Het dorp Neck ligt onder de rook van Purmerend. Het plaatsje met ongeveer 1000 inwoners is ouder dan de nabij gelegen stad. In 1288 had Neck zelfs al een eigen kerk. Vanaf de twaalfde eeuw werd er vanaf Neck met boten uitgevaren op de Wormer om te gaan vissen. Naast vissers woonden er ook gegoede landlieden en kaaskopers. Het dorp viel in die tijd onder het gezag van Willem van Beijeren. Voor de naam Neck, of de namen Nek, Hnekka, Necke en Hnikka die in verschillende bronnen zijn vermeld, moet worden terug gegaan naar de Germaanse tijd. De betekenis hiervan is heuvel of welving zoals bij de hals van een paard. Deze heuvel was een geschikte plek om te gaan wonen, nabij het woeste water van het voormalige meer Wormer. De vissers van Neck waren uitstekende beroepsbeoefenaars. Zij mochten speciaal naar Engeland om de door hun gevangen paling te verkopen. Met een speciale constructie in de boten kon de vis goed worden bewaard. Toen Purmerend in belang toenam, werd Neck verenigd met deze plaats. Echter de inwoners van Neck hadden minder rechten dan de inwoners van Purmerend. Na vele protesten maakte Jan van Egmond een einde aan deze discriminatie. Hij was de Heer van Purmerende en leefde van 1438 tot 1516. Uit één van de gegoede burgers van Neck werd zelfs een schepen verkozen om in het bestuur van Purmerend plaats te nemen. In 1626 werd de Wormer drooggemaakt en kreeg het de naam Wijde Wormer. Neck kwam hierdoor gedeeltelijk binnen de bedijking van de droogmakerij te liggen. Vooral de rijkere inwoners van Neck vestigden zich veilig achter de dijk. Van het Neck uit de Middeleeuwen is helaas tegenwoordig niets meer terug te vinden. Een oud bouwwerk dat nog wel te bezichtigen is, is de uit 1631 stammende Neckermolen. Samen met een elektrisch gemaal bemaalt de molen het 2405 hectare grote Heemraadschap Wormer, Jisp en Neck op de Schermerboezem. De kap van de molen is volgens overlevering in 1878 vervangen omdat de kap daarvoor bij verkeerd gebruik was vernield.