In de tamelijk uitgestrekte gemeente Steenwijkerland ligt het dorpje Blankenham in uiterst westelijke hoek. Tot 1973 was Blankenham nog een zelfstandige gemeente. Na dat jaar werd het ingedeeld bij de gemeente IJsselham. Sinds 2001 behoort Blankenham tot de gemeente Steenwijkerland. De naam van het dorp is terug te leiden naar bisschop Frederik III van Blankenham. Hij was begin vijftiende eeuw bisschop van Utrecht en gaf de inwoners van de nederzetting toestemming om een eigen kerk te bouwen omdat zij te ver van de kerk van IJsselham woonden. De geschiedenis van Blankenham is dan ook nauw verweven met die van IJsselham. Bisschop Blankenham liet ook de dijk aan de voormalige Zuiderzee aanleggen en versterken. De vroegere ligging aan de Zuiderzee is nog terug te vinden in de straatnamen Zeestraat en Het Strand. Met de aanleg van de Noordoostpolder in de jaren veertig van de twintigste eeuw verdween het zicht op de zee definitief. In februari 1825 kon de dijk echter onheil niet voorkomen. Een watervloed richtte in dat jaar grote schade aan. In totaal werden 16 van de 35 huizen vernietigd. De zeedijk was op wel zes plaatsen doorbroken en zette een groot gedeelte van het achterland onder water. In totaal kwamen bij deze ramp 26 mensen om het leven. Door deze dijkdoorbraken zijn de kolken ontstaan die rondom Blankenham liggen. Bij een van deze kolken staat tegenwoordig nog steeds een kanon. Dit wapentuig werd gebruikt om mensen te waarschuwen als er hoog water dreigde. Bij een grote kans op een dijkdoorbraak werd het kanon twee keer afgeschoten. Als de dijk was doorgebroken werd het kanon drie maal afgeschoten en moesten de mensen in het achterland zo snel mogelijk vluchten. Over de kolken bestaat een mythe. Het verhaal gaat over de Fruinen, wezens die in de kolken langs de dijk zouden leven. Waarschijnlijk is de mythe bedacht om het gebied te promoten voor toeristische doeleinden. Blankenham telt bijna honderdvijftig inwoners.