In het hart van de gemeente Dinkelland ligt het plaatsje Rossum. Tot 2001, toen de gemeentelijke herindeling plaatsvond, behoorde het dorp tot de gemeente Weerselo. In vroeger tijden was Rossum, net zoals andere dorpen in de omgeving, een zelfstandige marke. De plaatsnaam betekent waarschijnlijk ‘gerooide plaats’. Bij archeologische opgravingen zijn er in Rossum urnen gevonden, die gedateerd kunnen worden in de zeer vroege Middeleeuwen. In diezelfde tijd ontstond ook het christendom in de regio, hetgeen niet zonder bloedvergieten tot stand kwam. De Saksen die in het gebied woonden waren fel tegen de komst van de Franken die het bisdom Utrecht, de bestuurlijke instantie die de scepter over de regio moest gaan zwaaien, oprichtten. Door het werk van missionarissen werden de inwoners uiteindelijk tot het christelijke geloof bekeerd. Eeuwenlang hebben de inwoners van Rossum moeten kerken in het naburige Oldenzaal. In 1665 kregen de gelovigen uit het dorp een eigen pastoor, maar de tocht naar de grotere Twentse plaats moest nog steeds voor iedere kerkdienst gemaakt worden. In 1736 werd pas het eerste kerkgebouw in Rossum geplaatst. De diensten werden gehouden in een eenvoudige kerk op een stuk grond van de erve Tijman. De drost van Twente had namelijk wel enkele eisen waaraan het bouwwerk moest voldoen. De kerk mocht niet te onderscheiden zijn van een schuur of een huis en de ramen moesten zo hoog zijn dat buitenstaanders geen kaarsen op het altaar konden zien branden. Hieruit blijkt dat het de roomskatholieke gelovigen niet gemakkelijk werd gemaakt. Pas in de negentiende eeuw werd er een echte kerk gebouwd, die heden ten dage nog als godshuis van Rossum fungeert. In de omgeving van Rossum zijn vele kapelletjes te vinden, bijvoorbeeld aan de Bentersteeg en de Thijstraat. Naast deze kapellen bevinden zich rondom het dorp ook landkruizen die een aanwijzing vormen dat de streek wordt gedomineerd door het roomskatholicisme.