Wie vanaf de overkant van de rivier komt, ziet de stad al van ver liggen: langgerekt langs de IJssel. Een trouwe poortwachter in de delta met een uniek stadsfront, waarin kerken en torens het silhouet die bijzondere vorm geven. Kampen – in alle toonaarden beschreven en bezongen. Velen komen er graag of keren er regelmatig terug, een enkeling laat het opgelucht achter zich. Vaak geprezen om haar intieme sfeer en haar menselijke maat, soms verguisd om haar vermeende kleinburgerlijkheid. Kampen is een plaats die niemand die eens binnen haar poorten heeft vertoefd onberoerd laat. Iedereen heeft er iets mee; of juist helemaal niet… Niet alleen het rivierfront is bijzonder. Wie door de Middeleeuwse binnenstad van het ene naar het andere monument wandelt, ziet hoe het oorspronkelijke stratenpatroon nog vrijwel ongeschonden is. Het oudste deel wordt omgord door de stadsgracht, de Burgel, die er in de vorm van een halve maan omheen ligt. Later werd de stad uitgelegd tot aan het plantsoen waarin de Broederpoort en de Cellebroederspoort nog hun plek hebben. Van de verschillende pleinen is de Botermarkt met het uitzicht op de Nieuwe Toren en de doorkijk naar het oude stadhuis misschien wel het mooist. Of is het de Koornmarkt waar de majestueuze Bovenkerk het beeld domineert, zodra de bezoeker vanaf de rivier onder de poort is doorgelopen? Er is een fijnmazig patroon aan smalle stegen tussen de belangrijkste straten die parallel aan de rivier lopen. Op een enkele plek is er een dissonant: overblijfselen van de aanzet tot een ruimtelijke doorbraakpolitiek in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw. Gelukkig op tijd gestopt en in veel gevallen opnieuw ingevuld. In de twaalfde eeuw was er al houten bebouwing op de plaats waar de huidige stad ligt. In de eeuwen erna nam Kampen snel in belangrijkheid toe vanwege de gunstige ligging aan een van de belangrijkste handelsroutes. Het ontwikkelde zich in rap tempo van een eenvoudige nederzetting tot een welvarende handelsstad die zou uitgroeien tot een van de meest toonaangevende spelers in dit deel van Noordwest-Europa. In de veertiende eeuw ruilde Kampen met Jan van Arkel, de bisschop van Utrecht, de polder Mastenbroek tegen het recht van aanwas in de IJsseldelta. Zo werd de stad eigenaar van het Kampereiland, dat later uitgroeide tot een welvarend landbouwgebied. Hierdoor was de noodzaak tot het heffen van gemeentelijke belastingen gedurende lange tijd afwezig. Aan het eind van de Middeleeuwen slibde de mond van de IJssel steeds verder dicht. Daarmee verzandde de rijkdom van Kampen ook langzaam. Tijdens de aanleg van de IJsselmeerpolders was Kampen uitvalsbasis voor de vele inpolderingswerkzaamheden. In de beginjaren waren plaatsen als Emmeloord en Dronten voor hun voorzieningen in belangrijke mate op Kampen aangewezen. Nu is dat al lang niet meer zo. Flevoland heeft haar eigen dynamiek. Maar de ligging en de bereikbaarheid van Kampen zijn blijvend veranderd. Goede wegverbindingen hebben de toegang naar het noorden, het midden en het westen van het land sterk verbeterd. Ook al bracht de handel Kampen tot bloei, later kwamen er andere vormen van bedrijvigheid op. Vanaf het begin van de negentiende eeuw werd de tabaksindustrie dominant. Zo vestigde zich onder anderen de grote, uit Bremen afkomstige sigarenfabrikant Lehmkuhl er. Rond 1880 was bijna de helft van de beroepsbevolking werkzaam in de tabaksindustrie. Vanaf 1854 kent Kampen wetenschappelijk theologisch onderwijs. In dat jaar vestigden de afgescheidenen er hun predikantsopleiding. In 1944 vond er een kerksplitsing plaats, waardoor er nu twee universiteiten zijn. Een van beide is gevestigd in de voormalige Koornmarktskazerne, waar vroeger de officiersopleiding voor het Koninklijk Nederlands Indische Leger (KNIL) was gevestigd. De stad Kampen heeft circa 34.000 inwoners. In 2001 vond er een samenvoeging plaats met de gemeente IJsselmuiden, waardoor de gemeente Kampen nu ongeveer 50.000 inwoners telt.