Met ongeveer 4.300 inwoners ligt het groene dorp Diepenveen even ten noorden van Deventer. De historische kern bestaat uit het voormalige vrouwenklooster, waarvan slechts de (gerestaureerde) kerk over is. Het klooster werd rond 1400 gesticht door volgelingen van de Moderne Devotie uit Deventer. Na een bloeiend bestaan werd het door Staatse troepen van graaf Rennenberg in 1578 geplunderd en deels verwoest. Alleen de kapelresten bleven staan, die in 1720 werden gerestaureerd. Tot aan 1811 behoorde Diepenveen tot het schoutambt Kolmenschate, waarvan het huidige dorp Colmschate resteert. Van 1811 tot aan de gemeentelijke herindeling van 1 januari 1999 vormde Diepenveen een zelfstandige gemeente. Het gemeentehuis, daterend uit 1900, stond overigens niet in Diepenveen zelf, maar in Schalkhaar. In 1890 betrokken trappisten van de Orde der Cisterciënzers van de Strikte Observantie de boerderijen met de welluidende namen De Vulik en Het Leeuwen en stichtten daar de Abdij Sion, het enige trappistenklooster in Nederland boven de grote rivieren. De kloostergemeenschap telt tegenwoordig vijftien broeders. Diepenveen is verder ontstaan door lintbebouwing langs de wegen naar Deventer en Olst. In 1910 werd de spoorweg tussen Deventer en Ommen geopend, die in 1935 alweer werd opgeheven. Hoewel Diepenveen van oudsher een boerengemeenschap is, staat het dorp tegenwoordig vooral bekend als forenzenplaats van Deventer. In de jaren twintig van de twintigste eeuw werd de IJsseldijk bij het dorp verbeterd, waardoor Diepenveen minder last kreeg van overstromingen. Op 1 april 1933 werd het dorp opgeschrikt door een grote brand die de Diepenveense molen aan de Molenweg volledig in de as legde. Tot aan de Duitse bezetting vestigde zich industrie in het dorp met onder meer de beddenfabriek Auping en de vleesconservenfabriek Geist, later Stegeman. In Diepenveen is de Historische Vereniging Dorp Diepenveen en Omgeving erg actief.