen zijn met kleine gele steen vernieuwd. Het interieur wordt gedekt door een houten tongewelf uit 1678. In het oudste gedeelte van de noordwand zitten spaarnissen onder de vensters. Drie koorvensters bevatten 17de-eeuwse gebrandschilderde wapens. De forse preekstoel met gewrongen hoekzuilen en bloemenguirlandes op de panelen dateert uit de 18de eeuw. Het doophek met getoogde balustrade staat in twee gedeelten achter in de kerk. Het orgel is in 1894 gebouwd door de firma Bakker & Timmenga. Op het kerkhof staan schipperszerken en opmerkelijke zerkparen waarvan die voor de man een schip en die voor de vrouw een huis vertonen.

Brantgum is een kenmerkende radiale terp die al enkele eeuwen voor onze jaartelling op een kwelderwal is ontstaan. Het zou het ideale terpdorp zijn geweest als niet de doorgaande route tussen Dokkum en Holwerd in 1853 over deze terp zou zijn getrokken waardoor de terpstructuur in tweeën werd gedeeld. Daarvoor ging de route langs de Heemstraweg ten noorden van het dorp. De bebouwing, ook de naoorlogse, ligt vrijwel geheel gericht op de ringweg. Daarvoor had het dorp een vrij lange en ingewikkelde waterverbinding via Foudgum naar de Ee en het achterland. De agrarische bebouwing is voornamelijk ten zuidwesten van de inmiddels verbrede, doorgaande route te vinden. Aan die zijde is de terp aan het einde van de 19de eeuw het sterkst afgegraven. De woningen staan vooral in de noordoostelijke part van het dorp, waartussen enkele notabele woningen met een middengang. Aan de Roosterwei staat de in de jaren-1870 gebouwde dorpsschool met onderwijzerswoning. Langs de Ringwei heeft sinds het begin van de 20ste eeuw verdichting plaatsgevonden, tot in de naoorlogse periode met volkshuisvesting aan de Ringwei en in de jaren tachtig aan de daarachter liggende Stimhûsstrjitte. De dorpskerk staat nagenoeg in het midden van de ronde terp; de weg scheert er nu aan de oostzijde langs. De romaanse dorpskerk is in de 12de eeuw gebouwd van tufsteen. De tufsteenmuren zijn in de westelijke traveeën zichtbaar, aan de noordzijde met een vrij compleet rondboogfries. Dat werd pas duidelijk toen bij een restauratie de in 1876/’77 aangebrachte pleisterlaag weer werd verwijderd. In de 15de eeuw is de kerk met een travee uitgebreid en de oostelijke koorpartij kwam vlak voor het midden van de 16de eeuw tot stand. Omstreeks die tijd zullen ook de spitsboogvensters en de steunberen zijn aangebracht. De in de westelijke partij opgenomen toren met ingesnoerde spits kwam gelijktijdig met de bepleistering in 1877 tot stand. Hij heeft in elke geleding verdiepte gevelvakken die bij de hoogste geleding met keperfriezen worden gedekt.

Hoewel het streekdorp Ruigahuizen ten zuidwesten van Balk het karakter van een buurschap heeft, wordt het vanouds aangemerkt als een zelfstandig dorp. Aan de Coenderssingel, de Rûchhústerwei en vooral de Jan Jurjenssingel staat verspreid kleinschalige bebouwing van huizen en boerderijtjes. Het dorp schijnt langgeleden een kerk aan de Balkster kant te hebben gehad, maar daar is geen spoor meer van over. Tegen de zuidelijke rand van de Star Numanbosschen ligt de begraafplaats waarop een klokkenstoel staat met een in 1746 door Cyprianus Crans gegoten klok, wat wel op een dorps verleden wijst. In het laatste kwart van de 17de eeuw hebben zich hier uit Frankrijk gevluchte Hugenoten gevestigd, van wie nog een paar huizen resteren. Achter Rûchhústerwei nummer 16 staat een grote Amerikaanse windmotor van ca. 1920. Tegenover de noordoostelijke zoom van de Star Numanbosschen is de compacte verkaveling aan de Jan Jurjenssingel bijna dorps met onder meer arbeidershuisjes uit het begin van de 20ste eeuw. Ten zuiden van de uitgestrekte Star Numanbosschen ligt het bosgebied van de Bremer Wildernis en daarachter de buurt Nieuw Amerika. Achter de Coenderssingel is een verrassing te vinden. Daar staat achter een oprijlaan De Mottekamp, oorspronkelijk een jachthuis of buiten bij een boerenschuur van omstreeks 1880 waar de herkomst nog niet helder van is. Het wit gepleisterde buiten is in een mengstijl gebouwd waarbij het neoclassicisme domineert. Het bestaat uit een hoge middenbouw en lage vleugels. Het brede middengedeelte is tot twee bouwlagen als trapeziumvormige erker uitgebouwd. Daarin staan aan de voorzijde gepaarde vensters, gescheiden door charmante zuiltjes en krulornamenten in de zwikken en in de scheve zijkanten smalle, getoogd gesloten vensters. De middenpartij wordt bekroond door een dichte attiek met in- en uitzwenkende contour. De vleugels worden op de buitenhoeken en nabij de erker geflankeerd door brede pilasters met lijstkapitelen die geen fries of kroonlijst dragen, maar waar een horizontaal veld op volgt met muurankers in dubbele palmet-vorm.

Omstreeks 1170 is in Hoorn een kapel gebouwd door de norbertijnen van het klooster Mariëndal in Lidlum bij Tzummarum. Nadat de kapel de status van kerk had gekregen, is zij een eeuw later verlengd en van een vijfzijdige sluiting voorzien. Iets later in de 13de eeuw is de kapel vervangen door het huidige romaanse schip dat in steen werd overwelfd. De bouw van de toren is daarna gevolgd (die in 1848 sterk is verlaagd). Aan het begin van de 15de eeuw is de kerk verhoogd, waarbij de stenen gewelven zijn verwijderd. Een eeuw later zijn in de zuidmuur gotische spitsboog-vensters met vorktracering aangebracht en voor de stabiliteit kwamen er steunberen (bij de restauratie van 1961-’69 verwijderd). De ingang is toen ook in gotische trant verrijkt: geplaatst in een geprofileerd kader met een reeks van vier rechthoekige nissen erboven. In het koor staan rondbogige vensters in romano-gotisch geprofileerde diepe dagkanten. De sluiting heeft op de hoeken slanke steunberen met ezelsruggen. In de noordmuur is de bouwnaad tussen schip en koor scherp zichtbaar. Daar staan in de bovenzone van het schip de in de jaren zestig heropende romaanse rondboogvensters en in de tweede travee is de noordingang onder een rondboog aanwezig. De toren in drie, licht versneden geledingen heeft aan de westzijde een spitsboogvenster, galmgaten, een geblokte bekroning en een ingesnoerde spits. Inwendig is de kerkruimte gedekt door een tongewelf met trekbalken. In de wanden zijn de spaarnissen en hoger ook rondbogige sporen van de vroegere stenen overwelving zichtbaar. Basesresten van de gordelbogen en colonnetten zijn bij de restauratie iets aangevuld. In het muurwerk zitten allerlei nissen, waaronder een vrij grote piscina en de sporen van een sacramentshuis. De eenvoudige preekstoel is van omstreeks 1660. De unieke, beschilderde en van spreuken voorziene renaissance-avondmaaltafel dateert uit het begin van de 17de eeuw. Het orgel is in 1894 door J.F. Kruse gebouwd. In de tot consistorie ingerichte torenruimte zijn vitrines opgesteld met de vroegste fragmenten gebrandschilderd glas van Nederland.

Deze Afsluitdijkdorpen zijn de jongste van de gemeente. Kornwerderzand kan met enige goede wil ruimtelijk en maatschappelijk nog een dorp worden genoemd. Breezanddijk niet, maar het kon deze status om administratieve redenen beter krijgen. De bewoners van Kornwerderzand en Breezanddijk zijn werkzaam aan de dijk en bij de sluizen. Beide dorpen zijn gesticht op werkeilanden van waaruit de Afsluitdijk is aangelegd. Op Kornwerderzand is een dubbele schutsluis met binnen- en voorhavens en een reeks van tweemaal vijf spuisluizen met spuihavens. Dit complex van schut- en spuisluizen werd gebouwd tussen 1928 en 1932. De sluizen zijn genoemd naar prof. Hendrik Antoon Lorentz. De spuisluizen zijn ontworpen door Ir. Dirk Roosenburg, esthetisch adviseur van Bureau Zuiderzeewerken. Ze zijn een gaaf voorbeeld van het bouwen in gewapend beton. Ter verdediging van de dijk en de daarin liggende sluizen werden vanaf mei 1931 verschillende kazematten gebouwd: de zogenaamde stelling Kornwerderzand. Tijdens de aanleg van de dijk vormde zich op het eiland van ongeveer 30 ha een dorp van een paar honderd inwoners. De meesten waren betrokken bij de Zuiderzeewerken, maar ook mensen die voor de verzorging nodig waren vestigden zich in de sluisbuurt. Het was een geïsoleerde gemeenschap, verstoken van allerlei comfort. Elektriciteit werd weliswaar door een oude dieselmotor opgewekt, maar telefoonverkeer was niet mogelijk. Er was een ziekenbarak met een dokter en verpleegster, een schooltje en een winkel (annex postkantoor en kapper) die dagelijks levensmiddelen kreeg aangevoerd. Een katholieke en een protestante kerk werden gebouwd, een benzinestation en een houten hotel. Omstreeks 1928 zijn huizen voor het sluispersoneel tot stand gekomen. Tijdens de bezetting werd de stelling door de Duitsers uitgebreid met een aantal kazematten. Kornwerderzand kwam de oorlog niet ongeschonden door. Zo is het houten hotel in 1940 afgebrand en werden enkele huizen van het sluispersoneel opgeruimd omdat ze in het schootsveld stonden. De schade is hersteld. Breezanddijk is een werkeiland met een haven aan de IJsselmeerzijde; ’s zomers wordt het op een tjokvolle camping bevolkt met sportvissers.

Ryptsjerk is een streekdorp dat mogelijk al in de Middeleeuwen is ontstaan en dat in de 16de eeuw een impuls kreeg toen stadhouder George Schenk van Toutenburg ten zuidwesten van de streek een buiten stichtte. Het dorp kwam nabij de in 1528/’31 aangelegde weg van Leeuwarden naar dit Toutenburg te liggen. Op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 is Ryptsjerk net als die van de Trynwâlden een dorp met vrij losse bebouwing langs een paar door bomen omzoomde wegen en paden. Zuidelijk liggen Toutenburg en Hanenburg aan de weg die naar Tytsjerk en Suwâld leidt. Over water is het dorp naar het westen en oosten ontsloten. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1786 van Ryptsjerk gemeld: ‘Dit dorp is door menigvuldig geboomte zeer vermaakelyk, ook water- en vischryk, waarom ’t ook veel door watervogelen bezocht wordt, die hier in menigte, door middel van verscheiden kooien, gevangen worden. … In ’t Zuiden aan de Zwarteweg heeft men verscheiden fraaie buitenplaatsen, wier oudste is Toutenburg, alhier aan den rydweg naar Tietjerk. … Het grootste gedeelte van de Zwarteweg … behoort onder dit dorp.’ De Zwarteweg werd in 1830 verbeterd en verlengd tot rijksstraatweg van Leeuwarden naar Groningen. In de kerkbuurt staat de in 1757 gebouwde kerk, een zaalkerk met een driezijdige sluiting en een ingebouwde toren met een ingesnoerde spits. Van het meubilair dateren de preekstoel met doophek en vier herenbanken uit het tweede kwart van de 17de eeuw. Bij de kerk staat een boerderij die met een dwarsgeplaatst voorhuis met uitgebouwde halsgevel verwijst naar de 18de eeuw, maar het resultaat is van hergebruik in 1878. Het buiten Vijversburg uit ongeveer 1725 is in 1844 in opdracht van dr. Nicolaas Ypeij verbouwd. Het is geheel gepleisterd en vertoont neoclassicistische details. In het laatste jaar is het park naar ontwerp van Lucas Roodbaard in landschapsstijl herschapen. Aan de Zwarteweg staat het tuinhuis met een omlopend balkon. De Stichting Op Toutenburg is een bejaardencomplex in neorenaissancestijl naar ontwerp van H.H. Kramer.

De aan Johannes de Doper gewijde dorpskerk van Huizum heeft in de bebouwing van Leeuwarden bij de oude dorpskern een zelfstandige plaats behouden. Bij onderzoek is vast komen te staan dat het muurwerk tufsteen bevat uit de 12de eeuw. De vormentaal van het huidige gepleisterde gebouw verwijst naar de late middeleeuwen. Eind 15de of begin 16de eeuw kan de kerk zijn gewijzigd of met hergebruik van tufsteen opnieuw zijn gebouwd. Het eerste is het meest aannemelijk. De noordmuur bevat op onregelmatige plaatsen twee grote spitsboog- en twee ronde vensters en aan de westzijde de ingang die in empirestijl is omlijst (1804). Bovendien zit er een curieuze rondboognis in de hoge zone van de ronde vensters in de muur. In de zuidmuur staan vier spitsboogvensters en in de vijfzijdige koorsluiting twee. Het grootste deel van de toren dateert uit de 13de eeuw; in de 16de eeuw kwam op de romp een iets inspringende geleding waarin de gepaarde galmgaten zitten. De geveltoppen aan beide zijden van het zadeldak hebben klimmende spitsboognissen. Jaartalankers en een gedenksteen geven aan dat de toren in de 17de eeuw enkele malen is hersteld. Onder het houten tongewelf voorzien van gewelfschotels met gesneden passiesymbolen heeft de kerkzaal een buitengewoon rijke inventaris. Middelpunt is de preekstoel uit het midden van de 16de eeuw, de enige preekstoel in Friesland van voor de hervorming. Het fraaie renaissancemeubel is versierd met zuilen, pilasters, nispanelen en voluutvormige kraagstukken en met grotesken, siervazen en kandelaberornament. In de dooptuin met balusters staat het doopbekken uit 1604. Een aantal kerkbanken bezit renaissance wang-stukken. Tegenover de preekstoel staat een overhuifde herenbank met gotische panelen met vouwwerk, in het midden een eenvoudige bank van dit type en westelijk een derde met een overhuiving op getordeerde en omrankte zuilen en met gesneden wangen. Ook in de koorsluiting staat nog een eenvoudige herenbank en daarnaast is in het muurwerk een piscina te zien. Het orgel is in 1849 gebouwd door L. van Dam & Zn.

Britsum is een terpdorp dat in de vroege Middeleeuwen is ontstaan op een kwelderwal ten oosten van de Boornestroom die zich tot Middelzee had verbreed. De terp heeft een radiale structuur, maar na afgravingen aan vooral de zuid- en de oostzijde omstreeks 1900, is die niet overal meer te herkennen. Oude dorpsbebouwing is vooral ten westen en noorden van de kerk te vinden, aan de Greate Buorren, de Lytsedyk en Efter de Wâl. Dankzij de Stienservaart ten noorden van het dorp bestond een goede ontsluiting richting Dokkumer Ee. Bij het dorp hebben enkele versterkte huizen gestaan, zoals het kasteel Britsenburg waarover weinig bekend is, Jornsmastate en bij de Middelzeedijk Lettingastate waar in 1641 vestingbouwer en strateeg Menno van Coehoorn is geboren. Van deze glorie resteert niets, maar er staan in de omgeving van Britsum wel monumentale boerderijen. De kerk met gepleisterde toren en een vijfzijdig gesloten koor heeft de uiterlijke schijn van overdadig decoratieve vormen uit 1875. In de kerk zijn de Middeleeuwen te beleven door het romanogotische interieur. De Sint-Johanneskerk heeft een schip dat omstreeks 1250 gebouwd is achter een westwerk uit het einde van de 12de eeuw. In de ingebouwde toren van Britsum hebben beneden en boven rondbogige doorgangen in verbinding gestaan met de zijruimten en het schip. Dit westwerk is op een zorgvuldige wijze gemetseld van grote kloostermoppen. Binnen wordt het schip overdekt door tufstenen koepelgewelven. In de koorsluiting komen de ribben samen in een knoop; de andere gewelven kennen een vergaring met een ring of een zespuntige ster. Tijdens een recente restauratie zijn muurschilderingen uit ongeveer 1270 gevonden: op het absisgewelf een Maria met Kind en op de muren het beeldverhaal van de passie met overeenkomende verbeeldingen uit het Oude Testament. Na de oorlog is Britsum eerst uitgebreid langs de bestaande wegen, onder meer de Menno van Coehoornwei en daarna, toen er forensen uit Leeuwarden gingen wonen, met buurten aan de oost- en zuidzijde waar ook de gereformeerde kerk uit 1965 staat.

Sandfirden is een klein terpdorp dat in de Middeleeuwen is ontstaan temidden van een merengebied in het zuidwesten van de grietenij. Op de vroegste kaart van de grietenij in de atlas van Schotanus uit 1716 staat de kerk van ‘Zandvoord’ met één huis aan Het Hop, een ronde uitloper van de Ringwiel. Ten westen van deze kom staat één, en verder op het schiereiland naar de Vlakke Brekken ligt nog een viertal boerderijen. Ten noorden van de Oudegaster Brekken ligt tussen een paar poelen de Sandvoorder Rijp die bij het dorp hoorden. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 gemeld: ‘Zandfirde, of Zandvoord, ook een klein waterachtig dorp … in ’t Noorden aan de Ringwiel. In ’t Oosten heeft men een Watertje, dat den naam draagt van Gouden poel, en in ’t Westen een groot doch ondiep water, de Vlakke Brekken genaamd. In ’t Noorden van hier, over de Oudegaster Brekken, aan de poelen, op de scheidinge van Wonzeradeel, ligt het buurtje, Zandvoorder Ryp.’ De verspreide bebouwing was uitsluitend over water ontsloten. Op de kaart in de atlas van Eekhoff blijkt de bebouwing in de dorpskom toegenomen en deze is met een landweg over De Band met Oudega verbonden. Ook in de Sandfirder Rijp zijn meer boerderijen gekomen. Het dorp bestaat uit een kerk, enkele groepjes huizen en een paar verspreid liggende flinke stelpboerderijen aan de weg die naar de Vlakke Brekken leidt. Om de kerk staat een drietal woningen, daterend uit het einde van de 19de eeuw en intussen deels verbouwd. Hiertussen rijst de kerk op. Het kerkhof wordt omzoomd door een beukenhaag met linden. De eenvoudige zaalkerk is gebouwd van warm roodbruine steen. Blijkens de ankers in de gesloten westgevel is de kerk gebouwd in 1732. De gevels van het schip zijn geleed met lisenen. De zuidgevel is geopend met rondboogvensters. Ook de ingangspartij is rond gesloten. De houten geveltoren heeft een ingesnoerde met zink gedekte spits. Het interieur bezit een preekstoel uit het midden van de 17de eeuw en een orgel.

De Nicolaaskerk staat op een scherp afgestoken, hoge terp en is daar aan het begin van de 13de eeuw totstandgekomen. De naar de dorpskom gerichte zuidzijde van het muurwerk is geheel met in de 19de eeuw aangebrachte en verschillende keren gerepareerde cementpleister besmeerd en vertoont zich hier niet van de boeiendste kant. Deze zijde heeft drie grote spitsboogvensters en boven de korfbogige ingang staat een vierde, kleiner exemplaar. Ook de halfronde koorsluiting is deels gepleisterd en voorzien van een spitsboogvenster. Aan de noord- en westzijde is het oorspronkelijke bouwmateriaal in het zicht gebleven: gele kloostermoppen die licht gemêleerd zijn met wat rood materiaal. Er is slechts één spitsboogvenster ingebroken. Er zijn geen sporen van vroegere vensters te ontdekken. maar wel, naast elkaar, twee dichtgemetselde ingangen. Een rondbogige die bij de oorspronkelijke kerk heeft behoord en een deels met kleine rode steen dichtgezette spitsbogige van later tijd. In de westelijke muur zit een klein lancetvenster. De oude zadeldaktoren is in de 18de eeuw vervangen door een vrij gesloten houten geveltoren met een ingesnoerd spitsje die door een gepleisterd risaliet in de westgevel wordt ondersteund. In de toren hangt een luidklok die in 1619 door Hans Falck is gegoten. Het interieur onder het wit geschilderde houten tongewelf met koof en trekstangen is eenvoudig. Er hangen fraaie olielampen uit de 19de eeuw en in de vloer ligt een aantal gebeeldhouwde grafzerken. Daarbij een priesterzerk voor Sibren Jacob, pastoor van Húns tot zijn dood in 1577. De preekstoel staat met het klankbord tegen de koorsluiting en heeft toogpanelen tussen gegroefde hoekzuilen en rolwerk bij het rugschot. Daarvoor staat het doophek met balusters en bollen en twee kerkbanken in dezelfde vormgeving, een ensemble dat nog uit de 17de eeuw dateert. In 1962, toen de kerk van het nabijgelegen Leons zou worden afgebroken – wat niet is gebeurd – is het orgel naar Húns overgebracht, een instrument dat omstreeks 1875 is gebouwd door Willem Hardorff uit Leeuwarden.

Britswert is een terpdorp, dat anderhalve kilometer verwijderd is van Wiuwert waarmee het al sinds jaar en dag kerkelijk en cultureel verbonden is. Zo heeft Wiuwert een kaatsplein en Britswert een ijsbaan. Britswert lag lang tussen twee meertjes: ten zuiden het Swaanwerdermeer met het Rietmeer en ten noordwesten het Britswerdermeer, dat pas in 1885 is drooggemalen. Op de terp staat tegenover de kerk een rij gebouwen, waarin niet alleen de brede pastoriewoning opvalt, maar vooral het gaaf bewaard gebleven rijzige schoolgebouw met zes grote lokaalvensters in front en grote schoorstenen. De Kleasterdyk voert het verkeer om Britswert. De Buorren ten westen van de kerkterp worden zo met rust gelaten. Het is een smal, sfeervol straatje tussen hagen die de voortuintjes van de dicht op elkaar staande woningen omvatten. Op de hoeken aan de terpzijde staan gebouwen die lijken te twijfelen tussen woning en pakhuis. Het hoge gebouw heeft een volledige verdieping met pakhuisluiken, het lage een kapverdieping met een reeks luikjes. Hier hebben handelaren in zuivelproducten gewoond. De bebouwing van de Buorren kent een grote verscheidenheid aan woningen, van arbeidershuisjes tot brede, notabele woningen. Op het ruime kerkhof staat de Sint-Joriskerk uit het einde van de 12de eeuw, gebouwd van gemêleerd gele kloostermoppen. De toren is in 1889 vernieuwd in de toen kenmerkende decoratieve mengstijl. Hij heeft drie geledingen en een ingesnoerde spits. De zuidelijke ingang wordt bekroond door een wapensteen uit 1753 van Jonker Ernst van Aylva. De spitsboogvensters staan in smalle, rondbogige dagkanten. Bij het koor is een laag rondboogje te zien, een spoor van een hagioscoop. In deze laatromaanse kerk vinden ’s zomers wel projecten van beeldende kunst plaats. Ten westen van Britswert ligt aan de Franekervaart, de buurschap Kromwal met aan beide zijden van de vaart bebouwing. Er was eeuwenlang een scheepswerf voor bedrijfsschepen en later jachten. Nu worden de gebouwen voor recreatie gebruikt. Op Kromwal heeft tot 1863 een doopsgezinde vermaning gestaan: toen is zij overgebracht naar het westelijker gelegen Itens.

Schalsum ligt ten oosten van Franeker en vormde met Boer, Ried, Peins en Zweins de zogenoemde Franeker Vijfga: noordelijke dorpen van de kleine plattelandsgrietenij Franekeradeel. Het lijkt een streekdorp langs de rijweg naar Menaldumadeel, maar het is wel degelijk een terpdorp. Vanaf de bebouwingsstreek van huizen en boerderijen die vooral ten noorden van de rijweg ligt, loopt de Kerkstraat naar de terp. Daar staan ook nog een paar huisjes, maar de middelmatig hoge terp is vooral podium voor de kerk en haar kerkhof. Voor aan de weg, op de hoek, staat de forse (voormalige) pastorie, een eclectisch bouwwerk uit de jaren zeventig of tachtig van de 19de eeuw. Het bouwwerk rijst in twee hoge bouwlagen op, de wanden zijn geblokt gestukadoord, alsof de woning van grote blokken natuursteen is gebouwd. De middenpartij heeft een dubbele deur in een portiek met een balkon erboven. De vensters zijn in pleister omlijst met fraaie sluitingskuiven in het midden. De kerk is gebouwd aan het einde van de 12de of begin 13de eeuw. Zij toont zich aan de zuidelijke gevel op z’n oudst: een historisch tapijt. Er zitten grote spitsboogvensters in, maar er zijn ook sporen van kleine rondboogvensters. Tegen de muur staan enkele steunberen en er zijn sporen van een rondbogige ingang. De muur vertoont gemêleerd moppenmateriaal: geel en appelbloesem. De noordmuur is vernieuwd van kleine geeltjes waarin een paar grote vensters staan. Het koor is halfrond gesloten, maar boven de vensters lijkt het over te gaan in een 5/8 systeem. De kap is gedekt met blauw geglazuurde Lucas IJsbrandpannen. In het interieur dateert de eiken preekstoel met gesneden panelen uit 1711 en het orgel is uit het begin van de 19de eeuw. De toren heeft een 19de-eeuws voorkomen doordat hij toen aan drie zijden is beklampt. In de 18de eeuw was de toren nog begroeid met klimop. Die is vanwege het daarin huizende schadelijke gevogelte gerooid, maar lange tijd heeft het zegje nog geklonken: ‘To Skalsum, yn ’e klimmerbeam’.

De toren is gebouwd in de 15de eeuw en gaat tot de gepaarde, korfbogige galmgaten onversneden op. Daar is een geringe verjonging. De geveltoppen aan weerszijden van het zadeldak zijn van een kleinere steen gemetseld en iets jonger. Een gedenksteen beneden in de toren vermeldt een vernieuwing in 1541. De oostelijke, naar het dorp gerichte top vertoont klimmende spitsbogige spaarnissen, de westelijke is vlak. In de westelijke gevel zit een klein spitsbogig venster. De windvaan toont het wapen van de vroegere grietenij Idaarderadeel. In de toren worden twee gevelversieringen van de in 1882 gesloopte Friesmastate bewaard. De kerk is in 1774 opnieuw opgetrokken; de gevelsteen boven de korfbogige ingang aan de noordzijde geeft aan dat het vierjarige zoontje van de grietman de eerste steen legde. Het is een ingetogen bouwwerk geworden met verdiepte muurvakken tussen lisenen en met korfbogige vensters, aan de noordzijde drie en aan de zuidzijde vier. Bij de blinde driezijdige sluiting staat een regenwaterbak. Het interieur onder het houten tongewelf bevat nog een aantal elementen uit de vorige kerk. In de vloer liggen gebeeldhouwde zerken waaronder die voor grietman Carel Roorda (overleden 1670) en diens vrouw en dochtertje. Opmerkelijk is het fraaie geschilderde 17de-eeuwse kuifstuk, mogelijk van het rugschot van het vorige orgel, met voorstellingen van engelen rond de spreuk ‘Vrede zij God…’ en trompetstekende engeltjes met spreukbanden met ‘Halleluja’. Ook het schotwerk onder het orgel is 17de-eeuws. De door Dirk Embderveld vervaardigde herenbank van de familie Scheltinga is er tegenaan geplaatst. Het kuifstuk met wapens staat op een van de trekbalken. Friese bestuurscolleges maar ook de predikant en de schoolmeester-organist schonken de nieuwe kerk gebrandschilderde glazen. Ze zijn in 1774 vervaardigd door de Sneker glaskunstenaar Ype Staak. De preekstoel in de koorsluiting met eenvoudig gekorniste panelen is verschillende keren veranderd en van een nieuw klankbord voorzien. Aan de wanden hangen (resten van) rouwkassen. Het orgel op de westgalerij is in 1806 gebouwd en is daarmee het eerste werkstuk van Luitje van Dam. Het is in 1886 aanzienlijk vergroot.

Broek is een vaartdorp aan de Noordbroekstervaart dat vooral vanaf het water goed is te beleven. Al zijn er aan beide zijden van de bebouwing veel later wegen gekomen voor de verbindingen over land. De vaart is via de Zijlroede en de vaart Noorderoudeweg verbonden met Joure en het waterwegennet van Friesland. Het vormde eeuwenlang, tot diep in de 19de eeuw, de enige ontsluiting. Op de grietenijkaart van Doniawerstal in de atlas van Schotanus uit 1718 is geen enkele wegverbinding ingetekend. Op de kaart in de atlas van Eekhoff uit het midden van de 19de eeuw geeft een onregelmatige stippellijn bij de oostelijke bebouwing een pad aan dat naar Joure in Haskerland leidde. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788 niet veel over Broek: ‘een Dorp met eene Kerk en stompen toren, bestaande uit verscheiden plaatsen en huizen, gelegen ten Oosten van de Jouwster vaart en ten Zuiden van Goingaryp. … in ’t zelve zyn in ’t geheel maar zeventien boerehuisgezinnen.’ Aan de zuidoostzijde van het dorp nabij de hoek waar de vaart in de Zijlroede uitkomt staat de dorpskerk op een enigszins verhoogd kerkhof. Het is een zaalkerkje dat in 1913 in vrij zakelijke stijl is gebouwd. De gevelsteen uit 1694 is waarschijnlijk afkomstig uit een vorige kerk. Het gebouw heeft vensters met glas-inlood, een driezijdige sluiting, portaal en een achtzijdig geveltorentje met een koepeldak. Achter de kerk staat op het kleine en zeer verzorgde kerkhof aan de vaart een witgeschilderde klokkenstoel met een helmdak. De luidklok is in 1600 door Hendrik Wegewaert gegoten. Aan de westzijde Noordbroekstervaart zijn meest ruim uit elkaar staande boerderijen te vinden. Aan de oostzijde, met directe wegverbinding met Joure bestaat een menging van woningen en (woon)boerderijen. Aan deze zijde is veel bebouwing vernieuwd en zijn nieuwe woningen gebouwd, waardoor een compacte buurt is gevormd. Ten zuiden van de Zijlroede loopt de agrarische bebouwing door langs de grotendeels gedempte Broekster Kerkvaart: Broek-Zuid.

Scharl is bijna niets, een dorpje van een paar huisjes en boerderijen rond een met flinke bomen omzoomd kerkhof waar geen kerk (meer) op staat maar een klokkenstoel. De klok is in 1597 gegoten door Hendrik Wegewaert uit Kampen. Aan de zool van de keileemrug waarvan het Rode Klif tot op een hoogte van negen meter en met een lengte van 200 meter is opgestuwd, lijkt het alsof dit dorp in een groene vallei is neergevlijd. Deze vallei gaat na een betrekkelijk lage dijk over in de volstrekt lege en anderhalve meter diepe Zuiderpolder van Stavoren. Aan de zuidelijke oever van de Staverse Zuidermeerpolder moet het voor de droogmaking (kort na 1620) helemaal indrukwekkend zijn geweest: de hoge gaasten die heel snel overgaan in een flinke watervlakte. Aan de kust was het Rode Klif tot eind 19de eeuw inderdaad rood dankzij de rode keileem. Toen is de steile zeezijde tot een met graszoden bedekte glooiing gemaakt. In 1952 is op het klif een monument van veldkeien opgericht, nadat er sinds 1945 jaarlijks de Slag van Warns wordt herdacht, waarbij in 1345 de Hollandse graaf Willem IV met zijn troepen door de Friezen werd verslagen. De buurschap Laaxum bestaat uit een paar vissershuisjes en een boerderij. De dijk bepaalt de sfeer sterk, maar Laaxum is vooral bekend als kleinste haven aan de voormalige Zuiderzee. De buurt had al in de 18de eeuw enige vermaardheid vanwege de goede kwaliteit bot die door de vissers werd binnengehaald. De haven is een cultuur-historisch monument: er hangt nog de oorspronkelijke sfeer van de Zuiderzeevisserij. De haven werd in 1912 aangelegd als vluchtplek voor de plaatselijke vissers. Later ging de beroepsvisserij door de aanleg van de Afsluitdijk bijna geheel verloren. De haven raakte in verval. In 1998 kreeg het complex haar oude glorie terug. Het historische karakter van de haven wordt benadrukt door de handgebakken klinkertjes op de pier en de teruggeplaatste oude pekeltonnen. In de tonnen werden vroeger de visnetten geconserveerd.

Kerk en toren zijn in de 13de eeuw gebouwd. De noordelijke muur en de toren, gebouwd van gemêleerd gele kloostermoppen, bleven bestaan. Het koor en de zuidelijke muur zijn in 1874 bij een vergroting vernieuwd en ook de toren onderging enige vernieuwing in 1852. De noordmuur van de kerk bezit aan de westzijde een romaans rondboogvenster met een luikje. Oostwaarts zit een moet van een dichtgemetseld venster van dit model. Laag in de gevel zit bovendien een rechthoekig spoor, mogelijk een weggewerkte ingang. De lange, vijfzijdig gesloten koorpartij heeft aan de noordzijde twee grote spitsboogvensters. De vernieuwde zuidmuur bevat eveneens grote spitsboogvensters. Op de hoek van het dak staat een fraaie veelpuntige ster, de stralen zijn zelfs getordeerd. Over de herkomst is niets bekend, maar in de 18de eeuw is al sprake van deze ‘star’. De toren heeft aan beide zijden kleine aanbouwen voor nevenfuncties. De romp gaat onversneden op en boven de naald van het kerkdak zitten aan elke zijde kleine rondbogige galmgaten. De vernieuwde geveltoppen bij het zadeldak hebben afdeklijsten en pinakelbekroningen van kunststeen. In de westmuur staat de rechtgesloten ingang met een rondboogvenster erboven. In de toren hangt een luidklok die in 1612 is gegoten door Hendrik Wegewaert. Inwendig heeft de kerk een houten tongewelf met trekbalken. In het middenpad lig-gen gebeeldhouwde grafstenen, waarvan een voor Botke van Burmania, overleden in 1553. De uit het midden van de 14de eeuw daterende altaarsteen van roze Bremer zandsteen is toepasselijk in gebruik genomen als blad van de avondmaaltafel. Tegen de oostelijke sluitwand staat de preekstoel uit het midden van de 17de eeuw met gegroefde hoekzuilen en gekorniste panelen. Het eiken doophek met dichte panelen en de kerkbanken zijn uit 1763. Aan de wand hangt het wapenrestant van een rouwbord voor een lid van de familie Burmania. Onder de vloer bij de preekstoel zit een regenwaterbak; een herinnering aan de kerkuitbreiding. In de orgelkas van de firma Standaard uit 1915 is in 1978 een Heyligersorgel geplaatst.

Lang hoorde de Broek, ook wel de Broekpollen genoemd, onder Akkerwoude. In 1964 is Broeksterwoude zelfstandig geworden. Het is een betrekkelijk jong ontginningsdorp dat is ontstaan op de af- en uitgeveende grond. De vroegste vermelding, op een moment dat het veengebied nog onbewoond was, staat in een oorkonde uit 1453. Dan is sprake van: ‘de wey wr de fean to meckyen ende to halden twischen den Broek ende dae Swetta’, de weg over het veen te maken en te onderhouden tussen de Broek en de Zwette. Dat zijn nu Singel, Schwartzenberglaan en de Goddeloze Singel. Het dorp Broeksterwoude ligt ten oosten van deze weg en bestaat uit deels compacte maar grotendeels verspreide bebouwing aan wegen en straten in een rechthoekig patroon. De plaggenhutten van de kolonisten zijn sinds het begin van de 20ste eeuw vervangen door uit steen opgetrokken huizen en kleine boerderijen. Tussen 1917 en 1920 heeft de woningstichting Patrimonium aan de Willemstraat, Patrimoniumweg en Broekpollen woningen en een winkelhuis gebouwd om deze ontwikkeling te stimuleren. De reeks aan de Willemstraat vormt nog een gave nederzetting. De woningen bestaan uit een voorhuis en een aangekapt schuurtje voor het stallen van enig vee of het opslaan van akkerbouwproducten. De woningen staan dan ook op ruime kampen land. Op de kruising van de Schwartzenberglaan en de Valomstervaart stond het ‘Goddeloze Tolhuis’, kennelijk zo genoemd, omdat het zover van de bewoonde wereld lag. Thans ligt er een nieuwe brug als een verbinding van verschillende fietsroutes. De zuidelijke boerderij ‘It Goddeloas Tolhûs’ is een voorlichtingscentrum van Staatsbosbeheer over de natuurwaarden van de omgeving en vooral van de westelijk gelegen Houtwiel. In het landschap staan twee achtkante poldermolens, de Broekstermolen uit 1876 en de Grote Molen uit 1880. Ten westen van Broeksterwoude staat aan de Singel nabij de waterloop de Lits een van gele steen gebouwde asymmetrisch kubistisch gedenkstuk voor de allereerste dopelingen in Nederland van de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen.

Scharnegoutum is aan de oostelijke rand van de voormalige Middelzee een terpdorp waarvan het profiel duidelijk is te merken. Maar de terp ligt bezijden de doorgaande weg die naar de brug over de Zwette, de trekvaart tussen Sneek en Leeuwarden, loopt. De terpvoet is te herkennen aan de oplopende tuin van de klassieke pastorie. Er zijn terpvondsten uit de 4de en 7de eeuw. Tijdens de bedijking van de Middelzee is de terp opgenomen in het dijkcomplex. Het dorp heeft geprofiteerd van de ligging aan de trekvaart en de rijweg tussen Leeuwarden en Sneek. Daar stonden aanvankelijk de huizen en werkplaatsen: rond de kerkterp was het anderhalve eeuw geleden nog vrij leeg. Aan de trekvaart en rijweg zijn oude buurtjes te vinden. Bij de brug staat aan de kant van de dijk de vroeger drukbeklante herberg. Op de andere oever van de Zwette staat de vroegere zuivelfabriek, nu met een andere bedrijfsbestemming. Op het kruispunt in het dorp is in 1884 een kerk door de afgescheidenen gesticht, geen wonder van architectuur. De hervormde kerk van 1861 is dat evenmin, maar de mengstijl is er met plezierige verhoudingen en zelfs met enige grandeur toegepast. Het gebouw op de hoge, door hagen en bomen omzoomde terp is ontworpen door de Sneker architect Miense Molenaar. Zij heeft grote rondboogvensters in het grijsbruine muurwerk dat door lisenen is geleed. De toren bezit een zware onderste geleding die ook toegangsportaal is. Daarop volgen nog twee geledingen en een spits. Ten noorden van de kerk staat het verenigingsgebouw Elim in een aardige Amsterdamse School-trant. Na de oorlog heeft de eerste dorpsuitbreiding aan de zuidwestelijke zijde met voornamelijk volkswoningbouw plaatsgevonden, later is aan de noordzijde een fikse uitbreiding gekomen. Aan de andere kant van de spoorlijn ligt een nieuw bedrijventerrein. Ten noordoosten van Scharnegoutum is in 1233 vanuit Bloemkamp bij Hartwert het vrouwenklooster Aula Dei of Nijeklooster op een hoge terp gesticht. Nu staan er een paar boerderijen en huizen.

Vallaat 22: woonhuis De geschiedenis van Vallaat 22 is 260 jaar verbonden geweest met de familie Kingma. De Makkumer schipper, reder, fabrikant en koopman Hylke Jans Kingma legde de basis van diverse bedrijven en het familievermogen. In 1748 bouwde hij het huis aan de Vallaat, waarschijnlijk met behoud van delen van een zeventiende eeuws woonhuis. Het huis kreeg een getrapte halsgevel met sierlijke ornamenten in natuursteen, in een ‘Friese variant' van de toen achttiende eeuwse Lodewijk XIV-stijl. Op de zolder van het huis werd een zeilmakerij ingericht, die later verplaatst werd naar een pakhuis. In 1773 en 1839 volgden ingrijpende verbouwingen van het huis en interieur. Het huis werd bewoond door diverse generaties Kingma, tot het in 1951 overging naar Kingma's Bank. De bank, opgericht in 1869 als ‘kassierbureau van de Gebroeders Kingma', verbond het huis met buurpand Vallaat 20. Ook Vallaat 18 behoorde tot de firma. In 1952-1953 werd een restauratie en verbouwing uitgevoerd. Er werden historische bouwfragmenten, waaronder een 18de-eeuwse bedstedewand met porseleinkast, uit andere huizen ingebracht en het pand werd ingericht als deftig bankkantoor. Midden in Vallaat 22 werd een brandvrije bankruimte gebouwd en in de kelder kwam een betonnen kluis. De bank bleef in het huis gevestigd tot 1986 toen het in gebruik werd genomen als bestuurshuis van de Stichting Monumenten Makkum. Eind 2009 kwam het huis in bezit van Vereniging Hendrick de Keyser. Een restauratie is in voorbereiding. De betonnen kluis en de bankruimte in het huis zorgen voor bouwkundige problemen. Zo rusten de eeuwenoude balklagen op de zware kluis die het huis doet zakken. Ook is het houtwerk van de balklagen aangetast. Meer informatie over dit pand vind u hier.

De kleine torenloze kerk van rode baksteen staat schilderachtig op een hoge, deels afgegraven terp van enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling. Het koor is het oudst en dateert van omstreeks 1200. Het is rondgesloten maar aan de bovenzijde gaat de muur over in een achtzijdig systeem dat wordt geaccentueerd door bakstenen colonnetten. Laag staan drie kleine romaanse vensters in dit koor. Het weinig bredere schip kwam ongeveer een eeuw later, omstreeks 1300, tot stand in een duidelijke romano-gotische stijl met veel bakstenen sierwerk. Aan de koorzijde staan aan beide zijden smalle vensters met een meervoudig profiel met kraal in de dagkant vrij laag in de gevels. Ongeveer in het midden is in beide muren een vrij groot, driedelig venster- en nissenschema aangebracht. Het is meervoudig geprofileerd met onder meer een kraalrand en de velden zijn met metselmozaïek gevuld, kepervormig of vlechtwerk. De middelste nis bevat het venster. Meer naar het westen staat in de noordelijke muur de segmentvormig gesloten ingang in een geprofileerde rondboognis; in de zuidelijke muur is de nis spitsboogvormig. Ten westen daarvan zit in beide muren weer een dergelijke nis. In de westmuur bevinden zich kleine rondboogvensters met meervoudige profielen. Bij de restauratie van 1942-’44 is tegen de geveltop een klokkenstoel gehangen. De kerk was in steen overwelfd, maar bij de vernieuwing van de kap in de 16de eeuw zijn de koepelgewelven gesloopt. Tegen de wanden zijn de sporen nog te zien. Na verval en restauratie heeft de kerk, lange tijd als uithof van het Fries Museum, gefunctioneerd als museum voor middeleeuwse kerkelijke kunst. Die functie heeft het nog steeds en er zijn onder meer grafzerken en sarcofagen te zien, waaronder een zeer vroege portretzerk. Verder kan men kapitelen bewonderen, een romaanse doopvont (begin 13de eeuw) afkomstig uit Jellum en aanzienlijke fragmenten van het koorhek uit Wons van roze Bremer zandsteen uit de 13de eeuw met voorstellingen van apostelen, Maria met Kind en florale versieringen, maskers en het Lam Gods.

Friesland staat natuurlijk bekend om de prachtige natuur en de waterrijke omgeving. Het is daarom ook een prachtige plek om gezellig voor een weekend of zelfs week met de kinderen naartoe te gaan. Naast dat ze er in de zomer kunnen genieten van wat verkoeling in het water, zijn er daarnaast nog tal van andere leuke activiteiten in Friesland te vinden die uitermate geschikt zijn voor kinderen van eigenlijk alle leeftijden. Dus staat een weekendje met het gezin naar Friesland al een tijdje hoog op je lijstje? Dan is het tijd om nu eens actie  te ondernemen. Om je het laatste zetje in de goede richting te geven, hebben wij de leukste kindvriendelijke activiteiten in Friesland voor je op een rijtje gezet. Op avontuur in de natuur Als het gaat om de leukste activiteiten in de natuur, dan ben je in Friesland aan het juiste adres. Zo kun je met de kinderen naar het Natuurmuseum Fryslân in Leeuwarden, waar je kinderen spelenderwijs kunnen leren over de flora en fauna van Friesland. Maar kun je ook naar één van de vele boerderijen waar ze alles te weten komen over het het nu eigenlijk allemaal werkt. Ze kunnen zien  hoe een koe wordt gemolken en dit ook zelf doen tijdens hun bezoek. Zo is een bezoekje aan Ecomare bijvoorbeeld niet alleen leuk omdat ze er allerlei dieren kunnen bekijken, maar ook leerzaam omdat ze zelf mogen helpen met het voeren en ook verzorgen van de dieren. Waterpret in Friesland Welk kind is er nu niet dol op water? Omdat Friesland is omringd door allerlei kanalen en verschillende meren, is het de perfecte plek om de zomermaanden door te brengen. Zo kun je met de kinderen een kano of bootje huren en op deze manier zelf het water op. Zijn de kinderen wat ouder, dan zijn er ook allerlei andere te gekke wateractiviteiten te doen, zoals een huren van een jetski of een van de vele andere te gekke dingen. Wil je het wat rustiger houden, maar toch spannend, dan is AquaZoo een aanrader. Hier komen de kinderen oog in oog te staan met allerlei zeedieren, waaronder otters. Sluit de dag af in een van de restaurants in Friesland Na een dag allerlei activiteiten, is de kans groot dat jij en de kids wel wat lusten. Zo kun je bij een van de vele restaurants in Friesland heerlijk eten en is het bijvoorbeeld leuk om gezellig met het hele gezin pannenkoeken te gaan eten of om zelf pizza’s te gaan maken in één van de vele restaurants. Zijn de kids nog wat jonger, dan is het vooral belangrijk om te kijken of er voldoende ruimte is waar ze kunnen spelen, zodat ze niet de hele tijd aan tafel hoeven te blijven zitten. Het leuke aan een dag, weekend of week Friesland, is dat je je er nooit hoeft te vervelen. Omdat er zo ontzettend veel te doen is, is dit dan ook bij uitstek geschikt voor een vakantie met het hele gezin.

Friesland kent een rijke schaatstraditie. De Elfstedentocht op de schaats is daar de ultieme belichaming van. Van oudsher schaats men in Friesland op natuurijs. Zodra het ijs dik genoeg is gaat men al schaatsend over de vele sloten, kanalen en meren die Friesland rijk is. Bij gebrek aan vrieskou is het evenement decennialang al niet meer georganiseerd. Als ik dit schrijf is het hoogzomer en is Maarten van der Weijden bezig met zijn monster zwem-, fiets- en wandel-Elfstedentriatlon. Hij loopt over de dijk bij het IJsselmeer. Maar terug naar het schaatsen op natuurijs. In de tweede helft van de negentiende eeuw kregen de vele Friese dorpen en steden steeds vaker een eigen ijsbaan, meestal onder beheer van een ijsvereniging of -stichting. De nu overdekte ijsbaan Thialf in Heerenveen is hierop geen uitzondering. Deze hedendaagse schaatstempel werd in 1892 aangelegd door de IJsclub Heerenveen. De Crème de la Crème van de schaatswereld verzamelt zich hier jaarlijks om wereldrecords aan te scherpen. Veel minder in de spotlight staat de ijsbaan van Nijelamer. Ook hier worden regelmatig records gebroken, weliswaar door minder grote namen maar toch. En alleen als het voldoende vriest want de baan van natuurijs is afhankelijk van voldoende aanhoudende vrieskou. Dat brengt me op naamgeving van de kunstijsbaan in Heerenveen. Deze heet Thialf, oftewel de "Koning van de winter". Goed beschouwd is Koning winter in Heerenveen al een tijdje op een zijspoor gezet. Zijn werk is overgenomen door zonnepanelen en koelmachines. In Nijelamer daarentegen doet hij nog steeds met enige regelmaat zijn ambachtelijke werk getuige de lange lijst met winnaars aan de muur in het monumentale voormalige gemaal nu ijsbaangebouw. Het is zomer, Koning winter slaapt. Wat mij betreft doet hij dat in het  monumentale ijsbaangebouw van Nijelamer want in Heerenveen hebben ze hem niet meer nodig!

Laten we eerlijk zijn, iedereen loopt tegenwoordig met zo’n slimme telefoon rond. Oké, er zijn nog altijd mensen die zich er dapper tegen verzetten, maar de meeste mensen zijn er inmiddels aan verknocht. Appje hier, scrolltje daar, je mail tussendoor checken of drie uur verdwalen op TikTok zonder dat je het doorhebt. Die telefoon is inmiddels gewoon een verlengstuk van jezelf. Maar wist je dat dat ding ook serieus handig kan zijn? Nee, niet alleen om te kijken hoeveel likes je nieuwe foto heeft, maar ook om je leven echt wat makkelijker en zelfs gezonder te maken. Je gezondheid bijhouden zonder gedoe Veel mensen weten het niet eens, maar je telefoon houdt al standaard bij hoeveel stappen je zet. Echt waar. Je hoeft er niets voor te doen, behalve het ding in je broekzak stoppen. Handig als je probeert om die magische 10.000 stappen per dag te halen, of in elk geval nét iets minder lui te zijn. En als je er wat fanatieker in bent, kun je je telefoon ook koppelen aan een smartwatch. Dan krijg je er meteen je hartslag, slaap en zelfs je stressniveau bij. Geen smoesjes meer dus, je weet precies wanneer je weer eens moet opstaan van de bank. Maar hé, relaxen mag ook. Na een lange werkdag gewoon even neerploffen en iets luchtigs doen, zoals een potje poker in een online casino. Wil je profiteren van een goede actie? Dan ontvang je gratis spins bij Betsquare wanneer je daar een account aanmaakt. Even hoofd leeg, telefoon in de hand, klaar. Niet meer verdwalen in je eigen chaos Vraag je je ook weleens af waar de tijd blijft? Of waarom je voor de derde keer in de week vergeten bent om iets simpels te doen? Dan zijn er apps die je een zetje in de goede richting geven. Denk aan een app als Evernote. Daarin kun je notities kwijt, to-do lijstjes bijhouden of zelfs snel een spraakmemo opnemen als je te lui bent om te typen. Alles op één plek en altijd bij de hand. Super praktisch.Voor wie iets visueler is ingesteld, is Trello echt een uitkomst. Je maakt borden en kaarten waarop je al je taken kunt slepen, net alsof je je eigen digitale prikbord beheert. Of je nu aan een groot project werkt met anderen of gewoon je huis wil opruimen zonder iets te vergeten, het helpt je om niet gillend gek te worden van alle losse eindjes. En ja, het werkt natuurlijk ook gewoon samen met je agenda. Nooit meer iets belangrijks missen Het maakt niet uit of je nu constant op de hoogte wilt zijn van het laatste nieuws of gewoon een melding wil krijgen als er weer een doelpunt valt bij je favoriete voetbalclub, er zijn nieuwsapps die dat allemaal voor je regelen. Vooral wanneer je geld hebt ingezet op je favoriete club. Op deze website kun je kiezen uit betrouwbare brokers. Met apps zoals NU.nl krijg je direct een seintje als er iets gebeurt wat je écht niet wilt missen. Je kunt zelf kiezen waar je meldingen van wilt ontvangen, dus je hoeft niet te worden overspoeld met updates over dingen die je totaal niet interesseren.

Sloten lijkt een ideale renaissancestad: een kruis van water en weg met een regelmatige vesting er omheen en in het brandpunt de gebouwen van het wereldlijk en kerkelijk gezag. Maar het kleine Sloten is ouder dan de gestichte renaissancesteden en is tot een ideale vorm gegroeid. De stadsstructuur is bijna regelmatig. In de schaduw van de veevoederfabriek – in 1903 als zuivelfabriek begonnen – stond tot het midden van de 19de eeuw de Koepoort die haar evenknie had met de Wyckelerpoort aan de andere zijde: de twee landpoorten in de vroeg-middeleeuwse handelsweg. De weg kruiste hier de Ee, een belangrijk water voor het doorgaande verkeer. Toen de nederzetting zich in de volle Middeleeuwen tot stad ontwikkelde, was de betekenis van de oude landweg al afgenomen: de Koestraat is dan ook een smal straatje. Aan de andere kant van het Diep wordt die bijna even smal voortgezet met de Dubbelstraat, geflankeerd door keurige huizen. Langs het Diep staan de voorname huizen. De economische betekenis van het waterverkeer overtrof kennelijk die over land. Op de Herenwal staat het voormalige stadhuis uit 1759. De middenpartij heeft barokke versieringen en de raadzaal bezit Lodewijk XVI-decoraties. Sloten is tot 1984 een zelfstandige stadsgemeente gebleven, een van de kleinste van het land. Toen zijn Sloten en Gaasterland samengevoegd en verloor het stadhuis zijn functie. Het museum ‘Stedhûs Sleat’ kwam erin met onder meer een fascinerende presentatie van ‘Sloten, de ideale stad’. De oorspronkelijke kapel is in 1647 tot kerk vergroot in laat-gotische stijl. Achter de eenvoudige gele tuitgevel staat een dakruiter op het dak. Achter het nogal gesloten front staat een door grote vensters overvloedig verlichte kerk. Het meubilair dateert goeddeels uit de bouwtijd. Op Heerenwal 53 staat het dubbele, van trapgevels voorziene pand dat als burgemeesterswoning, later als pastorie gebruikt werd en thans particulier wordt bewoond. Het rechter gedeelte is blijkens de ankers van 1610 en het linker is een uitbreiding van 1671. In de zaal van dit pand vergaderde de raad en werd recht gesproken. Op de Heerenwal staat verder een keur aan aardige woningen en pakhuizen met voorgevels in allerlei vormen en stijlen. Aan het einde van de Heerenwal ligt de Lemsterwaterpoort over het Diep, een hoge, van gele baksteen gemetselde waterpijp. De korfbogige doorgang is afgezet met bewerkte zandsteenblokken en we zien de wapenschilden van Sloten (met SPQS en 1821) en Friesland. Naast de waterdoorgang zit een ruime doorgang voor voetgangers en daartussen aan de binnenkant de ruimte van het cachot. Op het bastion bij de poort staat de korenmolen: een 18de-eeuwse bovenkruier met stelling. Hier stond al sinds de late Middeleeuwen een standaardmolen. Het zuidwestelijke kwartier van Sloten, het grootste, is het gebied waar boerderijen stonden. Achter het zuidwestelijke bolwerk staat een flinke kop-hals-romp en er zijn nog meer sporen van agrarische activiteiten in deze hoek. Aan de westzijde van het Diep ligt de Voorstreek met een groot aantal woningen in allerlei stijlen. Onder meer een ingetogen pandje met een uitbouw boven de stoep en een luifel met een charmante bebording. Verder een klokgevelpaar uit het midden van de 18de eeuw en een pronkje met een trapgevel uit 1655 die in renaissancestijl is versierd met veel onderdelen in zandsteen. Op de hoek van de Dubbelstraat staat Herberg De Zeven Wouden. Aan het begin van de Kapelstreek was de waag in een uiterst eenvoudig gebouwtje gevestigd. Aan het einde van deze kade staat de in 1933 gebouwde rooms-katholieke kerk met een forse zadeldaktoren. De Lindengracht aan de overzijde heeft eveneens een gevarieerde bebouwing met fraaie lijst- en klokgevels. Niet alleen hier, maar overal langs het Diep staan gesnoeide linden. De Sneker- of Woudsender waterpoort heeft eenzelfde vorm als die aan de andere kant. Aan de veldzijde zitten fraai gehouwen platen met het stadswapen en SPQS en 1768. Aan de oostzijde ligt het vroeger zompige Buitenland dat thans onregelmatig bebouwd is. De deels afgegraven bolwerken met soms flink geboomte vormen het decor voor een fraaie wandeling.

De vrijetijdsbesteding in Friese dorpen heeft door de jaren heen een opmerkelijke transformatie doorgemaakt. Waar dorpsbewoners vroeger samenkwamen in lokale cafés voor een potje kaarten of biljart, zien we nu een gevarieerder patroon van activiteiten die zowel traditionele als moderne elementen combineren. Deze verandering laat niet alleen technologische ontwikkelingen zien, maar ook verschuivingen in sociale gewoonten en culturele waarden. De dorpsfeesten en gemeenschapsactiviteiten blijven een centrale rol spelen in het Friese dorpsleven, maar krijgen steeds vaker een eigentijdse invulling. Jongere generaties brengen nieuwe ideeën en interesses mee, terwijl ouderen vasthouden aan gekoesterde tradities. Het resultaat is een boeiende mix van oud en nieuw die het unieke karakter van de Friese dorpscultuur bewaart, terwijl deze zich aanpast aan de eisen van de moderne tijd. Traditionele Vrijetijdsbesteding in Friesland (1900-1950) Vrijetijdsbesteding in Friesland heeft een rijke traditie van kaartspellen, dorpshuizen en sportieve evenementen. In cafés en dorpshuizen werden kaartavonden en spelletjes georganiseerd, waarbij families en buren elkaar ontmoetten. Schaatsen in de winter en zeilwedstrijden in de zomer waren gezamenlijke hoogtepunten. Dorpen als Drachten en Grou organiseren nog steeds jaarlijks zeilwedstrijden, en de Sneekweek trekt veel bezoekers. Friesland staat bekend om haar brede scala aan vrijetijdsactiviteiten en de hoge tevredenheid van inwoners over het lokale aanbod. Sporten zoals kaatsen en fierljeppen zijn stevig geworteld in tradities en trekken jaarlijks veel bezoekers. Deze activiteiten waren niet alleen bedoeld voor vermaak, maar versterkten ook de gemeenschapsbanden en Friese identiteit. Het dorpshuis fungeerde als decor voor jaarmarkten, spelletjesavonden en dorpstradities. Dorpsfeesten en jaarmarkten waren hoogtepunten waar de hele gemeenschap naar uitkeek en aan deelnam, wat bijdroeg aan het sterke gemeenschapsgevoel dat Friese dorpen kenmerkt. Kaartcultuur in Friese Gemeenschappen Kaartspellen als klaverjassen hadden per dorp eigen regels, doorgegeven van generatie op generatie. Deze spellen waren meer dan tijdverdrijf. Ze vormden een belangrijk sociaal bindmiddel en werden vaak in competitieverband gespeeld, wat de betrokkenheid vergrootte. Archieven van lokale verenigingen tonen aan dat kaarttradities via familielijnen blijven bestaan. Ondanks de komst van digitale alternatieven blijft de belangstelling voor spelavonden groot. Sommige kaartavonden in dorpen als Menaam zijn nog steeds erg populair, wat de blijvende belangstelling aangeeft. De generatieoverdracht van spelregels en -tradities zorgde voor continuïteit in de dorpscultuur. Ouderen leerden jongeren de fijne kneepjes van het spel, waardoor kennis en vaardigheden bewaard bleven en sociale banden werden versterkt. Veranderingen in Vrijetijdsbesteding (1950-1990) De introductie van televisie in Friese huishoudens bracht na 1970 een duidelijke verandering teweeg in de manier waarop vrije tijd werd doorgebracht. Gezinnen gingen vaker samen thuis televisie kijken, terwijl lokale sportverenigingen groeiden en nieuwe sociale functies kregen. In dorpen als Akkrum groeide het aantal leden van de lokale voetbalclub tussen 1970 en 1990 aanzienlijk. Sportverenigingen namen regelmatig taken over van kerkelijke verenigingen, door sport te organiseren en daarnaast jaarlijkse feestdagen en uitjes te plannen. Betere infrastructuur in de jaren tachtig zorgde ervoor dat mensen nieuwe activiteiten buiten het eigen dorp gingen doen. Toch pasten kaartavonden en feesten zich soepel aan, bijvoorbeeld doordat buurtverenigingen samenwerking opzochten met omliggende dorpen. Sportverenigingen als Nieuwe Sociale Kernen Sportkantines kregen een steeds belangrijkere rol als sociale ontmoetingsplek na trainingen en wedstrijden. Ze namen geleidelijk de functie over die voorheen door het dorpscafé werd vervuld. Hier werden niet alleen sportprestaties besproken, maar ook dorpsnieuws uitgewisseld. De groei van teamsporten en competitiestructuren bood nieuwe kansen voor sociale interactie. Voetbal, korfbal en andere teamsporten brachten mensen samen en zorgden voor nieuwe vormen van gemeenschapsvorming die de traditionele structuren aanvulden. Vrijwilligerswerk binnen sportverenigingen werd een nieuw soort gemeenschapsbinding. Het organiseren van toernooien, het onderhouden van faciliteiten en het begeleiden van jeugdteams bracht dorpsbewoners samen met een gezamenlijk doel. Digitalisering en Moderne Vrijetijdsbesteding (1990-2010) De opkomst van breedbandinternet en smartphones heeft vanaf 2007 de vrijetijdsbesteding opnieuw veranderd. Jongeren besteden veel tijd aan online games, sociale media of digitale platforms. Ouderen houden vaak vast aan hun vertrouwde bijeenkomsten, maar steeds meer Friezen gebruiken digitale middelen om activiteiten te organiseren. Platforms zoals Nixbet Casino bieden een digitaal alternatief: het spelaanbod is altijd en overal toegankelijk, waardoor vrijetijdsbesteding minder afhankelijk is van vaste openingstijden. Toch blijkt uit onderzoek dat traditionele activiteiten naast digitale vormen blijven bestaan. In dorpen met minder dan vijfduizend inwoners wordt de sociale samenhang vaak als sterker ervaren dan in grotere plaatsen, waardoor dorpsactiviteiten als kaartavonden, feesten en sportevenementen een belangrijke rol blijven spelen. Digitale Gemeenschapsvorming Online platforms bieden nieuwe manieren om gemeenschappen te vormen. Friese dorpsbewoners gebruiken sociale media om lokale evenementen te organiseren en contact te houden met dorpsgenoten die zijn verhuisd. Deze digitale netwerken versterken bestaande gemeenschapsbanden. Jongeren combineren vaak traditionele dorpsactiviteiten met digitaal vermaak. Ze nemen deel aan dorpsfeesten maar organiseren deze via WhatsApp-groepen. Deze mengvorm van oud en nieuw zorgt voor continuïteit in dorpstradities. De toegankelijkheid van internet heeft ook geleid tot nieuwe vormen van vrijetijdsbesteding die passen bij de Friese cultuur. Online kaartspellen en virtuele dorpsbijeenkomsten bieden alternatieven wanneer fysiek samenkomen niet mogelijk is. Hedendaagse Trends in Friese Vrijetijdsbesteding (2010-heden) De interesse in traditionele spellen lijkt toe te nemen, mede doordat gezinsactiviteiten vooral in de coronajaren populairder werden. Sporten als kaatsen trekken jonge deelnemers, omdat scholen en sportverenigingen lokaal kennismakingsdagen organiseren. Tegelijkertijd lopen steeds meer afspraken en uitnodigingen via digitale wegen; dorpsactiviteiten worden vaak in besloten Facebook-groepen of WhatsApp-chats opgezet, waardoor bewoners snel geïnformeerd zijn over evenementen of wijzigingen. Toeristische activiteiten zijn steeds vaker een nieuwe vorm van vrijetijdsbesteding voor de lokale bevolking. Dorpsbewoners nemen deel aan activiteiten die oorspronkelijk voor toeristen waren bedoeld, wat zorgt voor nieuwe ontmoetingen binnen de eigen regio. Digitaal Vermaak met Friese Wortels Lokale online gemeenschappen spelen een steeds belangrijkere rol in het dorpsleven. Via sociale media en dorpswebsites blijven bewoners op de hoogte van activiteiten en nieuws, wat de betrokkenheid bij het dorpsleven vergroot. Traditionele Friese waarden zoals nuchterheid, gemeenschapszin en betrokkenheid zijn zichtbaar in de manier waarop digitale vrijetijdsbesteding wordt uitgevoerd. Deze waarden geven richting aan het verantwoord gebruik van nieuwe technologieën. De balans tussen vernieuwing en behoud van culturele identiteit blijft een uitdaging. Friese dorpen zoeken naar manieren om nieuwe technologieën op te nemen zonder de eigen identiteit te verliezen, wat leidt tot creatieve oplossingen en gemengde vormen van vrijetijdsbesteding. Toekomstperspectief: Vrijetijdsbesteding in Friese Dorpen De bevolkingssamenstelling in dorpen verandert mee met landelijke trends. In veel dorpen neemt het aandeel senioren toe, terwijl jonge gezinnen vaker gevraagd worden voor vrijwilligerswerk of het organiseren van gezinsvriendelijke evenementen. Duurzaamheid en lokale betrokkenheid nemen een steeds belangrijkere plaats in binnen nieuwe vormen van vrijetijdsbesteding. Dorpsbewoners organiseren activiteiten die niet alleen leuk zijn, maar ook bijdragen aan een duurzame gemeenschap en omgeving. Technologische ontwikkelingen zullen blijven zorgen voor nieuwe mogelijkheden. De manier waarop Friese dorpen hiermee omgaan, zal bepalend zijn voor de toekomst van hun gemeenschappen en vrijetijdsbesteding. Het bewaren van de Friese identiteit in een globaliserend aanbod van vrijetijdsbesteding blijft een belangrijk aandachtspunt. Initiatieven die traditionele elementen samenbrengen met moderne invloeden maken duidelijk hoe deze balans kan worden gevonden.

Sneek, kloppend hart van het Friese merengebied! Zo kun je Sneek met recht wel karakteriseren. Rondom Sneek liggen de belangrijkste watersportplaatsen van Friesland. Woudsend, Heeg, Balk, Sloten, Elahuizen, Langweer, Terherne. Het is niet voor niets dat Sneek al sinds 1814 het grootste binnenwater zeilevenement van de wereld organiseert, de Sneekweek. Maar Sneek heeft ook een aantal andere "unique selling points". Zo is het de thuisbasis van de Weduwe Joustra beerenburg. In dezelfde straat vind je het Fries scheepvaart museum. Beeldmerk van de Friese stad is de wereldberoemde Waterpoort van Sneek. Verder timmert Sneek al een paar jaar aan de weg met de Mar-athon. Een heuse marathon rond het Sneekermeer. Combineer dit met een bruisende stad met winkels, terrassen, restaurants en sfeervolle accommodaties en je hebt de perfecte formule voor een korter of langer verblijf. Hieronder nog veel meer informatie over de Friese stad Sneek. Sneek is tot 1984 een kenmerkende stadsgemeente gebleven. De stad kreeg door de gemeentelijke herindeling in 1984 landelijk gebied met de dorpen Ysbrechtum, Offingawier en Loënga erbij. Dat gebied reikt nu ook tot bij het Sneekermeer, waar de stad met zijn watersportactiviteiten sterk op is gericht. In 2011 is het opgegaan in de veel grotere gemeente Súdwest-Fryslân. De stad is tot in de tweede helft van de 19de eeuw gevangen gebleven binnen de stadsgrachten uit de 16de eeuw die een hartvormige plattegrond vormden. Daarin is het noordwestelijke gedeelte het oudst, een terp waarop nog steeds de Martinikerk staat en even noordelijker een handelsnederzetting nabij een sluis in de Hemdijk. Deze nederzetting heeft zich in zuidelijke richting uitgebreid met het Grootzand, de Wip en de Suupmarkt als grachten. Daaromheen kwam al in de 13de eeuw een omgrachting die deels binnengrachten werden toen de stad later aan de oostzijde nog een aanzienlijke ‘Nyestadt’ van Oosterdijk en Kleinzand kreeg. Sneek zou in 1294 tot stad zijn verheven. De stad was als enige van de elf steden – zo werd beweerd – door muren omvest. Het waren geen muren die in het tweede kwart van de 16de eeuw gemetseld werden, maar de Snekers wierpen wallen op en bekleedden die met baksteen. Een kostbare investering, die door verkoop van steen vanaf de 18de eeuw weer wat terug werd verdiend. Sneek heeft als glorieuze herinnering zijn Waterpoort nog: de trots van alle Snekers. De poort met een poortershuis op een loggia tussen twee elegante torens markeert de toegang tot de stad vanaf de brede Geeuw. Toen de poort in 1613 in verfijnde renaissancestijl verrees, was het krijgsrumoer geluwd en diende zij nog ter controle van het verkeer en om de reizigers te imponeren. Achter het ruime Martiniplein, kreeg het Oud Kerkhof onlangs een frisse inrichting. De Martinikerk rijst er op: een grote laat-gotische kerk die dikwijls en ingrijpend is veranderd. In 1681 stortte het torenfront in en daar kwam een sluiting die op een tweede koor lijkt. Op het dak is in 1771 een sierlijke klokkenkoepel geplaatst en het carillon strooit op gezette tijden muziek over de stad uit. Aan de zuidzijde staat een prachtige 16de-eeuwse sacristie. Even noordelijker strekt de Marktstraat zich uit, omzoomd door een keur aan gebouwen die veel hebben te vertellen. Haantje de voorste is het stadhuis in charmante rococo-stijl uit 1760. Er ligt een monumentaal bordes met dubbele trap in zware barok-vormen voor en binnen is de raadzaal van goudleerbehang met chinoiserieën voorzien. Aan de oostzijde van de Markstraat opent, na een knik, de ruimte zich opnieuw om een doodlopende gracht, de Wip. Om even verder de grachten van Grootzand en Suupmarkt/ Kleinzand te ontmoeten en aan de andere kant het schilderachtige Schaapmarktplein te begeleiden. Langs de grachten staan deftige panden waarvan veel uit de 18de en 19de eeuw dateren. Het Schaapmarktplein leidt naar Nauwe en Wijde Burgstraat en verder naar de Oosterdijk, waar veel winkels zijn te vinden. Sneek is het koopcentrum van de Friese Zuidwesthoek. Tussen gebruikelijke winkels zijn aan genoemde grachten en straten opvallende exemplaren te vinden uit de periode rond 1900 waar veel zorg aan is besteed. Dat zijn panden van onder meer de Brenninkmeijers, Stockmanns, Lampes en andere uit Westfalen afkomstige ondernemers die toen de wind in de zeilen kregen. Want zeilen moet in Sneek. Hoewel recent de stadsrondweg is voltooid, bleef de Houkesloot richting Sneekermeer zonder hindernis dankzij een fraai aquaduct. De rondweg is grotendeels om de buitenwijken gelegd. De groei buiten de oude binnenstad is aan het einde van de 19de eeuw met wat buitenranden begonnen en vanaf het begin van de 20ste eeuw voortgegaan met eerst de Noordoosthoek en het Sperkhem. Inmiddels heeft de stad een omvang gekregen die ruim twaalf keer groter is dan die van het stadshart, dat eeuwenlang de bevolking heeft geherbergd.

Met de groeiende vraag naar schone en duurzame energiebronnen, wint de installatie van zonnepanelen op landbouwgrond terrein in Nederland. Deze innovatieve benadering combineert landbouw en groene energie om te voldoen aan de energiebehoeften van de toekomst. In dit artikel verkennen we de voordelen en uitdagingen van zonnepanelen op landbouwgrond en hoe deze ontwikkeling de landbouwsector en het milieu kan beïnvloeden. Duurzame Energie op het platteland Zonnepanelen en landbouw: Een win-win situatie Zonnepanelen op landbouwgrond bieden een win-win situatie voor boeren en het milieu. De boerderijen kunnen extra inkomsten genereren door de verkoop van opgewekte energie, terwijl de CO2-uitstoot wordt verminderd. Verhoogde duurzaamheid Door gebruik te maken van landbouwgrond voor zonne-energie, draagt Nederland bij aan het verminderen van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en het behalen van duurzaamheidsdoelstellingen. Technologische vooruitgang Efficiëntere zonnepanelen De technologische vooruitgang heeft geleid tot efficiëntere zonnepanelen die meer energie produceren per vierkante meter land. Verbeteringen in energieopslag technologieën maken het mogelijk om zonne-energie op te slaan voor gebruik op momenten dat de zon niet schijnt. Uitdagingen en oplossingen Grondgebruik conflicten Het gebruik van landbouwgrond voor zonnepanelen kan conflicten veroorzaken. Er moeten regels en richtlijnen worden vastgesteld om dit probleem aan te pakken. Het integreren van zonnepanelen in landbouwpraktijken vereist planning en coördinatie. Chint Solar kan u helpen bij de planning en coördinatie van zonnepanelen op landbouwgrond. Boeren dienen te leren hoe ze beide activiteiten kunnen combineren. Milieueffecten Verminderde milieubelasting Zonne-energie vermindert de uitstoot van broeikasgassen en luchtvervuiling, wat gunstig is voor de volksgezondheid en het milieu. Biodiversiteit behouden Het behoud van biodiversiteit op landbouwgrond met zonnepanelen moet een prioriteit zijn. Dit kan worden bereikt door het creëren van groene zones tussen panelen. Financiële voordelen Subsidies en belastingvoordelen De overheid biedt subsidies en belastingvoordelen aan boeren die investeren in zonne-energie, wat de financiële drempel verlaagt. Zonnepanelen op landbouwgrond kunnen stabiele inkomsten genereren gedurende tientallen jaren. Toekomstperspectieven Uitbreiding van het concept De mogelijkheden voor zonnepanelen op landbouwgrond zijn eindeloos, en we kunnen verwachten dat dit concept zich verder zal ontwikkelen. Investeringen in onderzoek en ontwikkeling zullen de efficiëntie van deze technologie verder verbeteren. Zonnepanelen op landbouwgrond vertegenwoordigen een veelbelovende stap in de richting van duurzame energie in Nederland. Door de voordelen voor boeren, het milieu en de economie te combineren, kunnen we een schonere en groenere toekomst creëren. Het is nu aan overheden, boeren en de industrie om samen te werken aan de verdere ontwikkeling van dit spannende initiatief.

Voor toeristische en culturele instellingen in Friesland is het podium van het internet een virtuele etalage. Het vergroten van deze online zichtbaarheid wordt een sleutelfactor voor het delen van het erfgoed van deze betoverende regio. Wat is SEO? Je zult je vast afvragen: wat is SEO? SEO, of Search Engine Optimization, is als een digitale kaart die zoekmachines helpt de weg te vinden naar relevante websites. Het is de kunst van het optimaliseren van online content om gemakkelijker ontdekt te worden door mensen die op zoek zijn naar wat Friesland te bieden heeft. Belang van SEO voor lokale erfgoed- en toeristische sites In de wereld van vandaag begint de ontdekkingsreis vaak online. SEO speelt een cruciale rol bij het leiden van reizigers en cultuurliefhebbers naar de schatten van Friesland. Een geoptimaliseerde online aanwezigheid opent de deuren naar historische plekken, uitnodigende musea en schilderachtige landschappen die deze provincie te bieden heeft. Linkbuilding voor cultuurhistorische websites Maar het gaat niet alleen om gevonden worden; het gaat ook om verbonden zijn. Linkbuilding draagt bij aan het weven van een digitaal netwerk van culturele en historische informatie. Het versterkt de banden tussen de diverse verhalen die deze regio vormgeven. Uitbesteden van linkbuilding Toch is linkbuilding geen eenmanszaak. Linkbuilding uitbesteden aan gespecialiseerde bureaus biedt een sleutel tot succes. Terwijl deze experts werken aan het bouwen van digitale bruggen, kunnen lokale instellingen zich concentreren op hun kerntaken. Het is een win-win samenwerking die de online aanwezigheid versterkt en ruimte biedt voor groei. In de digitale wereld van vandaag zijn SEO en linkbuilding onmisbare instrumenten voor toeristische en culturele instellingen in Friesland. Door deze strategieën te omarmen, kunnen zij niet alleen gevonden worden door nieuwsgierige ontdekkingsreizigers, maar ook een steviger online fundament leggen voor de rijke verhalen die Friesland zo uniek maken. Het is de weg naar een bloeiende digitale aanwezigheid, waardoor de schatten van Friesland voor iedereen toegankelijk zijn.

Dokkum, bekend van Sonnema Beerenburg, Admiraliteitsdagen, keerpunt van de Elfstedentocht en Bonifatius. Inmiddels is er een stadbrouwerij die Bonifatius bier en bitter maakt. Maar Dokkum is natuurlijk veel meer dan deze handvol met feiten. Het is een stad gebouwd op een terp. Pontificaal bovenop deze terp staat de Grote kerk. Een imposant gebouw, zeker aan de binnenkant ook het bekijken waard. Naast deze kerk de bijzondere IJsfontein. Zowel 's zomers als 's winters bekleed met ijs. Dwars door de stad koppelt het Dokkumer-Grootdiep voor het monumentale voormalige gemeentehuis aan de Dokkumer-Ee naar Leeuwarden. Stadsgrachten rondom de stad met bolwerken en molens vormen het beeldmerk. De bolwerken lenen zich voor een fijne avondwandeling. Voldoende terrassen, restaurants en accommodaties, en meer dan voldoende winkelaanbod completeren het royale aanbod van Dokkum. Dokkum is verder de perfecte uitvalsbasis voor de regio Noordoost-Friesland. Zeker als je een fiets tot je beschikking hebt. Als je naar het Noorden fietst kom je in een landschap terecht dat door de millennia heen gevormd is door de zee. De grondsoort is er vooral zeeklei. Omdat er in eerste instantie geen noemenswaardige zeedijken waren om het land te beschermen tegen overstromingen werden terpen gebouwd in het gebied. De terpen van Bornwird, Aalsum en Wetsens zijn prachtige voorbeelden. In de negentiende eeuw zijn de meeste terpen in Friesland deels afgegraven vanwege de vruchtbare terpgrond die elders goed kon worden gebruikt. De bewoners verkochten letterlijk de grond van onder hun voeten. De terpen die je nu in het landschap aantreft hebben vaak een relatief steile zijkant, zeker de hiervoor genoemde drie. Net voldoende flauw om niet in elkaar te storten. Dat geldt zeker voor de Middeleeuwse kerken die er bovenop staan. Hoe verder je naar het Noorden rijdt hoe vlakker en opener het gebied wordt. je komt dan in een akkerbouw gebied waar veel aardappelen worden geteeld en grote boerderijen staan. In Metslawier staan een aantal "kasachtige" gebouwen in het landschap naast de molen van het dorp. Hier zetelt een wereldvermaard aardappelveredelingsbedrijf. Hier weet men echt alles van aardappelen en delegaties van over de hele wereld komen dan ook naar Metslawier om de kunst van het aardappeltelen af te kijken. Bij Metslawier ben je al dicht bij de zeedijk en loont het de moeite om door te rijden naar sfeervolle voormalige vissersplaatsjes als Paesens, Moddergat of Wierum of zelfs het Lauwersmeergebied. Als je vanuit Dokkum naar het Zuiden gaat kom je in een heel andere wereld, de Dokkumer-Wâlden. Uniek in dit landschap zijn de elzensingels. Rijen met bomen die een natuurlijke scheiding vormen van de kleinschalige landerijen. Met noemt het ook wel een coulissenlandschap. Terpen vind je hier niet meer want het landschap ligt beduidend hoger dan het gebied Noordelijk van Dokkum. Je komt via dorpen als Damwâld, Broeksterwâld, De Falom en Feanwâlden. Het natuurgebied De Houtwiel, tussen Broeksterwâld en Feanwâlden is een aanrader voor natuurliefhebbers. Er loopt een prachtig fietspad dwars doorheen. En als je dan toch in de buurt van Feanwâlden bent, fiets dan nog even door naar Feanwâldsterwâl. Een authentiek gebleven dorpje aan een kleine gracht met aan het eind het legendarische café 't Dûke Lûk. Tegenwoordig is het ook een hotel trouwens. stopstart Dokkum is een van de oudste steden van Friesland. In 754 werd de Angelsaksische missionaris Bonifatius bij Dokkum vermoord. De martelaarsplaats trok vroeg bedevaartgangers. De terpnederzetting had dankzij het Diep een open verbinding naar zee en ontwikkelde zich voorspoedig als handelsplaats. In de 11de eeuw mocht Dokkum munt slaan. Aan het eind van de 13de eeuw had het een eigen stadsbestuur. In de 15de eeuw kwamen er wallen en aan het eind van de 16de eeuw was het een regelmatige gebastioneerde vesting. De vestingwallen zijn al sinds lang in gebruik als ‘stadswandeling’. De nagenoeg regelmatige zeshoek met op de hoeken dwingers is goeddeels gereconstrueerd. Aan de oostzijde zijn de wallen laag, maar het Noorder-, Parkster- en vooral het Westerbolwerk hebben hoge wallen waar de Dokkumers zich veilig achter voelden. Op de westelijke dwinger en Zuiderdwinger verheffen zich molens. Het zijn achtkante bovenkruiers op hoge onderbouwen met stellingen. Zeldenrust, een koren- en pelmolen, dateert uit 1862 en korenmolen De Hoop is van 1849. De Zijl midden in Dokkum is een brugplein: er heeft een sluis gelegen uit 1583 die in 1757 nog eens is vernieuwd. Aan de Zijl staat het oude stadhuis aan de Suupmarkt. De kelders herinneren aan een vroegere stins. In 1608 is hier een rijk vormgegeven stadhuis opgetrokken. Het is omstreeks 1800 verbouwd tot het strenge uiterlijk van thans. Uit de renaissancetijd resteert een schitterende schouw en het verweerde Justitiabeeld. De raadzaalvleugel kwam in 1763 tot stand. Uitwendig eenvoudig, maar inwendig in charmante rococostijl met grote allegorische schilderingen. Aan de zuidwestzijde van de Zijl staat een drietal fraaie panden uit 1622. Het hoekpand bezit aan beide zijden een traptop. Het pand ernaast heeft verdiepte vensternissen en het derde, het smalste, heeft de fraaiste versieringen boven de vensters: accoladevormen in maniëristische stijl. Het Admiraliteitshuis, thans museum, staat een beetje verstopt tussen Diepswal en Oosterstraat. De Friese admiraliteit werd in 1597 in een stins gehuisvest en in 1618 kwam er nieuwbouw. Het is intussen wel gewijzigd. De van rode steen gemetselde gevels zijn verlevendigd met zandstenen details en sierankers. Aan de tuinzijde staat de oorspronkelijke toegangspartij. Het waaggebouw staat midden op de Grote Breedstraat, een twee lagen hoog vrijstaand bouwwerk dat is versierd met pilasters en kuifstukken met de wapens van Dokkum en Friesland. Vanaf het Diep is in de Hoogstraat het hoogteverschil van de terp goed te merken. Halverwege staat de in 1869 door P.J.H. Cuypers ontworpen neogotische rooms-katholieke Sint- Martinuskerk die ook nog toegewijd is aan Bonifatius en Gezellen. Aan de zuidoostzijde van de Markt staat de hervormde kerk. Zij is in de 15de eeuw ter vervanging van een oudere gebouwd. Schip en beuk zijn inwendig met ronde kolommen van elkaar gescheiden. Het kerkelijke meubilair is gesierd met overdadig rococo snijwerk. Aan de andere zijde van de recent heringerichte Markt staan twee liefdadige instellingen naast elkaar. Het voormalige Weeshuis is door zijn eigenzinnige neoclassicistische uiterlijk het opvallendst. Het in 1839 gestichte Sint- Laurentiusgasthuis is in zijn architectuur rustiger. Aan de Legeweg staat achter de rooilijn het plechtige neoclassicistische front van de kerk (1852) van de Verenigde Christelijke Gemeente, een broederschap van doopsgezinden en remonstranten. De voornaamste huizen staan aan de kaden van Grootdiep en Kleindiep, maar ook aan de Grote Breedstraat, Hogepol, Legeweg en Koornmarkt zijn verzorgde woningen te vinden. Vlak ten zuiden van de binnenstad ligt de met legenden omgeven Bonifatiusbron die in 1884 een pomp met siervaas kreeg. In 1925 werd bij de bron een uitgestrekt processiepark aangelegd en er kwam in 1934 een deels overkapte kapel tot stand in neo-romaanse stijl. Dokkum zat tot aan het begin van de 20ste eeuw klem tussen zijn wallen. De vroegste volkshuisvesting vond in de binnenstad plaats. Na enige annexatie kon de zuidelijke uitvalsweg Woudweg gestalte krijgen met reeksen gevarieerde villa’s en burgerwoningen met ook het fraaie volkshuisvestingscomplex van het Bonifaciusplein en omgeving. Na de oorlog is Dokkum aan alle zijden flink uitgebreid, vooral aan de noord-, zuidoost- en oostzijde.

Heeft u soms ook het gevoel dat verval mooi kan zijn? Een vervallen schuur, een scheefgezakte gevel, afbladderende verf. Paddenstoelen op de bast van een eens majestueuze beukenboom die ten dode is opgeschreven. Herfstkleuren en vallende bladeren. Een dergelijke schoonheid doet zich voor in Terkaple. Terkaple is een klein dorp onder de rook van Joure. Het heeft een mooi oud kerkje, een rustiek ijzeren bruggetje, een markant voormalig schoolgebouw, een bungalowpark en een kleine jachthaven annex bootverhuur genaamd Heerenzijl. Bij deze jachthaven annex bootverhuur staat een oude boerderij met vervallen voorhuis. Ik passeer het gebouw regelmatig en verbaas me iedere keer weer dat het voorhuis nog niet is ingestort. Ieder jaar zakt de gevel namelijk iets meer uit het lood. Steeds meer stukken van de muur ontbreken. Ramen zijn kapot. Vitrages rafelen zich kapot omdat ze langs de scherpe randen van het glas heen en weer bewegen in de wind. Ik heb er met gemengde gevoelens foto's van gemaakt. Vooral de vervallen deur is een plaatje. Achter deze deur hebben generaties gewoond en gewerkt, gevloekt en gezongen, kinderen gespeeld, gelachen en gehuild. De vervallen deur heeft de sfeer en de kleuren van een stilleven in olieverf geschilderd door een oude meester. Hij heeft er in roestbruin en zwartgrijs een gietijzeren levensboom boven gehangen. Het hangt losjes in het totaal verrotte  kozijn in diverse tinten groen en grijs en wit. Een zuchtje wind en het is gedaan met de levensboom en dit fraaie "schilderij".

Zwarte Haan is een gehucht in het Noorden van Friesland. Het ligt deels bovenop en deels binnendijks tegen de Waddenzeedijk. Voor de buitenstaander is Zwarte Haan moeilijk te vinden. De makkelijkste route is via Sint Annaparochie. Als je in dit dorp op de centrale kruising afslaat naar het noorden hoef je alleen nog maar de borden te volgen. Je komt dan in hart van Het Bildt, een gebied dat landschappelijk wordt gedomineerd door enorme percelen landbouwgrond en boerderijen met grote opslagschuren. Meestal worden deze gebruikt voor opslag van aardappelen, verreweg het meest geteelde gewas in het gebied. Verheven rijdend over de historische Oude- en Nieuwebildtdijk kom je in Zwarte Haan. Ik was er vandaag op een winderige dag aan het eind van januari 2024. In het gehucht zelf kun je niet verder. Er staat een hek met voetgangersdoorgang naar de dijk. Voor de dijk staat een monument genaamd “De Slikwerker”. Bovenop de dijk een gebogen stalen bank die herinnert aan Frieslands meest populaire, en helaas te jong gestorven, politica Anita Andriesen. Buitendijks een loopbrug als ware het een enorme aanlegsteiger. Het lijkt alsof de wereld eindigt in Zwarte Haan. Een soort van “Land’s end” zoals in Cornwall in Engeland. Er zijn meer plaatsen in Friesland die grenzen aan de Waddenzeedijk, Zurich, Harlingen, Holwerd, Paesens, Moddergat, Wierum en Lauwersoog. Geen van allen echter liggen ze aan een doodlopende weg. Kortom het enige echte “Land’s end” van Friesland is Zwarte Haan.

Friesland, gelegen in het noorden van Nederland, staat bekend om zijn rijke culturele erfgoed, schilderachtige landschappen en de unieke Friese taal. Als je overweegt om een huis te kopen in deze mooie provincie, ben je niet alleen op zoek naar een nieuwe woning, maar ook naar een nieuwe levensstijl. In dit artikel nemen we je mee op een reis door Friesland en bieden we een gids voor toekomstige eigenaren die deze betoverende regio hun thuis willen noemen. Verken de diverse regio's van Friesland Friesland biedt een diverse reeks regio's waar je jouw droomhuis kunt vinden. Of je nu de voorkeur geeft aan de rustige schoonheid van de Friese Meren, de historische charme van steden als Leeuwarden of Sneek, of de landelijke sereniteit van het Friese platteland, er is voor elk wat wils. Voordat je begint met de zoektocht naar jouw nieuwe woning, is het belangrijk om te overwegen welke regio het beste bij jouw levensstijl en behoeften past. Elke regio heeft zijn eigen unieke eigenschappen en voordelen, dus neem de tijd om ze te verkennen en te ontdekken waar je je het meest thuis zult voelen. Het Aankoopproces: Een Stapsgewijze Benadering Het kopen van een huis in Friesland vereist een grondige aanpak om ervoor te zorgen dat je de juiste keuze maakt. Hier is een stapsgewijze benadering om je te helpen bij het aankoopproces: Financiële Voorbereiding: Voordat je begint met zoeken naar een huis, is het essentieel om jouw financiën op orde te hebben. Bepaal jouw budget en zorg ervoor dat je voldoende spaargeld hebt om de aankoopkosten te dekken.2.    Hypotheekadvies: Raadpleeg een hypotheekadviseur om jouw financiële situatie te beoordelen en om de beste leningopties te bespreken. Een hypotheekadviseur kan je ook helpen bij het verkrijgen van de nodige lening om jouw droomhuis te financieren.3.    Vastgoedmarkt Onderzoek: Doe uitgebreid onderzoek naar de vastgoedmarkt in Friesland. Houd rekening met factoren zoals prijzen, beschikbaarheid en trends in de vastgoedmarkt.4.    Bezichtigingen: Plan bezichtigingen van potentiële huizen om een goed beeld te krijgen van wat beschikbaar is en om te bepalen welke kenmerken en voorzieningen voor jou belangrijk zijn.5.    Onderhandeling en Aankoop: Zodra je jouw droomhuis hebt gevonden, begin dan met onderhandelen over de prijs en andere voorwaarden. Zorg ervoor dat je alle juridische aspecten begrijpt en laat je adviseren door een makelaar of jurist indien nodig.6.    Financiële Afsluiting: Nadat de onderhandelingen zijn afgerond, volgt de financiële afsluiting. Dit omvat het afronden van de hypotheekaanvraag, het regelen van verzekeringen en het betalen van de benodigde kosten.7.    Overdracht van Eigendom: Na het voltooien van de financiële afsluiting, vindt de overdracht van eigendom plaats, waarbij de woning officieel jouw eigendom wordt. Financiële Overwegingen: Lening aanvragen en geld lenen Een cruciaal onderdeel van het aankoopproces van een huis in Friesland is het verkrijgen van de nodige financiële middelen. Hier komt het lening aanvragen en geld lenen om de hoek kijken. Het aanvragen van een lening, zoals een hypotheek, is een belangrijke stap in het proces. Het is essentieel om te werken met een ervaren hypotheekadviseur die jou kan begeleiden bij het kiezen van de juiste leningoptie voor jouw situatie. Een hypotheek kan aanzienlijke invloed hebben op jouw financiën op de lange termijn, dus het is belangrijk om de voorwaarden en tarieven grondig te begrijpen. Geld lenen voor de aankoop van een huis kan ook andere financiële aspecten met zich meebrengen, zoals de kosten voor notaris- en makelaarsdiensten, belastingen en verzekeringen. Het is belangrijk om deze kosten in jouw budget op te nemen en ervoor te zorgen dat je voldoende financiële middelen hebt om de aankoop af te ronden. Juridische overwegingen: Laat je adviseren Het juridische aspect van het kopen van een huis in Friesland is complex en vereist een grondig begrip van de Nederlandse wetgeving met betrekking tot onroerend goed. Het is sterk aan te raden om een ervaren makelaar of jurist in te schakelen om je bij te staan tijdens het aankoopproces. Een makelaar kan je helpen bij het vinden van geschikte huizen, onderhandelen over de prijs en het afhandelen van administratieve taken. Een jurist kan jou juridisch advies geven, de koopovereenkomst controleren en ervoor zorgen dat alle wettelijke vereisten worden nageleefd. Het is van groot belang om alle juridische aspecten van de aankoop zorgvuldig af te handelen om eventuele problemen en juridische complicaties in de toekomst te voorkomen. Conclusie: Een nieuw begin in Friesland Het kopen van een huis in Friesland is een spannende stap die een nieuwe start in deze prachtige provincie mogelijk maakt. Met de juiste voorbereiding, financiële planning en juridische begeleiding kun je jouw droomhuis vinden en een nieuw hoofdstuk van jouw leven beginnen in Friesland. Het is een investering in jouw toekomst en een kans om te genieten van de rijke cultuur, natuurlijke schoonheid en warme gemeenschap die deze regio te bieden heeft.

We staan er lang niet altijd bij stil, maar in Nederland kennen we natuurlijk ontzettend veel mooie plekken waar het heerlijk vertoeven is. Helemaal wanneer we kijken naar de Noordelijke provincies en dan met name in Friesland, zijn er allerlei verschillende campings waar je kunt genieten van de natuur, maar dan wel in luxe. Het is dus ook niet zo heel gek dat steeds meer mensen ervoor kiezen om tijdens de zomermaanden gewoon lekker in Nederland te blijven. Want laten we eerlijk zijn, met de steeds warmere zomers, is het toch zonde om naar het buitenland te gaan als we in eigen land over alles beschikken? Pure luxe in de Friese natuur Een luxe camping in Friesland biedt je een unieke kans om één te worden met de natuur, zonder in te leveren op comfort. Omringd door de vrije natuur en het prachtige uitzicht op de verschillende dorpen en steden in Friesland, is dit het ultieme gevoel van vakantie, kunnen we je verzekeren. Hoe fijn is het om lekker met je gezin te kunnen genieten van de natuur, maar wel met alle luxe en het comfort wat je normaal gesproken ook thuis of in een hotel gewend bent? Dus wil jij ook heerlijk genieten met je gezin in luxe safaritent? Boek dan snel jouw verblijf, want voor je het weet is alles volgeboekt. Voorzien van alles facilteiten We hebben het al even genoemd, maar kies je voor een luxe camping, dan ben je ook verzekerd van alle faciliteiten zoals thuis of in een hotel. Naast dat je overnacht in een grote tent, heb je ook de beschikking over je eigen sanitaire voorzieningen en hoef je dus niet met je toilettas of wc rol onder de arm naar een verzamelgebouw. Ook beschikken deze luxe tenten over een eigen keuken, zodat je lekker zelf kunt koken en natuurlijk niet te vergeten, ook goede bedden. Je hoeft dus niet bang te zijn dat het je aan ook maar iets ontbreekt. Het enige waar je wel even goed naar moet kijken, is de faciliteiten op het park zelf. Zo zijn er namelijk parken die zich met name focussen op de kids en dus ook een animatieteam hebben in het hoogseizoen, maar dat hebben ze niet allemaal. Genoeg te doen voor het hele gezin Campings staan er natuurlijk vooral om bekend dat er veel gezinnen met kinderen naartoe gaan. Het voordeel van de camping, is dat er namelijk genoeg te doen is voor jong en oud. Zo kunnen de kinderen bijvoorbeeld de hele dag spelen in het zwembad, de speeltuin of tal van andere faciliteiten, terwijl de ouders lekker kunnen genieten van de rust. Het is dus ook niet voor niets dat er vaak wordt gezegd ‘als de kinderen genieten, dan doen de ouders dat ook’. Dat klinkt natuurlijk erg cliché, maar in de praktijk natuurlijk wel waarheid. Hoe fijn is het dat de kinderen lekker kunnen gaan en staan waar ze maar willen en jullie als ouders ook je eigen ding kunnen doen?

De charme van Leeuwarden ontdekken in de winter? Bereid je dan voor op de typische Friese weersomstandigheden. Leeuwarden in de winter is echt een bezoek waard. Hoewel het weer onvoorspelbaar kan zijn, zal een beetje voorbereiding en de juiste kleding ervoor zorgen dat je bezoek aangenaam en vooral comfortabel is. Kledingtips voor een prettig verblijf Wanneer je Leeuwarden in de winter bezoekt, is kledingkeuze essentieel om comfortabel en stijlvol door de stad te kunnen struinen. Onderstaand zijn enkele tips om je voor te bereiden op het Friese winterweer. 1. Regenjas Als je van plan bent Leeuwarden in de winter te bezoeken, is een goede waterdichte jas geen luxe, maar een noodzaak. Voor heren die stijl willen combineren met functionaliteit, is een regenjas heren waterdicht van de lokale webshop regenjas.nl een gepaste keuze. Deze jassen zijn niet alleen stijlvol, maar houden je ook droog tijdens die onverwachte regenbuien. Dames, wanhoop niet! Ook voor de dames zijn er genoeg stijlvolle en praktische opties te vinden. Zo is de regenjas Ilse Jacobsen waterdicht en modieus. Gemaakt met oog voor detail, zorgt deze jas ervoor dat je er trendy uitziet, terwijl je door de Friese straten trotseert. 2. Laagjes, laagjes, laagjes Laagjes werken isolerend en houden de lichaamswarmte beter vast, vooral als het buiten erg koud is. Draag je een extra trui of shirt? Dan kun je deze ook gemakkelijk weer uittrekken wanneer je een café of winkel binnenstapt waar de verwarming aanstaat. Tip: Kies voor materialen als merinowol of thermische stoffen die vocht van het lichaam afvoeren en tegelijkertijd warmte vasthouden. 3. Warme schoenen De kans op regen of natte sneeuw in november en december is groot. Het bij de hand hebben van een paar waterdichte schoenen is dus helemaal geen gek idee. Hiermee voorkom je natte voeten, wat erg belangrijk is, aangezien natte voeten tijdens een lange wandeling snel kan leiden tot een onaangename ervaring. Ook goede grip is belangrijk, vooral als de straten glad zijn door ijs of sneeuw. Schoenen met een stevig profiel voorkomen uitglijden. Op zoek naar extra warmte? Dan is een binnenvoering van bijvoorbeeld wol een goede optie. De winter in Leeuwarden: Koud, maar betoverend Als de wintermaanden naderen, verandert Leeuwarden in een sprookjesachtige stad met lichtjes, charmante kerstsfeer. Maar zoals veel Nederlandse steden heeft ook Leeuwarden te maken met wisselvallig winterweer. Daarom is een gedegen voorbereiding de sleutel tot een aangenaam bezoek aan deze Friese parel. November en december in Leeuwarden: Wat kun je verwachten? November brengt een frisse, koude lucht met zich mee. De temperaturen variëren vaak tussen de 5 en 10 graden Celsius. December is iets kouder, met temperaturen die schommelen tussen -1 en 5 graden. Terwijl sneeuw in deze maanden zeker mogelijk is, is regen veel gebruikelijker. Over het algemeen valt er in de maanden november en december gemiddeld zo'n 65-80 millimeter regen, verspreid over ongeveer 24 dagen. Dit betekent dat je tijdens je bezoek in november of december waarschijnlijk enkele regenachtige dagen zult tegenkomen. Maar laat je niet ontmoedigen; regen voegt een bepaalde charme toe aan de stad, vooral wanneer de lichtjes 's avonds reflecteren op de glimmende klinkers.

Koelboxen zijn zo goed als de gebruikers die ze verpakken. Als je het niet goed organiseert, verspil je al die luxe isolatie die je met je tanden hebt betaald om te krijgen. Voor tips om die koelboxen te maximaliseren, wendde ik me tot verschillende gidsvrienden die hun koelboxen hebben meegenomen op rafting-, klim- en kampeertochten van een week over de hele wereld. Dit zijn hun tips die je ook kunt gebruiken als je een koelbox gebruikt als je bijvoorbeeld met je gezin naar een trampoline park gaat.  Verpak je lagen  Verpak je ijsblokken op de bodem van de koeler en bedek het ijs vervolgens met een dunne, stevige laag zoals de zijkant van een melkkrat of een stuk karton. Deze barrière voorkomt dat voedsel tussen het ijs glijdt en drassig wordt.  Koel de koelbox Een koude koelbox houdt ijs langer vast. Als je op de een of andere manier toegang hebt tot een commerciële vriezer, laat de koeler dan de nacht binnen doorbrengen. Voor alle anderen, bewaar het 's nachts op je veranda, of plak het de avond voor je reis in het koelste deel van je huis.  Gebruik ijsblokken IJsblokken, die je thuis kunt maken door water in Tupperware te bevriezen, zijn meer werk dan gewone blokjes - je hebt een houweel of hamer nodig om stukken eraf te slaan - maar door hun extra massa smelten ze lang niet zo snel. Het is gemakkelijker om ijs af te breken voor je cocktails dan om kubussen voor je gezicht te zien smelten. Daarom alleen al is het beter om ijsblokken in je koelbox te doen in plaats van normale ijsblokjes.  Vertrouw niet op voedselverpakkingen Het is de meesten van ons wel eens overkomen: je verzegelde de tortillazak voordat je hem terug in de koelbox deed, en vond toen je ging ontbijten een bosje doorweekte puree. Ik haal mijn eten altijd uit de originele verpakking en stop het in Ziploc-zakjes of Tupperware voordat ik op reis ga om dit ongeluk te voorkomen. Dit vermindert ook de hoeveelheid afval als je eenmaal op kamp bent. Pro-tip: wikkel je groenten in natte papieren handdoeken voordat je ze in zakken stopt. Het helpt ze langer knapperig te blijven.  Vries je eten en drinken in Als je van plan bent om op de derde avond biefstuk en kip te eten, verpak ze dan ingevroren en laat ze na verloop van tijd ontdooien. Ze dragen bij aan de algehele koelheid en zijn net op tijd klaar. Hetzelfde geldt voor je water en andere niet-koolzuurhoudende dranken. Begin met bevroren flessen in de koelbox en trek ze eruit om te ontdooien zodra je in het kamp aankomt. Flessen invriezen is ook een goede manier om geld te besparen. Voer het water af De gidsen met wie ik sprak, tappen het koelere water niet af tijdens korte trips, omdat het items zoals bier extra koud houdt. Maar het water zorgt er ook voor dat het resterende ijs sneller smelt, dus als je probeert je blokken de komende zeven dagen te bewaren, moet je je koelbox een paar keer per dag leegmaken. 

De zomer staat voor de deur en dat betekent dat het tijd is om je schoenengame naar een hoger niveau te tillen! Of je nu op zoek bent naar comfortabele sneakers voor een ontspannen dagje uit of chique sandalen voor een zomerse avond, we hebben de leukste schoenentrends voor je verzameld die je dit seizoen niet wilt missen. Sneaker mania: Comfort met een stijlvolle twist Sneakers blijven een onbetwiste favoriet, maar deze zomer zien we een opvallende draai aan het klassieke ontwerp. Denk aan opvallende kleuren, speelse texturen en unieke details. Witte sneakers met kleurrijke accenten zijn een absolute must-have, en modemerken experimenteren met gedurfde prints en asymmetrische ontwerpen. Maak een statement met je schoenen terwijl je geniet van het ultieme comfort. Platform power: Ga de hoogte in Voor degenen die graag een paar centimeter boven de menigte uitsteken, zijn platformschoenen dé trend om te omarmen. Van platform sneakers tot sandalen en zelfs espadrilles, de hoogte is in! Combineer ze met een zomerjurkje voor een moeiteloos chique uitstraling of draag ze met wijde broeken voor een trendy, casual look. Platformschoenen voegen niet alleen lengte toe, maar ook een dosis speelsheid aan je outfit. Sandalen revival: Van sleehakken tot strappy stijlen Vrouwen sandalen maken een sterke comeback deze zomer, en we zien een scala aan stijlen die elke smaak omarmen. Sleehakken zijn perfect voor diegenen die op zoek zijn naar comfort en stijl, terwijl strappy sandalen een vleugje elegantie toevoegen aan je zomerse ensemble. Kies voor neutrale tinten zoals beige en tan voor een veelzijdige look die gemakkelijk te combineren is met elke outfit. Technicolor dreams: Opvallende kleuren voor de bravoure Deze zomer draait alles om het omarmen van kleur en het uitdrukken van je persoonlijkheid door middel van je schoenen. Neon tinten, felle kleuren en kleurrijke patronen zijn de sterren van het seizoen. Durf op te vallen met een paar felgekleurde zomer slippers of maak een statement met sneakers in regenboogtinten. Laat je creativiteit de vrije loop en voeg een dosis energie toe aan je zomerse look. Retro vibes: Terug in de tijd met vintage sneakers De vintage stijl blijft een constante inspiratiebron voor modetrends, en deze zomer zien we een opkomst van retro sneakers. Denk aan klassieke hardloopschoenen met een moderne twist, zoals opvallende kleurcombinaties en futuristische details. Ga voor een vleugje nostalgie en combineer deze vintage sneakers met een casual jeans of een sportieve outfit. Eco-friendly fashion: Duurzaamheid in stijl Duurzaamheid is niet langer alleen een trend, maar een blijvende beweging in de modewereld. Deze zomer zien we een toename van eco-vriendelijke schoenen gemaakt van gerecyclede materialen en duurzame productieprocessen. Kies voor schoenen die niet alleen goed zijn voor de planeet, maar ook stijlvol en trendy zijn. Denk aan sneakers gemaakt van gerecycled plastic of sandalen met plantaardig gelooid leer. In conclusie, deze zomer draait alles om het omarmen van diversiteit en het toevoegen van een vleugje persoonlijkheid aan je schoenencollectie. Of je nu kiest voor comfortabele sneakers, trendy platformschoenen, elegante sandalen of kleurrijke creaties, zorg ervoor dat je stap in stijl zet. Vergeet niet om duurzaamheid in overweging te nemen en kies voor schoenen die niet alleen modieus zijn maar ook een positieve impact hebben op de wereld. Happy shoe shopping!

Wanneer we denken aan een prettige werkplek, komt vaak het beeld naar voren van modern ingerichte kantoren, motiverende sfeer en samenwerkende collega’s. Toch wordt één element vaak onderschat terwijl het van onschatbare waarde is: een schone en verzorgde werkomgeving. In de regio Friesland, en bijvoorbeeld via een schoonmaakbedrijf Leeuwarden, wordt duidelijk hoe belangrijk goed schoonmaakonderhoud werkelijk is. Niet alleen het zichtbare resultaat, maar vooral de blijvende invloed op welzijn en productiviteit verdient aandacht. Schoonmaak: de basis van werkplezier Een opgeruimde werkruimte draagt direct bij aan het werkplezier van medewerkers. Wanneer kantoren fris aanvoelen en netjes zijn, ontstaat er meer ruimte voor concentratie en creativiteit. Goede hygiëne verlaagt bovendien het ziekteverzuim. Dit zijn zaken die in heel Friesland spelen en juist daarom besteden veel organisaties het onderhoud uit aan een schoonmaakbedrijf Friesland. Zo kunnen medewerkers zich focussen op hun werk, terwijl de schoonmaak onopvallend maar doeltreffend wordt uitgevoerd. Schoonmakers werken vaak buiten reguliere kantoortijden, zodat medewerkers na binnenkomst onbewust kunnen genieten van een frisse start. Het effect hiervan reikt verder dan alleen het uiterlijk. Ook materialen blijven langer mooi wanneer deze regelmatig zorgvuldig worden onderhouden. Vloeren, meubilair en apparatuur krijgen zo een langere levensduur. Dit voorkomt onnodige kosten en draagt bij aan een duurzame bedrijfsvoering. Welzijn en gezondheid centraal Naast het prettige gevoel van netheid is een schone werkomgeving essentieel voor de gezondheid. Bacteriën en allergenen kunnen zich snel ophopen in ruimtes waar veel mensen aanwezig zijn. Vooral tijdens drukke werkweken, in vergaderruimtes of gemeenschappelijke keukens, is het risico op verspreiding van ziektekiemen aanwezig. Regelmatige en grondige schoonmaak zorgt dat dit risico aanzienlijk wordt verminderd, wat direct bijdraagt aan het algemene welzijn van iedereen op de werkvloer. Een gezond binnenklimaat bevordert niet alleen de fysieke gezondheid, maar heeft ook invloed op het mentaal welzijn. Werknemers ervaren minder stress in een nette omgeving en voelen zich eerder gewaardeerd. Dit draagt op zijn beurt weer bij aan de loyaliteit en betrokkenheid binnen het team. Het belang van structurele schoonmaak is daarom vaak groter dan op het eerste gezicht lijkt. De onzichtbare helden van het kantoor Schoonmaakmedewerkers zijn de stille kracht achter veel kantoren, scholengemeenschappen en andere werkplekken. Ondanks het feit dat hun werk grotendeels onopgemerkt blijft, maken zij iedere dag het verschil. Zij zorgen ervoor dat werkplekken veilig, fris en gastvrij blijven. Of het nu gaat om het legen van prullenbakken, het reinigen van sanitaire voorzieningen of het stofvrij houden van technische apparatuur: overal is hun inzet voelbaar. Binnen veel Friese ondernemingen is het schoonmaakteam een integraal onderdeel van het geheel. Door hun kennis van methodes en materialen weten zij exact wat nodig is voor de beste resultaten. Dit zorgt niet alleen voor continuïteit, maar ook voor een snellere afhandeling bij incidenten zoals knoeien of onverwachte problemen. Op deze manier wordt de basis gelegd voor een soepele dagelijkse gang van zaken, zonder concessies te doen aan comfort of veiligheid. Iedere schone werkplek is zo een stil eerbetoon aan de toewijding van deze vakmensen.

Een slim slot is een gemakkelijke oplossing voor veel voorkomende problemen. Jezelf buitengesloten? Vergeten dat je schoonmaakdienst vandaag komt? Is je kind zijn/haar sleutel kwijt? De andere helft vergeet altijd de deur op slot te doen? Handen vol en het regent pijpenstelen? Een slim slot lost al deze problemen en meer op. Je hoeft dan eigenlijk nooit weer een slotenmaker Utrecht in te schakelen omdat je niet je huis in kunt komen! Zo’n expert kan desondanks wel helpen bij het geven van advies over de beste slimme sloten. Ook kan een slotenmaker Barendrecht zo’n slot installeren. De kans is groot dat de specialist je een van de volgende slimme sloten aanraadt!  Yale Assure Lock 2 De Yale Assure Lock 2 is een goedkope, mooie toetsenbordvergrendeling die werkt met elk smart home-platform. Het slanke ontwerp (zowel voor- als achterkant), brede smart home-compatibiliteit, gebruiksvriendelijke app en goede selectie van ontgrendelingsopties maken het de beste keuze op afstand. De Assure Lock 2 wordt geleverd in een touchscreen- of toetsenbordversie, met of zonder sleutelgat. Het touchscreen is super discreet, vooral de versie zonder het sleutelgat, al is het toetsenbord voor de meeste mensen het beste. Het slot ondersteunt standaard Bluetooth en werkt met de Yale Access-app en Apple Home. Het heeft automatische ontgrendeling, een meegeleverde deursensor om je te vertellen of de deur open of gesloten is, en kan worden bediend door je Apple Watch.  Wyze Lock Bolt Als je niet geïnteresseerd bent in smart home-integratie of liever een slot zonder hebt, is de Wyze Lock Bolt een uitstekende waarde. Het is niet strak of stijlvol; het is gewoon een groot stuk zwart plastic. Het maakt geen verbinding met wifi en kan niet worden geïntegreerd met slimme thuissystemen (zelfs niet met Wyze's eigen gadgets). Maar het heeft wel een gebruiksvriendelijk toetsenbord met achtergrondverlichting en een razendsnelle vingerafdruklezer. Het wordt automatisch vergrendeld als je dat wilt, en het is de helft van de prijs van de Yale Assure Lock 2. Naast de vingerafdruklezer en het toetsenbord kan de Wyze Lock Bolt via Bluetooth worden bediend en is het bereik erg goed. Het kan niet worden geïntegreerd met smart home-platforms zoals Amazon Alexa of Google Home, maar dat hoeft niet per se een probleem te zijn.  August Wi-Fi Smart Lock De August Wi-Fi Smart Lock is een elegant retrofit deurslot dat alleen de knop vervangt. Dit is een betere optie dan de Yale Assure als je je bestaande nachtschoot, sleutelcilinder en slot aan de buitenkant wilt behouden. In tegenstelling tot de Yale heeft hij Wi-Fi ingebouwd, dus er is geen extra hub, bridge of module nodig. Net als de Yale heeft hij automatische ontgrendelingstechnologie (Yale en August zijn beide eigendom van Assa Abloy), dus hij kan worden ingesteld om zichzelf te ontgrendelen wanneer je naar je deur loopt. Deze functie is niet 100 procent betrouwbaar, houd hier rekening mee. August verkoopt een compatibel Bluetooth-toetsenbord dat je kunt toevoegen aan dit slimme slot, maar het is zwart en nogal dik, wat betekent dat het opvalt op je deurkozijn. 

Wanneer je op vakantie gaat, dan wil je natuurlijk wel zo goed mogelijk voorbereid zijn. Des te belangrijker is het dus om je koffer op een goede manier in te pakken, zodat je zeker weet dat je niets vergeet. Toch zijn er een aantal belangrijke zaken, die natuurlijk niet in je koffer kunnen en je bij je moet houden omdat je ze simpelweg nodig hebt. Hiervoor biedt een tas uitkomst. Zo heb je altijd je belangrijke documenten en andere spullen bij je en hoef je niet iedere keer je koffer open te maken. Hierbij moet je denken aan je tickets, paspoorten en ook telefoon, tablet of eventueel laptop. Welke tas je meeneemt, is natuurlijk helemaal aan jezelf, maar een goede rugzak of een rietentas met rits heeft wel de voorkeur voor velen. Zo kun je deze tas namelijk ook tijdens je vakantie gebruiken, waardoor je direct wat extra opbergruimte hebt. Welke voordelen een goede tas nog meer allemaal heeft, vertellen we je nu. Je hebt alles binnen handbereik Het grote voordeel aan een goede tas, is dat deze vaak praktisch zijn ingedeeld. Dat wil zeggen dat ze beschikken over meerdere vakken, waar je je spullen op een makkelijke en vooral ook georganiseerde manier in kunt doen. Door te kiezen voor een kwalitatief hoogwaardige tas, hoef je niet bang te zijn dat je eerst een kwartier in je tas moet lopen rommelen voordat je hebt gevonden wat je zoekt. Vooral wanneer je voor de incheckbalie staat en je paspoort en tickets moet laten zien, is het niet fijn dat het allemaal wat langer duurt. De kans dat er namelijk nog een flink rij met mensen achter je staat, die is vrij groot. Daarbij komt ook dat de kans dat je iets kwijtraakt natuurlijk ontzettend klein is. Comfortabel om te dragen Wanneer je de nodige spullen mee wilt nemen, dan wordt je tas natuurlijk steeds zwaarder. Kies je voor een goede tas, dan maakt dit vaak niets uit, aangezien deze tassen zijn voorzien van een goede ergonomische pasvorm en daarbij dus ook goede en verstelbare banden. Dit zorgt ervoor dat het gewicht gelijkmatig wordt verdeeld en je prima enkele uren, in het geval van een stedentrip, kunt rondlopen met je tas. Dus wil je optimaal comfort, dan is het zeker verstandig om je eens te verdiepen in de verschillende mogelijkheden en is online een tas kopen de snelste manier om je nieuwe tas vaak al de volgende werkdag in huis te hebben. Wel even goed kijken naar de indeling en verstelbare banden en dan kan het eigenlijk niet misgaan. Bescherm je spullen Tijdens je vakantie heb je waarschijnlijk waardevolle spullen bij je zoals een camera, telefoon of tablet. Het is belangrijk om deze items goed te beschermen tegen diefstal, schade of verlies. Een goede tas biedt de nodige beveiligingsfuncties, zoals verborgen vakken, anti-diefstal ritsen of zelfs een slotje. Je kunt gerust op pad, wetende dat je waardevolle bezittingen veilig zijn opgeborgen terwijl je geniet van bijvoorbeeld een wandeling door de stad of een dagje naar het strand. Wel is het handig om naast een grote tas, ook een klein tasje mee te nemen, zodat je niet de hele tijd met een grote tas hoeft te slepen. Vooral handig voor wanneer je naar het strand gaat. Welke tas kies jij? Dat een tas onmisbaar is op vakantie, dat moge wel duidelijk zijn, maar voor welke tas je uiteindelijk kiest, dat is afhankelijk van onder andere je wensen en ook bestemming. Zo zal je tijdens je reis door Thailand kiezen voor een backpack, terwijl je voor een vakantie in eigen land op bijvoorbeeld de Waddeneilanden kiest voor een strandtas.

Sandwichpanelen, ook wel bekend als sandwichpanelen, zijn een innovatieve bouwoplossing die de laatste jaren enorm populair is geworden in zowel de residentiële als commerciële bouwsector. Deze panelen bestaan uit drie lagen, waarvan twee stevige buitenlagen en een isolatiemateriaal in het midden. De combinatie van deze lagen resulteert in een lichtgewicht en uiterst duurzaam bouwmateriaal dat tal van voordelen biedt. In dit artikel zullen we dieper ingaan op de verschillende aspecten van sandwichpanelen en ontdekken waarom ze de bouwsector van de toekomst bepalen. Waar zijn sandwichpanelen van gemaakt? De kern van sandwichpanelen is meestal gemaakt van materialen zoals geascii235xpandeerd polystyreen (EPS), polyurethaanschuim (PUR) of minerale wol. Deze isolatiematerialen zijn uitstekend in het vasthouden van warmte, waardoor ze de energie-efficiëntie van gebouwen verhogen. Aan de buitenkant van de kern bevinden zich stevige buitenlagen, die meestal gemaakt zijn van materialen zoals staal, aluminium, hout of glasvezel versterkte kunststof (GVK). Wat zijn de voordelen van sandwichpanelen? Sandwichpanelen bieden verschillende voordelen voor bouwprojecten. Een van de belangrijkste voordelen is de uitstekende thermische isolatie die ze bieden. Door de hoge isolatiewaarde kunnen gebouwen hun energieverbruik verminderen, wat resulteert in lagere energiekosten en een kleinere ecologische voetafdruk. Een ander voordeel van sandwichpanelen is de kosteneffectiviteit. Doordat ze uit één geheel bestaan, kunnen ze snel worden geïnstalleerd, waardoor de bouwtijd wordt verkort en de arbeidskosten worden verminderd. Daarnaast vereisen sandwichpanelen ook minder onderhoud in vergelijking met traditionele bouwmaterialen, wat op lange termijn kosten bespaart. Toepassingen van sandwichpanelen De veelzijdigheid van sandwichpanelen in Friesland maakt ze geschikt voor diverse toepassingen. In residentiële gebouwen worden ze vaak gebruikt voor buitenmuren, daken en vloeren vanwege hun uitstekende isolerende eigenschappen. In commerciële structuren worden ze vaak gebruikt voor magazijnen, kantoren en gevelbekleding. Daarnaast worden sandwichpanelen ook veelvuldig gebruikt in de bouw van industriële faciliteiten, zoals fabrieken en opslagruimtes. Type sandwichpanelen Er zijn verschillende types sandwichpanelen beschikbaar om aan de diverse behoeften van bouwprojecten te voldoen. Een van de meest voorkomende types zijn de geïsoleerde sandwichpanelen, die ideaal zijn voor gebouwen die constante temperatuur- en vochtigheidsniveaus vereisen, zoals koelhuizen en cleanrooms. Voor gebouwen waar brandveiligheid een prioriteit is, zijn brandwerende sandwichpanelen. Deze panelen hebben een speciale brandvertragende kern en kunnen de verspreiding van vuur beperken, waardoor kostbare bezittingen en mensenlevens worden beschermd. Voor omgevingen waar geluidsisolatie essentieel is, bieden akoestische sandwichpanelen de oplossing. Ze zijn effectief in het verminderen van geluidsoverlast en worden vaak gebruikt in bioscopen, theaters en opnamestudio's. De juiste sandwichpanelen gebruiken voor jouw klusproject Bij het kiezen van de juiste sandwichpanelen dak voor een project zijn er verschillende factoren waarmee rekening moet worden gehouden. Het is essentieel om de specifieke eisen van het project te beoordelen, zoals thermische isolatie behoeften, brandwerendheid en akoestische vereisten. Daarnaast moeten esthetische aspecten en het budget niet over het hoofd worden gezien. Installeren van sandwichpanelen Het correct installeren van sandwichpanelen is cruciaal voor een succesvol bouwproject. Voorafgaand aan de installatie moeten bouwterreinen goed worden voorbereid en moeten de panelen op de juiste manier worden behandeld en opgeslagen. Tijdens de installatie moet ervoor worden gezorgd dat de panelen op de juiste manier worden uitgelijnd en stevig bevestigd. Onderhouden van sandwichpanelen Om de levensduur van sandwichpanelen te verlengen en hun prestaties te behouden, is regelmatig onderhoud essentieel. Dit omvat het reinigen van de panelen en het controleren op eventuele schade of slijtage. Indien nodig moeten beschadigde panelen tijdig worden gerepareerd of vervangen. Duurzaamheid en environmental impact De duurzaamheid van sandwichpanelen maakt ze tot een milieuvriendelijke bouwoptie. Veel panelen zijn recyclebaar, wat de afvalproductie vermindert. Bovendien dragen de uitstekende isolatie-eigenschappen bij aan een verminderde vraag naar energie, wat resulteert in een lagere CO2-uitstoot. Veiligheidsmaatregelen bij het installeren van deze panelen Hoewel sandwichpanelen veel voordelen bieden, is het belangrijk om rekening te houden met veiligheidsaspecten. Brandveiligheid moet een prioriteit zijn bij het gebruik van sandwichpanelen, vooral in gebouwen met veel mensen of kostbare apparatuur. Het is essentieel om te voldoen aan de bouwvoorschriften en brandveiligheidsnormen. Misvattingen rondom sandwichpanelen Ondanks hun populariteit heersen er soms misconcepties over sandwichpanelen. Een veelvoorkomende misvatting is dat ze niet voldoende isolatie bieden, maar in werkelijkheid zijn ze zeer efficiënt in het vasthouden van warmte. Een andere misvatting is dat ze minder duurzaam zijn dan traditionele bouwmaterialen, terwijl moderne sandwichpanelen uitstekende duurzaamheid en weerbestendigheid bieden. Conclusie Sandwichpanelen hebben de bouwsector revolutionair veranderd en zullen naar verwachting een dominante rol blijven spelen in de toekomst van de bouwindustrie. Met hun uitstekende thermische isolatie, kosteneffectiviteit en veelzijdigheid, bieden ze een duurzame oplossing voor moderne bouwprojecten.

Ben jij voornemens om heerlijk tot rust te komen in Friesland, dan is een vakantiepark een absolute aanrader. Alleen al de rust die je ervaart en de stilte, maakt het dat Friesland jaarlijk ontzettend veel toeristen trekt uit zowel binnen- als buitenland. Doordat Friesland tientallen vakantieparken kent, waarvan de ene nog mooier is dan de ander, is het logisch dat steeds meer mensen kiezen voor het boeken van een verblijf in eigen land. Een vakantiepark in Nederland boek je namelijk gemakkelijk online en voor je het weet zit je heerlijk aan het Friese meer terwijl je geniet van de ondergaande zon. Omdat de keuze enorm is, snappen we dat het lastig kiezen is en hebben wij daarom maar een selectie met de leukste vakantieparken van Friesland voor je gemaakt. Landal Esonstad Landal Esonstad is een vakantiepark aan het Lauwersmeer, dat de sfeer ademt van een oud Fries stadje. Hier kun je overnachten in comfortabele huisjes en genieten van vele faciliteiten, zoals een overdekt zwembad, restaurants en watersportmogelijkheden. De omgeving biedt prachtige natuurgebieden en leuke uitstapjes naar nabijgelegen Friese steden. Het voordeel aan dit prachtige park is dat het er zowel in de zomer- als wintermaanden heerlijk vertoeven is. Doordat het park is omringd door prachtige natuur, is het ook mooi om een flinke wandeling te maken tijdens de laatste maanden van het jaar. RCN de Potten RCN de Potten is gelegen aan het Sneekermeer en is ideaal voor liefhebbers van watersport. Het park biedt kampeerplaatsen, bungalows en chalets. Daarnaast is er voldoende te beleven en kun je er zeilen, kanoën en vissen. De ligging aan het water maakt het een geweldige plek voor gezinnen die van de Friese meren willen genieten en daarbij ook gebruik willen maken van de vele faciliteiten die het park kent. Verstandig is alleen wel om dit park in het hoogseizoen op tijd te boeken, aangezien het, met name door de vele watersport mogelijkheden, enorm populair is bij zowel de Fransen zelf, als mensen uit de rest van het land. Vakantiepark Bergumermeer Dit vakantiepark ligt aan het Bergumermeer en biedt je de mogelijkheid om op verschillende manieren te overnachten. Zo kun je kiezen voor een stacaravans, maar ok voor kampeerplaatsen. Het park heeft een overdekt zwembad, een strand en diverse voorzieningen voor kinderen waar ze lekker kunnen spelen. In de omgeving rondom het park kun je prachtig fietsen en natuurlijk ook wandelen. Waterpark Terherne Dit vakantiepark, gelegen in het gezellige Terherne en staat bekend om zijn luxe vakantiewoningen aan het water. Hier kun je varen, zwemmen en genieten van de Friese natuur. Het park heeft ook een jachthaven en een restaurant met uitzicht op het Sneekermeer. Kortom, alles wat jij nodig hebt voor een heerlijke ontspannen en vooral onbezorgde vakantie. De Kuilart De Kuilart, gelegen aan de rand van de Fluessen, is een vakantiepark dat voorziet in zowel kampeerplaatsen als vakantiewoningen. Het park heeft uitgebreide faciliteiten, waaronder een zwembad, supermarkt en diverse sportmogelijkheden. Dit park is dus ook niet voor niets bij zowel de eigen inwoners, als de mensen uit de andere delen van het land, mateloos populair.

Het tweelingdorp Paesens-Moddergat ligt pal tegen de waddenzeedijk in Noordoost Friesland. Het zijn twee prachtig verstilde vissersdorpjes. Hier en daar zie je nog de eeuwenoude gele geveltjes van de voormalige vissershuisjes. Museum 't Fiskershúske is in een aantal fraaie exemplaren gevestigd en vertelt de historie van de tweelingdorpen. Het is een aanrader als je ter plekke bent. Een tweetal monumenten op de zeedijk getuigen van de lokale visserijhistorie, een beeld van een vissersvrouw met kind en een gemetseld monument met gedenksteen die herinnert aan het jaar 1883 waarin 83 dorpelingen op zee verdronken in de golven tijdens een zware storm. Het is moeilijk voor te stellen wat het verlies van 83 vaders en zonen moet hebben betekend voor de dorpen.  Direct over de dijk vind je een van de mooiste landschappen van de Waddenzee. Toont de Waddenzee zich bij laagtij meestal als een oneindige vlakte van slik en geulen, bij Paesens en Moddergat wordt deze vlakte doorsneden door een eeuwenoude rijsdam. Deze rijsdam bestaat uit duizenden niet al te dikke boomstammen die strak in het gelid in twee rijen staan opgesteld. Tussen de rijen liggen grijze blokken basalt lukraak opgestapeld. De rijsdammen hadden tot doel de stroming te onderbreken zodat het slib tijd had om te bezinken voor de landaanwinning. Nu is het vooral een fotogenieke “erfscheiding” die het schier oneindige slik laat overgaan in de kwelders van natuurgebied De Peazemerlannen. Het schijnt dat de rijsdam honderden jaren oud is. Het zou zomaar kunnen, de eerste keer dat ik er was is bijna een halve eeuw geleden. De rijsdam lag er toen, voor zover ik mij kan herinneren, net zo bij als vandaag de dag. We klommen als kinderen over de basaltblokken en stonden tot onze enkels in het slik. Ik kan me voorstellen dat het er in 1883 niet veel anders heeft uitgezien, alsof de tijd destijds is stilgezet ter ere van de omgekomenen.

Ga je binnenkort overnachten in Friesland? Dan zijn er een hoop leuke plekken om te verblijven. Als je op zoek bent naar een fijne accommodatie waar ook veel te doen is, ben je bij een vakantiepark vaak aan het juiste adres! Daarom nemen we je in dit artikel mee naar de leukste vakantieparken in Friesland. 1) Waterpark Oan `e Poel Prachtig verblijven aan de Terhernster Poelen doe je in waterpark Oan `e Poel. Je overnacht hier in luxe bungalows met een eigen aanlegsteiger: ideaal voor echte waterratten! Je kunt zelfs een eigen bootje huren om het meer te verkennen. En na een lange dag op (of in) het water kan je heerlijk ontspannen met een drankje en hapje op je eigen steiger. Het waterpark biedt naast mooie uitzichten en leuke wateractiviteiten alle comfort voor een fijn verblijf. Zo kun je bijvoorbeeld ook kiezen voor een 4-persoons bungalow met eigen hottub! 2) Buitenplaats De Hildenberg Ben je gek op golf? Dan ben je op Buitenplaats De Hildenberg helemaal op je plek. Naast een verblijf in een prachtige villa biedt dit vakantiepark namelijk ook een 9-holes golfbaan die geschikt is voor zowel beginners als ervaren golfers. Je kunt bij Buitenplaats De Hildenberg villa’s voor maximaal 8 personen boeken. Het is dus een fijn park voor een golfende vriendengroep, maar je kunt hier ook heerlijk verblijven met je partner. Extra tot rust komen doe je in één van de wellness-villa’s. 3) Buitenplaats It Wiid Zwemmen, vissen of zeilen: bij Buitenplaats It Wiid kan het allemaal! Het vakantiepark is verdeeld over 6 schiereilanden en is dus omgeven door water. Het ligt in nationaal park De Alde Feanen, dus prachtige natuur is hier overal te vinden! De bungalows zijn ruim en netjes ingericht, met een charmante uitstraling. Je kunt bij de buitenplaats boten huren of voor wat extra ontspanning kiezen door een wellness-bungalow te boeken. Groepen tot 8 personen kunnen hier terecht. Kinderen, vrienden of familie kunnen ook zeker mee om te genieten van dit prachtige park. Eropuit in Friesland Ben je op zoek naar een mix van ontspanning, natuur en leuke activiteiten? Dan zijn de bovenstaande vakantieparken een goede match. Hier kun je deelnemen aan watersporten, zwemmen, golfen of gewoon even helemaal tot rust komen in een van de wellness-huisjes. Dat wordt op en top genieten!

Friesland. Het land van uitgestrekte weilanden, schilderachtige dorpjes en waterwegen die je uitnodigen om te vertragen. Het is een provincie vol charme en mogelijkheden. Maar als je écht indruk wilt maken met een zakelijk event, is er een plek die Friesland naar een hoger niveau tilt: de Friese Waddeneilanden.  Want laten we eerlijk zijn, een vergadering in een Friese boerderij of een teambuilding op het water is al leuk, maar zodra je de boot opstapt naar een van de eilanden, gebeurt er iets bijzonders. De frisse zeelucht, het geluid van krijsende meeuwen en de aanblik van de eindeloze stranden zorgen ervoor dat je letterlijk en figuurlijk afstand neemt van de dagelijkse hectiek. Waarom de Waddeneilanden? De Friese Waddeneilanden bieden alles wat Friesland te bieden heeft, maar dan met een beetje extra magie. Het zijn plekken waar je de natuur voelt, de ruimte ervaart en de tijd even stil lijkt te staan. Ideaal voor zakelijke events waarbij verbinding, inspiratie en ontspanning centraal staan. De mogelijkheden op de Wadden Wat maakt de Waddeneilanden zo bijzonder voor zakelijke events? Het is de veelzijdigheid. Of je nu een klein teamuitje organiseert of een groots bedrijfsfestival, de eilanden bieden voor ieder wat wils. Een paar ideeën: Bedrijfsuitjes: Neem je team mee voor een dag vol avontuur. Denk bijvoorbeeld aan een personeelsuitje naar Schiermonnikoog, waar je kunt genieten van de prachtige natuur, een fietstocht door de duinen of een ontspannen borrel bij zonsondergang. Of kies voor een bedrijfsuitje op Vlieland, met activiteiten zoals strandzeilen en een culinaire afsluiting.  Teambuilding: Samenwerken krijgt een nieuwe dimensie op de Wadden. Ga bijvoorbeeld voor een uitdagend programma met teambuilding op Terschelling, waar je samen een vlot bouwt, de wind trotseert tijdens een kiteclinic of een escaperoom in de natuur oplost. Het unieke eilandgevoel versterkt de teamspirit en zorgt voor blijvende herinneringen.  Incentives: Wil je je medewerkers belonen voor hun harde werk? Trakteer ze op een weekend Texel met een rondvlucht boven de Waddenzee of een culinaire reis langs lokale specialiteiten. Dit zijn ervaringen die niet alleen gewaardeerd worden, maar ook blijven hangen.  Vergaderarrangementen: Vergaderen met uitzicht op zee? Dat kan. Combineer een inspirerende sessie met een strandwandeling of een lunch met verse vis. De rust en ruimte van de eilanden zorgen ervoor dat productiviteit en ontspanning perfect samengaan.  Bedrijfsfeesten: Van een intiem feest met livemuziek en een kampvuur op het strand tot een groots gala in een sfeervolle strandtent. De eilanden bieden de perfecte setting voor elk type feest.  Bedrijfsfestivals: Wil je echt groots uitpakken? Organiseer een compleet verzorgd bedrijfsfestival. Denk aan foodtrucks, live entertainment, activiteiten voor jong en oud en overnachtingsmogelijkheden. Alles van top tot teen geregeld, zodat jij alleen maar hoeft te genieten. De kracht van de overtocht Een van de grootste voordelen van een zakelijk event op de Waddeneilanden is de overtocht. Waar dit vaak als een belemmering wordt gezien, is het juist een troef. De bootreis is het perfecte moment om even af te schakelen en in de juiste mindset te komen. Terwijl je het vasteland achter je laat, laat je ook je dagelijkse zorgen varen. Het is alsof je een andere wereld binnenstapt, eentje waarin alles draait om rust, ruimte en verbinding. Friesland vs. de Wadden: een wereld van verschil  Friesland is prachtig, daar valt niet over te twisten. Maar de Waddeneilanden brengen net dat beetje extra. Het is de combinatie van natuur, avontuur en het gevoel écht even weg te zijn. Waar je in Friesland misschien een mooie locatie boekt, biedt een event op de Waddeneilanden een complete ervaring. Het is niet zomaar een dagje uit, maar een herinnering die je team nog lang bij zal blijven.  Dus, de volgende keer dat je nadenkt over een zakelijk event in Friesland, overweeg dan eens de Waddeneilanden. Ze liggen misschien iets verder weg, maar dat is juist de kracht. Want soms moet je een beetje afstand nemen om dichter bij elkaar te komen. 

Leer Friesland beter kennen vanaf het water  Friesland heeft haar bezoekers ontzettend veel te bieden! Denk aan de brede diversiteit aan fiets- en wandelpaden, die je langs de mooiste plekken in de regio brengen. Niet alleen op het vasteland is het verkennen van Friesland de moeite waard; breng ook een bezoek aan de Friese Waddeneilanden. Wanneer je al eens met de auto of fiets door de provincie getrokken bent, is het leuk te zoeken naar een alternatief. Een motorboot huren in Friesland om de omgeving vanaf het water te bekijken is daar een goed voorbeeld van. Vanaf het water ziet alles er anders uit! Daarbij is het ontzettend leuk om een tocht te maken, zeker in het voorjaar of de zomer.  Huur een motorboot bij en particulier  Er zijn verschillende manieren waarop je een motorboot kunt huren voor het verkennen van Friesland. Kies voor het huren van een boot via een platform, waarop bedrijven en particulieren hun eigen boten te huur aan kunnen bieden. Het aanbod aan motorboten is hier zeer groot, waarbij je de keuze hebt uit modellen met en zonder slaapcabine. Mogelijk wil je meerdere dagen over de Friese wateren varen. Naast de grotere motorboten, kun je ook voor een compact model kiezen. Houd er rekening mee, dat je voor grotere en snellere boten vaak een vaarbewijs nodig hebt.  Tip: wacht zeker in het voorjaar en de zomer niet te lang met het boeken van een motorboot. Het aanbod slinkt doorgaans snel, wanneer er voor de komende dagen mooi weer voorspeld is.  Vaar over de verschillende Friese meren  Wist je dat Friesland over maar liefst 24 meren beschikt? Van deze meren zijn het Sneekermeer, Heegermeer, Slotermeer en Tjeukemeer het meest bekend. Ook De Fluessen worden door veel liefhebbers van de watersport bezocht gedurende het jaar. Met verschillende kanalen zijn de diverse meren met elkaar verbonden. Het maakt het leuk om tijdens je verblijf in Friesland van het ene naar het andere meer te varen. Rond de Friese meren vind je diverse knusse dorpen en steden, waar je alle mogelijkheden hebt om te pauzeren. Geniet er van typische Friese gerechten in één van de bistro’s of restaurants.  Tip: stippel je route door de provincie vooraf uit en houd hierbij rekening met de bruggen en sluizen die je onderweg tegenkomt. Het komt voor dat deze slechts een deel van de dag bediend worden, in het bijzonder buiten het hoogseizoen om. 

Wist je dat maar liefst 25% van alle wijn bederft voordat die gedronken wordt? Dit schokkende feit onderstreept het belang van goede wijnopslag. Voor echte wijnliefhebbers is een vrijstaande wijnklimaatkast dan ook geen luxe, maar een noodzaak. In dit artikel ontdek je waarom deze kasten zo essentieel zijn en hoe ze je wijncollectie naar een hoger niveau tillen. Waarom is een wijnklimaatkast essentieel? Wijn is een delicaat product dat gevoelig is voor externe invloeden. Een wijnklimaatkast biedt de perfecte omstandigheden voor het bewaren en rijpen van wijn. Voor de meeste wijnen is een temperatuur van 10-14°C ideaal en een wijnklimaatkast zorgt ervoor dat die temperatuur gereguleerd. Ook waarborgt zo’n kast voor een optimale luchtvochtigheid: een luchtvochtigheid van 50-80% voorkomt uitdroging van kurken. Nog zo’n geweldig voordeel van een wijnklimaatkast is bescherming tegen licht en trillingen: uv-stralen en beweging kunnen de smaak van wijn namelijk negatief beïnvloeden. Voordelen van een vrijstaande wijnklimaatkast Een vrijstaande wijnklimaatkast biedt unieke voordelen ten opzichte van ingebouwde modellen. Zo zijn deze kasten zeer flexibel te plaatsen, in feite overal in huis waar een stopcontact zit. Ook qua capaciteit en opslagmogelijkheden bieden ze heel wat variatie, van compacte modellen tot grote kasten voor honderden flessen. Het oog wil natuurlijk ook wat en daarom zijn veel vrijstaande wijnkasten echte eyecatchers die je interieur verfraaien. Hoe kies je de juiste vrijstaande wijnklimaatkast? Bij het kiezen van een wijnklimaatkast zijn er verschillende factoren om rekening mee te houden: •  Grootte van je wijncollectie (nu en in de toekomst)•  Beschikbare ruimte in je huis•  Energieverbruik en geluidsniveau•  Aantal temperatuurzones (single-, dual- of multi-zone)•  Extra functies zoals ledverlichting of koolstoffilters Er zijn talloze modellen beschikbaar, van basic tot high-end. Bezoek een gespecialiseerde wijnkastenshop om verschillende opties te vergelijken en advies in te winnen van experts. Tips voor een optimaal gebruik van je wijnklimaatkast Om het meeste uit je wijnklimaatkast te halen, hebben we hier enkele tips voor je: 1. Gebruik verschillende temperatuurzones voor rode, witte en mousserende wijnen.2. Organiseer je collectie logisch, bijvoorbeeld op wijnregio of druivensoort.3. Houd een digitale inventaris bij om overzicht te behouden.4. Controleer regelmatig de temperatuur en luchtvochtigheid. De meerwaarde voor echte wijnliefhebbers Een vrijstaande wijnklimaatkast is meer dan alleen een opslagoplossing. Het is een investering in je passie voor wijn. Door de ideale bewaaromstandigheden kunnen wijnen optimaal rijpen, wat resulteert in een betere smaakbeleving. Bovendien kan een goed bewaarde wijncollectie in waarde stijgen, wat interessant is voor verzamelaars en investeerders.Of je nu een beginnende wijnliefhebber bent of een doorgewinterde connaisseur, een vrijstaande wijnklimaatkast tilt je wijnervaring naar een hoger niveau. Het biedt niet alleen de perfecte omstandigheden voor je kostbare flessen, maar voegt ook een vleugje luxe en stijl toe aan je interieur. Dus waarom zou je genoegen nemen met minder als het gaat om het bewaren van je favoriete wijnen? De impact van goede wijnopslag op smaak en kwaliteit Het belang van een wijnklimaatkast wordt nog duidelijker als we kijken naar de impact van goede opslag op de smaak en kwaliteit van wijn. Wijn is een levend product dat blijft evolueren in de fles. Onder de juiste omstandigheden kan deze evolutie leiden tot een complexere en meer gebalanceerde smaak. Temperatuurschommelingen kunnen echter desastreus zijn voor de ontwikkeling van wijn. Ze kunnen leiden tot oxidatie, waardoor de wijn zijn frisheid verliest en zelfs ondrinkbaar kan worden. Een constante temperatuur in een wijnklimaatkast voorkomt dit probleem en zorgt ervoor dat je wijn op zijn best blijft. Daarnaast speelt luchtvochtigheid een cruciale rol bij de opslag van wijn. Te droge lucht kan kurken doen krimpen, waardoor lucht de fles kan binnendringen en de wijn kan bederven. Te vochtige omstandigheden kunnen daarentegen schimmelgroei veroorzaken. Een wijnklimaatkast houdt de luchtvochtigheid precies goed, zodat je wijnen in optimale conditie blijven. Door te investeren in een vrijstaande wijnklimaatkast, investeer je dus niet alleen in de opslag van je wijnen, maar ook in de kwaliteit en het genot dat je ervan zult hebben. Het is een keuze die alle echte wijnliefhebbers zullen waarderen, elke keer als ze een perfect bewaarde fles openen.

Het dorp Eastermar ligt ten noorden van Drachten in een prachtig gebied te midden van twee, voor het gebied bijzondere waterpartijen, het Bergumermeer en De Leien. Deze relatief kleine en ondiepe meren zijn grotendeels ontstaan door veenafgravingen en afkalving. Het gebied draagt met trots het predicaat “Nationaal Landschap De Noardlike Fryske Wâlden” (De Noordelijke Friese Wouden). Toch zal een bezoeker die van de meren heeft genoten zich wellicht afvragen, waar zijn de wouden gebleven? Inderdaad, wouden in de zin van uitgestrekte bossen vind je er niet. In de plaats daarvan vind je een eeuwenoud coulisselandschap. Dit wordt gevormd door talloze boom- en houtwallen die kleinschalige boerenpercelen van elkaar scheiden. Hier en daar kijk je dwars door een aantal van deze boom- en houtwallen heen, de dieptewerking is subliem. Tussen deze coulissen zie je telkens weer een andere voorstelling. Akkerland, graanvelden, weilanden met koeien, paarden, schapen, of misschien wel het mooist, een wisselend kleurenpalet van veldbloemen. De analogie met coulissen en voorstellingen in een theater kan bijna niet treffender. De boom- en houtwallen worden met regelmaat teruggesnoeid en groeien in enkele jaren daarna weer terug. Aan de oudste exemplaren zie je dit onderhoud terug in decenniaoude grillige stronken en stobben. Ruilverkaveling is aan het gebied voorbijgegaan en dat is maar goed ook. De hout- en boomwallen zijn onaangetast en volgen de oorspronkelijke zandpaden die dorpen als Eastermar, Sumar, Harkema en Drogeham aan elkaar verbonden en nog steeds verbinden. De gemeente heeft zich erbij neergelegd en doet het onderhoud met zorg, verharding is uitgesloten.  Het enige dat in het historische beeld ontbreekt zijn de karresporen die er ooit in grote hoeveelheden moeten hebben gelegen. Ook verdwenen zijn de talloze plaggenhutten die er moeten hebben gestaan. Het is moeilijk voor te stellen maar tot voor slechts honderd jaar geleden werden plaggenhutten in het gebied gebouwd om in te wonen, ook met grote gezinnen. De bijzondere  geschiedenis van de plaggenhut wordt verteld in Themapark de Spitkeet in Harkema, een aanrader. Ik heb er een middag doorgebracht en kom snel terug want "Theater" Nationaal landschap de Noardlike Fryske Wâlden is 7 dagen per week open en de entree is ook nog eens helemaal gratis!

Friesland staat bekend om zijn landschap vol meren, bossen en uitgestrekte weilanden. Eeuwenlang maakten inwoners gebruik van wat de natuur bood om gezond te blijven. Kruiden zoals kamille, salie en vlierbes werden niet alleen in thee gebruikt, maar ook in huismiddeltjes tegen uiteenlopende kwaaltjes. De kennis ging vaak van generatie op generatie. Hoewel veel van deze tradities nog steeds in de Friese cultuur terug te vinden zijn, zoeken mensen tegenwoordig vaker de balans tussen oude wijsheid en moderne oplossingen. De dorpen en drogisterijen In een dorp als Gorredijk is dat mooi te zien. Mensen hechten waarde aan vertrouwd advies, maar willen ook de zekerheid van producten die zorgvuldig zijn getest. Daar speelt Daans Drogisterij Gorredijk een belangrijke rol. Het is een plek waar inwoners niet alleen terechtkunnen voor vitamines, kruiden en natuurlijke verzorgingsproducten, maar ook voor praktische adviezen. Het persoonlijke contact zorgt dat je sneller durft te vragen naar wat past bij jouw situatie. Van kruid tot capsule Waar vroeger kruiden rechtstreeks uit de tuin of het veld werden geplukt, vind je diezelfde planten tegenwoordig vaak terug in capsules of oliën. Denk aan valeriaan om beter te ontspannen of muntolie bij spijsverteringsklachten. Voor veel Friezen is dat een herkenbare en tegelijk moderne manier van zelfzorg. In Gorredijk zie je dat deze producten vaak naast elkaar in de schappen staan met middelen die volledig wetenschappelijk zijn ontwikkeld. Zo heb je als consument de vrijheid om te kiezen of je bij lichte klachten liever een natuurlijk middel probeert of meteen een product uit de moderne geneeskunde. Praktische keuzes bij verkoudheid Een goed voorbeeld van die combinatie vind je in de wintermaanden, wanneer verkoudheid en hoest vaker voorkomen. Traditioneel werd er in Friesland bijvoorbeeld een aftreksel van tijm gebruikt om de luchtwegen te verzachten. Tegenwoordig grijpen mensen sneller naar middelen die specifiek zijn ontwikkeld voor de luchtwegen. Zo kan broomhexine verlichting bieden bij vastzittende hoest. Het laat zien hoe de moderne apotheek- en drogisterijwereld inspeelt op klachten die altijd al in deze regio voorkwamen. De kennis van vroeger verdwijnt niet, maar krijgt een plek naast producten die uit de laboratoria komen. Balans tussen oud en nieuw De kracht van Friesland zit in de combinatie van nuchterheid en respect voor traditie. Dat zie je terug in de manier waarop inwoners omgaan met hun gezondheid. In Gorredijk betekent dat vaak eerst kijken wat dichtbij te vinden is, vervolgens bewust kiezen voor een middel dat past bij de klacht. Soms is dat een kruidenthee, soms een supplement en soms een product als broomhexine. De vrijheid van keuze, gecombineerd met goed advies in de lokale drogisterij, zorgt dat gezondheid geen ingewikkeld thema hoeft te zijn maar onderdeel blijft van het dagelijks leven.

Ben je op zoek naar een aantal leuke sportevenementen? Dan is er in Friesland genoeg te doen. Niet alleen bekend om de prachtige natuur en rustige kanalen, maar ook om de vele sportactiviteiten, zoals de elfstedentocht. Watersporten, avonturen op het land en nog veel meer! We gaan in dit artikel een aantal sportieve evenementen in Friesland bespreken. We sluiten kort af met informatie over de juiste sportkleding dragen, denk aan sporttops, om het zo comfortabel mogelijk te maken. Lees verder! Watersportparadijs Friesland is een geweldige plek voor watersport. Er zijn veel kanalen en meren waar je van activiteiten op het water kunt genieten. Of je nu goed kunt zeilen of nog moet leren, hier is voor iedereen iets leuks te doen. Er worden ook spannende evenementen zoals zeilraces georganiseerd, zoals de beroemde Sneekweek-regatta, waar zeilers van over de hele wereld op afkomen. Best leuk om eens te doen, toch? Fietsen door het landschap In Friesland kun je ook echt goed fietsen. Er zijn veel mooie fietsroutes die honderden kilometers beslaan. De paden zijn goed aangegeven en je fietst door prachtige landschappen. Een speciale fietstocht is de Elfstedentocht, normaal een 200 km lange schaatstocht in de winter, maar in de zomer kun je deze route met de fiets pakken. Zo kun je op een unieke manier de Friese steden en het platteland bekijken. Modder, zweet en applaus: Obstacle Runs Als je klaar bent voor een modderige uitdaging, zijn de obstacle runs in Friesland iets voor jou. Evenementen zoals de Strong Viking Run en Mud Masters zullen je kracht en uithoudingsvermogen op de proef stellen terwijl je verschillende obstakels overwint, helemaal bedekt met modder. Vergeet niet om elkaar aan te moedigen en uitdagingen te overwinnen! IJspret in overvloed Wanneer de winter aanbreekt en de grachten bevriezen, verandert Friesland in een mekka voor schaatsliefhebbers. De beroemde Elfstedentocht vindt plaats wanneer de ijsomstandigheden het toelaten en omvat 200 kilometer langs elf steden. Het zicht van duizenden schaatsers die door bevroren waterwegen glijden, is een spectaculair schouwspel dat je niet wilt missen. Hopelijk zullen we dat nog een keer meemaken. Strandsporten op de Waddeneilanden De Waddeneilanden, onderdeel van het UNESCO-werelderfgoed Waddenzee, bieden een unieke omgeving voor strandsporten. Van beachvolleybal tot kitesurfen, de zandstranden bieden een ideale speeltuin voor zowel beginners als experts. Voel de wind in je haren en het zand tussen je tenen terwijl je geniet van de spanning van strandsporten op deze pittoreske eilanden. Welke sportkleding kun je het beste dragen? Bij het deelnemen aan sportieve evenementen in Friesland is het essentieel om comfortabele en geschikte sportkleding te dragen. Voor watersporten, zoals zeilen en kajakken, zijn ademende shirts, sporttops en sneldrogende shorts ideaal om je koel en comfortabel te houden. Tijdens het fietsen door het landschap, vooral voor lange afstanden zoals de Elfstedentocht, biedt een goed passende zwarte sportlegging of fietsbroek met zeemleren padding extra comfort en ondersteuning. Voor uitdagende evenementen zoals obstacle runs, is het raadzaam om vochtafvoerende sportkleding te dragen die bestand is tegen modder en schuren. In de winter, bij het schaatsen, is het belangrijk om je warm te kleden met thermische sportkleding en laagjes om de kou te trotseren. Ongeacht de activiteit,moet je geschikte sportkleding dragen om optimaal te kunnen genieten van deze activiteiten in het prachtige Friesland.

Folsgare is een terpdorp dat is ontstaan in de Middeleeuwen. Het dorp heeft lang slechts een kleine kerkbuurt gehouden. Langs de Tsjaerddyk die naar Nijland leidde, stond al vroeg een flinke reeks boerenbedrijven. Ten zuiden van het dorp lag eveneens een groep boerderijen, maar die waren niet op het dorp gericht. De Folsgarer Opvaart bood een ontsluiting in zuidelijke richting om via de Oude Rijn verbinding te hebben met de Wymerts of Bolswardervaart aan de ene en met de Geeuw tussen Sneek en IJlst aan de andere kant. Met dit waterwegenstelsel waren de zuidelijke boerderijen, elk met een eigen opvaart, eveneens ontsloten. Op de kaart in de atlas van Schotanus uit 1716 is dat aangegeven. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788 niet veel: ‘een Dorp van middelbaaren omtrek en landeryen, doch gering van buurt: hetzelve bevat 20 stemdraagende plaatsen, en ligt in den hoek van gemelden Tjaarddyk, tusschen Nieuwland en Sneek. Weleer lag hier de State Walma. In 1498 werd hier de kerk met den toren afgebrand door de Soldaaten, die de Vetkooper Tjerk Walta had in ’t land gebragt; ook kwamen daarby twee huislieden om, die op den toren gevlugt waren.’ De middeleeuwse kerk is in 1875 door de huidige zaalkerk met driezijdige koorsluiting vervangen, maar de zadeldaktoren is mogelijk nog 13de-eeuws. De meeste oude dorpsbebouwing is te vinden aan de Tsjaerddyk. Het dorp is na de Tweede Wereldoorlog aanzienlijk uitgebreid, eerst met een oostelijk kwartier, later met een wijk aan de zuidzijde. In de landerijen rond Folsgare staan grote, soms monumentale boerderijen. Ten noorden van Folsgare ligt Tjalhuizum (Fr.: Tsjalhuzum), een buurschap van enkele boerderijen en een toren op een terp. Het heeft een verleden als middeleeuws terpdorp. De kerk is in 1823 afgebroken, maar de toren werd in 1871 nog geheel vernieuwd, een toren van drie geledingen en een ingesnoerde spits. Tussen Folsgare en Tjalhuizum is in het midden van de jaren vijftig het verzetsmonument van Wymbritseradiel opgericht: een wakkere haan op een hoge piloon.

Wanneer we het hebben over Friesland, dan denken we natuurlijk allemaal aan de Elfstedentocht. De laatste dateert alweer van 1997 en werd gewonnen door Henk Angenent. Toch heeft deze meest Noordelijke provincie ons nog zoveel meer te bieden dan alleen deze bekende ‘tocht der tochten’. Wat dacht je van een prachtige fietstocht door de natuur van Friesland? Niet voor niets trekt deze omgeving ieder jaar ontzettend veel toeristen uit eigen land, maar ook het buitenland. Wel is het belangrijk goed voorbereid op je fiets te stappen, aangezien er altijd iets kan gebeuren, zit je er niet op te wachten dat je straks ergens met een lekke band en zonder telefoon langs de kant van de weg staat. Daarom delen we 3 handige tips, die je fietstocht een stuk prettiger maken. Zorg voor een telefoon met navigatie Tegenwoordig hebben we bijna allemaal een elektrische fiets. Dat betekent dus ook dat een fietstocht van enkele tientallen kilometers geen enkel probleem meer is. De kans dat je dan dus ergens een keer verkeerd rijdt en aan de andere kant van een dorp of stad uitkomt, is aanwezig. Niet erg, maar wel handig om dan de beschikking te hebben over een telefoon met navigatie. Nu zullen de meesten dit wel hebben, maar is dit voor de mensen op leeftijd geen vanzelfsprekendheid. Om er dan toch voor te zorgen dat ze in ieder geval bereikbaar zijn, is het handig een eenvoudige telefoon bij zich te hebben. Via de vergelijkingssite Telefoon.nl kun je online gemakkelijk verschillende telefoons met elkaar vergelijken en een selectie maken op basis van budget en wensen. Zo hoef je natuurlijk niet met een nieuwe iPhone of Samsung op zak rond te fietsen, maar gaat het er vooral om dat je bereikbaar bent. Zorg voor wat eten en drinken Ondanks dat je op een elektrische fiets weinig tot geen inspanning hoeft te leveren, is het wel prettig om wat eten en drinken bij je te hebben. Allereerst natuurlijk in geval van nood, maar ook om ergens op een mooie plek even rustig te kunnen genieten van de natuur. Hoe leuk is het, om een thermoskan met koffie of thee mee te nemen en even rustig op een bankje te kunnen gaan zitten, terwijl je kijkt naar de natuur om je heen. Natuurlijk is het ook leuk om ergens in een dorp of stadje op een terras te gaan zitten, maar heeft de vrije natuur ook zo haar charme. Zorg er wel even voor dat je, wanneer je weer vertrekt, even achter je kijkt en je afval keurig meeneemt of in het geval er een afvalbak staat, het netjes weggooit. Neem een bandenplaksetje mee Het klinkt misschien wat cliché en de kans dat het gebeurt is niet heel groot, maar je zit er niet op te wachten dat je met een hele groep aan het fietsen bent en jij degene bent die zonder bandenplaksetje ineens met een lekke band langs de kant van de weg staat. Vooral niet wanneer jullie hebben gekozen voor een achteraf route, aangezien het dan vaak nog wel even duurt voordat je in de bewoonde wereld bent. Je kunt natuurlijk wel iemand van het thuisfront bellen of in het geval je een abonnement hebt voor pech onderweg de anwb bellen, maar heel prettig is het natuurlijk niet. Heb je nu een bandenplaksetje mee, dan kun je vaak gemakkelijk en snel je band plakken en weer rustig met de groep doorfietsen.

Franeker was vroeger het intellectuele centrum van Friesland. Het was vanaf 1585 een heuse universiteitsstad. De tweede notabene in Nederland boven de grote rivieren. Jan Hendrik Oort is geboren in Franeker. Hij was de ontdekker van de naar hem vernoemde Oortwolk. Een wolk van vele miljarden komeetachtige objecten rond het zonnestelsel. In 2018 is hij geeerd met een fontein die naast het belangrijkste monument van de stad staat opgesteld. Dit monument is de Martinikerk. Deze moet je van binnen zien als je in Franeker bent. Een tweede must in Franeker heeft te maken met de jaarlijkse PC-kaatswedstrijd. In Franeker bevindt zich het Sjûkelân, de heilige grond van het Friese kaatsen. Sinds 1853 wordt hier de PC (Permanente Commissie) gespeeld. Toeval of niet, in Franeker staat ook het vermaarde Planetarium van Eise Eisinga. Het is bijzonder dat je van een woonkamerplafond een toeristenattractie van wereldfaam kunt maken. Dat was overigens niet de gedachte van Eise Eisinga destijds, hij deed het uit hobby en als uitdaging van zijn intellect. Mooi dat het de tand des tijds heeft doorstaan. Nu staat het planetarium op de nominatie voor een UNESCO-werelderfgoed status en draagt het het "Koninklijk" predikaat. Tel hierbij op een monumentale stad met sfeervolle straatjes, grachtjes, winkels en winkeltjes, monumentale gebouwen en voldoende mogelijkheden om te eten, drinken en te slapen en je zou zeggen dat je volgende bestemming voor een korter of langer verblijf voor de hand ligt. Hieronder nog veel meer informatie over de Friese stad Franeker. Franeker was in de Middeleeuwen de belangrijkste stad van noordelijk Westergo. Veel belangrijke adellijke lieden stichtten in Franeker hun stinsen en staten. Albrecht van Saksen vestigde in 1498 vanuit Franeker zijn gezag. Op de Voorstraat torent het Martenahuis boven de overige bebouwing uit. De stadsstate is kort na 1498 gesticht door Hessel van Martena, de belangrijkste vazal van Albrecht van Saksen. De state bestaat uit twee vleugels, gemetseld van afwisselende lagen rode en gele baksteen met in de oksel een hoge, achtzijdige traptoren. Het Martenahuis is altijd deftig bewoond en het is ook lang het raadhuis geweest van de grietenij en plattelandsgemeente Franekeradeel die de stad omvatte. De Martenatuin is vooral in de vroege lente, als de stinsenflora in bloei staat, de moeite van een bezoek waard. Een kleine eeuw later (1585) stichtte stadhouder Willem Lodewijk van Nassau een universiteit in Franeker, na Leiden de tweede van de Republiek. Dat Franeker ook een gewone stad is laat het Waaggebouw uit 1657 zien. Het eenvoudige wit gepleisterde gebouw is thans de publieksingang van Museum ’t Coopmanshûs, dat is gevestigd in de twee representatieve professorenhuizen naast de Waag. Daar wordt onder meer de geschiedenis van de stad en van de Academie gepresenteerd. Franeker was de eerste Friese stad die na de Opstand een nieuw stadhuis bouwde en daarmee de toon zette voor de representatieve overheidsbouw. Franeker lijkt tussen 1591 en 1594 de eruditie van de academiestad in dit stadhuis te hebben willen uitdrukken. Op de hoek kwamen aan beide zijden hoge trapgevels. Op de plaats waar de vleugels elkaar sneden verrees een hoge, achtzijdige lantaarntoren. Het rijk versierde stadhuis is het werk van Franeker bouwmeesters en steenhouwers. Er zijn verder tal van bijzondere gebouwen aan de straten en grachten te vinden. In de Eise Eisingastraat is in 1910 een winkel in elegante Jugendstil ondergebracht in een pand met een halsgevel uit 1745. Achter het onmiddellijk hiernaast staande eenvoudige klokgeveltje is een waar wonder te vinden: het Planetarium van Eise Eisinga. De Franeker wolkammer, goed op de hoogte van de wis- en sterrenkunde, heeft de loop der planeten van ons zonnestelsel aanschouwelijk gemaakt. In 1781 was Eise zijn heelal aan de zoldering van zijn woonkamer gereed. Bij de bruggen van Eise Eisingastraat en Zilverstraat staat het kleine, uit 1634 daterende Korendragershuisje. Het Noorderbolwerk toont hoe Franeker vanaf ongeveer 1600 met hoge bolwerken werd beschermd. Daar bouwden welgestelde inwoners hun zomer- of theehuizen. De Martinikerk kwam in de 11de eeuw tot stand maar is vanaf 1421 vernieuwd en vergroot. Het is een pseudo-basiliek met een breed en hoog schip en aangekapte zijbeuken die zich rond het verhoogd liggende koor tot een omgang voortzetten. De grote toren heeft een ingesnoerde naaldspits. Inwendig is de Martinikerk zeer rijk bedeeld, vooral met een schat aan magnifieke zerkhouwkunst. Schuin tegenover de kerk staat het Klein Botnia-huis aan de Bredeplaats, een zaalstins uit de 15de eeuw. Er staat ook nog het wit gepleisterde Dekemahuis. Vóór de kerktoren is het Camminghahuis te vinden, een derde zaalstins en de oudste: er is muurwerk uit de 14de eeuw. Achter de Academiestraat staan de herinneringen aan de Franeker Universiteit. Om het binnenplein, ooit de ‘hortus botanicus’, staan indrukwekkende gebouwen. Het restant van het Kruisherenklooster, later verbouwd tot hoofdgebouw van de Academie en er tegenover de fraaie orangerie, het botanisch laboratorium. De heilige grond van de Friese kaatssport, het Sjûkelân, ligt in het westen, sinds 2003 geaccentueerd door twee frêle torens. Hier worden de belangrijkste wedstrijden van dit oude balspel gespeeld. Naast het goed onderhouden sportveld staat de oudste studentenkroeg van het land, de befaamde Bogt fen Guné. Tegen de zuidelijke rand van de binnenstad liep vanouds de voornaamste verkeersader, de Harlingertrekvaart, nu Van Harinxmakanaal. De stad heeft daar altijd profijt van gehad want bij het kanaal kwam veel bedrijvigheid. Maar de stad is er door belemmerd bij zijn stadsuitbreidingen. Die kwamen in een waaier om de noordelijke oude stadsranden.

Je keuken is meer dan alleen een plek om te koken; het is het hart van je huis. Ben je een echte thuiskok of houd je gewoon van gezelligheid? Met een keuken die perfect past bij al jouw wensen en behoeften, kook jij de sterren van de hemel! Een keuken op maat is hierdoor steeds populairder. Maar wat maakt een maatwerk keuken nou zo aantrekkelijk? Hieronder ontdek je alle voordelen van een op maat gemaakte ruimte bij jou in huis. Zo geniet jij binnenkort van de lekkerste diners. Perfecte vorm voor jouw ruimte in Friesland en omgeving Wil je bijvoorbeeld een keuken kopen in Friesland of omgeving? Dan ben je natuurlijk op zoek naar de perfecte vorm voor in jouw ruimte. In tegenstelling tot standaard keukens, die vaak moeten worden aangepast om in een specifieke ruimte te passen, wordt een maatwerk keuken vanaf het begin ontworpen met jouw ruimte in gedachten. Dit betekent dat elke centimeter optimaal wordt benut, ongeacht de vorm of grootte van je keuken. Bij een maatwerk keuken kun je rekening houden met diverse ruimtelijke uitdagingen, zoals schuine plafonds en muren of beperkte ruimte. Hierdoor krijg je niet alleen een keuken die er prachtig uitziet, maar ook een die perfect aansluit bij de indeling van je huis. Bij een perfecte aansluiting op de ruimte kun je bijvoorbeeld denken aan slimme opbergoplossingen voor moeilijk hoeken of keukenapparatuur die naadloos in het ontwerp worden geïntegreerd. Zo is het altijd een perfecte match! Volledig aan te passen aan je persoonlijke stijl Nog een groot voordeel van een keuken op maat is dat je deze volledig kunt aanpassen aan je persoonlijke stijl. Houd je van een strakke, moderne uitstraling of juist een warme, landelijke sfeer? Het is allemaal mogelijk voor je keuken op maat. Het zelf ontwerpen en creëren zorgt voor een keuken die past bij je eigen stijl en zorgt voor eindeloze mogelijkheden. Je hebt de volledige vrijheid om te kiezen uit materialen, kleuren en afwerkingen die aansluiten op jouw smaak en de rest van je interieur. Daarnaast kun je bij een maatwerk keuken ook specifieke details toevoegen die je keuken uniek maken. Denk aan handgrepen, een kookeiland of ingebouwde verlichting die de sfeer in je keuken bepaalt. Met maatwerk kun je jouw keuken een ruimte maken waar je met veel plezier tijd doorbrengt. Hoge kwaliteit en duurzaamheid met een ontwerp op maat in Friesland Een maatwerk keuken staat synoniem voor hoge kwaliteit en duurzaamheid. In tegenstelling tot ‘gewone’ keukens worden maatwerk keukens vervaardigd met de grootste zorg en aandacht voor detail. Dit vertaalt zich in het gebruik van hoogwaardige materialen en vakmanschap van ervaren professionals. Bij een keukenspecialist in de regio Friesland kun je volledig zelf het materiaal kiezen en samen een keuken realiseren die alleen de beste materialen bevat. Door te kiezen voor een maatwerk keuken van een Friese professional investeer je niet alleen in je huis, maar behoud je ook de handel in de regio. Uniek en exclusief design bij een keuken specialist In plaats van kiezen uit standaardmodellen, kun je bij een maatwerk keuken elk aspect van het ontwerp zelf bepalen. Dit betekent dat je een keuken kunt ontwerpen die volledig aansluit bij jouw smaak en de stijl van je huis.Met een maatwerk keuken heb je de vrijheid om te experimenteren met verschillende materialen, kleuren en afwerkingen. Je kunt kiezen voor bijzondere details, zoals op maat gemaakte kasten of speciaal geselecteerde werkbladen. Het resultaat is een keuken die een echte eyecatcher in je huis is met een exclusief uiterlijk! Maximale functionaliteit en waardevermeerdering Een maatwerk keuken wordt ontworpen met jouw specifieke behoeften en dagelijkse routines in gedachten. Van de indeling van de kasten en lades tot de plaatsing van de apparatuur, alles kan zo ontworpen worden dat het perfect aansluit bij je wensen. Verder kan een op maat gemaakte keuken aanzienlijk bijdragen aan de waardevermeerdering van je huis. Omdat deze keukens zijn ontworpen en gebouwd met hoogwaardige materialen, worden ze vaak gezien als een waardevolle investering. Potentiële kopers waarderen de unieke uitstraling die een maatwerk keuken aan een woning geeft, waardoor je huis aantrekkelijker wordt op de markt. Ervaar zelf de voordelen van een keuken op maat bij jou thuis in Friesland en omgeving! Een keuken op maat biedt dus talloze voordelen die verder gaan dan alleen het uiterlijk. Je kunt optimaal gebruik maken van de beschikbare ruimte, een ontwerp creëren dat volledig aansluit bij jouw persoonlijke stijl en profiteren van de hoge kwaliteit en duurzaamheid die alleen vakmanschap kan bieden. Bovendien zorgt een maatwerk keuken voor maximale functionaliteit in het dagelijks gebruik en draagt het bij aan de waardevermeerdering van je huis. Het zorgt ervoor dat je jarenlang kunt genieten van een ruimte die perfect aansluit bij je leven en dat jij dag in dag uit weer geniet van je op maat gemaakte keuken in Friesland! 

Friesland, de noordelijke provincie van Nederland, biedt ontzettend veel mogelijkheden voor een gezellig dagje uit. Het leuke aan Friesland, is dat er voor iedereen wat te doen is. Dus of je nu wilt genieten van een stukje cultuur, gewoon wilt struinen door de stad of het Friese water op wilt, het kan allemaal! Omdat we natuurlijk wel willen dat je het maximale uit je dag haalt, hebben we een aantal tips voor je! Dus ben je van plan om een dagje naar Friesland te gaan, neem deze tips dan zeker mee. Neem een goede tas mee De eerste tip die we je willen meegeven, is het meenemen van een goede tas. Natuurlijk gaan we hierna verder met tips over Friesland zelf, maar willen we je deze wel even meegeven. Een goede tas is namelijk ontzettend belangrijk, zodat je je spullen makkelijk en veilig mee kunt nemen. Met een goede tas van Travelbags hoef je namelijk niet bang te zijn dat je last krijgt van je schouders of nek en weet je zeker dat je spullen droog en beschermd zijn, mocht er onverhoopt iets gebeuren. Vooral als je in de zomermaanden gaat, is het wel fijn dat je je beide handen vrij hebt en dus niet na hoeft te denken waar je je spullen laat. Cultuur en geschiedenis Wanneer je naar Friesland gaat, is het wel leuk om niet alleen rond te struinen, maar ook even wat cultuur en geschiedenis te bekijken. Wat dacht je van een bezoekje aan de hoofdstad Leeuwarden, daar waar het eigenlijk allemaal is begonnen. Hier vind je het bekende ‘Fries’ museum waar je niet alleen alles leert over de echte Friese tradities, maar je ook een deel van de Friese kunst kunt bewonderen. Daarnaast kenmerkt Leeuwarden zich ook door de vele gezellige straatjes, waar je heerlijk kunt snuffelen in allerlei kleine boetiekjes. Omdat een dagje Friesland natuurlijk niet compleet is zonder een hapje en een drankje, kun je bij een van de vele restaurantjes ook heerlijk eten. Genieten van de natuur Waar de een het liefst de hele dag shopt, geniet de ander het liefst van de natuur. Ook hiervoor ben je in Friesland helemaal op je plek! Friesland heeft namelijk verschillende mooie natuurgebieden, waar je zowel kunt wandelen als fietsen. Ons advies is om lekker een fiets te huren of natuurlijk die van jezelf mee te nemen, zodat je door de natuur kunt fietsen, maar ook door de verschillende omliggende dorpjes. Als je het ons vraagt, dan is Nationaal Park De Alde Feanen een absolute aanrader voor wanneer je een echte natuurliefhebber bent. Geniet van het water Friesland staat natuurlijk niet voor niets bekend als het watersportparadijs van Nederland. Zo zijn er dus ontzettend veel mogelijkheden om bijvoorbeeld in de zomermaanden te gaan zeilen, maar je kunt ook kiezen voor een rustige rondvaart over het water, zodat je heerlijk kunt genieten van de natuur en het zonnetje. Hoe leuk is het om bijvoorbeeld gezellig met het hele gezin een duik te nemen in het water wanneer de temperatuur dit toelaat? Kortom, Friesland heeft mogelijkheden genoeg.

Nu de lente officieel van start is gegaan, jeuken onze handen om weer in de tuin aan het werk te gaan. De komst van een nieuw seizoen, betekent echter ook dat er een nieuw groeiseizoen ontstaat. Je ziet het al als je naar buiten kijkt. Bloemen en planten worden weer groen, de eerste bloesem verschijnt weer aan de bomen en misschien heb je zelfs al de eerste onkruid in je (voor)tuin gespot. Dit is dan ook het perfecte moment om je tuin weer gereed te maken voor een mooi seizoen. Maar waar begin je? Waar moet je op letten als je gaat tuinieren in de lente? Met de volgende vier handige tuintips lukt het je zeker om deze wensen te verwezenlijken. 1. Nieuwe planten Kan de tuin wel wat meer groen gebruiken? En overweeg je nieuwe planten in de tuin te plaatsen? Houd dan rekening met het weer. Over het algemeen wordt aanbevolen om zomerplanten pas half mei te planten. Dan is de kans op nachtvorst zo goed als nihil. Tot die tijd kan het Nederlandse weer nog erg wisselwallig zijn en in de nachten soms nog ongelooflijk koud. Hoewel een enkele keer vorst niet per se hoeft te betekenen dat nieuwe planten niet meer opkomen, kan het er wel voor zorgen dat ze minder goed bloeien omdat er toch wat schade aan de wortelen is ontstaan. Heb daarom geduld en wacht het juiste moment af voordat je inslaat bij devakhandel. 2. Haal planten uit hun winterslaap Hebben sommige planten binnen in het donker gestaan gedurende de winter? Dan is eind maart al het moment om ze uit hun winterslaap te halen. Houd hierbij wel rekening met de plek waar je ze plaatst. Kiest voor een plekje waar ze van veel zon mogen genieten en waar het zo vorstvrij mogelijk blijft. Op die manier wek je ze voorzichtig en zullen ze langzaam alweer beginnen met groeien. Je kunt ze vanaf half mei ook weer lekker naar buiten verplaatsen. 3. Welke planten moeten al verpot worden? De lente is ook elk jaar weer een goed moment om te onderzoeken welke planten verpot moeten worden. Potplanten moeten in hun leven meerdere keren verpot worden om in optimale conditie te blijven. Bij jonge planten geldt dat dit jaarlijks moet gebeuren. Voor oudere planten is het voldoende om dit eens in de twee á drie jaar te doen. Je merkt snel genoeg wanneer planten verpot moeten worden. Op dat moment zullen ze namelijk minder goed gaan groeien en er soms zelfs minder gezond uit gaan zien. Het belangrijkste signaal is toch wel wanneer de wortelkluit simpelweg te groot wordt voor de pot. Dan zit er niets anders op dan de plant te verpotten. Je zult merken dat de plant het dan binnen de kortste keren weer uitstekend zal doen. Let wel op dat je de juiste pot kiest. Het materiaal zegt veel over hoe je deze moet onderhouden, maar ook hoe de conditie van de plant zal zijn. 

Friesland, een prachtige provincie in het noorden van Nederland, staat bekend om zijn uitgestrekte meren, weelderige groene landschappen en een rijke geschiedenis. Een van de meest intrigerende aspecten van deze provincie zijn de historische stadjes die verspreid liggen in het Friese landschap. Deze pittoreske stadjes ademen geschiedenis en cultuur en bieden een unieke kijk op het verleden van Friesland. In dit artikel nemen we je mee op een reis door de historische stadjes van Friesland en ontdekken we de verborgen schatten van deze betoverende regio. De geschiedenis van Friesland Voordat we dieper ingaan op de historische stadjes, is het belangrijk om te begrijpen dat Friesland een lange en fascinerende geschiedenis heeft. Het is een van de oudste provincies van Nederland en heeft zijn eigen taal, tradities en cultuur. De Friezen staan bekend om hun onafhankelijkheidsgeest en hebben door de eeuwen heen veel tumultueuze periodes meegemaakt. Leeuwarden - De Friese Hoofdstad Leeuwarden, de hoofdstad van Friesland, is een stad die doordrenkt van geschiedenis. Het is de geboorteplaats van de beroemde Nederlandse schilder M.C. Escher en heeft een prachtig historisch centrum dat dateert uit de middeleeuwen. De stad biedt een schat aan musea, waaronder het Fries Museum, waar je meer te weten kunt komen over de rijke cultuur en geschiedenis van de regio. Ook biedt Leeuwarden veel werkgelegenheid in vele sectoren. Heb je bijvoorbeeld interesse in lean consultancy of maritiem projectmanagement? Dan zou je ook in Friesland een leuke baan in deze sector kunnen vinden. Harlingen - Poort naar de Waddenzee Harlingen is een charmant stadje aan de Waddenzee en staat bekend om zijn historische grachten en prachtige grachtenpanden. Het is tevens de belangrijkste haven van Friesland en vertegenwoordigt de rijke maritieme geschiedenis van de provincie. Franeker - De Academische Schat Franeker herbergt de voormalige Universiteit van Franeker, een van de oudste universiteiten in Nederland. Het stadje ademt een intellectuele sfeer uit en heeft een schitterend bewaard gebleven observatorium dat getuigt van de wetenschappelijke vooruitgang in de 18e eeuw. Hindeloopen - Kunst en Ambacht Hindeloopen is een stadje dat bekend staat om zijn unieke schilderkunst en ambachtelijke tradities. De schilderstijl van Hindeloopen is wereldberoemd en wordt gekenmerkt door kleurrijke en gedetailleerde motieven. De Charms van Sneek en Sloten Sneek en Sloten zijn twee andere historische stadjes in Friesland die het ontdekken waard zijn. Sneek staat bekend om zijn watersportmogelijkheden en heeft een levendig centrum met talloze winkels en restaurants. Sloten, daarentegen, is een van de kleinste stadjes van Nederland en wordt omgeven door schilderachtige grachten. De Schoonheid van Bolsward en Workum Bolsward en Workum zijn twee stadjes die gekenmerkt worden door hun prachtige kerken en historische gebouwen. Bolsward heeft een van de mooiste stadhuisgebouwen in Nederland, terwijl Workum bekend staat om zijn indrukwekkende Sint-Gertrudiskerk. De Verrassingen van Dokkum en Stavoren Dokkum is een stadje dat rijk is aan geschiedenis en staat bekend om zijn prachtige vestingwerken en kerken. Stavoren, aan de andere kant, is de oudste stad in Friesland en heeft een rijke maritieme geschiedenis. De historische stadjes van Friesland bieden een betoverende kijk op de rijke geschiedenis en cultuur van deze provincie. Van Leeuwarden tot Stavoren, elk stadje heeft zijn eigen unieke charme en verhaal te vertellen. Een bezoek aan deze historische stadjes is als een reis terug in de tijd, waar je kunt genieten van de schoonheid en de erfenis van Friesland.

Fietsen is een van de meest toegankelijke en effectieve manieren om zowel fysiek als mentaal gezond te blijven. Regelmatig fietsen bevordert de cardiovasculaire gezondheid, versterkt spieren en botten, en helpt bij gewichtsverlies. Daarnaast vermindert het het risico op chronische ziekten zoals diabetes type 2 en hart- en vaatziekten. Fietsen stimuleert ook de aanmaak van endorfines, wat bijdraagt aan een beter humeur en minder stress. Een bijkomend voordeel van fietsen is dat het weinig belastend is voor de gewrichten in vergelijking met hardlopen of andere high-impact sporten. Dit maakt het een ideale activiteit voor mensen van alle leeftijden, inclusief ouderen en degenen die herstellen van blessures. Bovendien kan fietsen in een rustige omgeving, zoals parken of langs waterwegen, zorgen voor mentale ontspanning en een gevoel van welzijn. Naast de fysieke voordelen biedt fietsen ook tal van maatschappelijke voordelen. Het vermindert verkeersopstoppingen, luchtvervuiling en geluidsoverlast in stedelijke gebieden. Door vaker de fiets te pakken in plaats van de auto, draag je bij aan een schonere en gezondere leefomgeving. Dit maakt fietsen niet alleen goed voor jou, maar ook voor de gemeenschap als geheel. De voordelen van elektrisch fietsen Minder inspanning, meer plezier Elektrisch fietsen biedt dezelfde gezondheidsvoordelen als traditioneel fietsen, maar met minder inspanning. Dit kan vooral aantrekkelijk zijn voor mensen die fysieke beperkingen hebben of die lange afstanden moeten afleggen. Een elektrische heren fiets, zoals die aangeboden door Amslod, zorgt ervoor dat je langere ritten kunt maken zonder uitgeput te raken. De trapondersteuning helpt je om heuvels en tegenwind gemakkelijker te overwinnen, wat ervoor zorgt dat je meer kunt genieten van je rit. Bovendien maakt elektrisch fietsen het mogelijk om frequenter en consistenter te fietsen, zelfs als je weinig tijd hebt of na een lange werkdag moe bent. De drempel om op de fiets te stappen wordt lager, wat resulteert in een actievere levensstijl. Elektrische fietsen kunnen ook een uitstekend alternatief zijn voor woon-werkverkeer, waardoor je stressvolle autoritten kunt vermijden en tegelijkertijd aan je dagelijkse bewegingsbehoefte voldoet. Geschikt voor alle leeftijden Een ander groot voordeel van elektrisch fietsen is dat het geschikt is voor mensen van alle leeftijden en fitnessniveaus. Oudere volwassenen of mensen met gezondheidsproblemen kunnen profiteren van de extra ondersteuning die elektrische fietsen bieden. Dit maakt het mogelijk om actief te blijven zonder overbelasting of blessures te riskeren. Voor jongere mensen kan een elektrische fiets een milieuvriendelijk alternatief zijn voor scooters of auto's, vooral in stedelijke gebieden waar parkeren moeilijk en duur kan zijn. Daarnaast moedigt elektrisch fietsen intergenerationele activiteiten aan. Gezinnen kunnen samen langere fietstochten maken zonder dat iemand achterblijft of zich overmatig inspant. Dit bevordert niet alleen fysieke activiteit maar versterkt ook familiebanden en creëert gezamenlijke herinneringen. Tips voor het kiezen van de juiste elektrische fiets Het kiezen van de juiste elektrische fiets kan overweldigend zijn door het brede scala aan beschikbare opties. Het is belangrijk om eerst te bepalen waarvoor je de fiets voornamelijk gaat gebruiken: woon-werkverkeer, recreatief rijden of lange afstandstochten. Voor dagelijks gebruik in de stad is een compacte en lichtgewicht model ideaal, terwijl voor lange ritten op verschillende terreinen een robuustere fiets met krachtige motor en grotere accu beter geschikt kan zijn. Let bij de aanschaf ook op de positie van de motor. Elektrische herenfietsen kunnen een motor hebben in het voorwiel, achterwiel of middenmotor. Elk type heeft zijn eigen voordelen; bijvoorbeeld, een middenmotor biedt een betere gewichtsverdeling en natuurlijke rijervaring, terwijl een achterwielmotor vaak krachtiger is en geschikt voor heuvelachtig terrein.Daarnaast spelen comfort en veiligheid een grote rol bij het kiezen van de juiste fiets. Kijk naar functies zoals verstelbare zadel- en stuurhoogtes, goede vering en kwalitatieve remmen. Probeer verschillende modellen uit om te zien welke het beste bij je past. Merken zoals Amslod bieden vaak mogelijkheden voor proefritten, zodat je zeker weet dat je de juiste keuze maakt. Waar moet je op letten bij de aankoop Bij de aanschaf van een elektrische heren fiets zijn er verschillende factoren om rekening mee te houden. Ten eerste is het belangrijk om het bereik van de accu te controleren; dit geeft aan hoe ver je kunt rijden op één lading. Een grotere accu betekent meestal een langer bereik, wat handig is voor langere ritten zonder tussentijds opladen. Kijk ook naar de garantie- en serviceopties die worden aangeboden door de fabrikant of verkoper. Een betrouwbare serviceafdeling kan veel problemen voorkomen en zorgt ervoor dat eventuele reparaties snel worden uitgevoerd. Merken zoals Amslod staan bekend om hun uitstekende klantenservice en uitgebreide garantievoorwaarden, wat extra zekerheid biedt bij je aankoop. Tot slot is het waardevol om klantrecensies te lezen en ervaringen van andere gebruikers te bekijken. Dit kan inzicht geven in de prestaties en betrouwbaarheid van verschillende modellen in de praktijk. Een goed beoordeelde fiets zoals die van Amslod kan wijzen op tevreden klanten en betrouwbare kwaliteit.

Veenklooster is een streekdorp met in het midden een brinkachtige ruimte. De nederzetting heeft nooit een kerk gehad, maar de ontwikkeling hangt wel samen met een kloosterstichting. Het is ontstaan bij een kruising van wegen van en naar Kollum, Oudwoude, Kollumerzwaag en Twijzel. In de 11de of 12de eeuw is het gebied in cultuur gebracht. In de 13de eeuw stichtten de premonstratenzers er vanuit Dokkum het vrouwenklooster De Olijfberg, waarvan de eerste vermelding in 1287 bekend is en waarvan het grondbezit dankzij legaten groeide tot ongeveer 245 ha. Het klooster is in 1579 verlaten en in 1644 kwamen de restanten van de gebouwen en de landerijen in het bezit van de familie Van Fogelsangh. Zij stichtte op de kloosterterreinen een state die nog steeds het middelpunt van de nederzetting is. De monumentale, neoclassicistische boerderijen, de personeelsonderkomens in chaletstijl en het statige ‘Lyts Slot’ die bij de state horen, staan rond en ten (noord)oosten van de state. Ten westen daarvan ontwikkelde zich een kleinschalige bebouwing rond de brinkruimte en langs de wegen naar Kollumerzwaag en Twijzel. In de bebouwing zijn vriendelijke huisjes en woudboerderijtjes uit voornamelijk de 19de eeuw en een herberg die tot een grote en drukke dancing is uitgebouwd. Fogelsanghstate is een landhuis dat in het midden van de 17de eeuw is gebouwd, omstreeks 1734 met een beuk vergroot en aan het einde van de 18de eeuw van een nieuwe gevel met pilasters is voorzien. Met het oog op een koninklijk bezoek is de state in 1873 verhoogd en gepleisterd. Het landhuis heeft een museumfunctie. Eromheen en erachter ligt een van de uitgestrektste parken van Friesland. In de 18de eeuw had het een barokaanleg. Lucas Roodbaard heeft er in de eerste helft van de 19de eeuw in verschillende fasen een landschapspark van gemaakt met afwisselend parkachtig en bosachtig karakter. Er zijn allerlei verrassingen te vinden: driewegbruggetje, ijskelder, kluizenarij, een zeer hoge heuvel met grote theekoepel bij een ruim hertenkamp. Vooral de vijverpartij is fascinerend.

Of je nu een zakelijke presentatie geeft, een lezing verzorgt of een evenement organiseert in Friesland, het gebruik van de juiste audiovisuele hulpmiddelen kan het verschil maken tussen een gewone en een memorabele ervaring. In dit artikel delen we tips om je presentatie naar een hoger niveau te tillen met behulp van moderne technologie. Kies de juiste apparatuur Het selecteren van de juiste apparatuur is belangrijk voor een succesvolle presentatie. Een van de belangrijkste elementen is een goede projector ofwel een beamer en een kwalitatief projectiescherm. Als je overweegt om een beamer scherm huren is dat een uitstekende optie voor eenmalige evenementen of als je verschillende locaties gebruikt. Naast visuele apparatuur is ook goede audioapparatuur noodzakelijk. Zorg voor een duidelijk geluid met microfoons en luidsprekers die passen bij de grootte van je ruimte en publiek. Optimaliseer je presentatieruimte De inrichting van je presentatieruimte speelt een grote rol in hoe je boodschap overkomt. Moderne presentaties maken vaak gebruik van technologie, en de beschikbaarheid daarvan in de presentatieruimte moet niet onderschat worden. Zorg ervoor dat er voldoende stopcontacten zijn, dat de benodigde audiovisuele apparatuur goed werkt en dat het internet snel genoeg is. Vergeet ook niet om back-up oplossingen voor eventuele technische problemen te overwegen. Een ruimte met goede akoestiek helpt ervoor te zorgen dat je boodschap helder en duidelijk overkomt. Kies de juiste microfoons, luidsprekers en eventueel geluidsisolatie indien nodig. Maak indruk met professionele presentatietechnieken Met de juiste apparatuur in een optimale ruimte, is het tijd om je presentatievaardigheden te verfijnen. Als je PowerPoint gebruikt, presenteer dan heldere, overzichtelijke dia’s/slides met relevante afbeeldingen en grafieken. Vermijd te veel tekst op één slide. Maak ook gebruik van interactieve elementen zoals polls of Q&A-sessies om je publiek betrokken te houden. Huur vs. koop: Wat is de beste optie voor jou? Voor veel presentatoren en organisatoren is de keuze tussen huren en kopen van apparatuur een belangrijke overweging. Huren biedt flexibiliteit en toegang tot de nieuwste technologie zonder grote investeringen. Het is ideaal voor incidentele gebruikers of bij wisselende locaties. Kopen kan voordelig zijn als je regelmatig presentaties geeft op dezelfde locatie. Overweeg de frequentie van gebruik, opslagmogelijkheden en je budget bij deze beslissing. Voor het huren of kopen van hoogwaardige presentatieapparatuur is The Next Shop is een betrouwbare partner. Praktische tips voor een vlekkeloze presentatie Tot slot enkele praktische tips om je presentatie soepel te laten verlopen. Test alle apparatuur ruim van tevoren en heb een back-upplan. Zorg voor de juiste adapters en kabels, vooral als je je eigen laptop gebruikt. Arriveer op tijd om alles rustig op te kunnen zetten en eventuele problemen op te lossen. Heb een digitale én fysieke kopie van je presentatie bij de hand. Zorg ook voor een afstandsbediening om gemakkelijk door je slides te navigeren. Maak van elke presentatie een succes Met de juiste voorbereiding en apparatuur kun je van elke presentatie een succes maken. Of je nu een zakelijke bijeenkomst leidt, een workshop geeft tijdens een Fries evenement, of een grote conferentie organiseert, deze tips helpen je om je boodschap effectief over te brengen. Investeer in kwaliteit, bereid je goed voor, en laat je publiek onder de indruk achter met een professionele en vlekkeloze presentatie.

Ondernemen in Friesland kan een prachtige ervaring zijn. Het Friese landschap straalt rust uit, en de cultuur van de provincie staat voor samenwerking en no-nonsense. Maar zoals in elke provincie, is ondernemen niet zonder uitdagingen. Verzuim is het perfecte voorbeeld van een complexe uitdaging voor ondernemers. Gezonde werknemers maken een gezond bedrijf. Verzuim verminderen of zelfs voorkomen is belangrijk om je bedrijf gezond te houden, maar dat is nou niet bepaald een makkie. Hoe pak je dat aan in Friesland? Met een paar strategische maatregelen houd je de boel draaiende en voorkom je dat verzuim jouw bedrijf beschadigt. Voorkomen is beter dan genezen Verzuim voorkomen is natuurlijk de perfecte oplossing. Idealiter wil je natuurlijk dat het zo min mogelijk voorkomt in je bedrijf. Als werkgever kun je de mentale en fysieke gezondheid van je personeel maken of breken. Wat denk je van korting op een sportschool abonnement of een gezellige wandeling in de pauze? Genoeg bewegen is superbelangrijk voor de gezondheid. En een goed gevulde fruitmand op kantoor kan ook geen kwaad. Vergeet ook niet om een vinger aan de pols te houden qua mentale gezondheid. Ligt er veel druk op je medewerkers? Zorg dan dat ze ook af en toe een pauze nemen om even af te schakelen. Door het aanbieden van preventieve programma's laat je zien dat je geeft om je werknemers, en dat verlaagt de kans op langdurig verzuim aanzienlijk. Goede communicatie is het halve werk Een veelvoorkomende oorzaak van verzuim is slechte communicatie binnen een bedrijf. Werknemers voelen zich niet gehoord, stress bouwt zich op, en voor je het weet zit je met een ziekmelding die je niet zag aankomen. Dit kan voorkomen worden door regelmatige en open communicatie. Plan regelmatig gesprekken in met je medewerkers, waarin er ruimte is om zaken te bespreken die eventueel knellen. Het gaat niet alleen om de werkdruk, maar ook om hoe ze zich voelen op hun werkplek. Zorg voor een goed verzuimprotocol Geen enkel bedrijf kan volledig verzuim voorkomen, maar wat je wél kunt doen, is zorgen dat je voorbereid bent als het gebeurt. Een waterdicht verzuimprotocol is essentieel om verzuim effectief te managen. Maak duidelijke afspraken over wat er van iedereen verwacht wordt bij een ziekmelding, zowel van jou als werkgever als van de werknemer. Hier hoort natuurlijk ook een verzuimverzekering bij. Het belang van een gezonde bedrijfscultuur Een werkplek waar je medewerkers zich veilig en fijn voelen is een van de beste manieren om verzuim te voorkomen. Medewerkers die zich niet prettig voelen op het werk, melden zich sneller ziek. Dat is ook logisch. Laat zien dat je echt luistert naar je personeel en dat ze echt gewaardeerd worden in je bedrijf. Zorg voor erkenning van het harde werk dat je medewerkers leveren. Een compliment op zijn tijd, een bedankje na een drukke week, of een extraatje zoals een teamuitje of een vrijdagmiddagborrel kan wonderen doen voor de moraal. Verzuim aanpakken op een slimme manier Verzuim kan echt heel veel impact hebben op je bedrijf. Je team is de drijvende motor achter je bedrijf. Als je geen goed team hebt, is het runnen van een succesvol bedrijf heel erg lastig. Voorkomen is beter dan genezen en met een paar goede initiatieven kun je heel veel verschil maken. Zorg ervoor dat je bedrijf een fijne plek is om te werken en houd goed contact met je medewerkers, geef ze de kans om hun mening te uiten en doe hier ook echt wat mee. Dus waar wacht je nog op? Begin vandaag nog met het versterken van je verzuimaanpak!

Drachten is met zijn kleine 50.000 inwoners best wel een grote plaats voor Friese begrippen. Het heeft geen formele stadsrechten dus maakt geen deel uit van de Friese Elfsteden. Ter compensatie wordt het ook wel een Vlekke genoemd, net als Heerenveen en Joure. Maar Drachten ontbeert historisch erfgoed. In het kader van de vooruitgang is in de tweede helft van de twintigste eeuw het meeste aan monumentale gebouwen en structuren gesloopt en vervangen. De gemeente Smallingerland schakelde destijds het architectenbureau Van den Broek en Bakema in om de snelle groei van Drachten ruimtelijk in goede banen te leiden. Dit architectenbureau had naam gemaakt als gespecialiseerd in wederopbouw na de tweede wereldoorlog. Ik bedoel maar. Weinig herinnert nu dus nog aan het oude Drachten. Er resteert een handjevol monumentale gebouwen zoals het Bleekerhûs, de Papagaaienbuurt, het Lyceum en het Karmel klooster. Desondanks zit Drachten niet bij de pakken neer en heeft het al jaren de weg naar boven gevonden. De vermaledijde jaren-tachtig promenades zijn  gekomen en gegaan. De gedempte Drachtstervaart is ten dele weer geopend met aan het hoofd een niet te missen "stadscarillon" met opschrift. Er is een fraai stadsplein met restaurants en terrassen. En een "brink" met monumentale plataan met een verhaal. Naast al dit moois is er ook een monumentaal busstation. Daar was ik me eigenlijk niet van bewust tot op een avond tijdens het lichtfestival "Licht op Drachten". Na afloop, tijdens het napraten in De Lawei, merkte ik op dat het busstation wel een van de mooiste composities van licht en schaduw liet zien. Zeker met die twee strategisch geplaatste fietsen als rekwisiet. Geintje natuurlijk, het busstation maakte geen deel uit van het lichtfestival. Maar dat had zomaar gekund. Voor mij is het in ieder geval een eye-opener geweest. Er is alweer een monumentaal stukje Drachten bijgekomen.

Een boot is een geweldig bezit waarmee veel emoties gemoeid zijn. Tijdens lange reizen vormt een boot uw huis, maar ook voor dagtripjes is een goede boot goud waard. De koop of verkoop van een zeilboot of motorjacht is geen dagelijkse kost. Als u de begeleiding in handen geeft van een betrouwbare jachtmakelaar, dan scheelt dat veel zorgen. Een goede jachtmakelaardij is betrokken, eerlijk en duidelijk, zodat u uw vaardromen met plezier realiseert. De juiste jachtmakelaardij vinden Er komt veel bij kijken als u een boot of jacht wil verkopen of kopen. Daarom is het een goed idee om eens kijken welke botenmakelaars er zijn, zodat u ze kunt vergelijken. Door met verschillende makelaars af te spreken, merkt u of u een klik voelt. Een makelaar die veel klanten positief beoordelen vanwege de prettige en soepele afhandeling, is jachtmakelaar Yachting Company. Vrijwel alle schepen uit het aanbod van deze makelaar zijn vooraf gekeurd door een onafhankelijke expert. Dit keuringsrapport is door internationale klanten in het Engels te downloaden. Mariëlle Bekx en Stephan Hagethorn van Yachting Company Muiderzand houden van een persoonlijke benadering en hebben na 25 jaar ervaring met het vak een groot netwerk. Deze professionals werken accuraat en snel. Zij hebben diverse bemiddelingsmogelijkheden voor zeilboten, motorboten, tenders en luxe sloepen. Jacht kopen: zorg voor goede informatie Zijn vaarvakanties uw droom en verheugt u zich op het verkennen van de Middellandse Zee, sfeervolle meren of de Amsterdamse grachten? Een jacht kopen is een spannende activiteit. Hierbij is een belangrijk uitgangspunt dat u goed geïnformeerd bent. Met een keuringsrapport heeft u vooraf al zekerheid over de technische staat. Zo maakt u niet voor niets een afspraak voor een bezichtiging. Of u nu een zeil- of motorjacht gaat kopen, Yachting Company Muiderzand werkt kleinschalig en flexibel. Zowel de klant als de boot krijgen de volle aandacht. YCM heeft veel kennis van boten en van de markt en helpt u om de boot te vinden die bij uw wensen past. Zoals een sierlijke, met vakmanschap gemaakte Zinder van het Nederlandse Zinderboats. Hiermee gaat u ontspannen het gevoel van vrijheid tegemoet. Bemiddelingsopties om uw boot te verkopen Uw boot verkopen via Yachting Company Muiderzand kan via drie bemiddelingsmethoden. De web only-optie is een voordelige service vanaf € 499,-. Hierbij denkt de botenmakelaar mee met uw wensen en heeft u met minimale kosten een maximaal bereik. Bij een 180 graden-opdracht verkoopt YCM uw jacht vanuit uw eigen ligplaats tegen een zeer scherp courtagetarief en blijft u gewoon varen. Bij een 360 graden-opdracht krijgt u full service en ligt uw boot in de verkoophaven op een locatie van het hoogste niveau, Marina Muiderzand in Almere. YCM heeft zowel ligplaatsen op de wal (klanten kunnen zo meteen het onderwaterschip zien) als in het water. Jachtbemiddelaar met een internationale klantenkring Mariëlle Bekx en Stephan Hagethorn hebben een goede reputatie en werken samen met diverse (internationale) verkoopsites, zoals YachtWorld. Deze internationale site is niet toegankelijk voor particulieren, maar wel voor jachtmakelaars. Bij meer dan de helft van de schepen waarbij Bekx en Hagethorn betrokken zijn gaat het om een internationale verkoop. Het is bij Yachting Company Muiderzand bovendien mogelijk om de voortgang van de verkoop van uw schip digitaal te volgen. Kleine details maken een groot verschil Of u nu uitkijkt naar ontspannende dagen op het water of naar lange vaarvakanties, het is belangrijk dat u uw droom kunt waarmaken. Een goede begeleiding bij de aankoop of verkoop van uw jacht is hiervoor essentieel. Yachting Company Muiderzand staat bekend om zijn betrokkenheid, transparantie en een initiatiefrijke hands-onmentaliteit. Deze makelaar heeft veel oog voor detail en beheerst diverse buitenlandse talen. Daarbij profiteert u van een prachtige verkooplocatie aan open water in het hart van Nederland. Kopers en verkopers van een jacht zijn dus in goede handen bij deze jachtbemiddelaar. Bekijk het jachtaanbod en neem vrijblijvend contact op voor informatie!

Voor gezinnen met jonge kinderen is het vaak de vraag wat voor soort bedden er aanwezig zijn als ze een accommodatie zoeken. Dit is namelijk heel bepalend voor de indeling van de kamers als je ergens gaat slapen met kinderen. Ouders van jonge gezinnen gaan dat zeker herkennen. Om hier een goede afweging in te maken geven veel sites hier ook informatie over. Zodat je altijd een weloverwogen keuze kunt maken. Als het aankomt op de keuze voor de accommodatie zijn de aanwezige kinderbedden natuurlijk niet de enige afweging die je hebt. Er zijn veel zaken waar jonge gezinnen een keuze op baseren. Je hebt speciale huizen die helemaal ingericht zijn op kinderen. Zodat je zo weinig mogelijk spullen van huis hoeft mee te nemen. We beschrijven hier nog een aantal zaken die belangrijk zijn als je een accommodatie gaat boeken. Zodat je zelf een goede keuze kunt maken als je een huisje boekt voor bijvoorbeeld een week weg met het gezin. Locatie van de accommodatie Zoals aangegeven is de aanwezigheid van bijvoorbeeld een peuterbed of een compleet kinderbed huisje belangrijk als je iets gaat boeken. De locatie van accommodaties zijn ook heel bepalend in de keuze. We zien dat gezinnen die in de stad wonen vaak kiezen voor een locatie in de natuur. Zodat ze dan echt een andere beleving van de omgeving hebben dan normaal gesproken in de stad. Andersom zien we dan weer dat families van het platteland graag een huisje boeken in een omgeving waar meer te beleven is. Dat hoeft niet midden in het centrum te zijn. Wel is het belangrijk dat er veel te doen is in de directe omgeving. Dat zou ook zo kunnen zijn voor de gezinnen uit de stad natuurlijk. Echter is dit niet wat de onderzoeken laten zien. Een van de afwegingen is de locatie. Waarbij uit onderzoek ook is gebleken dat de periode waarvoor de accommodatie geboekt wordt ook bepalend is. Tijdens de zomer zijn er andere zaken belangrijk dan bijvoorbeeld in de winter. In de zomer zien we veel meer boekingen bij de kust. In de herfst en winter gaat het veel meer om boekingen in bosrijke omgeving. Activiteiten op het park Naast de locatie van het park zijn de activiteiten natuurlijk heel erg belangrijk. Zeker voor jonge gezinnen maakt dit wel echt het verschil. De basis in het huisje moet op orde zijn. Met alle zaken die nodig zijn om goed een week op een locatie te kunnen verblijven. Denk hierbij aan het juiste bed, spullen die nodig zijn met kinderen en natuurlijk alle huishoudelijke apparaten die je nodig hebt tijdens een verblijf van een week. Vervolgens ga je kijken naar alle activiteiten die er op het park zijn. Voor kinderen is het belangrijk dat er veel georganiseerd wordt. Stiekem is dit voor de ouders natuurlijk ook belangrijk. Veel jonge gezinnen gaan daarom op zoek naar de activiteiten die er zijn. Maar de begeleiding van deze activiteiten zou hier wel een bepalende rol in kunnen spelen. 

We brengen veel tijd door in onze slaapkamer, dus het is belangrijk om een gezellige en comfortabele omgeving te creëren waarin we kunnen ontspannen en tot rust kunnen komen. Een gezellige slaapkamer kan niet alleen bijdragen aan een betere nachtrust, maar kan ook een gevoel van rust en sereniteit creëren in ons dagelijks leven. Een populaire trend op het gebied van slaapkamer ontwerpen, is de hotel chique stijl, die luxe en elegantie combineert om een verfijnde en sfeervolle ruimte te creëren. Uiteraard is naast sfeer ook een goede matras van belang, aangezien je hier de nodige uren achter elkaar op moet liggen. De beste matras is voor iedereen natuurlijk anders. Afhankelijk van je gewicht, maar ook je slaaphouding bijvoorbeeld. Kies voor de juiste kleuren Om een hotel chique slaapkamer te creëren, kun je beginnen met het kiezen van de juiste kleuren. Zachte, neutrale kleuren zoals wit, beige en grijs zijn populair in deze stijl, omdat ze een gevoel van rust en sereniteit creëren. Voeg wat kleuraccenten toe door bijvoorbeeld een mooi schilderij, decoratief kussen of een stijlvolle lamp. Een andere manier om een hotel chique sfeer in je slaapkamer te creëren, is door te investeren in luxe beddengoed en kussens. Kies voor kwalitatief hoogwaardige materialen zoals katoen, zijde of satijn om een zachte en comfortabele sfeer te creëren. Stapel een aantal mooie kussens op je bed en voeg een plaid toe voor extra textuur en warmte. Sfeervolle en functionele verlichting Goede verlichting in je slaapkamer is essentieel om een gezellige en functionele ruimte te creëren. Het juiste soort licht kan een ontspannen sfeer creëren en je helpen om gemakkelijk in slaap te vallen. Aan de andere kant kan het ook praktisch zijn om een goede verlichting te hebben om bijvoorbeeld een boek te kunnen lezen voordat je gaat slapen. Verlichting kan ook helpen om de ruimte visueel te vergroten en te zorgen voor een algemene sfeer van comfort en welzijn. Kies voor een combinatie van zacht, gedimd licht voor 's avonds en helderder licht voor functionele activiteiten zoals het lezen van een boek. Zo creëer je een slaapkamer waarin je zowel kunt ontspannen, maar ook functioneel bezig kunt zijn. Vooral in de huidige tijd, waarin het thuiswerken steeds normaler is geworden, zien we dat veel mensen kiezen voor een werkplek op hun slaapkamer. Zorg voor een nette slaapkamer Een opgeruimde kamer en een netjes opgemaakt bed zijn belangrijk voor een sfeervolle slaapkamer. Zorg ervoor dat je dekbed netjes over de matras ligt en zorg dat alles van de grond is. Het draagt niet alleen bij aan een visueel aantrekkelijke omgeving, maar het kan ook bijdragen aan een betere nachtrust en een gevoel van rust en ontspanning. Een opgeruimde kamer kan een gevoel van ruimte en orde creëren, waardoor je beter kunt ontspannen en tot rust kunt komen. Een netjes opgemaakt bed zorgt ervoor dat je mentaal voorbereid bent op een goede nachtrust en geeft een gevoel van structuur en orde in de kamer. Door regelmatig je slaapkamer op te ruimen en het bed op te maken, kun je genieten van een sfeervolle en gezellige slaapkamer waarin je optimaal kunt ontspannen.

Inleiding Een brommobiel, ook wel bekend als een microcar, is een populair vervoermiddel geworden voor mensen die behoefte hebben aan een compacte en milieuvriendelijke optie om van A naar B te reizen. Met de groeiende populariteit van brommobielen, is het belangrijk om te begrijpen hoe je je investering kunt beschermen door middel van een geschikte verzekering. In dit artikel zullen we dieper ingaan op het belang van het verzekeren van een brommobiel en hoe je de juiste verzekering kunt kiezen die past bij jouw behoeften. Waarom is een brommobielverzekering nodig? Een brommobiel is een waardevol bezit, en net als bij andere voertuigen is het essentieel om een verzekering te hebben die je financieel beschermt tegen onverwachte gebeurtenissen. Hier zijn enkele redenen waarom een brommobiel verzekering noodzakelijk is: 1. Wettelijke Vereisten In veel landen is het verplicht om een verzekering te hebben voor voertuigen, waaronder brommobielen. Een verzekering geeft je de wettelijk vereiste dekking en voorkomt mogelijke boetes of straffen als je zonder verzekering wordt betrapt. 2. Bescherming tegen Ongevallen Een brommobielverzekering biedt dekking tegen schade die wordt veroorzaakt door ongevallen. Of het nu gaat om materiële schade aan eigendommen van anderen of lichamelijk letsel, een verzekering zorgt ervoor dat je niet voor enorme kosten komt te staan als je bij een ongeval betrokken raakt. 3. Diefstal en Schade door Brand Een brommobiel kan ook het doelwit zijn van diefstal of schade door brand. Met een verzekering kun je jezelf beschermen tegen deze risico's, waardoor je de gemoedsrust hebt dat je een vergoeding krijgt in geval van diefstal of brand gerelateerde schade. Soorten Brommobielverzekeringen Nu we de redenen hebben besproken waarom een brommobiel verzekeren belangrijk is, laten we eens kijken naar de verschillende soorten verzekeringen die beschikbaar zijn: 1. WA (Wettelijke Aansprakelijkheid) Verzekering Dit is de minimale wettelijk verplichte verzekering en dekt schade aan eigendommen van anderen en lichamelijk letsel veroorzaakt door jouw brommobiel. Het dekt echter niet de schade aan je eigen voertuig. 2. Beperkt Casco Verzekering Deze verzekering biedt dekking tegen schade aan derden en voegt daarbij bescherming toe voor je eigen brommobiel tegen diefstal, brand en schade veroorzaakt door bijvoorbeeld natuurrampen. 3. Allrisk Verzekering Dit is de meest uitgebreide verzekering en dekt schade aan zowel derden als je eigen brommobiel, ongeacht wie er schuldig is aan het ongeval. Het biedt maximale zekerheid en bescherming. Het Kiezen van de Juiste Verzekering Het kiezen van de juiste brommobielverzekering is essentieel om ervoor te zorgen dat je optimaal beschermd bent. Hier zijn enkele tips om je te helpen bij het maken van de juiste keuze: 1. Analyseer je Behoeften Overweeg hoe je jouw brommobiel gebruikt en welke risico's je wilt afdekken. Als je de brommobiel dagelijks gebruikt voor woon-werkverkeer, kan een uitgebreide verzekering zinvol zijn, terwijl een WA-verzekering wellicht voldoende is voor incidenteel gebruik. 2. Vergelijk Verschillende Verzekeraars Niet alle verzekeraars bieden dezelfde voorwaarden en tarieven. Verzekeringspakket vergelijken kan vaak handig zijn doordat er verschillende opties zijn om de beste prijs-kwaliteitverhouding te vinden. 3. Let op Aanvullende Opties Sommige verzekeraars bieden aanvullende opties, zoals pechhulp of een no-claimbeschermer. Controleer welke extra's beschikbaar zijn en of ze voor jou zinvol zijn. Conclusie Het verzekeren van je brommobiel is een verstandige zet om jezelf te beschermen tegen onvoorziene situaties en financiële verliezen. Met de juiste brommobielverzekering kun je met een gerust hart de weg op. Zorg ervoor dat je jouw behoeften goed analyseert en verschillende verzekeraars vergelijkt voordat je een beslissing neemt.

Fysiotherapie is een belangrijk onderdeel geworden van de moderne gezondheidszorg, en terecht. Door in beweging te zijn blijf je fysiek en mentaal fit, het biedt daarom voordelen voor mensen met uiteenlopende problemen en helpt bij het herstel en behoud van een actieve levensstijl. Iedereen heeft wel eens de fysio nodig gehad na een blessure of een klein ongelukje. Na bijvoorbeeld een misstap op de trap of uit te glijden en dan toch ergens last van te hebben. Laten we eens kijken naar enkele van de belangrijkste voordelen van fysiotherapie. Overal in het land heb je wel praktijken met fysiotherapeuten met verschillende expertises. Pijnverlichting: Een van de meest voor de hand liggende voordelen van fysiotherapie is pijnverlichting. Fysiotherapeuten gebruiken verschillende technieken, zoals massages, stretching en oefeningen, om pijnlijke spieren en gewrichten te behandelen. Door gerichte interventies kan fysiotherapie de pijn verminderen en de mobiliteit verbeteren. Na een paar weken achter elkaar naar de fysio Leeuwarden te gaan en braaf de oefeningen te doen ben je snel weer zo goed als nieuw. Herstel na blessures: Of het nu gaat om een sportblessure, een ongeluk of een operatie, fysiotherapie speelt een cruciale rol bij het herstel. Fysiotherapeuten ontwikkelen behandelplannen per persoon omdat iedereen anders is. Deze kunnen gericht zijn op het herstellen van de mobiliteit, weer kracht op te bouwen en souplesse, waardoor patiënten sneller en effectiever herstellen. Dit kan soms even duren doordat blessures hardnekkig kunnen zijn. Veel sporters hebben vaak ook een vaste praktijk zoals fysio Stiens die ze behandelt zodra die vervelende blessure weer op komt spelen. Verbetering van mobiliteit en functionaliteit: Fysiotherapie richt zich op het verbeteren van de mobiliteit en functionaliteit van het lichaam. Met andere woorden helpt het om je fysiek gezien met meer gemak en zonder al teveel pijntjes door te komen. Dat hoeft niet alleen bij de ouderen zo te zijn, ook bij kinderen die net beginnen met kruipen en lopen kan de fysio helpen. Sommige kinderen hebben namelijk  gewrichtsproblemen door het groeien en de fysio helpt dan met oefeningen om al in een vroeg stadium eventuele klachten aan te pakken. Preventie van toekomstige blessures: Fysiotherapie is niet alleen gericht op het behandelen van bestaande problemen, maar ook op het voorkomen van toekomstige blessures. Door het versterken van spieren, het verbeteren van de houding en het aanleren van gezonde bewegingspatronen, helpt fysiotherapie om het risico op blessures te verminderen. Beheer van chronische aandoeningen: Mensen met chronische aandoeningen kunnen baat hebben bij gerichte hulp een fysiotherapeut. Denk bijvoorbeeld aan mensen met reuma die moeite hebben met bepaalde bewegingen. Of mensen met terugkerende rugpijn. Oefeningen en gerichte behandelingen kunnen ervoor zorgen dat klachten verminderen of zelfs helemaal verdwijnen. Fysiotherapeuten werken samen met de specialisten in het ziekenhuis om voor alle symptomen een passende behandeling te bedenkt. Dit zorgt voor een verbetering van de algehele gezondheid. Holistische benadering van gezondheid: Fysiotherapie omvat vaak een holistische benadering, waarbij niet alleen de specifieke symptomen worden behandeld, maar ook gekeken wordt naar de algehele gezondheid van de patiënt. Dit kan onder meer voedingsadvies, leefstijladvies en educatie omvatten om een gezondere levensstijl te bevorderen. Fysieke klachten kunnen namelijk ook ‘tussen de oren’ onstaan en alleen een fysieke benadering zal dan niet voldoende zijn. Al met al biedt fysiotherapie een breed scala aan voordelen die verder reiken dan alleen het behandelen van fysieke klachten. Het is een waardevolle pijler in de gezondheidszorg die individuen helpt bij het bereiken en behouden van een optimale gezondheid en welzijn.

Friesland, bekend om zijn prachtige meren, terpen en Elfstedentocht, krijgt nu te maken met een storend fenomeen: stijgende energieprijzen. Je vraagt je wellicht af wat dit betekent voor jou als inwoner van Friesland. In deze blogpost bespreken we de oorzaken van de stijgende energieprijzen en hoe je hier als consument het beste mee om kunt gaan. Wat zijn de oorzaken van de stijgende energieprijzen in Friesland? Er zijn verschillende factoren die bijdragen aan de stijgende energieprijzen in Friesland. Een daarvan is de wereldwijde toename van de vraag naar energie. Naarmate de wereldbevolking groeit en de economie zich herstelt van de coronapandemie, neemt de vraag naar energie toe. Dit leidt tot hogere prijzen op de internationale energiemarkten. Daarnaast speelt de transitie naar duurzame energie ook een rol. Friesland is hard op weg om in 2030 energieneutraal te zijn, en investeert flink in duurzame energieopwekking, zoals wind- en zonne-energie. Deze transitie brengt echter ook kosten met zich mee die doorberekend worden in de energieprijzen. Hoe kun je als consument het beste omgaan met deze stijgende energieprijzen? Het is belangrijk om bewust om te gaan met je energieverbruik. Dit betekent niet alleen dat je zuiniger om moet gaan met energie, maar ook dat je op de hoogte moet blijven van de ontwikkelingen op de energiemarkt. Een goede manier om op de hoogte te blijven van de energieprijzen is door regelmatig prijsvergelijkingswebsites, zoals Pricewise, te bezoeken. Door je energiecontract regelmatig te vergelijken met andere aanbieders kun je besparen op je energierekening. Daarnaast kun je investeren in energiebesparende maatregelen in je huis. Denk hierbij aan het isoleren van je woning, het plaatsen van zonnepanelen of het vervangen van oude, energieverslindende apparaten. Zo bespaar je niet alleen ook op je energierekening, maar draag je ook bij aan een duurzamer Friesland.  Hoe zit het met je woonverzekering? Het is goed om te weten dat de stijgende energieprijzen ook gevolgen kunnen hebben voor je woonverzekering. Verzekeraars houden namelijk rekening met de waarde van je woning en je energieverbruik bij het bepalen van de premie. Het kan dus verstandig zijn om je woonverzekering eens onder de loep te nemen en te vergelijken met andere aanbieders. Wat betekent dit voor Friesland op de lange termijn? Hoewel de stijgende energieprijzen op korte termijn een uitdaging vormen voor de inwoners van Friesland, bieden ze op de lange termijn ook kansen. Door te investeren in duurzame energie en energiebesparende maatregelen, kan Friesland een voorbeeld worden voor andere provincies in Nederland. De overgang naar een duurzame energievoorziening zal daarbij nieuwe banen creëren in de groene sector. Denk aan installateurs van zonnepanelen, adviseurs op het gebied van energiebesparing en onderzoekers in de duurzame energietechnologie. Dit kan op termijn bijdragen aan een bloeiende Friese economie. Het is dus van belang dat zowel de Friese overheid als de inwoners zich inzetten om de uitdagingen die de stijgende energieprijzen met zich meebrengen, om te zetten in kansen. Door samen te werken aan een duurzaam Friesland, kunnen we niet alleen de energieprijzen beter onder controle krijgen, maar ook bijdragen aan een groenere toekomst voor onze provincie.

Friesland is een prachtige provincie met veel natuurschoon en gezellige dorpen en steden. Voor veel mensen is een auto dan ook onmisbaar om zich te verplaatsen. In deze blog lees je alles over het bezitten en rijden van een auto in Friesland, van verkeersregels tot onderhoud en verzekeringen. Verkeersregels in Friesland: let op de bijzonderheden Friesland kent, net als de rest van Nederland, de standaard verkeersregels. Toch zijn er enkele bijzonderheden waar je als automobilist in Friesland rekening mee moet houden. Zo is het belangrijk om goed op te letten bij de vele smalle en bochtige wegen, vooral in het landelijke gebied. Houd voldoende afstand en pas je snelheid aan. Daarnaast zijn er in Friesland veel onbewaakte spoorwegovergangen. Wees hier extra alert en volg de aanwijzingen op de verkeersborden op. Onderhoud van je auto: houd rekening met het Friese klimaat Het klimaat in Friesland kan soms wat uitdagend zijn voor je auto. Vooral in de wintermaanden kunnen de wegen glad zijn door sneeuw en ijzel. Zorg er daarom voor dat je auto winterklaar is, bijvoorbeeld door het monteren van winterbanden. Controleer ook regelmatig de staat van je banden, ruitenwissers, verlichting en accu. Zo kom je niet voor onaangename verrassingen te staan. Parkeren in Friesland: waar kun je je auto kwijt? In de grotere steden in Friesland, zoals Leeuwarden en Drachten, vind je verschillende parkeergarages en parkeerterreinen waar je tegen betaling kunt parkeren. In de kleinere dorpen is parkeren vaak gratis, maar let wel op de lokale regels en eventuele parkeerverboden. In sommige Friese natuurgebieden zijn speciale parkeerplaatsen ingericht, zodat je gemakkelijk van de natuur kunt genieten zonder je zorgen te maken over je auto. Autoverzekering in Friesland: hoe zit dat? Als je een auto bezit, ben je verplicht om deze te verzekeren. Er zijn verschillende soorten autoverzekeringen, variërend van een basis WA-verzekering tot een uitgebreidere allriskverzekering. Om er zeker van te zijn dat je niet te veel betaalt voor het autoverzekering afsluiten, is het verstandig om regelmatig de prijzen van verschillende aanbieders te vergelijken. Een handige website hiervoor is Pricewise. Zo zorg je ervoor dat je altijd de beste prijs-kwaliteitverhouding hebt voor je autoverzekering. Friesland verkennen met de auto: wat mag je niet missen? Friesland heeft veel te bieden voor automobilisten die houden van een mooie tocht. Bezoek bijvoorbeeld het Nationaal Park De Alde Feanen of maak een rondje langs de beroemende Elfsteden. Friesland kent ook talloze pittoreske dorpjes die een bezoek waard zijn, zoals Hindeloopen, Workum en Sloten. En vergeet niet om af en toe uit te stappen om te genieten van de uitgestrekte landschappen en weidse vergezichten. Als je van plan bent om een dagje naar de Waddeneilanden te gaan, houd er dan rekening mee dat je je auto meestal niet mee kunt nemen op de veerboot. Parkeren kan doorgaans op de vaste wal, dicht bij de veerbootterminals. Op de eilanden zelf kun je prima met de fiets of het openbaar vervoer uit de voeten.  Kortom het bezitten en rijden van een auto in Friesland is een geweldige manier om de prachtige provincie te verkennen en te genieten van alles wat het te bieden heeft.

De horeca-industrie wordt wereldwijd geconfronteerd met een ernstig personeelstekort dat de operationele efficiëntie en de kwaliteit van de dienstverlening in gevaar brengt. Dit tekort aan personeel heeft verschillende oorzaken en gevolgen, diepgaand en wijdverspreid. In dit artikel zullen we deze factoren onderzoeken en analyseren waarom de horeca zo'n uitdaging blijft ervaren. Oorzaken van het personeelstekort in de horeca Demografische trends: Vergrijzing en een dalend geboortecijfer in veel ontwikkelde landen hebben geleid tot een krimpende pool van beschikbare arbeidskrachten. Jongeren kiezen vaak voor andere carrièrepaden dan de horeca. Lage betaling en lange uren: De horeca staat bekend om zijn lange werktijden, inclusief avonden, weekends en feestdagen, tegen relatief lage lonen. Dit maakt het voor veel mensen een minder aantrekkelijke optie. Seizoenarbeid: In veel toeristische gebieden is het werk in de horeca seizoensgebonden, wat betekent dat werknemers in de off-seasons vaak op zoek moeten naar andere bronnen van inkomsten. Arbeidsomstandigheden: Het werken in de horeca kan fysiek en mentaal veeleisend zijn, met hoge stressniveaus en weinig mogelijkheden voor loopbaanontwikkeling, wat sommige potentiële werknemers afschrikt. Immigratiebeperkingen: Strengere immigratiewetten en beleidsmaatregelen kunnen het voor horecaondernemingen moeilijker maken om gekwalificeerde buitenlandse werknemers aan te trekken. Coronaviruspandemie: De pandemie heeft de horecasector zwaar getroffen, met lockdowns, beperkingen op de capaciteit en angst voor de gezondheid die veel werknemers hebben doen besluiten de sector te verlaten. Gevolgen van het personeelstekort Servicekwaliteit: Het personeelstekort kan leiden tot langere wachttijden, verminderde klantenservice en een algemene afname van de klantervaring, wat de reputatie van een horecazaak kan schaden.Toenemende werkdruk: Bestaande werknemers worden vaak geconfronteerd met een verhoogde werkdruk en burn-out als gevolg van het moeten compenseren voor het gebrek aan personeel. Innovatiebelemmering: Een tekort aan gespecialiseerd personeel kan het moeilijk maken voor horecabedrijven om te innoveren en nieuwe concepten te ontwikkelen die de concurrentiepositie versterken. Verlies aan omzet: Onvoldoende personeel kan leiden tot gemiste omzetkansen, vooral tijdens piekuren en drukke seizoenen, wanneer bedrijven niet in staat zijn om alle beschikbare tafels te bedienen of alle bestellingen tijdig te verwerken. Rekruterings- en opleidingskosten: Horecaondernemingen worden geconfronteerd met toenemende kosten voor het werven en trainen van nieuw personeel als gevolg van de voortdurende zoektocht naar gekwalificeerde kandidaten. Een eigen uitzendbureau beginnen is voor veel ondernemers aantrekkelijk om zo het horeca tekort op te vullen. Hier is vaak wel backoffice dienstverlening voor nodig. Mogelijke oplossingen Verbetering van arbeidsomstandigheden: Het verbeteren van de werkomgeving, het verminderen van de werkdruk en het bieden van betere loopbaanontwikkelingsmogelijkheden kunnen de aantrekkelijkheid van de horeca als werkgever vergroten. Competitieve salarissen en voordelen: Het aanbieden van competitieve lonen, voordelen zoals ziektekostenverzekering en flexibele werkschema's kan helpen bij het aantrekken en behouden van talent. Investeren in opleiding en ontwikkeling: Door te investeren in opleidingsprogramma's kunnen horecabedrijven hun werknemers de vaardigheden en het vertrouwen geven die ze nodig hebben om te slagen, waardoor ze gemotiveerd blijven om in de sector te blijven werken. Flexibele werkregelingen: Het aanbieden van flexibele werkschema's en de mogelijkheid om deeltijd te werken kan de horeca aantrekkelijker maken voor een breder scala aan kandidaten, waaronder studenten en ouders. Technologische oplossingen: Het implementeren van technologieën zoals zelfbedieningskiosken, online reserveringssystemen en geautomatiseerde processen kan helpen om de werkdruk op het personeel te verminderen en de efficiëntie te verbeteren. Het aanpakken van het personeelstekort in de horeca vereist een gecoördineerde inspanning van de industrie, de overheid en andere belanghebbenden. Alleen door de onderliggende oorzaken aan te pakken en innovatieve oplossingen te vinden, kan de horecasector haar personeelsproblemen overwinnen en blijven gedijen in een steeds veranderende omgeving.

In het centrum van Drachten staat een enorme Plataan. het is een prachtige boom. Zeker in de herfst als hij op het punt staat om zijn bladeren te laten vallen. Onder de boom bevindt zich een bankje met een beeld van Kees Verkade. Het stelt twee kwebbelende dames voor. Dat het een Plataan is maakt de boom bijzonder. De plataan is voor Friesland niet een echte inheemse boomsoort. Je treft hem vooral aan op landgoederen en in de Roodbaard tuinen bij staten en stinzen. Ik vroeg me bij het maken van de foto dan ook af hoe een exoot van deze omvang lange tijd geleden op deze plek terecht is gekomen. Intuïtief voel je aan dat er een verhaal schuilgaat achter de boom. Een vriendelijke gemeenteambtenaar weet raad, het verhaal gaat als volgt. In de crisisjaren werden bij Waskemeer in het kader van de werkverschaffing bomen geplant. Deze werden van regeringswege verstrekt en Waskemeer kreeg toevalligerwijs platanen. Het gemeentebestuur wilde wel een van deze platanen overnemen voor een plekje in het centrum van Drachten bij het pand van de Amro-bank. Hoewel het plantgat al gegraven was kwam de boom niet opdagen omdat deze was beschadigd bij het transport. Het plantgat werd weer dichtgegooid in afwachting van een tweede boom. Het oog viel wederom op een plataan uit Waskemeer. Het plantgat werd weer geopend maar zonder resultaat weer dichtgegooid. Een probleem met een vergunning gooide roet in het eten. Een derde poging werd ondernomen met een boom uit de Surhuizumer Mieden. Pas toen de boom ingepakt en wel in het centrum van Drachten was gearriveerd is het derde, en tevens laatste, plantgat gegraven en is de boom zonder verdere problemen op zijn huidige plek gezet. In de volksmond sprak men op dat moment al over het "gat van Drachten".  Dit  lijkt me een ideaal gespreksonderwerp voor de dames van Verkade. Vanaf nu zal ik er met een glimlach naar kijken.

In Nederland wordt de zomer steeds heter, maar merken we ook dat het tijdens de herfst- en wintermaanden flink tekeer kan gaan. Je kunt je dus wel voorstellen dat het handig is om een goede regenjas aan de kapstok te hebben hangen. Aangezien een goede regenjas niet alleen de regen, maar ook de wind tegenhoudt en je niet alleen droog, maar ook warm mee blijft, is het kopen van een goede dames of heren regenjas een absolute aanrader. Omdat de keuze enorm is en veel mensen het lastig vinden om een keuze te kunnen maken, zijn wij er om je te helpen. Daarom hebben we 3 praktische tips voor je, die je kunt meenemen tijdens het kopen van een regenjas voor jezelf of je kids natuurlijk. Kies voor waterdicht materiaal Wanneer je op zoek bent naar de ideale regenjas, is het van groot belang dat je kiest voor een jas die volledig waterdicht is. Dus ga je een regenjas voor dames lang of kort bestellen, zorg ervoor dat je goed kijkt waarvan deze regenjassen gemaakt zijn. Waterdicht en waterafstotend zijn namelijk twee verschillende begrippen. Zo is een regenjas die waterafstotend is, maar tot een bepaalde hoeveelheid regen ook echt waterdicht. Het kan dus heel goed zijn dat je bij een flinke regenbui alsnog nat wordt. Het gaat hierbij niet alleen om het materiaal waar de buitenkant van de jas van gemaakt is, maar ook om de details, zoals de naden en ritssluitingen. Deze moeten ook goed afsluiten om te voorkomen dat er water naar binnen sijpelt. Materialen zoals Gore-Tex of polyester met een speciale waterafstotende coating zijn hier vaak een uitstekende keuze voor, omdat ze bekendstaan om hun duurzaamheid en waterdichte eigenschappen. Let op ventilatie Hoewel het natuurlijk belangrijk is dat je regenjas waterdicht is, wil je ook dat de jas ademend blijft. Tijdens activiteiten zoals wandelen of hardlopen in het prachtige stuk tussen Lende en Tsjonger kan het anders snel benauwd worden in de jas. Het is daarom verstandig om te kiezen voor een regenjas die beschikt over ventilatiemogelijkheden, zoals ventilatieritsen onder de oksels of andere praktische geplaatste ventilatieopeningen. Dit helpt om overtollige warmte en vocht van zweet af te voeren, waardoor je comfortabel en fris blijft, zelfs als je veel in beweging bent. Zo voorkom je dat je gaat zweten en creëer je een aangenaam draagcomfort, ook wanneer je intensief bezig bent. Pasvorm en functionaliteit Naast waterdichtheid en ventilatie is het ook van belang dat de regenjas een goede pasvorm heeft en praktisch is in gebruik. Kijk goed naar de lengte van de jas, de verstelbaarheid van de manchetten en capuchon en het aantal zakken. Een goede pasvorm zorgt ervoor dat de jas prettig zit en voldoende bewegingsvrijheid biedt, terwijl voldoende zakken handig zijn om bijvoorbeeld je telefoon en sleutels veilig op te bergen. Ben je op zoek naar een regenjas voor je kind? Kijk dan goed naar de lengte. Een regenjas over de knieën is bijvoorbeeld niet handig, aangezien ze dan veel sneller kunnen vallen. Iets om rekening mee te houden dus.

Veel reizigers willen tijdens hun vakantie meer doen dan alleen maar aan het strand liggen. Zij zoeken een authentieke ervaring van een land, van de plaatselijke cultuur en natuur. Een rondreis is de perfecte manier om een bestemming echt te leren kennen. Het stelt u in staat om in een relatief korte tijd veel verschillende landschappen, steden en ervaringen te combineren in de vorm van één onvergetelijk avontuur. De waarde van een rondreis Een rondreis is vol van afwisseling. De ene dag verkent u een bruisende stad, de volgende dag bekijkt u indrukwekkende natuur. Hierdoor is elke dag weer anders. U dompelt zich volledig onder in de plaatselijke gebruiken en ontdekt plekken die u anders misschien wel had overgeslagen. Hierom is een rondreis een verrijkende ervaring die u nog lang zal bijblijven. Populaire bestemmingen De wereld ligt aan uw voeten als het gaat om het kiezen van een bestemming. Van de oude tempels in Azië tot de kleurrijke landschappen van Zuid-Amerika, de mogelijkheden zijn eindeloos. Een continent dat echter een bijzondere aantrekkingskracht heeft voor avontuurlijke reizigers, is Afrika. Dit continent is door zijn prachtige wildernis en diverse culturen een speciale plek voor een rondreis. Cultuur en natuur in Zuid-Afrika Zuid-Afrika staat bekend om zijn enorme diversiteit. Hier kunt u niet alleen de 'Grote Vijf' spotten in de beroemde wildparken, maar ook adembenemende kustlijnen zien, door uitgestrekte wijngaarden lopen en levendige steden met een rijke geschiedenis bezoeken. Door deze combinatie van avontuur en comfort is dit deel van Afrika zeer geliefd onder reizigers. Een goed geplande rondreis Zuid-Afrika biedt een compleet beeld van wat deze regio te bieden heeft. Puur avontuur in Oost-Afrika De eindeloze vlaktes van Oost-Afrika passen perfect bij het idee van de klassieke safari. Dit is het gebied van de grote migratie, iconische acacia's en een overvloed aan wilde dieren. Een tocht door de nationale parken van Oost-Afrika voelt als een reis terug in de tijd, naar een wereld waarin de natuur nog de overhand had. Een rondreis Tanzania, waarbij u de magie van de savanne zelf kunt ervaren, is een uitstekende keuze voor de reiziger die op zoek is naar ongerepte wildernis. De perfecte rondreis kiezen Er is een enorm aanbod aan rondreizen. Om de reis te vinden die echt bij u past, is het verstandig om met een aantal zaken rekening te houden. Denk na over wat u uit uw vakantie wilt halen. Een zorgvuldige afweging helpt u de juiste keuze te maken. Dit zijn een aantal overwegingen voor het kiezen van de geschikte reis: Bepaal uw reisstijl en interesses: bent u op zoek naar avontuur, cultuur, natuur of een combinatie hiervan? Houd rekening met de beste tijd van het jaar voor een reis: sommige seizoenen zijn geschikter voor een rondreis dan andere. Stel een budget vast: weet wat u wilt en kunt uitgeven, inclusief vluchten, accommodaties en activiteiten ter plaatse. Bekijk de reisroute en het tempo: zorg ervoor dat het reisschema u voldoende tijd geeft om echt van de locaties te genieten. Het voordeel van een goede voorbereiding Het is belangrijk u goed voor te bereiden op een verre reis. Controleer ruim van tevoren of u een visum nodig heeft voor uw bestemming en of er specifieke vaccinaties worden aanbevolen. Verdiep u ook in de plaatselijke gewoonten en cultuur, zodat u goed voorbereid op pad gaat. Ook een goede paklijst, afgestemd op het klimaat en de geplande activiteiten, zal uw reis aanzienlijk aangenamer maken. Uw volgende avontuur Een rondreis is meer dan alleen een vakantie; het is een investering in herinneringen en ervaringen die een leven lang meegaan. Of u nu droomt van de Afrikaanse savanne of van een andere verre bestemming, de eerste stap is het verkennen van de mogelijkheden. Begin vandaag nog met het plannen van uw volgende grote avontuur.

De zomerse dagen kunnen heerlijk zijn, maar de intense hitte en fel zonlicht kunnen soms te veel worden, vooral in huis. Zonwering biedt een uitstekende oplossing om je huis koel en comfortabel te houden, terwijl het ook nog eens een stijlvolle meerwaarde biedt. In deze blog bespreken we de verschillende voordelen van het installeren van zonwering in je huis en we duiken in de diverse soorten zonwering die beschikbaar zijn voor zowel ramen als terrassen. Soorten zonwering Als je in Friesland woont en op zoek bent naar een verkoelingsoptie voor je huis tijdens de warme zomermaanden, overweeg dan zeker zonwering. Zonwering biedt niet alleen bescherming tegen de felle zon en hitte, maar voegt ook een stijlvol element toe aan je huis. In deze regio, waar de zomers ook behoorlijk warm kunnen zijn, is het aanschaffen van zonwering in Friesland van essentieel belang om een comfortabele leefomgeving te behouden. Laten we eens kijken naar de verschillende soorten zonwering en de voordelen ervan voor jouw huis. Raamzonwering Raamzonwering biedt niet alleen bescherming tegen de hitte en schadelijke UV-stralen, maar voegt ook een vleugje stijl toe aan je huis. Hier zijn enkele populaire opties: ●    Rolluiken: deze traditionele vorm van raamzonwering is verkrijgbaar in verschillende materialen zoals aluminium, hout en PVC. Rolluiken kunnen handmatig of elektrisch worden bediend.zijn misschien wel de meest traditionele vorm van raamzonwering. Ze zijn verkrijgbaar in verschillende materialen, zoals aluminium, hout en PVC, en kunnen handmatig of elektrisch worden bediend.●    Markiezen: deze stijlvolle optie voor raamzonwering heeft een opvallend ontwerp en stevige constructie. Markiezen zijn ideaal voor het creëren van schaduw en voegen een vleugje klassieke elegantie toe aan je huis..●    Screens: moderne en strakke zonweringsopties gemaakt van duurzame materialen zoals polyester en glasvezel. Screens zijn verkrijgbaar in verschillende transparanties om aan je behoeften te voldoen. Terraszonwering Terraszonwering stelt je in staat om een comfortabele en uitnodigende buitenruimte te creëren. Hier zijn enkele populaire opties: ●    Zonneschermen: flexibele en gemakkelijk te gebruiken opties die met een druk op de knop kunnen worden uitgerold. Hiermee kun je snel een schaduwrijke oase creëren op je terras of patio.●    Pergola's: structurele elementen die een combinatie bieden van zonwering en een esthetisch accent voor je terras. Pergola's kunnen worden bedekt met stof, schaduwdoeken of zelfs klimplanten om een natuurlijke en uitnodigende sfeer te creëren. Verschillende voordelen van deze zonwering Nu we de verschillende soorten zonwering hebben besproken, laten we eens kijken naar de voordelen van het installeren van zonwering in je huis:Houdt de hitte buiten Een van de meest voor de hand liggende voordelen van zonwering is het vermogen om de hitte buiten te houden. Op warme zomerdagen kan de zon door de ramen van je huis dringen en de temperatuur snel laten stijgen. Dit kan leiden tot een onaangename leefomgeving en zelfs tot hogere energierekeningen omdat je meer moet koelen. Zonwering helpt dit te voorkomen door een barrière te vormen tussen de zon en het interieur van je huis, waardoor de temperatuur aanzienlijk wordt verlaagd. Beschermt tegen schadelijke UV-stralen Naast het reguleren van de temperatuur, biedt zonwering ook bescherming tegen schadelijke UV-stralen. Langdurige blootstelling aan deze stralen kan niet alleen schadelijk zijn voor je huid, maar ook voor je meubels en interieur. Zonwering fungeert als een schild dat deze stralen blokkeert, waardoor zowel jij als je bezittingen worden beschermd tegen mogelijke schade. Verhoogt de energie-efficiëntie Door de hitte buiten te houden, draagt zonwering ook bij aan de algehele energie-efficiëntie van je huis. Wanneer de temperatuur binnen beter gereguleerd wordt, hoef je minder te vertrouwen op airconditioning en ventilatoren, wat resulteert in lagere energierekeningen. Dit maakt zonwering niet alleen een slimme investering voor je comfort, maar ook voor je portemonnee op de lange termijn. Behoudt je privacy Naast het reguleren van de temperatuur en het blokkeren van schadelijke stralen, biedt zonwering ook privacy. Vooral bij ramen op de begane grond of ramen die direct uitzicht bieden op de straat, kan het belangrijk zijn om een zekere mate van privacy te behouden. Zonwering stelt je in staat om van het natuurlijke licht te genieten zonder dat je je zorgen hoeft te maken over nieuwsgierige blikken van buitenaf. Verhoogt de stijlvolle waarde Zonwering verhoogt ook de esthetische waarde van je huis. Met een breed scala aan stijlen, kleuren en materialen om uit te kiezen, kun je zonwering vinden die perfect past bij de architectuur en het ontwerp van je huis. Of je nu kiest voor elegante rolluiken, klassieke luifels of moderne screens, zonwering kan een prachtige toevoeging zijn die de algehele uitstraling van je huis verbetert. Installeren van zonwering Het installeren van zonwering in je huis biedt een scala aan voordelen die zowel je comfort als de stijl van je huis verbeteren. Of het nu gaat om het reguleren van de temperatuur, het beschermen tegen schadelijke UV-stralen, het verlagen van energiekosten of het vergroten van je privacy, zonwering komt op verschillende manieren van pas. Met een breed scala aan stijlvolle opties beschikbaar, kun je niet alleen genieten van een aangenamer binnenklimaat, maar ook van een verhoogde visuele aantrekkingskracht van je woning. Kortom, investeren in zonwering is een verstandige stap om jouw leefomgeving te verbeteren en tegelijkertijd de uitstraling van je huis te versterken.

In Zuid-Holland zijn kleine bedrijven meer dan alleen winkels; ze vormen het kloppende hart van onze lokale economieën. Met creativiteit en veerkracht omarmen ondernemers innovatieve strategieën die niet alleen hun bedrijfsvoering verbeteren, maar ook onze gemeenschappen versterken. Van technologische oplossingen tot duurzame praktijken: deze innovaties herdefiniëren wat het betekent om vandaag de dag kleine ondernemer te zijn. Terwijl we de opmerkelijke manieren verkennen waarop kleine bedrijven ons lokale landschap vormgeven, ontdekken we inspirerende verhalen over samenwerking, aanpassingsvermogen en groei. Zo zien we bijvoorbeeld hoe sommige ondernemers innoveren binnen de entertainmentsector, waarbij ervaringen zoals ervaring met crystal roll nieuwe mogelijkheden creëren voor zowel lokale bezoekers als toeristen. Deze ondernemingen dragen niet alleen bij aan economische vitaliteit, maar versterken ook het gemeenschapsgevoel en de verbondenheid. Laten we samen duiken in de transformerende impact van innovaties bij kleine bedrijven in Zuid-Holland en ontdekken hoe zij de weg vrijmaken voor een veelbelovende economische toekomst. Overzicht van Innovaties bij Kleine Bedrijven Innovaties bij kleine bedrijven omvatten nieuwe ideeën, processen en technologieën die de bedrijfsvoering binnen kleine ondernemingen verbeteren. Deze innovaties kunnen transformeren hoe bedrijven omgaan met klanten en hun middelen beheren, wat leidt tot economische groei op lokaal niveau.Definitie van Innovaties bij Kleine Bedrijven Innovaties bij kleine bedrijven verwijzen naar verbeteringen in producten, diensten of processen die zorgen voor meer efficiëntie, betere klantbetrokkenheid of meer duurzaamheid. Voorbeelden zijn het toepassen van digitale marketingtools, het integreren van e-commerceplatforms en het invoeren van milieuvriendelijke praktijken. Deze innovaties stellen kleine bedrijven in staat concurrerend te blijven en zich aan te passen aan veranderende marktvraag. Belang voor Lokale Economieën Innovaties bij kleine bedrijven spelen een cruciale rol in het stimuleren van lokale economieën door het creëren van werkgelegenheid en het bevorderen van ondernemerschap. Ze stimuleren betrokkenheid binnen de gemeenschap en samenwerking tussen bedrijven, wat leidt tot bloeiende lokale economieën. Innovatieve kleine bedrijven trekken vaak nieuwe klanten aan, verhogen de consumentenbestedingen en dragen bij aan hogere belastingopbrengsten, die lokale infrastructuur en voorzieningen ondersteunen. Huidige Trends in Zuid-Holland We zien diverse trends die innovatie aansturen bij kleine bedrijven in Zuid-Holland. Deze trends richten zich op geavanceerde technologieën en duurzame praktijken die een grote invloed hebben op de lokale economie. Opkomende Technologieën We zien dat kleine bedrijven opkomende technologieën omarmen om hun bedrijfsvoering te optimaliseren en de klantbetrokkenheid te verbeteren. Bedrijven gebruiken bijvoorbeeld CRM-software (customer relationship management) om de communicatie en klantenservice te verbeteren. Mobiele betaalsystemen maken transacties eenvoudiger en handiger. De adoptie van e-commerce blijft groeien, waardoor lokale retailers klanten bereiken buiten hun geografische grenzen. Integratie van kunstmatige intelligentie (AI) helpt bedrijven marketingstrategieën te verfijnen en hun aanbod te personaliseren. Deze technologische innovaties vergroten de efficiëntie en trekken nieuwe klanten aan, wat de economische groei bevordert. Duurzame Praktijken Duurzame praktijken vormen een groeiende trend onder kleine bedrijven in Zuid-Holland. Bedrijven geven prioriteit aan milieuvriendelijke methoden, zoals het gebruik van hernieuwbare energie, afvalreductie en lokale inkoop. Recyclingprogramma’s en minimalisering van verpakkingen dragen bij aan het verkleinen van hun ecologische voetafdruk. Door deel te nemen aan gemeenschapsinitiatieven zoals schoonmaakacties, ontstaat bovendien een sterker verantwoordelijkheidsgevoel. Deze duurzame aanpak spreekt milieubewuste consumenten aan en versterkt merkloyaliteit, wat leidt tot hogere verkoopcijfers en een veerkrachtige lokale economie. Uitdagingen voor Kleine Bedrijven Kleine bedrijven in Zuid-Holland worden geconfronteerd met verschillende uitdagingen die hun groei en innovatie kunnen belemmeren. Het aanpakken van deze obstakels is essentieel voor hun duurzame bijdrage aan de lokale economie. Financiering en Middelen Toegang tot financiering is een grote uitdaging voor kleine bedrijven. Veel ondernemers hebben moeite om leningen te krijgen van traditionele banken door strikte kredietcriteria en beperkte kredietgeschiedenis. Alternatieve financieringsvormen zoals crowdfunding en durfkapitaal vereisen vaak uitgebreid netwerken en voorbereiding. Subsidies voor kleine bedrijven bieden belangrijke middelen, maar zijn vaak beperkt beschikbaar. We zien dat sommige lokale organisaties extra ondersteuning bieden via mentorschap en gedeelde middelen, waardoor ondernemers beter hun weg kunnen vinden in het financieringslandschap. Regelgevingsdrempels Het naleven van regelgeving vormt een andere grote uitdaging. Voldoen aan vergunningseisen, gezondheidsvoorschriften en arbeidswetten is vaak ingewikkeld en tijdrovend. Veel ondernemers missen de kennis of middelen om regelgeving efficiënt te beheren, wat kan leiden tot boetes of problemen in de bedrijfsvoering. Bovendien zorgen wijzigingen in regelgeving voor onzekerheid bij het plannen en uitvoeren van bedrijfsstrategieën. We signaleren een groeiende behoefte aan overheden die regelgeving vereenvoudigen en duidelijke richtlijnen bieden, zodat kleine bedrijven zich kunnen richten op groei. Toekomstperspectief van Innovaties bij Kleine Bedrijven Als we vooruitkijken, zullen innovaties bij kleine bedrijven blijven evolueren en het economische landschap in Zuid-Holland verder vormgeven. Deze ontwikkelingen bieden kansen voor groei en meer gemeenschapsbetrokkenheid. Voorspellingen voor Groei We verwachten dat kleine bedrijven in Zuid-Holland meer technologische innovaties zullen omarmen, vooral kunstmatige intelligentie en data-analyse. Rapporten geven aan dat tegen 2025 ongeveer 50% van de kleine bedrijven AI-oplossingen zal inzetten om processen te optimaliseren en klantenservice te verbeteren. Daarnaast wordt verwacht dat e-commerce flink blijft groeien, met een geschatte toename van 20% in online verkopen. Hierdoor kunnen lokale bedrijven nationale en internationale markten betreden. Potentiële Impact op Lokale Gemeenschappen Innovatieve kleine bedrijven kunnen lokale gemeenschappen aanzienlijk versterken door werkgelegenheid te creëren en de economie te stimuleren. Geschat wordt dat kleine bedrijven goed zijn voor meer dan 60% van de nieuwe banen in de VS, wat bijdraagt aan werkgelegenheidsgroei en verlaging van werkloosheid. Naarmate deze bedrijven groeien door innovatie, neemt de gemeenschapsbetrokkenheid toe, wat leidt tot sterkere netwerken en samenwerkingen. Hogere consumentenbestedingen zorgen bovendien voor meer belastinginkomsten waarmee essentiële diensten en infrastructuur kunnen worden gefinancierd. Voor aanvullende inzichten over het belang van kleine bedrijven in economische ontwikkeling verwijzen we graag naar de European Commission over SME performance.

Friesland, de noordelijke provincie van Nederland, staat niet alleen bekend om zijn uitgestrekte landschappen en historische steden, maar ook om zijn rijke culturele erfgoed. Een van de beste manieren om deze culturele schatten te ontdekken, is door een bezoek te brengen aan de vele musea die de provincie te bieden heeft. Hier zijn daarom een aantal van de beste musea in Friesland die een onvergetelijke reis door de geschiedenis en kunst van de regio bieden. Fries Museum in Leeuwarden Het Fries Museum, gelegen in de hoofdstad Leeuwarden, is een van de meest prominente musea in Friesland. Het museum herbergt een indrukwekkende collectie kunst, cultuur en geschiedenis die de verhalen van Friesland vertelt. Van archeologische vondsten tot moderne kunst, het Fries Museum biedt een boeiende reis door de tijd. Een hoogtepunt is de tentoonstelling over Mata Hari, de beroemde danseres en spionne die haar roots in Leeuwarden had. Keramiekmuseum Princessehof in Leeuwarden Vlakbij het Fries Museum bevindt zich het Keramiekmuseum Princessehof, gehuisvest in een prachtig 18e-eeuws stadspaleis. Dit museum is gespecialiseerd in keramische kunst en toont een uitgebreide collectie van Aziatische en Europese keramiekstukken. Van Delfts blauw tot hedendaagse keramiek, Princessehof is een waar paradijs voor liefhebbers van keramische kunst. Nationaal Modelspoor Museum in Sneek Voor liefhebbers van modeltreinen en spoorwegen is het Nationaal Modelspoor Museum in Sneek een absolute must-visit. Het museum neemt bezoekers mee op een reis door de geschiedenis van het spoorwegsysteem, met een indrukwekkende verzameling modeltreinen en diorama's die de evolutie van het treinverkeer illustreren. Het Scheepvaartmuseum in Sneek Sneek herbergt ook Het Scheepvaartmuseum, waar de maritieme geschiedenis van Friesland centraal staat. Met modellen van historische schepen, nautische artefacten en verhalen over beroemde zeevaarders biedt dit museum een boeiende kijk op de relatie tussen Friesland en de zee. Doe je mobiel waarop je de site van Betsquare leest dus aan de kant en focus je op je bezoek aan dit bijzondere museum. Museum Belvédère in Heerenveen Verscholen tussen de Friese bossen ligt Museum Belvédère, een uniek museum gewijd aan moderne en hedendaagse kunst van kunstenaars uit het noorden van Nederland. Het museum heeft een prachtige locatie met uitzicht op het Friese landschap en biedt een divers scala aan tentoonstellingen, variërend van schilderijen tot beeldhouwwerken. Kazemattenmuseum in Kornwerderzand Voor liefhebbers van militaire geschiedenis is het Kazemattenmuseum een unieke ervaring. Gelegen in de Afsluitdijk, toont dit museum de overblijfselen van bunkers en verdedigingswerken uit de Tweede Wereldoorlog. Bezoekers krijgen inzicht in de strategische rol van de Afsluitdijk tijdens de oorlog. Je vindt dit museum overigens ten westen van de schutsluis van de Lorentzsluizen. Het Kazemattenmuseum geeft je daarnaast vooral informatie over de Slag om de Afsluitdijk, wat plaatsvond in 1940 tijdens de Duitse aanval op Nederland. Of je nu geïnteresseerd bent in kunst, geschiedenis, wetenschap of technologie, Friesland heeft voor elk wat wils. De musea in deze provincie bieden niet alleen een kijkje in het verleden, maar laten ook zien hoe Friesland zich heeft ontwikkeld tot de bruisende regio die het vandaag de dag is. Plan dus je bezoek en ontdek de fascinerende wereld van Friesland door de lens van zijn musea.

Friesland is een fantastische regio in Nederland met een rijke geschiedenis, eigen taal en een sterke culturele identiteit. Wij Friezen hebben door de eeuwen heen unieke vormen van recreatie en vermaak ontwikkeld die niet alleen onze regio kenmerken, maar ook een kijkje bieden in het dagelijks leven van de mensen die hier woonden (en wonen!). In een tijd waarin moderne vormen van entertainment steeds populairder worden, is het interessant om terug te kijken naar de activiteiten die mensen in Friesland in het verleden deden voor het plezier en ontspanning, en hoe deze vandaag de dag nog worden ervaren. Tegenwoordig kiezen de meeste Nederlanders (ook in Friesland) immers voor digitaal vermaak, denk aan films, het binge-watchen van series of videogames. Sinds 2021 is online gokken ook bijzonder populair in ons land, waarbij gokkers kiezen voor gokspelletjes zoals poker of slots. Nederlandse spelers die kiezen voor buitenlandse casinos zonder Cruks limieten kunnen kiezen uit honderden betrouwbare goksites, zoals te zien is in de gids van BitcoinMagazine. Modern vermaak heeft duidelijk zijn charme en aantrekkelijke pluspunten, maar voor wie nostalgisch is naar de “goede oude tijd” of gewoon wat meer wil leren over de rijke geschiedenis van Friesland, zijn er een aantal activiteiten die absoluut het ontdekken waard zijn. We moeten natuurlijk beginnen met schaatsen, want Friesland is misschien wel het meest beroemd om zijn schaatscultuur. Al in de middeleeuwen schaatsten onze voorouders op de bevroren sloten, meren en kanalen die de provincie doorkruisen. Het schaatsen was niet alleen een vorm van vervoer in de winter, maar het groeide uit tot een populaire recreatieve activiteit. De Friese Elfstedentocht, een schaatstocht van bijna 200 kilometer langs elf historische steden, is een populair evenement dat in deze moderne tijd nog steeds relatief populair is en dat teruggrijpt naar deze oude traditie. Schaatsen werd niet alleen als een sport gezien, maar ook als een sociaal gebeuren. Families en dorpsbewoners kwamen samen op het ijs, er werden wedstrijden georganiseerd en het was een gelegenheid om nieuwe mensen te ontmoeten of om oude vrienden te zien. De Elfstedentocht, die voor het eerst officieel in 1909 werd gehouden, heeft een iconische status gekregen in Nederland. Zelfs nu nog leeft de schaatstraditie voort, maar wegens het nieuwe “normaal” in het klimaat is het al van 1997 geleden dat de omstandigheden nog eens geschikt waren. Een andere sport die diepgeworteld is in de Friese cultuur is het kaatsen. Het is een eeuwenoude balsport, vergelijkbaar met tennis maar dan zonder net. Kaatsen werd reeds in de 12e eeuw gespeeld, oorspronkelijk op grasvelden in de lokale dorpen. Het doel van het spel is om een bal met de hand zo ver mogelijk te slaan, waarbij de tegenstanders proberen de bal te vangen of terug te slaan. Kaatsen werd vaak gespeeld tijdens dorpsfeesten en andere sociale gelegenheden. Het was een spel dat zowel fysieke vaardigheden als strategie vereiste, en het trok toeschouwers van heinde en ver. In het moderne Friesland is kaatsen nog steeds populair, en er worden jaarlijks kampioenschappen georganiseerd, zoals de beroemde PC Kaatswedstrijd op het Sascii251jkelascii226n in Franeker. Dit evenement trekt duizenden toeschouwers en is een waar volksfeest. Als we het over traditionele en unieke Friese sporten hebben, komt fierljeppen natuurlijk spontaan naar voren. Bij deze sport proberen deelnemers met behulp van een lange stok over een sloot of kanaal te springen. De oorsprong van fierljeppen ligt in het boerenleven, want het was ooit een praktische manier voor boeren om over de vele waterwegen in Friesland te komen, zodat hun vee niet naar het land van de volgende boer zou gaan. Fierljeppen wordt tegenwoordig beschouwd als een sport die moed, kracht en techniek vereist. Het wordt vaak gedaan als teambuilding-activiteit en is altijd een spektakel dat mensen samenbrengt, vooral in de zomermaanden wanneer er competities worden gehouden in verschillende dorpen. Zoals je ongetwijfeld wel weet, wordt het mooie Friese landschap gekenmerkt door uitgestrekte wateren. Zeilen is dan ook al jarenlang een populaire activiteit in de regio, voornamelijk dan “Skûtsjesilen”, een traditionele vorm van zeilen waarbij gebruik wordt gemaakt van skûtsjes, historische Friese vrachtschepen. Deze schepen werden in de 19e eeuw gebruikt voor het vervoer van goederen over de Friese waterwegen, maar tegenwoordig worden ze ingezet voor zeilwedstrijden. Tijdens de zomerse Skûtsjesilen-wedstrijden komen teams uit verschillende Friese dorpen tegen elkaar uit in een competitie die niet alleen draait om snelheid, maar ook om vakmanschap en zeiltechniek. Het evenement trekt veel toeschouwers en wordt vaak omlijst door feestelijke activiteiten op de wal. Voor veel Friezen is het een hoogtepunt van het zomerseizoen en een traditie die van generatie op generatie wordt doorgegeven.

Een gezellige tuin is een plek waar je kunt ontspannen, genieten van de natuur en quality time kunt doorbrengen met vrienden en familie. Gelukkig hoef je geen grootschalige renovaties uit te voeren om van je tuin een warme en uitnodigende ruimte te maken. Met een paar kleine aanpassingen kun je al grote veranderingen teweegbrengen. Hier zijn 10 eenvoudige manieren om je tuin gezelliger te maken: Creëer zitplekken Zorg voor comfortabele zitplekken waar je kunt ontspannen en van je tuin kunt genieten. Dit kan een eenvoudige bank, een paar stoelen of zelfs een hangmat zijn. Plaats deze zitplekken op strategische locaties waar je het beste uitzicht hebt op je tuin en waar je kunt genieten van de zon of schaduw, afhankelijk van je voorkeur. Voeg verlichting toe Verlichting kan een magische sfeer creëren in je tuin, vooral 's avonds. Hang lantaarns op, plaats enkele sfeervolle kaarsen of installeer zelfs wat tuinverlichting langs paden of rond planten. Zachte, warme verlichting zorgt voor een uitnodigende sfeer waar je graag tijd doorbrengt, zelfs na zonsondergang. Plant bloemen en planten in je tuintje Bloemen en planten brengen leven in je tuin en voegen kleur en geur toe. Kies planten die gedurende het hele jaar bloeien, zodat je het hele jaar door van een levendige tuin kunt genieten. Denk ook aan het toevoegen van kruiden of geurige planten, zoals lavendel of rozemarijn, om je tuin een heerlijke geur te geven. Maak gebruik van decoratieve elementen Decoratieve elementen zoals beeldjes, portugese tegels, tuinornamenten, windgongen of vogelhuisjes kunnen een persoonlijk tintje aan je tuin geven. Kies items die passen bij je persoonlijke stijl en die de sfeer van je tuin versterken. Creëer een water feature Een fontein, vijver of zelfs een eenvoudige waterval kan een rustgevend geluid toevoegen aan je tuin. Het kabbelende geluid van water heeft een kalmerend effect en creëert een ontspannen sfeer waarin je kunt genieten van de natuur om je heen. Investeer in comfortabele kussens en dekens Maak je zitplekken extra comfortabel door kussens en dekens toe te voegen. Kies stoffen die bestand zijn tegen verschillende weersomstandigheden en die gemakkelijk te reinigen zijn. Op deze manier kun je ook op koelere avonden van je tuin genieten terwijl je warm en knus blijft. Werk met laagjes Voeg visuele interesse toe aan je tuin door te werken met verschillende lagen. Gebruik planten van verschillende hoogtes en texturen om diepte en dimensie te creëren. Combineer struiken, bloemen en bodembedekkers voor een gevarieerd en boeiend landschap. Overweeg een tuinhuisje of pergola Een tuinhuisje of pergola kan een gezellige plek creëren waar je kunt ontspannen en genieten van de buitenlucht. Hang klimplanten langs de pergola of voeg gordijnen toe aan het tuinhuisje voor extra privacy en sfeer. Integreer natuurlijke materialen Gebruik natuurlijke materialen zoals hout, steen of bamboe in je tuinontwerp. Deze materialen voegen warmte en textuur toe en passen goed bij de omringende natuur. Overweeg een houten terras, een stenen tuinpad of een bamboe scherm om een gezellige en uitnodigende sfeer te creëren. Houd het netjes en onderhouden Last but not least, zorg ervoor dat je tuin netjes en goed onderhouden is. Verwijder onkruid uit je tuintegels, snoei overhangende takken en houd het gazon gemaaid. Een goed onderhouden tuin ziet er niet alleen mooier uit, maar nodigt ook uit om er tijd in door te brengen. Met deze kleine aanpassingen kun je eenvoudig je tuin transformeren tot een gezellige en uitnodigende buitenruimte waar je kunt ontspannen, tot rust kunt komen en kunt genieten van de natuur.

Friesland is een waar paradijs voor fietsliefhebbers. Uitgestrekte weilanden, kronkelende dijkwegen, pittoreske dorpjes en natuurlijk de beroemde Friese meren. Je vindt hier alles voor een perfecte fietstocht. Of je nu gaat voor een ontspannen rit langs het water of een sportieve uitdaging zoekt. Friesland heeft voor iedereen een mooie route in petto. Kom je maar al te graag te weten wat je er zoal kunt verwachten? En welke highlights zeker het bezoeken waard zijn met je eigen tweewieler? Met deze tips haal je het maximale uit je fietsavontuur in deze prachtige provincie. De mooiste fietsroutes door Friesland Friesland heeft eindeloos veel fietsroutes, maar een paar springen er echt uit. Een absolute aanrader is de Elfstedentocht per fiets. Deze legendarische schaatsroute brengt je door de elf Friese steden. Het is een geweldige manier om de provincie te verkennen. Een andere mooie optie is de route langs het IJsselmeer. Hier fiets je over dijkjes en door vissersdorpjes als Hindeloopen en Makkum. Voor natuurliefhebbers is Nationaal Park De Alde Feanen een geweldige bestemming. Hier fiets je langs moerassen, plassen en rietvelden, met volop mogelijkheden om bijzondere vogels te spotten. Fietsen langs De Friese Meren De Friese meren vormen een uniek landschap waar je heerlijk kunt fietsen. Ga je voor een van de routes rondom het Sneekermeer, het Tjeukemeer en de Fluessen? Deze bieden een combinatie van water, weilanden en gezellige terrasjes aan het water. In de zomermaanden kun je hier genieten van de vele zeilbootjes die voorbij varen. Neem onderweg de tijd om even uit te rusten bij een van de vele theetuinen of strandpaviljoens. Hier kun je goed genieten van een kop koffie met uitzicht op het water. Praktische tips voor fietsen in Friesland Friesland is grotendeels vlak, wat fietsen hier erg toegankelijk maakt. Toch is het slim om rekening te houden met de wind, vooral als je langs open water fietst. De tegenwind kan een tocht een stuk zwaarder maken. Dus plan je route slim. Daarnaast is het handig om een fietsknooppuntenkaart of een fiets-app te gebruiken. Zo weet je altijd waar je bent en makkelijk een route kunt aanpassen. Wil je je fiets meenemen op de boot naar een van de Waddeneilanden? Dat kan, maar reserveer in het hoogseizoen op tijd, want het kan druk zijn. Waarom een verzekering een goed idee is Steeds meer mensen ontdekken Friesland per e-bike. Het is dé manier om lange afstanden af te leggen zonder uitgeput te raken. Maar een e-bike is ook een flinke investering en helaas erg geliefd bij fietsendieven. Daarom is een e-bike verzekering zeker het overwegen waard. Met zo’n verzekering ben je gedekt bij diefstal en vaak ook bij schade door een valpartij of een ongeluk. Let bij het afsluiten van een verzekering goed op de voorwaarden: sommige verzekeraars eisen dat je een ART-goedgekeurd slot gebruikt, en bij andere verzekeringen geldt er een eigen risico. De leukste plekjes om even te stoppen Een fietstocht door Friesland is niet compleet zonder een paar tussenstops bij gezellige dorpen en mooie uitzichtpunten. In Sneek kun je even afstappen om de Waterpoort te bewonderen, en in Sloten – de kleinste van de elf steden – kun je genieten van het historische centrum. Voor een echt Fries gebakje stop je bij een bakkerij in Bolsward of Franeker. Zin in iets hartigs? Probeer dan eens een broodje met Fryske nagelkaas of een vers gebakken visje in een havenplaatsje langs het IJsselmeer. Fietsen door Friesland is een ervaring die je niet snel vergeet. Of je nu een dagje op pad gaat of een hele fietsvakantie plant, met deze tips maak je er een onvergetelijke tocht van!

Wil je meer weten over de levendige jaarlijkse en tweejaarlijkse evenementen in Friesland? Je bent hier aan het juiste adres. Wij hebben een aantal evenementen van deze regio op een rijtje gezet. Van culturele festiviteiten tot gezellige markten, in Friesland is er voor iedereen iets te doen. Wil je meer weten over deze evenementen en hoe podiumbouwers deze evenementen met rolsteigers en andere elementen veilig kunnen maken voor alle bezoekers? Lees dan verder en doe wat inspiratie op voor je volgende evenement! Bevrijdingsfestival Fryslân Het Bevrijdingsfestival Fryslân in Leeuwarden is een jaarlijks terugkerend evenement dat op 5 mei plaatsvindt. Het festival is een viering van vrijheid, met geweldige artiesten op verschillende podia en bijzondere projecten op het Plein van de Vrijheid. Voor kinderen zijn er allerlei leuke activiteiten op het Kinderfestival. Het festival herinnert ons eraan hoe bijzonder vrijheid is en benadrukt het belang van democratie, vrijheid en rechtsstaat. Heechspanning Heechspanning is een ander festival dat op 9 mei 2024 plaatsvindt. Dit is eigenlijk een groot straattheater. Je kunt hier terecht voor diverse acts op straat waar je de hele dag kunt vermaken. Denk aan circusachtige shows en geweldige optredens van muzikale duo's. Het festival begon als een bescheiden initiatief van een groep vrienden en groeide uit tot een populair evenement binnen de regio. Naast alle acts zul je je ogen uitkijken op rondtrekkende draken en aapjes. Heamiel Festival Het Heamiel Festival in Bolsward vindt jaarlijks plaats op 26, 27, 28 en 29 juni 2024. Dit festival viert de lokale tradities en cultuur met verschillende optochten, muziek, dans en amusement. Het festival is ontstaan in de jaren vijftig en brengt mensen samen om te genieten van festiviteiten zoals de optocht, muziekoptredens, theatervoorstellingen en sportieve activiteiten. Ook is er een kermis en zijn er markten waar je kunt genieten van unieke producten en lekkernijen uit de regio. Sint Nykster Merke Tijdens de Sint Nykster Merke in Sint Nicolaas kun je genieten van een traditionele allegorische optocht met Friese bands die voor muzikaal plezier zorgen. Dit evenement vindt plaats op  5, 6 en 7 september 2024. Naast de optocht zijn er volksspelen en een kermis, waardoor het een plezierige ervaring is voor alle leeftijden. Het evenement brengt het dorp tot leven en het is een culturele ervaring die je niet mag missen. Ben jij hier al geweest? Opbouw en afbouw van evenementen podia Hoe werkt het opbouwen en afbouwen van evenementen podia eigenlijk tijdens deze festiviteiten? Hiervoor is een zorgvuldige planning en een scherp oog voor veiligheid nodig. Een goed podium bestaat allereerst uit het juiste type, zoals podiumwagens of grote podia gemaakt van steigermateriaal. Deze worden vaak gekocht bij online ladder- en steigerverkoop. Er wordt gezorgd voor een vlakke vloer zonder scherpe randen om ongelukken te voorkomen. Om dit te verwezenlijken wordt er samengewerkt met betrouwbare leveranciers die genoeg kennis hebben om instortingen en andere ongelukken te voorkomen. Tijdens de bouw wordt rekening gehouden met weersomstandigheden en de juiste aarding en bliksemafleiding. Op die manier kan iedereen in Friesland zonder zorgen genieten van al het amusement. Waar ga jij dit jaar naartoe?

Friesland, een provincie in het noorden van Nederland, biedt een unieke mix van natuur, cultuur en geschiedenis. Of je nu van watersport houdt, de Friese cultuur wilt verkennen of gewoon wilt genieten van de prachtige natuur, Friesland heeft voor ieder wat wils. Hier zijn daarom enkele praktische tips om je te helpen bij het plannen van een weekendje weg naar Friesland. Want alles begint natuurlijk met de juiste voorbereiding. Of je nu een weekendtas voor dames vol kleding meeneemt of een koffer, je wilt er niet pas op de plek zelf achterkomen dat je iets bent vergeten. Om ervoor te zorgen dat alles soepel verloopt, hebben we daarom wat handige tips voor je. Plan vooraf je route Friesland is een enorme provincie waar veel te zien en te doen is, dus het is belangrijk om je route vooraf goed te plannen. Helemaal wanneer je er maar een paar dagen bent, is het belangrijk om keuzes te maken. Bepaal op voorhand welke steden en bezienswaardigheden je wilt bezoeken en maak een realistische inschatting van de reistijd tussen deze plaatsen. Vergeet niet dat Friesland ook bekendstaat om zijn prachtige waterwegen, dus ook een boottocht te maken, mits het goed weer is natuurlijk, is een absolute aanrader als je het ons vraagt. Nu hoef je niet van minuut tot minuut alles te plannen, maar een globale planning helpt je wel met een stuk meer rust gedurende het weekend. Ontdek de cultuur Ben je naar de tassenwinkel geweest voor een nieuwe weekendtas en ben je inmiddels aangekomen in Friesland, dan mag een stukje cultuur snuiven natuurlijk ook niet ontbreken. Friesland heeft namelijk een rijke cultuur en geschiedenis die het bezoeken zeker waard is. Bezoek één van de vele musea, zoals het Fries Museum in Leeuwarden of het Jopie Huisman Museum in Workum. Probeer ook de Friese taal, die in de hele provincie wordt gesproken en proef typisch Friese producten zoals Fryske dúmkes of suikerbrood. Ondanks dat je in eigen land blijft, is er een hele hoop te leren over de prachtige provincie en haar inwoners. Geniet van de natuur Friesland staat bekend om haar prachtige natuur, waaronder de Waddenzee, het Nationaal Park De Alde Feanen en het IJsselmeer. Maak een wandeling, ga fietsen of huur een kano om de provincie vanuit een ander perspectief te bekijken. Vergeet niet om een verrekijker mee te nemen, want Friesland is een paradijs voor vogelliefhebbers. Uiteraard is het volledig afhankelijk van je eigen lichamelijke gesteldheid en ook wensen, maar ook wanneer je niet zo actief bent, is het ook zeker de moeite waard om heerlijk een stuk te gaan wandelen. Zorg er wel voor dat je de juiste schoenen draagt en neem een rugzak gevuld met wat lekkers te eten en ook wat drinken mee. Tot slot Friesland heeft je een hele hoop te bieden. Het is daarom dus ook zeker de moeite waard om een weekendje naar deze Noordelijke provincie toe te gaan. Vooraf wel even een goede planning maken, zodat jullie exact weten wat jullie te wachten staat en optimaal kunt genieten van het verblijf in deze prachtige stad.

De afsluitdijk mag wat mij betreft worden gezien als een wereldwonder. In 1932 werd het laatste stukje van deze fenomenale dijk gerealiseerd. Daarmee werd de Zuiderzee definitief afgesloten van de Waddenzee waardoor het IJsselmeer ontstond. Ingenieur Lely was het meesterbrein achter deze waterstaatkundige ingreep.  De laatste jaren wordt er hard gewerkt aan de afsluitdijk zodat deze weer tientallen jaren vooruit kan om Nederland te beschermen tegen het wassende water. Sinds een paar maanden zijn delen van de Afsluitdijk weer toegankelijk voor het publiek waaronder de parkeerplaats bij het standbeeld van Ingenieur Lely. Ik was er een paar weken geleden. Eindelijk kon ik het resultaat bewonderen vanaf de kant van de Waddenzee en ik was blij verrast. Wat ik vooral zag was een prachtig vers geasfalteerd tweebaans fietspad. Buitendijks wel te verstaan en niet zoals eerder binnendijks. Daarnaast in lange rijen duizenden blokken van beton. Deze lagen als ouderwetse basaltblokken tegen elkaar geklemd met net voldoende ruimte voor gras en ander klein groen. Sommige betonblokken staken in rijen van twee uit boven de rest, als waren het tanden in een oneindig grote kaak. Je zou ze best "watertanden" kunnen noemen. Ze zijn bedoeld om bij storm en ontij de golven te breken. Watertanden in figuurlijke zin geldt voor het fietspad. Ik weet zeker dat, zodra het voor het publiek geopend wordt, er een horde sport- en racefietsers klaar staat om het toe te voegen aan het wekelijkse trainingsrondje.

Volgens Wikipedia is een fata morgana of luchtspiegeling een "optisch fenomeen dat het resultaat is van temperatuurinversie, een verschijnsel waarbij er grote temperatuurverschillen bestaan tussen verschillende luchtlagen". Noordelijk van Dokkum heb je zelden grote temperatuurverschillen dus je verwacht er niet direct een fata morgana. En toch, als je van Dokkum binnendoor naar het noorden rijdt kom je langs de dorpjes Hantum, Hantumeruitburen en Hantumhuizen, uiteindelijk kom je in Ternaard terecht. Je hebt een prachtig uitzicht over de groene weilanden. Een kronkelende weg, verspreide huisjes, boerderijen en kleine bosschages kenmerken het kleinschalige karakter van het landschap.  Je verwacht daar zeker niet een goudkleurig bouwsel in het verder typisch Noord Friese kleilandschap. En toch is dit precies wat je denkt te zien. Het goud schittert in de zon aan de horizon maar wordt voor een groot deel toch ook weer aan het oog onttrokken door bomen en struiken. Twijfel niet aan je gezichtsvermogen, naast de poldermolen van Hantum vind je "Karma Deleg Chö Phel Ling", een Tibetaans boeddhistisch studie- en meditatiecentrum compleet met dertien meter hoge Tibetaanse Stoepa. Ik kom er graag, je ervaart er een oase van rust. Je doet een rondgang langs de gebedsrollen, drinkt een kopje thee en/of woont een ceremonie bij die wordt geleid door de monnik van dienst. Het landschap van Friesland wordt gekscherend wel eens een "groene woestijn" genoemd. Bij Hantum krijgt deze schimpnaam een extra lading want je vindt er naast een groene woestijn een fata morgana en een oase van rust.

Ben jij een echte natuurliefhebber, dan laat je tijdens een prachtige wandeling in de natuur niets aan het toeval over. Een goed paar wandelschoenen, een comfortabele outfit en een goedgevulde tas mag dan natuurlijk absoluut niet ontbreken. Ga je een flink eind wandelen, dan is het handig om naar een rugzak, ook een fanny pack, voor om je middel mee te nemen. Dit zorgt er namelijk voor dat je niet je hele tas van je rug hoeft te halen, voor bijvoorbeeld het checken van de route op je telefoon. Omdat het vinden van de geschikte tas niet altijd even eenvoudig is, hebben we een aantal handige tips voor je, voor wanneer je gaat wandelen in de Friese natuur. Weersomstandigheden Een tas is een tas, denken de meesten. Wanneer ze er maar alles in mee kunnen nemen wat ze nodig hebben, dan is het vaak al goed. Toch is het wel belangrijk goed te kijken naar het type tas. Stel dat je regelmatig in de regen loopt, dan is het wel zo prettig dat je tas ook waterdicht is. Helemaal wanneer je er ook nog waardevolle spullen of kleding in hebt zitten. Kijk daarom dus ook altijd goed naar het type tas en of deze eventueel waterdicht is. Je zit er niet op te wachten dat je een flink stuk hebt gewandeld, helemaal nat bent geregend en vervolgens ziet dat ook de inhoud van je tas zeiknat is geworden en je geen droog shirt meer bij je hebt. Comfort Het is een heel verschil of je op zoek gaat naar een tas voor bijvoorbeeld je laptop of een tas die je urenlang op je rug draagt tijdens een wandeling in de Friese natuur. Comfort speelt daarom dan ook een belangrijke rol bij het maken van je uiteindelijke keuze. Stel dat je voornemens bent om de Vierdaagse in Nijmegen te gaan lopen, dan is het wel prettig dat je een tas hebt waarvan de schouderbanden enigszins zijn gevoerd. Heeft je tas dat namelijk niet, dan kan dit  gaan schuren, met eventuele ongemakken tot gevolg. Het is daarom dan ook belangrijk om een tas niet alleen te ‘passen’ op het moment dat deze leeg is, maar ook om te kijken hoe de tas zit, op het moment dat deze wel gevuld is met bijvoorbeeld een flesje water en wat lekkers. Gemak Comfort is belangrijk, maar gemak uiteraard ook. Zorg er daarom voor dat je ook kijkt naar de functionaliteit van een tas. Wat we wel altijd aanraden, is dat je naast een rugzak, ook kiest voor een heuptasje voor bijvoorbeeld je telefoon en andere toebehoren. Zo hoef je namelijk tijdens het wandelen niet je volledige rugzak af te doen, maar kun je gemakkelijk hetgeen wat je nodig hebt, gewoon even uit je heuptasje halen. Door goed te kijken naar wat jij belangrijk vindt, in combinatie met comfort en gemak, zul je zien dat het vinden van een geschikte tas, een stuk eenvoudiger is dan je op voorhand zou verwachten.

Drachten, een charmante stad gelegen in het hart van Friesland, heeft zich in de afgelopen decennia ontwikkeld tot een belangrijk centrum voor technologische innovatie. Wat ooit begon als een bescheiden industriestad, is nu uitgegroeid tot een bloeiende hub voor technologie en innovatie. Met een divers aanbod aan vacatures in de technische sector, biedt Drachten unieke kansen voor professionals die willen werken in een dynamische en groeiende omgeving. In deze blog verkennen we hoe Drachten zich heeft gepositioneerd als het technische hart van Friesland en wat dit betekent voor werkzoekenden en bedrijven in de regio. De technologische groei van Drachten De groei van Drachten als technologische hub is niet toevallig ontstaan. De stad heeft een rijke industriële geschiedenis die de basis heeft gelegd voor de huidige focus op technologie en innovatie. In de afgelopen jaren is het aantal vacatures in Drachten aanzienlijk toegenomen, met name in de technische sector. Verschillende vacatureplatforms tonen een breed scala aan openstaande functies in onder andere engineering, IT, en R&D. Deze toename in werkgelegenheid is een directe weerspiegeling van de economische groei en de aanwezigheid van vooraanstaande bedrijven in de regio. Waarom Drachten aantrekkelijk is voor technische professionals Drachten biedt niet alleen een overvloed aan werkgelegenheid, maar ook een levenskwaliteit die moeilijk te evenaren is. Voor technische professionals die op zoek zijn naar een gezonde balans tussen werk en privé, is Drachten een ideale locatie. De stad ligt in de nabijheid van prachtige natuurgebieden, zoals het Nationaal Park De Alde Feanen, en biedt een rustige leefomgeving, ver weg van de drukte van de grote steden. Daarnaast zijn de kosten van levensonderhoud in Drachten lager dan in veel andere technologische hubs in Nederland, wat betekent dat professionals meer kunnen genieten van hun inkomen. De combinatie van een betaalbare levensstijl, uitstekende voorzieningen, en een breed scala aan technische vacatures maakt Drachten tot een aantrekkelijke keuze voor zowel beginnende als ervaren professionals. Innovatie en samenwerking in Drachten Een van de sterke punten van Drachten is de focus op innovatie en samenwerking tussen bedrijven en instellingen. In Drachten bevinden zich meerdere innovatieclusters, waar bedrijven, kennisinstellingen en overheidsorganisaties samenwerken om technologische vooruitgang te stimuleren. Deze clusters zijn een broedplaats voor nieuwe ideeën en technologieën, wat resulteert in een continue stroom van vacatures voor technisch talent. Fenner Dunlop, als toonaangevend bedrijf in de productie van industriële transportbanden, is een uitstekend voorbeeld van een bedrijf dat investeert in de ontwikkeling van zijn eigen personeel. In plaats van te leunen op externe opleidingsinstellingen, leidt Fenner Dunlop haar personeel intern op via gespecialiseerde trainingsprogramma's. Dit stelt hen in staat om een hoog niveau van vakbekwaamheid te handhaven en continu te innoveren binnen hun vakgebied. Deze focus op interne ontwikkeling versterkt de positie van Fenner Dunlop als een van de drijvende krachten achter de technologische vooruitgang in Drachten. De toekomst van Drachten als technisch hart van Friesland De toekomst van Drachten ziet er rooskleurig uit. De stad heeft ambitieuze plannen om haar positie als technisch centrum van Friesland verder te versterken. Nieuwe projecten en ontwikkelingen, zoals de uitbreiding van innovatieclusters en investeringen in infrastructuur, zullen de vraag naar technische professionals alleen maar doen toenemen.Met een duidelijke visie op groei en innovatie is Drachten goed op weg om een toonaangevende stad te worden in de technologische sector, niet alleen in Friesland maar in heel Nederland. Voor bedrijven betekent dit een stabiele basis voor uitbreiding en innovatie, en voor werkzoekenden biedt het een scala aan kansen in een dynamische en vooruitstrevende omgeving. Ga voor technische jobs naar Friesland! Drachten heeft zich stevig gevestigd als het technische hart van Friesland, met een indrukwekkende groei in de technologische sector en een overvloed aan werkgelegenheid. Voor technische professionals die op zoek zijn naar een uitdagende en lonende carrière in een prachtige omgeving, biedt Drachten de perfecte combinatie van werk en levenskwaliteit. Met zijn sterke focus op innovatie en samenwerking, belooft Drachten een veelbelovende toekomst voor iedereen die hier zijn carrière wil opbouwen.

Nu we langzaam de donkere en koude dagen achter ons laten en de zon zich steeds vaker laat zien, wordt het ook een stuk aangenamer om weer plaats te nemen in de tuin. We kunnen ons weer bezig houden met het snoeien en zaaien van planten, onkruid wieden, maaien en afwerken van het gazon en het reinigen van het terras. Hoe je tuin er ook uit ziet, of dat groot of klein is, veel of weinig groen, iedereen heeft van tijd tot tijd nieuwe spullen nodig.  Een echte toevoeging voor in je tuin En waar kan je al die spullen nou het beste waren? Wat dacht je van een tuinhuis! Tegenwoordig hoef je niet meer de deur uit om op zoek te gaan naar het perfecte huisje voor in de tuin. Gelukkig kunnen we tuinhuisjes online kopen. Een paar van de vele voordelen is dat je meteen het volledige aanbod ziet en kunt filteren op wat jij echt leuk vindt.  Een tuinhuis is een ware toevoeging voor in je tuin. Het maakt niet uit of je nu een kleine of grote tuin hebt. Het kan voor zoveel verschillende doeleinden worden gebruikt. De een gebruikt hem als extra opbergruimte. Zo blijft de tuin mooi opgeruimd en bovendien blijven de spullen ook droog. Dit is vooral handig als je weinig ruimte hebt.  De ander tovert een tuinhuis om tot een extra kamer. Zo worden ze gebruikt als logeerkamer, kantoor of speelkamer voor kinderen. Je kunt het zo gek niet bedenken of het bestaat al.  Heerlijk tafelen in de zon Nu het overdag langzaam langer licht wordt en de temperatuur ook stijgt, is het heerlijk om in de tuin plaats te nemen. En bij een stel fijne stoelen hoort uiteraard ook de juiste tafel. Of dit nu een grote rechthoekige tafel is of een kleine ronde, ook hier geldt, voor iedere tuin is er een passende oplossing. Denk vooral goed na waar je de tafel voor wilt gebruiken en hoeveel ruimte je hebt. En waar je nu ook woont in Nederland, je kan met één druk op de knop een tuintafel in-Friesland of Zeeland kopen. Ben jij dus nog op zoek naar nieuwe spullen voor in je tuin? Vergeet dan niet om ook online rond te kijken. Een groot aanbod aan tuinartikelen zijn maar een paar klikken van je verwijderd.

Sibrandahûs is een gehucht tussen Dokkum en Burdaard. In de regio is het vooral bekend vanwege een prachtig Middeleeuws kerkje (waar ook getrouwd wordt) en een niet erg spannende brug over de Dokkumer-Ee. De brug verbindt Noord en Zuid, kleigrond en zandgrond, én liefdesrelaties. De meeste mensen kennen het fenomeen van de liefdesslotjes. Je ziet het vooral in de grote romantische toeristensteden. Geliefden hangen een hangslotje aan een brugleuning als teken van eeuwige trouw en liefde.  Voor veel geliefden westelijk van Dokkum heeft de brug in Sibrandahûs in vroeger jaren een belangrijke rol gespeeld. Ik hoorde een verhaal tijdens een voorleesavond in de kloosterkapel in Jannum, niet ver van Sibrandahûs. Het verhaal ging over Gerben en Ybeltsje. Hij woonde aan de noordkant van de Dokkumer-Ee, zij aan de zuidkant. Hij was een welgestelde boerenzoon, zij dochter van een eenvoudige arbeider. Hij kwam van de kleigrond, zij van de zandgrond.  Het verhaal combineert onmogelijke liefde, rang en stand en een geheime ontmoetingsplaats bij de brug van Sibrandahûs. Het verhaal trof me in het hart, mijn ouders trof hetzelfde lot. Hij was zoon van het hoofd van de school, zij was dochter van een eenvoudige groenteboer. Hij kwam van de noordelijke kleigrond, zij van de zuidelijke zandgrond. Hij schreef liefdesgedichten en schetste de brug van Sibrandûs erbij als te nemen obstakel. Heit was een romanticus. De liefde overwon, zowel bij Gerben en Ybeltsje als bij mijn ouders. Had het fenomeen bestaan dan hadden er regelmatig liefdesslotjes aan de brug van Sibrandahûs gehangen.

Feanwâldsterwal is een prachtig klein dorpje zuidwestelijk van Feanwâlden. De schoonheid van het dorp wordt vooral gekenmerkt door de smalle vaart die naast de hoofdstraat van het dorp "De Wâl" loopt. De aanliggende woningen hebben allemaal een eigen bruggetje. Waar "De Wâl" overgaat in "It Oare Ein" ligt de kern van het dorp gemarkeerd door een fraaie brug en hotel en eetcafé 't Dûke Lûk. Hier kun je bootjes en kano's huren en dat is niet onlogisch. Feanwâldsterwal ligt namelijk aan de rand van een van de mooiste aaneengesloten kleine natuurgebieden in Friesland, It Butenfjild, De Looden Hel en De Houtwiel. Het laatste natuurgebied is de laatste jaren naar een hoger niveau getild vanwege de aanleg van de Centrale As (N356), de voor het gebied enigszins "oversized" maar o zo gewaardeerde autoweg tussen Nijega en Dokkum. Bij het dorp De Falom is notabene een "luxe" flyover gebouwd zodat flora en fauna ongestoord  kan doorgroeien en doorlopen tot aan het dorp De Westereen. De aaneengesloten natuurgebieden verklappen het ontstaan van Feanwâldsterwal. Het zijn laagveengebieden en Feanwâldsterwal dankt haar bestaan aan de ontginning van dit laagveen. Al in de 15e eeuw werd dit ontgonnen door de Schiere Monniken afkomstig van de Schierstins in buurdorp Feanwâlden, behorende bij het klooster Claerkamp in Rinsumageest. In latere tijden werd dit zware werk op meer industriële schaal voortgezet door doorgewinterde veenarbeiders uit Giethoorn die naar de Friese veenkolonie kwamen. Zij wisten wel raad met het laagveen en lieten een duidelijk stempel achter op het gebied, én het dorp. Daarom wordt Feanwâldsterwal nu ook wel het "Giethoorn van Friesland" genoemd. Beide dorpen hebben trouwens nog iets opmerkelijks gemeen, de verdwenen melkfabrieken. In beide dorpen zijn ze ten prooi gevallen aan het toerisme zou je kunnen zeggen. Die van Giethoorn is gesloopt of onherkenbaar tussen restaurants en bootverhuurders. Die van Feanwâldsterwal, genaamd Zuivelfabriek Freia, is steen voor steen afgebroken en opnieuw opgebouwd in het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem. Ik zie het als de verloren zoon van Feanwâldsterwal, gelet op de naam Freia zou je wellicht van dochter moeten spreken maar dat onderscheid laat ik aan de lezer.

Pallets zijn een essentieel onderdeel van logistieke processen en goederenvervoer over de hele wereld. Ze bieden ondersteuning aan zware ladingen en vergemakkelijken het transport. Een interessante ontwikkeling op het gebied van pallets is de opkomst van pallets van geperst hout. In dit artikel gaan we dieper in op wat pallets van geperst hout zijn, hun voordelen en hoe ze bijdragen aan duurzaamheid in de logistieke sector. Wat zijn pallets van geperst hout? Hout pallet oftewel een pallet van geperst hout, ook wel bekend als samengeperste houtvezelpallets, zijn een innovatieve variant van traditionele houten pallets. Ze worden vervaardigd door houtvezels samen te persen onder hoge druk en hitte, wat resulteert in een stevige en duurzame pallet. Voordelen van Pallets van geperst hout Duurzaamheid: Pallets van geperst hout zijn duurzaam en gaan langer mee dan traditionele houten pallets. Ze zijn bestand tegen vocht, schimmels en insecten, waardoor ze ideaal zijn voor internationaal transport. Gewicht: Deze pallets zijn lichter dan houten pallets, waardoor ze de vrachtkosten verminderen en de arbeidsefficiëntie verbeteren. Milieuvriendelijk: Het gebruik van geperst hout draagt bij aan duurzaam bosbeheer, omdat het minder hout nodig heeft en gerecyclede materialen kan bevatten. Uniformiteit: Ze hebben een uniform formaat en gewicht, wat de efficiëntie bij het stapelen en vervoeren verhoogt. Toepassingen van geperst hout en pallets Pallets van geperst hout vinden toepassing in diverse sectoren, zoals: Voedselindustrie: Voor het transport van voedingsmiddelen zoals groenten en fruit. Farmaceutische industrie: Voor het veilig vervoer van medicijnen en medische apparatuur. Detailhandel: Voor het opslaan en vervoeren van goederen naar winkels. Duurzaamheid en pallets van geperst hout Duurzaamheid is een steeds belangrijker wordend aspect in de wereld van logistiek en goederenvervoer. Pallets van geperst hout dragen bij aan duurzaamheid op verschillende manieren. Minder houtkap Omdat geperst hout efficiënter gebruikmaakt van houtvezels, is er minder houtkap nodig. Dit draagt bij aan het behoud van bossen en het verminderen van ontbossing, wat cruciaal is voor het behoud van de natuurlijke habitat. Minder afval Deze pallets zijn recyclebaar en dragen bij aan het verminderen van afval in de logistieke sector. Ze kunnen na gebruik worden gerecycled tot nieuwe pallets of andere houtproducten. Lagere CO2-voetafdruk Door lichter te zijn dan traditionele houten pallets, verminderen pallets van geperst hout de uitstoot van broeikasgassen tijdens transport. Dit helpt bedrijven om hun ecologische voetafdruk te verkleinen. Pallets van geperst hout zijn een innovatieve oplossing voor de logistieke sector. Ze combineren duurzaamheid, efficiëntie en kostenbesparing, waardoor ze een aantrekkelijke keuze zijn voor bedrijven wereldwijd. Door bij te dragen aan het verminderen van houtkap en afval, spelen ze een cruciale rol in het bevorderen van duurzaamheid. Overweeg deze geperste houtvezelpallets naast visitekaartdoosjes als u op zoek bent naar een milieuvriendelijke en efficiënte optie voor uw logistieke behoeften.

Op het moment van schrijven loopt in Friesland het Tsjerkepaad evenement. Ieder jaar in de maanden juli tot september openen honderden monumentale kerken in Friesland hun deuren voor toeristen en belangstellenden. Omdat ik in de buurt ben loop ik even binnen bij de kerken in Ysbrechtum en Folsgeare. Deze dorpen liggen noordwestelijk van Sneek aan weerskanten van de A7. Het is bijzonder hoe deze kerken ten opzichte van elkaar verschillen. De kerk in Ysbrechtum is rijk versierd met rouwborden en wat dies meer zij en in de kerk is Folsgeare staat soberheid voorop. In Ysbrechtum staat Epemastate, dat verklaart het een en ander. Door de soberheid van de kerk in Folsgeare ga je daar wat meer op zoek naar details. Ik zie prachtige eeuwenoude statenbijbels, een vaas met plastic Hedera. Deze staat in de vensterbank en baadt in het zonlicht dat door het venster naar binnen valt. Ik zie bodemvondsten zoals potscherven een flesjes die op een tafel zijn uitgestald. Ik lees in gouden letters "Zingt Godes Eer" als ondertitel van het orgel en ik zie vier fluwelen collectepongen aan een stok die strak tegen de muur in het gelid staan. Ze dateren uit 1825 staat op een kaartje! Deze "pongen" brengen me direct terug naar mijn jeugd. Hoe vaak heb ik geld gegooid in soortgelijke pongen, of net gedaan alsof. Op de pongen van Folsgeare ontbreken de D's en K's die er in mijn geboortedorp in gouddraad op geborduurd waren. Ze stonden voor kerkvoogdij en diaconie. Dat weet ik nu. Toen wist ik dat niet en waren ze voor gewoon het kwartje en het dubbeltje.

Heb je weleens gehoord van steunkousen? Deze speciale kousen bieden niet alleen een stijlvolle look, maar ook ondersteuning voor gezonde benen. Of je nu lang moet zitten of staan, of last hebt van spataderen, steunkousen kunnen een waardevolle toevoeging zijn aan je dagelijkse routine. In dit artikel duiken we dieper in op steunkousen, hun voordelen en hoe ze je kunnen helpen om comfortabel en zelfverzekerd door het leven te gaan. Wat zijn steunkousen? Steunkousen, ook wel compressiekousen genoemd, zijn speciaal ontworpen kousen die druk uitoefenen op de benen. Deze druk zorgt voor een betere bloedcirculatie en helpt bij het verminderen van zwellingen. Hoe werken compressiesokken? Compressiesokken werken door geleidelijk afnemende druk vanaf de enkel naar boven uit te oefenen. Hierdoor wordt het bloed gestimuleerd om efficiënter naar het hart terug te stromen. Dit is vooral gunstig voor mensen die langdurig moeten staan of zitten, omdat het helpt bij het voorkomen van bloedstagnatie. Voordelen van het dragen van steunkousen 3.1 Verbeterde bloedcirculatie De druk die steunkousen uitoefenen, stimuleert de bloedcirculatie en voorkomt de ophoping van bloed in de aderen. Dit kan helpen om vermoeide en pijnlijke benen te verminderen. 3.2 Vermindering van zwelling Steunkousen kunnen ook zwelling in de benen verminderen, vooral na langdurig zitten of staan. Dit draagt bij aan een comfortabeler gevoel aan het eind van de dag. 3.3 Preventie van spataderen Door de verbeterde bloedcirculatie en drukverdeling kunnen steunkousen helpen bij het voorkomen van spataderen. Dit is vooral relevant voor mensen met een genetische aanleg hiervoor. Soorten steunkousen 4.1 Steunkousen voor reizen Voor diegenen die vaak reizen, kunnen speciale reissteunkousen helpen bij het minimaliseren van zwellingen en het verminderen van het risico op trombose tijdens lange vluchten of ritten. 4.2 Sportieve steunkousen Sporters kunnen profiteren van steunkousen die de bloedstroom verbeteren, wat kan leiden tot betere prestaties en sneller herstel na intensieve trainingen. 4.3 Stijlvolle steunkousen Steunkousen zijn er tegenwoordig in diverse stijlvolle ontwerpen en kleuren, zodat je ze kunt dragen als modeaccessoire terwijl je profiteert van de gezondheidsvoordelen. Hoe kies je de juiste steunkousen? 5.1 De juiste drukklasse kiezen Steunkousen zijn verkrijgbaar in verschillende drukklassen, variërend van licht tot extra stevig. Het kiezen van de juiste drukklasse hangt af van je specifieke behoeften en de aanbevelingen van een professional. 5.2 Materiaal en Comfort Let bij het kiezen van steunkousen ook op het materiaal en de pasvorm. Kies kousen die comfortabel zitten en gemaakt zijn van ademende materialen. Steunkousen kopen is relatief makkelijk en ze zijn verkrijgbaar in vele winkels.Wanneer zijn steunkousen nodig? 6.1 Staand beroep Mensen met een staand beroep, zoals verpleegkundigen en winkelpersoneel, kunnen profiteren van steunkousen om vermoeidheid en zwelling te verminderen. 6.2 Zwangerschap Tijdens de zwangerschap kunnen steunkousen helpen bij het verminderen van beenklachten en spataderen, die vaak voorkomen als gevolg van de verhoogde druk op de aderen. 6.3 Herstel na operatie Na een operatie kan het dragen van steunkousen de bloedcirculatie verbeteren en het risico op complicaties zoals bloedstolsels verminderen.

Uw huis is een plek van veiligheid en herinneringen. Door slim te investeren in aanpassingen kunt u uw huis voorbereiden op de toekomst en zo langer genieten van uw vertrouwde omgeving. In dit artikel gaan we dieper in op verschillende stappen die u kunt zetten om uw woning toekomstbestendig te maken. 1. Energie-efficiëntie Een eerste belangrijke stap naar een toekomstbestendige woning is het verbeteren van de energie-efficiëntie. Dit kunt u bereiken door bijvoorbeeld zonnepanelen te plaatsen, isolatie te verbeteren en energiezuinige apparatuur aan te schaffen. Deze verbeteringen helpen niet alleen om uw energiekosten te verlagen, maar ook om uw ecologische impact te minimaliseren. Zonnepanelen zijn een kosteneffectieve manier om energie te besparen en tegelijkertijd de waarde van uw huis te verhogen. Een goede isolatie van dak, muren en vloeren houdt uw huis warm in de winter en koel in de zomer. Zo zorgt u voor een comfortabele leefomgeving en minder energieverbruik. 2. Geavanceerde technologie Technologie verbetert niet alleen het gemak, maar ook het comfort van uw woning. Denk bijvoorbeeld aan automatische verlichting, slimme thermostaten en beveiligingssystemen. Automatische verlichting kan zo geprogrammeerd worden dat deze alleen brandt wanneer dit nodig is. Slimme thermostaten passen de temperatuur automatisch aan op basis van uw voorkeuren en aanwezigheid, wat ervoor zorgt dat het energieverbruik vermindert. Geautomatiseerde beveiliging verhoogt uw veiligheid en wooncomfort door u op elk moment van de dag te laten zien of er beweging bij uw woning is. Dit kunt u combineren met een slimme deurbel, waarmee u eenvoudig communiceert met bezoekers die voor de deur staan. 3. Toegankelijkheid Om uw huis echt toekomstbestendig te maken, is het belangrijk dat u ook al denkt aan wanneer u ouder bent. Verwijder drempels, installeer een Otolift traplift of pas de badkamer aan om deze toegankelijker te maken. Deze aanpassingen verhogen het comfort en de toegankelijkheid van uw huis, waardoor u hier langer zelfstandig kan blijven wonen. In de badkamer kunt u bijvoorbeeld armleuningen in de douche installeren of een douchestoel aanschaffen. Een traplift helpt u veilig met het op- en afgaan van de trap. Om op de kosten te besparen kunt u ook een tweedehands traplift aanschaffen. Deze traplift biedt dezelfde kwaliteit en veiligheid als een nieuwe traplift. 4. Duurzaamheid en flexibiliteit Bij eventuele verbouwingen is het verstandig om duurzame materialen te gebruiken. Deze materialen gaan niet alleen lang mee, maar zijn vaak ook beter voor het milieu. Materialen zoals gerecycled glas, bamboe en natuursteen zijn milieuvriendelijke alternatieven die even sterk en duurzaam zijn als traditionele materialen. Een flexibele indeling maakt het mogelijk dat uw huis meegroeit met veranderende behoeften, zoals gezinsuitbreiding, werkbehoeften of hobby’s. Door uw woning slim aan te passen, investeert u in zowel duurzaamheid als comfort voor de lange termijn en creëert u een thuis waar u zo lang mogelijk kunt blijven wonen.

Friesland, met zijn uitgestrekte meren, historische steden en unieke cultuur, is een verborgen parel in het noorden van Nederland. Of je nu houdt van natuur, historie of gewoon op zoek bent naar rust, Friesland heeft voor elk wat wils. Voor wie voor het eerst een weekend in deze prachtige provincie doorbrengt, volgt hier een perfect uitgestippeld reisplan. Dag 1: Historie en Sfeervolle Steden Begin je weekend in Leeuwarden, de hoofdstad van Friesland. Deze stad combineert een rijke geschiedenis met moderne flair. Wandel door de gezellige binnenstad, bewonder de scheve Oldehove toren en bezoek het Fries Museum voor een inkijkje in de cultuur van de streek. Na een ochtend cultuur snuiven, is het tijd voor ontspanning. Geniet van een lunch aan het water bij een van de vele terrassen langs de gracht. Heb je nog energie over? Maak dan een boottocht of huur een supboard om de stad vanaf het water te verkennen. ’s Avonds kun je kiezen uit een scala aan restaurants, van lokale Friese specialiteiten tot internationale keukens. Voor wie nog wat spanning zoekt, is een bezoek aan Holland Casino Leeuwarden een leuke optie. Hier kun je genieten van klassieke casinospellen zoals roulette, blackjack, poker en diverse speelautomaten. Het aanbod is vergelijkbaar met wat je kent van een online casino iDEAL, maar dan met de sfeer van een echte casino-avond. Dag 2: Natuur en Dorpen aan het Water Op zaterdagochtend vertrek je richting het Nationaal Park De Alde Feanen. Dit natuurgebied tussen Eernewoude en Grou is een paradijs voor wandelaars, fietsers en vogelliefhebbers. Vergeet je camera niet; de uitgestrekte rietvelden en stille wateren zijn adembenemend. Na je ochtend in de natuur is het tijd voor een bezoek aan een typisch Fries watersportdorp. Sneek, bijvoorbeeld, staat bekend om zijn beroemde Waterpoort en bruisende haven. Je kunt er heerlijk lunchen en door de boetiekjes struinen. In de zomermaanden zijn er vaak evenementen of kleine festivals waar je kennismaakt met lokale muziek en ambachten. Voor wie graag nieuwe ervaringen opdoet, zijn er in de omgeving ook tal van digitale uitjes mogelijk. Denk aan streekgebonden audiotours, virtuele musea of gewoon een ontspannen pauze met een online spelletje tijdens een regenbui — ideaal wanneer je liever even binnen blijft. Dag 3: Rust, Ruimte en Lokale Sferen Op zondag kun je je bezoek afsluiten in het noordwesten van Friesland. Dokkum is een van de meest charmante stadjes van de provincie, met z’n molens, vestingwallen en fotogenieke grachten. Het is een plek waar de tijd lijkt stil te staan. Perfect om je weekend in alle rust af te sluiten. Geniet van een brunch in een lokaal eetcafé, wandel langs de vestingwerken en neem nog een laatste slok van de Friese sfeer. Vergeet niet een lokaal souvenirtje mee te nemen, zoals Fryske dúmkes (speculaasachtige koekjes) of een flesje Beerenburg. Extra Tip 1: Proef de Friese Keuken Friesland heeft een eigen culinaire identiteit. Probeer tijdens je verblijf zeker een stuk oranjekoek bij de koffie of een bord met suddervlees en stamppot in een lokaal eetcafé. In veel dorpen vind je kleine bakkerijen met streekproducten die je nergens anders proeft. Extra Tip 2: Leer een Woordje Fries Hoewel iedereen in Friesland prima Nederlands spreekt, wordt het gewaardeerd als je een paar Friese woorden probeert. Begroet iemand met “Goeie!” (Hallo) of bedank met “Tige tank!” (Hartelijk dank). Het is een leuke manier om contact te maken met de lokale bevolking. Extra Tip 3: Neem een Waterfiets of Kano Wil je Friesland écht ervaren? Ga het water op! In veel dorpen kun je eenvoudig een kano of waterfiets huren. Zo ontdek je verborgen plekjes en vaar je letterlijk tussen de weilanden en rietvelden door. Extra Tip 4: Bezoek een Waddeneiland Heb je iets meer tijd? Dan is een dagtrip naar Ameland of Schiermonnikoog een aanrader. Vanuit Holwerd (voor Ameland) of Lauwersoog (voor Schiermonnikoog) vertrekken veerboten waarmee je binnen een uur op het eiland bent. Een perfecte aanvulling op je Friese weekend!

Alle elf Friese steden hebben in 2018 een stadsfontein gekregen in het kader van Leeuwarden Culturele hoofdstad. Elf stadsfonteinen ontworpen door evenzovele internationale kunstenaars van naam en faam. De fonteinen staan er inmiddels dus al meer dan vier jaar. Hoewel er in 2018 best wel wat gemor is geweest over de kosten, de te kiezen locatie en, in geval van de Dokkumer IJsfontein, de opwekking van de benodigde energie, zijn de fonteinen uiteindelijk opgenomen in het hart van menig Fries. Ze horen nu net zo bij de Friese steden als de Oldehove bij Leeuwarden, De Waterpoort bij Sneek, het planetarium bij Franeker en de Broerekerk bij Bolsward. Ik kom tot deze conclusie omdat ik regelmatig de Love-fontein in Leeuwarden bezoek. Twee metershoge gezichten die elkaar aanstaren en bij windstil weer gehuld zijn in kunstmatige mistvlagen. Ik kom hier niet zozeer vanwege de fontein zelf maar als vaste “pleisterplaats” tijdens een fietstochtje. De fontein in Leeuwarden staat voor het treinstation midden in een mooi onderhouden gazon met rondom bankjes van beton en hout. Het is er altijd gezellig druk. Halers en brengers rijden af en aan en niet alleen voor treinreizigers. Ook rijinstructeurs gebruiken het plein om lesrijders op te pikken en weer af te leveren. Het is opvallend hoeveel mensen van de fontein een foto van maken, een selfie of zelfs een vlog. Zoveel “media-aandacht” voor een fontein maakt nieuwsgierig. Bij navraag blijkt dat zowel toeristen als inwoners van Friesland bezig zijn met een persoonlijke elffonteinentocht. Ze bezoeken ze stuk voor stuk per fiets, auto of motor, maken foto’s voor een eigen verzameling en kiezen een persoonlijke favoriet. Nu nog een stempelkaart.

Friesland staat bekend om zijn prachtige landschappen, rijke cultuur en gastvrije bevolking. Maar in een steeds competitievere toerismemarkt is het cruciaal dat de provincie blijft innoveren om bezoekers te blijven trekken en tevreden te houden. Moderne managementmethoden kunnen hierbij een sleutelrol spelen door de efficiëntie en kwaliteit van toeristische diensten te verbeteren. Uitdagingen in de Friese toeristische sector De toeristische sector in Friesland staat voor verschillende uitdagingen. Seizoensgebondenheid, personeelstekorten en de noodzaak om constant de kwaliteit van dienstverlening te verbeteren zijn slechts enkele voorbeelden. Om deze uitdagingen het hoofd te bieden, kijken steeds meer Friese ondernemers naar innovatieve managementmethoden. Moderne managementmethoden voor verbeterde dienstverlening Een populaire benadering die ook de opmars naar de toeristische sector maakt is Lean. Deze methodologie, oorspronkelijk ontwikkeld in de productie-industrie, blijkt ook zeer effectief in dienstverlenende sectoren zoals toerisme.De Lean-methodologie richt zich op het elimineren van verspilling en het stroomlijnen van processen. In de toeristische sector kan dit bijvoorbeeld betekenen dat wachttijden worden verkort of dat de routing in een museum wordt geoptimaliseerd. Een Lean Orange Belt training kan medewerkers de basisprincipes van deze methode bijbrengen, waardoor ze in staat zijn om dagelijkse processen te verbeteren. Voordelen van trainingen in procesverbetering voor toeristische bedrijven Investeren in trainingen, zoals de Six Sigma Green Belt training, kan aanzienlijke voordelen opleveren voor Friese toeristische ondernemingen. Door medewerkers deze training te laten volgen, kunnen bedrijven hun klanttevredenheid verhogen door processen te verbeteren en de kwaliteit van de dienstverlening te optimaliseren. Dit leidt niet alleen tot een efficiëntere bedrijfsvoering en aanzienlijke kostenbesparingen, maar ook tot een grotere werknemerstevredenheid, doordat medewerkers beter ondersteund worden en meer betrokken raken bij verbetertrajecten. Bovendien kunnen toeristische ondernemingen met de kennis uit de lean six sigma green belt training innovatieve oplossingen vinden voor specifieke sectorproblemen, waardoor ze beter kunnen inspelen op de unieke uitdagingen van hun branche. Praktische toepassingen in Friese toeristische attracties Stel je voor: een populaire Friese attractie past Lean principes toe om de doorstroom van bezoekers te verbeteren. Wachttijden worden verkort, informatieborden worden geoptimaliseerd, en medewerkers worden getraind om knelpunten snel te identificeren en op te lossen. Tegelijkertijd zorgt de aanpak ervoor dat de kwaliteit van de ervaring consistent hoog blijft, ongeacht drukte of weersomstandigheden. Deze verbeteringen leiden niet alleen tot meer tevreden bezoekers, maar ook tot een efficiëntere bedrijfsvoering. Hierdoor kunnen Friese attracties meer bezoekers verwelkomen zonder in te boeten aan kwaliteit. Friesland als toonaangevende toeristische bestemming Door het omarmen van moderne managementmethoden kan Friesland zich positioneren als een toonaangevende toeristische bestemming. Niet alleen vanwege haar natuurlijke schoonheid en culturele rijkdom, maar ook vanwege de uitmuntende service en efficiënte bedrijfsvoering van haar toeristische sector. Terwijl steeds meer Friese ondernemers investeren in trainingen en het implementeren van vernieuwende principes, zal de algehele kwaliteit van het toeristische aanbod in de provincie stijgen. Dit zal niet alleen leiden tot meer bezoekers, maar ook tot een hogere waardering en meer herhalingsbezoeken.De toekomst van het Friese toerisme ziet er veelbelovend uit. Door de combinatie van traditionele Friese gastvrijheid met moderne managementmethoden, is de provincie klaar om bezoekers een onvergetelijke ervaring te bieden, efficiënt en van topkwaliteit.

Hindeloopen is een opmerkelijke stad in Friesland. Zij dankt haar rijkdom aan de zeehandel en dat is nog steeds af te lezen aan de excellente interieurkunst. Toch had de stad geen haven. De nederzetting ontwikkelde zich tot stad dankzij de koopvaardij voor vooral Amsterdamse kooplieden. Hindeloopen nam deel aan het Hanze-verbond en in de 14de eeuw bestond er al bloeiende handel met Skandinavië, de Baltische landen en Engeland. Hindeloopen wordt voor een belangrijk deel omvat door de oude Zuiderzeedijk. Bij de huidige kleine voorhaven met een havenlicht op het hoofd staat een reddingloods van de KNRM. Bij de sluis is in 1619 het sluishuis gebouwd: het Sylhues. De open dakruiter kwam er pas in de 19de eeuw op, de Oostertoren voor de Hindeloopers. Aan de zijde van dijk en haven is een leugenbank neergezet. De luifel dateert uit 1785. Daarboven zit een gevelsteen met een voorstelling van Petrus’ visvangst. Toch was het eerder een schippers- dan een vissersstad. Vanaf de sluisbrug, de Sylsbrêge, is er naar het zuiden goed zicht op de dubbele wipbrug met de naam Skoelebrêge. Het is een brug met een oorgat, een inventieve sleuf tussen de twee flappen, om aken en botters met staande mast doorgang te verlenen zonder dat de brug ‘gewipt’ hoefde te worden. Verderop ligt de onregelmatige bebouwing aan een wirwar van straten, stegen en watertjes. De Hindelooper commandeurswoningen bezitten sierlijke tuitgevels met in de geveltop meestal twee horizontale friezen met vlechtingen, siermetselwerk van gele en rode steen. In die geveltop staan een of meer ovale vensters. De deuromlijsting is ook bijzonder: de deur staat in een zwaar kozijn en het kalf dat de deuropening afdekt is gesneden met een accolade- vorm en als de versiering compleet is: met nog twee rozetten. Het mooiste commandeurshuis staat op de hoek van de Buren en het grachtje van de Nieuwe Weg. Aan de Nieuwstad en andere straten zijn ook dergelijke woningen te vinden. Bijvoorbeeld op de hoek van de Nieuwstad en de Meenscharsteeg: gebouw Irene dat in 1714 is gebouwd en in de jaren dertig gerenoveerd. Aan de Meenscharswiken staan nog enkele ‘likhuzen’, kleine zomerhuizen op het achterterrein waar de gezinnen gingen wonen als kapiteins en schippers op zee waren. Op tal van plaatsen kan de Hindelooper interieurschilderkunst bewonderd worden. Op Nieuwe Weide 14 bijvoorbeeld, waar in de winkel een oude betimmering op overdadige wijze is beschilderd met onder meer de deugden in de Hindelooper klederdracht. Het is een en al traditie in Hindeloopen. De stad was tot het einde van de 18de eeuw meer gericht op de zee dan op het Friese achterland. De inwoners hebben een eigen taal met invloeden van het Fries, maar met ook een eigen woordenschat. Er zijn dus tweetalige straatnaambordjes. De klederdracht wordt nog gedragen bij speciale gelegenheden. De voorname, ingetogen mannenkleding en de kleurige sitsen kleding van de vrouwen. De cultuur van Hindeloopen kan vooral in het Hidde Nijland Museum in het voormalige stadhuis uit 1682 bewonderd worden. De traditie van snij- en vooral schilderkunst is hier bewaard gebleven. Hoewel het krullerige niet zonder buitenlandse inspiratie is, is de stijl vooral gebaseerd op decoratieve renaissancepatronen. De hervormde kerk staat aan de westelijke rand van de stad, een gevolg van afslag van land aan de zeezijde. Zij is in 1593 gebouwd en maakte in 1632 al weer plaats voor een groter gebouw. In de 17de eeuw groeide Hindeloopen dusdanig dat er een volledige beuk bijgebouwd moest worden. Die verdween in 1892, toen de bevolking weer gekrompen was. Tegen de westzijde van het schip staat een markante toren, de mooiste van de Friese IJsselmeerkust. Het grootste huis van Hindeloopen staat aan de Nieuwe Weide op een hoek van twee grachten: een voormalig stadhuis. Het statige huis is als woning gebouwd in de Lodewijk XVI-stijl in de late 18de eeuw. De naoorlogse stadsuitbreidingen hebben in het zuiden plaatsgevonden. In het noorden is een grote recreatiehaven aangelegd.

In Friesland vind je honderden zeer oude begraafplaatsen. De oudste en vaak ook de mooiste vind je rond de talloze middeleeuwse kerken die Friesland rijk is. Voorbeelden zijn Aalsum (hoofdfoto), Wetsens, Bornwird, Foudgum, Brantgum en Oostrum. Deze middeleeuwse kerken staan op eeuwenoude terpen en zijn omzoomd door smeedijzeren hekwerken en boomsingels. In het zuiden van de provincie zijn veel oude begraafplaatsen te vinden rond de tientallen klokkenstoelen die daar, bij gebrek aan een dorpskerk, zijn te vinden. Mooie exemplaren zijn te vinden in Dijken (foto's onder), Ouwsterhaule, Mirns, Rottum, Legemeer en Akmarijp (foto's onder) maar er zijn nog tientallen andere. Je kunt ze niet missen als je in het zuiden van Friesland bent. Kerken en klokkenstoelen in Friesland hebben een ding gemeen, het Calvinisme. Deze kerkelijke stroming kun je moeilijk negeren als je een Friese begraafplaats betreedt. Je ziet het op de soms eeuwenoude grafzerken maar vaak ook bij de ingang van de begraafplaats. Je ziet meer of minder omfloerste uitingen en woorden die de oprechtheid, bescheidenheid en sterfelijkheid van de mens symboliseren. Doodskoppen, gekruiste zeisen, omgekeerde fakkels, uilen, zandlopers en slangen die in de eigen staart bijten. Niet mis te verstane woorden als "MEMENTO MORI" of "GEDENK TE STERVEN" voor de slechte verstaander. Ik sta bij het zien van deze woorden en symbolen vaak een paar minuten stil bij het leven. Voel de aarde onder mijn voeten, de wind en de zon in mijn gezicht, mezelf in de cyclus van het leven. Laat dat nou net de kern van een trendy term als "Mindfulness"  zijn. Er is echt niets nieuws onder de zon.

Friesland, een betoverende provincie in het noorden van Nederland, is niet alleen een plaats van natuurlijke schoonheid en rijke cultuur, maar het is ook de thuisbasis van het Koninklijk Eise Eisinga Planetarium, het oudste werkende planetarium ter wereld. Deze regio biedt een reeks onvergetelijke ervaringen die u nergens anders zult vinden. Lees verder om te ontdekken welke andere schatten Friesland in petto heeft. De Verborgen Schatten van Leeuwarden Bekend om zijn verrassende mix van architectuur en kronkelende steegjes, is Leeuwarden, de hoofdstad van de provincie Friesland, een schitterende plek om uw reis te beginnen. De levendige sfeer en de noordelijke gastvrijheid zijn te ervaren in de vele koffiehuizen en bars, die tot de late uurtjes bruisen van het plezier. Maar het is niet alleen de gastvrijheid die Leeuwarden zijn charme geeft. Het Fries Museum, gevestigd in de stad, biedt een diepgaand inzicht in de rijke cultuur en geschiedenis van Friesland. En voor wie op zoek is naar avontuur en opwinding, is er altijd het Holland Casino Leeuwarden. Mocht je echter niet in de gelegenheid zijn om het fysieke casino te bezoeken, dan is er altijd de optie van een volt casino online, waar je op elk moment van de dag of nacht terecht kunt. Sneek: Het Waterparadijs van Friesland Sneek, opgericht in de 10e eeuw, was ooit een belangrijk handelscentrum. Deze stad is bekend om de Sneekweek, het grootste binnenwater evenement in Europa, en de finale van het Skûtsjesilen kampioenschap. Maar de charme van Sneek ligt niet alleen in het water. De Waterpoort, een van de meest iconische monumenten langs de grachten, dateert uit 1492 en is een stille getuige van de rijke geschiedenis van Sneek. Dokkum: Een Stukje Geschiedenis In Dokkum voelt het alsof je terug in de tijd stapt, met zijn goed bewaarde vestingwerken, trapgevels, grachten en ophaalbruggen. In het voorjaar vormen bloeiende bloemen langs de wandelroutes en bruggen een adembenemend decor. En vergeet niet de twee nog werkende windmolens te bezoeken, die een populair toeristisch attractiepunt zijn. Hindeloopen: Een Weerspiegeling van Friesland Hindeloopen, een andere stad in Friesland, belichaamt de essentie van de provincie. Van dijken met grazende schapen, kronkelende geplaveide steegjes en bloemrijke grachten, tot een woud van jachten op het IJsselmeer, Hindeloopen heeft het allemaal. In deze stad spreken ze een sterk geaccentueerd dialect, Hindeloopers, wat een uniek kenmerk van de regio is. Wierum: Het Dijkdorp Wierum, ontstaan op een zoutmoeras bij de zee in de vroege middeleeuwen, is een unieke belevenis. Het grootste deel van het dorp is verdwenen in de zee, waardoor de iconische kerk tegen de hoge zeewering lijkt te leunen. Een wandeling op de dijk biedt een spectaculair uitzicht, vooral bij zonsondergang als de zon het waddenlandschap in een warme gloed hult. Voordat je Friesland verlaat, is een bezoek aan de Aquazoo Friesland, een fascinerende waterdierentuin, een must. Friesland, met zijn rijke geschiedenis en cultuur, adembenemende landschappen en vriendelijke mensen, is een plaats die iedereen minstens één keer in zijn leven moet bezoeken. Kom en ontdek de ongeëvenaarde schoonheid van deze provincie zelf!

Een kloostermop is niet een grap verteld door een benedictijner, cisterciënzer of franciscaner monnik met gevoel voor humor. Het is een groot formaat baksteen die vanaf het begin van de twaalfde eeuw door monniken werd gebakken om stevige stenen kloosters mee te bouwen. De monniken hadden het bak-procedé herontdekt nadat het na de romeinse tijd eeuwenlang verloren was gegaan. De Friese en Groningse zeeklei was bij uitstek geschikt als grondstof voor de kloostermop. Mede daarom stonden er in de twaalfde tot aan de vijftiende eeuw in Friesland tientallen stenen kloosters. Ze zijn daarna helaas en mede onder invloed van de reformatie met de grond gelijk gemaakt. Het Friesch Dagblad heeft op 11 september 2021 een prachtige artistimpressie gepubliceerd waarin het kloostergebied rond Rinsumageest treffend in beeld wordt gebracht. Je ziet de kerk van Rinsumageest en in de verre achtergrond Klooster Claercamp. Als je van Dokkum naar Burdaard rijdt zie je na Sijbrandahuis links in de weilanden nog steeds de contouren van het fundament ervan. Je kunt een excursie boeken bij Klooster Claercamp. Maar zoals gezegd, de Friese en Groningse zeeklei was een uitermate geschikte grondstof voor bakstenen. De kloosters zijn er niet meer maar de eeuwenoude bakstenen zeker wel. Je vindt ze bijna overal terug in Friesland en in een kwaliteit alsof ze gisteren waren gebakken. Je ziet ze vooral in de muren van de vele middeleeuwse kerken die Friesland rijk is. Bekijk ze eens van dichtbij. Je ziet hier en daar letterlijk de handafdruk van de maker en de zeekleistructuur compleet met schelpjes en wat dies meer zij. Dichter bij de Middeleeuwen kom je niet.

Ysbrechtum is een komdorp met mogelijk een terpverleden. Het kerkhof ligt namelijk vrij hoog. Het dorp ligt dichtbij Sneek, met welke stad het in 1844 een verbindingsweg kreeg, de met puin verharde weg van Sneek naar Bolsward. Tussen Ysbrechtum en Tjalhuizum kwam een tolhuis dat er nog altijd staat. Tjalhuizum is oorspronkelijk een terpdorp en is tegenwoordig een agrarische nederzetting van een paar boerderijen en een kerkhof met een toren uit 1871. Voordat de weg naar Sneek er kwam was Ysbrechtum via de Franekervaart naar het waterwegennet van Friesland ontsloten. De kom van het dorp is gevormd aan weerszijden van de Epemawei, bij de afslag van de weg naar Scharnegoutum, de Kleasterwei. De kronieken spreken van een nette buurt en een door bomen omzoomde lommerrijke entree van het dorp. De entree vanuit Sneek is breed en omzoomd door een buurt, maar veel allure is er niet meer. De nette buurt is gebleven want de Epemawei is vooral aan de noordzijde omzoomd door een reeks notabele woningen, de brede middengangwoningen, die voor de tweede helft van de 19de eeuw zo kenmerkend zijn voor de Friese dorpen van enige betekenis. Hoewel de kerk op het hoge en met een ijzeren hek van de weg afgegrensde kerkhof aan het einde van de 18de eeuw met lof wordt genoemd, wordt zij in 1865 vervangen door het huidige, ontworpen door de Sneker stadsarchitect Meinse Molenaar. Het is een gebouw in een mengstijl dat uit een ruime kerkzaal met grote rondboogvensters en een aanzienlijk lager en smaller aangebouwd koor bestaat. De toren heeft een naaldspits. Een praalgraf uit 1696 van de bewoners van Epemastate siert de kerk. Epemastate is gelegen in een ruim park met bos en is eeuwenlang de residentie geweest van adellijke families. De state dateert uit de eerste helft van de 17de eeuw en is vaak verbouwd: laatstelijk ingrijpend aan het einde van de 19de eeuw. Een poortgebouw met woonverdieping markeert de oprijlaan.

Als je in een karakteristiek huis in Friesland woont, weet je hoe charmant zo’n pand kan zijn. Maar ook hoeveel uitdagingen het met zich meebrengt op het gebied van energieverbruik en comfort. Gelukkig zijn er manieren om het beste van twee werelden te combineren: je woning verduurzamen zónder dat je de authentieke uitstraling verliest. Eén van de slimste stappen? Vervang je oude kozijnen door nieuwe, isolerende kunststof kozijnen. Is je oude woning historisch of karakteristiek? Niet iedere oude woning valt onder monumentenzorg, maar het is wel belangrijk om te weten of je woning een officiële status heeft. Gaat het om een beschermd monument, dan zijn er vaak specifieke regels en is professioneel advies noodzakelijk. Ook is het verstandig om je goed te laten informeren bij de gemeente over wat wel en niet mag. Heb je een karakteristiek pand zonder beschermde status, dan zijn er veel meer mogelijkheden. Bij twijfel loont het altijd om dit goed te checken voordat je aanpassingen doet. Waarom kiezen voor kunststof kozijnen? Hoewel houten kozijnen jarenlang de standaard waren in oudere woningen, biedt kunststof tegenwoordig veel voordelen. Zeker wanneer je kiest voor professionele plaatsing. Zelf experimenteren met het vervangen van kozijnen in een oud pand is niet aan te raden. Het vraagt om ervaring, precisie en de juiste technieken. Kunststof kozijnen inclusief montage leveren een mooi en duurzaam resultaat op, dat bovendien jarenlang meegaat zonder veel onderhoud. Een groot voordeel is dan ook dat het niet opnieuw geschuurd en geschilderd hoeft te worden. Natuurlijk speelt daarnaast de hoge isolatiewaarde een belangrijke rol. Voordelen van geïsoleerde kozijnen Oude Friese woningen zijn vaak niet gebouwd met optimale isolatie in gedachten. Juist daarom maakt het vervangen van de kozijnen een groot verschil. Kunststof kozijnen met isolerende beglazing zorgen voor een stabieler binnenklimaat en lagere stookkosten. De specialisten van KKFH, gevestigd in Heerenveen en actief in heel Friesland, kunnen je hierin uitstekend begeleiden. Zij kennen de lokale bouwstijlen en weten hoe je een oud pand met zorg en toekomstvisie aanpakt. Breng gerust eens een bezoekje aan de showroom! Balans tussen authentieke sfeer en duurzaamheid Een kunststof kozijn hoeft er allang niet meer standaard wit uit te zien. Er zijn tal van kleuren en stijlen beschikbaar, waaronder houtlook varianten die nauwelijks van echt te onderscheiden zijn. Zo behoud je de karakteristieke uitstraling van je Friese woning, terwijl je profiteert van modern wooncomfort. Kies voor maatwerk en laat je goed adviseren voor het beste eindresultaat. Een Friese woning met historie kan zeker met de tijd meegaan. Verduurzamen met behoud van sfeer? Met de juiste kunststof kozijnen is het zeker mogelijk!

Ben jij van plan om binnenkort een dagje uit te gaan naar Friesland met het hele gezin? En kun je wel wat inspiratie gebruiken? Lees dan gauw verder. In Friesland zijn er namelijk genoeg plekken waar je kunt genieten van een dagje uit met het hele gezin. Van een zeilboot huren in Friesland tot een bezoek aan een van de vele interessante musea. In Friesland is er van alles mogelijk. Hieronder vind je genoeg tips voor een onvergetelijk dagje uit in Friesland! Dagje varen! Friesland staat natuurlijk bekend om zijn vele wateren, zoals de zee, meren, rivieren, kanalen en nog veel meer. Deze provincie is bij uitstek de plek om een dagje te gaan varen. Ook als je kinderen hebt is een dagje varen zeker een mooie activiteit om te ondernemen. Je kunt op verschillende plekken in Friesland terecht voor een dagje varen. Een sloep huren in Friesland kan ook op verschillende plekken, wat natuurlijk wel zo handig is. Reserveer een sloep, neem wat te eten en drinken mee en je dagje uit kan beginnen! Een mooie activiteit om te overwegen voor een dagje uit met het hele gezin in Friesland. Dagje uit naar een museum Wil je graag een leerzaam dagje uit met het hele gezin? Dan is het een optie om een museum te bezoeken in Friesland. In Friesland zijn veel interessante musea te vinden, denk bijvoorbeeld aan het Afsluitdijk Wadden Center museum. In dit museum kun je alles te weten komen over de Afsluitdijk en de deltawerken. Erg interessant voor als je wilt weten hoe Nederland beschermd wordt tegen eventuele overstromingen en het steeds hoger oplopende waterpeil. Dit museum is geschikt om te bezoeken voor zowel volwassenen als kinderen. Een ander leuk en interessant museum om te bezoeken met het hele gezin is bijvoorbeeld het Fries Museum in Leeuwarden. Dit museum heeft vele tentoonstellingen en collecties met prachtige kunstwerken. Je merkt het, er is genoeg te doen in de musea in Friesland! Dagje Leeuwarden Een bezoekje aan het Fries Museum in Leeuwarden is goed te combineren met een dagje uit in Leeuwarden. Ga lekker shoppen met het hele gezin en neem een kijkje in de prachtige historische binnenstad. Geniet van de mooie historische architectuur en loop een rondje door de stad. In Leeuwarden kun je ook op genoeg plekken een terrasje pakken en lunchen of dineren in een van de vele goede restaurants. Ook weer een aanrader om op het lijstje te zetten! Met al deze inspiratie kun jij alvast een dagje uit met het hele gezin naar Friesland plannen! 

IJsland, het land van vuur en ijs, biedt een ongeëvenaarde ervaring voor de avontuurlijke reiziger. Met zijn indrukwekkende landschappen, geothermische bronnen en rijke geschiedenis, is IJsland een bestemming die je niet mag missen. Deze gids helpt je de verborgen parels van dit fascinerende land te ontdekken. Als avontuurlijke reiziger ben je altijd op zoek naar unieke ervaringen en onvergetelijke momenten. IJsland is hiervoor de perfecte bestemming, met zijn adembenemende natuur en talrijke activiteiten die je hart sneller doen kloppen. Van spectaculaire watervallen tot uitgestrekte lavavelden, er is voor ieder wat wils. De magie van de IJslandse natuur Het landschap van IJsland is niets minder dan magisch. Van de iconische Blue Lagoon tot de krachtige Gullfoss-waterval, er zijn ontelbare natuurlijke wonderen die wachten om ontdekt te worden. Midden in deze indrukwekkende omgeving voel je je één met de natuur. Zorg ervoor dat je een bezoek brengt aan de geisers van Geysir en de zwartzandstranden van Vik voor een onvergetelijke ervaring. Een van de meest indrukwekkende natuurfenomenen van IJsland is het Vatnajökull Nationaal Park. Dit enorme park, dat bijna 14% van het land beslaat, herbergt Europa's grootste gletsjer. Hier kun je gletsjerwandelingen maken, ijsgrotten verkennen en de dramatische contrasten tussen ijs en vulkanisch landschap bewonderen. Het park biedt ook een thuis aan diverse diersoorten, waaronder poolvossen en rendieren. Een bezoek aan Vatnajökull geeft je een uniek inzicht in de krachten die IJsland hebben gevormd en blijven transformeren. Culturele bezienswaardigheden die je niet mag missen Naast zijn natuurlijke schoonheid heeft IJsland ook een rijke cultuur die wacht om ontdekt te worden. Bezoek het nationaal museum van IJsland in Reykjavik om meer te leren over de geschiedenis en tradities van het land. Tijdens je reis zul je merken dat het eiland vol zit met mythen en legendes, wat bijdraagt aan de mystieke sfeer. Vergeet ook niet om een traditionele IJslandse maaltijd te proberen in een lokaal restaurant. Avontuurlijke activiteiten voor iedere reiziger Voor degenen die op zoek zijn naar avontuur biedt IJsland een breed scala aan activiteiten. Ga wandelen op een gletsjer of ontdek de onderwaterwereld met een snorkelexcursie in Silfra. Ook kun je deelnemen aan een walvistocht of paardrijden door het ruige landschap. Het noorderlicht aanschouwen tijdens een heldere winternacht is eveneens een must-do activiteit die je nooit zult vergeten. Reisvoorbereidingen en praktische tips Voordat je op avontuur gaat in IJsland is het belangrijk om goed voorbereid te zijn. Zorg ervoor dat je warme en waterdichte kleding meeneemt, aangezien het weer onvoorspelbaar kan zijn. Het huren van een auto geeft je de vrijheid om het eiland op je eigen tempo te verkennen. Houd ook rekening met de hoge kosten in IJsland en plan je budget zorgvuldig.

Een gemiddelde kantoormedewerker verbruikt jaarlijks zo'n 10.000 vellen papier, genoeg om een voetbalveld te bedekken. Het is daarom logisch dat bedrijven steeds vaker nadenken over hun printoplossingen. Dit artikel gaat over zakelijk printen en beschrijft waarom het leasen van een printer een slimme zet kan zijn voor je kantoor. De uitdagingen van printen op kantoor Printen lijkt misschien een eenvoudige taak, maar voor bedrijven heeft het ook lastige kanten. Ten eerste zijn er de kosten, niet alleen voor het apparaat zelf, maar ook voor papier en inkt. Daarnaast is er regelmatig onderhoud nodig om storingen te voorkomen en de printkwaliteit op peil te houden. Bovendien is je dure printer door technologische ontwikkelingen al snel verouderd. Waarom kiezen voor een zakelijke leaseprinter? Het printer leasen zakelijk gebeurt steeds vaker. Dit komt doordat leasen een aantal aantrekkelijke voordelen biedt. Ten eerste zorgt een leaseprinter voor flexibiliteit: je kunt gemakkelijk opschalen of van model wisselen als je bedrijfsbehoeften veranderen. Ook weet je precies wat je maandelijkse kosten zijn, zonder onverwachte uitgaven voor reparaties of een hele nieuwe printer. Daar komt bij dat je door te leasen toegang hebt tot de nieuwste printertechnologie, zonder grote investeringen te hoeven doen. Bovendien zijn bij leasen vaak niet alleen de printer zelf, maar ook onderhoud, reparaties en zelfs verbruiksartikelen in het contract opgenomen. Dit zorgt voor minder zorgen en meer tijd voor je kernactiviteiten. De juiste printer voor je kantoor kiezen Bij het kiezen van een printer kantoor is het belangrijk om eerst te bedenken wat je precies nodig hebt. Hoeveel pagina's print je gemiddeld per maand? Heb je kleurenprints nodig of is zwart-wit goed genoeg? En wat voor extra functies zijn belangrijk voor je werkprocessen?Er zijn verschillende soorten printers beschikbaar, elk met hun eigen sterke punten. Enkele voorbeelden zijn: •    Inkjetprinters: ideaal voor kleine kantoren met beperkte printbehoeften.•    Laserprinters: geschikt voor meer en sneller printen.•    Multifunctionals: all-in-one oplossingen die printen, scannen en kopiëren combineren. Het is ook belangrijk om te kijken naar de totale gebruikskosten, niet alleen naar de koopprijs of maandelijkse leasekosten. Denk hierbij aan het stroomverbruik en de kosten van inkt of toner. Een iets duurdere printer kan op de lange termijn voordeliger uitpakken als deze efficiënter werkt. De toekomst van printen op kantoor Duurzaamheid speelt bij printen een steeds grotere rol, met energiezuinige modellen en eco-vriendelijke inkten. Ook is er een opkomst van slimme technologieën, zoals printers die automatisch verbruiksartikelen zoals inktcartridges bestellen of die je kunt bedienen via je telefoon. Verder zijn moderne kantoorprinters steeds vaker geïntegreerd in de digitale workflow van bedrijven. Ze kunnen documenten direct scannen naar de cloud, samenwerken met documentmanagementsystemen, en zelfs helpen bij het automatiseren van bepaalde administratieve taken. De juiste keuze maken voor jouw bedrijf Het kiezen van de juiste printoplossing voor jouw kantoor is een belangrijke beslissing die impact heeft op je dagelijkse werkzaamheden en je bedrijfskosten. Breng je specifieke behoeften goed in kaart, zodat je de keuze kunt maken die het beste past bij je bedrijf. Of je nu kiest voor een geavanceerde multifunctionele printer of een eenvoudige desktopprinter, het leasen van je kantoorprinter kan een slimme zet zijn die je flexibiliteit biedt en je helpt om je printkosten te beperken. Maar vergeet niet om regelmatig je printbehoeften te evalueren en je leasecontract daarop aan te passen. Printoplossingen en apparatuur kunnen snel verouderen door de voortdurende technologische ontwikkeling. Door flexibel te blijven en open te staan voor nieuwe technologie, zorg je ervoor dat je altijd de beste printer hebt in jouw kantoor.

Een verzorgd erf of tuin is in Friesland niet zomaar een extraatje; het is vaak een verlengstuk van het huis, een plek waar het buitenleven wordt gekoesterd. Gelukkig hoef je het niet groots aan te pakken om toch een merkbaar verschil te maken. Juist met enkele doordachte ingrepen kun je je erf of tuin een frisse uitstraling geven, zonder de charme van de plek te verliezen. Praktisch en mooi: begin bij de basis Een slimme eerste stap bij het opknappen van je buitenruimte is het vernieuwen of optimaliseren van de bestrating. Dat hoeft niet ingewikkeld te zijn: met onderhoudsvriendelijke betontegels leg je een solide basis die jarenlang meegaat. Betontegels zijn er in allerlei kleuren en structuren, waardoor je ze goed kunt afstemmen op de sfeer van je woning en omgeving. Bovendien zijn ze perfect geschikt voor het Friese klimaat: regenwater loopt er netjes af, terwijl ze ook bestand zijn tegen vorst en intensief gebruik. Dat maakt ze ideaal voor zowel landelijke erven als kleinere stadstuinen. Speel met hoogtes, lijnen en structuren Een andere manier om karakter toe te voegen aan je buitenruimte is door te spelen met hoogtes. Denk aan verhoogde plantenbakken van cortenstaal of natuursteen, grindpaden met lage borders of een kleine zitmuur die zowel praktisch als decoratief is. Deze elementen doorbreken het vlakke beeld van een tuin en geven structuur. Historisch gezien werd er in Friese boerderijtuinen vaak gewerkt met hoogteverschillen, bijvoorbeeld bij waterputten of groentebedden. Dit was niet alleen om functionele redenen, maar ook als natuurlijke indeling van de ruimte. Die gedachte kun je ook vandaag de dag nog goed toepassen. Slim kiezen voor meer groen Niets geeft zoveel sfeer aan een tuin als beplanting. Inheemse planten zoals smeerwortel, koekoeksbloem of hondsdraf doen het uitstekend in Friese tuinen en zorgen bovendien voor meer biodiversiteit. Ze trekken vlinders, bijen en vogels aan, waardoor je buitenruimte echt tot leven komt. Denk ook aan het combineren van laagblijvende bodembedekkers met grotere struiken om dynamiek te creëren. En: kies vooral voor soorten die bij jouw leefritme passen. Een tuin vol groen hoeft namelijk niet veel onderhoud te vergen, zolang je slimme keuzes maakt die passen bij de bodem en het zonlicht in jouw omgeving. Sfeervol verlichten met oog voor detail Verlichting is een eenvoudige manier om meer sfeer aan je buitenruimte te geven. Het zorgt ervoor dat je ook in de avonduren van je tuin kunt genieten en legt de nadruk op elementen die je wilt laten opvallen. Denk aan grondspots die een oude tuinmuur mooi uitlichten, of lantaarns met een tijdloos ontwerp die passen bij de uitstraling van je erf. In veel Friese tuinen kom je karakteristieke details tegen, zoals gevelstenen of sierlijke hekjes. Door deze subtiel te verlichten, geef je ze net dat beetje extra zonder dat het nadrukkelijk aanwezig is. Zo blijft de charme van de plek behouden, ook als het donker is. Kiezen voor lokale materialen Wie kiest voor materialen van lokale leveranciers, maakt het zichzelf vaak makkelijker. Een steenhandel in Feanwâlden bijvoorbeeld weet precies welke producten geschikt zijn voor de Friese bodem, het klimaat en de stijl van de omgeving. Die regionale kennis komt goed van pas bij het maken van keuzes die zowel praktisch als passend zijn. Bovendien werk je zo met korte lijntjes en heb je persoonlijk contact. Dat geeft elk project, hoe klein ook, nét wat meer verbinding met de plek en de mensen eromheen. De kracht van kleine keuzes Uiteindelijk hoeft een buitenruimte niet groot of opvallend te zijn om indruk te maken. Een goed gekozen tegel, een doordacht lichtplan of een extra stukje groen kunnen samen zorgen voor een plek die rust uitstraalt en aansluit bij de Friese identiteit. Of je nu midden in de natuur woont of aan een stille dorpsstraat: met kleine aanpassingen maak je van buiten weer een plek om echt graag te zijn. Want juist in het subtiele schuilt vaak het verschil.

In het weidse Friese landschap, waar de lucht zich eindeloos lijkt uit te strekken boven het water en het land, klinkt de muziek van bijzondere artiesten die de ziel van Fryslân weten te raken. Artiesten als Gerrit Breteler, Piter Wilkens, Griet Wiersma en Gurbe Douwstra hebben met hun werk diepe indruk gemaakt op generaties Friezen – en ver daarbuiten. Gerrit Breteler (Enschede, 27 augustus 1954 – Nes, 18 mei 2023), dichter, zanger en beeldend kunstenaar, was een meester in het vertolken van melancholie en levenswijsheid. Zijn muziek is doordrenkt van poëzie en zijn stem draagt een zekere weemoed die past bij het Friese landschap. Bekende nummers als Op een dag, Lit ús dêrom drinke en Op 'e Romte zijn voorbeelden van hoe Breteler universele thema’s als liefde, verlies en het verstrijken van de tijd wist te vangen in eenvoudige maar krachtige woorden. Piter Wilkens staat bekend als de troubadour van Fryslân. Zijn muziek beweegt zich moeiteloos tussen folk, rock en kleinkunst, maar altijd met een stevige Friese grondtoon. Met nummers als Liwwadder blues, Knoopkes en It paad werom weet Wilkens zijn publiek te raken met herkenbare verhalen over het Friese leven, vaak met een vleugje humor of maatschappijkritiek. Hij is bovendien één van de eersten die Friese muziek op een moderne manier wist te brengen naar een breed publiek. Griet Wiersma is een geliefde verschijning op Friese podia. Met haar warme stem, charmante uitstraling en gevoel voor sfeer weet zij ieder optreden om te toveren tot een feest van herkenning. Haar repertoire bestaat uit vrolijke levensliederen, gevoelige ballades en humoristische teksten die het dagelijks leven in Fryslân vieren. Bekende nummers als Fryslân Boppe en Do bist de leafste worden door velen meegezongen en onderstrepen haar grote populariteit. Gurbe Douwstra, afkomstig uit Drachten, begon zijn muzikale loopbaan in Engelstalige blues- en rockbands. Later vond hij zijn ware stem in het Fries, waarmee hij het publiek wist te raken met zijn warme stem en oprechte teksten. Zijn lied Cliffs of Moher is een moderne klassieker die steevast hoog eindigt in de Fryske Top 100, evenals het ontroerende As it myn tiid is.​ Douwstra's repertoire is rijk aan thema's als heimwee, liefde, ouder worden en verbondenheid met het Friese landschap. Zijn albums, zoals Myn Eigen Paad, Op 'n Paad en het recente Romte, getuigen van zijn vakmanschap en zijn vermogen om het Friese leven in muziek te vangen. Daarnaast was hij jarenlang presentator van het radioprogramma Radio Froskepôle, waarin hij Friese muziek een podium gaf. Samen vertegenwoordigen deze artiesten het rijke culturele erfgoed van Friesland. Ze zingen niet alleen in het Fries – ze zíjn het Fries: trots, eigenzinnig, en diep geworteld in hun omgeving. Hun muziek is een ode aan de taal, de mensen en het landschap van een unieke provincie die zijn eigen stem heeft – en die stem klinkt, dankzij hen, luid en helder.

Friesland is een provincie in het noorden van Nederland en heeft veel te bieden aan zowel bewoners als bezoekers. Van prachtige landschappen tot rijke cultuur en tradities, er is altijd iets interessants te ontdekken. Ook zijn er genoeg plaatsen waar je goed kunt shoppen voor meubels en kleding zoals onderbroeken heren. In dit artikel zullen we je meenemen op een reis door Friesland en je kennis laten maken met enkele leuke weetjes over deze bijzondere provincie. Benieuwd geworden? Lees dan verder! De meeste bedrijven met meer dan 250 melkkoeien  Friesland staat bekend om zijn agrarische sector en in het bijzonder om de melkveehouderij. Het is interessant om te weten dat Friesland de meeste bedrijven heeft met meer dan 250 melkkoeien in Nederland. Met zijn uitgestrekte weilanden en vruchtbare grond biedt Friesland de ideale omstandigheden voor melkveebedrijven. Het is een belangrijke economische sector in de provincie en draagt bij aan de productie van hoogwaardige zuivelproducten waar Nederland wereldwijd om bekend staat. De beste luchtkwaliteit in Friesland Friesland staat ook bekend om zijn schone lucht en prachtige natuurlijke omgeving. Het is niet verrassend dat de provincie regelmatig wordt geprezen om zijn uitstekende luchtkwaliteit. Door de aanwezigheid van uitgestrekte natuurgebieden en het ontbreken van grote industriële complexen, blijft de lucht in Friesland fris en vrij van vervuiling. Dit maakt het niet alleen een aantrekkelijke bestemming voor toeristen die op zoek zijn naar schone lucht, maar ook een gezonde leefomgeving voor de inwoners van Friesland. De beste chauffeurs wonen in Friesland Een ander interessant weetje over Friesland is dat de provincie de reputatie heeft de beste chauffeurs van Nederland te hebben. Volgens verschillende onderzoeken en statistieken scoren de Friese bestuurders consequent hoog als het gaat om veilig en verantwoordelijk rijgedrag. Het lijkt erop dat de rustige en landelijke omgeving van Friesland een positieve invloed heeft op het rijgedrag van de inwoners. Tevens dragen de comfortabele boxershorts heren hier ook aan bij. Dus als je ooit in Friesland bent en de weg deelt met de lokale bevolking, wees gerust, je bent in goede handen. Grote export van voedsel naar het Verenigd Koninkrijk Friesland speelt een belangrijke rol in de Nederlandse exportindustrie, met name op het gebied van voedsel. Het zal je misschien verbazen dat Friesland een grote exporteur is van voedselproducten naar het Verenigd Koninkrijk. Met zijn bloeiende agrarische sector en hoogwaardige zuivelproducten is Friesland een belangrijke leverancier van verse producten aan onze overzeese buren. Dus de volgende keer dat je geniet van een stukje kaas of een glas melk in het Verenigd Koninkrijk, zou het zomaar kunnen zijn dat het product uit Friesland afkomstig is. Een eigen encyclopedie Friesland heeft een unieke taal en cultuur die teruggaat tot de vroege middeleeuwen. Het Fries is erkend als een officiële regionale taal in Nederland en heeft zelfs zijn eigen encyclopedie, genaamd "It Fryske Wurdboek" (Het Friese Woordenboek). Deze encyclopedie is een uitgebreide bron van kennis over de Friese taal, geschiedenis, tradities en gebruiken. Het toont het belang van het Friese erfgoed en de inzet om de Friese cultuur levend te houden. Het Friese landschap is ook een bron van inspiratie voor vele kunstenaars en schrijvers. Het weidse uitzicht, de kronkelende kanalen en de schilderachtige dorpjes hebben vele schilders en schrijvers geïnspireerd om hun creativiteit tot uiting te brengen.

Hypotheken zijn een essentieel onderdeel van het leven in Nederland voor degenen die dromen van het bezit van een huis. In dit artikel gaan we dieper in op hypotheken en ontrafelen we de complexe wereld van leningen en financiën die gepaard gaan met het kopen van onroerend goed in Nederland. Van de basisprincipes van hypotheken tot de verschillende soorten leningen en de nieuwste trends in de markt, we zullen alles behandelen wat u moet weten om uw huis droom te verwezenlijken. De basisprincipes van hypotheken Wat is een hypotheek? Een hypotheek is een lening die wordt gebruikt om een huis of ander onroerend goed te kopen. Het huis dient als onderpand voor de lening, wat betekent dat als u de lening niet terugbetaalt, de geldschieter het recht heeft om het huis te verkopen om de lening af te lossen. Hoe werkt een hypotheek? Een hypotheek werkt op basis van maandelijkse betalingen. U leent een bepaald bedrag van een geldschieter, dat u in termijnen terugbetaalt. Een deel van uw maandelijkse betaling gaat naar de rente op de lening, terwijl de rest wordt toegepast op de hoofdsom. Soorten hypotheken Lineaire hypotheek Een lineaire hypotheek is een type hypotheek waarbij u elke maand een vast bedrag aan rente en aflossing betaalt. Dit betekent dat u in de loop van de tijd steeds minder rente betaalt en steeds meer van de hoofdsom aflost. Annuïteitenhypotheek Bij een annuïteitenhypotheek betaalt u elke maand een vast bedrag, dat bestaat uit zowel rente als aflossing. In het begin van de lening betaalt u meer rente en minder aflossing, maar na verloop van tijd verschuift dit naar meer aflossing en minder rente. Hypotheken in Nederland Hypotheekrente in Nederland De hypotheekrente in Nederland is historisch laag geweest, wat gunstig is voor huizenkopers. Lage rentetarieven maken het mogelijk om tegen lagere kosten geld te lenen en uw droomhuis te financieren. Hypotheekrenteaftrek Een belangrijk fiscaal voordeel in Nederland is de hypotheekrenteaftrek. Dit betekent dat de rente die u betaalt over uw hypotheeklening aftrekbaar is van uw belastbaar inkomen, waardoor u minder belasting hoeft te betalen. Tips voor het kiezen van de juiste hypotheek Uw financiële situatie evalueren Voordat u een hypotheek afsluit, is het essentieel om uw financiële situatie grondig te evalueren. Bepaal hoeveel u zich kunt veroorloven om maandelijks te betalen en welk type hypotheek het beste bij uw behoeften past. Een onafhankelijk hypotheekadvies van Financieel Fit kan je helpen om je financiële situatie te evalueren om een huis te kunnen kopen. Vergelijken van hypotheekverstrekkers Het is verstandig om verschillende hypotheekverstrekkers te vergelijken voordat u een beslissing neemt. Verschillende geldschieters bieden verschillende rentetarieven en voorwaarden, dus zorg ervoor dat u de beste deal krijgt. Hypotheken spelen een cruciale rol in het realiseren van uw droom van het bezitten van een huis in Nederland. Het is belangrijk om de verschillende aspecten van hypotheken te begrijpen, van de basisprincipes tot de keuzes die u moet maken bij het afsluiten van een lening. Met de juiste kennis en planning kunt u op weg zijn naar het bezitten van uw eigen stukje Nederland.

De Waddeneilanden zijn de spreekwoordelijke ’parels’ van Friesland. Vier, of eigenlijk vijf op een rij. Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog.  Texel valt op deze website helaas buiten de boot omdat het bij de provincie Noord-Holland hoort en deze website nou eenmaal over Friesland gaat. Het ene Waddeneiland is nog mooier dan het andere. Een paar belangrijke en populaire eigenschappen hebben ze gemeen, de onmetelijk lange goudgele zandstranden. Bij een bezoek aan een van de Waddeneilanden doen zich een paar bijzondere fenomenen voor. Bij vertrek en aankomst en op de boot kan het heel druk zijn, maar als je eenmaal op het eiland bent verspreidt deze drukte zich en ervaar je rust en ruimte. Destemeer als je op het strand bent aanbeland. Daar heb je kilometers zandstrand helemaal voor jezelf. Een ander fenomeen is dat je gezichten van de boot herkent op het eiland, op het fietspad of op het terras. Je ziet telkens weer dezelfde mensen voorbijkomen. Hierdoor lijken de Waddeneilanden groot en klein tegelijk. Hoewel de Waddeneilanden allemaal dezelfde basisingrediënten bevatten zoals dorpjes, duinen en stranden, zijn ze op een bijzondere manier toch ook  weer verschillend van elkaar. Het ene eiland heeft meer bossen, het andere eiland meer heide. Het ene meer cranberryvelden het andere meer weilanden en boerenbedrijven. Het ene is autoluw en het andere niet. Allemaal hebben ze vele kilometers aan wandel- en fietspaden. De jeugd weet vooral Terschelling te waarderen. Gezinnen Ameland. Natuurliefhebbers en vogelaars Schiermonnikoog. Vlieland heeft een wat exclusiever karakter en is populair bij celebs. Eén fenomeen blijft tot nu toe onbesproken, "eilandgevoel". Je moet er geweest zijn om dit fenomeen te herkennen. Het begint zodra de boot de trossen heeft losgegooid en eindigt als je bij terugkomst weer voet aan vaste wal zet in Holwerd, Lauwersoog of Harlingen. Er zijn boeken over geschreven. Dit eilandgevoel heb je, voor zover ik weet, alleen op de Waddeneilanden!

Griet Wiersma (Driesum, 22 juni 1959) is een zangeres van het Friese levenslied. Haar muziek kenmerkt zich door oprechte teksten, warme melodieën en een diepe verbondenheid met de Friese taal en cultuur.​ Wiersma begon haar muzikale carrière in 1989 naast haar werk als taxichauffeur. Na een auditie bij De Happy Tuners werd ze uitgekozen uit acht dames. Nadat de band was gestopt, ging ze verder met het duo Challenge. Bij een van de optredens van Challenge was Teake van der Meer aanwezig. Dit resulteerde in 2000 in optredens met Teake en Minze Dijksma in heel Friesland. In 2001 volgde de show 40 jier Lytse Teake, waarvoor nieuwe nummers geschreven moesten worden. Een van de nummers was "Frysk Hynder". Dit nummer werd zo goed ontvangen dat er een mini-cd van werd opgenomen. Samen met producer Fred van Vugt werd het album Frijheid gemaakt. Naast haar muzikale werk is Wiersma ook bekend om haar acteertalent. Hilarische typetjes vol humor ten tonele brengen is haar op het lijf geschreven. In de volksmond wordt zij dan ook wel de Friese Tineke Schouten of de vrouwelijke André van Duin genoemd.​ Wiersma heeft ook samengewerkt met andere Friese artiesten in projecten zoals het Frysk Sjongers Gala, samen met Piter Wilkens, Gurbe Douwstra en Anneke Douma. Daarnaast toert ze met de theatershow FLJIMSK, samen met goochelaar Minze Dijksma en troubadour Piter Wilkens. De show is zeer afwisselend met zang, magie, humor en hilarische typetjes.​ Met haar muziek en optredens weet Griet Wiersma het Friese landschap en de menselijke emoties op een treffende manier te verwoorden, waardoor ze een bijzondere plek inneemt in de Friese muziekwereld.

Wat hebben schaatsen met timmermansgereedschap te maken? Met moderne klapschaatsen helemaal niets, maar een paar decennia, en zeker een paar generaties geleden was dat wel anders. Schaatsen waren van hout gemaakt en er zat een gehard en geslepen stuk ijzer onder. Meestal zat er een geel stickertje opgeplakt met de naam "Nooitgedagt IJlst". Nooitgedagt maakte schaatsen voor schaatsers en beitels, zagen en schaven voor timmerlieden. Uitsluitend van topkwaliteit moeten we er bij vermelden. De Nooitgedagt fabriek staat er nog steeds. Een monumentaal gebouw opgetrokken uit Friese "geeltjes". Pontificaal in het centrum van IJlst, het kleinste stadje van Friesland. De schoorsteen van de fabriek is ooit voor een deel afgebroken maar het beeldbepalende silhoutte werd in stand gehouden door een stalen reconstructie van het gesloopte deel. De naam van Nooitgedagt gecombineerd met de monumentale Houtzaagmolen De Rat maakt van IJlst een echte houtstad. Deze reputatie dragen ze uit via het houtmuseum dat naast de molen gevestigd is. Dit museum mag je niet missen als je in IJlst bent. Er tegenover staat een van de elf stadsfonteinen die gebouwd zijn vanwege Leeuwarden, Culturele Hoofdstad 2018. Verder is IJlst vooral een rustig en kalm stadje. Je kunt het met verkleinwoorden goed karakteriseren. Een klein maar sfeervol stadherbergje (bewonder de opbouw van de gevel met pilaren en het terras) een klein grachtje, een klein pleintje, kleine smalle straatjes en kleine overtuintjes aan weerkanten van het grachtje, dat eigenlijk De Geeuw heet. Het lijkt me heerlijk wonen in IJlst, maar ook als bezoeker ben je er vast en zeker ook van harte welkom. Hieronder nog veel meer details over de Friese stad IJlst. De stad IJlst in Friesland is sinds 1984 de hoofdplaats van de gemeente Wymbritseradiel geweest. Sinds 2011 hoort het bij de gemeente Súdwest-Fryslân. Het lag aan het begin van de volle Middeleeuwen, een bloeiperiode, aan de zuidoever van de Middelzee. De nederzetting was ontstaan aan de monding van de Ee, een belangrijk water voor het verkeer van zuidwest Friesland. Na de aanleg van de Hemdijk werd het een plaats van overslag, nijverheid en handel. In 1379 kreeg het marktrecht en spoedig maakte het zich als stad los van het omliggende gebied. IJlst bleef belangrijk met zijn nijverheid van vooral scheepsbouw en andere houtproducten. Vanaf de stad loopt in oostelijke richting de Geeuw, het brede water richting Sneek. Naar het westen leidt het water na de Wijddraai met een scherpe bocht naar het zuiden: de Wijde Wijmerts, de vaarroute naar Heeg en verder naar Woudsend en Sloten. Vroeger, toen er nog geen vaste bruggen over de Stads-Ee lagen, ging het waterverkeer door de stad naar het zuiden, om daar in de Wijde Wijmerts uit te komen. Vanaf Zevenpelsen, genoemd naar zeven arbeiderswoningen die hier ooit bij een pelmolen stonden, is te zien dat aan de Wijddraai de bedrijvigheid van IJlst geconcentreerd was. Aan deze oever waren houtverwerkende bedrijven en aan de andere zijde, het thans in grote verscheidenheid bebouwde Uilenburg, lagen vanaf de zestiende eeuw de nieuwe stadstimmerwerven. Er zullen dus nog eerder zulke scheepsbouwwerven zijn geweest. De brug is ’s zomers een druk punt voor watersporters en beschermde IJlst ooit tegen vijanden. IJlst is nooit met vestingwallen beschermd, het is zelfs niet ontstaan op een terp. In het lage land was er bescherming van ringgrachten, de Dij-grachten en ze hoefden in het noorden de brug alleen maar op te halen om de stad te sluiten. De Overkluizing wordt gedomineerd door de restanten van de Nooitgedagt-fabriek. Jan Jarings Nooitgedagt was in 1865 begonnen met het maken van schaatsen. Het groeide spoedig uit tot een industrieel bedrijf dat naast schaatsen ook gereedschap en degelijk houten speelgoed vervaardigde. Het bedrijf is verhuisd en de oude fabriek wordt in een vernieuwingsplan, waar de Overkluizing ook in meegenomen wordt, als historisch monument deels gehandhaafd. Aan de Eegracht volgt de doopsgezinde kerk, die in 1857 is gebouwd naar ontwerp van Meinse Molenaar in een merkwaardige mengstijl: de klokgevel naar 18de-eeuws model is versierd met neoclassicistische elementen. Traditioneel voor de doopsgezinden ligt zij achter de rooilijn. Even verder aan de Eegracht staat een voorname woning in renaissancestijl waar menige andere stad jaloers op kan zijn. Het huis wordt de Messingklopper genoemd omdat er ooit een koperslager woonde en werkte. Het is een evenwichtig en naar verhouding breed renaissancepand uit 1669 met een trapgevel. De bebouwing langs de Eegracht is verder zeer gevarieerd met meest 19de-eeuwse huizen en een enkel exemplaar uit de 17de eeuw. Enkele goed verzorgde brede notabele woningen vallen daarbij op. Het meest schilderachtige aspect van de Eegracht is de structuur. De huizen hebben overtuinen aan de grachtzijde, aan de andere kant van de straat. Dat wordt aan weerszijden geaccentueerd door de lindenzoom tussen weg en overtuinen. In het midden van IJlst staan de hervormde kerk en het stadhuis tegenover elkaar. De hervormde kerk met flinke toren dateert uit 1830 en bevat een fraaie preekstoel uit 1672. Het stadhuis is in 1859 gebouwd in een decoratieve mengstijl. De middenpartij en de gevelbekroning doen neogotisch aan. In de kleine ruiter op het dak hangt nog een 15de-eeuws klokje, afkomstig uit het kleine IJlster karmelietenklooster. De raadzaal is in charmante biedermeierstijl ingericht. Houtzaagmolen De Rat is prachtig aan de Geeuw gelegen. Hij werd hier in 1828 opgebouwd, maar is veel ouder en uit de Zaanstreek overgebracht. Tot 1955 heeft een houthandel er gebruik van gemaakt. Na restauratie werd de monnikmolen met stelling weer in gebruik genomen. Na de oorlog is het stadje explosief gegroeid, eerst met een wijk in het noordwesten, later ten oosten van de stad, tot en met wijk ‘De Iendracht’: de eerste wijk in Friesland op basis van een beeldkwaliteitsplan.

Elske DeWall, geboren als Elske de Walle op 11 november 1985 in Feanwâlden, is een veelzijdige Friese singer-songwriter die bekendstaat om haar warme stem en een stijl die elementen van soul, folk, gospel en moderne country combineert. ​ Op negenjarige leeftijd begon Elske met saxofoon spelen, waarna ze zich ontwikkelde tot zangeres en multi-instrumentalist. In 2004 startte ze haar studie aan de Academie voor Popcultuur in Leeuwarden. Tijdens haar studie trad ze op als achtergrondzangeres en vormde ze met haar zus Femke het duo FeEl. In 2008 tekende ze een contract bij Universal Music, wat leidde tot de release van haar debuutalbum Balloon Over Paris in 2010. Haar tweede album, Brave, verscheen in 2012, gevolgd door Velvet Soldier in 2016. Haar muziek kenmerkt zich door persoonlijke teksten en een mix van stijlen, waarbij ze zowel in het Engels als in het Nederlands zingt. The Passion (2017): Elske vertolkte de rol van Maria in de EO-productie The Passion, waar ze indruk maakte met haar vertolking van onder andere Heb het leven lief. ​ Samenwerkingen: Ze werkte samen met artiesten als Lionel Richie, met wie ze het nummer Angel zong in het programma Life4You, en met de 3JS op het nummer Geef mij een naam. ​ The BlueBirds: Samen met Krystl en Rachèl Louise vormde ze het trio The BlueBirds, waarmee ze americana- en countrynummers ten gehore bracht. ​ Elske DeWall werd in 2010 uitgeroepen tot 3FM Serious Talent. In 2011 ontving ze de Friese Anjer en in 2012 de Friese Popprijs, erkenningen voor haar bijdrage aan de Friese muziekcultuur. In 2020 bracht ze haar eerste Nederlandstalige single Is Het Niet Gewoon Ok uit, mede geschreven met Alain Clark. In 2022 was ze te zien in televisieprogramma's zoals Amazing Grace en Secret Duets. In 2024 trad ze samen met haar zus Femke op in het programma DNA Singers. ​Wikipedia, de vrije encyclopedie Elske DeWall blijft actief in de Nederlandse muziekscene, zowel als soloartiest als in samenwerkingen, en blijft haar publiek raken met haar authentieke en emotionele optredens.

Als je met het gezin een dagje naar Friesland gaat, zijn er twee dingen die je eigenlijk niet mag overslaan: lekker het water op en daarna op de fiets stappen. Eerst ontspannen varen over de Friese meren en dan de natuur in met de wind in je gezicht. Klinkt goed toch? Friesland is groot, dus het kan lastig zijn om te kiezen waar je naartoe gaat. Daarom wat handige tips om je op weg te helpen. Het voordeel van Friesland is dat het er lekker rustig is. Ben je toch wat meer op zoek naar de drukte, dan is een boat trip Amsterdam ook zeker iets om eens naar te kijken. Friesland vanaf het water Een boottocht is misschien wel de leukste manier om Friesland echt te beleven. Je kunt natuurlijk zelf een bootje huren, dan bepaal je helemaal zelf waar je naartoe vaart. Maar als je liever achterover leunt en niets hoeft te regelen, is een georganiseerde tocht een aanrader. Dan hoef je niet te sturen, maar zie je wel de mooiste plekjes. En onderweg hoor je vaak ook nog wat over de geschiedenis en de natuur. Je kijkt dus niet alleen je ogen uit, je steekt er ook nog wat van op. Wist je dat er in onze hoofdstad zelfs een avond boottocht Amsterdam is, waarbij je vanaf het water kunt zien hoe mooi alles verlicht is. Verder op de fiets Na de boot is het tijd om de fiets op te stappen. Friesland heeft een enorm netwerk aan fietspaden en het landschap is echt prachtig. Dus of je nou zin hebt in een kort tochtje of juist een langere route wilt doen, er is altijd wel een rondje dat bij je past. Een e-bike kan trouwens best handig zijn, zeker als je wat verder wilt fietsen zonder dat het voelt als topsport. Je hebt dan veel meer energie over om om je heen te kijken en te genieten van alles wat je tegenkomt.Onderweg genoeg te zienOok op de fiets kom je van alles tegen. Mooie dorpjes, uitgestrekte weilanden en leuke plekjes waar je makkelijk even afstapt. Misschien zie je tijdens de boottocht al plekken waar je later naartoe wilt fietsen. Een echte aanrader is Nationaal Park De Alde Feanen. Hier vind je meer dan 400 plantensoorten en allerlei soorten vogels. Neem dus vooral een verrekijker mee, dan kun je ook op afstand nog van alles spotten. Friese gastvrijheid Als je ergens warm welkom wordt geheten, dan is het wel in Friesland. Friezen zijn misschien wat rustig in het begin, maar als je een praatje maakt, merk je al snel hoe vriendelijk en behulpzaam ze zijn. Ze vertellen je met plezier waar je moet zijn voor de mooiste plekjes. Sluit je dag af in een lokaal restaurant en probeer een Fries gerecht. Een stukje droge worst of verse paling bijvoorbeeld gewoon lekker, niks ingewikkelds. Het maakt dus niet uit of je nou komt voor het water, het fietsen of gewoon de sfeer: Friesland stelt niet teleur. Even eruit, samen iets moois beleven en weer helemaal opgeladen naar huis.

Voorheen was het IJsselmeer de Zuiderzee. Tot het moment waarop in 1932 deze heuse zee werd afgesloten van de Waddenzee door middel van de Afsluitdijk. De aanleg van de Afsluitdijk was een waterstaatkundig meesterwerk van ingenieur Lely.  Sindsdien een van de paradepaardjes van Rijkswaterstaat. Paradepaardje of niet, de Afsluitdijk heeft grote gevolgen gehad voor de lokale bevolking en aanliggende havenplaatsen en achterland. Vissers werd grotendeels hun broodwinning ontnomen alsmede de bijbehorende industriële activiteiten. Vissersdorpen en steden kwamen economisch in een neerwaartse spiraal en moesten andere vormen van inkomsten verzinnen. Het toerisme bleek voor veel plaatsen het enige perspectief. Toch herinnert veel aan de Zuiderzee. Zeker in voormalige visserssteden en -dorpen als Stavoren, Hindeloopen, Workum en Makkum. Er liggen nog steeds geregeld vissersschepen aangemeerd en in het seizoen vele schepen van de bruine vloot maar het is een magere afspiegeling van wat het ooit geweest is als je oude foto's bekijkt van voor 1932. Nu las ik laatst dat de Afsluitdijk is doorgestoken en dat er een zogenaamde vismigratierivier is gerealiseerd. Rijkswaterstaat schrijft op de website van de Afsluitdijk "De Vismigratierivier is een vernieuwend plan om de Waddenzee en het IJsselmeer weer met elkaar te verbinden". Wikipedia zegt dat een zee "een grote hoeveelheid water is die in open verbinding staat met een andere zee". Ik weet niet hoeveel moeite het kost om een geografische naam te wijzigen maar wat mij betreft krijgt de Zuiderzee een comeback.

Nynke Laverman is een veelzijdige Friese zangeres, dichteres en theatermaker die bekendstaat om haar unieke combinatie van muziek, poëzie en maatschappelijke betrokkenheid. Geboren op 14 april 1980 in Weidum, Friesland, heeft ze een indrukwekkende carrière opgebouwd waarin ze de Friese taal en cultuur op innovatieve wijze tot uiting brengt.​ Laverman begon haar muzikale loopbaan met het album Sielesâlt (2004), waarin ze traditionele Portugese fado combineerde met Friese teksten. Dit debuutalbum leverde haar een Gouden Plaat en de Piter Jellesprijs op. Haar daaropvolgende albums, waaronder De Maisfrou (2006), Nomade (2009), Alter (2013), Wachter (2016) en Plant (2021), getuigen van haar voortdurende artistieke groei en experimentatie. Met Nomade won ze een Edison, en Alter werd opgenomen in Madrid met producer Javier Limón, wat haar internationale erkenning opleverde.  In haar werk verkent Laverman thema's zoals de relatie tussen mens en natuur, identiteit en spiritualiteit. Ze haalt inspiratie uit diverse culturen, waaronder de Kazachse nomaden in Mongolië, en verwerkt deze invloeden in haar muziek en theaterproducties. Samen met haar partner, componist en geluidskunstenaar Sytze Pruiksma, creëert ze multidisciplinaire voorstellingen die muziek, spoken word en visuele kunst combineren. Laverman's meest recente project, OAK, is een magische reis door het rijk van de ziel, waarin bomen, dieren en stenen hun verhaal doen. Met haar bezielde stem en poëtische teksten weet ze haar publiek te raken en aan het denken te zetten over de wereld om ons heen. Nynke Laverman blijft een toonaangevende figuur in de Friese en Nederlandse kunstscene, en haar werk blijft inspireren en uitdagen.

Naarmate we ouder worden, ondergaan onze ogen verschillende veranderingen die ons zicht kunnen beïnvloeden. Een van de meest voorkomende problemen is presbyopie, een aandoening waarbij het moeilijker wordt om dichtbij te zien. Voor senioren kan dit een aanzienlijke invloed hebben op hun dagelijkse activiteiten. Gelukkig kunnen leesbrillen een eenvoudige en effectieve oplossing bieden. Dus wil je een leesbril kopen ? Lees dan verder om te ontdekken hoe leesbrillen senioren kunnen helpen bij het moeiteloos en comfortabel uitvoeren van hun dagelijkse taken. Verbetering van de leeskwaliteit en productiviteit Een van de meest voor de hand liggende voordelen van het dragen van een leesbril is de verbetering van de leeskwaliteit. Of het nu gaat om het lezen van een boek, een krant of het bekijken van foto's van kleinkinderen, leesbrillen maken de tekst en afbeeldingen duidelijker. Dit zorgt niet alleen voor een verhoogd leesplezier, maar stelt senioren ook in staat om van hun favoriete hobby's te blijven genieten zonder snel vermoeid te raken. Ook kan het dragen van een leesbril de algehele productiviteit van senioren aanzienlijk verhogen. Door de vermindering van oogvermoeidheid en hoofdpijn kunnen zij langer en efficiënter werken aan verschillende taken, of het nu gaat om hobby's, vrijwilligerswerk of zelfs deeltijdwerk. Deze verbeterde productiviteit draagt zowel bij aan hun zelfredzaamheid, als hun algehele levenskwaliteit. Hierdoor kunnen senioren een actiever en bevredigender leven leiden, terwijl ze betrokken blijven bij activiteiten die ze graag doen. Verhoogde veiligheid en zelfstandigheid in het dagelijkse leven Een leesbril kan de veiligheid van senioren in hun dagelijkse leven aanzienlijk verbeteren. Kleine lettertjes op medicijnflesjes, voedingsetiketten en gebruiksaanwijzingen vormen vaak een uitdaging zonder de juiste correctie. Met een leesbril kunnen senioren deze belangrijke informatie duidelijk zien, wat helpt om vergissingen bij het innemen van medicijnen of het bereiden van voedsel te voorkomen. Daarnaast is een leesbril onmisbaar voor senioren die hun eigen financiën beheren. Het nauwkeurig lezen van bankafschriften, het invullen van formulieren en het controleren van rekeningen kan zonder de juiste correctie behoorlijk lastig zijn. Een leesbril stelt hen in staat om deze administratieve taken efficiënter en nauwkeuriger uit te voeren. Dit draagt bij aan een betere financiële controle en minder stress, wat uiteindelijk de algehele levenskwaliteit verbetert. De verbeterde zichtbaarheid en verminderde kans op fouten verhogen de gemoedsrust en zelfstandigheid van senioren, waardoor ze met meer vertrouwen hun dagelijkse routines kunnen voortzetten. Sociale interacties en mentale gezondheid Tot slot is het onderhouden en aangaan van sociale interacties van groot belang voor het welzijn van senioren. Het dragen van een leesbril kan de communicatie verbeteren door het makkelijker te maken sms-berichten, e-mails en brieven te lezen. Dit helpt senioren om gemakkelijker in contact te blijven met familie en vrienden, waardoor hun sociale leven verrijkt wordt en ze een sterker gevoel van verbondenheid ervaren. Bovendien bevordert het gebruik van een leesbril de deelname aan cognitief stimulerende activiteiten, wat de geest scherp houdt en de cognitieve achteruitgang kan vertragen. Senioren kunnen bijvoorbeeld met meer gemak puzzelen, boeken lezen en/of het nieuws volgen. Het regelmatig engageren in deze bezigheden kan bijdragen aan een verbeterde mentale gezondheid en een verhoogd gevoel van voldoening en levensvreugde. Profiteer nu zelf ook van de voordelen van een leesbril Leesbrillen zijn een eenvoudige, maar krachtige hulpmiddel die senioren kan helpen om hun dagelijkse activiteiten met meer gemak en vertrouwen uit te voeren. Van het verbeteren van de leeskwaliteit en veiligheid tot het ondersteunen van administratieve taken en sociale interacties, de voordelen van een leesbril zijn duidelijk. Door een leesbril te dragen, kunnen senioren hun zelfstandigheid behouden, hun productiviteit verhogen en hun algehele levenskwaliteit verbeteren. Het is een kleine investering die een groot verschil kan maken in het dagelijks leven van senioren. Ontdek het uitgebreide assortiment van Looplabb en vind de perfecte leesbril voor jouw behoeften.

Friesland, een provincie bekend om zijn uitgestrekte meren, historische steden en unieke Waddenkust, biedt een oase van rust en ruimte. Of u nu komt voor het zeilen, de cultuur of de prachtige natuur, de regio heet u welkom. De ongerepte landschappen nodigen uit tot avontuur, van wadlopen op de grens van land en zee tot fietsen door de weidse weilanden en bossen. Een goede voorbereiding zorgt ervoor dat u optimaal van deze bijzondere omgeving kunt genieten. De unieke natuurervaring in Friesland De Friese natuur is verrassend divers. Nationaal Park De Alde Feanen biedt een doolhof van meren, rietlanden en moerasbossen, perfect voor een kano- of boottocht. Aan de kustlijn vindt u het UNESCO Werelderfgoed de Waddenzee, een dynamisch gebied dat bij eb een heel nieuw landschap onthult. In de bossen van Gaasterland kunt u heerlijk wandelen en genieten van de glooiende heuvels, een zeldzaamheid in dit verder vlakke land. Elke omgeving biedt zijn eigen unieke charme en mogelijkheden voor ontspanning en inspanning. Blijf gezond tijdens uw Friese avontuur Actief zijn in de buitenlucht is een van de beste manieren om Friesland te ervaren. Enkele eenvoudige voorzorgsmaatregelen helpen u om gezond en fit te blijven. Bescherm uzelf tegen de zon, ook op bewolkte dagen. Een wandeling door hoog gras of bos vraagt na afloop om een controle op teken. Deze kleine beestjes kunnen ziektes overbrengen, dus een snelle inspectie is een kleine moeite. Zorg ook dat u altijd voldoende water bij u heeft, zeker tijdens een lange fiets- of wandeltocht. Een gedegen voorbereiding is de basis voor een geslaagde trip. Dit geldt voor een dagje uit, maar zeker ook voor een langere vakantie. Afhankelijk van uw plannen en persoonlijke gezondheid kan het verstandig zijn om na te gaan of een reis vaccinatie aanbevolen wordt. Dit geeft een extra stukje zekerheid, zodat u zich volledig op uw vakantie kunt richten. Specifieke aandachtspunten in de natuur Zwemmen in een van de vele Friese meren is een verfrissende ervaring op een warme dag. Officiële zwemlocaties worden over het algemeen goed gecontroleerd op waterkwaliteit. Kiest u voor een meer afgelegen plek, wees u er dan van bewust dat de omstandigheden anders kunnen zijn. Het is altijd goed om alert te zijn op de omgeving en de waterkwaliteit, zeker als u met kinderen reist. Inname van besmet water of het eten van onvoldoende verhit voedsel kan in zeldzame gevallen leiden tot infectieziekten. Een bekend voorbeeld hiervan is hepatitis A. Hoewel het risico in Nederland klein is, kan het voor reizigers die veel buiten de gebaande paden treden of bij lokale eetkraampjes eten, nuttig zijn om informatie in te winnen over een hepatitis a vaccinatie. Een checklist voor een zorgeloze vakantie Met een goede voorbereiding haalt u het meeste uit uw verblijf. Deze korte checklist kan daarbij helpen: Controleer de weersvoorspelling en pak kleding in voor verschillende weertypen; het Friese weer kan veranderlijk zijn. Neem een basis EHBO-set mee met pleisters, ontsmettingsmiddel en pijnstillers voor kleine ongemakken. Informeer uzelf over de lokale regels in natuurgebieden, zoals waar honden wel of niet los mogen lopen. Pak voldoende water en energierijke snacks in, vooral als u een lange tocht door een afgelegen gebied plant. Verifieer of uw standaardvaccinaties, zoals de DTP-prik, nog geldig zijn. Uw Friese ontdekkingsreis wacht Friesland is een provincie die blijft verrassen met haar schoonheid en gastvrijheid. Door bewust om te gaan met uw gezondheid en veiligheid, creëert u de beste omstandigheden voor een onvergetelijke ervaring. Of u nu komt voor de rust, de sportieve uitdagingen of de rijke cultuur, een goed voorbereide reiziger geniet dubbelop. Pak uw spullen, plan uw route en kom zelf ontdekken wat deze prachtige regio te bieden heeft.

Een gemiste promotie, een kind dat blijft zitten op school, een relatie die even niet lekker loopt. Het zijn geen wereldschokkende problemen, maar toch kunnen ze je flink uit balans brengen. De vraag is: kunnen zulke alledaagse tegenslagen je op het pad van verslaving zetten? En hoe escaleert zoiets dan naar een situatie waar je uiteindelijk in een afkickkliniek belandt? Kleine problemen, grote impact Het leven gooit soms kleine obstakels op je pad. Een collega die je droombaan inpikt, je tiener die spijbelt, of een reeks slapeloze nachten door stress. Op zichzelf lijken dit soort dingen goed te hanteren. Maar voor sommige mensen stapelen deze "kleine" problemen zich op. Een vriendin van mij begon bijvoorbeeld meer te drinken na een mislukte sollicitatie. Wat begon als een wijntje om te ontspannen, werd al snel een fles per avond. Experts zien dit vaker: een klein probleem kan een trigger zijn als je niet goed weet hoe je ermee om moet gaan. Waarom wordt het soms een verslaving? Niet iedereen die stress heeft, raakt verslaafd. Maar sommige mensen zijn gevoeliger. Misschien heb je een genetische aanleg, een verleden met weinig copingmechanismen, of gewoon pech. Een gemiste promotie kan leiden tot gevoelens van waardeloosheid, en voor je het weet zoek je troost in alcohol, gokken of drugs. Een psycholoog vertelde me eens dat verslaving vaak begint als een manier om pijn te dempen. Een afkickkliniek Amsterdam krijgt regelmatig cliënten die zeggen: "Het begon met één pilletje om te ontspannen." Voor je het weet, zit je in een patroon waar je niet meer uitkomt zonder hulp. Van een dip naar een diep dal Hoe escaleert een klein probleem dan naar een ramp? Stel, je kind doet het slecht op school. Je voelt je machteloos, begint ’s avonds te blowen om je hoofd leeg te maken. Dat voelt even goed, maar na een tijdje heb je meer nodig voor hetzelfde effect. Je werk lijdt eronder, je relatie ook. Opeens is dat kleine probleem een sneeuwbal die een lawine veroorzaakt. THE YOUTURN, een bekende luxe afkickkliniek Nederland, ziet vaak dat mensen pas hulp zoeken als hun leven al flink ontspoord is. Het begint met een dip, maar zonder ingrijpen kan het leiden tot financiële problemen, gebroken relaties of zelfs gezondheidsdrama’s. Kun je het voorkomen? Het goede nieuws? Je kunt ingrijpen voor het te laat is. Praat over je problemen, hoe klein ze ook lijken. Een goede vriend, een coach of een therapeut kan helpen om te voorkomen dat je naar ongezonde gewoontes grijpt. En als je merkt dat je al afhankelijk wordt van iets,  zoek dan snel hulp of het nu drank, drugs of je telefoon is. Een goede afkickkliniek kan bijvoorbeeld al in een vroeg stadium begeleiding bieden. Kleine stappen, zoals een eerlijk gesprek of een korte therapie, kunnen voorkomen dat je in dat diepe dal belandt. Blijf alert, maar niet bang Een klein probleem kan dus inderdaad een verslaving triggeren, maar het hóéft niet. Het draait om hoe je ermee omgaat. Wees eerlijk over je struggles, zoek steun en blijf alert op je gewoontes. Want niemand zit te wachten op een leven dat wordt overgenomen door verslaving. En als het toch misgaat, weet dan dat plekken er zijn om je weer op de rails te krijgen.

In Joure is het iedere derde donderdag in september Jouster Merke. Tenminste, als er niets tussenkomt zoals de Coronabeperkingen in 2021. Het is moeilijk voor te stellen dat de Jouster jaarmarkt gisteren dus voor de meer dan vijfhondervijftigste keer georganiseerd is. Bijna dertig jaar na de eerste Jouster Merke voer Columbus naar het westen op zoek naar Amerika.  Joure zal op dat moment niet veel meer zijn gewest dan wat huizen en winkeltjes op een zandrug. Deze zandrug bepaalt de Noordwest-Zuidoost oriëntatie van Joure. De huidige kilometerlange Midstraat volgt deze lijn perfect. Sterker nog, het historische hart van Joure lag tussen het voormalige dorp Westermeer, de Jouster toer en het Tolhuis. Alledrie hebben ze de eeuwen doorstaan. De eerste is een eeuwenoude toren die teruggaat tot de Middeleeuwen en in verband wordt gebracht met tempeliers. De tweede ook imposant maar veel minder oud. Je mag ervan uitgaan dat de eerste Jouster merkes zich rond deze torens zich hebben  afgespeeld. Tijdens de Merke had iedereen, ongeacht rang of stand een vrije dag. Het moet er wild aan toe zijn gegaan. Er zal een markt zijn geweest met vee en lokale producten, kaas, worst, gerookte paling, middeltjes en elixers. Daarnaast vermaak in allerlei soorten en maten. muziek, toneel, een draaiend rad, een kop van jut. Spelende kinderen met hoepels en tollen. Om nog maar te zwijgen van de genuttigde alcoholische dranken. Als je goed oplet vind je veel hiervan terug tussen het geweld van de moderne tijd zoals t-shirts, zonnebrillen, knoflookpersen, wonderdoekjes, -sponzen en -zemen, en voetzalf die belooft je van je vermoeide voeten af te helpen. Je ziet de paardenmarkt, een palingroker, lokale slagers met droge worst en spek, een klompenmaker, een draaiend rad, een trekharmonica. Pompoenen, oliebollen en poffertjes, een kunstenaar, een groenteboer.  Maar toch, er ontbreekt iets belangrijks tijdens de 2022 editie van de Jouster Merke. Ieder jaar staat steevast tegenover het Tolhuis bij de Tolhuisbrug de kop van Jut. Deze keer niet. Ik vraag me af waarom. Hij moet er tenslotte honderden keren hebben gestaan. Tijd voor actie, zodat ook de kop van Jut er weer bij is op de derde donderdag in september 2023.

Friesland heeft een rijke geschiedenis en sterke gemeenschapszin. Er zijn altijd unieke manieren geweest om informatie te delen. Voordat de digitale snelweg ons leven domineerde, was de verspreiding van nieuws een sociale gebeurtenis. De reis van de omroeper op het dorpsplein naar de krantenadvertentie van later, vertelt een fascinerend verhaal over communicatie en verbinding. De stem van de gemeenschap In de dorpen en steden van het oude Friesland was de dorpsomroeper, of 'buorreomropper', de belangrijkste nieuwsbron. Met een luide stem en vaak een bel of ratel trok de omroeper de aandacht op strategische plekken om officiële mededelingen, marktberichten en plaatselijk nieuws te verkondigen. Naast de omroeper was ook de kerk een centraal informatiepunt. Vanaf de preekstoel werden niet alleen religieuze, maar ook wereldlijke zaken meegedeeld die de hele gemeenschap aangingen. Sociale knooppunten zoals de wekelijkse markt en de lokale herberg waren eveneens erg belangrijk voor de nieuwsstroom. Hier werden verhalen, roddels en belangrijke berichten uitgewisseld tussen boeren, handelaren en reizigers. Nieuws verspreidde zich op een natuurlijke wijze, van mond tot mond, en versterkte de sociale cohesie binnen de 'mienskip'. De drukpers in Friesland De komst van de drukpers in de late middeleeuwen en de daaropvolgende eeuwen bracht een enorme verandering teweeg. Gedrukt materiaal maakte het mogelijk om informatie op grotere schaal en met meer regelmaat te verspreiden. In 1752 werd de Leeuwarder Courant opgericht, een van de oudste nog bestaande kranten van Nederland. Deze en andere vroege Friese kranten boden een nieuw platform voor nieuws, opinie en aankondigingen. Ondernemers en notabelen ontdekten de kracht van de gedrukte advertentie om hun diensten en producten aan te prijzen. De rol van media Vandaag de dag is het medialandschap onherkenbaar veranderd. Het is niet langer allemaal erg plaatselijk. Voor het promoten van een groot cultureel evenement in Friesland, zoals een tentoonstelling in het Fries Museum, kan het bereiken van een nationaal publiek van groot belang zijn. Een goed geplaatste advertentie in een nationale krant kan bijvoorbeeld cultuurliefhebbers uit het hele land aantrekken en hen naar de provincie lokken. Tegelijkertijd blijft de kracht van regionale media onverminderd groot. Voor veel bedrijven en organisaties is het juist effectiever om zich te richten op de specifieke regio waar hun doelgroep woont. Dit principe geldt niet alleen in Friesland, maar in heel Nederland. Wie bijvoorbeeld een boodschap wil overbrengen aan de inwoners van Zuid-Nederland, kan soms beter een De Limburger advertentie plaatsen dan een advertentie in een nationale krant. Dit toont aan hoe belangrijk een gerichte aanpak is in een versnipperd medialandschap. Verspreid uw boodschap modern De lessen uit de geschiedenis van nieuwsverspreiding zijn nog steeds relevant. Een effectieve communicatiestrategie is een echte noodzaak, of u nu een evenement organiseert, een product verkoopt, of een verhaal wilt delen. Overweeg de volgende stappen voor maximaal resultaat: Ken uw doelgroep en wees u bewust van waar deze zich bevindt. Kies het juiste medium: lokaal, regionaal of nationaal. Zet een advertentie in een plaatselijk weekblad, of maak gebruik van bijvoorbeeld een advertentie Trouw. Zorg voor een heldere en beknopte boodschap. Veel mensen nemen niet de moeite om een lang stuk te lezen wanneer adverteren het doel is. Combineer traditionele en digitale kanalen voor maximaal bereik. Tegenwoordig kan niemand meer om digitale media heen, maar er zijn nog steeds veel mensen die de krant lezen, of traditionele weekbladen. De toekomst van communicatie De manier waarop we communiceren zal blijven veranderen, maar de kernprincipes blijven hetzelfde. Het gaat om het bereiken van de juiste mensen, met de juiste boodschap, op het juiste moment. In Friesland zien we een prachtige mix van respect voor traditie en de omarming van nieuwe technologie. Door de lessen van de dorpsomroeper te combineren met de mogelijkheden van moderne media, blijft de Friese stem luid en duidelijk klinken. Steun uw plaatselijke media en deel uw eigen verhalen om de 'mienskip' levend te houden.

Ik ben in het gelukkige bezit van een bootje. Niets bijzonders, ik ben er ooit aan blijven hangen via een online veiling. Het is een oud speedbootje van Amerikaanse makelij. Toen ik de boot ophaalde bij het veilingbedrijf in Drachten was het nogal een teleurstelling. De kijkdag had ik namelijk laten schieten. Maar een paar likjes verf, nieuwe stoelen, een tweedehands tweetakt buitenboordmotor en een nieuw raam doen wonderen. Inmiddels heb ik er al jaren plezier van. Het bootje ligt geduldig te wachten in het sloepenhaventje voor ons huis in Joure. Altijd klaar voor gebruik. Vanuit Joure heb je een paar voor de hand liggende vaarroutes. Het rondje Goingarijp en Langweer. Op zomerse dagen is het een drukte van belang op deze routes. Je ziet vooral luxe sloepen en zo nu een dan een zeilboot(je) of een "superjacht". De twee vaarroutes zelf heb ik nu wel zo'n beetje gezien. Ik maak er nu een gewoonte van om het anker uit te gooien. Liefst aan de oostkant van de Langweerder Wielen want daar is het ondiep en heb je een mooie stevige en zanderige bodem, wel zo prettig als je ook wilt zwemmen. De laatste keer dat ik hier voor anker lag was het een prachtige nazomeravond in september. De zon zakte aan de overkant achter de horizon net als het toeristenseizoen, het was nagenoeg windstil en het water was kalm. Een enkel bootje was onderweg naar de haven en raakte uit zicht. Net als je denkt de Langweerder Wielen helemaal voor jezelf te hebben hoor je iemand hallo roepen. Er vaart een luchtballon voorbij. Ja, daar had ik niet aan gedacht.

Wat is er nu leuker dan gezellig met het hele gezin te gaan kamperen. Nu snappen we echt wel dat het misschien wat ver gaat om in een tent te gaan liggen met een paar kinderen, maar is het idee wel ontzettend leuk. Gelukkig zijn er naast de klassieke tent ook tal van andere manieren van kamperen, die tegenwoordig een stuk luxer zijn en waarbij je echt niet met je rol toiletpapier naar het gezamenlijke gebouw hoeft te lopen. Vooral wanneer de kinderen nog wat jonger zijn, is het niet alleen belangrijk dat je van alle gemakken bent voorzien voor de kids, maar dat je ook zelf op de momenten dat het kan, even tot rust kunt komen. Omdat de keuze enorm is, hebben wij de leukste manieren om te kamperen met kinderen voor je op een rijtje gezet. Overnachten in een safaritent Wanneer je niet alleen comfortabel, maar ook avontuurlijk wilt kamperen met de kids, dan is overnachten in een safaritent de perfecte manier om dit te doen. Deze ruime tenten bieden namelijk voldoende slaapruimte en zijn voorzien van comfortabele bedden, elektriciteit, in de meeste gevallen een eigen badkamer en toilet en ook een keuken waar je zelf lekker kunt koken. Wat het kamperen in een safaritent zo uniek maakt, is dat je geniet van de prachtige natuur om je heen, maar wel alle luxe hebt die je normaal in een hotel ook hebt. Vooral wanneer je met de kinderen op vakantie gaat, is dit ideaal zodat je jezelf niet in allerlei moeilijke bochten hoeft te wringen om het comfortabel te maken voor ze. Zorg voor wat ouderwetse kamperen rituelen Bij kamperen hoort ook een kampvuur. Hoe leuk is het dan om samen met de kinderen het bos in te gaan en ouderwets hout te sprokkelen om vervolgens een kampvuur van te maken. Nog leuker is het om er vervolgens ook met z’n allen marshmallows boven te laten smelten en hier vervolgens samen van te genieten. Belangrijk is alleen wel dat je vooraf even goed navraag doet of het maken van een kampvuur wel is toegestaan. Zo kan het zijn dat het door de camping of glamping zelf is verboden, maar kan het ook zijn dat het omwille van de droogte niet mag. Je wilt het natuurlijk niet op je geweten hebben dat je straks het hele grasveld in brand hebt staan, omdat jij en de kinderen zin hadden in marshmallows. Organiseer een puzzeltocht voor de kids Bij kamperen horen natuurlijk allerlei klassieke spelletjes om te doen. Een van die spelletjes is een puzzeltocht. Hoe leuk is het om samen op jacht te gaan naar de antwoorden op allerlei vragen en vervolgens als eerste weer op de plek te komen waar jullie zijn begonnen. Helemaal wanneer er meerdere mensen meedoen, is het natuurlijk nog veel leuker. Dus mocht het zijn dat er geen animatieteam op de camping is die dit soort dingen organiseert, kun je het uiteraard ook altijd zelf doen. Vooral voor de kinderen is het leuk dat ze wat te doen hebben tijdens de vakantie.

Friesland, een prachtige provincie in het noorden van Nederland, biedt niet alleen adembenemende landschappen en rijke cultuur, maar ook talloze mogelijkheden om fit en gezond te blijven tijdens je vakantie. Of je nu komt voor de Elfstedentocht of gewoon wilt genieten van de Friese meren, het is belangrijk om ook tijdens je reis aandacht te besteden aan je fysieke conditie. In dit artikel ontdek je hoe je het beste van beide werelden kunt combineren: genieten van alles wat Friesland te bieden heeft én in vorm blijven. Wandelen en fietsen in Friesland Wandelen of fietsen is een van de meest voor de hand liggende manieren om actief te blijven in Friesland.. De provincie staat bekend om haar uitgestrekte fietsnetwerk en prachtige wandelroutes. Van de Waddeneilanden tot het Drents-Friese Wold, er is voor ieder wat wils. Deze low-impact activiteiten zijn niet alleen goed voor je conditie, maar laten je ook de schoonheid van Friesland op een unieke manier ervaren. Krachttraining voor toeristen Naast cardio is het ook belangrijk om aan je spierkracht te werken. Gelukkig kun je veel doen met alleen je lichaamsgewicht. Pushups, squats en lunges zijn overal doen, of je nu in je hotelkamer bent of in een van de mooie parken van Friesland. En als je op zoek bent naar wat meer uitdaging, kan een cable crossover machine uitkomst bieden. Met deze veelzijdige apparaten kun je verschillende spiergroepen trainen en ze zijn ideaal om je kracht op peil te houden terwijl je op vakantie bent. Train je benen op reis Je benen krijgen al een goede workout door het wandelen en fietsen, maar het kan geen kwaad om ze extra aandacht te geven. Traplopen is een uitstekende oefening die je gemakkelijk in je dagelijkse activiteiten kunt opnemen. Bezoek bijvoorbeeld de vuurtoren van Workum en neem de trap naar boven voor een prachtig uitzicht én een stevige beentraining. Voor wie thuis al regelmatig traint, kan het interessant zijn om een leg press machine kopen. Deze apparaten zijn een effectieve manier om je beenspieren te versterken, wat handig kan zijn als je je voorbereidt op lange wandelingen of fietstochten door Friesland. Balans tussen ontspannen en actief zijn Hoewel het belangrijk is om fit te blijven, is het minstens zo belangrijk om te genieten van je vakantie. Friesland biedt de perfecte mix van activiteiten en ontspanning. Na een dag vol beweging kun je heerlijk bijkomen in een van de vele kuuroorden of wellnesscentra in de provincie. Of geniet van de lokale keuken, want een beetje verwennerij mag best tijdens je actieve vakantie! Tips voor een actieve Friese vakantie We hebben enkele tips voor je op een rijtje gezet.Plan je routes vooraf en download handige apps voor wandel- en fietsroutesNeem comfortabele schoenen mee voor lange wandelingenVergeet je zwemkleding niet, Friesland heeft prachtige meren en strandenProbeer lokale sporten zoals fierljeppen of kaatsenMaak gebruik van de fitnessfaciliteiten in je accommodatie, als deze beschikbaar zijn Door deze tips te volgen en de juiste balans te vinden tussen activiteit en ontspanning, zul je niet alleen fit blijven tijdens je vakantie in Friesland, maar ook maximaal genieten van alles wat deze prachtige provincie te bieden heeft. Of je nu kiest voor een intensieve fietstocht langs de Friese meren of een rustige wandeling door de historische straatjes van Leeuwarden, Friesland biedt voor ieder wat wils. Dus grijp je kans, blijf in beweging en ontdek de schoonheid van Friesland op een actieve en gezonde manier!

Friesland, een prachtige provincie in het noorden van Nederland, staat bekend om zijn uitgestrekte meren, groene weilanden en rijke, trotse cultuur. Of je nu komt voor een ontspannen weekendje weg of een langere zomervakantie, één ding is zeker: je zult water nodig hebben om gezond en wel te blijven tijdens je avonturen. Maar heb je er wel eens bij stilgestaan hoe belangrijk de kwaliteit van dat water is? De unieke waterkwaliteit in Friesland Friesland heeft een bijzondere relatie met water. De provincie grenst aan de Waddenzee en het IJsselmeer en telt talloze meren en kanalen. Hoewel het leidingwater in Nederland over het algemeen van hoge kwaliteit is, kan de smaak en samenstelling variëren afhankelijk van de lokale omstandigheden. In sommige gebieden van Friesland kan het water bijvoorbeeld wat anders smaken door de nabijheid van de zee. Voordelen van gefilterd water Het gebruik van gefilterd water kan je vakantieplezier aanzienlijk verhogen. Gefilterd water smaakt niet alleen beter, maar kan ook bijdragen aan je gezondheid en welzijn. Door onzuiverheden te verwijderen, krijg je water dat vrij is van eventuele verontreinigingen en een neutrale, verfrissende smaak heeft. Een populaire optie voor het filteren van water is de aqualine 5 waterfilter. Dit type filter is compact en eenvoudig in gebruik, waardoor het ideaal is voor op reis. Het zorgt ervoor dat je altijd toegang hebt tot schoon en lekker smakend water, waar je ook bent in Friesland. Praktische tips voor onderweg Het meenemen van een waterfilter op je Friese avontuur is eenvoudiger dan je misschien denkt. Hier zijn enkele praktische tips: Kies een lichtgewicht en draagbaar filter dat gemakkelijk in je koffer of rugzak past. Zorg ervoor dat je voldoende reservefilters meeneemt voor de duur van je reis. Neem een herbruikbare waterfles mee om je gefilterde water in te bewaren. Lees de gebruiksaanwijzing van je filter goed door voor optimaal gebruik. Duurzaam en milieuvriendelijk Naast de voordelen ervan voor jezelf en je reisgenoten, draagt het gebruik van een waterfilter ook bij aan een duurzamere manier van reizen. Door je eigen water te filteren, verminder je de behoefte aan water in plastic flessen. Dit is niet alleen goed voor je portemonnee, maar ook voor het milieu. Friesland staat bekend om de prachtige natuur en door bewust om te gaan met plastic afval, help je mee deze schoonheid te behouden. Zo wordt je vakantie nog beter! Stel je voor: je maakt een fietstocht langs de Friese meren, of je verkent de historische straatjes van Leeuwarden. Met je eigen gefilterd water bij de hand, hoef je je geen zorgen te maken over dorst of de kwaliteit van je drinkwater. Je kunt volop genieten van je activiteiten, wetende dat je goed voor jezelf zorgt.Bovendien kan het gebruik van een waterfilter je helpen om meer water te drinken. Als je weet dat je altijd toegang hebt tot lekker, schoon water, dan zul je eerder een flinke slok willen nemen. Dit is vooral belangrijk tijdens actieve vakanties of op warme zomerdagen. Van het zuiverste water Of je nu komt voor een Elfstedentocht per boot, op de fiets of zelfs te voet, een bezoek aan Terschelling of gewoon om te genieten van de Friese gastvrijheid, zuiver water kan je vakantie naar een hoger niveau tillen. Wil je meer weten over de voordelen van waterfilters en hoe je ze op reis kunt gebruiken? Bezoek dan thatsthespirit.nu voor meer informatie en tips. Zo ben je goed voorbereid en kun je met een gerust hart genieten van alles wat Friesland te bieden heeft. Proost op een verfrissende en onvergetelijke vakantie in deze prachtige provincie!

Heb je interesse in beleggen in vastgoed in Friesland? Maar zoek je nog naar de juiste informatie om een geschikt pand te kiezen als vastgoedinvestering? Hoe beleggen in vastgoed precies werkt, dat lees je in dit artikel. We vertellen je ook hoe je hierin zo min mogelijk risico loopt. En we verklappen alvast: een zakelijk hypothekenfonds biedt dan dé oplossing! Bepaal je budget Bij het bepalen van je budget is het belangrijk dat je niet alleen kijkt naar de aankoopkosten van een pand. Het gaat hier ook over kosten voor de notaris, belastingen, verbouwingen en eventuele leegstand. Wees financieel goed voorbereid op al deze kosten en scenario’s, zodat je niet voor onverwachte situaties komt te staan. Maak hierbij een realistische inschatting van de gemiddelde inkomsten vanuit huur of verkoop. Een goed rendement ligt tussen de 4 en 8 procent. Maar weet dat het ook kan voorkomen dat je pand een periode leeg staat. Dan levert het helemaal geen geld op, maar kost het je juist geld. Jouw uitgaven gaan namelijk gewoon door in die periode. Kies een gunstige locatie Een interessant vastgoedpand bevindt zich in een gewilde omgeving. Dat betekent dat de locatie dichtbij snelwegen (maar niet te dichtbij), openbaar vervoer, een ziekenhuis, winkels en een school moet liggen. En wat dacht je van een buurt waarin niet veel criminaliteit voorkomt? Deze factoren zorgen voor populariteit, waardoor je ook op hogere huurinkomsten kan rekenen. En welke doelgroep wil je aantrekken? Zijn dat zakenlui? Gezinnen? Studenten? Of juist senioren? Zo kan je beter bepalen welk type vastgoed je zou moeten aankopen. Gezinnen willen over het algemeen liever eengezinswoningen betrekken, maar voor een student kan een appartement of studio al voldoende zijn. Hoe beter je inspeelt op de wensen van je doelgroep, hoe groter de kans dat je je pand straks verhuurt of verkoopt aan die mensen. Laat je adviseren door mensen met kennis en ervaring Laat je ook informeren en adviseren door mensen die weten hoe beleggen vastgoed werkt. Niet omdat zij een informatiefolder hebben gelezen of naar tips op het internet hebben gezocht. Maar omdat zij zelf de kennis bezitten en de nodige ervaring hebben opgedaan die nodig zijn om verstandige keuzes te maken en de risico’s zoveel mogelijk te beperken. Geen zin in gedoe? Heb je geen zin in gedoe en wil je zo min mogelijk risico lopen? Dan is investeren in een zakelijk hypothekenfonds interessant voor je. Daar zijn meerdere redenen voor. Zo is je risico lager, omdat zo'n fonds in meerdere projecten of bedrijven investeert. Gaat het dan iets minder met één project, dan heeft dat lang niet zoveel invloed op je totale belegging.  Het verwachte rendement is daarentegen vaak hoog en redelijk stabiel. Bovendien heb je een lager startkapitaal nodig. Je kunt al met zo'n €100.000 startkapitaal aan de slag. Zou je zelfstandig een vastgoedpand kopen, dan ben je veel meer geld kwijt. Tot slot heb je geen gedoe met beheer en onderhoud van panden. Kortom: zo’n zakelijk hypothekenfonds biedt echt een uitkomst!

Friesland staat bekend om zijn natuurlijke schoonheid en zijn uitgestrekte fietsroutes. Deze nemen je mee langs prachtige meren, riviertjes en plassen. Maar wat als je nou niet zo gek bent of fietsen? Neem dan de elektrische scooter. Je wordt er namelijk lang niet zo moe van als van dat eindeloze peddelen en bovendien is het ook veel milieuvriendelijker dan een brommer of auto. Elektrische scooters zijn ideaal om geluidloos en relaxed de prachtige omgeving van Friesland te verkennen. Je kunt ze op veel plekken huren en ze zijn erg makkelijk te besturen. Na een korte uitleg van enkele minuten, ben je al een ervaren chauffeur op je elektrische scooter. Waar gaat de rit naartoe? De Friese Wouden liggen in het zuidoosten en bestaan uit weilanden, beekjes, heidevelden en bomenlanen en zijn ideaal voor een scooteruitje. Natuurlijk ken je Friesland van de Elfstedentocht, een reis die elf prachtige steden in het hele land samenbrengt. Naast schaatsen kun je deze tocht ook op de scooter bezoeken. Ga van het vasteland naar de Friese Waddeneilanden, zoals Vlieland, Terschelling, Ameland of Schiermonnikoog. De Waddeneilanden zijn een bijzonder mooi stukje Nederland vanwege hun stranden, duinen, polders, bossen en gezellige dorpjes. Voor het ultieme eilandgevoel moet je de overtocht maken. Je kunt je scooter op de boot meenemen of op een van de eilanden huren. Leeuwarden Leeuwarden, ook wel "Ljouwert" genoemd, is niet alleen zomaar de hoofdstad van Friesland. Leeuwarden is een leuke stad met een rijke geschiedenis. Het heeft een leuk stadscentrum met veel leuke winkeltjes, terrassen en horecagelegenheden. Als je naar Friesland gaat, mag een dagje naar Leeuwarden zeker niet ontbreken. Hiervoor is de elektrische scooter ideaal. Je hebt totaal geen moeite met het parkeren in het centrum en je kunt makkelijk door de smalle straatjes manoeuvreren. Zet je scooter eventjes weg tegen een boom of lantaarnpaal en je kunt al wandelend je reis voortzetten in het prachtige centrum van Leeuwarden. Lekker makkelijk! Met je scooter door de geschiedenis Houd je van geschiedenis, de frisse buitenlucht en een prachtige omgeving? Neem dan een ritje door de Beetsterzwaag. De namen van Van Lynden, Lycklama a Nijeholt en Van Harinxma Slooten waren eeuwenlang verbonden met deze regio en hadden een grote invloed op de verandering van het landschap. Zij waren lid van het bestuur al in de tijd van de grietenijen, de voorouders van de gemeenten. In de 17e en 18e eeuw bouwden ze prachtige buitenplaatsen rond Beetsterzwaag. In de 19e eeuw namen ze ook het voortouw bij de ontginning van veen en lieten ze bos aanleggen op de plaats van heidevelden en onrendabele landbouwgronden. Nu kun je heerlijk genieten van de uitgestrekte bossen en de vele fiets en wandelpaden die er zijn aangelegd.

Hegebeintum is een piepklein dorp in het Noordoosten van Friesland. Het ligt aan de weg van Ferwert naar Burdaard. Het staat bekend om zijn terp, met 8.80 boven NAP verreweg de hoogste van Friesland. Bovenop de terp staat een (deels) middeleeuwse kerk met een paar huizen waaronder de voormalige pastorie. Verspreid om de terp en op de terprand een paar boerderijen, het monumentale Harsta-state en een dozijn huizen. Gisteren was ik er op een druilerige dag in december. Voordeel van deze periode is dat de bomen rondom het kerkhof geen blad dragen. Daardoor heb je een optimaal uitzicht op de terp en haar bebouwing. Een ideale dag voor een “rondje om de kerk”. Vanaf de parkeerplaats bij het bezoekerscentrum loop je via een voetpad van rode klinkers de terp op. De kerk is helaas dicht, want deze is aan de binnenkant ook de moeite waard. Er hangt een aantal historische houten rouwborden aan de muur. In de huizen brandt licht en de kachel. Aan de andere kant van de terp  loop je weer naar beneden, nu via voetpad van gele klinkers. Als je daarna links aanhoudt kom je gewoon weer uit waar je bent begonnen. Het is moeilijk voor te stellen dat een dergelijk terp ooit door mensenhanden is gemaakt. Terpen hadden een belangrijke functie als bescherming tegen overstromingen vanuit zee. Na de aanleg van dijken werden ze, ontdaan van hun nut, voor het grootste deel weer afgegraven. De vruchtbare grond naar elders verscheept. Hoe rigoureus deze vorm van “mijnbouw” tekeer ging zie je het best in Hegebeintum. Alleen de grond onder de huisjes en de kerk werd met rust gelaten. Een getrapte betonnen steunwal geeft wellicht aan waar de laatste schep de grond in ging en de hele boel begon te schuiven. Iemand moet "stop" hebben geroepen. Net op tijd!

Verzendverpakkingen spelen een cruciale rol in de wereld van e-commerce en logistiek. Ze zijn veel meer dan alleen kartonnen dozen; ze zijn de hoeksteen van veilige en efficiënte levering. In dit artikel gaan we dieper in op het belang van verzendverpakkingen en hoe ze bijdragen aan een naadloze levering ervaring. De verscheidenheid aan verzendverpakkingen Verzendverpakkingen komen in allerlei vormen en maten. Laten we eens kijken naar de verschillende soorten die beschikbaar zijn: Kartonnen dozen Kartonnen dozen zijn de meest voorkomende verzendverpakkingen. Ze zijn stevig, lichtgewicht en veelzijdig. Ideaal voor het verpakken van verschillende producten. Enveloppen Enveloppen zijn perfect voor het verzenden van platte en lichte items, zoals documenten, brieven, en kleine accessoires. Bubbeltjesplastic Bubbeltjesplastic biedt uitstekende bescherming tegen stoten en schokken, waardoor het ideaal is voor het verzenden van fragiele items. Kunststof zakken Kunststof zakken zijn waterbestendig en geschikt voor het verzenden van kleding en andere niet-breekbare goederen. Het belang van duurzaamheid Duurzaamheid is tegenwoordig een belangrijk aspect van verzendverpakkingen. Klanten hechten waarde aan milieuvriendelijke opties. Daarom is het essentieel om eco-vriendelijke verpakkingen te overwegen. Herbruikbare verpakkingen Verpakkingen die meerdere keren kunnen worden gebruikt, verminderen afval en dragen bij aan een groenere wereld. Recyclebare materialen Het gebruik van recyclebare materialen vermindert de ecologische voetafdruk van verpakkingen. Papieren verzendzakken zijn bijvoorbeeld één van deze opties. Veiligheid en beveiliging Verzendverpakkingen spelen ook een cruciale rol bij het waarborgen van de veiligheid en beveiliging van de inhoud. Hier zijn enkele belangrijke overwegingen: Verzegeling Zorg ervoor dat de verpakking goed kan worden verzegeld om diefstal of beschadiging te voorkomen. Bescherming tegen weersinvloeden De verpakking moet bestand zijn tegen regen en andere weersomstandigheden om de inhoud te beschermen. Verzendverpakkingen en branding Naast hun functionele rol kunnen verzendverpakkingen ook dienen als een krachtig marketinginstrument. Bedrukte verpakkingen Bedrukte verpakkingen met uw merklogo en -naam creëren merkherkenning en versterken de klantenbinding. Unieke verpakkingsontwerpen Een creatief verpakkingsontwerp kan uw producten onderscheiden van de concurrentie en de aandacht van klanten trekken. Verzendverpakkingen zijn meer dan alleen een doos om producten in te stoppen. Ze zijn de sleutel tot veilige en efficiënte levering, dragen bij aan duurzaamheid en bieden mogelijkheden voor branding. Het juiste gebruik van verzendverpakkingen kan uw bedrijf helpen groeien en klanten tevredenstellen.

De Waddenzee is Unesco werelderfgoed en een uitgestrekt getijdenlandschap dat zich bevindt tussen de Noordelijke provincies en de Waddeneilanden. Vele duizenden jaren hebben eb en vloed dit prachtige natuurgebied gevormd tot wat het is. Een ongerept natuurgebied, barstensvol flora en fauna en een belangrijk foerageergebied voor trekvogels. Hoewel het een enorm gebied is blijkt het lastig om het van dichtbij te zien en ervaren. Natuurlijk kun je in Friesland en Groningen vanaf en onder aan de dijk  het gebied bewonderen. Maar je moet al gaan wadlopen om het echt van dichtbij te bekijken. Wadlopen kun je echter maar op een aantal vaste plaatsen doen en ook nog eens uitsluitend onder begeleiding van een gids. In Friesland kan dit nabij Wierum, Paesens en Moddergat. Niet bij Holwerd? Het is maar net hoe je het bekijkt. De pier van Holwerd is maar liefst bijna twee kilometer lang en ligt voor een groot deel in de kwelders en het slik van de Waddenzee. Als je parkeert op de kleine parkeerplaats ter plaatse van de dijkovergang heb je een mooie wandeling voor de boeg naar het einde van de pier. Het fiets- en wandelpad ligt op een verheven talud zodat je een prachtig enigszins verhoogd uitzicht hebt. De eerste paar honderd meter loop je te midden van typische kwelders. Verschillende soorten begroeiing volgen elkaar op. Naarmate je de slikvelden nadert verandert het gebied. Van afbrokkelende grove sliksculpturen tot slikvelden met vloeiende vormen, doorsneden door slenken en geulen. Vervolgens kom je terecht in een gedeelte waar de slikvelden door mensenhand  in stukken worden gesneden door rijshouten dammen. Deze hebben het doel om het slik te vangen zodat de kwelders door de jaren heen blijven aangroeien en niet afkalven. De geïmproviseerde wad-wandeling eindigt aan het eind van de pier naast de aanlegsteiger van de veerboot naar Ameland. Er is een prima restaurant voor een hapje en een drankje. Deze keer strek je je benen, met de schoenen nog aan, halverwege het "wadlopen", want je moet nog wel terug.

Beetsterzwaag ligt tussen Heerenveen en Drachten, pal naast de A7 naar Groningen. Het ligt in een bosrijk gebied. Het is er goed wonen, zeker voor welgestelden die zich een bosperceel kunnen veroorloven. In het buurdorp Olterterp woonde tot voor kort onze meest geliefde acteur Rutger Hauer (1944-2019). Daar staat ook het vijfsterrenhotel Lauswolt met golfbaan. Maar terug naar Beetsterzwaag. Ik ben van de generatie die "Kopstukken" (1947) moest lezen voor school. Dit is een boekje geschreven door Godfried Bomans (1913-1971). In de jaren zestig en begin zeventig was hij een graag geziene gast op de nationale radio en televisie. Niet alleen als erudiet literair schijver maar ook vanwege zijn onnavolgbare humor. In het boekje schrijft hij over Beetsterzwaag. Hij is er op bezoek en wordt getroffen door de lokale interesse in literatuur. De Gijsbrecht van Aemstel van Joost van den Vondel om precies te zijn. In mijn herinnering schetst hij een sfeer waarin het hele dorp tijdens een "Vondelweek" meedoet aan het eren van dit taaie stuk vaderlandse literatuur. Het ligt op de toonbank bij de slager en de bakker en Beetsterzwagers lezen enthousiast voor uit het werk. Dit is het beeld dat ik heb overgehouden van Beetsterzwaag. Ik was er van de week toevallig en werd prompt bevestigd in dit beeld. De snackbar heeft bibliotheekbehang en in de Hoofdstraat staat een schattig houten mini-biebje waar je gratis boeken kunt lenen. Kopstukken ontbreekt in de bescheiden collectie. Ik zal het erin leggen. Mijn bescheiden bijdrage aan het literaire imago van Beetsterzwaag. Leen het gerust!

Is je zoon of dochter binnenkort jarig en wil je graag een leuk en origineel kinderfeestje organiseren? Dan zit je hier helemaal goed! Friesland heeft namelijk ontzettend veel leuke plekken, waar je eigenlijk ieder soort kinderfeestje wat je maar kunt bedenken, wel kunt houden. Het maakt dus niet uit of je zoon of dochter houdt van wat spanning en avontuur of dat ze het liefst gezellig een middagje gaan knutselen. Omdat er zo ontzettend veel leuks te bedenken is, hebben we de leukste ideeën voor je op een rijtje gezet. Dus kun je wel wat inspiratie gebruiken, dan is het verstandig om deze tips in ieder geval alvast op te slaan in je telefoon, zodat je ze later kunt gebruiken. Klimmen en klauteren Is je zoon of dochter dol op klimmen, dan is het leuk om met ze naar een klimhal te gaan. Gelukkig zijn er aan klimhallen in Friesland geen gebrek, alleen moet je wel even kijken welke het dichtst in de buurt zit. Je moet er namelijk wel rekening mee houden dat je de kinderen in de auto mee moet nemen en daar een andere ouder voor nodig hebt die mee wil rijden. Stel nu dat de dichtstbijzijnde klimhal op een half uur rijden is, dan is het misschien verstandig om iets anders te gaan doen. Uiteraard is het ook verstandig om dit even te overleggen met de ouders van de kinderen die je kind wil uitnodigen, zodat je zeker weet dat de ouders het ook akkoord vinden. Boottocht Friesland staat natuurlijk bekend om de vele mooie wateren. Hoe leuk is het dan om een boottocht te organiseren voor de kinderen als kinderfeestje? Het enige waar je wel even rekening mee moet houden is de temperatuur. Zo is het niet verstandig om in het voorjaar te kiezen voor een boottocht als kinderfeestje. Vergeet daarnaast ook niet om op de uitnodiging te vermelden dat ze droge kleding meenemen. Je weet namelijk hoe dat met kinderen gaat. Het zou vervelend zijn dat wanneer iemand nat wordt,  hij of zij de hele tijd met natte kleding moet blijven zitten. Denk ook na over hoe je deze boottocht invulling wilt geven, dus of je kiest voor een kapitein of dat je zelf gaat varen. Speurtocht We snappen heel goed dat lang niet iedereen de mogelijkheid heeft om iets buiten de deur te organiseren. Gelukkig kun je via Kinderfeestje.nl een themabox bestellen om zelf vervolgens een speurtocht te kunnen houden voor de kids. Het enige waar je zelf over na hoeft te denken, is over wat eten en drinken en eventueel een leuke prijs voor de winnaars. Het leuke aan een speurtocht, is dat je het binnen en buiten kunt doen. Het maakt daarom dus ook niet uit wanneer je kind jarig is. Natuurlijk is het wel leuk om in de zomer ook rekening te houden met het weer en bijvoorbeeld een speurtocht te houden die wat meer gericht is op opdrachten die te maken hebben met water.

U kent vast het verhaal van het lelijke eendje dat veranderde in een sierlijke zwaan. Dit verhaal gaat over de hoofdstad van Friesland. Leeuwarden heeft vooral de laatste tien jaar een enorme metamorfose ondergaan. Was het eerst een doorsnee plattelandse provinciestad, tegenwoordig is het een volwaardige stad met allure. Leeuwarden is daarbij meer dan schatplichtig aan Abe Bonnema, de wereldvermaarde Friese architect. Als u Leeuwarden bezoekt kunt u bijna letterlijk niet om hem heen. De zwarte "wolkenkrabber" is van zijn hand. Het is een baken voor de omgeving. Tot ver in de omtrek van Leeuwarden zie je deze "Achmeatoren" staan. Zelfs als het donker is, want er is bovenop de bovenste verdieping een roodgekleurde verlichte band omheen gemaakt. 's Nachts kun je je in Friesland oriënteren door naar een klein rood streepje aan de horizon te zoeken... daar is Leeuwarden. Het is maar dat u het weet voor als het nog eens van pas komt. De allure van Leeuwarden komt natuurlijk niet alleen van de Achmeatoren. Het plein voor het Fries Museum werkt er ook aan mee. Een prachtige open ruimte met aan het voeteneind de klassieke oude rechtbank en aan het hoofdeind het modernistische Fries Museum. Terrassen, monumentale gevels aan weerskanten en compositorisch uitmuntend geplaatste bomen in strakke plantenbakken bepalen de rest van het ensemble. In een woord subliem te noemen en een lust voor het oog. Zonder Abe Bonnema was het Fries Museum er op deze manier niet geweest. Zijn legaat maakte dat de bestuurlijke neuzen in dezelfde richting kwamen te staan. Leeuwarden heeft daarnaast een prachtige "altstadt" met als kersen op de taart de oude vertrouwde Oldehove en de monumentale Jacobijnerkerk. De Oldehove staat schever dan de toren van Pisa maar maak u geen zorgen, het overhellen is al lang geleden gestopt. De gebouwen van Tresoar en Historisch Centrum Leeuwarden zijn monumentaal als moderne architectuur van de jaren zestig. Wees welkom in de monumentale leeszaal van Tresoar en snuif de lucht op van al het moois aan historische documenten die in dit "Provinciaal Archief" worden bewaard. De toegang is vrij. Na Tresoar loopt u liefst door naar de Prinsentuin. Een "Roodbaard-park". Ontworpen door de negentiende-eeuwse tuinarchitect Lucas Pieters Roodbaard. Wat een park al niet aan een stad kan toevoegen. Het park is ook onderdeel van de, zonder twijfel, mooiste passantenhaven van Nederland. Als je hier je boot aanlegt voel je je de Koning te rijk. Haal koffie in restaurant De Koperen Tuin en ... geniet! Tel hierbij op een grootsteeds theater de Harmonie, een gloednieuwe dito bioscoop, een museumhaven met klassieke schepen, sfeervolle winkelstraten waarvan de Kleine Kerkstraat ooit het predikaat "mooiste winkelstraat van Nederland" heeft ontvangen, stadsgrachten, hofjes, pleinen, een eeuwenoud waaggebouw. Samengevat, een recept voor een memorabele "driegangen" stedentrip. Abe Bonnema heeft een visioen gehad van Leeuwarden zoals het zou kunnen zijn. Hij heeft het eindresultaat zelf helaas niet gezien, maar ik denk dat hij dik tevreden zou zijn. stopstart Leeuwarden is ontstaan op een terp uit de vroege Middeleeuwen met een agrarisch karakter nabij de oever van de Middelzee, Oldehove, en in de 9de eeuw aan weerszijden van de Eemonding opgeworpen terpen met een handelsnederzetting. Terpen die in de Hoogstraten nog steeds zichtbaar en voelbaar zijn. De vroegste vermelding van Leeuwarden is in de 11de eeuw. De houten kerk van Sint-Vitus werd toen vervangen door een (tuf)stenen gebouw en toen vond ook de eerste dijkbouw plaats. Nadat de Middelzee was dichtgeslibd, breidde de nederzetting zich in westelijke richting uit. Het zwaartepunt bleef op de terpen van Nijehove en daar werd in de 12de eeuw de Mariakerk gebouwd en in het midden van de 13de eeuw tegen de zool van de terp het klooster van de Dominicanen. De kloosterkerk, de Jacobijnerkerk, is in de 13de eeuw gebouwd en verschillende keren uitgebreid. Aan de noordkant staan de herinneringen aan het klooster met een deel van de prachtig overwelfde kloostergang. In het koor zijn de leden van de stadhoudersfamilie begraven. In het oosten en zuidwesten breidde de stad uit en alles werd in 1435 onder een stadsrecht gebracht. Omdat Leeuwarden in een net van waterlopen lag, kon de stadsstructuur doorregen worden door grachten. Door handel en andere activiteiten groeide de stad voorspoedig en toen Albrecht van Saksen Heer van Friesland werd, koos hij Leeuwarden in 1504 als zetel van de bestuursinstellingen en dus als hoofdstad. De laat-gotische Oldehove, het symbool van de stad, blijft als scheve en kromme toren het verhaal vertellen van de mislukte ambities van kerk- en stadsbestuur. In 1529 kon men met de bouw van een hoge toren beginnen. Hij begon te zakken en bleef zakken en het werk werd in 1533 gestaakt. De centrale overheid slaagde wel. Het bestuurspaleis, de Kanselarij, is van 1566 tot 1571 gebouwd door de bouwmeester van koning Filips II. Het rijk gedetailleerde, plastische gebouw diende als huisvesting van het Hof van Friesland, het belangrijkste bestuursorgaan. De bouwstijl is nog helemaal laat-gotisch, maar toegangspoort, kraagstenen en andere details zijn wel in de nieuwe stijl van de renaissance. Het gebouw drukt de kentering der tijden uit: Opstand en Hervorming waren binnen tien jaar een feit. De Kanselarij is nu onderdeel van het Fries Museum. Nadat er al eerder een gracht om de stad was gegraven en een begin van een omwalling, kreeg de stad in de tientallen jaren rond 1600 een bijna volledig gebasioneerde vesting. Leeuwarden is een deftige stad geworden, want zij is ook eeuwenlang residentie van Nassause stadhouders geweest. Ze woonden met hun gezinnen en hofhouding in het centrum. Dit Stadhouderlijke Hof bestond oorspronkelijk uit twee in stijl verschillende staten, die samen wel een voorplein vormden. De verschillende generaties Nassaus hebben het schilderachtige geheel zo vaak verbouwd dat een eenduidig maar wel streng vleugelgebouw het resultaat werd. De stadhouders hebben hier tot 1747 geresideerd. Tegenover het Hof staat het stadhuis. Het hoofdgebouw is in 1715 in sober classicisme gebouwd op keldergewelven van een middeleeuwse stins. De middenpartij kreeg de meeste aandacht. Boven de ingang zijn vrede en gerechtigheid verbeeld. In de koepel hangt een carillon uit 1687. In 1760 is achter het hoofdgebouw een raadzaalvleugel in rococostijl gebouwd. Leeuwarden was laat met een representatief stadhuis, investeerde in de waag, een trots gebouw in renaissancestijl dat het belang van de zuivelhandel uitdrukt. Het kwam in 1595 tot stand en is beneden met grote bogen geopend en voorzien van een hangluifel rondom. Boven de luifel zijn op de hoeken wapenhoudende leeuwen en een prachtig bewerkt fries te zien. In de vroege 19de eeuw is de vesting ontmanteld, en kreeg de stad een rand van plantsoenen, waarvan nu met de Prinsentuin alleen de noordelijke gedeelten nog bestaan. In de 20ste eeuw is de stad naar alle kanten uitgebreid, na de oorlog, toen een deel van Leeuwarderadeel was geannexeerd, ook naar het zuiden. Er kwamen buiten een spoedig voltooide ringweg buitenwijken van grote omvang.

Volgens mij zijn plastic koeien voor het eerst in Friesland opgedoken tijdens Simmer-2000. Dit was een Fries zomerevenement tijdens het eerste jaar van het derde millennium. Je kunt het evenement zien als een Fries onderonsje en reünie op provincieschaal. Friezen kwamen van heinde en ver om het Fries zijn met elkaar te delen, te beleven en te vieren. Onder het predikaat "Fryslân, lân fan kij" (Friesland, land van koeien) werden 500 kunststof koeien gefabriceerd en in het landschap tentoongesteld. Wellicht omdat de levende exemplaren op stal stonden en de weides wel wat zwart-bont-gevlekt kon gebruiken als landelijk decor van het Simmer-2000 evenement. We zijn inmiddels ruim 20 jaar verder. Er is veel veranderd. Koeien zijn in Friesland gewoon weer in de weide te zien. Weidegang en kruidenrijk gras zijn gangbare begrippen geworden in melkproductie en melkconsumptie. Als je nu door Friesland rijdt zie je bij tijd en wijle meer weides mét koeien dan weides zonder koeien. Plastic koeien leven langer dan echte. Na ruim 20 jaar zijn ze er nog volop. Vaak als ornament in particuliere tuinen of als blikvanger voor bedrijven, zoals notabene bij de Fonterra mega-kaasfabriek in Heerenveen, die hebben een heleboel. Ik maak er een gewoonte van om ze te fotograferen. Je ziet ze in allerlei kleuren. Het wordt inmiddels een bonte verzameling. Vandaag staat in de Leeuwarder Courant dat de Friese veeboeren de komende jaren een hard gelag wacht. Velen van hen zullen gedwongen moeten stoppen. Ik vraag me af hoe de provincie Friesland over nog eens ruim 20 jaar eruit zal zien. Moeten we straks weer plastic koeien "van stal" halen zeker. Dacht het niet! "Fryslân, lân fan kij"

Na de hevige storm Benjamin van afgelopen maand kreeg Friesland opnieuw te maken met onstuimig weer. Vooral rond Dokkum waaiden dakpannen los, goten liepen over en sommige bewoners meldden zelfs schade aan hun daken. Zulke herfststormen zijn in het noorden geen uitzondering meer, en dat zet het belang van goed dakonderhoud opnieuw in de schijnwerpers. De Friese wind test elk dak In een open regio als Friesland heeft de wind vrij spel. Huizen in Dokkum, vaak met karakteristieke pannendaken, krijgen tijdens stormen de volle laag. “Wij, als dakdekkers uit Dokkum, weten als geen ander hoe belangrijk goed onderhoud is bij stormachtig weer,” vertelt een lokale vakman. “Een kleine scheur of verstopte goot lijkt onschuldig, maar bij harde wind kan dat al snel uitgroeien tot lekkage of losliggende pannen.” Volgens een specialist van Dakdekkersgids zien ze na elke storm hetzelfde patroon: bewoners die te laat ontdekken dat hun dak beschadigd is. “We krijgen veel meldingen na zware wind,” legt de specialist uit. “Vaak blijkt dat een eenvoudige inspectie vooraf al veel schade had kunnen voorkomen.” Kleine ingreep, groot verschil Een dak dat goed onderhouden is, kan veel meer hebben. Door regelmatig dakreiniging uit te voeren, verwijder je mos en vuil dat vocht vasthoudt. Dat verlengt de levensduur van de dakpannen en verkleint de kans op lekkages. Daarnaast helpt een halfjaarlijkse controle om losse pannen of scheurtjes tijdig op te sporen. Wie twijfelt over de staat van zijn dak, kan het beste even contact opnemen met een dakdekker uit Dokkum. Zo’n vakman kan snel beoordelen of een dak nog in goede conditie verkeert of dat onderhoud nodig is. Preventie is de sleutel De afgelopen jaren zijn de weersomstandigheden in Friesland duidelijk veranderd. Hardere wind, zwaardere buien en plotselinge temperatuurverschillen vragen meer aandacht voor de staat van daken. “Een dak is geen eeuwige constructie,” benadrukt de specialist van Dakdekkersgids. “Met regelmatig onderhoud en een goede reiniging kan een dak tientallen jaren langer meegaan. En dat scheelt bewoners in Dokkum veel onnodige kosten.” De herfststormen van dit jaar laten zien dat goed onderhoud geen luxe is, maar noodzaak. Door op tijd actie te ondernemen, blijven de daken in Dokkum stevig genoeg om ook de volgende storm met gemak te doorstaan.

Ik woon in Joure en dat ligt midden in het Friese Merengebied. Vanuit Joure kun je een paar leuke korte vaarroutes doen per sloep. De leukste vind ik persoonlijk de route die gaat via Broek, Goiïngaryp, de Goiïngarypsterpuollen, de Gudzekop en de Jentsjemar naar Langweer en dan weer via de Langweerder Wielen terug naar Joure. Als je rustig vaart doe je er zo'n twee uurtjes over. Het huisje op het Jentsjemar intrigeert me. Het blijkt, na enig zoekwerk, eigendom van de vereniging Jentjemeer. De vereniging heeft een eenvoudige website waar je kunt lezen dat het eilandje niet te huur is. Helaas, maar misschien maar goed ook, want er zou direct een ellenlange wachtlijst ontstaan. Wie wil er tenslotte niet slapen op een dergelijk "onbewoond" eiland. Er staat in grote zwarte letters "In bliere moarn" te lezen op de gepotdekselde gevel van het huisje. Dit betekent "een blije morgen". Dit kun je zowel in het Fries als in het Nederlands op twee manieren uitleggen. "Moarn" betekent zowel ochtend als morgen, in de zin van "de volgende dag". Beide passen perfect. Als je na een goede nachtrust op het eilandje zou genieten van een verse kop koffie met croissant terwijl je staart over het kalme water naar een opgaande zon, dan denk ik dat je daar zeker blij van wordt. Als je na een verblijf bent onthaast en nieuwe energie hebt opgedaan voor de komende dagen en weken, dan past de tweede uitleg. Maar, genoeg gemijmerd en gefantaseerd over de tekst op de gevel, het is niet te huur. We moeten het doen met het uitzicht. Daar kun je ieder uur van de dag blij van worden, toch?

De toenemende focus op duurzaamheid maakt innovatieve technologieën steeds belangrijker in de toeristische sector. Door data-gedreven strategieën toe te passen, kunnen bedrijven hun aantrekkingskracht op ecologisch bewuste reizigers vergroten. Dit biedt niet alleen voordelen voor het milieu, maar ook economische kansen voor lokale ondernemingen. Duurzaam toerisme heeft een grote impact op hoe bedrijven hun diensten aanbieden. Toeristen zijn steeds meer geïnteresseerd in milieuvriendelijke opties en zoeken naar bestemmingen die hun ecologische voetafdruk minimaliseren. Dit betekent dat bedrijven die investeren in groene initiatieven niet alleen bijdragen aan een beter milieu, maar ook aantrekkelijker worden voor deze bewuste reizigers. Het gebruik van gerichte advertenties kan bedrijven helpen om campagnes te ontwikkelen die deze doelgroep aanspreken, zonder daarbij de effectiviteit van traditionele marketingstrategieën uit het oog te verliezen. Innovatieve technologieën zoals een ad server kunnen hierbij een cruciale rol spelen. Voordelen van data-gedreven strategieën voor bedrijven Door gebruik te maken van data-analyse kunnen bedrijven beter begrijpen wat eco-bewuste reizigers zoeken. Gegevens over consumentengedrag en voorkeuren maken het mogelijk om gepersonaliseerde aanbiedingen te creëren die aansluiten bij de verwachtingen van deze doelgroep. Dit verhoogt niet alleen de klanttevredenheid, maar stimuleert ook herhaalbezoeken en aanbevelingen.Data-gedreven inzichten helpen bedrijven om efficiënter te opereren en verspilling tegen te gaan. Bijvoorbeeld, door het analyseren van energieverbruikspatronen kunnen ondernemingen duurzame praktijken implementeren die zowel kostenbesparend als milieuvriendelijk zijn. Dit soort initiatieven tonen klanten dat een bedrijf toegewijd is aan duurzaamheid, wat hun loyaliteit verder kan versterken. Bovendien stelt data-analyse bedrijven in staat om trends vroegtijdig te identificeren en hierop in te spelen voordat concurrenten dat doen. Dit strategisch voordeel kan cruciaal zijn in een steeds competitievere markt waar eco-bewuste klanten de voorkeur geven aan merken die hun waarden delen. Impact van gerichte advertenties op eco-bewuste reizigers Gerichte advertenties spelen een belangrijke rol in het aantrekken van eco-bewuste reizigers naar duurzame bestemmingen. Door gebruik te maken van gedetailleerde demografische gegevens kunnen bedrijven campagnes ontwikkelen die specifiek zijn afgestemd op consumenten die waarde hechten aan duurzaamheid. Met behulp van technologie zoals machine learning kunnen advertenties dynamisch worden aangepast aan de veranderende interesses van potentiële bezoekers. Dit zorgt ervoor dat de boodschap relevant blijft en zich richt op wat klanten echt willen zien en horen. Hierdoor wordt niet alleen de efficiëntie van marketingcampagnes verhoogd, maar ook het bereik vergroot. Effectieve advertentiecampagnes helpen bij het opbouwen van merkbekendheid onder milieubewuste consumenten en dragen bij aan de positie van een bedrijf als leider in duurzaam toerisme. Het is essentieel voor ondernemingen om deze kansen optimaal te benutten om hun concurrentiepositie te versterken. Praktische tips voor het implementeren van duurzame praktijken Om succesvol duurzame praktijken te implementeren, moeten bedrijven klein beginnen en geleidelijk opschalen naarmate ze meer ervaring opdoen. Het verbeteren van energie-efficiëntie door bijvoorbeeld led-verlichting of zonne-energie kan significante besparingen opleveren terwijl tegelijkertijd de ecologische impact vermindert. Het promoten van lokaal geproduceerde goederen en diensten ondersteunt niet alleen lokale gemeenschappen, maar vermindert ook de CO2-uitstoot die gepaard gaat met transport. Het stimuleren van lokale samenwerking kan leiden tot creatieve oplossingen die zowel economisch als ecologisch voordelig zijn. Bedrijven moeten daarnaast investeren in educatie voor zowel personeel als klanten over het belang van duurzaamheid en hoe ze hierin een actieve rol kunnen spelen. Dit kan onder andere via workshops of informatieve brochures die inzicht geven in milieuvriendelijke keuzes.

Ben je toe aan een avontuurlijke en toch rustgevende vakantie dicht bij huis? Stap dan in de auto, zet je favoriete playlist aan, speel wat online krasloten en maak een wonderbaarlijke roadtrip door Friesland. Deze noordelijke provincie van Nederland staat bekend om haar uitgestrekte landschappen, pittoreske dorpen, meren, en rijke cultuur. Tijdens deze roadtrip ontdek je de veelzijdigheid van Friesland: van de Elfsteden tot weidse vergezichten en van moderne kunst tot historische gebouwen. Klaar voor de reis? Hier is een inspirerende route vol hoogtepunten. Start in Leeuwarden Je roadtrip begint in Leeuwarden, de trotse hoofdstad van Friesland. Deze stad is niet alleen het bestuurlijk hart van de provincie, maar ook een plek vol historie en creativiteit. Bezoek het Fries Museum, wandel langs de grachten en bewonder de scheve Oldehove toren. Voor wie van kunst houdt, is er het Blokhuispoort-complex, een voormalige gevangenis die nu dienstdoet als broedplaats voor creatievelingen. Drink een kop koffie bij een van de hippe cafés en maak je klaar om Friesland verder te verkennen. Rijd de Elfstedenroute naar Dokkum Vanuit Leeuwarden rijd je noordwaarts naar Dokkum, de noordelijkste stad van de Elfstedenroute. Onderweg zie je al hoe het Friese landschap verandert: van stedelijk naar landelijk, met groene weilanden en kronkelende slootjes. Dokkum is charmant, met historische panden, molens en knusse straatjes. Vergeet niet de Bonifatiuskapel en het Bolwerk te bezoeken. Deze stad ademt geschiedenis, maar heeft ook genoeg moderne winkeltjes en restaurants om even bij te komen. Verken de natuur van Nationaal Park Lauwersmeer Vanuit Dokkum is het een korte rit naar Nationaal Park Lauwersmeer, aan de grens met Groningen. Dit natuurgebied is perfect voor wandelaars, fietsers en vogelspotters. Je kunt er zelfs zeehonden zien bij de Waddenzeekust. Rijd naar Lauwersoog en neem een frisse neus bij de Waddenzee, een UNESCO Werelderfgoedgebied. De rust en ruimte hier zijn overweldigend, een perfecte plek om je hoofd leeg te maken. Ga terug het binnenland in Na de natuurervaring trek je weer richting het binnenland. De volgende stop is Franeker, een stadje dat bekendstaat om het Eise Eisinga Planetarium, het oudste nog werkende planetarium ter wereld. Dit is een absolute must-see voor liefhebbers van wetenschap en geschiedenis. Daarna rijd je verder naar Harlingen, een havenstad aan de Waddenzee. Hier proef je het echte maritieme leven. Maak een wandeling over de kade, bezoek het Hannemahuis museum, en geniet van verse vis in een van de restaurants. Harlingen is ook de vertrekplaats voor veerboten naar Terschelling en Vlieland, een leuk uitstapje als je wat extra dagen hebt. Eindig aan het IJsselmeer Vanuit Sneek rijd je via rustige wegen naar het zuiden van Friesland. Bezoek hier enkele van de kleinste maar mooiste Elfsteden:•    Sloten, met zijn stadswallen en grachten, is een van de kleinste steden van Nederland maar zit boordevol sfeer.•    Stavoren, bekend van het Vrouwtje van Stavoren, ligt direct aan het IJsselmeer. Perfect voor een wandeling langs het water.•    Hindeloopen, een kunstzinnig stadje met een geheel eigen stijl en schildertraditie. Bezoek het schaatsmuseum en bewonder de kleurrijke Hindelooper schilderkunst.

Lemmer ligt pal aan het IJsselmeer in het zuiden van Friesland en heeft een mooi zandstrand. Buiten het zomerseizoen is er niet veel te beleven op het strand van Lemmer. Het is dan vooral een mooie plek voor de locals om uit te waaien of de hond uit te laten. Het is mooi wandelen op de dijk tussen de Lemmer Beachclub en het monumentale Woudagemaal. Je hebt uitzicht op het IJsselmeer en de met windturbines omzoomde Noordoostpolder. De rijen met windturbines kun je optisch volgen tot aan Urk en bij helder weer nog veel verder. Vanaf het strand heb je een geasfalteerde strekdam die het strand moet beschermen tegen te grote golfslag bij harde wind. Aan het hoofd van deze strekdam vind je een vierkant gedeelte met bestrating en lage betonnen muurtjes. Er staan een paar niet al te comfortabele metalen bankjes en houders voor afvalbakken en een boompje. Aan de bast te zien is het een eikenboompje. Het geheel toont zich als een in de jaren negentig van de vorige eeuw zorgvuldig getekend stukje openbare ruimte. Het boompje is maar een paar meter hoog en toch lijkt het erop dat het boompje er al heel lang staat. De bast lijkt verweerd en getekend door de tijd en de vertakkingen suggereren tientallen groeiseizoenen. Arme zandgrond en de onbeschutte plaatsing verklaren mogelijk de langzame groei. Ik vraag me af of het boompje onderdeel is van het oorspronkelijke ambtelijke ontwerp. Bij de gemeente kunnen ze me niet verder helpen. Daar weten ze het ook niet. Tot het tegendeel blijkt ga ik er daarom maar vanuit dat er op het strand bij Lemmer zich een origineel en onaangetast stukje inrichting van openbare ruimte te vinden is dankzij een eenzaam taai eikenboompje.

Beweging is essentieel voor een gezonde levensstijl. Fietsen is daarbij een populaire en effectieve manier om fit te blijven, omdat het je hele lichaam in beweging zet en bovendien weinig impact heeft op de gewrichten. Voor volwassenen die moeite hebben met balans of stabiliteit op een gewone fiets, kan een driewieler de ideale oplossing zijn. Maar is fietsen op een driewieler echt een goede vorm van beweging? En wat maakt de driewieler fiets Kettwiesel one up zo bijzonder? In deze blog leggen we uit waarom fietsen op een driewieler gezond en plezierig is. Waarom is een driewieler een goede optie voor volwassenen? De extra stabiliteit van een driewieler maakt fietsen voor veel volwassenen een stuk veiliger en toegankelijker. Met drie wielen heb je meer grip en balans, waardoor de angst voor vallen afneemt. Dit zorgt ervoor dat je met meer vertrouwen op pad gaat en langer kunt blijven fietsen. Daarnaast stimuleert een driewieler regelmatige beweging, wat vooral voor ouderen, mensen in revalidatie of mensen met een lichamelijke beperking belangrijk is. In plaats van het fietsen op te geven, biedt een driewieler de kans om actief te blijven en te genieten van de buitenlucht. De voordelen van fietsen op de driewieler fiets Kettwiesel one up De driewieler fiets Kettwiesel one up is ontworpen om comfortabel, stabiel en gebruiksvriendelijk te zijn. Deze driewieler combineert een compact ontwerp met praktische eigenschappen die het fietsen nog aangenamer maken. Door het stabiele frame en de ergonomische zithouding kun je langer en met plezier fietsen, wat bijdraagt aan een betere conditie. De voordelen van fietsen op de Kettwiesel one up op een rijtje: Verbeterde stabiliteit: Drie wielen zorgen voor balans, ook bij lage snelheid of stop- en startmomenten. Comfortabele zithouding: Goed verstelbaar zadel en stuur voor optimale ondersteuning van je lichaam. Minder belasting op gewrichten: Fietsen is een lage-impact sport, ideaal voor mensen met gewrichtsklachten. Bevordert spierkracht en conditie: Regelmatig fietsen versterkt benen, rug en core. Stimuleert de bloedcirculatie: Beweging draagt bij aan een gezonde doorbloeding en vermindert stijfheid. Optionele trapondersteuning: Maakt langere afstanden en heuvelachtig terrein makkelijker te overwinnen. Fietsen is niet alleen fysiek gezond, maar ook mentaal waardevol Bewegen op een driewieler is goed voor lichaam en geest. Regelmatige fysieke activiteit vermindert stress, verhoogt de productie van endorfines en verbetert je humeur. Het buiten zijn en genieten van de omgeving helpt bovendien bij het verlagen van spanning en het stimuleren van een positieve mindset. Daarnaast is fietsen ook een sociale activiteit. Samen fietsen met familie, vrienden of in een groep draagt bij aan meer sociaal contact en versterkt het gevoel van verbondenheid. Dit is een extra motivatie om regelmatig te blijven bewegen. Voor wie is de driewieler fiets Kettwiesel one up geschikt? De Kettwiesel one up is perfect voor iedereen die op zoek is naar een stabiele, veilige en comfortabele fiets. Denk bijvoorbeeld aan: Senioren die hun mobiliteit willen behouden. Mensen die herstellen van een blessure of operatie. Personen met evenwichtsproblemen. Iedereen die plezier wil beleven aan fietsen zonder zorgen over stabiliteit. Fietsen op een driewieler is een uitstekende vorm van beweging Fietsen op een driewieler fiets voor volwassenen is een veilige en effectieve manier om actief te blijven. De driewieler fiets Kettwiesel one up maakt bewegen makkelijker, leuker en toegankelijker door stabiliteit en comfort te combineren. Of je nu revalideert, je conditie wilt verbeteren of gewoon weer plezier wilt hebben in fietsen: met een driewieler blijf je in beweging, versterk je je gezondheid en geniet je volop van elke rit.

Ik wil zeker niet zeggen dat de tijd stilstaat in Friesland maar soms lijkt het er wel op. Kilometerslange panorama's van groene weilanden met rode pannendaken van boerderijen en kerktorens rondom die dorpen markeren. Ze lijken bevroren in de tijd.   Toch verandert er veel. Subtiel en minder subtiel. Grote veranderingen blijven hangen in de herinnering. Het verdwijnen van de mega-rotonde onder Joure bijvoorbeeld, destijds een van de laatste in zijn soort. Of het uit de grond schieten van honderden windturbines bij Lemmer en Makkum die rood knipperend aan de horizon staan of tientallen zonneparken die vele hectares aan grasland aan de zon en het zicht onttrekken. Voor het vinden van de subtiele verandering ben je aangewezen op foto's van een paar decennia geleden. Zo kwam ik een reportage tegen van de ANWB Friese Merenroute (zie video) gemaakt door mijn dorpsgenoot op leeftijd Eesge Westerhof, ingesproken door zijn vrouw Jelly Westerhof. Deze route was door de ANWB in samenwerking met de provincie Friesland uitgezet in het Friese Merengebied. Er waren meer van dit soort routes uitgezet in Friesland. De Veen en Woudenroute in het Noordelijke Friese Woudengebied. De Terpenroute in het gebied tussen Dokkum en de Waddenzee. Het is mij niet opgevallen wanneer de routes zijn opgedoekt en de bordjes verwijderd. Ze zijn wellicht gesneuveld door het digitale routegeweld of duurzaamheidsoverwegingen. Misschien is de tijd rijp om ze weer weer terug te brengen nu we weten dat digitale routes ook zo hun beperkingen hebben.

Als je op zoek bent naar een boeiende en uitdagende baan in Friesland, dan is de functie van Management Assistant misschien wel iets voor jou. In deze rol speel je een essentiële rol bij het ondersteunen van het managementteam en zorg je ervoor dat de dagelijkse activiteiten soepel verlopen. Dit artikel gaat dieper in op de taken en verantwoordelijkheden van een Management Assistant in Friesland, de vereiste vaardigheden en kwalificaties, en waar je deze functie kunt vinden. 1. Wat doet een Management Assistant? Een Management Assistant, ook wel bekend als een Directie Secretaresse, speelt een cruciale rol in het ondersteunen van het managementteam van een organisatie. Je bent verantwoordelijk voor een breed scala aan administratieve taken en fungeert als de rechterhand van het management. Je helpt bij het organiseren van vergaderingen, beheert de agenda's van het management, bereidt documenten en rapporten voor, en onderhoudt contacten met interne en externe stakeholders. 2. Verantwoordelijkheden van een Management Assistant Als Executive Assistant heb je diverse verantwoordelijkheden, waaronder: Beheren van de agenda's van het managementteam Organiseren en coördineren van vergaderingen en evenementen Voorbereiden en bewerken van zakelijke documenten, rapporten en presentaties Afhandelen van inkomende en uitgaande correspondentie Verwerken van administratieve taken zoals het bijhouden van contactgegevens en archiveren van documenten Onderhouden van communicatie met interne en externe belanghebbenden Assisteren bij speciale projecten en ad-hoctaken toegewezen door het managementteam 3. Vaardigheden en kwalificaties Om succesvol te zijn als Management Assistant, moet je over een aantal essentiële vaardigheden en kwalificaties beschikken, waaronder: Uitstekende communicatieve vaardigheden, zowel mondeling als schriftelijk Sterke organisatorische en time-management vaardigheden Goede kennis van administratieve procedures en kantoorsoftware Discretie en vertrouwelijkheid bij het omgaan met gevoelige informatie Proactieve en flexibele instelling Teamspeler met het vermogen om zelfstandig te werken Analytisch denkvermogen en probleemoplossende vaardigheden Ervaring met het werken in een vergelijkbare rol is een pluspunt 4. Werkomgeving Management Assistants kunnen in verschillende sectoren en organisaties werken, zoals bedrijven, non-profitorganisaties, overheidsinstellingen en gezondheidszorg. In Friesland zijn er diverse bedrijven en organisaties die op zoek zijn naar ervaren Management Assistants om hun teams te versterken. De werkomgeving kan variëren, afhankelijk van de branche en de omvang van de organisatie. 5. Salaris en voordelen Het salaris van een Management Assistant in Friesland kan variëren, afhankelijk van verschillende factoren zoals ervaring, vaardigheden en de sector waarin je werkt. Over het algemeen ligt het salaris in deze functie tussen de €2.500 en €3.500 bruto per maand. Daarnaast kunnen er aanvullende voordelen zijn, zoals vakantiegeld, pensioenregelingen en opleidingsmogelijkheden. 6. Loopbaanperspectieven Als Management Assistant heb je goede loopbaanperspectieven. Naarmate je meer ervaring opdoet, kun je doorgroeien naar meer senior functies, zoals Senior Management Assistant of Executive Assistant. Met de juiste vaardigheden en kwalificaties kun je ook kansen vinden om in andere sectoren te werken of zelfs internationaal carrière te maken. 7. Vacatures voor Management Assistants in Friesland Er zijn verschillende bronnen waar je vacatures voor Management Assistants in Friesland kunt vinden. Enkele populaire websites voor vacatures in Nederland zijn Indeed.nl, Monsterboard.nl, en LinkedIn Jobs. Daarnaast kun je ook de websites van bedrijven en organisaties in Friesland raadplegen, aangezien zij vaak direct vacatures plaatsen. 8. Hoe solliciteer je voor een Management Assistant functie? Bij het solliciteren naar een Management Assistant functie is het belangrijk om een overtuigende sollicitatiebrief en een up-to-date cv te hebben. Zorg ervoor dat je de vereiste vaardigheden en kwalificaties benadrukt die relevant zijn voor de functie. Wees ook voorbereid op een sollicitatiegesprek, waarin je je motivatie, vaardigheden en ervaring kunt toelichten.

Inleiding Ben je op zoek naar vacatures in Friesland? Of je nu een nieuwe baan zoekt of je carrière een nieuwe wending wilt geven, Friesland biedt een breed scala aan mogelijkheden. In dit artikel verkennen we de arbeidsmarkt in Friesland en geven we je waardevolle tips om jouw droombaan te vinden. We zullen kijken naar de economie, populaire sectoren en enkele handige bronnen om vacatures in Friesland te ontdekken. Laten we beginnen! 1. De economie van Friesland Friesland, ook bekend als Fryslân, is een provincie in het noorden van Nederland. De economie van Friesland is divers en biedt kansen in verschillende sectoren. Een van de belangrijkste economische pijlers van de provincie is de agrarische sector. Friesland staat bekend om zijn zuivelproductie, veeteelt en akkerbouw. Daarnaast is er een bloeiende toeristische sector, met name vanwege de prachtige meren, de Waddeneilanden en de unieke cultuur. Andere belangrijke sectoren zijn de maakindustrie, logistiek, zorg en technologie. Vacatures Nike en Vacatures Aegon zijn bijvoorbeeld leuke vacatures voor in de winkel of voor op kantoor.  2. Populaire sectoren in Friesland a. Techniek en technologie: Friesland heeft een bloeiende technische sector met veel innovatieve bedrijven. Van maritieme technologie tot duurzame energieoplossingen, er zijn volop mogelijkheden voor technische professionals. b. Toerisme en recreatie: Met zijn adembenemende landschappen en historische steden trekt Friesland jaarlijks veel toeristen. De toeristische sector biedt banen in de horeca, watersport, recreatie en evenementenorganisatie. c. Zorg en welzijn: Net als de rest van Nederland heeft Friesland een groeiende behoefte aan zorgprofessionals. Van verpleegkundigen tot zorgcoördinatoren, er zijn diverse mogelijkheden in de zorgsector. d. Duurzame energie: Friesland heeft een sterke focus op duurzame energie. Windenergie, zonne-energie en innovaties op het gebied van water energie bieden nieuwe kansen voor professionals in de energiesector. 3. Vacatures vinden in Friesland Als je op zoek bent naar vacatures in Friesland, zijn er verschillende manieren om te beginnen: a. Online vacaturebanken: Er zijn diverse online platforms waar je vacatures kunt vinden die specifiek gericht zijn op de regio Friesland. Enkele populaire websites zijn Indeed.nl, Werk.nl en NationaleVacaturebank.nl. b. Uitzendbureaus: Uitzendbureaus kunnen je helpen bij het vinden van tijdelijk werk, parttime functies of zelfs vaste banen. Randstad, Tempo-Team en Start People zijn bekende uitzendbureaus in Friesland. c. Netwerken: Maak gebruik van je professionele en persoonlijke netwerk. Praat met vrienden, familie, oud-collega's en andere connecties om te ontdekken of er vacatures beschikbaar zijn in Friesland. 4. Tips voor het solliciteren a. Pas je cv aan: Zorg ervoor dat je cv is afgestemd op de functie en het bedrijf waarop je solliciteert. Benadruk je relevante vaardigheden en werkervaring. b. Schrijf een overtuigende sollicitatiebrief: Leg uit waarom je geïnteresseerd bent in de functie en waarom je denkt dat je geschikt bent. Toon je enthousiasme en laat zien dat je de organisatie hebt onderzocht. c. Bereid je voor op het sollicitatiegesprek: Doe onderzoek naar het bedrijf en bedenk antwoorden op veelgestelde vragen. Wees zelfverzekerd en toon interesse tijdens het gesprek. d. Volg vervolgacties op: Stuur na je sollicitatie een bedankbriefje om je interesse te tonen. Als je na een gesprek niets hoort, aarzel dan niet om een follow-up te sturen om naar de status van je sollicitatie te vragen.

Als je op zoek bent naar een manier om de efficiëntie en productiviteit op de werkplek te verbeteren, dan is het inhuren van een werkplekbeheerder een uitstekende keuze. Een werkplekbeheerder is een professional die verantwoordelijk is voor het beheren en onderhouden van de technische infrastructuur en apparatuur op de werkplek. In dit artikel zullen we dieper ingaan op de rol van een werkplekbeheerder, de voordelen die ze bieden en hoe ze kunnen bijdragen aan het succes van een organisatie. 1. Wat is een werkplekbeheerder? Een werkplekbeheerder is een professional die verantwoordelijk is voor het beheer en onderhoud van de technische infrastructuur op de werkplek. Ze zorgen ervoor dat alle apparatuur zoals computers, printers, telefoons en netwerkverbindingen goed functioneren en beschikbaar zijn voor de werknemers. Een werkplekbeheerder kan zowel in-house werken als deel uitmaken van een extern IT-ondersteuningsteam. Werkplekbeheerder vacatures zijn ook vindbaar in de provincie Friesland. 2. Verantwoordelijkheden van een werkplekbeheerder Een werkplekbeheerder heeft diverse verantwoordelijkheden. Enkele voorbeelden zijn: Installatie en configuratie van hardware en software Oplossen van technische problemen en storingen Beheer van gebruikersaccounts en toegangsrechten Uitvoeren van regelmatig onderhoud en updates Beveiliging van gegevens en systemen Ondersteuning bieden aan gebruikers bij technische vragen 3. Voordelen van het inhuren van een werkplekbeheerder Het inhuren van een werkplekbeheerder biedt diverse voordelen voor een organisatie. Enkele belangrijke voordelen zijn: Verbeterde productiviteit: Een werkplekbeheerder zorgt ervoor dat de technische infrastructuur soepel werkt, waardoor werknemers efficiënter kunnen werken zonder technische onderbrekingen. Kostenbesparing: Door proactief onderhoud en het voorkomen van storingen kan een werkplekbeheerder de kosten van reparaties en vervangingen verminderen. Beveiliging: Een werkplekbeheerder zorgt voor de beveiliging van gegevens en systemen, waardoor het risico op dataverlies en cyberaanvallen wordt verminderd. Gebruikersondersteuning: Werknemers kunnen vertrouwen op een werkplekbeheerder voor technische ondersteuning en het oplossen van problemen, waardoor ze hun tijd kunnen besteden aan hun kernwerkzaamheden. 4. Belang van een goed werkende technische infrastructuur Een goed werkende technische infrastructuur is essentieel voor een succesvolle en efficiënte werkomgeving. Het stelt werknemers in staat om effectief te communiceren, samen te werken en toegang te krijgen tot de benodigde informatie en hulpmiddelen. Een werkplekbeheerder speelt een cruciale rol bij het waarborgen van de betrouwbaarheid en prestaties van de technische infrastructuur. 5. Werkplekbeheerder versus IT-ondersteuning Hoewel werkplekbeheerders vaak deel uitmaken van een IT-ondersteuningsteam, is er een verschil tussen de twee. IT-ondersteuning richt zich meer op het bieden van algemene technische ondersteuning aan gebruikers, terwijl een werkplekbeheerder specifiek verantwoordelijk is voor het beheer en onderhoud van de werkplek apparatuur en -systemen. 6. Hoe een werkplekbeheerder de productiviteit verbetert Een werkplekbeheerder van bijvoorbeeld ICTZaakwaarnemer kan de productiviteit verbeteren door: Snelle oplossing van technische problemen Regelmatig onderhoud en updates om storingen te voorkomen Optimalisatie van systemen en processen Gebruikerstraining en ondersteuning Implementatie van efficiënte workflows en tools 7. Efficiëntie en kostenbesparing Door het inhuren van een werkplekbeheerder kan een organisatie de efficiëntie verhogen en kosten besparen. Een werkplekbeheerder kan proactief problemen identificeren en oplossen, waardoor de downtime wordt verminderd en de productiviteit wordt verhoogd. Bovendien kan een werkplekbeheerder strategieën implementeren om de kosten van reparaties, vervangingen en onderhoud te minimaliseren. 8. Beveiliging en gegevensbescherming Een werkplekbeheerder speelt een cruciale rol bij het waarborgen van de beveiliging en gegevensbescherming op de werkplek. Ze implementeren beveiligingsmaatregelen zoals antivirussoftware, firewalls en regelmatige back-ups om de organisatie te beschermen tegen dataverlies en cyberI am

Inboedel opslag is een handige en slimme oplossing voor mensen die tijdelijk hun bezittingen moeten opslaan. Of je nu gaat verhuizen, gaat reizen, of gewoon wat ruimte in huis wilt creëren, een goede inboedelopslag kan uitkomst bieden. In dit artikel gaan we dieper in op hoe je efficiënt en veilig gebruik kunt maken van inboedelopslag, zodat je jouw waardevolle spullen met gemoedsrust kunt bewaren. Voordelen van inboedelopslag Extra ruimte en ontzorging Het eerste voordeel van een inboedelopslag of opslag Aalsmeer bijvoorbeeld is de extra ruimte die het biedt. Het kan overweldigend zijn om te leven tussen overvolle kamers, vooral als je bezig bent met een verhuizing of renovatie. Met een opslagruimte kun je seizoensgebonden items, meubels en andere spullen opslaan die je op dit moment niet nodig hebt, waardoor je direct meer ruimte thuis hebt. Veiligheid en beveiliging Moderne inboedel-opslagfaciliteiten zijn uitgerust met geavanceerde beveiligingssystemen, zoals bewakingscamera's, alarmsystemen en toegangscontrole. Dit zorgt ervoor dat jouw bezittingen veilig zijn opgeslagen en beschermd zijn tegen diefstal en schade. Flexibiliteit en toegankelijkheid Inboedelopslag biedt ook flexibiliteit in termen van duur. Of je nu voor een paar weken, maanden of zelfs jaren opslag nodig hebt, er zijn opties beschikbaar. Bovendien kun je meestal op elk moment toegang krijgen tot je opgeslagen spullen, zodat je ze kunt ophalen wanneer je maar wilt. Hoe kies je de juiste opslagruimte? Bepaal de benodigde Ruimte Voordat je een opslagruimte kiest, is het belangrijk om een duidelijk beeld te hebben van de hoeveelheid spullen die je wilt opslaan. Maak een inventarisatie en schat de benodigde ruimte in. Zo voorkom je dat je een te kleine ruimte huurt en dat je spullen beschadigd raken door overbevolking. Controleer de beveiliging Veiligheid is van cruciaal belang bij inboedelopslag. Controleer of de opslagfaciliteit is uitgerust met moderne beveiligingssystemen en of er 24/7 bewaking aanwezig is. Dit verzekert je van de veiligheid van je waardevolle bezittingen. Klimaatbeheersing Overweeg opslagfaciliteiten met klimaatbeheersing, vooral als je waardevolle items zoals antiek, kunstwerken of elektronica opslaat. Schommelingen in temperatuur en vochtigheid kunnen schade veroorzaken aan gevoelige items. Tips voor efficiënte opslag Etikettering en organisatie Bij het opslaan van je spullen is het essentieel om ze goed te organiseren en te labelen. Dit maakt het gemakkelijker om items terug te vinden wanneer je ze nodig hebt. Maak gebruik van stevige dozen en schappen om de ruimte optimaal te benutten. Luchtdicht verpakken Kwetsbare items moeten goed worden ingepakt om schade te voorkomen. Gebruik luchtdichte plastic zakken of noppenfolie om breekbare spullen te beschermen tegen stoten en stof.Verticale opslagMaximaliseer de beschikbare ruimte door verticale opslag toe te passen. Plaats langere items zoals matrassen rechtop om ruimte te besparen en efficiënter te stapelen. Conclusie Inboedelopslag is een uitstekende oplossing voor het creëren van ruimte, het veilig bewaren van waardevolle bezittingen en het ontlasten tijdens verhuizingen of renovaties. Door de juiste opslagruimte te kiezen, efficiënte organisatie toe te passen en aandacht te besteden aan veiligheid, kun je met vertrouwen gebruik maken van inboedelopslag en je spullen in optimale conditie houden.

Golfen is een populaire sport die mensen van alle leeftijden en vaardigheidsniveaus aantrekt. In Friesland, een prachtige provincie in het noorden van Nederland, zijn er verschillende golfbanen die golfers een unieke ervaring bieden. Dit artikel neemt je mee op een reis door Friesland en de geweldige golfmogelijkheden die de regio te bieden heeft. Van prachtige golfbanen omringd door het Friese landschap tot gastvrije clubs en faciliteiten, ontdek waarom golfen in Friesland een geweldige keuze is. Friesland staat bekend om zijn uitgestrekte landschappen, pittoreske dorpjes en prachtige meren. Naast de vele watersportactiviteiten biedt Friesland ook fantastische mogelijkheden voor golfliefhebbers. Of je nu een ervaren golfer bent of net begint, er zijn golfbanen in Friesland die aan elke behoefte voldoen. Deze golfbanen combineren uitdagende holes met adembenemende uitzichten, waardoor golfen in Friesland een onvergetelijke ervaring wordt. Golfbanen in Friesland De Groene Ster Golfclub De Groene Ster Golfclub, gelegen in Leeuwarden, is een prachtige 18-holes golfbaan in een groene omgeving. De baan is ontworpen door de bekende golfbaanarchitect Alan Rijks en biedt een uitdagende en gevarieerde speelervaring. Met glooiende fairways, strategisch geplaatste waterpartijen en goed onderhouden greens is deze golfbaan een must-visit voor golfers die Friesland bezoeken. De golfschool is ook interessant om mee te starten als je beginnend golfer bent. Golf & Country Club Lauswolt Golf & Country Club Lauswolt, gelegen in Beetsterzwaag, is een exclusieve golfbestemming met een 18-holes golfbaan. Deze prachtige baan is omgeven door bossen en biedt een serene en rustige sfeer. De uitdagende holes en het onberispelijke landschap maken het een favoriete bestemming voor zowel lokale golfers als bezoekers. Ben je ook woonachtig in Amsterdam? Dan kun je het ook combineren met de Amsteldijk golfschool. Golfclub Heidemeer Golfclub Heidemeer, gelegen in Heerenveen, is een charmante 9-holes golfbaan met een ontspannen sfeer. Deze baan is geschikt voor zowel beginners als gevorderde golfers en biedt de mogelijkheid om je vaardigheden te verbeteren terwijl je geniet van de prachtige omgeving. Golfclub Heidemeer organiseert regelmatig evenementen en wedstrijden voor de leden, waardoor het een levendige gemeenschap is voor golfenthousiastelingen. Golfarrangementen en evenementen Golfarrangementen Veel golfbanen in Friesland bieden golfarrangementen aan die een geweldige combinatie van golf en ontspanning bieden. Deze arrangementen kunnen accommodatie, greenfees, dinerarrangementen en meer omvatten. Het is een geweldige manier om te genieten van een volledige golfervaring terwijl je ook de schoonheid van Friesland verkent. Golfwedstrijden en -toernooien Voor golfers die graag de competitieve kant van de sport ervaren, worden er regelmatig golfwedstrijden en -toernooien georganiseerd in Friesland. Deze evenementen brengen golfers van verschillende niveaus samen en bieden de mogelijkheid om je vaardigheden te meten met andere gepassioneerde golfers. Golflessen en training Professionele instructeurs Voor beginners en golfers die hun spel willen verbeteren, bieden golfbanen in Friesland professionele instructeurs die individuele lessen en groepstrainingen aanbieden. Deze instructeurs hebben uitgebreide kennis en ervaring en kunnen je helpen bij het ontwikkelen van de juiste techniek en het verbeteren van je spel. Golfacademies Sommige golfbanen hebben ook golfacademies waar beginners de basisprincipes van golf kunnen leren en ervaren golfers hun vaardigheden kunnen verfijnen. Deze academies bieden een gestructureerd lesprogramma dat is afgestemd op verschillende niveaus, waardoor golfers de kans krijgen om te groeien en te evolueren in de sport. Golfuitrusting en -winkels Voor golfers die hun uitrusting willen upgraden of nieuwe golfkleding en accessoires willen aanschaffen, zijn er in Friesland verschillende golfwinkels beschikbaar. Deze winkels bieden een breed scala aan golfuitrusting van gerenommeerde merken, waardoor golfers de nieuwste apparatuur kunnen vinden die bij hun behoeften en speelstijl past. Ontspanning en culinaire ervaringen Naast golf biedt Friesland ook tal van ontspanningsmogelijkheden en culinaire ervaringen. Na een dag vol golfplezier kun je genieten van heerlijke Friese gerechten in een van de vele restaurants in deregio. Proef lokale specialiteiten zoals Fryske dumkes, sûkerbôle en Fryske dúmkes, of geniet van verse visgerechten bereid met de vangst van de dag. Bovendien kun je ontspannen en tot rust komen in een van de wellnesscentra of genieten van een boottocht over de Friese meren. Accommodatie-opties Voor golfers die een meerdaagse golftrip plannen, zijn er verschillende accommodatie-opties beschikbaar in Friesland. Van luxe hotels tot gezellige bed & breakfasts en vakantiehuizen, er is voor elk budget en elke voorkeur een geschikte optie. Veel accommodaties bevinden zich in de buurt van golfbanen, waardoor je gemakkelijk toegang hebt tot de golfervaring die je zoekt. Bezienswaardigheden in de omgeving Friesland biedt naast golf ook diverse bezienswaardigheden die de moeite waard zijn om te verkennen. Bezoek de historische stad Leeuwarden, ontdek het Waddengebied dat op de UNESCO Werelderfgoedlijst staat, verken pittoreske dorpjes zoals Hindeloopen en Sloten, of maak een boottocht naar de prachtige Waddeneilanden.

Is jouw auto bedekt met een laag stof, modder en insectenresten? Dan is het hoog tijd om een bezoek te brengen aan een wasstraat. In deze ultieme gids ontdek je alles wat je moet weten over wasstraten in Friesland. Van de voordelen van regelmatig wassen tot de verschillende soorten wasstraten die beschikbaar zijn, we hebben het allemaal voor je op een rijtje gezet. Wat is een wasstraat? Een wasstraat is een faciliteit die wordt gebruikt voor het reinigen van voertuigen, zoals auto's, vrachtwagens en motorfietsen. Het maakt gebruik van geautomatiseerde systemen en speciale reinigingsmiddelen om een auto grondig schoon te maken zonder dat er handmatige inspanning nodig is. In een wasstraat doorloopt het voertuig verschillende stappen om grondig te worden gereinigd. Dit proces omvat meestal: Voor reiniging: Het voertuig wordt besproeid met water en vaak ook met een speciale reinigingsoplossing om vuil, modder en oppervlakte verontreinigingen los te maken. Borstel- of wrijving fase: Het voertuig beweegt door een reeks roterende borstels of zachte materialen die zijn ontworpen om het vuil los te maken en te verwijderen. Deze borstels kunnen worden aangedreven door machines of automatisch bewegen. Spoelen: Na de borstel- of wrijving fase wordt het voertuig grondig gespoeld met schoon water om de resterende zeep en vuilresten weg te spoelen. Waxen (optioneel): Sommige wasstraten bieden een waxbehandeling als extra stap. Deze wax beschermt de lak van het voertuig en geeft het een glanzende uitstraling. Drogen: Na het spoelen wordt het voertuig door luchtdrogers geleid om overtollig water van het oppervlak te verwijderen en vlekken te verminderen. Moderne wasstraten kunnen verschillende technologieën gebruiken, zoals sensoren om de grootte en vorm van het voertuig te detecteren, zodat de borstels en spuitmonden zich aanpassen aan het specifieke voertuig. Dit minimaliseert schade en zorgt voor een grondige reiniging. Voordelen van het gebruik van een wasstraat Het gebruik van een wasstraat biedt verschillende voordelen, waaronder: Tijdbesparing: Een volledige reiniging kan in enkele minuten worden voltooid. Grondige reiniging: Geavanceerde systemen verwijderen vuil, modder en zelfs hardnekkige vlekken. Gemak: Geen rommelige schoonmaak thuis; rij gewoon naar de wasstraat. Bescherming van Lak: Speciale reinigingsmiddelen beschermen de lak tegen beschadiging. Soorten Wasstraten Roll-over wasstraten In roll-over wasstraten blijft het voertuig stationair staan terwijl de reiniging armen eromheen bewegen. Dit type wasstraat is populair vanwege de grondige reiniging en gemak. Zelfbedieningswasstraten Bij zelfbediening wasstraten heeft de bestuurder controle over het reinigingsproces. Dit is ideaal voor mensen die liever zelf de touwtjes in handen hebben. Automatische wasstraten Automatische wasstraten vereisen minimale input van de bestuurder. Het voertuig beweegt automatisch door het reinigingsproces, wat ideaal is voor drukke mensen. Beschikbare wasstraten in Friesland: Wasstraat LeeuwardenAdres: Voorstreek 100, 8911 JT Leeuwarden, Carwash HeerenveenAdres: Jousterweg 140, 8447 RH Heerenveen, Wascentrum SneekAdres: Smidsstraat 6, 8601 WB Sneek, De Wasbeer DrachtenAdres: De Meerpaal 8, 9206 AJ Drachten, Wasstraat HarlingenAdres: Almenumerweg 8, 8861 KT Harlingen. Ben je onderweg naar Amsterdam? Je kan ook de wasstraat Almere of wasstraat Rotterdam proberen als je op weg bent naar een wedstrijd van Feyenoord. Houd er rekening mee dat telefoonnummers en andere details kunnen veranderen, dus het is een goed idee om vooraf even te bellen om te controleren of de informatie nog up-to-date is voordat je naar een van deze wasstraten gaat.

Fryslân, de prachtige provincie in het noorden van Nederland, staat bekend om zijn uitgestrekte meren, pittoreske dorpen en rijke cultuur. Een van de meest iconische evenementen die deze regio verbindt en de harten van velen verwarmt, is de Elfstedentocht. Hoewel deze legendarische schaatstocht niet elk jaar plaatsvindt en de laatste keer 4 januari 1997 was, is het nog steeds mogelijk om de magie van de Elfstedentocht te beleven. Omdat het op de schaatsen wat lastig wordt, is de auto een goed alternatief. Ondanks dat niet iedereen even enthousiast is, is het zeker de moeite waard. Waarom, vertellen we je nu! Vrijheid Het grootste voordeel van het ‘rijden’ van de elfstedentocht per auto is de vrijheid die je hebt. Op de hoge noren wordt het lastig om even pauze te houden, alhoewel dit ook in 1997 wel gebeurde. Je kunt je eigen tempo bepalen en stoppen waar je maar wilt. Of je nu een natuurliefhebber bent, geïnteresseerd bent in historische architectuur van een van de elf steden of gewoon wilt genieten van een hapje en een drankje, met de auto ben je volledig vrij om te doen waar jij zin in hebt. Ben je nu niet in het bezit van een goede, comfortabele auto? Dan huur je gemakkelijk online een auto via Easyterra.nl. Deze auto kun je door het hele land ophalen en ook weer wegbrengen, ideaal dus om voor een dag te doen. Natuur Friesland kent verschillende prachtige natuurgebieden. Ook niet zo gek natuurlijk, aangezien de elfstedentocht wordt verreden over het water, waardoor je vrijwel de gehele tocht in de natuur verblijft. Dit geldt dus ook wanneer je met de auto gaat. Het enige verschil is wel dat je met de auto niet zo dichtbij komt als met de schaatsen, maar even de auto parkeren en een eindje het bos inlopen kan natuurlijk ook gewoon. Tijdens je tocht kom je langs verschillende weilanden, kabbelende meren en verschillende windmolens. Onderweg passeer je charmante dorpjes zoals Hindeloopen, Workum en Stavoren, waar je kunt genieten van de authentieke Friese cultuur en de gastvrijheid van de lokale bevolking. Stukje cultuur Naast de prachtige Friese taal, kent Friesland natuurlijk nog veel meer als het gaat om cultuur. Breng bijvoorbeeld een bezoek aan de bruisende stad Leeuwarden, de culturele hoofdstad van Europa in 2018 en ontdek het prachtige historische centrum, waar je kunt shoppen of gewoon kunt genieten van het uitzicht. Verken het Fries Museum en duik in de rijke geschiedenis en cultuur van Friesland. Maak een stop bij het beroemde Eise Eisinga Planetarium in Franeker, het oudste nog werkende planetarium ter wereld en laat je betoveren door de astronomische kennis die nog stamt uit de 18e eeuw en tot op de dag van vandaag goed bewaren is gebleven. Tot slot Als je een stukje nostalgie in eigen land wilt beleven, dan is de elfstedentocht met de auto hiervoor de uitgelezen kans. Houd er wel rekening mee dat het geen tocht is van een paar uur, maar je er wel zeker een dag voor uit wilt trekken. Helemaal wanneer je ook voornemens bent om alle prachtige steden en dorpen te bezoeken, mag je er wel een week voor uittrekken als je het ons vraagt.

Uiteten gaan is niet alleen een maaltijd nuttigen; het is een ervaring, een ontdekkingstocht door smaken, ambiance en gastvrijheid. Als je jezelf in Friesland bevindt, ben je gelukkig, want deze provincie biedt een verrukkelijk scala aan eetgelegenheden die je smaakpapillen zullen verwennen en je zintuigen zullen prikkelen. Van traditionele Friese gerechten tot internationale keukens, hier is een diepgaande verkenning van uiteten in Friesland. De Rijke Erfenis van Friese Cuisine Friesland, doordrenkt van geschiedenis en omringd door water, heeft een culinaire erfenis die teruggaat tot eeuwenoude tradities. Friese gerechten weerspiegelen het karakter van de regio, met nadruk op lokale ingrediënten en eenvoudige bereidingen. Van roggebrood met spek tot suikerbrood, elke hap vertelt een verhaal van verbondenheid met het land en de zee. Populaire Eetgelegenheden in Friesland De Smaak van de Zee: Visrestaurants Friesland's ligging aan de Noordzee en het IJsselmeer betekent een overvloed aan verse vis. In visrestaurants zoals 'De Zeekraal' kun je genieten van gerechten zoals vers gevangen schol en garnalenkroketten. De zilte smaak van de zee komt tot leven in elke hap. Knusse Cafés en Eetkroegen De charmante cafés en eetkroegen in Friesland bieden een gezellige sfeer en huiselijke gerechten. Van erwtensoep tot lokale kaasplankjes, deze plekken omarmen de traditionele Friese keuken met open armen. Moderne Twist: Fusion Restaurants Voor de avontuurlijke fijnproevers zijn er fusion restaurants zoals 'Smaakexplosie', waar traditionele Friese smaken samenkomen met internationale invloeden. Denk aan een stamppot met een Aziatische twist of een poffertje dessert met exotisch fruit. Streekgerechten om van te Smullen Suikerbrood: Een Zoete Friese Delicatesse Suikerbrood is een zoet brood dat synoniem is geworden met Friesland. De knapperige suikerlaag bovenop het zachte brood zorgt voor een heerlijke combinatie van texturen en smaken. Perfect bij een kopje koffie. Grutte Pier Biefstuk: Vleesliefhebbers' Favoriet De legendarische Grutte Pier, een Friese vrijheidsstrijder, inspireert de stevige Grutte Pier biefstuk. Sappig en vol van smaak, deze biefstuk is een must-try voor liefhebbers van vlees. De Culturele Sfeer van Uit Eten in Friesland Friese Gastvrijheid: Meer dan een Maaltijd Uit eten gaan in Friesland is niet alleen over het eten zelf; het draait om gastvrijheid en gemeenschapsgevoel. Je wordt ontvangen als een vriend en je verlaat de eetgelegenheid als familie. Kunstzinnige Eetplekken: Waar Culinair Genot Kunst Wordt Verschillende eetgelegenheden in Friesland combineren culinaire meesterwerken met kunstzinnige ambiance. Van galerijen tot schilderachtige uitzichten, hier dineer je te midden van creativiteit. Culinaire Reis door Historisch Erfgoed Stijlvol Tafelen in Historische Settings De historische gebouwen van Friesland huisvesten elegante restaurants waar je kunt genieten van culinaire hoogstandjes in een omgeving doordrenkt van geschiedenis. Klassieke Pubs: Waar Sfeer en Smaak Samenkomen De klassieke Friese pubs zijn de plekken waar locals samenkomen voor hartige maaltijden, lokale bieren en levendige gesprekken. Een authentieke ervaring voor iedereen. Seizoensgebonden Genieten in Friesland Lente en Zomer: Terrassen met Uitzicht In de warmere maanden bieden de terrassen in Friesland een prachtig uitzicht op het landschap en het water. Geniet van zonovergoten lunches en zwoele diners met een vleugje wind in de haren. Herfst en Winter: Knusse Avonden bij de Haard Wanneer de bladeren vallen en de koude lucht zich laat voelen, bieden de knusse eetgelegenheden met open haarden een gezellige ontsnapping. Geniet van verwarmende gerechten en goed gezelschap. Duurzame Keuzes: Biologisch en Lokaal Friesland hecht waarde aan duurzaamheid en lokaal geproduceerd voedsel. Veel eetgelegenheden werken samen met lokale boerderijen en producenten om verse, biologische gerechten te serveren. Ontdekking van Lokale Wijn en Ambachtelijk Bier Wijnhuizen in Friesland: Een Verfijnde Beleving Voor de wijnliefhebbers zijn er wijnhuizen die je meenemen op een reis door de smaken van Friesland. Proef lokale wijnen die perfect passen bij de gerechten van de streek. De bloeiende ambachtelijke bierscene van Friesland biedt een scala aan bieren, van licht en verfrissend tot rijk en donker. Bezoek brouwerijen zoals 'Brouwdok' voor een smaakvolle ervaring. Uit Eten met een Vleugje Avontuur Culinaire Fietsroutes: Smaakvolle tussenstops Combineer gastronomie met activiteit door deel te nemen aan culinaire fietsroutes. Stop onderweg bij verschillende eetgelegenheden en ontdek de regio op een smakelijke manier. Proef de Wadden: Eten met Uitzicht op Zee De Waddeneilanden bieden een unieke culinaire ervaring. Geniet van verse zeevruchten en lokale specialiteiten terwijl je uitkijkt over de uitgestrekte zee.Een Toekomst vol Smaak: Jonge en Innovatieve Koks Nieuwe Generatie Friese Chefs Een nieuwe generatie Friese koks omarmt traditie en vernieuwing. Ze geven klassieke gerechten een eigentijdse draai en experimenteren met nieuwe smaakcombinaties. Experimentele Gastronomie: Grenzen Verleggen Sommige eetgelegenheden in Friesland gaan verder dan conventioneel. Ze dagen gasten uit met experimentele gerechten die de grenzen van smaak en textuur verkennen. Conclusie: Een Culinaire Ontdekking in Friesland Uiteten gaan in Friesland is een avontuur voor de zintuigen, een reis door de rijke geschiedenis, smaken en culturen van de regio. Een lunch Amstelveen of uiteten Amstelveen is ook een optie als je van Amsterdam of Amstelveen reist richting het hoge noorden. Of je nu geniet van een bord suikerbrood of de verfijnde gerechten van jonge innovatieve koks, Friesland verwelkomt je met open armen en een tafel vol smaakvolle verrassingen.

In de competitieve wereld van de retail is de eerste indruk van groot belang. Een essentieel onderdeel van die eerste indruk is de verpakking. Verpakkingen spelen niet alleen een functionele rol, maar dragen ook bij aan de branding, klantbeleving en zelfs aan de verkoopcijfers. Kwalitatieve verpakkingen kunnen het verschil maken tussen een tevreden klant en een gemiste kans. Back to basic: de belangrijkste functie van een verpakking Verpakkingen hebben meerdere functies. Naast bescherming van het product tegen schade, weersinvloeden en zelfs diefstal, zijn verpakkingen ook een krachtig communicatiemiddel. Ze dienen als een verlengstuk van je merk en geven een visuele indruk van jouw bedrijf. Of het nu gaat om een luxe boetiek of een milieubewuste webshop, de verpakking kan een verhaal vertellen. Een professionele uitstraling Klanten verwachten kwaliteit, niet alleen van het product zelf, maar ook van de manier waarop het wordt gepresenteerd. Een zorgvuldig verpakt product straalt professionaliteit uit en laat zien dat je aandacht hebt voor detail. Dit kan een belangrijke rol spelen bij het opbouwen van klantloyaliteit. Herkenbaarheid vergroten Een consistent design, met bijvoorbeeld je logo of huisstijlkleuren, maakt je merk herkenbaar. Dit is waar stickers op rol een slimme en betaalbare oplossing bieden. Ze kunnen gemakkelijk op dozen, zakken of andere verpakkingsmaterialen worden aangebracht en zorgen voor de finishing touch van de verpakking. Ook kun je zo gemakkelijk korting acties communiceren. Kwaliteit maakt het verschil Niet alle verpakkingen zijn gelijk. De kwaliteit van de verpakking kan invloed hebben op hoe jouw product wordt waargenomen. Dit geldt vooral in een tijdperk waarin consumenten steeds bewuster kiezen. Er zijn drie redenen waarom kwalitatieve verpakkingen belangrijk zijn: 1.    Bescherming van het product De primaire functie van verpakkingen is bescherming. Hoge kwaliteit voorkomt schade tijdens transport of opslag. Dit is niet alleen kostenbesparend, maar draagt ook bij aan de klanttevredenheid. Niemand wil een beschadigd product ontvangen. 2.    Klantbeleving verbeteren De unboxing-ervaring wordt steeds belangrijker. Consumenten delen regelmatig video's en foto's van hun aankopen op sociale media. Een mooi verpakte bestelling kan viraal gaan, wat gratis reclame betekent. Het gebruik van stijlvol inpakpapier op rol kan een extra dimensie toevoegen aan deze ervaring. 3.    Duurzaamheid telt mee Steeds meer klanten letten op de duurzaamheid van verpakkingen. Het gebruik van gerecycled of biologisch afbreekbaar materiaal kan jouw merk in een positief daglicht stellen. Dit is niet alleen goed voor het milieu, maar ook voor je imago. Een goede verpakking draagt bij aan jouw succes Het succes van een retailer wordt mede bepaald door hoe goed het bedrijf inspeelt op de behoeften van klanten. Een goede verpakking verhoogt niet alleen de tevredenheid, maar kan ook een positief effect hebben op herhaalaankopen en mond-tot-mondreclame. Denk bijvoorbeeld aan de strategische inzet van branding. Door gebruik te maken van gepersonaliseerd inpakpapier of stickers met jouw logo, maak je van iedere verkoop een marketingmoment. Daarnaast zorgt kwalitatieve en creatieve verpakking voor een gevoel van waarde. Dit kan klanten aanmoedigen om opnieuw bij je te kopen of jouw merk aan te bevelen. Wil je jouw verpakkingen naar een hoger niveau tillen? Kies voor kwaliteit en creativiteit. Het is een kleine stap met een grote impact op jouw succes in de retail.

Makkum wordt wel de twaalfde stad van Friesland genoemd. Helaas heeft het echter de stadstatus nooit formeel ontvangen. (Hieronder meer hierover). Maar Makkum heeft niet geleden onder het niet hebben van een stadstatus. Het lag strategisch aan de Zuiderzee, nu het IJsselmeer, en heeft deze positie ruimschoots benut. Makkum heeft zich tot een belangrijke havenplaats ontwikkeld. Tegenwoordig veelvuldig gebruikt als thuishaven voor schepen van de Bruine vloot. Makkumer aardewerk is ook een naam met faam. Gemaakt door de Koninklijke Tichelaar. Volgens de website is dit het oudste bedrijf in Nederland (1572) en wereldwijd een begrip op het gebied van keramiek en glazuren. Het is spijtig dat de fabriek van Tichelaar geen bezoekerscentrum of museum heeft. Daar zouden veel mensen warm voor lopen. Alhoewel, loop eens binnen bij café Restaurant de Prins. Je weet niet wat je ziet. De muren in de authentieke gelagkamer zijn voorzien van eeuwenoude tegeltableau's die in een museum zeker niet zouden misstaan. "Feadship" is een andere naam die in Makkum groot op een gevel prijkt. Het is de gevel van de scheepswerf waar megajachten worden gebouwd en onderhouden. Soms heb je mazzel en ligt er eentje buiten de hal te wachten op onderhoud of de eigenaar. Uniek aan Makkum is het feit dat het een heuse strandboulevard heeft genaamd de Holle Poarte. Zeer populair bij toeristen van verschillende nationaliteiten. Je hebt er terrassen, restaurants, zeilscholen, speeltoestellen voor de kinderen, een pier en noem maar op. En, ik zou het bijna vergeten, de beste Nacho schotel van Friesland. Kortom, bij een verblijf in Friesland is een bezoek aan Makkum een gegarandeerd goede tijdsbesteding.stopstartMakkum heeft van alle Friese dorpen die bijna stad zijn geworden de meest stedelijke allure. De geschiedenis heeft Makkum onrecht gedaan. Het begon bij de kerkterp in het noorden, iets zuidelijker groeide een nederzetting bij een sluis: Statum. Later is er ook zuidelijker een sluis gekomen, het gebied bij de Grote Zijlroede met de Voorstraat en Vallaat als waterfronten met veel voorname bebouwing. Aan de deels gedempte Markt staat het hoge waaggebouw, de trots van de bedrijvige plaats. Makkum heeft als geen ander dorp in Friesland een stedelijke structuur, maar bovendien een daarbij horende gedifferentieerde maatschappelijke samenstelling en economische opbouw. Makkum komt omstreeks 1000 voor het eerst in de bronnen voor. Het heet dan Maggenheim. In de lijst van Friese parochies uit 1270 staat Makkum vermeld als Mackingum. In 1379 luidt de naam Macking-he. Makkum is begonnen als een boerendorp op een terp. Die vinden we nu in het noorden, bij de huidige Tsjerkebuorren. Veel zuidelijker, op de plek waar de Grote Zijlroede uitmondde in de Zuiderzee, groeide een flinke handelsnederzetting. Na verloop van tijd verenigde dit zich met Statum en het oorspronkelijke terpdorp tot het huidige Makkum. Twee vaarwegen zijn beslissend geweest voor de groei en bloei van de kustplaats. De Grote Zijlroede die nabij de kust in twee armen uiteen vorkte, waardoor er veel kaderuimte kon worden geschapen en de zuidelijker stromende Kleine Zijlroede. De Grote Zijlroede verbond Makkum met het achterland van het westen van Friesland, vooral met Bolsward. In de zuidelijke monding van de Grote Zijlroede werd in de 13de eeuw al een zijl gebouwd, een sluis (vandaar zijlroede en niet zeilroede). De schutsluis was belangrijk voor het verkeer over water. Het was bovendien een spuisluis om het overtollige water uit het achterland te kunnen spuien. Geleidelijk werd het belang van de haven bij de monding van de Grote Zijlroede groter. Bolswarder kooplieden kozen voor de verbinding over Makkum en gebruikten de haven voor hun handel op landen rond de Noordzee en Scandinavië. Vanaf de 17de eeuw raakten de kades aan de Grote Zijlroede bebouwd met herenhuizen en representatieve pakhuizen. Meer landinwaarts kwamen de bedrijven: een tichelwerk of steenbakkerij, een pottenbakker, een glasblazerij, een papierfabriek, tientallen kalkbranderijen en scheepstimmerbedrijven en een hele reeks industriemolens. Nadat Makkum in de loop van de 17de eeuw verschillende steden in de Zuidwesthoek al voorbij was gestreefd, verrees in 1698 het waaggebouw. Het hoge, torenvormige bouwwerk domineert de kern van de plaats. De zelfbewuste Makkumer burgerij heeft in de Waag representatie en decorum uitgedrukt, zoals dat in verschillende steden bij de stadhuizen gebeurde. Bij de Waag werden de week- en jaarmarkten gehouden: boter, vlees en kaas werden er gekeurd en gewogen. Op de kaden van de afgedamde noordelijke arm van de Grote Zijlroede kwam een goederenmarkt tot ontwikkeling voor de handel in agrarische producten. Makkum is bekend door zijn aardewerk. De Koninklijke Aardewerkfabriek van de familie Tichelaar is het oudste nog bestaande industriële bedrijf in Nederland. De productie van dit aardewerk dateert al uit de 16de eeuw. De beroepsvisserij heeft zijn glans verloren, al is Makkum nog altijd thuishaven van een kleine vissersvloot. In de buitenhaven liggen nog ongeveer tien kotters. Door de Makkumerwaard is een geul gegraven waardoor de haven beter te bereiken was. Buiten het tracé van de dijk kon zo bedrijvigheid komen. Scheepswerf Amels bouwde er een gigantische scheepsbouwhal die nu het silhouet bepaalt. Door al deze ontwikkelingen is Makkum geleidelijk gegroeid, aanvankelijk tussen en nabij de oude kernen, na de oorlog aan de oostzijde en de laatste tientallen jaren vooral in het noorden. Makkum is al lang een aantrekkelijke plaats voor de waterrecreatie. De sluis wordt nu bijna uitsluitend door de recreatievaart gebruikt. Bovendien heeft zich de laatste tientallen jaren op de Makkumer Zuidwaard kustrecreatie van een heel eigen sfeer ontwikkeld, met een heuse boulevard met een pretpier in zee. De Makkumer Noordwaard is natuurreservaat.

Terwijl de wereld zich steeds meer richt op digitale en cashloze betalingen, blijft ook Friesland niet achter. Van de retailsector tot horeca en toerisme, er is een duidelijke verschuiving naar moderne betaalmethoden zichtbaar. Dit is niet alleen handig voor de lokale bevolking, maar ook voor toeristen die de prachtige provincie bezoeken. Zelfs traditionele recreatieve activiteiten in Friesland volgen deze trend. Laten we eens kijken hoe Friesland deze transitie naar cashloze transacties aanpakt. Cashloze Betalingen in Retail De retailsector in Friesland heeft een snelle groei doorgemaakt in het gebruik van cashloze betaalmethoden. Het is tegenwoordig zeldzaam om een winkel te vinden die geen kaartbetalingen of mobiele betalingen accepteert. Het gemak en de veiligheid van deze betaalmethoden hebben bijgedragen aan hun populariteit. Daarnaast hebben veel winkels nu ook de mogelijkheid om contactloos te betalen, wat bijdraagt aan een snellere winkelervaring. Deze vooruitgang onderstreept de bereidheid van Friesland om in te spelen op wereldwijde trends. Het draagt ook bij aan een meer inclusieve economie, waarbij iedereen gemakkelijk en veilig toegang heeft tot betalingsdiensten. Het Hospitality Segment: Van Hotels tot Restaurants In de horeca is de overgang naar moderne betaalmethoden een noodzaak geworden. Hotels en restaurants in Friesland accepteren inmiddels een scala aan betaalmethoden. Van creditcardbetalingen tot mobiele wallets, deze sector heeft de technologische ontwikkelingen omarmd om een soepele ervaring voor hun klanten te garanderen. Dit zorgt niet alleen voor meer efficiëntie, maar stelt ook toeristen in staat om te betalen op een manier die voor hen het meest comfortabel is. Het resultaat is een horecasector die zich voortdurend aanpast en evolueert om aan de behoeften van haar klanten te voldoen. Bovendien kunnen de positieve gevolgen van deze overgang zich uitstrekken tot andere sectoren in de provincie. Cashloos Toerisme in Friesland Toerisme is een belangrijke sector in Friesland, en cashloze betalingen hebben het gemak voor toeristen aanzienlijk vergroot. Of het nu gaat om het kopen van tickets voor een rondvaart door de prachtige Friese meren of het betalen van souvenirs in lokale winkels, toeristen kunnen genieten van het gemak van cashloze transacties. Bovendien zorgt het aanbieden van meerdere betaalopties ervoor dat toeristen uit verschillende delen van de wereld zich welkom en verzorgd voelen. Dit versterkt Friesland's positie als een aantrekkelijke en toegankelijke bestemming voor internationale en zelfs nationale reizigers. Ook bevordert het een positieve indruk van Friesland, waar innovatie en traditionele charme hand in hand gaan. Traditionele Recreatieve Activiteiten Gaan Modern Zelfs traditionele recreatieve activiteiten hebben de verschuiving naar moderne betaalmethoden niet genegeerd. Ter illustratie, het traditionele casinospel in Friesland is in de loop der jaren geëvolueerd en een creditcard casino is geen zeldzaamheid meer. Dit is een duidelijke indicatie dat de acceptatie van moderne betaalmethoden niet beperkt blijft tot alleen de noodzakelijke dienstverlening, maar ook het recreatieve domein heeft bereikt. Terwijl Friesland deze overgang naar cashloze transacties omarmt, blijft het essentieel om de veiligheid en beveiliging van deze betaalprocessen te waarborgen. Maar één ding is duidelijk: Friesland is actief bezig om in deze digitale tijd te passen, waarbij het gemak en de efficiëntie van cashloze transacties hoog in het vaandel staan. Het is een opwindende tijd voor zowel bewoners als bezoekers van deze prachtige provincie.

Reizen is altijd een spannend avontuur dat nieuwe horizonten, culturen en ervaringen opent. De sensatie van het ontmoeten van nieuwe mensen, het genieten van nieuw eten en het zien van prachtige landschappen is ongeëvenaard. Reizen overstijgt het alledaagse en biedt de mogelijkheid om jezelf onder te dompelen in opmerkelijke ervaringen die het canvas van ons leven met schitterende kleuren beschilderen, onze herinneringen verrijken en ons wereldbeeld verbreden. Reizen is de puurste vorm van vermaak, vandaar dat je reisbestemmingen nodig hebt. Reis eens naar Friesland, een prachtig gebied in het noorden van Nederland. Deze bestemming biedt een unieke combinatie van natuurlijke schoonheid, rijke geschiedenis en actieve cultuur. Met zijn stromende kanalen, prachtige dorpjes en rijke groene landschappen is het een ideale plek voor wie op zoek is naar een rustige maar interessante vakantie. In deze reisgids bekijken we hoe je je reis naar Friesland aangenaam en gedenkwaardig kunt maken. Friesland biedt voor elk wat wils, van het ontdekken van verborgen juwelen tot gastronomisch genieten. Ontdek de historische steden van Friesland Je rondreis door Friesland moet beginnen met de historische steden, elk met hun eigen persoonlijkheid. Leeuwarden, de hoofdstad van Friesland, is een uitstekend startpunt. Deze stad heeft goed bewaarde architectuur, zoals de Oldehove toren, die meer overhelt dan de iconische scheve toren van Pisa. Je kunt ook de musea van de stad verkennen, zoals het Fries Museum, om meer te leren over de geschiedenis en cultuur van de regio. Groningen ligt niet in Friesland, maar is wel een naburige stad die een bezoek waard is. Het staat bekend om zijn actieve studentenpopulatie, die zorgt voor een jonge geest in de oude straten. Het Groninger Museum, een verbluffende combinatie van moderne en traditionele architectuur, moet u beslist bezoeken. Varen op de Friese Meren Friesland staat bekend als het "Land van de Duizend Meren" en zeilen over de waterwegen is een van de beste manieren om de natuurlijke pracht te waarderen. Verken de Friese Meren, een netwerk van onderling verbonden meren, kanalen en waterwegen, door een zeilboot te huren of mee te gaan op een tocht met gids. Voor een meer energieke ervaring kun je windsurfen of paddleboarden. Geniet van de rustige omgeving en de lieflijke nederzettingen langs de kustlijn voor een vredige en schilderachtige vakantie. Neem een picknick mee en geniet van een diner op het water, omringd door het prachtige landschap van Friesland. Fiets door het platteland Friesland is een paradijs voor fietsers vanwege het vlakke landschap en de goed onderhouden fietspaden. Huur een fiets en rijd over het platteland, langs weelderige groene velden, mooie boerderijen en pittoreske dorpjes. Als je moe bent, zoek dan een mooie, serene plek om uit te rusten en te snacken terwijl je je met blackjack bezighoudt. Daarna kun je de provincie intrekken, doorkruist door aantrekkelijke fietspaden, zoals de bekende Elfstedenroute, en op weg gaan naar de elf oude Friese steden. Je komt er vriendelijke inwoners, prachtige windmolens en melkveebedrijven tegen die enkele van de beste kazen van Nederland produceren. Proef de Friese keuken Een reis naar Friesland is pas compleet als je het culinaire aanbod van de regio hebt geproefd. Verse vis, stevige soepen en zuivelproducten zijn populair in Friesland. Probeer de klassieke Friese koekjes "Fryske Dmkes" bij een kopje koffie in een plaatselijk café. Probeer ook Fryske Sûkerbôle, een heerlijk brood met suiker en amandelen. Liefhebbers van zeevruchten zullen genieten van de overvloed aan visgerechten, zoals "Fryske Sprot", een gerookte haringgerecht, en "Paling", een gerookte palingdelicatesse. Serveer deze gerechten met een glas Beerenburg, een typisch Friese kruidenlikeur. Dompel jezelf onder in de Friese cultuur Jezelf onderdompelen in de culturele geschiedenis van Friesland kan een verrijkende ervaring zijn. Kijk op de lokale evenementenkalender of er festivals zijn tijdens je verblijf. Streef ernaar om een traditioneel Fries festival zoals het "Skûtsjesilen" bij te wonen. Dit is een gevierde zeilwedstrijd die op de Friese meren wordt gehouden en waaraan prachtig gerestaureerde antieke vrachtschepen meedoen. Overweeg een Friese paardenshow bij te wonen of een paardenboerderij te bezoeken, want het Friese paard is een iconisch embleem van de regio. Conclusie Met zijn combinatie van geschiedenis, cultuur en natuurschoon biedt Friesland een fantastische reis die je zal achterlaten met mooie herinneringen en een groot respect voor deze prachtige regio van de wereld. Beschouw het als een bestemming op je bucketlist voor je reisavonturen.

De aanschaf van een auto is voor velen een belangrijke stap. Het biedt vrijheid, gemak en de mogelijkheid om nieuwe plekken te ontdekken. Of het nu gaat om een eerste auto of de vervanging van je huidige voertuig, het is een beslissing die een aanzienlijke financiële impact kan hebben. Een zorgvuldige voorbereiding is dan ook noodzakelijk om een keuze te maken die goed bij je persoonlijke en financiële situatie past. Een doordacht proces helpt je niet alleen bij het vinden van de juiste auto, maar ook bij het kiezen van een passende financieringsvorm. Door alle stappen rustig te doorlopen, zorg je voor een solide basis voor vele jaren rijplezier. Budget en behoeften Voordat je je laat verleiden in glimmende showrooms, is het verstandig om stil te staan bij wat je echt nodig hebt. Gebruik je de auto dagelijks voor woon-werkverkeer, alleen voor weekendtrips of voor vakanties met het hele gezin? Je antwoorden bepalen of je beter af bent met een compacte stadsauto, een ruime stationwagen of misschien een elektrische auto. Denk na over de eigenschappen die belangrijk voor je zijn, zoals betrouwbaarheid, brandstofverbruik, onderhoudskosten en ruimte. Door een duidelijk profiel op te stellen, kun je gerichter zoeken en voorkom je een impulsaankoop die achteraf niet aan je wensen voldoet. Nieuw, gebruikt of lease Elke optie heeft zijn eigen voor- en nadelen. Een nieuwe auto biedt de laatste technologie en fabrieksgarantie, maar heeft ook de hoogste afschrijving. Een tweedehands auto is vaak voordeliger in aanschaf, maar kan hogere onderhoudskosten met zich meebrengen. Private lease biedt duidelijkheid over de maandelijkse kosten, maar aan het einde van het contract is de auto niet van jou. Het is belangrijk deze opties af te wegen tegen je budget en persoonlijke voorkeur. Realistisch budget opstellen De aanschafprijs is maar een deel van het totale kostenplaatje. Om een realistisch budget te bepalen, is het noodzakelijk om alle bijkomende kosten mee te nemen. Deze vaste en variabele lasten bepalen wat je maandelijks daadwerkelijk kwijt bent aan je auto. Houd rekening met de volgende kostenposten: Aanschafprijs Verzekering (WA, WA+ of Allrisk) Wegenbelasting Onderhoud en eventuele reparaties Brandstof of laadkosten Afschrijving (de waardevermindering van de auto) Door deze kosten op een rij te zetten, krijg je een helder beeld van de maandelijkse impact op je financiën. Dit helpt je te bepalen welk bedrag je op een verantwoorde manier kunt besteden. Financieringsopties in beeld Niet iedereen heeft de mogelijkheid of de wens om een auto volledig uit eigen spaargeld te betalen. Er zijn verschillende manieren om de aankoop te financieren. Het is belangrijk om de verschillende mogelijkheden te onderzoeken en te bepalen welke het beste aansluit bij je situatie.Wanneer je overweegt een lening af te sluiten voor de aankoop, is het verstandig om vooraf een helder beeld te krijgen van de totale kosten. Door met auto financieren berekenen inzicht te krijgen in de maandlasten en de totale rentekosten, kun je een doordachte afweging maken. Leningen voor auto's Een veelgebruikte manier om een auto te financieren is via een persoonlijke lening. Hierbij leen je een vooraf afgesproken bedrag dat je gedurende een vaste periode terugbetaalt met een vaste rente. Dit maakt de lasten voorspelbaar en geeft inzicht in de looptijd en het terug te betalen bedrag. Bij het proces van geld lenen particulier voor een auto is de auto doorgaans geen onderpand. Dat betekent dat je direct eigenaar wordt en in principe de vrijheid hebt om de auto te verkopen. Wel is het belangrijk altijd de voorwaarden van de lening zorgvuldig door te nemen, omdat deze per aanbieder kunnen verschillen. Aandachtspunten financiering Bij het afsluiten van een financiële overeenkomst is het belangrijk om niet overhaast te werk te gaan. Neem de tijd om de voorwaarden zorgvuldig door te lezen. Let hierbij niet alleen op de hoogte van de rente, maar ook op eventuele bijkomende kosten en de flexibiliteit van de overeenkomst. Staar je niet blind op een lage maandlast. Een langere looptijd resulteert vaak in een lager maandbedrag, maar betekent doorgaans ook dat je over de totale periode meer rente betaalt. Kies een looptijd die past bij de verwachte levensduur van de auto en bij wat je maandelijks comfortabel kunt missen.

Poppenwier is een klein dorp in de gemeente Súdwest-Fryslân. Het dorp heeft een kleine 180 inwoners. Het ligt aan een “binnendoor-weg” tussen Raerd en Dearsum. Je rijdt er snel aan voorbij en om eerlijk te zijn is dat zonde. Poppenwier is namelijk een prachtig dorpje met een beschermd dorpsgezicht, maar om dit beschermde dorpsgezicht te aanschouwen moet je even moeite doen. Daarvoor parkeer je het best bij het dorpshuis de Trilker. Als je vervolgens het dorpje inloopt heb je links zicht op de hervormde kerk, rechts een klein haventje en voor je een pittoresk huisje van gele metselstenen en een oranjerood pannendak. Rechts naast het huis ligt een schattig klein houten voetgangersbruggetje. Voor het voetgangersbruggetje staat een grote kastanjeboom met een houten bankje. Het bruggetje heeft een mooie staande houten boog waar de enkele hef op ligt. Mensen die langer zijn dan 2.18 meter worden gewaarschuwd zodat ze hun hoofd niet stoten. In eerste instantie lijkt het dat het bruggetje bij de woning hoort, ik ben er daarom ook meerdere keren aan voorbijgelopen. Niets is minder waar, het leidt naar een prachtig authentiek “achterom-straatje” met een wirwar van kleinere en grotere woningen. Hier en daar zie je een herinnering aan een vroeger ambacht dat iemand er moet hebben uitgeoefend. Het straatje leidt naar een sfeervol pleintje waar je de kerk van de voorkant kunt bekijken. Als je nog even doorloopt eindigt het straatje bij het authentieke voormalige dorpscafé. Ik denk dat in vroegere tijden veel Poppenwiersters een borrel haalden na de preek.

Ontdek de mogelijkheden om gemakkelijk te parkeren bij de belangrijkste toeristische attracties in Amsterdam Amsterdam blijft een van de topbestemmingen voor toeristen wereldwijd. Met haar rijke geschiedenis, bruisende kunstscene en pittoreske grachten, trekt de stad jaarlijks miljoenen bezoekers. Echter, zoals elke grote stad, kan het een uitdaging zijn om een goede parkeerplaats te vinden dichtbij de belangrijkste attracties. In deze gids geven we je tips voor toegankelijk parkeren bij enkele van de grootste trekpleisters van Amsterdam. Parkeren bij Station Amsterdam Centraal Het Centraal Station is niet alleen een belangrijk vervoersknooppunt; het is ook een startpunt voor veel toeristen die de stad bezoeken. In de buurt vind je talloze attracties zoals het historische Scheepvaartmuseum en de levendige Nieuwmarkt. Het goede nieuws is dat parkeren bij Amsterdam Centraal verrassend eenvoudig kan zijn. Er zijn meerdere parkeergarages op een steenworp afstand die niet alleen veilig maar ook betaalbaar zijn. Deze locaties zijn vaak voorzien van moderne technologieën die het parkeerproces vereenvoudigen, wat essentieel is tijdens piekuren of drukke evenementen. Parkeren in de buurt van Museumplein Museumplein is het hart van Amsterdams culturele leven, met wereldberoemde instellingen zoals het Rijksmuseum, Van Gogh Museum en Stedelijk Museum. Hoewel dit gebied goed bereikbaar is met het openbaar vervoer, kiezen veel bezoekers ervoor om met de auto te komen. Het vinden van een geschikte parkeerplaats kan hierdoor lastig zijn. Gelukkig zijn er diverse innovatieve parkeeropties die gebruik maken van digitale reserveringssystemen waarmee je op voorhand je plek kunt boeken. Parkeren bij de Melkweg Voor muziek- en cultuurliefhebbers is een avondje uit in de Melkweg een must wanneer je in Amsterdam bent. Deze bekende locatie, centraal gelegen in de bruisende wijk rond het Leidseplein, biedt een breed scala aan liveoptredens, films en kunstprojecten. Parkeren bij de Amsterdam Melkweg is eenvoudiger dan je denkt, dankzij nabijgelegen parkeergarages die goede tarieven bieden buiten de hoofddrukte om. Tips voor efficiënt parkeren in Amsterdam Amsterdam kan overweldigend zijn met haar smalle straatjes en voortdurende stroom van fietsers en trams. Hier zijn wat tips om het parkeren gemakkelijker te maken: - Overweeg vooraf te reserveren: Dit bespaart niet alleen tijd maar verzekert je ook van een plek.- Gebruik navigatieapps: Moderne apps kunnen realtime beschikbare parkeerplaatsen aanwijzen.- Hou rekening met extra reistijd: Vooral tijdens spits kan het verkeer in de stad dichtslibben. Of je nu komt voor de musea, om te winkelen of gewoon om de unieke sfeer te proeven; parkeren in Amsterdam hoeft geen hoofdpijn te veroorzaken als je je bezoek goed plant. Dankzij moderne oplossingen en informatievoorziening kun je meer tijd besteden aan genieten van wat deze prachtige stad te bieden heeft dan aan zoeken naar een parkeerplek. Door slim gebruik te maken van beschikbare bronnen kun je probleemloos navigeren door de complexe parkeersituatie van Amsterdam. Zo blijft jouw bezoek aan deze dynamische stad aangenaam en zorgeloos!

Het dorp Raerd ligt ongeveer in het midden tussen Leeuwarden en Sneek. Je komt er als je op de A32 ter hoogte van Idaerd de afslag naar Sneek neemt. Er is iets bijzonders aan de hand met dit dorp. Ooit heeft er namelijk een prachtige state gestaan genaamd Jongemastate. Als je vanaf de N354 het dorp inrijdt zie je aan de rechterhand een prominent poortgebouw staan. Dit is het enige nog overeind staande restant van Jongemastate. Het poortgebouw geeft toegang tot het park Jongemastate. In het poortgebouw zit een zware groene deur waarop met statige sierletters “gelieve de deur te sluiten aub”. Het is de moeite waard om het park eens te bekijken. Je vindt er stinzenflora en stenen restanten van de state die er eens gestaan heeft. Grote brokken zandsteen liggen her en der verspreid door het park alsof er een enorme explosie heeft plaatsgevonden. Niets is minder waar. De laatste bewoner van Jongemastate was Burgemeester van Slooten. Hij was burgemeester van de gemeente  Rauwerderhem. Het voormalige gemeentehuis staat een eindje verderop. Het is moeilijk voor te stellen maar toen hij verhuisde heeft hij de state met de grond gelijk laten maken. Misschien heeft hij tevergeefs een advertentie geplaatst in de Leeuwarder Courant met de vraag of iemand zijn ambtswoning zou willen overnemen voor een schappelijk prijsje. Wellicht bij gebrek aan belangstelling heeft Burgemeester van Slooten er  korte metten mee gemaakt. Opgeruimd staat netjes moet hij hebben gedacht, terwijl hij de deur voor de laatste keer achter zich sloot!

Autobezitters in Leeuwarden betalen in 2025 gemiddeld aanzienlijk minder voor hun autoverzekering dan in grotere steden zoals 's-Gravenhage. Dit verschil in premie is te verklaren door regionale factoren zoals een lagere kans op diefstal, inbraak en schade. Verschillen per gemeente Overstappen.nl constateert dat autobezitters in grotere steden vaak een hogere premie betalen voor hun autoverzekering. Dit komt voornamelijk door een grotere kans op diefstal, inbraak en schade. Volgens de gegevens betaal je in 's-Gravenhage gemiddeld het meest met een premie van €84,63 per maand. Dit is aanzienlijk hoger dan in Leeuwarden, waar de premies gemiddeld €39 lager liggen. “Woon je in een drukke stad zoals Amsterdam, Rotterdam of Den Haag, waar jaarlijks honderden auto’s worden gestolen? Dan beschouwt de verzekeraar je als een groter risico, wat resulteert in een hogere premie voor je autoverzekering" aldus Jerry Poel, Expert autoverzekeringen. Premie op basis van leeftijd Leeftijd is een belangrijke factor bij het bepalen van de premie voor een autoverzekering. Verzekeraars gebruiken de leeftijd van de bestuurder om hen in risicogroepen te plaatsen. Onderstaand een overzicht van de gemiddelde premies in Leeuwarden voor verschillende leeftijdsgroepen. Een 25-jarige autobezitter: Jonge bestuurders betalen doorgaans meer voor hun autoverzekering. Dit komt doordat verzekeraars hen vaak als een groter risico beschouwen. Zo betaalt een 25-jarige in Leeuwarden gemiddeld €45,46 per maand. Een 50-jarige autobezitter: Voor autobezitters van 50 jaar oud liggen de premies doorgaans lager. Dit komt omdat zij als ervaren en verantwoordelijke bestuurders worden gezien. In Leeuwarden betalen zij gemiddeld €31,97 per maand. Een 75-jarige autobezitter: Hoewel bestuurders van 75 jaar vaak veel rijervaring hebben, kunnen verzekeraars ouderen in een hogere risicocategorie plaatsen vanwege mogelijke afnemende capaciteiten. Een 75-jarige autobezitter betaalt in Leeuwarden gemiddeld €35,79 per maand. Onderzoeksmethodologie De weergegeven gemiddelde premies zijn berekend op basis van een standaardprofiel. Het profiel betreft een fictieve bestuurder van een 10 jaar oude Volkswagen Polo met twee schadevrije jaren. De verschillen in premie bedragen zijn uitsluitend gebaseerd op leeftijdscategorieën.

In Gaasterland heb je aan de IJsselmeerkust een aantal plekken waar je een optimaal uitzicht hebt over het IJsselmeer. Ik denk aan het Mirnserklif bij Mirns, het Oudemirdumerklif bij Oudemirdum en het meest beroemde, het Reaklif bij Warns. Hier vochten de Friezen een legendarische strijd tegen de Hollanders in 1345. Je vraagt je af waarom je juist hier het mooiste uitzicht hebt over het IJsselmeer. Volgens mij komt dat doordat je bij helder weer nog net de overkant kunt zien. Je ziet de kerktoren van Enkhuizen duidelijk aan de horizon temidden vaag trillende silhouetten van windturbines, bomen en bebouwing. Daarnaast heb je als je naar links kijkt uitzicht op windturbines die de dijk van de Noordoostpolder en Flevopolder aangeven, helemaal tot aan de Maximacentrale bij Lelystad. Aan de rechterkant zie je de windturbines die het einde van de Afsluitdijk markeren, de Afsluitdijk begint wat mij betreft in Friesland maar wellicht zag de geestelijk vader Cornelis Lely dat anders. Dit panorama heb je vooral omdat het klif je net voldoende meters boven het waterpeil van het IJsselmeer uittilt. Hierdoor kun je over de kromming van de aarde en dus het IJsselmeer heen kijken. Als je de tijd neemt ga je bijna automatisch mijmeren over wat er allemaal nog meer achter de horizon schuil gaat en achter de toren van Enkhuizen. En juist op dat moment raak je in gesprek met een toevallige voorbijganger. Hij vertelt dat tijdens de tweede wereldoorlog V2’s werden gelanceerd vanuit de bossen van Rijs, bestemming Londen. Deze bossen bevinden zich in Mirns recht achter je.  Veel V2's zouden dienst hebben geweigerd en in het IJsselmeer zijn geplonst. Ik heb het nagezocht op de kaart. Ze moeten rechts van de Enkhuizer toren zijn gevlogen onderweg naar de Britse hoofdstad. Mijn bezoekjes aan het IJsselmeerpanorama krijgen vanaf nu een extra dimensie.

In Friesland, waar rust, natuur en ruimte de boventoon voeren, zoeken veel woningeigenaren naar manieren om hun interieur niet alleen praktisch, maar ook stijlvol in te richten. Eén van de meest opvallende en duurzame keuzes van dit moment is de lavasteen gietvloer. Deze vloer combineert robuustheid met een elegante uitstraling en past perfect in zowel moderne als landelijke Friese woningen. Maar wat maakt deze vloer nu écht zo bijzonder? In dit artikel ontdek je waarom een lavasteen gietvloer je huis in Friesland wonderbaarlijk kan transformeren. Wat is een lavasteen gietvloer? Een lavasteen gietvloer is een type vloerafwerking waarbij natuurlijke lavasteen wordt verwerkt in een hoogwaardige gietvloer. Deze vloer wordt in lagen aangebracht en hardt uit tot een naadloos oppervlak met een unieke textuur en uitstraling. Het resultaat is een vloer die niet alleen bijzonder oogt, maar ook buitengewoon sterk is. Lavasteen zelf ontstaat door vulkanische activiteit, waardoor het een zeer dichte, slijtvaste en hittebestendige structuur heeft. Wanneer dit materiaal verwerkt wordt in een gietvloer, ontstaat een prachtige, stoere look die doet denken aan natuursteen, maar dan met de voordelen van een moderne gietvloer. De magie van lavasteen in Friese interieurs Friese woningen kennen een heel eigen karakter. Of het nu gaat om een klassieke boerderij, een modern appartement in Leeuwarden of een vrijstaande woning in Dokkum: de inrichting vraagt om een balans tussen praktisch en sfeervol. Een lavasteen gietvloer van www.g-vloeren.nl past hier perfect bij: Natuurlijke uitstraling: De grijs- tot antracietkleurige tinten van lavasteen sluiten prachtig aan bij natuurlijke materialen zoals hout, wol en linnen die vaak worden gebruikt in Friese interieurs. Rust en eenheid: De vloer is volledig naadloos, wat zorgt voor een rustige basis in de ruimte. Dat versterkt het open, ruimtelijke gevoel waar veel Friezen van houden. Uniek karakter: Geen twee lavasteen gietvloeren zijn hetzelfde. Dankzij de natuurlijke onregelmatigheden in het materiaal krijgt je vloer altijd een unieke uitstraling. Praktische voordelen voor het Friese klimaat In Friesland kan het weer helaas behoorlijk wisselvallig zijn. Een gietvloer van lavasteen biedt hiervoor diverse voordelen: Warmtegeleiding: Deze vloer werkt uitstekend in combinatie met vloerverwarming, wat zorgt voor warme voeten in koude winters. Onderhoudsvriendelijk: Modder van de tuin, water van een regenjas of zand van het wad? Geen probleem. De vloer is eenvoudig schoon te maken en bestand tegen vocht en vuil. Duurzaamheid: Lavasteen is oersterk. Een gietvloer met dit materiaal gaat jarenlang mee zonder aan uitstraling te verliezen. Bewuste en stijlvolle investering Een lavasteen gietvloer is niet de goedkoopste optie op de markt, maar wel een investering die zich op lange termijn terugbetaalt. Je geniet van een tijdloos design, nauwelijks onderhoud en een vloer die zelfs decennia later nog indruk maakt. Bovendien sluit deze keuze goed aan bij het groeiende bewustzijn in Friesland rondom duurzaamheid en milieuvriendelijk wonen. Lavasteen is een natuurlijk product en de gietvloer zelf kan vaak worden aangebracht met minimale impact op het milieu, zeker wanneer je kiest voor een specialist die werkt met duurzame harsen.

In een tijd waarin technologie in bijna elk aspect van ons leven doordringt, is het geen verrassing dat het nu ook een nieuwe dimensie toevoegt aan toerisme. Virtueel toerisme, een ontluikend fenomeen, laat mensen de wereld verkennen vanuit het comfort van hun eigen huis. Dit heeft niet alleen de manier waarop we reizen veranderd, maar ook de impact op lokale bedrijven in toeristische hotspots zoals Friesland. Invloed op Lokale Restaurants Traditioneel gezien zijn lokale restaurants in hoge mate afhankelijk van fysiek toerisme. Maar virtueel toerisme biedt een nieuwe kans. Lokale restaurants in Friesland gebruiken nu 360-graden technologie om virtuele tours aan te bieden. Dit laat de online bezoekers toe om een voorproefje te krijgen van de authentieke Friese eetcultuur. Deze virtuele ervaring stimuleert de eetlust van de virtuele toeristen, die zich ertoe aangespoord voelen om het restaurant te bezoeken bij hun volgende reis naar Friesland. Stimulering van Handwerk en Lokale Ervaringen Handwerkbedrijven en ervaringsgerichte ondernemingen in Friesland hebben ook de vruchten geplukt van virtueel toerisme. 3D-modellering en VR-technologieascii235n worden gebruikt om het traditionele Friese handwerk te demonstreren en zelfs om virtuele workshops aan te bieden. Dit brengt niet alleen wereldwijde erkenning voor de ambachtslieden, maar verhoogt ook de vraag naar hun producten. De Rol van Online Casino's Een ander belangrijke tak van het lokale bedrijfsleven in Friesland is de casino-industrie. Net zoals andere bedrijven hebben lokale casino's de digitale sprong gemaakt om hun publiek te bereiken. Virtuele toeristen hebben toegang tot allerlei ervaringen, variërend van bonus buy slots tot tafelspellen. Deze onlineervaringen spelen een cruciale rol in het aanmoedigen van online bezoekers om de daadwerkelijke casino's te bezoeken bij hun volgende bezoek aan Friesland. De Invloed op Accommodaties Hotels en andere accommodaties in Friesland hebben ook de voordelen van deze manier van toerisme gezien. Door het gebruik van virtuele rondleidingen krijgen potentiële bezoekers een levensecht beeld van hun mogelijke verblijf. Deze ervaring, gecombineerd met de charme van Friesland zelf, inspireert en motiveert de toeristen om hun virtuele bezoeken om te zetten in fysieke reizen, wat leidt tot een toename van boekingen en een positieve impact op de winstgevendheid van deze bedrijven. Het Potentieel van Virtueel Toerisme Virtueel toerisme heeft niet alleen de manier waarop mensen reizen veranderd, maar het heeft ook nieuwe mogelijkheden geopend voor lokale bedrijven in Friesland. Het biedt een unieke kans om hun diensten en producten op de wereldmarkt te brengen zonder geografische beperkingen. De technologie biedt een platform voor lokale bedrijven om hun aanbod te tonen en op die manier nieuwe klanten aan te trekken. Het maakt het ook mogelijk om in te spelen op de groeiende vraag naar authentieke, lokale ervaringen. Het is duidelijk dat virtueel toerisme een aanzienlijke impact heeft op lokale bedrijven in Friesland. Het biedt nieuwe mogelijkheden en stimuleert de economische groei in de regio. Terwijl we deze nieuwe vorm van toerisme omarmen, is het essentieel om de voordelen ervan te maximaliseren en tegelijkertijd eventuele nadelen te minimaliseren. Het potentieel van virtueel toerisme is immens, en het zal interessant zijn om te zien hoe het zich verder ontwikkelt en welke andere innovatieve manieren bedrijven zullen vinden om er gebruik van te maken in de toekomst.

Friesland is een prachtige bestemming voor een zomerse vakantie. Met de uitgestrekte meren, historische steden en prachtige natuur biedt deze provincie eindeloze mogelijkheden voor ontspanning en avontuur. Maar zoals overal in Nederland, kan de aanwezigheid van wespen soms roet in het eten gooien. In dit artikel geven we je tips om zorgeloos te genieten van alles wat Friesland te bieden heeft, zonder last te hebben van deze zoemende zomergasten. Zomerse irritatie Wespen zijn vooral in de late zomer actief omdat ze dan op zoek gaan naar suikers om hun kolonie te voeden. Ze worden aangetrokken door zoete geuren en kleuren, wat verklaart waarom ze vaak opduiken tijdens picknicks of barbecues. Door te begrijpen waarom ze zich op bepaalde manieren gedragen, kun je beter voorbereid zijn op hun aankomst. Wespen zijn te herkennen aan hun geel-zwarte strepenpatroon en hun slanke taille. Om te voorkomen dat ze je gezellige bijeenkomsten volledig overnemen, is het belangrijk om voedsel afgedekt te houden, geen zoete drankjes in open glazen te laten staan en regelmatig afval op te ruimen. Draag bij voorkeur lichte kleding, omdat donkere kleuren wespen kunnen aantrekken. Effectieve wespenbestrijding Er zijn verschillende manieren om wespen op afstand te houden. Natuurlijke afweermiddelen zoals etherische oliën van pepermunt of eucalyptus kunnen helpen. Ook het ophangen van een nepnest kan wespen weghouden, omdat ze territoriaal zijn en niet in de buurt van andere nesten komen. In grotere steden zoals Rotterdam wordt vaak professionele wespenbestrijding Rotterdam ingeschakeld om overlast aan te pakken. Experts van dergelijke bedrijven hebben de kennis en middelen om wespennesten veilig te verwijderen zonder risico voor mens en milieu. Veilig genieten Friesland staat bekend om zijn prachtige buitenactiviteiten, van zeilen op de Friese meren tot fietsen door het pittoreske platteland. Om veilig van deze activiteiten te kunnen genieten, is het verstandig om altijd een wespenspray bij de hand te hebben. Vermijd het dragen van sterk geparfumeerde producten en wees extra voorzichtig met eten en drinken in de open lucht. Mocht je toch gestoken worden, blijf dan rustig. Verwijder de angel indien aanwezig en koel de plek met ijs of een koud kompres. Bij ernstige reacties of steken in mond of keel, zoek je onmiddellijk medische hulp. Het is altijd verstandig om een basisset EHBO-middelen bij je te hebben tijdens je verblijf op het platteland. Duurzame aanpak Voor een langetermijnoplossing zoeken wetenschappers naar duurzame methoden van wespenbeheersing. In steden als Den Haag wordt geëxperimenteerd met ecologische benaderingen voor wespen bestrijden Den Haag. De nieuwste methoden richten zich op het in balans brengen van het ecosysteem, waardoor de wespenpopulatie op natuurlijke wijze wordt gereguleerd. Of je nu gaat zeilen, een terrasje pakt in Leeuwarden of de Waddeneilanden bezoekt, met de juiste voorbereiding staat niets een heerlijke zomervakantie in de weg. Geniet van al het moois dat Friesland te bieden heeft en laat je niet weerhouden door deze zoemende zomergasten!

Friesland is zó anders dan alle andere Nederlandse provincies. De natuur, de steden en dorpjes, de bezienswaardigheden en de evenementen; Friesland verveelt nooit! Ga je dus voor een lang weekend naar Friesland of ben je van plan er een of zelfs meerdere weken te verblijven? Lees dan verder in dit artikel op ons Frieslandblog en laat de voorpret maar beginnen! Friesland bestemmingen kiezen In de zomermaanden is Friesland een zeer populaire bestemming als provincie. Uitgestrekte landschappen met uitdagende fietsroutes, dorpen waar je nog het karakter van vroeger terugziet en de rust van het platteland en de Nationale Parken, hebben een enorme aantrekkingskracht. Vraag je voor vertrek af wat voor soort verblijf je wenst en hoe lang je gaat, zodat je hier je Friese bestemming op af kunt stemmen. Wil je een stedenbezoek combineren met culinaire traktaties en Fries suikerbrood proeven? Of wil je rust afwisselen met sportieve activiteiten en in de buurt van de Friese meren? Tip van de redactie: door op alle knoppen in de menubalk van Friesland Wonderland te klikken en de inhoud te lezen, kun je je bestemming handig filteren! Accommodatie(s) in Friesland boeken Zodra je weet waar je naartoe wilt en of je één of meerdere plekken tijdens je verblijf wilt aandoen, begint de zoektocht naar een geschikte accommodatie. Wil je luxe of basic? Wil je volledig verzorgd in een Fries B&B of gezellig kamperen in je eigen vouwwagen? Van vakantiehuisjes met een houtgestookte hottub in de tuin tot authentieke hotels met bourgondische arrangementen en van je gehele verblijf kamperen bij de boer tot rondtrekken en elke avond van een andere accommodatie genieten; Friesland heeft voor ieder wat wils! Je reisbagage voor Friesland in orde maken Bestemming: check! Accommodatie: check! Tijd om je reisbagage klaar te maken en handige spulletjes te verzamelen! Veel mensen geven er bijvoorbeeld de voorkeur aan om hun eigen fiets mee te nemen. Friesland is fietsland bij uitstek en met een goede fietsendrager is je eigen fiets meenemen geen enkel probleem. Veel accommodaties beschikken ook over een veilige plek om je fiets te stallen. Houd daarbij wel rekening met het Hollandse weer en vergeet ook je poncho of regenpak niet. Zo kun je bij regen nog steeds het landschap verkennen. En wil je dit liever niet? Dan duik je een van de vele musea die Friesland rijk is in. Het weer kan echter ook fantastisch zijn. Daarom is ook je Friesland-vakantie niet compleet zonder een zonnebril en zonnebrandcrème. En draag je lenzen ? Neem dan voor de zekerheid een reservesetje mee, want met een bezoekje aan de Friese Waddeneilanden (zand), de zee of vele meertjes (water) en alle activiteiten die je er gaat ondernemen (zwemmen, zeilen, surfen, fietsen, wandelen), is een extra set contactlenzen of daglenzen specifiek voor jouw sportieve activiteit altijd handig!

Friesland staat bekend om zijn prachtige landschap en mooie natuur. Wandelen is dan ook een van de populairste activiteiten in de provincie. Er zijn verschillende wandelroutes die de moeite waard zijn om te ontdekken tijdens een vakantie in Friesland. In deze blog zetten we de mooiste wandelroutes voor je op een rijtje. Vanuit een huisje op een vakantiepark kunt u prima op pad in voor een mooie wandeltocht. Nationaal Park De Alde Feanen Nationaal Park De Alde Feanen is een prachtig natuurgebied in Friesland en is uitermate geschikt om te wandelen. Er zijn verschillende wandelroutes die je kunt volgen, variërend van een korte wandeling van 1,5 kilometer tot een lange wandeling van 10 kilometer. Tijdens de wandeling kom je langs verschillende soorten landschappen, zoals moerasgebieden, rietvelden en open water. Elfstedenpad Het Elfstedenpad is een langeafstandswandeling van 283 kilometer die langs de elf Friese steden loopt. Je kunt de wandeling in delen doen en er zijn verschillende startpunten. Tijdens de wandeling kom je langs mooie natuur, historische gebouwen en pittoreske dorpjes. Een echte aanrader voor de fanatieke wandelaars! Makkumerstrand Het Makkumerstrand is een prachtig natuurgebied aan de kust van Friesland en biedt mooie wandelroutes door de duinen en langs het strand. Je kunt hier genieten van de rust en het prachtige uitzicht over de Waddenzee. De Oude Venen De Oude Venen is een natuurreservaat bij Earnewâld en biedt mooie wandelroutes door het veenlandschap. Tijdens de wandeling kom je langs verschillende vogelsoorten en kun je genieten van de rust en stilte van het gebied. De Friese Wouden De Friese Wouden is een gebied met bossen, heidevelden en weilanden en biedt verschillende wandelroutes. Een van de mooiste wandelroutes is de Bosbergwandeling bij Appelscha. Tijdens de wandeling kom je langs de Bosberg, een heuvel van zo'n 25 meter hoog met een prachtig uitzicht over de omgeving. Wil je na een dag wandelen heerlijk ontspannen in een vakantiehuis of op een vakantiepark in Friesland? Er zijn verschillende mogelijkheden om te overnachten in de provincie. Een vakantiepark in Friesland biedt verschillende faciliteiten, zoals een zwembad, speeltuin en animatie voor kinderen. Een vakantiehuis in Friesland biedt meer privacy en rust. Er zijn verschillende vakantiehuizen te vinden in de natuur of aan het water. Ook België is een prachtige bestemming als u houdt van wandelen. Het landschap is er afwisselend en u kunt hier genieten van veel schitterende natuurgebieden en -parken. Wanneer je een huisje boekt op een vakantiepark in België heb je alle gelegenheid op dit mooie wandelland te ontdekken.

Op zoek naar een uniek dagje uit dat je nog lang zal bijblijven? Vergeet de standaard museumbezoeken en natuurwandelingen eens. Nederland heeft tegenwoordig zoveel meer te bieden! Ontdek hoe virtual reality en race experiences je dagje uit kunnen transformeren tot een onvergetelijk avontuur. De opkomst van unieke dagjes uit in Nederland De laatste jaren zien we een explosieve groei in het aanbod van bijzondere activiteiten voor dagjes uit. Steeds meer Nederlanders zijn op zoek naar ervaringen die net even anders zijn. En laten we eerlijk zijn: na de zoveelste boswandeling of stadsrondleiding ben je wel toe aan wat nieuws. Gelukkig spelen innovatieve ondernemers hier handig op in met activiteiten die je zintuigen prikkelen en je uit je comfortzone halen. Virtual reality, een nieuwe dimensie voor teambuilding Een van de meest interessante ontwikkelingen is de integratie van virtual reality in groepsactiviteiten. Maar wat is nu precies een vr bedrijfsuitje? Stel je voor: je zet een bril op en wordt plots getransporteerd naar een compleet andere wereld. Samen met je collega's los je puzzels op, versla je vijanden of bouw je een virtuele stad. De mogelijkheden zijn eindeloos! Naast VR-bedrijfsuitjes kunnen ook race experiences bijdragen tot een geweldige teamspirit. Racen als ultieme groepsactiviteit Voor wie houdt van snelheid en competitie, is een race experience de perfecte keuze. Het lijkt net alsof je echt in een Formule 1-bolide zit, waardoor het gevoel heel sterk het echte racegevoel benadert. De adrenalinekick van een race experience Een race experience biedt meer dan alleen snelheid. Het gaat om precisie, strategie en het verleggen van je grenzen. Je leert de fijne kneepjes van het racen, terwijl je in een veilige omgeving je grenzen verlegt. Het gevoel van controle over een krachtige machine geeft een ongeëvenaarde boost aan je zelfvertrouwen. Waarom racen perfect is voor groepen Racen is bij uitstek geschikt voor groepsuitjes, omdat het een gezonde competitie creëert. Het biedt gespreksstof voor de rest van de dag(en) en het is geschikt voor zowel beginners als ervaren coureurs, omdat je kunt racen in een veilige omgeving. Bovendien leert het je omgaan met stress en snelle beslissingen nemen. Hoe plan ik mijn dagje uit? Natuurlijk is het ook belangrijk om een aantal zaken in het achterhoofd te houden tijdens je dagje uit. Kies bijvoorbeeld een activiteit die past bij je groep, combineer verschillende ervaringen voor een gevarieerd programma en zorg voor voldoende tijd tussen activiteiten om na te praten. Vergeet ook zeker de innerlijke mens niet. Plan dus genoeg eet- en drinkmomenten in. Na bijvoorbeeld een VR-bedrijfsuitje is het belangrijk om ook even een wandeling te maken in de buitenlucht, om de geest terug wat op te frissen en terug in de realiteit te stappen. De toekomst van dagjes uit in Nederland De technologie blijft zich razendsnel ontwikkelen, dus er zullen alleen maar meer en leukere alternatieven verschijnen om er eens een dagje tussenuit te knijpen. We zien steeds meer crossovers tussen verschillende ervaringen. Denk bijvoorbeeld aan een VR escape room waarbij je ook fysieke puzzels moet oplossen, of een historische stadswandeling die wordt verrijkt met augmented reality. Toch zijn VR-bedrijfsuitjes en race experiences activiteiten die nog heel lang populair zullen blijven, omdat ze blijven prikkelen en leuk blijven om te doen. Kortom, of je nu een adrenalinejunkie bent, een technologieliefhebber of gewoon op zoek bent naar iets nieuws, technologie in combinatie met plezier beleven belooft in Nederland spannend en verrassend te worden. Blijf dus experimenteren en nieuwe ervaringen opdoen.

De aandacht voor seksuele gezondheid varieert sterk tussen de verschillende regio's in Nederland, waarbij landelijke gebieden vaak specifieke uitdagingen kennen. Deze gebieden, die even rijk zijn aan culturele tradities als aan natuurlijke schoonheid, hebben soms een afwijkende benadering van seksuele gezondheidszorg als gevolg van hun unieke sociale normen en beperkte toegang tot gezondheidsfaciliteiten. In veel gemeenschappen in de Nederlandse plattelandsgebieden zijn de onderwerpen rond seks en seksuele gezondheid nog steeds taboe. Dit kan gesprekken over onderwerpen, zoals seksueel overdraagbare aandoeningen (soa's) en preventieve maatregelen moeilijk maken. Maar het negeren van deze belangrijke gezondheidsaspecten kan leiden tot een verhoogd risico op gezondheidsproblemen in deze gemeenschappen. Toegankelijkheid van informatie en middelen in Friesland Bewustwording is de eerste stap naar verbetering. Voorlichting over seksuele gezondheid is van wezenlijk belang, vooral in gebieden waar misvattingen en stigma's overheersen. Het beschikbaar maken van betrouwbare informatie via toegankelijke kanalen is daarom van groot belang. In dit digitale tijdperk biedt internet een uitkomst, maar niet iedereen in landelijke gebieden heeft hier gemakkelijk toegang toe of vertrouwt op deze bronnen. Een tool die bijdraagt aan het verbeteren van de toegang tot seksuele gezondheidszorg is de zelftest soa. Deze test biedt mensen de mogelijkheid om op een discrete en snelle manier hun gezondheid te testen, zonder dat ze hiervoor lange afstanden hoeven af te leggen naar een kliniek of ziekenhuis. Dit kan vooral waardevol zijn in landelijke regio's waar de toegang tot gezondheidszorg beperkt is. Preventieve maatregelen en behandelingsopties Ook preventieve maatregelen zijn onmisbaar voor het behoud van seksuele gezondheid. Een van de effectiefste preventieve maatregelen tegen HIV is pre-exposure prophylaxis (PrEP). Door PrEP te gebruiken, kunnen mensen die een hoog risico lopen hun kans op het krijgen van HIV aanzienlijk verkleinen. Voor wie in een landelijk gebied woont, is het belangrijk om te weten dat prep bestellen kan via betrouwbare online kanalen, wat een goed alternatief biedt voor hen die geen directe toegang hebben tot lokale gezondheidsdiensten.Daarnaast zouden er meer mobiele gezondheidsdiensten moeten komen die periodiek plattelandsgemeenschappen kunnen bezoeken. Deze kunnen helpen om ter plaatse tests uit te voeren, voorlichting te geven en behandelingsopties aan te bieden aan mensen die anders misschien geen hulp zouden zoeken. Rekening houden met cultuurverschillen Het is belangrijk om rekening te houden met cultuurverschillen bij het aankaarten van seksuele gezondheid. Programma's die ontworpen zijn met respect voor een regionale cultuur zijn vaak effectiever, omdat ze rekening houden met specifieke sociaal-culturele factoren die gedrag beïnvloeden. Samenwerking met lokale gemeenschapsleiders en organisaties kan helpen om boodschappen beter af te stemmen op de doelgroep. Zo kan er dan effectiever worden gecommuniceerd over moeilijke onderwerpen, zoals seksuele gezondheid. Seksuele gezondheid is een belangrijk aspect van het algemene welzijn dat niet genegeerd mag worden, ongeacht waar je woont. Door bewustmaking te vergroten en toegang tot zorg te verbeteren, kunnen we samenwerken aan een gezondere samenleving, zowel in de stedelijke als in de landelijke regio's van ons prachtige landje.

Inleiding Welkom bij dit artikel over het isoleren van woningen in Friesland! Als trotse eigenaar van een huis in deze prachtige provincie, begrijp je vast het belang van een comfortabele en energiezuinige leefomgeving. Het isoleren van je woning kan je helpen om warmteverlies te verminderen, energie te besparen en uiteindelijk je energierekening te verlagen. In dit artikel zullen we dieper ingaan op de verschillende isolatiemogelijkheden en hoe je kunt profiteren van een goed geïsoleerd huis in Friesland. 1. Waarom woningisolatie belangrijk is Het isoleren van je woning in Friesland is van cruciaal belang, vooral vanwege het koude klimaat in de regio. Door je huis goed te isoleren, voorkom je dat koude lucht van buiten naar binnen dringt en dat kostbare warmte ontsnapt. Dit leidt tot een aanzienlijke vermindering van je stookkosten en een comfortabelere leefomgeving. 2. De voordelen van woningisolatie 2.1 Energiebesparing Met een goed geïsoleerde woning in Friesland kun je aanzienlijk besparen op je energierekening. Door warmteverlies te minimaliseren, hoef je minder te verwarmen en bespaar je energie, wat niet alleen goed is voor je portemonnee maar ook voor het milieu. 2.2 Verhoogd comfort Een goed geïsoleerde woning zorgt voor een gelijkmatige en aangename temperatuur in alle kamers. Geen koude tocht meer langs de ramen en geen last meer van koude vloeren. Geniet van een behaaglijk en comfortabel huis, ongeacht het seizoen. 2.3 Geluidsisolatie Woningisolatie heeft niet alleen betrekking op thermische isolatie, maar het kan ook helpen om geluid van buitenaf te verminderen. Dit is vooral handig als je in een drukke buurt woont of dichtbij een snelweg. 3. Verschillende soorten woningisolatie Er zijn verschillende soorten isolatiematerialen die je kunt gebruiken om je huis in Friesland goed te isoleren. Hier zijn enkele populaire opties: 3.1 Glasvezelisolatie Glasvezelisolatie is een veelgebruikte en kosteneffectieve manier om je huis te isoleren. Het isoleert goed en is brandwerend, waardoor een glaswol rol een veilige keuze is voor woningisolatie. 3.2 Spouwmuurisolatie Spouwmuurisolatie is ideaal voor huizen met een spouw (ruimte tussen de binnen- en buitenmuur). Door deze ruimte op te vullen met isolatiemateriaal, voorkom je warmteverlies. 3.3 Dakisolatie Dakisolatie is een belangrijke vorm van isolatie, omdat warmte vaak via het dak ontsnapt. Het isoleren van je dak kan een groot verschil maken in je energieverbruik en RD waarde. 4. Isolatiepremies in Friesland Als je overweegt je woning in Friesland te isoleren, is het goed om te weten dat er verschillende isolatiepremies beschikbaar zijn. Deze premies kunnen je helpen de kosten van de isolatiewerken te verlagen en je investering sneller terug te verdienen. 5. De juiste isolatiespecialist kiezen Het kiezen van de juiste isolatiespecialist is van vitaal belang om ervoor te zorgen dat de isolatiewerken efficiënt en professioneel worden uitgevoerd. Doe grondig onderzoek, vraag naar referenties en kies voor een betrouwbare en ervaren professional. Conclusie Het isoleren van je woning in Friesland is een verstandige investering die op de lange termijn vele voordelen oplevert. Van energiebesparing tot verhoogd comfort, woningisolatie is een stap in de goede richting voor een duurzamere en aangenamere leefomgeving. Aarzel niet langer en neem de eerste stap naar een beter geïsoleerd huis in Friesland!

Nederland zit vol verborgen parels, van schilderachtige dorpjes en uitgestrekte natuurgebieden tot bruisende steden met een rijke historie. Hoewel het openbaar vervoer ons ver brengt, biedt de vrijheid van een eigen auto ongekende mogelijkheden. Spontaan een weekend weg, een afgelegen wandelroute ontdekken of simpelweg efficiënter uw dagelijkse bezigheden regelen; een auto staat voor velen synoniem voor onafhankelijkheid en avontuur. De aanschaf van een nieuwe of betrouwbare tweedehands auto is echter een flinke investering. De vraag die dan al snel opkomt, is hoe u deze aankoop het beste kunt financieren. Een weloverwogen beslissing op dit gebied zorgt ervoor dat u niet alleen nu, maar ook in de toekomst zorgeloos van uw mobiliteit kunt genieten. Waarom een Eigen Auto Nog Steeds Aantrekkelijk is In een tijd van deeleconomie en uitstekend openbaar vervoer, blijft de aantrekkingskracht van een eigen auto onverminderd groot. Het gemak om te gaan en staan waar en wanneer u wilt, is onbetaalbaar. U bent niet langer afhankelijk van dienstregelingen en kunt uw reizen volledig naar eigen wens inrichten. Dit opent de deur naar het verkennen van plekken die minder goed bereikbaar zijn, waardoor u het land op een unieke manier kunt ervaren. Bovendien biedt een auto praktische voordelen in het dagelijks leven. Denk aan het doen van zware boodschappen, het vervoeren van kinderen naar sportclubs of het bezoeken van familie die verder weg woont. De auto is voor veel huishoudens een onmisbaar onderdeel van de logistieke planning. De Financieringspuzzel: Lenen of Sparen? De ideale manier om een auto te kopen is natuurlijk met gespaard geld. U betaalt geen rente en bent direct volledig eigenaar. Toch is dit niet voor iedereen haalbaar of wenselijk. Het kan jaren duren om het benodigde bedrag bij elkaar te sparen, terwijl de behoefte aan een (nieuwe) auto nu al bestaat. Bovendien kan het onverstandig zijn om uw volledige spaarbuffer in één keer uit te geven. Een lening kan dan een verstandige oplossing zijn. Hiermee kunt u de kosten spreiden over een langere periode, waardoor de aankoop financieel behapbaar wordt. U betaalt maandelijks een vast bedrag, wat zorgt voor duidelijkheid en stabiliteit in uw budget. Zo kunt u direct genieten van uw nieuwe auto, terwijl u uw spaargeld achter de hand houdt voor onverwachte uitgaven. Stappenplan voor een Verantwoorde Autolening Het afsluiten van een lening is een serieuze financiële verplichting. Een goede voorbereiding is daarom van groot belang. Met een duidelijk stappenplan zorgt u ervoor dat u een lening kiest die perfect aansluit bij uw persoonlijke en financiële situatie. Zo voorkomt u verrassingen en houdt u de controle. Bepaal uw maximale leenbedrag op basis van uw budget. Kijk kritisch naar uw maandelijkse inkomsten en uitgaven om te zien welk bedrag u realistisch gezien kunt missen. Kies de juiste leenvorm die bij uw situatie past. Een persoonlijke lening met een vaste rente en looptijd biedt de meeste zekerheid voor de financiering van een auto. Let goed op de rente en de totale kosten van de lening. Een lage rente is aantrekkelijk, maar kijk altijd naar het totaalbedrag dat u aan het einde van de rit betaalt. Controleer de voorwaarden, zoals de looptijd en de mogelijkheid om boetevrij extra af te lossen. Flexibiliteit kan in de toekomst veel voordeel opleveren. Een lening is meer dan alleen een rentepercentage. Aanbieders verschillen in voorwaarden, service en flexibiliteit. Neem daarom de tijd voor het Vergelijken van een autolening bij verschillende partijen. Een grondige vergelijking kan u op de lange termijn honderden of zelfs duizenden euro's besparen en zorgt ervoor dat u een deal sluit die echt bij u past. De Cijfers Duidelijk Krijgen Voordat u een handtekening zet, is het belangrijk om volledig inzicht te hebben in de financiële gevolgen van uw lening. De hoogte van uw maandbedrag wordt bepaald door het leenbedrag, de rente en de gekozen looptijd. Een langere looptijd resulteert in lagere maandlasten, maar betekent vaak dat u over de gehele periode meer rente betaalt. Een online een autolening berekenen geeft u direct een helder beeld van wat u kunt verwachten. Hiermee kunt u verschillende scenario's doorrekenen en ontdekken welke combinatie van bedrag en looptijd het beste binnen uw budget past. Uw Volgende Stap naar Mobiele Vrijheid De aanschaf van een auto is een spannende stap die de deur opent naar nieuwe avonturen en meer flexibiliteit in uw dagelijks leven. Een verstandige financiering vormt de basis voor jarenlang onbezorgd rijplezier. Door uw budget zorgvuldig te bepalen, verschillende opties te vergelijken en de financiële details goed te begrijpen, legt u een solide fundament voor uw aankoop. Met de juiste voorbereiding kunt u vol vertrouwen de weg op. Neem de tijd om u goed te informeren en maak een keuze die u niet alleen vandaag, maar ook in de toekomst de vrijheid geeft waar u naar op zoek bent. Uw volgende avontuur wacht op u.

Golfen in Friesland is een unieke ervaring die je niet mag missen. Deze provincie, met zijn uitgestrekte groene weiden, pittoreske dorpjes en rustige sfeer, biedt golfers van alle niveaus de mogelijkheid om te genieten van de sport te midden van adembenemende natuurlijke schoonheid. In dit artikel nemen we je mee op een golfavontuur door Friesland, waarbij we de beste golfbanen, de rijke geschiedenis van golfen in de regio, en praktische tips voor een onvergetelijke golfervaring bespreken. De geschiedenis van golfen in Friesland De oorsprong van golf in Friesland Golfen heeft diepe wortels in Friesland, met historische documenten die teruggaan tot de 16e eeuw. De Friezen hebben altijd al een passie gehad voor buitensporten, en golfen werd al snel een geliefde activiteit onder de lokale bevolking. Moderne golfclubs In de 20e eeuw kende golf in Friesland een heropleving, met de oprichting van moderne golfclubs zoals de Leeuwarder Golfclub en de Golfclub Gaasterland. Deze clubs bieden state-of-the-art faciliteiten en uitdagende golfbanen te midden van de prachtige Friese natuur. De beste golfbanen in Friesland Leeuwarder Golfclub De Leeuwarder Golfclub is een van de oudste golfclubs in Friesland en staat bekend om zijn uitdagende 18-holes golfbaan. Omgeven door weelderige bossen en meren, biedt deze golfbaan een perfecte mix van natuurlijke schoonheid en golfplezier. Golfclub Gaasterland De Golfclub Gaasterland ligt aan de oevers van het IJsselmeer en biedt golfers een unieke ervaring met uitzicht op het water. De 18-holes golfbaan is strategisch ontworpen om spelers van alle niveaus uit te dagen. Golf & Country Club Lauswolt Deze exclusieve golfclub ligt in het hart van Friesland en biedt golfers een onvergetelijke ervaring. Met een prachtige 18-holes golfbaan en luxe voorzieningen is dit een must-visit voor golfliefhebbers. Tips voor een geweldige golfervaring Zorg ervoor dat je van tevoren een tee time reserveert, vooral tijdens het drukke zomerseizoen, om teleurstelling te voorkomen. Breng je eigen golfclubs mee of huur ze ter plaatse. Zorg ervoor dat je geschikte kleding draagt en de regels van de golfclub volgt. Kies voor een taylormade golftas of een waterdichte golftas tijdens de regenachtige dagen in Friesland. Na een rondje golf kun je genieten van de heerlijke Friese keuken in de nabijgelegen restaurants. Probeer eens een traditionele Friese lekkernij, zoals suikerbrood. Een unieke golfervaring in Friesland Golfen in Friesland is meer dan alleen een sport. Het is een kans om te genieten van de rust en schoonheid van het Friese landschap terwijl je golfvaardigheden aanscherpt. Of je nu een ervaren golfer bent of net begint, Friesland biedt voor ieder wat wils. Golfen in Friesland is een betoverende ervaring die je niet mag missen. Met schilderachtige golfbanen, een rijke geschiedenis en de unieke Friese gastvrijheid, belooft deze provincie een golfavontuur dat je voor altijd zult koesteren.

Wanneer je net je eerste auto hebt kan het moeilijk zijn om een autoverzekering te kiezen. Er zijn namelijk enorm veel verzekeringen waar je uit kan kiezen. Toch willen meeste mensen een goedkope autoverzekering, zodat ze geld over hebben. Het afsluiten van je autoverzekering is echter niet iets dat je zomaar even snel zou moeten doen. Het is belangrijk rekening te houden met wat je nodig hebt en waar je voor wilt betalen. In dit artikel kijken we naar hoe een autoverzekering in elkaar zit, zodat jij de beste keuze kan maken tijdens het afsluiten van je autoverzekering! Wat beïnvloedt een autoverzekering? Een autoverzekering wordt door enorm veel factoren beïnvloed. Dit zie je voornamelijk aan het maandelijkse bedrag dat je betaald.  Allereerst wordt er gekeken naar je leeftijd. Ben je jonger dan vijfentwintig jaar of ben je beginnend bestuurder? Dan zal je autoverzekering duurder zijn dan iemand die vijftig is en 30 jaar rijervaring heeft. Hoe komt dit? Dit heeft te maken met je ervaring. Hoe meer ervaring je hebt hoe lager je maandelijkse bedrag is. Verder bouw je ook schadevrije jaren op als je rijdt. Heb je bijvoorbeeld al twintig jaar geen ongeluk gehad? Dan zal je maandbedrag lager zijn dan iemand die elk jaar schade rijdt. Je autoverzekering vergoedt namelijk je schade en hoe vaker je schade moet melden, hoe hoger je termijnbedrag wordt. Je verzekeraar neemt ook in acht waar je woont. In dichtbevolkte gebieden zal het bijvoorbeeld veel duurder zijn om een auto te nemen. Dit komt, omdat er meer kans is op schade dan in dunbevolkte gebieden. Woon je dus in een klein dorpje in Friesland? Dan zal je maandbedrag veel lager zijn dan bijvoorbeeld wanneer je woont aan de grachten van Amsterdam. Soort autoverzekering Nu je een beetje weet wat beslist hoe duur je autoverzekering wordt kan je kijken naar het soort autoverzekeringen. Er worden bij elke verzekeraar twee tot drie verzekeringen aangeboden. Dit is de WA verzekering, de WA plus verzekering en de all-risk verzekering. Een WA verzekering is voor elke auto in Nederland verplicht. Het is te vergelijken met een basis pakket. Voor een WA plus verzekering kan je dus verwachten dat dit bestaat uit het basis pakket met extra toevoegingen. Ten slotte, is een all-risk verzekering een autoverzekering waar je verzekerd bent voor alle schade die er aan je auto ontstaat of aan een andere auto ontstaat die jij met jouw auto hebt veroorzaakt.

Virtual Reality (VR) heeft de manier waarop we de digitale wereld waarnemen en ermee omgaan veranderd en biedt meeslepende ervaringen die verder gaan dan traditionele schermen. Laten we ons verdiepen in de fascinerende wereld van VR en de verschillende toepassingen, werking, voordelen, uitdagingen en veelbelovende toekomst ervan ontdekken. Inleiding tot Virtual Reality (VR) Op het gebied van technologie onderscheidt Virtual Reality (VR) zich als een baanbrekende innovatie die gebruikers meeneemt naar een gesimuleerde omgeving, waarbij de grenzen tussen het echte en het digitale vervagen. Het ontstaan van VR gaat terug tot het einde van de 20e eeuw, met een geleidelijke evolutie die heeft geleid tot de creatie van geavanceerde VR-systemen zoals we die vandaag de dag kennen. De evolutie van VR-technologie Van rudimentaire VR prototypes tot de slanke en krachtige apparaten die vandaag beschikbaar zijn, de evolutie van VR technologie is opmerkelijk geweest. In dit gedeelte worden de belangrijkste mijlpalen in de ontwikkeling van VR beschreven, met de nadruk op de technologische vooruitgang die de groei heeft gestimuleerd. Toepassingen van virtual reality VR in Gaming Een van de meest prominente toepassingen van VR is in de game-industrie, waar gebruikers zichzelf kunnen onderdompelen in fascinerende virtuele werelden. In dit gedeelte wordt onderzocht hoe VR een revolutie teweeg heeft gebracht in game-ervaringen, door een niveau van betrokkenheid en realisme te bieden dat voorheen ondenkbaar was. VR in de gezondheidszorg In de gezondheidszorg heeft VR bewezen een waardevol hulpmiddel te zijn voor het trainen van medische professionals, het simuleren van operaties en zelfs als hulp bij therapie. We zullen ons verdiepen in de manieren waarop VR een significante impact heeft op de gezondheidszorg. VR in het onderwijs Het onderwijs heeft VR omarmd om leerervaringen te verbeteren en biedt studenten virtuele excursies, interactieve simulaties en meeslepende historische reënactments. Ontdek hoe VR het onderwijslandschap een nieuwe vorm geeft. VR in bedrijf en opleiding Bedrijven gebruiken VR voor training van werknemers, product simulaties en virtuele vergaderingen. Deze sectie belicht de praktische toepassingen van VR in de bedrijfswereld. Hoe virtuele realiteit werkt Immersieve omgevingen Centraal in de VR-ervaring staat de mogelijkheid om omgevingen te creëren die de realiteit nabootsen. Dit deel legt de technologieën uit die betrokken zijn bij het genereren van levensechte virtuele omgevingen. Headsets en controllers De hardwarecomponenten, zoals headsets en controllers, spelen een cruciale rol in het faciliteren van gebruikersinteractie met de virtuele wereld. We bespreken de ontwikkelingen op het gebied van VR-hardware en hun invloed op gebruikerservaringen. Voordelen van Virtual Reality Verbeterde leerervaring VR heeft bewezen een effectief hulpmiddel te zijn voor het verbeteren van het leerproces door middel van praktijkervaringen en simulaties. Leer hoe VR het onderwijs verandert door complexe concepten tastbaar te maken. Realistische simulaties In verschillende industrieën wordt VR gebruikt voor realistische simulaties, van piloot training tot architectonisch ontwerp. Deze sectie onderzoekt hoe VR simulaties bijdragen aan het ontwikkelen van vaardigheden en het oplossen van problemen. Ook in de detailbranche wordt steeds meer ingezet op Virtual Reality, zoals The Park Playground. Virtual Reality Eindhoven of VR Den Haag is al mogelijk om een echte VR game te bezoeken. Entertainment en betrokkenheid Naast onderwijs en training biedt VR ongeëvenaarde entertainment ervaringen. Ontdek hoe VR entertainment opnieuw definieert, van virtuele concerten tot meeslepende verhalen. Uitdagingen en zorgen in virtuele realiteit Bewegingsziekte Ondanks de voordelen is VR niet zonder uitdagingen. Bewegingsziekte is een veelvoorkomend probleem waar sommige gebruikers last van hebben. We bespreken de factoren die bijdragen aan bewegingsziekte en mogelijke oplossingen. Toegankelijkheid Het waarborgen van toegankelijkheid voor alle gebruikers blijft een uitdaging in het VR-landschap. Dit deel onderzoekt de inspanningen om VR meer inclusief en toegankelijk te maken voor een divers publiek. Ethische zorgen Naarmate VR meer geïntegreerd wordt in het dagelijks leven, komen er ethische overwegingen bij kijken. Dit deel gaat in op privacykwesties, ethische dilemma's en de noodzaak van verantwoorde VR ontwikkeling. De toekomst van virtual reality Technologische vooruitgang De toekomst van VR biedt spannende mogelijkheden dankzij de voortdurende technologische vooruitgang. Ontdek de baanbrekende ontwikkelingen die VR-ervaringen naar nieuwe hoogten zullen brengen. Naast de huidige toepassingen heeft Virtual Reality het potentieel om verschillende industrieën te transformeren. 

Ik loop al een tijdje met het idee om een blog te schrijven over de McDonalds vestiging die recent bij Dokkum is geopend. Ik kom uit de regio en ken Dokkum als geen ander. Geen moment heb ik eraan gedacht dat Dokkum ooit een vestiging van McDonalds zou krijgen. Deze fastfood restaurants lijken voorbestemd voor grotere plaatsen met meer inwoners en verkeer dan Dokkum te bieden heeft. Desondanks, op 13 december 2021 is McDonalds Dokkum officieel geopend en naar het schijnt is het een succes.  De directe aanleiding voor deze blog was daarentegen een bezoek het afgelopen weekend aan een boerenmarkt in Joure. Lokale boeren brachten hun waren aan de man. Het was fantastisch om te zien welke mooie producten vlak om de hoek door boeren worden geproduceerd. Je kon er allerlei melk- en vleesproducten krijgen maar ook groenten, aardappelen en al het andere dat het goed doet op de koude Friese grond. Deze boerenmarkten schieten als paddenstoelen uit de grond en vormen meer en meer een beter, voordeliger en gezonder alternatief voor de supermarkt. Heeft het een met het ander te maken? Voor mij staan de fenomenen McDonalds en de supermarkt symbool voor schaalvergroting en globalisering. Kan het voorgaande betekenen dat de schaalvergroting en globalisering inmiddels wel zo'n beetje klaar is en mogelijk zelfs op haar retour? Wie weet. Hoe dan ook. Het doet me denken aan het jaar 755. In dat jaar werd Bonifatius bij Dokkum vermoord. De beste man was naar het verre en koude Friesland gekomen om de lokale Friese bevolking te bekeren tot het christendom. Hij was (vrij geïnterpreteerd) bezig met de schaalvergroting en globalisering van het christelijke geloof. Hij heeft het met de dood moeten bekopen. Niet ver van de plaats waar nu de laatste McDonalds van Friesland staat.

Leeuwarden, de trotse hoofdstad van Friesland, is niet alleen een historische parel met prachtige architectuur, het is ook een stad die na zonsondergang tot leven komt. Of je nu op zoek bent naar een gezellig café, een swingende club of een rustige wijnbar: Leeuwarden biedt het allemaal. Maar voordat we duiken in het nachtleven, een tip voor degenen die overwegen zich hier te vestigen. Als je overweegt om in deze bruisende stad te gaan wonen, is het essentieel om je te verdiepen in de huurmogelijkheden. Leeuwarden heeft diverse woonopties, zowel in het centrum als daarbuiten. Lees hier meer als je interesse hebt in een uitgebreid overzicht van alle beschikbare huurwoningen in Leeuwarden, wie weet vind je wel je droomwoning vlakbij je nieuwe favoriete uitgaansplek! Kroegen en cafés: Begin de avond goed In Leeuwarden hoef je nooit ver te lopen voor een gezellige kroeg. Het Ruiterskwartier, gelegen in het hart van de stad, is dé plek voor een drankje en een goed gesprek. Hier vind je zowel traditionele kroegen als moderne cafés. Naast de bekende bieren kun je hier ook kennis maken met een lokaal Fries biertje, zoals het Frysk Skum of de Grutte Pier. Ben je meer een liefhebber van speciaalbieren? Er zijn diverse café's die een uitgebreid assortiment aanbieden, waar je de hele avond kunt proeven en genieten. Clubs: Dans de nacht weg Leeuwarden heeft voor de dansliefhebbers genoeg te bieden. Naast de bekende Club Red met zijn geweldige lichtshows en top-DJ's, zijn er nog talloze andere plekken om je dansmoves te laten zien. De Neushoorn is niet alleen een club, maar ook een cultureel centrum waar je kunt genieten van live muziek, kunst en andere evenementen. Club Hemingway daarentegen staat bekend om zijn elegante inrichting en exclusieve feesten. Of je nu houdt van techno, R&B of de klassieke jaren '80 en '90 hits, in Leeuwarden vind je zeker een club die bij jouw muzieksmaak past. Wijnbars en lounges: Voor de rustige avondjes Mocht je behoefte hebben aan een rustigere setting, dan zijn de wijnbars en lounges in Leeuwarden een uitstekende keuze. 'De Dikke van Dale' is niet alleen een wijnbar in een historisch pand, maar heeft ook een intieme sfeer waar je je al snel thuis voelt. Hier kun je genieten van een selectie wijnen van over de hele wereld, van een volle Franse Bordeaux tot een sprankelende Italiaanse Prosecco. En voor de liefhebbers van cocktails zijn er lounges zoals 'Bar Roest', waar je kunt genieten van klassiekers en nieuwe creaties in een hippe omgeving. Live muziek: Voor de echte muziekliefhebbers In Leeuwarden bruist het van de live muziek. Of je nu houdt van rock, jazz of pop, je vindt het hier allemaal. Podium Asteriks is gevestigd in een oude gevangenis en biedt een unieke ervaring met zijn historische setting. Poppodium Neushoorn, naast een club, is ook een creatieve broedplaats waar muziek, kunst en cultuur samenkomen. Daarbij heeft de stad tal van kleinere café's en bars die regelmatig live bands en artiesten programmeren, wat de stad een echte muzikale smeltkroes maakt. Denk aan Café Scooters, waar regelmatig rock- en popbands optreden. Evenementen: Er is altijd iets te doen Het evenementenaanbod in Leeuwarden is divers en boeiend. Naast de Nacht van Leeuwarden en de Leeuwarder Uitmarkt kun je genieten van het jaarlijkse Fries Straatfestival waar artiesten uit alle windstreken optreden. En in de winter wordt de stad omgetoverd tot een magische plek met het Lichtfestival. Prachtige hotels: Overnachten in stijl Na een avond vol entertainment wil je natuurlijk comfortabel kunnen overnachten. Leeuwarden herbergt enkele prachtige hotels. Hotel Post-Plaza, gevestigd in een voormalig postkantoor, biedt luxe en geschiedenis in één. Of wat dacht je van het Stenden Hotel, waar studenten je op professionele wijze in de watten leggen? En voor wie op zoek is naar een echt unieke ervaring is er het Alibi Hostel, een hotel gevestigd in de voormalige gevangenis van Leeuwarden. Conclusie Of je nu een inwoner bent of gewoon op bezoek, het nachtleven van Leeuwarden en de overnachtingsmogelijkheden hebben voor elk wat wils. En mocht je overwegen je permanent in deze bruisende stad te vestigen, duik dan zeker in de huurmogelijkheden. Leeuwarden verwelkomt je met open armen!

Bij Makkum en Breezanddijk staat een van de grootste windparken van Friesland pontificaal in het IJsselmeer. Het heet Windpark Fryslân. Ze hebben er, ter lering en vermaak, een speciale website voor gemaakt waarop je van alles kunt lezen over het windpark. Zo lees je dat het bestaat uit 89 windturbines bijna 150 kilometer kabel, een transformatorstation en een natuureiland. Het laatste was me nog niet opgevallen moet ik eerlijk bekennen. Ik zal de volgende keer beter opletten als ik over de afsluitdijk rijd. Persoonlijk heb ik het niet zo op met windturbines omdat ze nogal een aanslag zijn op het landschap. Volgens mij zijn er betere, mooiere en meer toekomstbestendige oplossingen, maar dat terzijde. Wat ik wel kwijt moet is dat ik een tijdje terug iets heb gelezen in Leeuwarder Courant over hoeveel geld je wel niet kunt verdienen met windmolens. Als voorbeeld werd Windpark Fryslân aangehaald. De details ben ik vergeten maar het ging om honderden miljoenen schone winst per jaar! De provincie Fryslân pikt een graantje mee naar het schijnt. Daar gaan ze ter compensatie vast mooie dingen mee doen voor de rest van het Friese landschap. Waar het geld vandaan komt stond er niet bij. Maar hoe dan ook, het windpark legt dus geen windeieren voor de betrokken partijen. Laat ik gisteren nou net terplekke zijn als er een gigantische regenboog neerdaalt midden in Windpark Fryslân. Ik meen me te herinneren dat er aan het eind van de regenboog een pot met goud staat. Tsja, dat geeft te denken.

Poker is een spel dat al eeuwenlang mensen over de hele wereld vermaakt. Met de opkomst van het internet is poker ook online op Casino777 enorm populair geworden. Er zijn talloze varianten van poker beschikbaar om online te spelen, elk met zijn eigen unieke kenmerken en uitdagingen. Wil je ze allemaal een keer proberen? We hebben dan een handig lijstje gemaakt zodat je precies weet welke soorten poker verkrijgbaar zijn op het internet. Texas Hold'em: Texas Hold'em is veruit de meest populaire vorm van poker, zowel online als offline. Als iemand zegt dat hij/zij poker speelt dan is de kans extreem groot dat het Texas Hold’em is. In deze variant krijgt elke speler twee gesloten kaarten, waarna er vijf open kaarten op tafel worden gelegd. Spelers moeten de beste hand van vijf kaarten maken door hun twee kaarten te combineren met de kaarten op tafel. Texas Hold'em vereist strategie, bluffen en een goed begrip van kansen en handwaarden. Omaha: Omaha is vergelijkbaar met Texas Hold'em, maar met een belangrijk verschil: spelers krijgen vier gesloten kaarten in plaats van twee. Net als bij Texas Hold'em worden er vijf gemeenschappelijke kaarten op tafel gelegd. Echter, in Omaha moeten spelers precies twee van hun vier hole cards gebruiken in combinatie met drie van de vijf gemeenschappelijke kaarten om hun hand te vormen. Deze extra hole card zorgt voor meer actie en grotere handen, wat Omaha tot een spannende variant maakt. Seven Card Stud: Seven Card Stud is een meer traditionele vorm van poker die nog steeds populair is, zowel online als in live toernooien. In deze variant krijgt elke speler zeven kaarten, waarvan er vier gesloten en drie open worden gedeeld. Spelers moeten de beste vijfkaartshand maken met behulp van hun zeven kaarten. Seven Card Stud vereist een goed geheugen en het vermogen om de kaarten van tegenstanders te lezen, aangezien sommige kaarten open liggen en andere verborgen blijven. Razz: Razz is een vorm van stud poker waarbij het doel is om de laagste hand te maken in plaats van de hoogste. Spelers krijgen zeven kaarten, waarvan er drie gesloten en vier open zijn. In tegenstelling tot traditionele pokerhanden, wint de laagste hand bij Razz. Aangezien straten en flushes niet meetellen tegen de speler en azen altijd laag zijn, is het vormen van een lage hand de sleutel tot succes in deze variant. Pot Limit Omaha (PLO): Pot Limit Omaha is een variatie op de standaard Omaha-regels, maar met een twist: spelers kunnen inzetten tot het bedrag dat op dat moment in de pot zit. Dit zorgt voor meer actie en grotere potten, omdat spelers agressiever kunnen inzetten in vergelijking met de standaard Omaha. PLO vereist een goed begrip van pot odds en handwaarden, evenals het vermogen om snel te reageren op veranderende situaties aan tafel. Fast-Fold Poker: Fast-Fold Poker, zoals Zoom Poker op PokerStars of Rush Poker op Full Tilt, is een opwindende variant die spelers in staat stelt om direct naar een nieuwe hand te gaan zodra ze folden, in plaats van te wachten tot de huidige hand is afgelopen. Dit zorgt voor een sneller tempo en meer actie, waardoor spelers meer handen kunnen spelen in een kortere tijdspanne. Concluderend zijn er talloze varianten van poker beschikbaar om online te spelen, elk met zijn eigen unieke kenmerken en uitdagingen. Of je nu een beginner bent die de basis wil leren of een doorgewinterde pro die op zoek is naar nieuwe uitdagingen, er is altijd een variant van poker die bij je past. Dus waar wacht je nog op? Schuif aan bij de virtuele tafels en laat de kaarten spreken!

Afrika, een continent vol contrasten en ongerepte schoonheid, nodigt avontuurlijke reizigers uit om haar geheimen te ontdekken. Twee landen die de essentie van Afrika belichamen zijn Zuid-Afrika en Tanzania. Een rondreis door deze landen biedt een unieke kans om de diversiteit van het continent te ervaren, van bruisende steden tot uitgestrekte savannes. Een land van contrasten Zuid-Afrika staat bekend om zijn adembenemende landschappen en rijke culturele erfgoed. Van de iconische Tafelberg in Kaapstad tot de ruige kustlijn van de Tuinroute, het land biedt een visueel spektakel voor elke reiziger. De rondreis Zuid-Afrika is niet compleet zonder een bezoek aan het beroemde Kruger National Park, waar je de kans hebt om de 'Big Five' in het wild te spotten. Naast de natuurlijke wonderen is Zuid-Afrika een smeltkroes van culturen. Bezoek de levendige townships, proef de lokale wijnen in Stellenbosch, of duik in de geschiedenis van het land in het Apartheidsmuseum in Johannesburg. De diversiteit van Zuid-Afrika zorgt ervoor dat elke dag van je reis een nieuwe ontdekking brengt. Savanne en serengeti Tanzania is synoniem met safari-avonturen en ongerepte wildernis. Het hart van het land is de Serengeti, bekend om de grote migratie van wildebeesten en zebra's. Een rondreis Tanzania biedt de kans om dit natuurwonder van dichtbij te beleven, samen met bezoeken aan andere iconische locaties zoals de Ngorongoro-krater en het Tarangire National Park. Maar Tanzania heeft meer te bieden dan alleen natuur. De exotische specerijeneilanden van Zanzibar vormen een perfect contrast met de ruige schoonheid van het vasteland. Hier kun je ontspannen op parelwitte stranden, snorkelen in kristalhelder water en de rijke geschiedenis van Stone Town verkennen. Praktische tips voor je Afrikaanse avontuur Om alles uit je rondreis te halen, is een goede voorbereiding essentieel. Hier zijn enkele praktische tips om in gedachten te houden. Wat betreft de beste reistijd, is de periode van mei tot september ideaal voor een bezoek aan Zuid-Afrika, terwijl juni tot oktober de beste maanden zijn voor het spotten van wilde dieren in Tanzania. Op het gebied van gezondheid en veiligheid is het belangrijk om de juiste vaccinaties te halen en malariatabletten mee te nemen, vooral als je naar Tanzania reist. Wat de paklijst betreft, zorg ervoor dat je een verrekijker meeneemt, zonnebrandcrème voor bescherming tegen de zon, en lichte, ademende kleding in neutrale kleuren voor safari's. De onvergetelijke ervaringen van een Afrikaanse rondreis Een rondreis door Zuid-Afrika en Tanzania biedt ervaringen die je voor altijd zullen bijblijven. Of je nu geniet van een cocktail in de Afrikaanse bush, oog in oog staat met een olifant, of de zonsondergang bewondert over de eindeloze vlaktes van de Serengeti, deze reizen zullen je perspectief op de wereld veranderen. De combinatie van adembenemende natuur, fascinerende culturen en onvergetelijke dierervaringen maakt een rondreis door deze Afrikaanse landen tot een avontuur dat je leven verrijkt. Dus pak je koffers, laat je verwonderen door de schoonheid van Afrika, en keer terug met verhalen die een leven lang meegaan.

Friesland is een prachtige provincie en de ideale omgeving om met de fiets te verkennen. Friesland kent mooie oude steden, gezellige dorpjes en mooie kusten en natuur. Je kunt een elektrische fiets kopen om de mooiste gebieden van Friesland op je gemakje te verkennen. We lichten ze in dit artikel toe. De Zeedijkenroute De zeedijkenroute is een fantastische fietsroute die ideaal is om op de fiets te verkennen. Natuur en geschiedenis komen op deze route mooi samen. Zoals de naam van de route al zegt: je fiets voornamelijk over dijken. Denk hierbij aan de beroemde Ijsselmeerdijk en natuurlijk de afsluitdijk. Onderweg kom je langs verschillende leuke musea, zoals het Hannemahuis. Ook passeer je het historische Makkum, waar je niet mag vergeten om de prachtige gevels van de oude koopmanshuizen even goed te bewonderen. De route duurt ongeveer 3,5 uur. Kijk ook even naar de test elektrische fiets om erachter te komen met welke fiets je het beste op pad kunt gaan. De Waddeneilanden Ook de waddeneilanden horen bij Friesland en zijn een uitstekend fietsgebied. Het is heerlijk om op de Waddeneilanden te fietsen: sterker nog: de fietspaden op de Waddeneilanden behoren tot de beste fietspaden van ons land. Texel is met zijn lengte van twintig kilometer prima rond te fietsen in een dagje. De ideale plek als je ook graag vogels spot. Vlieland is heerlijk dunbevolkt en daarom heb je tijdens het fietsen weinig last van auto’s. Bijna alle fietspaden op Vlieland zijn niet verhard, misschien onhandig, maar het heeft ook wel wat. Ook Terschelling is ideaal voor een mooie fietstocht. Met ruim 70 kilometer aan fietspad passeer je dorp, heide, wad en strand. Heerlijk afwisselend dus! Rondje Tjeukemeer Het Tjeukemeer is echt Friesland zoals je het je inbeeld. Het is een weidse omgeving waar je prachtige polders, dorpjes, oude molens en grazend vee kunt bewonderen. Het Tjeukemeer is met zijn breedte van 22 kilometer het grootste meer in Friesland. Onderweg kom je onder andere langs het mooie dorpje Sint Johannesga en de veenpolder die bij dit dorp hoort. Ook kom je langs Heerenveen. De ideale plek om misschien even te stoppen voor een welverdiende lunch. De Friese adelroute Als je een groot fan bent van geschiedenis, is de Friese Adelroute echt iets voor jou. Op deze route kom je langs sloten, kanalen, vijvers en heide die door de meest invloedrijke adel in de 17e en 18e eeuw in Friesland zijn aangelegd. Wederom een prachtige combinatie van natuur en historie dus. Je passeert onder andere Drachten en de Drachter fietsbrug en de prachtige siervijver: de freulevijver. Kortom: of je nou meer houdt van natuur, cultuur of geschiedenis, Friesland heeft eigenlijk alles te bieden en vaak zelfs binnen één fietstocht. Dus pomp die banden maar op en vertrek vandaag nog op de fiets naar Friesland!

Aalsum ligt noordelijk in de provincie Friesland "onder de rook" van Dokkum, een van de beroemde Friese Elfsteden. Het is een piepklein dorp met een paar verspreide huizen en boerderijen. Bijzonder is dat de toegangsweg geleidelijk omhoog loopt en daarmee het talud volgt van de oorspronkelijke terp. Je kunt dus heel goed zien hoe de terp er uit moet hebben gezien voordat deze in de negentiende eeuw grotendeels is afgegraven om de vruchtbare grond te verkopen. Je ziet dit des te meer als je het kerkpad oploopt, dit ligt een paar meter hoger dan de omringende weilanden. Bijzondere aandacht verdient het smeedijzeren hekwerk dat toegang geeft tot het kerkterrein. Het interieur van de kleine Middeleeuwse Cataharinakerk (Aalsum) is zeer fraai en oorspronkelijk. Om toegang tot de kerk te krijgen kunt u bellen met de koster Tjerk Smit (0519 292936).stopstart Aalsum is een in veel geboomte besloten terpdorp ten noorden van Dokkum. Het heeft ooit een vrij uitgestrekt dorpsgebied gekend dat tot bij de buurschap Sibrandahuis bij Wetzens (niet het dorp ten westen van Dokkum) liep en waartoe ook het noordelijk gedeelte van Dokkum behoorde. Het station van de Noord Friesche Lokaal Spoorweg stond niet in Dokkum, maar in Aalsum en ook de christelijke kweekschool stond in dit dorpsgebied. Tot de gemeentelijke herindeling had Aalsum bijna 400 inwoners. Aalsum is een treffend voorbeeld van een radiale terp die grotendeels is afgegraven. Er zijn archeologische vondsten gedaan, waarvan als belangrijkste: een gouden ring met rode steen, een op een skelet aangetroffen bronzen mantelspeld, versierd met gecloisonneerde steentjes en een gordelversiering van bronsblik, alles uit de Merovingische periode, de 7de eeuw. De kerk staat op de vrij hoge terprest precies in het midden te pronk, terwijl aan de oostelijke rand ook nog een buurtje van enkele dicht bijeen staande woningen op terpniveau ligt. De rest van de ronde terp is afgegraven en de overige bebouwing van woningen en monumentale boerderij staat keurig aan de buitenzijde van de ringweg, vooral aan het zuidoostelijke derdepart. Aalsum was over het water met de Aalsumervaart in noordelijke richting ontsloten naar de Paesens en in zuidelijke richting naar Dokkum. Aan de vaart is ook nog enige bebouwing te vinden. Naar de stad had het al vroeg een wegverbinding. De romaanse dorpskerk, toegewijd aan de Heilige Anna, dateert van omstreeks 1200. Het tamelijk lange, inspringende koor met een halfronde absis is van iets later: midden 13de eeuw. De koorsluiting is voorzien van twee kolonetten en een boogfries van tuf- en baksteen. Aan de binnenzijde vertoont de absis brede spaarnissen en aanzetten van een overwelving. De westgevel en het neoclassicistische houten torentje dateren uit 1843, maar zijn omstreeks 1960 gewijzigd en vervangen. De klok, in 1440 gegoten door Butendiic, bezit twee reliëfs met de afbeelding van Maria.

Generatie Z, geboren tussen eind jaren 90 en het midden van de jaren 2010, is een generatie die is opgegroeid in een wereld vol technologische vooruitgang en snelle veranderingen. Hoewel ze misschien nog jong zijn, denken veel van deze jongeren al na over hun financiële toekomst en stellen ze zichzelf unieke financiële doelen. In dit artikel zullen we bekijken hoe Generatie Z omgaat met geld en welke financiële uitdagingen ze tegenkomen. Financiële doelen en ambities Generatie Z staat bekend om hun ondernemersgeest en innovatieve denkwijze. Veel jongeren in deze generatie stellen ambitieuze financiële doelen en streven naar een goed gevulde pasjeshouder voor vrouwen of pasjeshouder heren op jonge leeftijd. Hier zijn enkele manieren waarop ze hun financiële toekomst proactief benaderen: Zij aanvaarden financiële educatie: In tegenstelling tot voorgaande generaties hebben jongeren toegang tot een schat aan informatie over financiële planning en beleggen via online bronnen en apps. Ze nemen de tijd om deze informatie te bestuderen en passen deze toe om hun financiële doelen te bereiken. Investeringen in aandelen en cryptocurrency: Generatie Z vertoont een opmerkelijke vroege belangstelling voor beleggen en toont begrip voor de waarde van investeringen. Ze zijn actief betrokken bij de aandelenmarkt, waar ze aandelen kopen van bedrijven waarin ze geloven. Bovendien verkennen velen de opwindende wereld van cryptocurrencies, waarbij ze digitale activa zoals Bitcoin en Ethereum onderzoeken en investeren, wat getuigt van hun bereidheid om financiële kansen te omarmen en te begrijpen. Ondernemerschap: Velen onder hen willen niet wachten tot ze een baan krijgen; in plaats daarvan beginnen ze hun eigen bedrijven en start-ups om financiële onafhankelijkheid te bereiken. Deze jonge ondernemers omarmen risico's en innovatie, en met behulp van technologie en online platforms creëren ze nieuwe zakelijke kansen. Ze zijn niet bang om te falen en leren van elke uitdaging, waardoor ze niet alleen streven naar financiële onafhankelijkheid, maar ook bijdragen aan de dynamiek van de moderne zakelijke wereld. Duurzaamheid en ethisch investeren: Generatie Z hecht waarde aan maatschappelijk verantwoord beleggen. Ze investeren in bedrijven die zich inzetten voor duurzaamheid en ethische praktijken. Unieke financiële uitdagingen Hoewel Generatie Z vol optimisme zit en de wereld van financiën actief benadert, worden ze ook geconfronteerd met unieke financiële uitdagingen: Stijgende studieleningen: Velen van hen streven hoger onderwijs na, maar dit gaat vaak gepaard met aanzienlijke studieleningen. Ze moeten strategieën ontwikkelen om deze schulden af te lossen zonder hun financiële doelen te vertragen. Woonkosten: De stijgende kosten van huisvesting maken het voor jongeren moeilijker om een eigen huis te kopen. Ze moeten alternatieve manieren vinden om aan hun huisvestingsbehoeften te voldoen, zoals het huren van woningen of samenwonen met anderen. Economische onzekerheid: Generatie Z heeft de economische onzekerheid meegemaakt die gepaard ging met de financiële crisis van 2008 en de COVID-19-pandemie. Dit heeft hen geleerd om financiële veerkracht te ontwikkelen. Technologische afleiding: Hoewel technologie veel kansen biedt, kan het ook leiden tot impulsief uitgeven. Het is belangrijk dat Generatie Z bewust omgaat met hun digitale financiën. Generatie Z gaat actief om met hun financiële toekomst en stelt ambitieuze doelen. Ze omarmen financiële educatie en nemen deel aan investeringen, ondernemerschap en duurzaam beleggen. Ondanks unieke financiële uitdagingen blijven ze vastberaden om hun financiële doelen te bereiken en een solide basis te leggen voor hun toekomstige welvaart.

Abbega is een terpdorp dat in de Middeleeuwen is ontstaan. Het was over water goed ontsloten: de Abbegasteropvaart verbond het dorp met de Bolswarder Zeilvaart. Over land was het niet goed te bereiken. Na de dijkbouw kwam Abbega ten noorden van de Hemdijk te liggen. De grietenijkaart in de Schotanus-atlas (1716) laat geen enkele weg of pad zien. Wel is zichtbaar dat er buiten de kleine kerkbuurt een aantal buurten en staten in het buitengebied van het dorp liggen, ook ten noorden van de Wymerts of Bolswardervaart. In de Tegenwoordige Staat van Friesland (1788) wordt dat bevestigd: ‘een dorp van middelbaaren omtrek …. Hetzelve ligt ten Westen van Oosthem en nader aan den Hemdyk. De kerk deezes Dorps pronkt insgelyks met een fraai Orgel. Weleer had men hier verscheiden Adelyke Staten, met naame Attema, Sytinga, en Bonninga in het buurtje de Morra, naar ’t welk ook een watertje ten Noorden des dorps, waardoor de Bolswerdervaart naar de Nieuwezyl loopt, den naam van Morra- of Morwieltje draagt. In de buurt, die niet groot is, en de Abbegaster-Ryge genaamd wordt, lagen oudtyds Wigmana en Heeringa, en in de Oosterbuuren, Bangama.’ De Abbegasterrige en Oosterburen zijn ook op de kaart in de Eekhoff-atlas (1851) ten noorden van de vaart aangegeven. Bij de buurt Abbegasterketting ligt een ‘draai’ over de vaart. De kern van de kerk, oorspronkelijk gewijd aan Sint-Gertrudis, is nog middeleeuws, maar het gebouw met een driezijdige sluiting is in 1809 helemaal ommetseld. De toren werd waarschijnlijk toen voorzien van de houten bovenbouw. In de toren hangt een klok die in 1647 door Jacob Noteman is gegoten. De doorgaande weg loopt nu strak om de zuidwestelijke flank van het dorp. De kerkbuurt aan de andere zijden bezit een gevarieerde bebouwing, waarin de voormalige school, de schoolmeesterswoning of pastorie en burgeren arbeiderswoningen elkaar afwisselen. Ten noorden van de oude kern zijn de nieuwe school en recent een uitbreidingswijk ten westen van de opvaart tot stand gekomen.

Achlum is een terpdorp met een bijzondere vorm. De befaamde Slachtedyk loopt zuidelijk om de oude kern heen, terwijl de Achlumervaart er noordwaarts langs loopt. In het midden ligt het open, afgegraven gedeelte van de terp dat thans als ruim kaatsveld in gebruik is. Op het zuidelijke gedeelte van de hoge terp staat de middeleeuwse kerk met diaconiewoningen en pastorie en westelijk daarvan de zogenoemde "kloosterplaats" een monumentale 18de-eeuwse kop-hals-rompboerderij. Noordelijker staat in een levendig ritme hoofdzakelijk 19de-eeuwse bebouwing langs de vaart, waarbij vooral van de meer oostelijk gelegen huizen de bijzondere pannen op de daken opvallen. Dat zijn de rood of blauw geglazuurde Lucas IJsbrandpannen met een leivormig patroon, ontwikkeld in Makkum en op het panwerk van Achlum nagemaakt in de periode rond 1900. Bij de vaart staat tussen de schilderachtige bebouwing de karakteristieke voormalige dorpsherberg. Ten westen van de dorpskom is enige bedrijvigheid te vinden en de dorpsuitbreidingen hebben na de oorlog vooral in het oosten, aan de andere kant van de Hitzumerweg plaats gevonden. De hervormde kerk staat op de hoge terprest. Het gebouw is in oorsprong 12de-eeuws, de sporen van romaanse bogen en dichtgezette venstertjes zijn nog in stukken tufstenen muurwerk te zien, vooral aan de noordzijde. Daar zit een fraai, maar onthoofd reliëf van roze Bremer zandsteen uit de 14de eeuw in het muurwerk. De toren dateert uit de 15de eeuw en de houten bekroning met spitsje is van 1789. Inwendig heeft de kerk een gave protestantse inrichting met vroeg-17de-eeuws meubilair. Tegen de buitenkant van de zuidelijke muur staat een herinneringsplaat voor Ulbe Piers Draisma, een boer die in 1811 de eerste onderlinge brandwaarborg van Friesland oprichtte. Ten oosten van Achlum staat ten noorden van de Slachtedyk op een omgracht terrein Groot Deersum, nu een 18de-eeuwse boerderij, maar voorheen een state waarvan de stinspoort nog boven de gracht staat. De enige in Friesland die voorzien is van trapgevels.

Ben je op zoek naar een nieuwe auto, maar wil je niet meteen vastzitten aan de financiële lasten van een aankoop? Overweeg dan om een occasion te leasen in Friesland. In dit artikel ontdek je alles wat je moet weten over deze populaire optie voor autoliefhebbers in deze prachtige regio. Wat is occasion leasen? Occasion lease, ook wel bekend als tweedehands auto leasen, is een flexibele manier om in een hoogwaardige auto te rijden zonder de lasten van eigendom. Je kunt een auto leasen voor een bepaalde periode, meestal tussen de 12 en 60 maanden, en betaalt een maandelijkse vergoeding. 1. Voordelen van occasion leasen 2.1. Lagere kosten Een van de grootste voordelen van occasion leasen is dat het over het algemeen goedkoper is dan het kopen van een nieuwe auto. Je hoeft geen grote aanbetaling te doen en de maandelijkse leasekosten zijn vaak lager dan de kosten van een autolening. 2.2. Geen zorgen over waardevermindering Met occasion leasen hoef je je geen zorgen te maken over de waardevermindering van de auto. Na de leaseperiode kun je gewoon een nieuwe occasion leasen, zonder je zorgen te maken over de restwaarde van je huidige auto. 2.3. Altijd in een nieuwe auto rijden Met occasion leasen kun je regelmatig van auto wisselen, waardoor je altijd in een nieuwe en moderne auto kunt rijden met de nieuwste functies en technologie. 3. Occasion leasen in Friesland Friesland is een prachtige provincie met veel pittoreske plaatsen om te verkennen. Als je hier woont of vaak komt, is het leasen van een occasion een uitstekende keuze. 3.1. Ruime keuze aan occasions In Friesland zijn er tal van dealers en leasemaatschappijen die een breed scala aan occasions aanbieden. Of je nu op zoek bent naar een compacte stadsauto of een ruime gezinswagen, je zult zeker vinden wat je zoekt. 3.2. Geschikt voor korte en lange ritten Friesland biedt zowel stadse drukte als rustige plattelandswegen. Met een geleasede occasion kun je genieten van zowel korte ritten door de steden als lange avonturen door het prachtige Friese landschap. 4. Hoe werkt occasion leasen? Het proces van occasion leasen is eenvoudig. Hier is een stapsgewijze uitleg: Kies de occasion die aan je wensen voldoet. Dit kan een kleine auto, een SUV of zelfs een luxe sedan zijn. Beslis hoe lang je de auto wilt leasen en hoeveel kilometers je jaarlijks verwacht te rijden. Maak maandelijks je leasebetalingen. Deze kosten omvatten meestal onderhoud, verzekering en belastingen. Zodra alles is geregeld, kun je met plezier genieten van je geleasede occasion in Friesland. De keuze maken Nu we zowel financial lease auto als occasion lease hebben onderzocht, is het essentieel om bij het maken van een keuze rekening te houden met je specifieke eisen. De te overwegen factoren zijn: 1. Gebruiksfrequentie Bedenk hoe vaak je het voertuig zult gebruiken. Voor dagelijks gebruik is Financial Lease wellicht geschikter. Voor occasioneel gebruik kan Occasion Lease kosteneffectief zijn. 2. Budgetbeperkingen Evalueer uw budget en financiële doelstellingen. Financial Lease vereist consistente maandelijkse betalingen, terwijl Occasion Lease in dit opzicht meer flexibiliteit biedt. 3. Fiscale overwegingen Overleg met een belastingadviseur om inzicht te krijgen in de belasting implicaties van beide leaseopties en hoe deze aansluiten op uw financiële strategie. Occasion leasen in Friesland is een slimme keuze voor iedereen die wil genieten van de vrijheid van autorijden zonder de lasten van eigendom. Met een ruime keuze aan occasions en de prachtige wegen om Friesland te verkennen, is dit een geweldige optie voor autoliefhebbers.

Akkrum is in de vroege Middeleeuwen als terpdorp ontstaan. Doordat het gunstig gelegen was aan de zuidelijke oever van de oude, meanderende waterloop de Boarn kon het dorp zich voorspoedig ontwikkelen. Toen er in de 19de eeuw goede weg- en spoorverbindingen kwamen, kon Akkrum de hoofdplaatsfunctie van de grietenij Utingeradeel overnemen van het minder gunstig gelegen Aldeboarn. De Overijsselsestraatweg kwam als rijksweg in 1827/’28 gereed en in 1868 werd het spoor aangelegd. Het was al eerder een passageplaats voor het verkeer: ‘Akkrum is een vermaaklyk Dorp, dewyl alles, wat te paarde of met rydtuig van Leeuwarden naar ’t Heerenveen en verder wil, hier door zynen weg moet neemen’ werd aan het einde van de 18de eeuw geschreven. Intussen had het dorp zich vanaf de terphoogte langs het water en de Slachtedijk ontwikkeld tot streekdorp. Het streekdorp buigt met de waterloop mee tot een elegante hoofdstructuur. Van west naar oost laten de Ljouwerterdyk, het Heechein, de Buorren, de Kanadeeskestrjitte en verderop de Boarnsterdyk bovendien een aangename afwisseling van gesloten bebouwing en open ruimten zien. Gedurende de 19de eeuw raakte de streek aan beide zijden geheel bebouwd. Omstreeks 1900 was Akkrum in het oosten aan het kleine buurdorp Nes vastgegroeid. De eerste dorpsuitbreidingen in de 20ste eeuw vonden daar plaats. Onder meer het volksbuurtje met tuinstadkarakter van De Túntsjes en De Stripe uit 1919. Na de oorlog kreeg het wijkje in het zuidoosten, achter het station, gestalte en toen begon ook de woningbouw in een zuidelijke strook. Het in 1949 in traditionalistische Delftse Schooltrant ontwikkelde Sinnebuorren kreeg de karakteristiek van de optimistische wederopbouw. Daarna zijn in de jaren zestig achter de Boarnsterdyk tussen Akkrum en het oude Nes woonstraten aangelegd. Dit dorpsdeel is door Rijksweg N32, later verdubbeld tot autosnelweg A32, min of meer van Akkrum afgesneden. Vanaf het begin van de jaren zeventig is de wijk ten noorden van de Boarn ontwikkeld en aan het einde van de 20ste eeuw is de omvangrijke waterwijk Boarnstee ten noorden van Akkrum in het landschap gelegd. De hervormde kerk staat in het midden van het dorp op een voormalig ruim en hoog kerkhof. De ingetogen zaalkerk is in 1759 gebouwd ter vervanging van het middeleeuwse godshuis. De toren met drie geledingen en een ingesnoerde spits is in 1882 opgetrokken. De kerk bezit meubilair uit de 17de en 18de eeuw en in vier grote rondboogvensters zitten gebrandschilderde vensters met wapens uit 1760/’62 die in 1940 zijn gereconstrueerd. Schuin hier tegenover staat de doopsgezinde kerk. Weliswaar teruggerooid, maar zij compenseert het met een opvallend neoclassicistisch front met een dorische ingangspartij en een charmante koepeltoren. Het is een van de vroegste kerken in Friesland in deze stijl en gebouwd door aannemer Jacob Romein die vrij zeker zijn zoon Thomas Romein het ontwerp liet maken. Ten westen van de hervormde kerk staat achter een ruime tuin het tehuis voor ongetrouwde dames en weduwen Welgelegen. S. Hoekstra ontwierp het in 1924 in expressionistische stijl waarbij vooral de middenpartij tussen de iets scharnierende vleugels met de rijzige kap opvalt. Het tehuis staat op het terrein waar vanouds een buiten stond met een bijzondere tuin waarvan aan het Heechein het prachtige, achtzijdige tuinhuis met koepeldak uit de 18de eeuw van bewaard is gebleven. Een bijzondere tuin is nu te vinden aan de Ljouwerterdyk, een landschappelijke tuin van Gabe Westra rond het in 1901 door gemeentearchitect F.H. Hoekstra in een zeer decoratieve stijl ontworpen Coopersburg. Het is een tehuis van 22 kamerwoningen die alle een tuitgeveltje kregen, bedoeld voor minvermogende ouderen. De uit Akkrum afkomstige Folkert Kuipers (Cooper) stichtte het tehuis nadat hij in Amerika fortuin had gemaakt. Kuipers heeft voor zichzelf en zijn vrouw een mausoleum laten oprichten, in 1906 uitgevoerd naar ontwerp van J.H. Schröder in de Sezession-variant van de Jugendstil. Naast de ingangspartij staan pleuranten en erboven de portretmedaillons van Cooper en zijn vrouw.

Inleiding In een wereld waarin mobiliteit en stijl hand in hand gaan, is een zwarte kinderwagen de perfecte metgezel voor moderne ouders. Deze trendy en veelzijdige kinderwagens combineren functionaliteit met elegantie en zijn een must-have voor gezinnen onderweg. In dit artikel zullen we dieper ingaan op de voordelen en kenmerken van zwarte kinderwagens en waarom ze de voorkeur genieten van hedendaagse ouders. Waarom een zwarte kinderwagen? 1. Tijdloze elegantie Een zwarte kinderwagen straalt tijdloze elegantie uit. De diepe, donkere kleur past bij elke outfit en blijft altijd in de mode. Of je nu een formele gelegenheid bijwoont of gewoon een wandeling maakt in het park, een zwarte kinderwagen voegt een vleugje klasse toe aan elke situatie. 2. Gemakkelijk te onderhouden Zwarte kinderwagens zijn niet alleen stijlvol, maar ook praktisch. Ze zijn minder gevoelig voor vlekken en vuil, waardoor ze gemakkelijk te onderhouden zijn. Een snelle veeg met een vochtige doek is vaak voldoende om ze schoon te houden, zelfs na avontuurlijke uitstapjes met je kleintje. Soorten zwarte kinderwagens 1. Wandelsystemen Zwarte kinderwagens zijn verkrijgbaar als wandel systemen die compatibel zijn met autostoeltjes. Dit biedt ultiem gemak voor ouders, vooral wanneer je baby in slaap valt in de auto en je naadloos wilt overstappen naar de kinderwagen zonder ze te storen. 2. Kinderwagens met meerdere functies Sommige zwarte kinderwagens bieden extra functies, zoals verstelbare handgrepen, opbergmanden en omkeerbare zitjes. Deze veelzijdige opties zorgen ervoor dat je kinderwagen met je kind meegroeit. Veiligheid en Comfort 1. Veiligheid eerst Veiligheid staat voorop bij het kiezen van een kinderwagen. Zorg ervoor dat de kinderwagen voldoet aan de geldende veiligheidsnormen en is uitgerust met vijfpuntsgordels, remmen en beschermende kapjes om je kleintje veilig te houden tijdens de rit. 2. Comfort voor de kleintjes Zwarte kinderwagens zijn niet alleen stijlvol, maar ook comfortabel voor je baby. De zachte bekleding en verstelbare ligstanden zorgen ervoor dat je kleintje zich op zijn gemak voelt tijdens het reizen. Gemak voor ouders 1. Eenvoudig inklapbaar ontwerp Moderne zwarte kinderwagens zijn vaak ontworpen met het oog op gemak voor ouders. Ze kunnen eenvoudig worden ingeklapt en passen in de meeste auto's, wat handig is voor uitstapjes en reizen. 2. Duurzaamheid Investeren in een kinderwagen betekent vaak investeren in duurzaamheid. Ze zijn gebouwd om lang mee te gaan en kunnen vaak worden doorgegeven aan toekomstige generaties. Conclusie Een zwarte kinderwagen is niet alleen een modeaccessoire, maar ook een praktisch en veilig hulpmiddel voor ouders. Het combineert stijl, gemak en comfort op een unieke manier. Dus, als je op zoek bent naar een kinderwagen die zowel trendy als functioneel is, is een zwarte kinderwagen de juiste keuze voor jou.

Online gaming is de afgelopen jaren uitgegroeid tot een van de meest populaire vormen van entertainment over de hele wereld. Of je nu een fanatieke speler bent of gewoon af en toe een game speelt, een van de belangrijkste dingen die je nodig hebt voor een bevredigende game-ervaring is een stabiele en snelle internetverbinding. Glasvezelinternet staat daarbij bovenaan de lijst van ideale keuzes. In dit artikel gaan we dieper in op waarom glasvezelinternet eigenlijk essentieel is voor online gamers. Regel je glasvezelinternetabonnement via Breedbandwinkel. Lage latentie: belangrijk om snel te kunnen reageren Het allerbelangrijkste voor online gamers is eigenlijk lage latentie. Dit verwijst naar de vertraging tussen het verzenden van een opdracht, zoals het indrukken van een toets, en het zien van de reactie op je scherm. Voor veel games is een zo klein mogelijke vertraging van groot belang, want dit kan het verschil maken tussen winnen en verliezen. Glasvezelinternet staat bekend om zijn extreem lage latentie in vergelijking met andere internetverbindingen. Dit betekent dat je acties in het spel vrijwel onmiddellijk worden weergegeven, wat essentieel is om snel te kunnen reageren. Stabiele verbinding: geen ongewenste onderbrekingen Ook de stabiliteit van je internetverbinding is een belangrijke factor voor online gaming. Er is immers niets frustrerender dan in het heetst van de strijd te worden onderbroken door een probleem met je verbinding. Glasvezelinternet is daarom de beste optie, want het biedt een uiterst stabiele en consistente verbinding. Dankzij de bijna oneindige bandbreedte, is het minder gevoelig voor storingen als gevolg van externe factoren, wat betekent dat je minder vaak te maken krijgt met onverwachte onderbrekingen tijdens het gamen. Je kunt als gamer vertrouwen op de betrouwbaarheid van glasvezel. Supersnel: vliegensvlug downloaden en updaten Glasvezelinternet staat natuurlijk ook bekend om zijn indrukwekkend hoge downloadsnelheden. Dit is niet alleen handig voor het snel downloaden van je favoriete games, maar ook voor het bijwerken van games en het downloaden van grote updates. Met glasvezel kun je deze in een mum van tijd binnenhalen, zodat je meer tijd hebt om te spelen en minder tijd hoeft te wachten. Bovendien kun je dankzij de snelheid van glasvezel gemakkelijk meerdere apparaten aansluiten op je internetverbinding zonder dat dit ten koste gaat van de prestaties van je games. Symmetrische snelheden: realtime acties delen en soepel live streamen Een ander, uniek voordeel van glasvezelinternet, is de symmetrische snelheid. Dit betekent dat de uploadsnelheden even snel zijn als de downloadsnelheden. Dit is bijvoorbeeld van belang als je live streamt terwijl je speelt. Een snelle uploadsnelheid zorgt ervoor dat je publiek een vloeiende en hoge kwaliteit stream ontvangt. Neem je deel aan online multiplayer-games, dan zul je merken dat symmetrische snelheden ervoor zorgen dat je acties in realtime kunnen worden gedeeld met andere spelers zonder vertraging. Dit draagt bij aan een soepelere en responsievere online ervaring. Als online gamer is een glasvezelinternetverbinding meer dan alleen een luxe, het is eigenlijk essentieel om de ultieme game-ervaring te kunnen hebben. Het biedt je niet alleen een voorsprong in competitieve games, maar zorgt er ook voor dat je kunt genieten van games zonder onderbrekingen of frustraties. Met minder genoegen nemen, is een beetje als accepteren dat je een slaapkamer hebt zonder bed. Als je dus serieus bent over gaming, is het tijd om te overwegen over te stappen op glasvezelinternet.

Bij cruisevakanties stap je aan boord van een luxe schip, en begint je vakantie zonder dat je eerst uren in het vliegtuig hoeft te zitten. Steeds meer Nederlanders maken gebruik van dit voordeel en de andere voordelen van cruises vanuit Nederland. Of je nu droomt van de prachtige Noorse fjorden of de bruisende steden aan de Oostzee, er is voor iedereen wel iets geschikts te vinden. Populaire bestemmingen voor cruises vanuit Nederland Vanuit havens als Rotterdam en Amsterdam vertrekken regelmatig cruiseschepen naar diverse Europese bestemmingen. De Britse eilanden, de Baltische staten en de Middellandse Zee zijn allemaal binnen bereik. Maar één bestemming is verreweg het populairst: de Noorse fjorden. Een cruise naar Noorwegen Een Noorwegen cruise biedt de unieke combinatie van natuurpracht en culturele ervaringen. De ene dag word je wakker met uitzicht op steile kliffen die uit kristalhelder water oprijzen, de volgende wandel je door charmante vissersdorpjes en proef je verse vis in een plaatselijk restaurant. De fjorden van Noorwegen behoren tot de meest indrukwekkende natuurverschijnselen ter wereld. Geirangerfjord en Nærøyfjord, die beiden op de UNESCO Werelderfgoedlijst staan, zijn vaak hoogtepunten van de reis. Maar ook Bergen, met de kleurrijke houten huizen aan de oude haven Bryggen, en de hoofdstad Oslo laten een indruk achter. Praktische tips voor het boeken van een cruise De beste tijd om de Noorse fjorden te bezoeken is tussen mei en september. In deze periode zijn de dagen lang en is het weer meestal aangenaam. Houd er rekening mee dat juli en augustus het hoogseizoen zijn, wat kan leiden tot drukkere havens en hogere prijzen. Aan boord van moderne cruiseschepen vind je alle comfort die je van een luxe hotel zou verwachten, van zwembaden en spa's tot theaters en restaurants van wereldklasse. Bovendien worden er op veel schepen ook lezingen gegeven over de geschiedenis en de cultuur van de bezochte gebieden, die je reis nog verrijkender maken. De groeiende populariteit van cruises onder Nederlandse reizigers Het aantal Nederlanders dat een cruise neemt groeit gestaag. Volgens recente cijfers van de Cruise Lines International Association (CLIA) waren dat er in 2019 meer dan 100.000, en dit aantal is de afgelopen jaren alleen maar toegenomen.Er zijn verschillende redenen voor deze groeiende interesse. Het gemak van het vertrekken vanuit een Nederlandse haven speelt zeker een rol. Daarnaast waarderen reizigers de all-inclusive aard van cruisevakanties en de mogelijkheid om meerdere bestemmingen te bezoeken zonder hun koffer steeds opnieuw te hoeven in- en uitpakken. Een onvergetelijke reiservaring Een cruise vanuit Nederland biedt een unieke manier om Europa te verkennen. Of je nu kiest voor de indrukwekkende landschappen van Noorwegen of een andere fascinerende bestemming, je bent verzekerd van een comfortabele reis vol nieuwe ervaringen. Met de groeiende verscheidenheid aan routes en schepen die vanuit Nederlandse havens vertrekken, is er voor elke reiziger een geschikte cruise te vinden. Voorbereiding voor je cruise Als je besluit een cruise te boeken, is een goede voorbereiding erg belangrijk. Zorg ervoor dat je paspoort nog tot minstens zes maanden na de geplande terugkeerdatum geldig is. Controleer ook of je eventueel een visum nodig hebt voor de landen die je gaat bezoeken. Hoewel veel cruisemaatschappijen excursies aanbieden, kan het handig zijn om zelf wat onderzoek te doen naar de havensteden die je gaat bezoeken, zodat je je tijd aan wal optimaal kunt benutten. De toekomst van cruisen vanuit Nederland De cruisesector blijft innoveren om aan de veranderende wensen van reizigers te voldoen. We zien bijvoorbeeld een trend naar kleinere schepen die toegang hebben tot unieke bestemmingen. Daarnaast wordt er steeds meer aandacht besteed aan culinaire ervaringen aan boord, met onder andere restaurants onder leiding van sterren-chefs. Ook technologische innovaties, zoals apps waarmee je je reis kunt plannen en beheren, maken cruises steeds gebruiksvriendelijker. Met deze ontwikkelingen lijkt de toekomst van cruisen vanuit Nederland veelbelovend, en nog meer reizigers zullen de charme van deze bijzondere manier van reizen ontdekken.

Friesland is een heerlijke provincie om te genieten op het water. De vele meren, riviertjes en de Waddenzee zorgen voor optimaal waterplezier. Watersporten zijn ook nog eens heel gezond. Dit zijn zes gezondheidsvoordelen van watersporten: 1. Je krijgt lekker veel frisse lucht en zuurstof binnen Bij watersporten ben je altijd buiten, weer of geen weer. Natuurlijk ga je niet kitesurfen of zeilen als het stormt, maar voor deze watersporten is wind wel een vereiste. Je kunt regenkleding of een waterdicht pak aandoen, dus regen is geen probleem. Na een regenbui is de lucht heerlijk schoon en is er meer zuurstof in de lucht, dus daar profiteer je van als je buiten op het water bent. Terwijl je bezig bent, adem je die frisse lucht en zuurstof in.In de lente zouden er zelfs meer negatieve ionen in de lucht zijn na een regenbui. Dat kan een verhoogde concentratie geven en voor ontspanning zorgen.Ook de wind door je haar en de zon op je huid zijn weldadig en geven je frisse zin. Als je het water op gaat op een zonnige dag en je nog geen pigment hebt opgebouwd, smeer je dan wel goed in met een gezonde zonnecrème. 2. Het kan een goedkope sport zijn Er zijn dure en minder dure watersporten. De meest voordelige is zwemmen. Dit doe je enkel met je lijf, dus je hebt er geen dure boot, SUP board of kajak voor nodig. Alleen zwemkleding voldoet.Zwem je in één van de vele meren, vaarten of riviertjes die Friesland rijk is, dan maak je bovendien geen kosten. Je betaalt dan alleen voor het transport naar de desbetreffende zwemgelegenheid. Als je met andere gaat carpoolen, kun je deze kosten bovendien nog delen. Dat maakt zwemmen tot een ideale sport voor iedereen die zijn uitgaven in het gareel wil houden. 3. Goed voor je mentale gezondheid De combinatie van lekker in de natuur zijn en bewegen is perfect voor je mentale gezondheid. Ook het blauw van het water als het groen langs de kant werken rustgevend en kalmerend.De geuren en geluiden die je op het water ervaart, dragen eveneens bij aan je mentale welzijn. Het rustig kabbelende water en het ritmische geluid van peddels die door het water gaan, hebben een rustgevend effect en zorgen voor aangename gevoelens. 4. Je bouwt behoorlijk wat kracht en conditie op Met alle watersporten bouw je uithoudingsvermogen op en verbeter je je algehele conditie. Of je nu op een SUP board staat of in een meer of riviertje zwemt.Met suppen verstevig je bijna alle spieren in je lichaam en ook zwemmen is erg goed om alle spieren in je lijf te verstevigen en conditie op te bouwen.Het leuke aan zwemmen is dat je het zowel rustig als intensief kunt doen. Dat geldt ook voor andere watersporten, zoals kanoën of kajakken. Met deze sporten kun je vooral de kracht in je bovenlichaam verbeteren.Zwemmen in koud water verbetert ook nog eens de bloedsomloop, vermindert stress en stimuleert je immuunsysteem. Wat je weerstand betreft, doet het dus hetzelfde voor je als vitamine C. 5. Je werkt aan je gezondheid terwijl je geniet Watersporten in Friesland betekent genieten van de mooie natuur. Het water, het groen langs de kant en de watervogels bieden een heerlijk uitzicht. Zo werk je aan je gezondheid terwijl je al peddelend of zeilend over het water gaat. 6. Sociale gelegenheid Veel watersporten kun je met meerdere mensen doen, dus dat biedt een gelegenheid om anderen te ontmoeten en samen plezier te hebben. Sociaal contact doet ons goed. Zoek dus anderen op en ga samen roeien, suppen of kanoën. Wil je meer weten over gezondheid? Kijk dan op de site van Nutribites voor gezonde recepten en tips om gezonder leven.

Het hebben van veel grond in je tuin is een luxe waar veel mensen van dromen. Met voldoende ruimte kun je je creativiteit de vrije loop laten en een prachtige buitenruimte creëren. Het indelen van zo'n ruime tuin kan echter een uitdaging zijn. Daarom delen we in dit artikel enkele waardevolle tips om je te helpen bij het optimaliseren van de indeling van je tuin. Tip 1: Creëer functionele zones Met een grote tuin kun je verschillende functionele zones creëren die passen bij jouw behoeften en interesses. Denk bijvoorbeeld aan een speelgebied voor kinderen, een moestuin, een ontspanningsruimte met tuinmeubilair en mooie terrastegels. Denk misschien zelfs aan een buitenkeuken. Door je tuin in verschillende zones op te delen, maak je optimaal gebruik van de beschikbare ruimte. Het stelt je ook in staat om elke zone specifiek aan te passen aan de functie ervan, waardoor je tuin zowel praktisch als aantrekkelijk wordt. Tip 2: Maak gebruik van groen Een overvloed aan grond biedt een geweldige kans om groen te omarmen en je tuin om te toveren tot een groene oase. Plant bomen en struiken op strategische locaties om schaduwrijke plekken te creëren en privacy te bieden. Gebruik ook planten en bloembedden om kleur en textuur toe te voegen aan je tuin. Met een grote tuin kun je ook overwegen om een boomgaard of een bloementuin aan te leggen. Het toevoegen van groene elementen naast de reguliere bestrating zorgt niet alleen voor schoonheid, maar helpt ook bij het creëren van een gezonde en evenwichtige buitenruimte. Tip 3: Verbind met paden en doorstroom Een grote tuin kan soms overweldigend lijken, vooral als er geen duidelijke structuur is. Om je tuin goed te benutten, is het belangrijk om verbindingen te creëren met behulp van paden en doorstroom. Leg bijvoorbeeld goed aangelegde wandelpaden aan die verschillende delen van je tuin met elkaar verbinden. Dit zorgt voor een natuurlijke doorstroom en maakt het gemakkelijk om van de ene zone naar de andere te gaan. Overweeg ook om strategische rustplekken te creëren langs de paden, waar je kunt genieten van het uitzicht en tot rust kunt komen. Tip 4: Voeg interessante elementen toe Een grote tuin biedt de ruimte om interessante elementen toe te voegen die je buitenruimte uniek maken. Denk aan een vijver, een pergola, een tuinhuisje of zelfs een buitenbioscoop. Deze elementen kunnen dienen als blikvangers en zorgen voor een gevoel van avontuur en ontdekking in je tuin. Ze bieden ook extra mogelijkheden om te genieten van je buitenruimte en maken het aantrekkelijk voor zowel volwassenen als kinderen. Het hebben van veel grond in je tuin biedt eindeloze mogelijkheden voor het creëren van een prachtige en functionele buitenruimte. Door functionele zones te creëren, groen te omarmen, verbindingen te leggen met paden en doorstroom, en interessante elementen toe te voegen, kun je optimaal gebruik maken van de beschikbare ruimte. Laat je creativiteit de vrije loop en geniet van de voordelen van een ruime tuin die zowel functioneel als esthetisch aantrekkelijk is.

Het kiezen van het juiste vloermateriaal voor je huis is een belangrijke beslissing. Vloeren hebben niet alleen invloed op de esthetiek van een ruimte, maar ook op het comfort, de duurzaamheid en het onderhoud ervan. Er zijn talloze materialen om uit te kiezen, elk met hun eigen unieke eigenschappen. In dit artikel zullen we enkele populaire vloermaterialen verkennen en hun voor- en nadelen bespreken, zodat je een weloverwogen beslissing kunt nemen voor jouw specifieke behoeften. Hardhouten vloeren Hardhouten vloeren zijn tijdloos en stralen elegantie uit. Ze worden gewaardeerd om hun duurzaamheid en warme uitstraling. Enkele voordelen van hardhouten vloeren zijn hun lange levensduur, hun vermogen om de waarde van een woning te verhogen en hun eenvoudige reiniging. Aan de andere kant zijn hardhouten vloeren gevoelig voor krassen, kunnen ze verkleuren onder direct zonlicht en zijn ze gevoelig voor vocht. Regelmatig onderhoud is nodig om de levensduur te verlengen. Ook kun je plakvilt of meubelwieltjes gebruiken tegen beschadiging Tegelvloeren Tegelvloeren zijn duurzaam, veelzijdig en gemakkelijk schoon te maken. Ze zijn verkrijgbaar in een breed scala aan kleuren, patronen en texturen. Keramische tegels zijn betaalbaar en bestand tegen krassen, vlekken en vocht. Porseleinen tegels zijn nog duurzamer en kunnen zowel binnen als buiten worden gebruikt. Tegelvloeren kunnen echter koud aanvoelen en zijn hard om op te staan. Het voegen tussen de tegels kan ook vuil en vlekken verzamelen, wat regelmatig onderhoud vereist. Laminaatvloeren Laminaatvloeren bootsen de uitstraling van hout, steen of tegels na tegen een fractie van de kosten. Ze zijn verkrijgbaar in verschillende stijlen en zijn gemakkelijk te installeren. Laminaatvloeren zijn krasbestendig, duurzaam en gemakkelijk schoon te maken. Ze zijn echter niet zo duurzaam als hardhouten vloeren en kunnen beschadigd raken door vocht. Laminaat kan ook een "hol" geluid geven wanneer erop wordt gelopen, wat door sommigen als onaangenaam wordt ervaren. Vinyl vloeren Vinylvloeren zijn een betaalbaar en veelzijdig alternatief. Ze zijn waterbestendig, duurzaam en geluiddempend. Vinyl is verkrijgbaar in verschillende stijlen, waaronder imitaties van hout, steen en tegels. Het is gemakkelijk te onderhouden en comfortabel om op te lopen. Aan de andere kant kan goedkoper vinyl na verloop van tijd verkleuren en beschadigd raken. Het kan ook een kunstmatige uitstraling hebben, in vergelijking met natuurlijke materialen. Tapijt Tapijt biedt comfort, warmte en geluidsabsorptie. Het is verkrijgbaar in verschillende stijlen, kleuren en diktes. Tapijt kan helpen bij het verminderen van energieverlies en het creëren van een gezellige sfeer. Het is echter vatbaar voor vlekken en vereist regelmatig onderhoud, zoals stofzuigen en professionele reiniging. Tapijt kan ook allergenen vasthouden, waardoor het minder geschikt is voor mensen met allergieën. Het kiezen van het juiste vloermateriaal hangt af van verschillende factoren, waaronder jouw persoonlijke smaak, levensstijl en budget. Elk vloermateriaal heeft zijn eigen unieke voor- en nadelen. Of je nu de natuurlijke uitstraling van hardhout verkiest, de duurzaamheid van tegels nodig hebt, de kosten van laminaat wilt besparen, de veelzijdigheid van vinyl zoekt of het comfort van tapijt waardeert, er is een vloermateriaal dat aan jouw behoeften voldoet. Het is belangrijk om grondig onderzoek te doen, monsters te bekijken en professioneel advies in te winnen om de beste keuze te maken voor jouw huis.

Hoewel dat alles steeds digitaler wordt, blijft persoonlijk contact toch iets wat niet zomaar te vervangen is. Online casino’s hebben dat goed door en maken daar slim gebruik van. Steeds meer iGaming bedrijven organiseren fysieke evenementen, waar het draait om netwerken en beleving. Maar waarom kiezen ze voor die live aanpak? En wat levert het op? Hieronder lees je hoe deze trend zich ontwikkelt en welke rol evenementen spelen in een sector die normaal vooral online draait. Waarom fysieke events nog steeds werken Hoewel je tegenwoordig bijna alles vanuit huis kunt doen, blijkt live contact toch een belangrijk onderdeel van de ervaring. Tijdens evenementen kunnen spelers, ondernemers en andere betrokkenen elkaar in het echt ontmoeten. Dat zorgt niet alleen voor meer vertrouwen, maar ook voor sterkere banden tussen merken en hun publiek. Er ontstaat iets wat je via een scherm simpelweg niet kunt nabootsen. Een handdruk of een gesprek aan tafel blijft toch net wat anders dan een chatbericht of een videovergadering. Wat eventmarketing voor deze branche betekent Bij veel van deze evenementen draait het niet alleen om gezelligheid, maar ook om marketing. iGaming bedrijven zetten events in om zichzelf te laten zien, nieuwe klanten aan te trekken en hun netwerk uit te breiden. Ze organiseren bijvoorbeeld conferenties, workshops of borrels en nemen deel aan grote beurzen. Zo laten ze zien dat ze verder kijken dan alleen het online spel en bouwen ze aan hun imago buiten het digitale domein. Het is een slimme manier om op te vallen in een drukke markt. Hoe zakelijke hospitality het verschil maakt Een belangrijk onderdeel van zo’n event is de manier waarop gasten worden ontvangen. Zakelijke hospitality draait om net dat beetje extra. Denk aan een goede service, een mooie locatie of een originele ervaring. Tijdens sommige events krijgen gasten zelfs een blik achter de schermen van een live casino. Dan zie je hoe alles in zijn werk gaat, wie er aan de knoppen zitten en hoe zo’n spel tot stand komt. Dat maakt de ervaring veel tastbaarder en zorgt ervoor dat mensen zich echt betrokken voelen. Wat je kunt verwachten van de toekomst Hoewel online casino’s zich vooral richten op technologie, blijft persoonlijk contact dus een grote rol spelen. De verwachting is dat evenementen ook in de toekomst belangrijk blijven. De techniek ontwikkelt zich snel, maar juist in combinatie met live contact ontstaat er iets waardevols. Voor iGaming bedrijven is het een kans om zich te onderscheiden en ook nieuwe doelgroepen aan te spreken. Door technologie te combineren met échte ontmoetingen versterken ze hun positie in een steeds competitievere markt. Online casino-events laten zien dat fysieke interactie nog lang niet verdwenen is. Integendeel, het is juist een krachtig middel om vertrouwen op te bouwen en klanten aan je te binden. De kans is groot dat je deze trend de komende jaren alleen maar vaker voorbij ziet komen.

Heb je je ooit afgevraagd hoe het komt dat foto's in tijdschriften er zo goed uitzien? Natuurlijk, het meubilair is mooi en de accentstukken zijn perfect geplaatst. Maar vaak is het de verlichting die een verschil maakt in hoe een ruimte fotografeert. En hoe het er in het echt uitziet. De juiste verlichting in je huis kan de sfeer van een kamer en die van degenen die zich erin bevinden, veranderen. Soms kan het toevoegen van de perfecte verlichting aan een ruimte het ontwerp helemaal veranderen. Maar hoe weet je welke tafellampen je moet kiezen? Gebruik dit artikel als hulp!  Hoogte De meeste tafellampen zijn ergens tussen de 60 en 80 centimeter hoog, waarmee ze een heel andere hoogte hebben dan een eettafel hanglamp. Een kortere lamp zou geschikt zijn voor gebruik in een slaapkamer, terwijl een hogere lamp goed zou werken in een woonkamer. Een algemene regel is dat als je naast de tafellamp zit, de onderkant van de kap op ooghoogte moet zijn. Zo kun je lekker lezen bij het licht zonder afgeleid of geïrriteerd te raken door de schittering van de gloeilamp.  Kap Het kiezen van de juiste kap voor je tafellamp hangt af van de functie die je wilt hebben. Als de lampen omgevingslicht geven en worden gebruikt om te lezen, kies dan een kap die van witte of lichtgekleurde stof is. Hierdoor komt diffuus licht door de zijkanten, terwijl fel licht van het plafond weerkaatst om je het omgevingslicht te geven dat je kamer nodig heeft. Het licht dat uit de onderkant van de kap stroomt, geeft je voldoende licht om te lezen. Als je op zoek bent naar een donkere, meer dramatische sfeer in de kamer, kies dan een tafellamp met een zwarte, ondoorzichtige kap. Dit type lamp is uitstekend geschikt voor een bibliotheek waar je licht nodig hebt op een boek of ander werk dat in de buurt van de lamp wordt gedaan, maar de tafellamp niet nodig hebt voor sfeerverlichting. Lamp Als je de tafellamp gebruikt om te lezen, gebruik dan een lamp van 60 watt of meer. Als je de voorkeur geeft aan LED-lampen, controleer dan de lumenoutput van de LED en de vermelde classificatie en je zult kunnen zien of de lamp vergelijkbaar is met een iriserende lamp van 60 watt. Als je deze lamp voor verschillende doeleinden gaat gebruiken, misschien wil je feller licht om te lezen, maar wil je hem dimmen om tv te kijken, kies dan een dimbare lamp.  Breedte Houd bij het kopen van een nieuwe tafellamp rekening met de werkelijke tafel waarop deze zal rusten. Zal het op een bijzettafeltje in de familiekamer staan, of op een nachtkastje? Om de breedte van je lamp te bepalen, meet je het tafelblad en vergelijk je dit met de diameter van het breedste deel van de kap van de lamp. Om de juiste verhouding te creëren, mag de kap niet breder zijn dan de tafel waarop je hem hebt geplaatst. Houd ook rekening met de grootte van de voet en alle andere items waarmee de lamp de tafelruimte zal delen. Een grote lamp kan dramatisch mooi zijn, maar als je geen ruimte hebt voor je bril, een kopje koffie of een drankje, of zelfs maar een plek om het boek dat je aan het lezen bent neer te zetten, is de lamp misschien niet geschikt voor die ruimte. 

Water speelt een belangrijke rol in de Friese cultuur en geschiedenis. Van de beroemde Elfstedentocht tot de talrijke meren en kanalen, Friesland en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Deze verbinding zie je ook terug in de manier waarop Friezen door de eeuwen heen hun woningen hebben ingericht, zeker in de kamers die met water te maken hebben. De rijke badtraditie van Friesland Historisch gezien waren badkamers zoals we die nu kennen geen standaard onderdeel van Friese woningen. Wassen gebeurde vaak in gemeenschappelijke ruimtes of via verplaatsbare wastafels. Met de komst van moderne sanitaire voorzieningen veranderde dit geleidelijk. Toch hebben veel Friezen de traditionele elementen uit hun cultuur behouden bij het moderniseren van hun badkamer. De overgang naar moderne badkamers betekende niet het verlies van hun culturele identiteit. Integendeel, veel mensen in Friesland kiezen bewust voor een badkamerontwerp dat modern comfort combineert met traditionele Friese stijlelementen. Kenmerkende elementen van Friese badkamerontwerpen Wat maakt een badkamer 'Fries'? Verschillende elementen springen eruit. Traditionele materialen vormen de basis. Natuursteen en hout, vooral eik, zijn veelgebruikte materialen die warmte en karakter uitstralen. Het kleurenpalet is vaak ingetogen met tinten van blauw, wit en zandkleuren die de Friese landschappen weerspiegelen. Decoratieve elementen zoals handgeschilderde Friese tegels of subtiel houtsnijwerk voegen authenticiteit toe. Deze details maken het verschil tussen een standaard badkamer en een ruimte met culturele diepgang. Het vrijstaand bad als middelpunt Een vrijstaand bad vormt vaak het centrale element in een Fries geïnspireerde badkamer. Historisch gezien waren vrijstaande baden een luxe die slechts weinigen zich konden veroorloven, maar ze verwijzen naar een tijd waarin baden een bewust ritueel was in plaats van een snelle dagelijkse routine.Een vrijstaand bad biedt niet alleen een eerbetoon aan deze traditie, maar creëert ook een gevoel van ruimte en luxe. Zelfs in kleinere badkamers kan een compact vrijstaand model een verrassend ruimtelijk effect geven en de kamer een bijzondere uitstraling geven. Een moderne badkamer met Friese ziel Bij het ontwerpen van een badkamer met Friese invloeden, gaat het om de balans tussen functionaliteit en traditie. Bepaal de essentiële elementen die je nodig hebt voor jouw dagelijks comfort. Voeg daar vervolgens traditionele accenten aan toe die de ruimte karakter geven. Duurzaamheid past uitstekend bij de Friese waarden. Kies voor materialen die lang meegaan en weinig onderhoud vergen. Dit sluit aan bij de praktische aard die Friezen van oudsher kenmerkt. Materialen en accessoires kiezen Voor een authentieke Friese uitstraling in je badkamer, kun je de volgend materialen gebruiken: natuursteen vloertegels of wandbekleding, houten accenten in meubels of details, handgemaakte Friese tegels als accent, metalen elementen zoals koper of geborsteld staal of linnen handdoeken in natuurlijke tinten. Deze materialen vind je bij gespecialiseerde leveranciers, maar ook op lokale markten en bij ambachtslieden in Friesland zelf. Deze elementen combineren vraagt om een zorgvuldige balans. Niet alles hoeft traditioneel te zijn om toch een Friese sfeer uit te stralen. Inspirerende voorbeelden uit Friesland Voor inspiratie kun je kijken naar historische gebouwen in Friesland die hun badkamers hebben gemoderniseerd met behoud van authentieke details. Verschillende hotels en B&Bs in de regio hebben prachtige voorbeelden van hoe modern comfort kan samengaan met een traditionele Friese stijl.Deze voorbeelden tonen dat een Friese badkamer niet ouderwets hoeft te zijn, maar juist tijdloos en elegant kan zijn, waarbij je een duidelijke verbinding kan opmerken naar de rijke cultuur van de regio. Je Friese badkamer onderhouden Traditionele materialen vragen soms om specifiek onderhoud. Natuursteen heeft bijvoorbeeld een andere verzorging nodig dan keramische tegels. Informeer je goed over de juiste reinigingsmiddelen en -methoden om de schoonheid van je badkamer langdurig te behouden. Een goed ontworpen Friese badkamer is niet alleen mooi, maar ook duurzaam. Door te kiezen voor kwaliteitsmaterialen en tijdloze ontwerpen, creëer je een ruimte die jarenlang meegaat en weinig renovatie nodig heeft. Het is een investering die zichzelf terugbetaalt. Wanneer je de volgende keer je badkamer wilt renoveren, kan het dus interessant zijn om te ontdekken hoe je elementen uit de rijke Friese traditie kunt integreren in je moderne design. Het resultaat wordt een unieke ruimte die niet alleen comfort biedt, maar ook een verhaal vertelt over de bijzondere cultuur van Friesland.

Een slim slot is misschien wel het belangrijkste onderdeel van een connected home. Naast dat je je deur eenvoudig kunt ontgrendelen en vergrendelen, houdt een slim slot ook in de gaten wie je huis binnenkomt en verlaat als je weg bent. Bij sommige modellen kun je eenvoudig je telefoon gebruiken om deuren te openen en te sluiten. Anderen laten je speciale toegangsrechten toewijzen aan vrienden, familieleden of onderhoudspersoneel. De meest geavanceerde opties werken met spraakopdrachten en ondersteunen smarthome-apparaten en -services van derden. Met dat in gedachten vind je in dit artikel de beste slimme sloten die geïnstalleerd kunnen worden door een slotenmaker in Barendrecht !  Ultraloq U-Bolt Pro Wi-Fi Smart Lock Stevige constructie, gebruiksgemak en meerdere vergrendelings- en ontgrendelingsopties maken de U-Bolt Pro onze beste algemene keuze. De buitenkant van de zinklegering bevat een biometrische vingerafdrukscanner, een toetsenbord en een traditionele sleutelopening die zich verschuilt achter een neerklapbare frontplaat. De ingebouwde Wi-Fi-radio van het slot helpt het verbinding te maken met je netwerk, en je kunt het overal vergrendelen en ontgrendelen met je telefoon of met spraakopdrachten van Alexa en Google Assistant. Het wordt ook geleverd met een sensor die je laat weten of je deur open of gesloten is. Dit moet dus ook geïnstalleerd worden door je slotenmaker in Utrecht.  Bosma Aegis Smart Lock Het redelijk betaalbare Bosma Aegis Smart Lock bedien je met je telefoon of stem (via Alexa en Google Assistant). Net als het Wi-Fi-slot van augustus vervangt het alleen het interne onderdeel van uw bestaande slot; het buitenste rozet en de sleutels blijven intact. Het slot zorgde tijdens het testen voor een soepele en fluisterstille werking en biedt een aantal handige beveiligingsfuncties, waaronder inbraakdetectie (die een alarm afgeeft als iemand ermee knoeit) en een deurbeveiligingsalarm (dat continu een alarm afgeeft als je de deur verlaat open).  Augustus Wi-Fi Smart Lock August heeft in de loop der jaren verschillende uitstekende slimme sloten uitgebracht, maar de Wi-Fi Smart Lock is de eerste met een ingebouwde Wi-Fi-radio. Dit slot vervangt de binnencomponent van je bestaande slot, is eenvoudig te installeren en ziet er stijlvoller uit dan eerdere modellen. De prijs lijkt misschien hoog, maar je krijgt tal van functies, waaronder een sensor die je de status van de deur laat weten, Auto-Lock en Auto-Unlock-opties en ondersteuning voor meerdere platforms. De brede ondersteuning van dit slot voor integraties van derden maakt het een uitstekende aanvulling op elk slim huis. Yale Assure Lock 2 Het gestroomlijnde en aanpasbare Yale Assure Lock 2 is verkrijgbaar in Bluetooth- of Wi-Fi-varianten. Beide modellen ondersteunen HomeKit en het bedrijf is van plan Z-Wave- en Matter-compatibele modules te lanceren die de compatibiliteit van het slot met de volgende golf van slimme apparaten voor thuisgebruik moeten garanderen. Het basismodel bevat een fysiek toetsenbord, maar je kunt desgewenst upgraden naar een touchscreen. Fysieke sleutels en een bijbehorende app zijn aanvullende ontgrendelingsmethoden, welke kant je ook opgaat. Als je je smart home-apparaten graag wilt personaliseren, geeft het vergrendelingssysteem van Yale je dus de vrijheid om te kiezen welke functies je wilt.

Een trampolinepark is een geweldige plek voor plezier en beweging voor kinderen tot volwassenen. Door in het weekend de leukste trampolineparken te bezoeken, kom je van je saaiheid af en heb je heerlijke verfrissingen. Kinderen kunnen quality time doorbrengen met familie en vrienden. Ze leren ook verschillende goede vaardigheden en manieren van andere kinderen. Zo neemt de populariteit van trampolineparken snel toe. Wil je graag met je kids op een trampoline springen? Bezoek dan een van de onderstaande trampolineparken in Europa!  Trampolinepark Abenteuerland  Als je binnenkort naar Duitsland gaat dan mag je het trampolinepark Abenteuerland niet missen. Eigenlijk is dit een net en schoon trampolinepark met een haloppervlak van 1800 vierkante meter. De locatie van het park is Horstfeldweg, 29646 Bispngen, Duitsland. De belangrijkste attracties hier zijn The Wall, High-Performance Trampoline, Augmented Climbing Wall, Virtual Reality Jump, Main Area, Big Climbing Wall & Big Airbag, Ninja Course, Dodgeball, Balance Area, Wipe Out, Ropes Course, Slam Dunk, Battle Area , Kindertobeland, Bambini Springen, enz.  Urban Air Adventure Park Urban Airpark is een van de beste trampolineparken. Het heeft bijna 180 locaties in de VS en één in het VK. Enkele van de locaties zijn Ahwatukee, AZ, Akron, OH, Albuquerque, NM, Altoona, PA, Ankeny, IA, Ardmore, IK en nog veel meer. Er zit dus ook nog een Urban Air Adventure Park in het Verenigd Koninkrijk, om precies te zijn in Dundee, Schotland. Elk park heeft veel attracties met een rijk café. Enkele van de beste attracties van Urban Airpark zijn Battle Beam, Sky Rider, Ropes Course, Climbing Walls, ProZone Performance Trampolines, Tubes Playground, Warrior Course, Runway, Apex Trampoline, Kids Area, Dodgeball, Slam Dunk Zone en meer. Er is ook een speciaal café voor extra versnaperingen, dus je hoeft geen koelboxen vol eten en drinken mee te nemen!  Trampolinepark Maxx Arena Maxx Arena is een ander trampolinepark in Duitsland. Het is gelegen op 85551 Kirchheim in de buurt van München, Duitsland. Dit is een van de grootste trampolineparken van Europa. De totale oppervlakte van het park is 5500 vierkante meter. Dus de grote ruimte zal je vermaken. Met Maxx Trampoline zijn er Maxx Climb, Inflatable Park, Laser Maze, 3D Blacklight Golf en Ninja Course. Je krijgt ook Valo Jump om te springen als de jouwe. De Clip 'n Jump is ook indrukwekkend omdat kinderen verschillende moeilijke fasen zullen vinden om hun vaardigheden te verbeteren.  Altitude Trampoline Park Altitude is een trampolinepark van wereldklasse met veel voorzieningen. Het park is voornamelijk in de VS gevestigd en heeft meer dan 90 vestigingen, maar er zijn verschillende internationale parken, waaronder Panama, Mexico, Argentinië en Spanje. Afhankelijk van de locatie kunnen de grootte van het park, de kosten en de aantrekkelijkheid variëren. Je kunt kaartjes kopen in het park of online. Als je het trampolinepark wilt reserveren voor feesten of evenementen, kun je dat op locatie doen. Er is ook een welgesteld café voor eten. Hoewel Altitude dus vooral gevestigd is in Amerika zijn er ook trampolineparken van dit keten in Europa. 

Een provincie met veel water en meren, grenzend aan de Waddenzee, waar wind en water vrij spel hebben. Is kunststof een geschikt materiaal voor je kozijnen als je in Friesland woont? Is het bestand tegen de bijzondere kenmerken van onze provincie? Wij vertellen je waarom je probleemloos voor kunststof kozijnen in Friesland kunt kiezen! De kenmerken van kunststof kozijnen Kunststof is een populair materiaal voor kozijnen omdat het onderhoudsarm is. Af en toe reinigen met een sopje is ruim voldoende om je kozijnen goed te onderhouden. En schilderen is niet nodig, waardoor je er na het plaatsen weinig omkijken meer naar hebt. Je hoeft niet in weer en wind met kwasten en potten verf de ladder op, maar kunt rustig van het mooie uitzicht van jouw nieuwe kozijnen genieten. Wat kunststof kozijnen in Friesland in het bijzonder een goede keuze maakt, is dat ze bestand zijn tegen allerlei weersomstandigheden. Het kan nog zo hard waaien of regenen, je kunststof kozijnen zullen geen kik geven. Kunststof kan niet rotten. Ze hoeven niet extra onderhouden te worden als het slecht weer is en gaan probleemloos heel wat jaren mee. Kunststof kozijnen hebben een lange levensduur en kunnen wel een leven lang meegaan! Kunststof kozijnen isoleren ook bijzonder goed. Je hoeft niet bang te zijn voor gure wind die door de kieren je woonplezier bederft, want kunststof kozijnen isoleren uitstekend tegen warmte en geluid. Daarmee is een prettig woonklimaat gegarandeerd, evenals een fijne energierekening. Met kunststof kozijnen houd je de warmte goed binnen en bespaar je op je energiekosten. Zeker wanneer je jouw kunststof kozijnen combineert met HR++ of triple glas kun je een aanzienlijke energiebesparing realiseren. Ga jij voor kunststof kozijnen in Friesland? Heb je interesse in het laten plaatsen van kunststof kozijnen? Er is enorm veel keuze in kleuren, uitstraling en indeling. Er zijn zelfs kunststof kozijnen met een houtnerf verkrijgbaar, die voor de authentieke sfeer van originele houten kozijnen zorgen. Ze zijn nauwelijks van echt hout te onderscheiden! Om te weten te komen wat het beste bij jouw woning past en de uitstraling die je wilt creëren, kun je online naar voorbeelden zoeken, goed rondkijken in je omgeving of een specialist als Jansma Burdaard om advies vragen. Ga ook voor duurzaam, milieuvriendelijk en recyclebaar, ga voor kunststof kozijnen. In Friesland en omgeving al een populaire keuze die voor een waardevermeerdering van je woning zorgt! 

Sommige gebouwen neem je voor lief en loop je voorbij zonder er al te veel aandacht aan de schenken. Typisch zo'n gebouw is bijvoorbeeld het NS-treinstation van Leeuwarden. Het is een van de laatste treinstations van het zogenaamde "Standaard NS Type SS derde klasse". Ooit waren er tientallen van dit type stations. Stuk voor stuk zijn ze gebouwd in de tweede helft van de negentiende eeuw. De drie overgebleven exemplaren liggen aan de lijn Harlingen - Nieuweschans. Het betreft de stations van Harlingen (1863), Leeuwarden (1863) en Winschoten (1865). Ondanks renovaties in 1904, 1924 en 2000 vind je in het station van Leeuwarden nog duidelijke sporen terug van het oorspronkelijke gebouw. De houten kiosk op het buitenterrein bij de perrons verdient meer dan gemiddelde aandacht van de passerende reiziger evenals de centrale hal (zie foto). De historische gietijzeren overkappingen van de perrons zijn in 2016 verwijderd om vervangen te worden door moderne exemplaren. De oude exemplaren zouden onherstelbaar verwaarloosd zijn en een gevaar voor het publiek tijdens harde wind. Gelukkig heeft de gemeente Leeuwarden met succes er op aangedrongen dat de oude historische overkappingen gerestaureerd en teruggeplaatst zouden moeten worden. Naar verwachting zal dat in in 2023 gebeuren. Daarna zullen jaarlijks vele duizenden reizigers weer arriveren en vertrekken op en van het monumentale station. Veel reizigers zullen hun bagage, zoals de kwalitatief hoogwaardige harde koffers van Eminent een moment neerzetten en even om zich heen kijken naar de prachtige entourage van het Leeuwarder NS-station. Ze nemen daarmee een voorpoefje van de historische binnenstand van Leeuwarden die nog veel meer moois in petto heeft.

Friesland is dé provincie om te genieten van een heerlijke vakantie. Het is niet voor niks dat een chalet kopen in Friesland zo populair is. Vooral wanneer je veel van natuur houdt, is Friesland een geschikte plek om vakantie te vieren. Lees hier alles over de leuke activiteiten die te doen zijn in deze prachtige provincie. Ontdek de natuur Friesland staat bekend om zijn prachtige natuur. Er zijn dan ook veel fiets- en wandelpaden aangelegd, zodat je de provincie goed kunt ontdekken. Zo kun je de elfstedenroute ook fietsen, waardoor je meer over de cultuur en geschiedenis van Friesland kunt leren. Daarbij kun je ook de prachtige natuurgebieden bezoeken. Het Alde Faenen park is een moerasgebied welke perfect is voor wandelingen, maar ook voor vogelspotten. Ook het Drents-Friese Wold is een must-see; de bossen en heidevelden zijn heel geschikt om een mooie, uitgebreide wandeling te maken. Voor de natuurliefhebber is Friesland dus heel erg geschikt. Maak de mooiste vaartochten Een andere zeer geliefde activiteit in Friesland is varen. Friesland heeft namelijk veel meren, kanalen en rivieren, waardoor het heel geschikt is om met de boot de provincie te verkennen. Je kunt natuurlijk zelf een boot kopen voor bij je chalet, maar er zijn ook genoeg opties om er een te huren, of om mee te gaan met een rondvaart. Ook andere watersporten, zoals zeilen, kanoën of roeien zijn leuk om te doen tijdens de vakantie. Je kunt er natuurlijk ook voor kiezen om te gaan vissen, want ook daarvoor is de rustgevende omgeving geschikt. Proef de cultuur De laatste activiteit is het proeven van de Friese cultuur. Dit kun je natuurlijk letterlijk doen, door een van de lekkere specialiteiten te proeven. Denk hierbij aan de Friese amandelkoekjes, suikerbrood, of droge worst. Daarnaast kun je natuurlijk ook het culturele erfgoed bezoeken. Bezoek de molens die verspreid door de provincie staan, of bezoek de hoofdstad: Leeuwarden. Deze stad was de culturele hoofdstad van Europa in 2018, dus er is genoeg te beleven. Bezoek bijvoorbeeld het Fries museum of de Oldehove, of een van de vele eetgelegenheden, waar je natuurlijk de échte Friese specialiteiten kunt proeven. Daarom is een chalet kopen zo leuk Er zijn dus genoeg redenen om in Friesland een chalet te kopen. Met de leuke activiteiten, de prachtige natuur en de steden is er altijd genoeg te doen. Vooral voor mensen die erg van watersporten of natuur houden is het een perfecte vakantieplek.

Bij het beheren van een bedrijf in Friesland komt een scala aan verantwoordelijkheden kijken, waaronder het beheer van de salarisadministratie. Payroll administratie biedt een oplossing die steeds populairder wordt onder Friese bedrijven vanwege de vele voordelen die het met zich meebrengt. Payroll administratie, ook wel payroll administration genoemd, is een dienst waarbij een extern bedrijf de verantwoordelijkheid op zich neemt voor het beheer van de salarisadministratie, inclusief loonberekening, belastingafdrachten en andere HR-gerelateerde taken. Voordelen van payroll administratie voor Friese bedrijven Het gemak van uitbesteding Door de salarisadministratie uit te besteden aan een gespecialiseerd payrollbedrijf, kunnen Friese bedrijven zich richten op hun kernactiviteiten zonder zich zorgen te maken over administratieve rompslomp. Kostenbesparing Payroll administratie kan leiden tot kostenbesparingen voor Friese bedrijven doordat ze geen interne HR-afdeling hoeven te onderhouden. Ook kunnen ze profiteren van de schaalvoordelen van het payrollbedrijf of andere handigheden zoals een 30% ruling calculator van het payrollbedrijf. Compliance en risicobeheer Een ervaren payrollbedrijf zorgt ervoor dat de salarisadministratie voldoet aan alle wettelijke vereisten en regelgeving, waardoor het risico op boetes en juridische problemen wordt geminimaliseerd voor Friese bedrijven. Flexibiliteit in personeelsbeheer Met payroll administratie kunnen Friese bedrijven flexibeler zijn in het beheren van hun personeelsbestand, bijvoorbeeld bij seizoensgebonden of projectmatig werk. Payroll administratie: hoe werkt het? Het proces van payroll administratie begint met het uitbesteden van de salarisadministratie aan een gespecialiseerd bedrijf. Dit bedrijf neemt vervolgens alle taken met betrekking tot de salarisadministratie over, inclusief loonberekening, belastingafdrachten en het verstrekken van loonstroken aan werknemers. Korte stappen bij het implementeren van een payroll administratie Evaluatie van de behoeften van het bedrijf, Selectie van een geschikt payroll bedrijf, Overdracht van relevante informatie en documentatie, Implementatie van het payroll systeem, Ondersteuning en onderhoud van het systeem. Voor Friese bedrijven biedt payroll administratie een efficiënte en kosteneffectieve oplossing voor het beheer van de salarisadministratie. Door de taken uit te besteden aan een gespecialiseerd payroll bedrijf kunnen bedrijven zich richten op hun kernactiviteiten en profiteren van een scala aan voordelen, waaronder kostenbesparing, flexibiliteit en risicobeheer.

In Zuidoost-Friesland vind je de Delleboersterheide. Onderdeel van een welhaast 1000 hectare groot natuurgebied onder beheer van It Fryske Gea. De Delleboersterheide leent zich perfect voor een zondagmiddagwandeling. Gisteren was mijn eerste bezoek. Het was mooi zonnig najaarsweer. Hier en daar geen wolkje aan de lucht. Het parkeerterrein stond vol met auto's maar het gebied blijkt groot genoeg om bijna  niemand tegen te komen. Toevallig treffen we een vrijwilliger van It Fryske Gea, compleet met laarzen en verrekijker. Hij kent het gebied als zijn broekzak want heeft er zijn hele leven bij gewoond. Hij heeft wetenschappers en natuurvorsers uit Wageningen zien komen en gaan, al dan niet met uit te zetten dassen en andere soorten levende have. Daarnaast groot materieel, vooral in de jaren tachtig in opdracht van onder andere gemeente en waterschap. Het had hier naar het schijnt nog veel mooier kunnen zijn. De waterhuishouding is in de jaren tachtig grondig aangetast. Hoogtes en dieptes met de grond gelijk gemaakt. Door het gebied loopt nog steeds de oorspronkelijke beek de Tsjonger maar deze wordt eigenlijk niet meer gevoed zoals voorheen. De huidige Tsjonger loopt kaarsrecht langs het gebied. Als restant zijn een paar prachtige poelen achtergebleven. De Catspoele staat bekend als walhalla voor Libellen. Je zou er in het Libelleseizoen veertig soorten moeten kunnen ontdekken. Het informatiebord spreekt ook van de Witsnuitlibelle maar deze is al een hele tijd niet meer gespot. Daarnaast is er een tweede langgerekte en ondiepe poel. We hebben geluk want prompt verschijnen tientallen pony's om te drinken. Het is een prachtig gezicht. Er drijft iets in het water. Het heeft iets weg van een krokodil. Even waan je je als deelnemer aan een safari in een ver en exotisch wildpark. Niets is minder waar. Je bent gewoon op de Delleboersterheide in Zuidoost-Friesland.

Terschelling biedt een unieke ontsnapping aan de dagelijkse drukte en stress van het vasteland. De fysieke afstand tot het vaste land zorgt ervoor dat je je echt losgesneden voelt van de hectiek van alledag. Dit is precies wat nodig is voor effectieve teambuilding. Het eilandgevoel op Terschelling creëert een omgeving waarin teamleden zich kunnen concentreren op samenwerking, communicatie en plezier zonder de afleidingen van de dagelijkse werkdruk.De ervaring begint al bij de reis naar het eiland. De overtocht over de Waddenzee is niet alleen een mooie start, maar ook een mentale reset. Je laat het vasteland achter je en stapt in een wereld vol natuur, rust en ruimte. Deze verandering van omgeving kan wonderen doen voor de mindset van je team. Het gevoel van isolatie op een eiland versterkt de banden binnen het team, omdat iedereen zich in dezelfde situatie bevindt en samenwerkt om het beste uit de activiteiten te halen. Positieve effecten op medewerkers en organisatie Teambuildingactiviteiten hebben aantoonbaar positieve effecten op zowel medewerkers als de organisatie als geheel. Voor medewerkers betekent het deelnemen aan deze activiteiten vaak een boost in moraal en motivatie. Ze krijgen de kans om elkaar beter te leren kennen buiten de werkomgeving, wat leidt tot sterkere relaties en verbeterde samenwerking.Voor organisaties resulteert effectieve teambuilding in betere communicatie, verhoogde efficiëntie en een sterkere teamgeest. Dit draagt bij aan een positievere bedrijfscultuur waarin medewerkers zich gewaardeerd voelen en bereid zijn om net dat beetje extra te geven. Uiteindelijk leidt dit tot betere prestaties en succes voor de hele organisatie. Teambuilding Terschelling biedt bovendien unieke mogelijkheden dankzij de natuurlijke omgeving en speciale activiteiten die alleen op dit eiland beschikbaar zijn. Door gebruik te maken van deze voordelen kunnen bedrijven profiteren van zowel directe als indirecte positieve effecten die verder gaan dan de duur van het evenement zelf. Unieke activiteiten die je alleen op een eiland vindt Terschelling staat bekend om zijn unieke teambuildingactiviteiten die je nergens anders vindt. Denk aan wadlopen, waarbij je samen met je team door de modderige wadden loopt en de kracht van samenwerking ervaart. Dit soort activiteiten zijn niet alleen leuk, maar ook uitdagend en vereisen echte teamcohesie. Andere zee-gerelateerde uitdagingen zoals powerkiten en zee raften bieden spannende mogelijkheden om grenzen te verleggen en vertrouwen op te bouwen. Naast deze avontuurlijke activiteiten, biedt Terschelling ook rustgevende opties zoals strandvolleybal of GPS-tochten door de prachtige natuur. Deze activiteiten zijn perfect om te ontspannen en tegelijkertijd aan teambuilding te doen. Het unieke landschap en de maritieme sfeer van Terschelling geven elke activiteit een extra dimensie die je nergens anders zult vinden. Teambuilding met fiscale voordelen Teambuilding heeft niet alleen voordelen voor de dynamiek binnen het team, maar kan ook financieel aantrekkelijk zijn voor bedrijven. In Nederland kunnen bedrijven profiteren van fiscale voordelen zoals de Werkkostenregeling (WKR). Dit betekent dat bepaalde teambuildingactiviteiten belastingvrij kunnen worden georganiseerd, wat aanzienlijke kostenbesparingen kan opleveren ten opzichte van reguliere bedrijfsuitjes. Daarnaast kunnen bedrijven door te investeren in teambuilding op lange termijn besparen. Een goed functionerend team leidt tot hogere productiviteit, minder ziekteverzuim en een betere werksfeer. Dit vertaalt zich direct in financiële voordelen voor het bedrijf. Door gebruik te maken van de fiscale regelingen, wordt teambuilding niet alleen leuker, maar ook voordeliger. Specialistische bureaus regelen alles voor jou Het organiseren van een succesvol teambuilding event kan veel tijd en stress kosten. Gelukkig zijn er specialistische bureaus zoals WadEvents die dit volledig uit handen kunnen nemen. Van vervoer en accommodatie tot catering en activiteiten, alles wordt geregeld zodat jij je kunt concentreren op wat echt belangrijk is: het versterken van je team. Door samen te werken met een ervaren bureau zoals WadEvents, bespaar je niet alleen tijd en moeite, maar ook geld. Dankzij hun lokale kennis en contacten kunnen ze vaak betere deals krijgen en zorgen ze ervoor dat alles soepel verloopt. Bovendien hoef jij je geen zorgen te maken over de logistiek of eventuele problemen die zich kunnen voordoen, want zij hebben alles onder controle.

Friesland is een provincie met een rijke geschiedenis en tradities. De afgelopen decennia heeft Friesland een aantal veranderingen ondergaan op verschillende gebieden. In dit artikel zullen we de verschillen tussen vroeger en nu in Friesland uitlichten. Landbouw en ambachten Vroeger was Friesland voornamelijk een agrarische provincie. Boeren verdienden hier de kost door koeien te melken en gewassen te telen. Het leven draaide om het land en de seizoenen bepaalden het ritme van het werk. Tegenwoordig is de landbouw nog steeds een belangrijke sector in Friesland, maar de manier van werken is wel veranderd. Moderne machines en technologie helpen boeren tegenwoordig om efficiënter te kunnen werken. Hierdoor kunnen ze meer produceren. Daarnaast zijn traditionele ambachten langzaamaan verdwenen. Denk hierbij aan het maken van klompen en het weven van textiel. Vroeger waren veel mensen afhankelijk van deze ambachten. Nu zijn ze erg zeldzaam geworden. Er zijn nu moderne bedrijven die zich richten op technologie en innovatie. Denk aan de productie van elektronica en software.  Technologische vooruitgang Een van de grootste veranderingen in Friesland is de technologische vooruitgang. Vroeger was een wasmachine een luxe die niet voor iedereen was weggelegd. Vrouwen wasten kleding nog met de hand en hingen het te drogen aan de waslijn. Tegenwoordig is bijvoorbeeld een ep wasmachine niet meer weg te denken uit een huishouden. Tegenwoordig heeft bijna iedereen een wasmachine namelijk. Verstedelijking Een ander verschil tussen vroeger en nu in Friesland is de verstedelijking. Vroeger woonden de meeste mensen op het platteland. Nu zijn er steeds meer steden en dorpen. Deze steden en dorpen worden ook steeds groter. Steden zoals Leeuwarden en Sneek zijn grote steden geworden. Je vindt winkels, restaurants en musea. De verstedelijking heeft ook invloed gehad op de infrastructuur in Friesland. Er zijn nu meer wegen en bruggen die de steden met elkaar verbinden. Hierdoor is het makkelijker om van de ene naar de andere plaats te reizen. Ook het openbaar vervoer is verbeterd. Zo zijn er meer treinen en bussen die regelmatig rijden. Communicatie Op het gebied van communicatie en entertainment zijn er grote veranderingen geweest. Vroeger was een tv kopen een grote investering. Ook waren er maar een paar zenders beschikbaar. Tegenwoordig kunnen we duizenden kanalen ontvangen via satelliet- en kabeltelevisie. Ook is het internet niet meer weg te denken uit ons dagelijks leven. Mensen over de hele wereld zijn zo met elkaar verbonden. 

Bolsward, start- en eindpunt van de jaarlijkse Fietselfstedentocht. Monumentale stad met lange historie en traditie. Dit is terug te zien in de monumentale gevels en gebouwen zoals de Martinikerk en de Broerekerk, hoewel de laatste slechts een ruïne betreft. Bolsward is de thuisbasis van de Us Heit Distillery, hier wordt onder andere de Frysk Hynder Whiskey gestookt. Daarnaast wordt er jaarlijks het straatfestival BOLStjurrich georganiseerd. Bolstjurrich laat zich te best vertalen als "opstandig", wat overigens niet wil zeggen dat de Bolswarders opstandige mensen zijn. Het is er vooral gezellig en gastvrij. Als Friese stad een aanrader voor een bezoek of verblijf. Hieronder nog veel meer informatie over de Friese stad Bolsward.  Bolsward is lange tijd de laaste nog zelfstandige stadsgemeente van Friesland geweest. In 2011 is deze laatste stadsgemeente gefuseerd met de gemeenten Nijefurd, Sneek, Wûnseradiel and Wymbritseradiel. De stad Bolsward lag in de Middeleeuwen strategisch voor waterverkeer en handel. Er was verbinding met de Middelzee en door de Marneslenk met de Zuiderzee. Hoewel die waterwegen dichtslibden, bleef Bolsward bereikbaar voor waterverkeer en kon als handelsplaats opbloeien. Het raakte gelieerd aan de Hanze. De oorsprong is nog voelbaar aan de terpen bij de Martinikerk en bij de Hoogstraat: de laatste was de handelsterp. Bolsward was het kerkelijk centrum voor een wijde omgeving. Naast het Marktplein ligt de belangrijke gracht van Marktstraat en Appelmarkt met het fraaie stadhuis in het verschiet. Aan de Marktstraat staan voorname grachtenpanden met gevels in barok, rococo en neoclassicistische stijlen. De Bolswarders hebben in 1614/’17 hun welvaart en beschaving willen uitdrukken met de bouw van een prachtig stadhuis. Het rechthoekige bouwwerk met pronkgevels en een hoge lantaarntoren is ontworpen en uitgevoerd door plaatselijke meesters en daarmee worden de stedelijke potenties uitgedrukt. De middenpartij waar op de hoofdverdieping de vierschaar voor de rechtspraak ligt, wordt bekroond door een hoge geveltop met overdadig rolwerk met obelisken. Daarin prijken de personificaties van Geloof, Hoop, Liefde en Gerechtigheid, waarvan de laatste twee van uitzonderlijke kwaliteit zijn. De lantaarntoren is een wonder van architectonische schoonheid. De Jongemastraat verbreedt zich aan het einde tot het Broereplein. Daar rijzen de dramatische muren van de Broerekerk op, in 1980 door brand ernstig beschadigd en nu een fascinerende ruïne. Het is een sobere vijftiende-eeuwse pseudo-basiliek met een rijke voorgevel, een rijke uitdossing die niet bij de bedelorde van de Franciscanen, maar wel bij Bolsward past. In de Heeremastraat staat een stadsstate van een van de adellijke families van Bolsward: Heeremastate, die kort na 1500 is gebouwd. De muren zijn gemetseld van afwisselend gele kloostermoppen en banden van kleinere rode baksteen. De langste stadsgracht, de Dijl, is omzoomd door een afwisselende bebouwing van Kleine en Grote Dijlakker. Voorname lijstgevels, een reeksje eenvoudige halsgevels, een fraai versierde trapgevel en een erg fraaie halsgevel. Achter de rooilijn rijst de Sint Franciscuskerk op, in 1934 door H.C. van der Leur en Dom Paul Bellot ontworpen in een expressionistische stijl die vooral inwendig te genieten is. Het is de kerk van een meer dan zes eeuwen oud devotiebeeld van de Lieve Vrouw van Zevenwouden. Er wordt een mirakelboek uit het midden van de 16de eeuw bewaard. Het huis Wipstraat 6, achter het stadhuis, wordt beschouwd als het geboortehuis van Gysbert Japicx, de Friese dichter uit de 17de eeuw. Aan de Nieuwmarkt even voorbij de herensociëteit ‘De Doele’ staat het brede en uitwendig wat stugge Sint Anthony Gasthuis. Het is gebouwd in 1778-’91 ter huisvesting van alleenstaande vrouwen en heeft een bijzonder rijk ingerichte voogdenkamer in Lodewijk XVIstijl. Aan de Skilwyk, een gedempt haventje, staat de doopsgezinde kerk met een neoclassicistisch front en zelfs een torentje op de voorgevel, uitzondering bij de mennisten. Aan de noordoostzijde ligt het laatste restant van het Hoog Bolwerk. Daarachter rijst de magistrale Martinikerk op, een grote pseudobasiliek gebouwd tussen 1446 en 1466. De forse vijfledige toren is wat ouder: de grootste van de kenmerkende zadeldaktorens van Friesland. Het hoge koor wordt geschoord door hoge steunberen en dat is nodig omdat de wanden grotendeels geopend zijn met grote spitsboogvensters. Binnen zijn op enkele gewelven schilderingen aanwezig met onder meer het kersttafereel. In het licht geblankette interieur doet het magnifieke eiken meubilair van zich spreken. In het koor staan rijk gesneden koorbanken die deels uit de Broerekerk afkomstig zijn. De barokke preekstoel is door een collectief van Bolswarder vaklieden in 1662 gemaakt. De eerste stadsuitbreidingen vonden vanaf de jaren twintig plaats in het zuidoosten, na de oorlog gevolgd door Plan Noord. De stad is in de laatste decennia van de 20ste eeuw aanzienlijk uitgebreid met wijken aan de oost- en noordzijde. Vanouds liggen de bedrijven ten zuidwesten van de binnenstad. Het nieuwe bedrijvenpark is volop in ontwikkeling in de Weeshuispolder ten westen van de stad.

Wonen in Friesland Als trotste Fries, woon je waarschijnlijk met veel plezier in deze mooie provincie. De groene weilanden, schilderachtige grachten en de warme gemeenschap maakt het leven hier echt uniek. Wonen in Friesland is daarom ook erg populair onder een heleboel mensen. De Friese cultuur en taal vormen een stukje dat deel uitmaakt van de identiteit van een Fries. En vergeet de jaarlijkse tradities zoals het Skûtsjesilen niet. Of je nu al je hele leven woont in Friesland, of op zoek bent naar een woning, wij vertellen je meer over de huizenmarkt. Huizenmarkt in Friesland De huizenmarkt in Friesland is erg dynamisch. Het verschilt natuurlijk per plek wat de huizenmarkt doet. In de steden is het lastiger om een passende woning te vinden dan op het platteland. De gemiddelde vraagprijs van een huis in Friesland was in juli 2023 € 289.500. Dit is 1,86% minder dan vorige maand. Die prijs hoort bij een gemiddelde vierkantemeterprijs van € 2.642. Gemiddeld wordt er 11,94% overboden op een huis. Belangrijkste verschillen binnen de Friese gemeentes De gemiddelde vraagprijs die je hierboven kan lezen, is gemeten over Friesland als gehele provincie. Natuurlijk verschilt er per gemeente ook het een en ander. In Achtkarspelen is de gemiddelde vraagprijs van een huis bijvoorbeeld € 355.000. In Dantumadiel ligt de gemiddelde vraagprijs iets onder het gemiddelde van de provincie. Het gemiddelde is namelijk € 275.000. In Tytsjerksteradiel betaal je voor een huis gemiddeld € 350.000. En in Opsterland betaal je gemiddeld € 294.750. Het verschilt dus best wel waar je een huis koopt in Friesland. Nieuwbouwprojecten in Friesland Aangezien veel mensen naar het mooie Friesland willen vertrekken, zijn er een aantal nieuwbouwprojecten gestart in Friesland. Deze verschillen van appartementen tot riante vrijstaande woningen. Een prachtig nieuwbouwproject is bijvoorbeeld de Reidsichte in Drachten. Hier worden 7 huizen gebouwd met een groot perceel. In Sneek worden er 24 appartementen gebouwd, het Pakhuys Somerrak, die geïnspireerd zijn op de oude pakhuizen aan het water. Maar ook in Winsum wordt gebouwd. Project Oanrin bouwt 7 mooie huizen met landelijke vergezichten. Staat jouw droomhuis hier tussen? Vergeet niet om een hypotheekadvies aan te vragen bij een specialist!

Elektrische auto's winnen snel terrein op de wegen over de hele wereld. Met toenemende bezorgdheid over klimaatverandering en de wens om afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen, kiezen steeds meer mensen ervoor om over te stappen op elektrische voertuigen (EV's). Voordat je echter de sprong waagt en een elektrische auto aanschaft, zijn er verschillende belangrijke overwegingen om in gedachten te houden. Hier bespreken we enkele cruciale aspecten die je moet overwegen voordat je een elektrische auto koopt. Actieradius De actieradius van een elektrische auto verwijst naar de afstand die het voertuig kan afleggen op een enkele lading. Het is essentieel om te beoordelen of de actieradius van de elektrische auto die je overweegt voldoende is voor je dagelijkse behoeften en eventuele langere ritten die je regelmatig maakt. Over het algemeen bieden moderne elektrische auto's actieradii die geschikt zijn voor de meeste dagelijkse ritten, maar het is belangrijk om rekening te houden met factoren zoals wegomstandigheden, snelheid en buitentemperatuur, die de werkelijke actieradius kunnen beïnvloeden. Oplaadmogelijkheden Voordat je een elektrische auto aanschaft, moet je nadenken over de beschikbaarheid van oplaadmogelijkheden in jouw omgeving. Thuis opladen is vaak de handigste optie, dus het is de moeite waard om te investeren in een thuislaadstation als je dat nog niet hebt. Daarnaast is het belangrijk om te weten waar openbare laadstations zich bevinden, vooral als je van plan bent lange afstanden af te leggen. Het gebruik van laadstations onderweg kan je reisplanning aanzienlijk beïnvloeden, dus het is goed om hier rekening mee te houden. Laadsnelheid De laadsnelheid van een elektrische auto kan variëren, afhankelijk van het type laadstation en de specificaties van het voertuig. Snelladen kan handig zijn voor langere reizen, maar het is belangrijk op te merken dat het mogelijk is dat snelladen de levensduur van de batterij kan beïnvloeden. Zorg ervoor dat je begrijpt hoe snel je auto kan worden opgeladen en welke impact dit kan hebben op de batterijprestaties op lange termijn. Onderhoudskosten Over het algemeen zijn de onderhoudskosten voor elektrische auto's lager dan die voor conventionele voertuigen. Elektrische auto's hebben minder bewegende delen en hebben geen olie nodig, waardoor veelvoorkomende onderhoudstaken zoals olieverversingen en uitlaatcontroles worden geëlimineerd. Het is echter nog steeds belangrijk om rekening te houden met kosten zoals banden, remmen en de batterij, die na verloop van tijd onderhoud kunnen vereisen. Kosten De aanschafprijs van een elektrische auto kan hoger zijn dan die van een vergelijkbaar voertuig met een verbrandingsmotor. Hoewel elektrische auto's vaak in aanmerking komen voor belastingvoordelen en premies, is het belangrijk om het totale kostenplaatje te overwegen, inclusief de kosten van de auto, oplaadinfrastructuur zoals een laadpaal en eventuele subsidies of stimuleringsmaatregelen die beschikbaar zijn in jouw regio. Milieueffecten Hoewel elektrische auto's geen uitstoot hebben tijdens het rijden, zijn er nog steeds milieueffecten verbonden aan de productie van de voertuigen en de elektriciteit die ze aandrijft. Het is de moeite waard om te onderzoeken hoe de elektriciteit in jouw regio wordt opgewekt en of deze afkomstig is van hernieuwbare bronnen. Daarnaast is het verstandig om na te denken over de levenscyclus van de auto en hoe deze wordt gerecycled aan het einde van zijn levensduur. Het kopen van een elektrische auto is een belangrijke beslissing die verschillende overwegingen vereist. Door rekening te houden met factoren zoals actieradius, oplaadmogelijkheden (dit kan je laten installeren door laadpunt Nederland ), laadsnelheid, onderhoudskosten, kosten en milieueffecten, kun je een weloverwogen keuze maken die past bij jouw behoeften en levensstijl. Elektrische auto's bieden tal van voordelen, maar het is belangrijk om volledig geïnformeerd te zijn voordat je een definitieve beslissing neemt.

Je hebt twee soorten mensen. Mensen die ervan houden om op de bonnefooi een gebied of stad te verkennen en mensen die graag gebruik maken van een kaart. De eerste categorie mensen neemt op de koop toe dat ze mogelijk een attractie missen. De tweede categorie mensen accepteert dat ze zich constant moeten afvragen "zitten we nog op de route?". Ik behoor tot de eerste categorie. In de buurt van Earnewâld ligt het natuurgebied de Alde Feanen. Het is een 4500 hectare groot laagveenmoeras. Het is één van de twintig Nationale Parken in Nederland. Een klein onderdeel ervan is "It Wikelslân". Hier zijn kris-kras twee wandelroutes uitgezet, een van 3 en een van 5 kilometer. Een uitgebreid netwerk van routebordjes getuigt ervan. Geschikt waterdicht schoeisel is een must. Ik was er gisteren, het was heerlijk fris Novemberweer. Hoewel er redelijk wat auto's stonden bij de ingang van het gebied voelde het niet druk in het gebied. Zo nu en dan passeer je een paar medewandelaars. Highlights zijn de uitkijktoren en twee vogelkijkhutten. Je kunt ze bijna niet missen. Wat opvalt is dat wandelaars stoppen bij bordjes of aandacht hebben voor hun Smartphone. "We moeten hier linksaf" hoor ik een oudere meneer zeggen tegen een oudere dame. Het stel volgt digitale instructies. Een ander stel dames geeft aan dat ze de bordjes negeren omdat het er gewoonweg teveel zijn. Een verliefd stel loopt aan de hand van een Smartphone voorovergebogen voorbij. Een oude verweerde houten handwijzer met "Kuierpaad" staat aan het begin van de wandeling. Soortgelijke handwijzers staan bij de twee vogelkijkhutten. Er is een tijd geweest dat mensen hier genoeg aan hadden. Want om eerlijk te zijn, zo groot is het Wikelslân nu ook weer niet. De ingang is notabene ook nog eens de uitgang. Ik ben benieuwd of de oude verweerde handwijzers nog verder aan hun lot worden overgelaten en te zijner tijd opgeruimd in het belang van de vooruitgang.

In de kloosterkapel van Jannum was gisteren een verhalenavond. Door de hele provincie Friesland werden verhalen verteld maar mijn interesse ging vooral uit naar Jannum. Daar staat namelijk de meest sfeervolle kloosterkapel van Friesland en daar wordt het verhaal van Gerben en Ybeltsje vertelt. (zie ook blog: Brug Sibrandahûs – liefdeslot of liefdesslot) Deze keer wordt het vervolg verteld. Het is steenkoud in het kerkje. Ongeveer 10 mensen zijn aanwezig bij deze voorstelling maar er volgen op dezelfde avond nog een paar voorstellingen. Er staan houten stoeltjes klaar in een kring om een klein kolenvuur. Om en om zie je bij de toehoorders pufjes adem in wolkjes condenseren en oplossen in de kou. Gelukkig zijn er dekens voor over de benen en na afloop een kloosterlikeur. Aan het hoofd van de kring zit een dame gehuld in een dik vest en stola, haar in een knotje. Dikke rood geblokte deken over de benen. Achter in de kapel wordt accordeon gespeeld. Een Iers deuntje, want in de aderen van de speler zit Iers bloed. Het geheel doet me denken aan de verjaardagen van Beppe Moarrewâld een halve eeuw geleden. Ze woonde in een wâldhûske aan de Molenweg in Murmerwoude. Ze zat dan op een hoge stoel met leuningen prominent als stamoudste aan het hoofd van het gezelschap te glunderen. Haar in een knot. Ze had het hoogste woord. Vertelde verhalen en zong ook nog wel eens een versje. Omke Pieter de groenteboer van Ikkerwâld speelde op de accordeon. Rood haar maar geen Iers bloed voor zover ik weet. Beerenburg en likeur op een rood tafelkleed. Ik heb gisteravond een tijdreis gemaakt en volgens mij was ik niet de enige.

Veel mensen in Nederland komen niet snel in een stad als Leeuwarden maar dat is eigenlijk zonde. De hoofdstad van de provincie Friesland heeft namelijk enorm veel te bieden en daarom zal niemand zich er bij een bezoek snel hoeven vervelen. Er zijn genoeg dingen te doen om er een weekend door te brengen en we gaan u hieronder alvast helpen met wat inspiratie op te doen door een aantal plekken in Leeuwarden te bespreken die u bij een bezoek zeker moet gaan bekijken. Naast dat er meer dan genoeg bezienswaardigheden in de stad zijn, kunt u er ook diverse evenementen bezoeken. Met de WTC Expo heeft Leeuwarden een speciale evenementenhal, terwijl er ook regelmatig leuke concerten en theatervoorstellingen zijn. Regel alles van tevoren en boek eenvoudig uw favoriete activiteiten op deze pagina om er zeker van te zijn dat u deze kunt bezoeken. Het is daarnaast een absolute aanrader om ook bij de onderstaande plaatsen langs te gaan. Bezoek verschillende musea Er zijn verrassend veel musea te vinden in Leeuwarden. Het Fries Museum is te vinden aan het Wilhelminaplein in een prachtig modern gebouw met een bijzonder ontwerp. Deze nieuwe locatie werd in 2012 geopend en is dus nog relatief nieuw. Er zijn verschillende tijdelijke exposities te zien en er is een grote vaste collectie te vinden. Het leukste aan het Fries Museum is dat je er van alles kunt leren over de bijzondere Friese cultuur. Maar met alleen een bezoek aan het Fries Museum ben je er nog lang niet. Zo kun je in de stad ook het Keramiek Museum Princessehof en de Museumhaven Leeuwarden bezoeken. Het eerste is gelegen in een mooi herenhuis uit de zeventiende eeuw. Al ruim een eeuw doet het inmiddels dienst als museum en je kunt er een fraaie collectie aan objecten van porselein en keramiek zien. De Museumhaven is de plek bij uitstek voor liefhebbers van schepen. Het is gelegen aan de Willemskade en je kunt er als bezoeker de meest uiteenlopende soorten vaartuigen zien. Geniet van het groen in Prinsentuin Het is altijd fijn als er een mooi stukje groen in een stad is te vinden en daar heeft Leeuwarden met Prinsentuin voor gezorgd. Hier kun je even helemaal tot rust komen en aan de drukte van de stad ontsnappen. Het ligt weliswaar in de binnenstad maar toch waan je je voor even op een compleet andere plek en dat is natuurlijk precies de bedoeling. In 1648 werd het al aangelegd en dus gaat dit stukje groen in hartje Leeuwarden alweer heel wat eeuwen mee.Dit gebeurde destijds op voorspraak van een prins genaamd Willem Frederik van Nassau-Dietz. Dat is ook direct de verklaring voor waar de naam van deze plek vandaan komt. In het begin was het niet direct een openbare plek die voor iedereen toegankelijk was, maar daar kwam ongeveer 150 jaar later verandering in. Hierna is het altijd zo gebleven. Het meest herkenbare punt van Prinsentuin is de vijver die midden in het park is gelegen. Ga naar de Oldehove en de Waag Een paar andere dingen die je in Leeuwarden zeker niet mag missen zijn Oldehove en de Waag. De eerste is een toren die uit de zestiende eeuw komt en er bijzonder uitziet. Het staat midden op een groot plein en doet een beetje denken aan de toren van Pisa omdat het gebouw scheef staat. De Oldehovee staat naar verluidt zelfs nog schever dan de wereldberoemde toren in Italië. Het gebouw is 39 meter hoog maar men was eigenlijk van plan om het veel hoger te maken, wat nooit is gelukt omdat het vrijwel direct begon te verzakken.De Waag is een ander gebouw midden in de stad wat er een stuk mooier en rechter uitziet dan de Oldehove. Dit monumentale bouwwerk staat midden op het plein Nieuwestad. Tot het einde van de negentiende eeuw werd het gebruikt als een plaats waar veel soorten handelswaar werden gewogen. Vandaag de dag is het een leuke bezienswaardigheid die eraan doet herinneren dat Leeuwarden als stad een belangrijke handelsplaats was. Ook is er tegenwoordig een horecagelegenheid in het gebouw. Bekijk de Blokhuispoort Een hele tijd geleden was de Blokhuispoort een huis van bewaring. Gelukkig ziet het er tegenwoordig een stuk gezelliger uit en is het omgetoverd tot een van de leukste en meest bijzondere plekken van Leeuwarden. Op deze locatie werd aan het einde van de vijftiende eeuw al een fort gebouwd. Aan het einde van de zestiende eeuw kreeg het een nieuwe functie als gevangenis. Dat het complex op die manier gebruikt werd kun je nog altijd goed merken wanneer je er nu bent. Er waren later, nadat de gevangenis in de negentiende eeuw flink werd verbouwd, 180 cellen. In 2007 ging de gevangenis definitief dicht en inmiddels wordt het complex voor allerlei andere doeleinden gebruikt. Je kunt er diverse terrassen en horecagelegenheden vinden waardoor het mogelijk is om op een mooie dag van een heerlijk hapje en drankje te kunnen genieten op deze unieke plek.