Steun deze website

Wij hopen dat u deze website waardeert en geniet van de enorme hoeveelheid informatie, foto's en historische kaarten over en van alle dorpen en steden in Friesland. Maar wist u dat deze website volledig draait op enthousiaste vrijwilligers en geen commerciële en betaalde uitingen bevat. Om die reden willen wij u in overweging geven om een kleine donatie te doen ter instandhouding van deze website. U kunt al doneren vanaf € 1,--. Dit gaat heel eenvoudig en anoniem (als u wilt) via een iDeal transactie. Alle bijdragen worden zeer gewaardeerd en uitsluitend gebruikt voor de verdere op- en uitbouw van deze website!

Met vriendelijke groet, Bauke Folkertsma, DeeEnAa, Online City- en Regiomarketing te Joure


Bezienswaardigheden in Oosternijkerk


Zoals in ieder dorp zijn er ook in Oosternijkerk bijnamen (geweest). Soms had dat te maken met een beroep, zoals bij Piet ‘Bakker’, of met een bepaalde eigenschap, zoals bij het zware stemgeluid van Fokke ‘Bas’. Een wel heel bijzondere bijnaam had Gerben Doedes Rijpstra: De Pontenier.

Deze bijnaam had hij te danken aan zijn diensttijd bij het Korps Pontonniers in Dordrecht. Geboren in 1869 moest hij in 1888 meedoen aan de loting voor de Nationale Militie. Hij trok een hoog nummer, hoefde daarom niet in dienst, maar het avontuur heeft hem blijkbaar aangelokt want hij werd ‘remplaçant’ of ‘nummerwisselaar’: hij nam het nummer over van een jongen uit Sneek. Hij kreeg daar flink voor betaald want het was de ouders van de jongen wel wat waard dat die geen vijf jaar in dienst zou verdwijnen, bedragen van 400 tot 500 gulden waren heel normaal. Voor die tijd een heel bedrag, je kon er vaak wel een eigen huisje voor kopen.Dat lukte de Pontenier niet want hij was, wat we tegenwoordig zouden noemen, een ‘markant’ persoon. Al in 1887, hij is dan 17 jaar, komt zijn moeder te overlijden en lijken Gerben en zijn vader Doede wat ‘losgeslagen’. Ze vallen op het veld tijdens werkzaamheden voor boer Douwe Zwart een meisje lastig waarbij vader Doede het meisje tegen de grond gooit en Gerben dat nog eens dunnetjes overdoet.door haar met haar gezicht in de modder te duwen en zijn knie op haar rug te zetten. Voor de rechtbank getuigen meerdere omstanders van het gebeurde en de rechter is slecht te spreken over deze ‘opzettelijke en moedwillige mishandeling’ en veroordeelt vader Doede tot 8 dagen gevangenisstraf en zoon Gerben tot 2 maanden! Ze moeten daarvoor naar Groningen.Na zijn gevangenisstraf wordt het tijd voor zijn diensttijd bij de pontonniers en als hij na vijf jaar afzwaait, trouwt hij met Froukje Woudwijk. Ze wonen in het kleinste huisje van het dorp, ‘De Flinter’.Tot de geboorte van zijn dochter Neeltje in 1894 blijft het stil bij de Pontenier wat justitie betreft. Hij is, net als zijn vader, veedrijver en drijft het vee dat koopman Steensma bij de boeren heeft gekocht naar de veemarkten in Dokkum of Leeuwarden. Dat ging meest over de weg en soms met veepramen, na afloop ‘werd menige herberg’ bezocht.In 1894, 1896, 1897 en 1905 komt hij weer in de boeken voor omdat hij iemand uitgescholden of mishandeld heeft of marechaussees voor ‘smeerlappen en kwajongens’ heeft uitgemaakt: een zware belediging in die tijd, die 7 dagen ‘zitten’ opleverde.In deze tijd speelt ook het verhaal van de Joodse koopman. Die hield een boelgoed in de herberg van Jantje Steensma en vrijwel iedereen kocht een aantal sigaren, de Pontenier het meest, het verhaal gaat dat hij er wel 1000 kocht. Toen het echter op betalen aankwam, zei hij in onvervalst Fries: ‘Bist’ troch de doar der yn kaam, as’t troch it rút der wer út wolst, dan seist it mar!’ De koopman zag wel in dat hij het tegen de brute kracht van de Pontenier niet op kon nemen en verdween door de deur.In de familie wordt nog altijd het verhaal verteld van het doosje speelkaarten. Gerben had dat ‘verstopt’ op het kabinet. Op een dag reikte hij naar die plek om het doosje te pakken maar vond daar niks. Hij vroeg schoonzus Trijntje naar de kaarten en die zei: ‘Daar breng ik nu de aardappelen mee aan de kook,’ wijzend naar het fornuis. Speelkaarten riekten voor haar teveel naar de kroeg en drank en daar moest zij niets van hebben.Een ander sterk stuk van de Pontenier haalde zelfs de krant. Een boderijder uit Dokkum verloor op een keer in De Buorren van Oosternijkerk een kruik jenever dat kapot sloeg op de grond, de jenever verzamelde zich in een kuil. De Pontenier en een maat zagen het gebeuren, knielden neer en likten ‘als poesjes’ het kostbare vocht op!In 1907 moet de Pontenier al weer verschijnen voor de rechtbank vanwege mishandeling en deze keer kijkt Justitie ook eens in het archief naar eerdere vergrijpen en daarom krijgt de Pontenier deze keer een zwaardere straf: twee maanden. Gerben ziet het zwerk drijven en als hij zich moet melden voor het uitzitten van zijn straf, stapt hij in de trein naar Duitsland. De marechaussees komen bij zijn broer Durk in Oosternijkerk maar zijn te laat: zelfs een telefoontje naar Nieuwe Schans helpt niet, de trein is al in Duitsland aangekomen. In Duitsland werkt Gerben als ‘schweizer’, als melkknecht. Als de commotie wat geluwd is, komt de Pontenier nog wel eens in Friesland terug, hij werkt een tijdje op de veemarkt in Leeuwarden. Hij slaapt daar in de paardenstallen en de was komt bij zijn broer en schoonzuster in Oosternijkerk terecht. Die behandelen deze was apart van de eigen was want ondanks het twee drie keer uitspoelen drijven soms de vlooien nog in het water!In 1940-41 is de Pontenier nog een keer teruggeweest in Oosternijkerk. Hij wil graag bij zijn broer Durk in wonen, maar vooral zijn schoonzuster Tryn en de zonen Johannes en Doede steken daar een stokje voor. Die zien al aankomen dat de Pontenier en Durk geregeld in de herberg te vinden zullen zijn, dat zien zij niet zitten, nee als hij niet naar Duitsland terug wil, moet hij maar naar zijn dochter Neeltje in Haren gaan. Maar die zit ook niet op haar vader te wachten want zij hebben onderduikers in huis en vader is al 18 jaar achtereen in Duitsland geweest: is hij nog te vertrouwen?Er is ook een reden aan te wijzen voor de poging van de Pontenier om terug te keren naar Friesland. Hij was bang dat hij terecht zou komen in een ziekenhuis of bejaardenhuis. Er gingen namelijk geruchten dat de nazi’s mensen die niet meer van belang waren voor de Staat (ouden van dagen, ernstig zieken, zwakzinnigen enz.) een injectie kregen; dat wilde hij voorkómen.Omdat hij niet welkom is, is hij toch maar weer naar Duitsland vertrokken en daarna is er niets meer van hem vernomen: is misschien toch gebeurd waar hij bang voor was?

Tekst: Geart Cuperus en Reinder Tolsma

De kerk staat met het koor naar het dorpscentrum gericht op een ruim kerkhof. De toren, in de 13de eeuw gebouwd van gemêleerd rode kloostermoppen, is het oudst. De oversneden torenromp heeft door zaagtandlijsten een geleding gekregen. In het onderste gedeelte staan venstersleuven; boven zijn aan twee zijden dubbele galmgaten in een segmentnis opgenomen; aan de andere zijden staan de gepaarde galmgaten in een geprofileerde rondboognis. De geveltoppen van het zadeldak kregen rondbogige spaarnissen in twee zones. Het driezijdig gesloten koor is aan het einde van de 15de eeuw gebouwd. Het heeft slanke spitsboogvensters. Recent is in de sluitmuur een vluchtdeur aangebracht. Het koor wordt, net als het schip, geschoord door eenmaal versneden beren en onder de dorpels van de vensters loopt een bakstenen waterlijst rondom. Het schip is kort na de bouw van het koor totstandgekomen. Aan beide zijden is het geopend met spitsboogvensters, waarvan de zuidelijke spitser zijn dan die aan de noordzijde. Op enkele plaatsen zitten ook kleinere vensters. Alle vensters hebben gepleisterde dagkanten die steenrood zijn geschilderd. Ze zijn voorzien van voorzetramen, waardoor de raamplastiek is verminderd. De zuidelijke ingang is vervangen door een venster met een borstwering; die in de noordmuur staat onder een segmentboog en in een geprofileerde spitsboognis. De bakstenen van koor en schip zijn rijker gemêleerd dan die van de toren.

Het inwendige van schip en koor wordt gedekt door een tongewelf en trekbalken. Hieronder staat het meubilair dat grotendeels is geschilderd in grijze tonen met wit, in een traditionele protestantse opstelling. De preekstoel met klankbord en het doophek zijn in fraaie rococovormen waarschijnlijk in 1775 vervaardigd door Yge Rintjes, dé meester uit deze contreien. De panelen en hoekpenanten van de kuip kregen gesneden loofwerk met bessen. Het doophek bezit elegante balusters en siervazen. Tegenover de preekstoel staan twee herenbanken uit dezelfde tijd met rugkuiven met wapens. Het orgel is in 1814 gebouwd door J.A. Hillebrand en is in 1831 door Albertus van Gruisen uitgebreid.


Archivering van erfgoedinformatie met het ErfgoedCMS™

Bent u geïnteresseerd in erfgoedinformatie en hoe u dit op een professionele en duurzame manier kunt ontsluiten op het internet, dan is het volgende voor u van belang.

Sinds kort is er namelijk het ErfgoedCMS™ van DeeEnAa. Met dit op maat gemaakte ErfgoedCMS™ kan ieder dorp of iedere stad haar erfgoedinformatie registreren, rubriceren en ontsluiten. Daarnaast kan het ErfgoedCMS™ worden ingezet als webshop voor lokele producten en kan het de basis vormen voor dorps- of stadswandelingen compleet met QR-code bordjes.

Voor meer informatie over dit onderwerp verwijzen wij u graag naar de pagina over het ErfgoedCMS™ op de DeeEnAa website via onderstaande knop.