Ten noorden van Dokkum ligt een prachtig en nog grotendeels onontdekt gebied. Het landschap wordt gekenmerkt door prachtige vergezichten, schilderachtige terpdorpjes, eeuwenoude kerkjes, verschillende soorten molens, statige boerderijen, meanderende stroompjes en oude dijken. De kuststrook wordt gedomineerd door de imposante zeedijk. Deze is in de jaren `70 van de vorige eeuw op Deltahoogte gebracht (5 meter boven NAP). Daarmee leek de strijd tegen het water definitief beslist. Maar inmiddels is duidelijk dat de dijk in de toekomst toch nog verhoogd zal moeten worden. Buitendijks liggen de kwelders, die alleen bij storm en extreem hoogwater nog onderlopen. Direct achter de dijk liggen de dorpjes Wierum, Paesens en Moddergat. Het visserijverleden is hier nog duidelijk voelbaar en zichtbaar. Op de dijk bij Wierum en Moddergat staan twee indrukwekkende monumenten die herinneren aan de grote vissersrampen die hier eind negentiende eeuw plaatsvonden. Het eeuwenoude kerkje van Wierum staat bijna tegen de moderne, strakke zeedijk aan, hetgeen een prachtig contrasterend beeld oplevert. Naar het westen liggen Ternaard en Holwerd. Hier is ten noorden van de oude dijk een nieuwe dijk aangelegd. Over de oude dijk loopt een weg die een mooi uitzicht biedt op het oude en het nieuwe land. De weg van Holwerd naar Dokkum voert over een paar terpen met daarop kleine dorpjes. Eén daarvan is Foudgum, waar de dichter Francois HaverSchmidt, alias Piet Paaltjens, van 1859 tot 1863 predikant was. De pastorie is thans een Bed and Breakfast. De kuststrook wordt gevormd door een oude kwelderwal. Door de hogere ligging vindt hier voornamelijk akkerbouw plaats. Verder landinwaarts ligt het land lager en is sprake van veeteelt. Het is een prachtig, ongerept terpenlandschap waar u al fietsend of wandelend tot rust zult komen. Niet voor niets bevindt zich hier, even ten zuiden van Hantum, een Boeddhistisch meditatiecentrum. Het gebouw in de vorm van een Indiase `stoepa` (tempel) heeft in deze omgeving een vervreemdend effect en is alleen om die reden al een bezoekje waard. Door het gebied slingert zich verder het riviertje de Peasens. In 1860 werd daarin een `ontzaggelijk groote visch` ontdekt. Na een verwoede strijd die twee dagen duurde, werd de 2.60 meter lange steur in de opvaart naar Niawier gevangen. Het vlees (en de kaviaar?) werd verkocht aan een aantal vermogende Kollumers. De huid van het beest werd opgevuld met stro en is tegenwoordig nog steeds te bewonderen in het dorpshuis van Niawier.

’Hart van Friesland’, zo wordt Grou vaak genoemd. In letterlijke zin is daar in elk geval weinig op af te dingen: het dorp ligt ongeveer in het midden van de provincie. Maar ook in overdrachtelijke zin is er veel te zeggen voor die benaming: Grou staat symbool voor Fryslân als watersportprovincie. Niet voor niets is het dorp het prachtige decor voor de openingswedstrijd van het jaarlijkse Skûtsjesilen op het Pikmeer en de Wijde Ee. Vooral in de maanden juni, juli en augustus is Grou een zeer druk bezocht en bruisend watersportcentrum. Maar het dorp heeft meer te bieden dan alleen het water, veel meer. Vóór de opkomst van de waterrecreatie was Grou al een bloeiend dorp. De centrale ligging en het vele water waren gunstig voor handel, scheepvaart, visserij en aanverwante bedrijvigheid, zoals scheepswerven, zeilmakerijen en touwslagerijen. Er was niet alleen veel water rond het dorp, maar ook ín het dorp. Het meeste daarvan is gedempt, maar de ’archipelstructuur’ is nog duidelijk zichtbaar. De combinatie met de veelal voorname bebouwing zorgt voor een sfeervolle en enigszins deftige ambiance. Een unieke gebeurtenis is het Sint Piterfeest, dat ieder jaar op 21 februari gevierd wordt en min of meer de Grouster variant van het Sinterklaasfeest is. Het feest is genoemd naar de beschermheilige van de vissers en de schippers. Aan deze Sint Piter is ook de indrukwekkende twaalfde-eeuwse kerk gewijd. Andere bezienswaardigheden zijn het mineralogisch museum en het in 1942 gebouwde raadhuis, met in de kelder museum De Trije Grietenijen. Ten zuiden van Grou ligt Akkrum, een ander typisch watersportdorp. Wat minder druk dan Grou, maar ook zeer levendig en gezellig. Het dorp vormt de schakel tussen de Friese Meren en de Turfroute, een recreatieve vaarroute door zuidoost Fryslân, de Kop van Overijssel en het westen van Drenthe. Net als Grou is Akkrum ook voor de niet-watersporter aantrekkelijk. Door de afwisseling van veelal karakteristieke bebouwing met mooie open ruimtes is het een uitgesproken fraai dorp. Heel bijzonder is Coopersburg, in 1901 gebouwd als ’tehuis voor minvermogende ouderen’. Het is genoemd naar de vermogende stichter Folkert Harmens Kuiper, die als 23-jarige vanuit Akkrum geëmigreerd was naar Amerika en zich daar Cooper noemde. In het bijbehorende park liet hij voor zich zelf en zijn vrouw een prachtig mausoleum bouwen. Een andere bezienswaardigheid is Welgelegen, in 1924 gebouwd als ’tehuis voor ongetrouwde dames en weduwen’. Kunstliefhebbers kunnen terecht bij ’Atelier Wynske’ en ’Zuup’ in Nes. En wilt u eens iets heel anders? Doe mee aan het Open Fries Kampioenschap Slingeraap, dat jaarlijks in Akkrum gehouden wordt. Slingeren doet ook de Kromme Knilles, zoals het riviertje de Boarne tussen Akkrum en het Prinses Margrietkanaal genoemd wordt. Aan de andere kant van dat kanaal ligt Jirnsum, een sfeervol watersportdorp, net weer wat rustiger dan Akkrum. Hier heeft de Boarne de veelzeggende naam ’Rak van Ongemak’: de vele bochten maakten het riviertje lastig te bezeilen. De geschiedenis van het dorp wordt uitgebreid en mooi verwoord en verbeeld op www.irnsum.nl. Buiten de drie watersportdorpen treft u werkelijk een oase van rust. Eindeloze weilanden, water, prachtige vergezichten, monumentale boerderijen en hier en daar een verstild dorpje. Een paradijs voor fietsers, ruiters, wandelaars en skeeleraars. Fietsen kunt u huren in Grou of Akkrum. Een mooie en goed gedocumenteerde route is "De 8 van Grou", verkrijgbaar bij de VVV. Maar u kunt de omgeving natuurlijk ook prima op eigen houtje ontdekken. Een must voor natuurliefhebbers is het gebied rond Goëngahuizen, ten zuiden van het Pikmeer en de Wijde Ee. Hier liggen het ’Botmar’ en het ’Unlân van Jelsma en Kobbelân’. Drie houten spinnenkopmolens maken het plaatje compleet. Grou mag dan ’het hart van Friesland’ zijn, het échte middelpunt is Eagum, één van de kleinste dorpjes van de provincie. Tenminste, het wás ooit het middelpunt. Misschien. Volgens de overlevering staat de opvallende, sinds enige eeuwen losse, kerktoren zelfs vlak naast het middelpunt van de wéreld. Nieuwsgierig? Ga er kijken.

In dit schitterende gebied treft u veel water, héél veel water: behalve de Snitsermar zelf ook de talloze vaarten, sloten en poelen daaromheen. Het is dus in eerste instantie een paradijs voor de watersporter! Maar ook voor degenen die liever vaste grond onder de voeten hebben heeft het gebied zeer veel te bieden. Prachtige vergezichten, vertier, cultuur, cultuurhistorie, natuur, rust en stilte. Een goede manier om het gebied te ontdekken is per fiets. U zou bijvoorbeeld een Rondje Sneekermeer kunnen doen Top en Twel is de lokale benaming voor de dorpen Oppenhuizen en Uitwelingerga, die in het Fries Toppenhuzen en Twellingea heten. Het gebied rond de dorpen bestaat uit een wirwar van vaarten, sloten en meertjes. Vergeleken met de nabijgelegen Snitsermar en het druk bevaren Prinses Margrietkanaal is het hier een oase van rust op het water. Langs de weg door beide dorpen staat een kunstwerk dat ’de drie reuzen’ symboliseert, die volgens een legende verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van een drietal vaarten in het gebied. Top en Twel heeft ook de niet-watersporter het nodige te bieden: een galerie, een aantal kunstenaars wiens werk u (op afspraak) bij hun thuis kunt bekijken en een kookstudio. Ook heel aardig is het bewaard gebleven tramhuisje in Uitwellingerga, dat hoorde bij de inmiddels al lang verdwenen tramlijn Sneek-Joure. Ten oosten van de Snitsermar liggen de Lege Wâlden: de Lage Wouden. Door de lage ligging was het lang een ondoordringbaar, moerassig gebied. Het laagveen werd vanaf de tiende eeuw in cultuur gebracht, maar tot ver in de negentiende eeuw stond het gebied iedere winter nog onder water. Daardoor ontwikkelden zich zogenaamde blauwgraslanden. De ’Blaugerzen’ ten oosten van Akmarijp is het grootste aaneengesloten areaal blauwgrasland van Nederland. Hier is ook het Ooievaarsdorp-Akmarijp een bezoekje waard. Nog wat verder naar het oosten ligt het nogal geïsoleerde Vegelinsoord, dat eerder Stobbegat genoemd werd en pas in 1955 zijn huidige naam kreeg. Het dorp is genoemd naar de adellijke familie Vegelin, die een belangrijke rol speelde bij de ontwikkeling van het gebied ten noordoosten van Joure. Vegelinsoord ligt in het noordelijk deel van de Haskerveenpolder, dat pas in de eerste helft van de twintigste eeuw in cultuur gebracht is. Goïngarijp is een watersportdorpje dat populair is vanwege de prachtige ligging aan de naar het dorp genoemde poelen. Die Goïngarijpster Poelen staan in directe verbinding met de Snitsermar en zijn tijdens de beroemde Sneekweek deel van het wedstrijdwater. De rest van het jaar overheersen rust en stilte. Ook het rustige en vriendelijke Terkaple heeft zijn ´eigen´ poelen. Aan de noordwestkant daarvan ligt Terherne. Behalve als watersportcentrum is dit dorp ook bekend door het Avonturenpark Kameleondorp. Een andere trekker in dit gezellige dorp is de Klassieke Schepenhaven. Het spreekt voor zich dat Terherne ook wat betreft terrasjes, restaurants en overnachtingsmogelijkheden volledig ingesteld is op het toerisme.

Nergens in Friesland zijn de verveningen zo duidelijk zichtbaar in het landschap als in het gebied tussen Heerenveen en Akkrum. Hier, in het zogenaamde Lage Midden van de provincie, ligt het natuurgebied De Deelen. In dit schitterende gebied overheersen rust, ruimte, en natuur. Dat was in de eerste helft van de twintigste eeuw heel anders. Rond 1920 werd in het gebied begonnen met het afgraven van het laagveen en was het er een drukte van belang. Door het afgraven ontstonden de zogenaamde ’petgaten’; daartussen bleven kleine stukken land gespaard waar het afgegraven veen te drogen werd gelegd: de ’legakkers’. De turf werd afgevoerd via de speciaal daarvoor gegraven ringvaart, die bij Ulesprong aansloot op de Nieuwe Vaart en bij Haskerdijken op de Heerensloot, die al in de zestiende eeuw gegraven was ten behoeve van de turfwinning. Na het beëindigen van de turfwinning heeft zich een uniek natuurgebied ontwikkeld, waar vele soorten watervogels zich uitstekend thuis voelen. Mede door de aanwezigheid van zeldzame soorten als de zwarte stern, de purperreiger en de bruine kiekendief heeft het gebied de internationale status van ’Wetland’ gekregen. Staatsbosbeheer heeft door het 500 hectare grote natuurgebied twee wandelroutes uitgezet (1,5 respectievelijk 3,5 km). Via museum It Damshûs in Nij Beets zijn speciale vaarexcursies naar en door het gebied te maken. Een route die in het teken staat van de verveningsgeschiedenis van het gebied is "Domela’s Paad", genoemd naar Domela Nieuwenhuis, de bekende dominee en politicus die zich bijzonder heeft ingezet om de erbarmelijke leef- en arbeidsomstandigheden van de veenarbeiders in het gebied te verbeteren. De 25 kilometer lange route voert door het gebied tussen Tijnje en Nij Beets en is geschikt om te fietsen of te wandelen. In en rond Tijnje is van alles te doen. Autoliefhebbers kunnen bijvoorbeeld terecht in het "1e Nederlandse Opelmuseum" in het dorp zelf. Liefhebbers van streekproducten komen aan hun trekken bij "Kaasboerderij-De Deelen" (aan de weg richting Aldeboarn) en "Kaasboerderij-De Gelder" aan de weg naar Luxwoude. Ulesprong, ten noordwesten van Tijnje, is een paradijs voor kunstliefhebbers: hier vindt u galerie en beeldentuin "La Lanka" en kunt u (op afspraak) werk bekijken van beeldhouwster Lia Versteege. En aan de overkant van de Nieuwe Vaart staat het in 1924 gebouwde Sudergemaal waar wisselende exposities worden gehouden van kunstenaars die betrokken zijn bij het Friese landschap. Ook het in 1876 aan de Ringvaart gebouwde Tripgemaal wordt voor dat doel gebruikt. Tevens is hier een klein museum gevestigd dat een beeld geeft van de vervening en de visserij in het gebied. Het Tripgemaal was onderdeel van het stelsel van molens, gemalen, dijken en sluizen dat diende om het gebied ten zuiden van De Deelen droog te leggen en droog te houden teneinde het weer in cultuur te kunnen brengen. In dit gebied, de vroegere gemeente Aegwirden, was de afgraving van het veen al in 1800 begonnen. Door de rigoureuze manier waarop dit gebeurde, bestond Aegwirden 30 jaar later voor meer dan de helft uit water en was het resterende land grotendeels ongeschikt geworden voor verder gebruik. Teneinde het zogenaamde ’onland’ weer geschikt te maken voor de landbouw was in 1833 de "Polder van het Vierde en Vijfde Veendistrict" opgericht. Ten noorden van De Deelen stroomt De Boorne, een afwateringsriviertje van het Drents Plateau dat in vroeger tijden uitmondde in de Middelzee, een zeearm die Friesland verdeelde in een westelijk deel (Westergo) en een oostelijk deel (Oostergo). Net als de Nieuwe Vaart en de Heerensloot is de Boorne onderdeel van de (grote) Turfroute, een 230 kilometer lange vaarroute door Friesland, Drenthe en Overijssel. Het aan de Boorne gelegen Aldeboarn staat bekend om de jaarlijkse Aldeboarnse-gondelvaart in augustus. Dit evenement bestaat al sinds 1946 en heeft zich ontwikkeld van een optocht op het water tot een spektakel met 15 drijvende objecten die in feite volledige theaterproducties vormen. Niet voor niks komen hier jaarlijks vele duizenden bezoekers op af. Inmiddels is het uitgegroeid tot een van de belangrijkste jaarlijkse evenementen in Friesland.

Ten noordoosten en oosten van Leeuwarden ligt een zeer bijzonder gebied. Vrijwel nergens in Nederland zijn op zulke korte afstand van elkaar zulke verschillende landschappen te zien. Bossen, rietmoerassen, weidegebieden, veenplassen, boomsingels: de Trynwâlden bieden zeer veel afwisseling. Volgens een legende ontleent het gebied zijn naam aan een rijke weduwe, Tryntsje. Deze liet haar zeven zonen elk een boerderij met veel grond na. Rond die boerderijen bouwden de zonen volgens het verhaal ieder hun ’eigen’ dorp. Zo werd Âldtsjerk (Oudkerk) vernoemd naar de oudste zoon, Oentsjerk naar zoon Oene, Gytsjerk naar Gieke, Roodkerk naar Rode, Ryptsjerk naar Rype, Tytsjerk naat Tiete en Wyns naar Wynse. Tegenover het dorpscafé in Oentsjerk staat een kunstwerk dat Tryntje en haar zeven zonen uitbeeldt. De zes ’kerkdorpen’ liggen op een smalle, noord-zuid lopende zandrug. Dit bosrijke gebied was vroeger al in trek bij de adel, die er hun buitenverblijven lieten bouwen. Een aantal daarvan zijn bewaard gebleven: De Klinze, Stania State en Vijversburg. Alle drie worden ze omgeven door een 19e eeuws park in de Engelse landschapsstijl, ontworpen door de vermaarde Lucas Pieter Roodbaard. In westelijke richting gaat het besloten landschap abrupt over in een weids polderlandschap. Hier leggen deelnemers aan de Elfstedentocht hun laatste kilometers af, voordat ze finishen op de Bonkevaart, die direct naast de westelijke toegangsweg van Leeuwarden loopt. De brug over het Ouddeel is omgetoverd tot een uniek monument voor de ’Tocht der tochten’. Ten zuiden van Giekerk ligt het natuurgebied De Grote Wielen, dat bestaat uit plassen, rietmoerassen en laaggelegen weilanden. Tussen dit gebied en het verder naar het oosten gelegen Ottema-Wiersmareservaat is een ecologische verbindingszone aangelegd: de Bouwe Pet, een moerasachtig gebied. Ten oosten van Oenstjerk is de overgang van de bossen naar het open veenweidegebied veel geleidelijker. Hier worden bospercelen afgewisseld door open plekken, hetgeen vanaf de kleine weggetjes, zandpaden en ruiterpaden prachtige doorkijkjes oplevert. Het zal duidelijk zijn: de Trynwâlden hebben eigenlijk alles te bieden voor een aangenaam verblijf. Een prachtig, afwisselend landschap, gevarieerde natuur, water en een rijke cultuurhistorie. En dat alles binnen fietsafstand! Maar behalve voor fietsen leent het gebied zich ook uitstekend voor wandeltochten en is het een paradijs voor ruiters en de (kleine) watersport.

Liefhebbers van cultuurhistorie en traditionele kunst kunnen hun hart ophalen in het prachtige kustgebied tussen Makkum en Hindeloopen. Het gebied is de bakermat van het beroemde Makkumer aardewerk, de vermaarde Hindelooper schilderkunst en het iets minder bekende, maar ook zeer karakteristieke Workumer aardewerk. Twee van de Friese Elfsteden liggen hier: Workum en Hindeloopen. En wie Makkum bezocht heeft, zal het er over eens zijn dat er eigenlijk twaalf Friese steden hadden moeten zijn Maar dit gebied heeft veel meer te bieden: een schitterend wijds landschap, schilderachtige dorpjes, rust, ruimte en een veelzijdige natuur. U kunt hier werkelijk prachtig fietsen, wandelen, skeeleren of paardrijden. En het IJsselmeer biedt grenzeloze mogelijkheden om te varen, zeilen, (kite)surfen, waterskiën, zwemmen of vissen. Makkum is van oorsprong een vissersplaatsje, waar later wat industriële bedrijvigheid ontstond: scheepswerven, houtzaagmolens, steenfabrieken en kalkovens. De laatste decennia is het uitgegroeid tot een drukbezocht en bruisend dorp dat voornamelijk leeft van het toerisme. Een deel van de Makkumerwaard, een ingepolderd deel van het IJsselmeer, is omgetoverd in een recreatief gebied met een camping, een villapark, een zandstrand, een jachthaven en een boulevard met winkels. Ten noorden en zuiden daarvan liggen de Makkumerwaarden, een aantrekkelijk natuurgebied. Het oude dorp heeft zijn authentieke en sfeervolle karakter behouden. Door de aaneengesloten bebouwing, die vooral bestaat uit voorname woningen, herenhuizen en pakhuizen heeft Makkum een stedelijke uitstraling. Aan de Turfmarkt is in twee achttiende-eeuwse panden met een moderne uitbreiding het wereldberoemde aardewerkbedrijf Koninklijke Tichelaar gevestigd, waar u (op afspraak) een rondleiding kunt krijgen. Kunstliefhebbers kunnen ook terecht bij Galerie Käller, Atelier In Beeld of in het atelier van Aart Cornelissen. Gaat u liever winkelen? Ook dan kunt u in Makkum uitstekend terecht. De stad, pardon: het dorp, heeft veel leuke winkels en voor tussendoor en na afloop zijn er zijn verschillende gezellige terrasjes, cafés en restaurants. Tussen Makkum en Workum ligt het gebied van de Aldfaers Erf Route. Deze ruim 20 kilometer lange route verbindt een aantal schilderachtige dorpjes, voert door uitgestrekte weilanden, langs de IJsselmeerdijk en combineert cultuurhistorie, landschap en natuur. Tussen museumdorp Allingawier en Idsegahuizum ligt de Makkumer Súdmar, een veenpolder die eind negentiende eeuw is drooggelegd. Zuidelijk van Piaam loopt de route direct achter de dijk en langs de Dyksfearten. Gaast, de naam zegt het al, ligt wat hoger op een zandopduiking. De lieflijke, prachtige ligging direct achter de dijk doet op geen enkele wijze vermoeden dat hier vroeger, volgens de overlevering, ruig volk woonde: jagers, matrozen en walvisvaarders. Hier hebt u vanaf de dijk een werkelijk adembenemend uitzicht over het IJsselmeer, de Makkumerwaarden en de Workumerwaard. De Workumerwaard werd na de afsluiting van de Zuiderzee (1932) bedijkt. Vanaf de weg over de oude Zuiderzeedijk hebt u een prachtig zicht op het oude en nieuwe land. Ten zuidwesten van Workum ligt het Workumer Nieuwland, dat ruim 300 jaar eerder al werd ingepolderd. De weg van Workum naar Hindeloopen ligt ook hier op de oorspronkelijke Zuiderzeedijk. Workum en Hindeloopen zélf behoeven eigenlijk nauwelijks toelichting. Voor een beschrijving van de sfeer en het karakter: klik hierboven op één van beide steden. Workum dankt zijn bekendheid natuurlijk mede aan het Jopie Huisman Museum. Maar ook Museum Warkums Erfskip is een bezoekje waard. Verder telt dit gezellige stadje een behoorlijk aantal galeries, ateliers en pottenbakkerijen. U vindt ze op site www.workum.nl, die we van harte aanraden als u nog meer over Workum wilt weten. Hindeloopen is beroemd vanwege de karakteristieke schilderstijl. Voorbeelden daarvan kunt u zien in verschillende winkels en ateliers én in het Hidde Nijland Museum. In het schilderachtige stadje vindt u ook het unieke Eerste Friese Schaatsmuseum. Is het meer weer voor op het strand? Dat vindt u aan de zuidkant van het stadje. Realiseer u dan dat u deel uitmaakt van een lange traditie. Het bijzondere, in 1913 gebouwde badpaviljoen getuigt van de lange historie van Hindeloopen als badplaats.

Bij de Deltawerken denkt iedereen direct aan Zeeland en Zuid Holland, waar in 1953 de Watersnoodramp plaatsvond. Maar ook de dijk die het Lauwersmeer scheidt van de Waddenzee is een uitvloeisel van de in 1955 aangenomen Deltawet. Die dijk werd, na acht jaar werk, op 25 mei 1969 gesloten. De voormalige Lauwerszee, 9000 ha groot, viel voor het grootste deel definitief droog. De hoogste delen werden ingericht voor de landbouw, er kwamen recreatieve voorzieningen en een militair oefenterrein. Maar in het grootste deel kreeg de natuur de vrije hand om zich te ontwikkelen. Rond 1980 werd gestart met actief natuurbeheer. De resterende 2000 ha bleef open water en vormt sindsdien een aantrekkelijk watersportgebied. Het hele gebied heeft op 12 november 2003 de status van Nationaal Park gekregen. Het Lauwersmeergebied biedt zijn bezoekers talloze mogelijkheden voor een aangenaam verblijf. Of u het gebied nu per fiets, te voet of vanaf het water verkent, in alle gevallen zult u verrast worden door de prachtige natuur, het afwisselende landschap, de schitterende vergezichten en de fascinerende wolkenluchten en zonsondergangen. En bovenal door de overweldigende rust, want die heerst hier nog. Natuurlijk kunt u uw eigen fiets, kano, surfplank of (zeil)boot meenemen. Maar het hóeft niet. Op meerdere plaatsen rond het meer kunt u terecht voor het huren van dergelijke zaken. Ook zijn er mogelijkheden om het gebied te verkennen onder leiding van deskundige gidsen. Het gebied biedt eigenlijk te veel om op te noemen. Maar een paar highlights willen we u niet onthouden. Ezumakeeg: landaanwinningsgebied ten zuiden van Ezumazijl, dat na het afsluiten van de Lauwerszee als landbouwgebied in gebruik genomen werd, maar later tot natuurgebied omgevormd werd; een must voor de vogelliefhebber! Buitenhaven Lauwersoog: natuurlijk het vertrekpunt voor een dagje Schiermonnikoog; maar neem ook eens een kijkje in de visserijhaven: zie hoe de vis aan wal gebracht wordt en probeer er eens één bij een kraam of in één van de restaurants; verser bestaat niet! Esonstad: een bij Oostmahorn gebouwd vakantiepark in de vorm van een oud vestingstadje; door de één verguisd als 'nep' en 'namaak', door de ander geprezen als 'iets nieuws' en 'origineel'; dat moet u dus gezien hebben! Ook hier vertrekt trouwens een boot naar Schiermonnikoog. Excursie met de boswachter: wilt u de prachtige natuur echt beleven, dan is een excursie onder leiding van een kenner natuurlijk onmisbaar; er zijn verschillende: te voet, per boot, 's ochtends vroeg of bij volle maan; voor elk wat wils! Voor meer informatie: zie www.lauwersmeer.org (kies: 'Wat kan ik doen').

Er zullen maar weinig kinderen uit de noordelijke provincies zijn die er níet ooit op schoolreisje geweest zijn: Appelscha. Die naam heeft voor veel noorderlingen een welhaast magische klank. De bijzondere aantrekkingskracht komt bijvoorbeeld tot uiting in de naam ’Kobus gaat naar Appelscha’ (een succesvolle punkband uit de jaren tachtig van de vorige eeuw) en het programma ’Groeten uit Appelscha’ van Omrop Fryslân. Al sinds de jaren twintig van de vorige eeuw vormen Appelscha en omgeving een toeristische trekpleister. En dat is niet zo vreemd: het grensgebied tussen Friesland en Drenthe is hier van een ongekende schoonheid. Akkerland, weiland, bos, heide en zandverstuivingen wisselen elkaar af en vormen het schilderachtige decor voor tal van fiets- wandel- en ruiterroutes. In 2007 was de conclusie van een wetenschappelijk onderzoek, waarbij duizenden mensen hun favoriete landschap samenstelden en wetenschappers daar de locaties bij zochten, dat Appelscha het mooiste landschap van Nederland heeft. Het gebied omvat onder meer één van de grootste natuurgebieden van Nederland, het Nationaal Park Drents-Friese Wold: ruim 6000 hectare bos, heide, stuifzand en beekdalgraslanden. Het park wordt doorsneden door verschillende wandel-, fiets-, ATB-, ruiter- en menroutes en kent een aantal specifieke voorzieningen en attracties voor gezinnen met kinderen. Het Canadameer is geschikt om te zwemmen. Er is een bezoekerscentrum in Appelscha en een informatiecentrum in Diever. Maar er valt meer te genieten als het gaat om natuur en landschap. Neem bijvoorbeeld het Fochteloërveen: één van de laatste restanten ’levend’ hoogveen in Nederland. In dit 2500 hectare grote gebied groeit de veenlaag nog steeds aan. Door het ontbreken van bebouwing en wegen in de wijde omtrek is hier nog écht sprake van rust en stilte. Die unieke omstandigheden leiden tot een zeer bijzondere en rijke flora en fauna. De kraanvogel, die zeer hoge eisen stelt aan zijn leefgebied, is daarvan misschien wel het meest sprekende voorbeeld. Een kleiner, maar net zo interessant natuurgebied is de Schaopedobbe bij Elsloo, een heidegebied van 98 hectare met venen, een zandverstuiving en groepjes bomen. Ook in cultuurhistorisch opzicht is het gebied meer dan de moeite waard. De ontginningsgeschiedenis is nog duidelijk in het landschap af te lezen. Vanuit de hoger gelegen gebieden werd het veen op systematische wijze afgegraven. Daarbij ontstond een zeer regelmatig landschap met kaarsrechte ’wijken’: sloten waarlangs de turf in kleine bootjes werd afgevoerd naar de grotere vaarten zoals de Opsterlandse Compagnonsvaart en de Drentse Hoofdvaart. Beide zijn onderdeel van de zogenaamde (grote) Turfroute, een 230 kilometer lange vaarroute door Friesland, Drenthe en Overijssel. Het is duidelijk: dit gebied heeft werkelijk álles te bieden voor een onvergetelijk verblijf. Nergens is het cliché ’voor elk wat wils’ meer op zijn plaats dan juist hier: natuur, rust, cultuurhistorie, attracties, watersport, fietsen, wandelen, paardrijden... De regio biedt letterlijk te veel om op te noemen. Een laatste ’highlight’ die echter niet ongenoemd mag blijven, is het unieke gevangenisdorp Veenhuizen, direct ten noorden van het Fochteloërveen. Het gevangenismuseum brengt niet alleen het verleden van de dwangkolonie tot leven, maar biedt ook een blik op het hedendaagse gevangenisleven. Niet voor niks is het museum in 2007 uitgeroepen tot het "Beste historische museum van Nederland".

Het gebied ten oosten van Dokkum is in landschappelijk en cultuurhistorisch opzicht één van de meest interessante stukjes Friesland. Het zeekleigebied wordt gekenmerkt door weidse vergezichten, schijnbaar willekeurig gelegen terpdorpjes, achter oude dijken verscholen boerderijen en een aantal natuurlijke en gegraven waterwegen. Centraal in het gebied ligt het Dokkumer Grootdiep, het restant van een zeearm die tot in Dokkum reikte en de stad eeuwenlang een directe verbinding met open zee bood. Aanvankelijk konden de grootste zeeschepen Dokkum bereiken. Maar de zeearm slibde in de loop van de eeuwen steeds verder dicht. Uiteindelijk bleef alleen een sterk meanderende geul over. In 1729 werd de zeearm bij het huidige Dokkumer Nieuwe Zijlen afgesloten. In de dijk werd een sluis met drie spuikanalen gebouwd. Het complex wordt tot op de dag van vandaag gebruikt voor de afwatering van het Friese boezemwater. In 1969, toen de Lauwerszee werd afgesloten, werd iets ten zuiden van de oude sluis voor de scheepvaart een afzonderlijke schutsluis gebouwd. Het Dokkumer Grootdiep is tegenwoordig onderdeel van de staandemastroute van de Friese meren naar de Waddenzee. Ten behoeve van de scheepvaart werden in de loop van de eeuwen de meeste bochten afgesneden, maar de oorspronkelijke loop van de geul is nog grotendeels aanwezig en voor een deel ook nog bevaarbaar. Ook de dijken die aan weerskanten van de zeearm lagen, zijn nog grotendeels intact. Ze vormen de stille en indrukwekkende getuigen van het verleden. Net buiten Dokkum bevindt zich de ’Schreiershoek’. Hier stonden vroeger vrouwen en kinderen te ’schreien’ als hun mannen en vaders weer voor lange tijd de zee op gingen. Wat verder naar het noorden loopt de Súd Ie, die bij Ezumazijl in het Lauwersmeer uitkomt. Dit water heeft vooral een functie voor de afwatering van het gebied, maar leent zich ook prima voor een tocht per kano. Rijdend over de weg van Dokkum naar Lauwersoog zijn aan weerskanten duidelijk de afgesneden bochten van het van oorsprong sterk slingerende riviertje te zien. Zuidelijk van het Dokkumer Grootdiep ligt de Strobossertrekvaart. Deze vaart werd halverwege de zeventiende eeuw gegraven in opdracht en op kosten van de stad Dokkum, die graag een vaarverbinding met Groningen wilde. De kosten bleken echter veel hoger dan de opbrengsten en de stad dreigde failliet te gaan. Het eigendom van de vaart kwam toen in handen van een groep schuldeisers. Die liet langs het traject een aantal tolhuizen bouwen die er voor moesten zorgen dat de vaart zijn geld opbracht. Langs de vaart liep een jaagpad waarop de paarden konden lopen die de trekschuit moesten voortbewegen. Langs de huidige weg staan op verschillende plaatsen nog de zogenaamde ’rolpalen’, die bij bochten zorgden voor geleiding van de jaaglijn. Om de afwatering te verbeteren werd eind negentiende eeuw tussen de Strobossertrekvaart en het Dokkumer Grootdiep de Nieuwe Zwemmer gegraven. De Oude Zwemmer ligt iets ten noorden daarvan. Met al dat water is het een prachtig vaargebied voor met name de ’kleinere’ watersport. Maar ook voor grotere boten zijn er vele mogelijkheden. En voor de grootste schepen loopt dwars door het prachtige gebied de staandemastroute. van de Friese meren naar de Waddenzee. Die zeer druk bevaren route voert door Dokkum, één van de Friese elf steden en centrum van Noordoost Friesland. Dit prachtig bewaard gebleven vestingstadje móet u gezien hebben! Ook ’op de wal’ laat het gebied zich overigens uitstekend verkennen. De vele kleine en rustige weggetjes zijn ideaal voor kortere en langere fietstochten. Daarnaast lopen door het gebied verschillende wandelroutes.

Lang geleden drong de zee via de Lauwers ver het land in. Tegenwoordig resteert van die inham van de zee nog slechts een riviertje, dat een deel van de grens tussen Friesland en Groningen vormt. Monniken van Gerkesklooster legden in de vijftiende eeuw een dijk in de monding van de Lauwers. Bij de afwateringssluis in die dijk, die in de loop van de eeuwen meerdere keren werd verlegd en vernieuwd, ontstond het dorp Munnekezijl (munneke = monniken; zijl = sluis). Ook aan de ’Groninger kant’ van de Lauwers liggen twee dorpjes die hun naam ontlenen aan de aanwezigheid van een sluis: Lauwerzijl en Pieterzijl. Laatstgenoemd dorp hoorde, net als Visvliet, tot 1637 bij Friesland. Het gebied rond de Lauwers kent een prachtig, afwisselend landschap, dat zich uitstekend leent om te fietsen, te wandelen en/of te varen. Ten noorden van het Prinses Margrietkanaal ligt een typisch zeekleilandschap: prachtige vergezichten, oude dijken, slingerende watertjes en verspreid liggende dorpjes met altijd een kerktoren en vaak een molen. Bij Burum is in de jaren ’60 van de vorige eeuw een grondstation voor satellietcommunicatie gerealiseerd, in de volksmond ’It grutte ear’ genoemd (het grote oor). De locatie werd gekozen vanwege het feit dat het ontvangen en verzenden van radiosignalen in dit open en lege landschap niet of nauwelijks gestoord wordt. Over rust gesproken... Even ten zuiden van Burum heeft vroeger het vrouwenklooster Galilea gestaan, dat hoorde bij het klooster in Gerkesklooster. Dat dorp ontleent zijn naam aan de stichter van het klooster, een zekere Gerke Harkema uit Augustinusga. De kerk, die tegenwoordig een beetje afzijdig staat van het dorp, is ontstaan uit een verbouwing van het brouwhuis van het klooster. Het dorp is in de loop van de eeuwen versmolten met Stroobos, dat tot 1993 bij de provincie Groningen hoorde. Het tweelingdorp wordt gedomineerd door de scheepswerf van Barkmeijer, die in 1850 aan het toenmalige Kolonelsdiep gevestigd werd. In Stroobos kan men via een brug het kanaal oversteken. Daar, aan de overkant van het water, liggen de Surhuizumer Mieden. Deze ’mieden’, die ook voorkomen ten zuiden van Buitenpost, vormen een zeer specifiek landschap op de overgang van klei, zand en veen. Wie deze drassige gebieden te voet of per fiets verkent, ziet een zeer interessant cultuurhistorisch landschap (strookvormige veenverkaveling, petgaten, elzensingels, houtwallen) met een grote natuurlijke rijkdom (hooilanden, moerassen, weidevogels). Het gedeelte van de Lauwers ten zuiden van het Prinses Margrietkanaal is niet bevaarbaar maar en in feite alleen nog herkenbaar als een slingerende ’verdieping’ in het landschap, die tot bij Surhuisterveen de provinciegrens vormt.

Tussen de oorsprongen van de Boorne en de Tsjonger, twee riviertjes die het water van het Drents Plateau in westelijke richting afvoeren, ligt een afwisselend landschap met bossen, heidevelden, zandverstuivingen, vennetjes en veenontginningen. Het is het grensgebied van de drie noordelijk provincies. Allardsoog is het "drie-provincie-punt". Hier ligt de "Landweer", een laat-middeleeuwse verdedigingswal met aan weerskanten greppels, die aangelegd werd tegen mogelijke aanvallen van Drenten en Groningers. Dit was het eerste natuurgebied dat de provinciale vereniging voor natuurbescherming, It Fryske Gea, vlak na de oprichting in 1930 in bezit kreeg. Tegenwoordig maakt het deel uit van het Mandefjild-Bakkeveen, een schitterend, afwisselend natuurgebied van 261 hectare, met fiets- en wandelpaden en een rolstoelvriendelijk pad. De directe omgeving van Bakkeveen is van oudsher een trekpleister voor toeristen en dagjesmensen. Attracties in het gebied zijn onder meer een openluchtzwembad, een doolhofpad en een moderne "belvedère" (uitkijktoren). Ten noordoosten van het dorp ligt De Slotplaats, een landgoed dat oorspronkelijk stamt uit 1668. Het voormalige buitenverblijf doet thans dienst als restaurant, theehuis en vergaderlocatie en wordt omgeven door een klassieke tuin met slotgracht. Het hele landgoed vormt één van de grotere bosgebieden van Friesland. Zeer bijzonder is de stervormige (oefen)schans die rond 1995 in het bos ontdekt werd en begin deze eeuw gerestaureerd is. Direct ten zuiden van landgoed De Slotplaats ligt de Heide-van-Duurswoude. Dit natuurgebied ontleent zijn naam aan het dorp Duurswoude, dat in 1973 met het naburige Wijnjeterp en Wijnjeterpstreek werd samengevoegd tot Wijnjewoude. Het is met een oppervlakte van 145 hectare het grootste aaneengesloten heidegebied binnen Friesland en wordt aan twee kanten begrensd door bos. Het gebied wordt gekenmerkt door een aantal kleinere en grotere, ronde poelen. Voor een deel gaat het daarbij om zogenaamde ’pingoruïnes’: restanten van ijsheuvels uit de laatste "kleine" ijstijd, waarin Nederland niet bedekt was door een ijskap, maar het wel zo koud was dat de ondergrond permanent bevroren was (permafrost). De ijsheuvels ontstonden doordat relatief warm grondwater door zwakke plekken in de bevroren grond omhoog sijpelde, vlak onder de oppervlakte bevroor en de bovenliggende grond omhoog duwde. Door de continue aanvoer van grondwater groeide de ijskern steeds verder en gleed de laag aarde op een gegeven moment naar beneden. Toen de temperatuur steeg, smolt het ijs en bleef een met water gevuld gat over, met een ringwal eromheen: de pingoruïne. Een ander bijzonder gebied is het zogenaamde Blauwe Bos, dat ligt tussen Waskemeer, Haule en Haulerwijk en zo genoemd is naar de blauwachtige sparren die er groeien. Het naaldbos wordt afgewisseld door loofbos, grasland, water en heide. Kortom: een zeer gevarieerd gebied. Het hele complex is vrij toegankelijk en leent zich prima om te voet, te paard of per fiets te verkennen. Met de expliciete vermelding van bovengenoemde gebieden wordt de rest van deze regio eigenlijk tekort gedaan. De bos- en heidegebieden liggen temidden van uitgestrekte veenontginningen, die landschappelijk en cultuurhistorisch ook zeer de moeite waard zijn. En waar op sommige plaatsen ook nog eens sprake is van belangrijke natuurwaarden, zoals in de Haulerpolder, ten zuiden van Haule. De ontginningsgeschiedenis is af te lezen uit het zeer regelmatige landschap. Die regelmaat is het gevolg van de veelal kaarsrechte "wijken". Deze gegraven sloten waren van belang voor de afwatering en dienden voor de afvoer van de turf. De verdere distributie daarvan vond plaats via de Opsterlandse Compagnonsvaart. Die vaarverbinding is tegenwoordig onderdeel van de (grote) Turfroute, een 230 kilometer lange vaarroute door Friesland, Drenthe en Overijssel. Al met al zijn het niet de afzonderlijke, bijzondere gebieden die deze regio zo aantrekkelijk maken, maar gaat het juist om de unieke combinatie van enerzijds de verschillende soorten landschappen en anderzijds de natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Nederland polderland: als die uitdrukking érgens letterlijk van toepassing is, dan is het wel in het gebied ten zuiden en westen van het Tjeukemeer. De Lemster Polders, de Veenpolder van Echten, de Veenpolder van Delfstrahuizen: het is allemaal heel praktisch en overzichtelijk. Overal in dit gebied is het land, nadat het veen was afgegraven, droog gemalen en netjes in cultuur gebracht. Wie daaruit de conclusie trekt dat er dan wel sprake zal zijn van een saai, weinig tot de verbeelding sprekend landschap, heeft het mis! Het grootste meer van Friesland en het vlakke en lege land, met hier en daar een boomsingel, een molen, een kerktoren, een boerderij of een oude dijk: die combinatie resulteert in een landschap met een monumentale allure. Hier wordt in het groot aangetoond: ’less is more’! Over het ontstaan van het Tjeukemeer bestaat een mooie legende. Aan de zuidoever van het meer, bij Echten, staat een beeld van de hoofdrolspeelsters, Tsjûke en March. Hier staat ook het voormalige stoomgemaal uit 1913, dat de Polder van Echten droog moest houden. Het meer is via de Pier Christiaansloot verbonden met de rivieren en vaarten in Zuidoost Friesland en de plassen in Noordwest Overijssel. En via de Follegasloot is zowel de rest van het Friese Merengebied als het IJsselmeer gemakkelijk en snel bereikbaar. Het Tjeukemeer zelf biedt uitstekende mogelijkheden om te zeilen, te surfen, te zwemmen en te vissen. Langs de oevers liggen jachthavens, trailerhellingen, strandjes, campings, hotels en groepsaccomodaties. De watersporter die op zoek is naar (meer) rust, kan aanmeren bij de ligplaatsen die recreatieschap De Marrekrite gerealiseerd heeft aan de oevers van de eilandjes in het meer. Wie wat meer leven in de brouwerij wil, kan terecht in het bruisende toeristische centrum Lemmer. De stedelijke allure van dit grote dorp is het gevolg van de belangrijke handels- en havenfunctie die het in de zestiende en zeventiende eeuw had. Later ontwikkelde zich in het dorp, als alternatief voor de afnemende turfgraverij in de omgeving, een bloeiende visserij. Visrokerijen produceerden onder meer de beroemde ’Lemster Bokking’. Dat is tegenwoordig ook de naam van een prijs die eens in de twee jaar wordt uitgereikt aan een persoon of instelling die zich op bijzondere wijze heeft ingezet voor karakteristiek of historisch dorpsbehoud. En jaarlijks wordt de ’Lemster Bokking Race’ gehouden, een zeilwedstrijd voor verschillende typen boten. Een ander, zeer spectaculair zeilevenement is natuurlijk het beroemde Skûtsjesilen. Jaarlijks organiseren de SKS en de IFKS eind juli, begin augustus op het IJsselmeer en het Tjeukemeer meerdere races. Maar Lemmer en Lemsterland is méér dan alleen watersport: ook echte landrotten komen in dit gebied prima aan hun trekken. Zo kunt u in Lemmer bijvoorbeeld een zeer interessante dorpswandeling maken. Ook een bezoekje aan het Duikmuseum is de moeite waard. De geschiedenis van Lemmer en omgeving wordt verbeeld in Streekmuseum/Oudheidkamer ’Lemster Fiifgea’. Natuurlijk mag in de beschrijving van Lemmer het "Ir. D.F. Woudagemaal" niet ontbreken. Het grootste nog werkende stoomgemaal van de wereld bekroond met de status van UNESCO werelderfgoed. Niet te missen als u in het gebied bent! Fietsers kunnen in het gebied hun hart ophalen dankzij het Fietsroutenetwerk Zuidwest Friesland. Dat wordt gevormd door een systeem van knooppunten, op basis waarvan u uw eigen route kunt samenstellen. Veel van de verbindingen waaruit het netwerk bestaat, zijn overigens ook toegankelijk voor motoren. Bent u niet alleen liefhebber van motorrijden, maar ook van oude motoren, dan is het Indian Motor Museum in Lemmer een must. Op welke manier u zich ook verplaatst, dit gebied zal u aangenaam verrassen. Het weidse landschap, de prachtige vergezichten, de indrukwekkende wolkenluchten; de vele monumentale boerderijen, de molens, de kerkjes en de klokkenstoelen; en niet te vergeten de natuur: het Tjeukemeer en de landerijen er omheen vormen een paradijs voor vele soorten water- en weidevogels. Daarnaast is in een aantal verspreide percelen rietland in de in de Ychtenerfeanpolder sprake van een zeldzame flora en fauna. Dat alles bij elkaar vormt het schitterende decor voor een verblijf zoals ú dat wenst.

De Dokkumer Ee, die van Leeuwarden naar Dokkum loopt, bestond lang geleden uit twee aparte afwateringsstroompjes. De kunstmatige, gegraven verbinding tussen beide stroompjes is nog herkenbaar in het rechte stuk van de (voor het overige bochtige) Ee tussen Burdaard en Tergracht. De naam van laatstgenoemd buurtschap duidt ook op de kunstmatige oorsprong van dit deel van de Dokkumer Ee. Na het verbinden van beide delen werd de scheepvaartfunctie steeds belangrijker. Ten behoeve van die scheepvaart moest men de waterweg regelmatig "slatten" (baggeren, uitdiepen). Tot op de dag van vandaag vormt de Dokkumer Ee, als onderdeel van de staandemastroute tussen de Friese Meren en de Waddenzee, een belangrijke verbinding, met name voor de recreatievaart. Aan weerskanten van de Dokkumer Ee ligt het karakteristieke terpenlandschap: uitgestrekte weilanden, schijnbaar willekeurig neergezette molens, verspreide boerderijen, hier en daar wat bomen en natuurlijk de vele schilderachtige terpdorpjes. Een aantal daarvan ten westen van Dokkum staan bekend onder de naam ’Flieterpen’: Lichtaard, Reitsum, Ginnum en Jannum. In het dertiende eeuwse kerkje van laatstgenoemd dorp is het Kerkmuseum gevestigd. De collectie middeleeuwse sarcofagen is één van de grootste van Europa. Wat verder naar het noorden ligt de terp van Hegebeintum, de hoogste van Nederland (8.80m boven NAP). Bij de terp bevindt zich een informatiecentrum. In het gebied lagen vroeger meerdere kloosters. Net ten westen van Sybrandahûs lag klooster Klaarkamp, het eerste cisterciënzer klooster in Noord Nederland, van waaruit tal van andere kloosters gesticht werden. Bij Bartlehiem, het roemruchte dorp aan de Elfstedenroute, stond het klooster Bethlehem, waar het dorp zijn naam aan ontleent. Van de kloosters zelf is niks overgebleven. Wel zijn de kloosterterreinen in sommige gevallen nog duidelijk herkenbaar in het landschap. Dat geldt bijvoorbeeld voor Klaarkamp en Foswert, een voormalig klooster ten zuiden van Ferwert. Het gebied rond de Dokkumer Ee heeft veel te bieden voor iedereen die geïnteresseerd is in de geschiedenis van kerken en kloosters. Door de vele, kleine weggetjes is het bovendien een gebied dat prima fietsend verkend kan worden. Maar misschien ondergaat u het prachtige, weidse landschap met zijn terpen, molens en kerktorens nog wel het best te voet. Onder de naam Historische Wandelpaden zijn door Landschapsbeheer Friesland ook in dit gebied een aantal prachtige wandelroutes beschreven.

De meeste Elfstedenschaatsers zullen zich er niet van bewust zijn dat ze het eerste deel van de tocht, van Leeuwarden naar Sneek, door een gebied rijden dat rond het jaar 1200 nog zee was: de Middelsee. Dat was een inham van de Waddenzee diep het land in, die westelijk langs Leeuwarden liep, ter hoogte van Raerd naar het westen afboog en pas bij Bolsward eindigde. Bij Raerd mondde het riviertje De Boorne uit in de Middelsee. Iets ten noorden van dat dorp ligt het zeer bijzondere Park Jongemastate, ook wel het Raerder bosk genoemd. De Middelsee verdeelde Friesland in Westergo en Oostergo. Toen de zeearm dicht begon te slibben, werd ze vanaf het midden van de elfde eeuw vanuit het zuiden ingepolderd. De polders werden genoemd naar de dorpen die op de oevers van de (voormalige) zeearm lagen: Weidumer Nieuwland, Mantgumer Nieuwland, Wytgaarder Nieuwland, etcetera. De bebouwing in de ’nieuwlanden’ is tot op de dag van vandaag beperkt gebleven tot wat verspreide boerderijen. Het gebied kent daardoor een enorme openheid en prachtige vergezichten: voor velen Fryslân op zijn mooist. De grens tussen het ’nieuwland’ en het ’oudland’ is in het landschap duidelijk herkenbaar aan de wat hoger gelegen, slingerende wegen over de dijken langs de voormalige Middelsee. Die kende tussen Easterwierrum en Boazum een ’flessenhals’: de beide oevers lagen daar nog geen kilometer van elkaar. De dijk tussen beide dorpen vormt het begin (of het eind) van de beroemde, ruim 42 kilometer lange Slachtedyk, die in 2000 voor het eerst het parcours en sfeervolle decor vormde voor de Slachtemarathon. Deze wordt sindsdien eens in de vier jaar georganiseerd. Maar u hoeft niet tot de volgende editie te wachten: de dijk is vrij toegankelijk. En als u op eigen houtje op pad gaat, ervaart u het prachtige landschap, de rust en de stilte des te meer! En natuurlijk mag u dan ook best een klein stukje van het traject lopen... Precies tussen de oevers van de voormalige Middelsee loopt de Zwette, die lange tijd de belangrijkste verbinding was tussen Leeuwarden en Sneek. Verschillende dorpen op de oevers van de voormalige zeearm waren via opvaarten verbonden met de Zwette. Tegenwoordig is de Zwette onderdeel van de Middelsee-route. Door die in 2005 geopende vaarroute is het gebied tussen Leeuwarden, Sneek, Bolsward en Franeker ontsloten voor watersporters. Van de dorpen op de oevers van de voormalige Middelsee is een aantal per boot bereikbaar. Boazum, gelegen aan de Boazumer Feart, is een sfeervol, schilderachtig dorp met een authentiek dorpscafé. Easterwierrum, bekend van het jaarlijkse Berne-iepenloftspul, ligt vlakbij de Zwette. Ter hoogte van het dorp zijn aanlegplaatsen gerealiseerd, net als bij Dearsum. Dat dorp was vroeger befaamd vanwege de veefokkerij. De boerderij van de internationaal vermaarde veefokker Durk Schaap, die in 1913 bezoek kreeg van koningin Wilhelmina en prins Hendrik, heeft thans een bestemming als luxe recreatiewoning en minicamping. Mantgum ligt wat verder van de Zwette af, maar is bereikbaar via de Mantgumer Feart en heeft een eigen haventje. Wanneer u een wandeling maakt door de schilderachtige kern van het dorp zal het u niet verbazen dat die de status van beschermd dorpsgezicht heeft. Minstens even mooi is de Seerp van Galamawei, de weg naar het station langs de in 1883 geopende spoorlijn Leeuwarden-Sneek. Tegenover Mantgum, aan de overkant van de voormalige Middelsee ligt Reduzum, dat vanaf de Zwette ook bereikbaar is voor de kleine pleziervaart en een jachthaven met 30 ligplaatsen heeft. Op www.reduzum.com is onder meer te lezen dat het van oudsher een vooruitstrevend dorp is. Maar ook als u geen watersporter bent, heeft dit gebied zeer veel te bieden. De rustige wegen en stille landweggetjes lenen zich bijvoorbeeld uitstekend om fietsen. Op die manier liggen ook de overige dorpen binnen handbereik. Neem bijvoorbeeld eens een kijkje in Jellum, dat bekendheid geniet door het jaarlijkse pompoenfestival in het derde weekend van september. Het vlakbij gelegen Bears is een bezoekje waard vanwege Bezoekerscentrum Uniastate. Van die state is de oorspronkelijke poort bewaard gebleven en worden de vroegere contouren weergegeven door middel van een stalen frame. Een echte aanrader tenslotte is Weidum: een schilderachtig, enigszins deftig dorp met in het midden een unieke, prachtige open ruimte. Het westelijk deel daarvan, aan de voet van de terp (met daarop één van de mooiste kerken van Friesland), wordt gebruikt als kaatsveld. Een plaatje!


0 | 1 | 2 | 3 |