Grootebroek was tot 1979 een zelfstandige gemeente. Na de gemeentelijke herindeling ligt Grootebroek in de gemeente Stede Broec. Door de groei van zowel Grootebroek (tegenwoordig zo’n 8000 inwoners tellend) als het naburige Bovenkarspel zijn beide dorpen feitelijk één woonkern geworden. De term ‘broek’ in de plaatsnaam verwijst naar het drassige land dat in vroegere tijden rondom Grootebroek lag.De plaats is voor het eerst genoemd in een bul van paus Innocentius. Dit was omstreeks 1250 en in die periode woonden er ongeveer 250 inwoners. Voor die tijd leefden al monniken nabij Grootebroek. Deze monniken kwamen uit Friesland en hebben de gemeenschap geholpen na de grote overstroming van 1170. Met het dichten van de dijken en het ontginnen van moerasachtig land hebben ze veel bijgedragen aan de ontwikkeling van Grootebroek en omgeving. Na 1322 waren de monniken uit het gebied verdwenen.In de vijftiende eeuw werd in Grootebroek een vrouwenklooster gesticht. Ook het Sint Elisabeth-klooster was belangrijk voor Grootebroek. Zo leerde men de kinderen uit de omgeving lezen en schrijven en hielpen ze de armen. Toen de provincie Holland in de zestiende eeuw de oorlog aan Spanje verklaarde, was er geen ruimte meer voor een katholieke gemeenschap in het dorp. De kloosterlingen moesten plaats maken voor de Reformatie. Het klooster is tegenwoordig een jeugdinstelling.Een bouwwerk met een verhaal is de protestantse kerk. Op de plek van deze kerk werd in de veertiende eeuw al een kerk gebouwd die was gewijd aan Johannes de Doper. Toen in 1572 de Westfriese steden zich achter Willem van Oranje schaarden, kwam het kerkgebouw in handen van de protestanten. Helaas is de kerk tot tweemaal toe, namelijk in 1694 en in 1750, door brand getroffen. In 1848 is de kerk volledig herbouwd op de oude fundamenten.Het uiterlijk van de kerk lijkt echter niet op het oude. In 1884 werd de kerk weer getroffen door brand. Gelukkig is het bouwwerk niet verloren gegaan en in 2002 is de kerk voor het laatst gerestaureerd.