FrieslandBlog

Onderstaande vensters komen van FrieslandBlog. Wilt u ook schrijven over Friesland, meld u dan aan via het contactformulier.

Heeft u soms ook het gevoel dat verval mooi kan zijn? Een vervallen schuur, een scheefgezakte gevel, afbladderende verf. Paddenstoelen op de bast van een eens majestueuze beukenboom die ten dode is opgeschreven. Herfstkleuren en vallende bladeren. Een dergelijke schoonheid doet zich voor in Terkaple.

Terkaple is een klein dorp onder de rook van Joure. Het heeft een mooi oud kerkje, een rustiek ijzeren bruggetje, een markant voormalig schoolgebouw, een bungalowpark en een kleine jachthaven annex bootverhuur genaamd Heerenzijl.

Bij deze jachthaven annex bootverhuur staat een oude boerderij met vervallen voorhuis. Ik passeer het gebouw regelmatig en verbaas me iedere keer weer dat het voorhuis nog niet is ingestort. Ieder jaar zakt de gevel namelijk iets meer uit het lood. Steeds meer stukken van de muur ontbreken. Ramen zijn kapot. Vitrages rafelen zich kapot omdat ze langs de scherpe randen van het glas heen en weer bewegen in de wind.

Ik heb er met gemengde gevoelens foto's van gemaakt. Vooral de vervallen deur is een plaatje. Achter deze deur hebben generaties gewoond en gewerkt, gevloekt en gezongen, kinderen gespeeld, gelachen en gehuild.

De vervallen deur heeft de sfeer en de kleuren van een stilleven in olieverf geschilderd door een oude meester. Hij heeft er in roestbruin en zwartgrijs een gietijzeren levensboom boven gehangen. Het hangt losjes in het totaal verrotte  kozijn in diverse tinten groen en grijs en wit. Een zuchtje wind en het is gedaan met de levensboom en dit fraaie "schilderij".

Ik ben in het gelukkige bezit van een bootje. Niets bijzonders, ik ben er ooit aan blijven hangen via een online veiling. Het is een oud speedbootje van Amerikaanse makelij. Toen ik de boot ophaalde bij het veilingbedrijf in Drachten was het nogal een teleurstelling. De kijkdag had ik namelijk laten schieten. Maar een paar likjes verf, nieuwe stoelen, een tweedehands tweetakt buitenboordmotor en een nieuw raam doen wonderen.

Inmiddels heb ik er al jaren plezier van. Het bootje ligt geduldig te wachten in het sloepenhaventje voor ons huis in Joure. Altijd klaar voor gebruik.

Vanuit Joure heb je een paar voor de hand liggende vaarroutes. Het rondje Goingarijp en Langweer. Op zomerse dagen is het een drukte van belang op deze routes. Je ziet vooral luxe sloepen en zo nu een dan een zeilboot(je) of een "superjacht".

De twee vaarroutes zelf heb ik nu wel zo'n beetje gezien. Ik maak er nu een gewoonte van om het anker uit te gooien. Liefst aan de oostkant van de Langweerder Wielen want daar is het ondiep en heb je een mooie stevige en zanderige bodem, wel zo prettig als je ook wilt zwemmen.

De laatste keer dat ik hier voor anker lag was het een prachtige nazomeravond in september. De zon zakte aan de overkant achter de horizon net als het toeristenseizoen, het was nagenoeg windstil en het water was kalm. Een enkel bootje was onderweg naar de haven en raakte uit zicht.

Net als je denkt de Langweerder Wielen helemaal voor jezelf te hebben hoor je iemand hallo roepen. Er vaart een luchtballon voorbij. Ja, daar had ik niet aan gedacht.

Bij Makkum en Breezanddijk staat een van de grootste windparken van Friesland pontificaal in het IJsselmeer. Het heet Windpark Fryslân. Ze hebben er, ter lering en vermaak, een speciale website voor gemaakt waarop je van alles kunt lezen over het windpark. Zo lees je dat het bestaat uit 89 windturbines bijna 150 kilometer kabel, een transformatorstation en een natuureiland. Het laatste was me nog niet opgevallen moet ik eerlijk bekennen. Ik zal de volgende keer beter opletten als ik over de afsluitdijk rijd.

Persoonlijk heb ik het niet zo op met windturbines omdat ze nogal een aanslag zijn op het landschap. Volgens mij zijn er betere, mooiere en meer toekomstbestendige oplossingen, maar dat terzijde.

Wat ik wel kwijt moet is dat ik een tijdje terug iets heb gelezen in Leeuwarder Courant over hoeveel geld je wel niet kunt verdienen met windmolens. Als voorbeeld werd Windpark Fryslân aangehaald. De details ben ik vergeten maar het ging om honderden miljoenen schone winst per jaar! De provincie Fryslân pikt een graantje mee naar het schijnt. Daar gaan ze ter compensatie vast mooie dingen mee doen voor de rest van het Friese landschap. Waar het geld vandaan komt stond er niet bij. Maar hoe dan ook, het windpark legt dus geen windeieren voor de betrokken partijen.

Laat ik gisteren nou net terplekke zijn als er een gigantische regenboog neerdaalt midden in Windpark Fryslân.

Ik meen me te herinneren dat er aan het eind van de regenboog een pot met goud staat. Tsja, dat geeft te denken.


Uit de dorpscanons

Onderstaande vensters komen uit diverse historische canons die ontwikkeld worden op www.dorpscanon.nl

Walma state bestaat al zolang, dat niemand meer weet hoelang. Het stond er al voordat de oude Middelzeedijk werd aangelegd.. De naam zegt het al “Walma state” een state gebouwd op de wal (oever) van de (Middel)zee.

De boerderij ligt in het deltagebied van de Ald Rien, net als het naastgelegen buurschap Suderburen. De noordelijke aftakking van de Ald Rien naar de Middelzee wordt later gekanaliseerd. Dit is de Folsgaasteropvaart. Een kreek die hierop uit komt, is de oude opvaart naar de boerderij. Bij de aanleg van de oude Middelzeedijk wordt gebruik gemaakt van de terpen die er al zijn. Walma State is één van de boerderijen op deze dijk.

Walma state is vanouds een adellijke state. De state heeft visrechten en recht op zwanenjacht. Op oude kaarten staat naast de boerderij nog een wier. In 1511 wordt er nog een stinsgracht genoemd.

Uit het Register van aanbreng van 1511 blijkt dat Epa Ighaz “eijgen geërffd” eigenaar is en Albert Hoytes pachtboer op de grootste boerderij onder Folsgara. De boerderij omvat dan LXXX (80) ponden land, waarvan “36 ponden Hooijland, 31 ponden Grasland en 7 ponden Reijdland”. Het land ten zuiden van de boerderij wordt het “lege meden” genoemd, waaraan het rijeedmeer (rietmeer) ligt. Het rijeedland (rietland) ligt tegen de “die grote Rien”. Verder is er nog “6 ponden saedlant leggende, om ende om op ende an Epas vors. stins graft”. Deze stinsgracht omsloot de stinswier en lag tegen het “saedland” aan.

Een andere naam die wordt gebruikt voor stinswier is ‘wijer’. Deze naam komen we tegen in het Register van aanbreng bij de buurman van Epa Ighaz op Suderburen. Lolla Taekaz is hier pachtboer en “dije halve huijssteed mijt die halve wijer hoert Epa voer XIV st “. Epa Ighaz is dus eigenaar van de stins op Walma state en bezit de helft van de wijer (wier) op Suderburen. 

Walma state ligt niet aan een doorgaande route. De oude Middelzeedijk is eind 12e eeuw grotendeels weggeslagen door een stormvloed, waarschijnlijk in 1170.  Het voetpad van Folsgare naar Oosthem is de enige landverbinding. Het pad is ongeschikt voor het vervoer van goederen. Het is te smal en voor een groot deel van het jaar onbegaanbaar. Vervoer over water is de belangrijkste verbinding tot in 1914 de Easthimmerwei wordt aangelegd. Nadat de beweegbare brug in Oosthem in 1953 wordt vervangen door een vaste brug, is het voorgoed voorbij met het goederenvervoer over water.

Het kerkje dateert uit 1770 en staat op de plek van een vorige kerk uit de Middeleeuwse tijd. Het eenvoudige kerkje is relatief jong (ongeveer 250 jaar) vergeleken met veel andere hervormde kerken in Fryslân. De kerk van Goingarijp valt onder de Stichting Alde Fryske Tsjerken. Waarom in 1770 het oudere kerkgebouw werd vervangen, is niet bekend. Op een tekening, gemaakt in 1723 door Stellingwerf, ziet het kerkje er niet bouwvallig uit. De Hervormde Gemeente van Goingarijp vormde samen met het drie kilometer verderop gelegen dorp Broek een gecombineerde kerkelijke gemeente. De dorpen deelden de predikant. 

Tot in de twintigste eeuw werd de dominee van het ene dorp naar het andere dorp geroeid. Dat was een hele opgave, zowel voor de roeiers als voor de dominee zelf, vooral als het slecht weer was. Boven de ingang aan de zuidzijde van de kerk is een steen ingemetseld waarop te lezen staat: `De eerste steen deser Nieuwe kerke was gelegd door Frans Julius Johan van Eisinga aet 18 Kleinzoon van de heer Grietman Vegelin van Claerbergen`. De kerk heeft zes gebrandschilderde ramen, gemaakt door Ype Staak, een 18e eeuwse glazenier uit Sneek.

Dat deze ramen in goede staat bewaard zijn gebleven, zegt vermoedelijk iets over de moeilijke bereikbaarheid van Goingarijp in de 18e eeuw. Aan de westzijde staat de markante klokkenstoel. Daarin hangt de Salvatorklok die in 1527 is gegoten door Gerhardus van Wou uit Kampen, een van de bekendste klokkengieters uit de late middeleeuwen. Met een gewicht van 1135 kg is het de zwaarste klok in een klokkenstoel in Friesland. Het luiden van de klok was van belang voor de arbeiders als sein om op te staan en naar het land te gaan of om te gaan eten. Maar ook bij hoog water werd de klok ter waarschuwing gebruikt.

Vroeger was het luiden de taak van de schoolmeester, die er in 1834 nog 20 gulden per jaar mee verdiende. Momenteel wordt het uurwerk twee keer per dag opgewonden door vrijwilligers. Vandaag de dag wordt de klok nog geluid ter aankondiging van de kerkdiensten, bruiloften en begrafenissen. Elke oudejaarsdag komen dorpsbewoners bij elkaar rondom de klokkenstoel om beurtelings hangend aan het touw het oude jaar uit te luiden. Als je op het juiste tijdstip rond de kerk wandelt, is de klok op de hele en halve uren te horen met zijn mooie vérdragende klank.

 

 

Op deze plek zijn in 1933 Albert en zijn vrouw Foukje Brink een bakkerij annex winkel begonnen. Op huisnr. 11 staat inmiddels een andere woning. “Altijd die heerlijke geur, vooral als er suikerbrood werd gebakken", herinnert een buurvrouw zich. Doordeweeks werden de bestellingen voor `bûtenùt` aan huis gebracht door zoon Hyltje. De inwoners in het `doarp` moesten het brood zelf halen, maar kregen dan wel als beloning een stuk `koarstekoeke` mee. Dit was een soort kruidkoek, waar de bakker de kanten van afsneed om weg te geven aan de klanten. Het werd daarom ook wel `kantkoek` genoemd.

De winkel en bakkerij waren het kloppend hart van het dorp. Albert en Foukje waren echte dorpsmensen en stonden altijd klaar voor de mensen van het dorp. Zo heeft Albert Brink zich ook vele jaren ingezet als voorzitter van Plaatselijk Belang. De bakkerij was ook een soort `doarpsromte`: met sinterklaas kon men sjoelen en ballengooien in de bakkerij. Deze traditie wordt nog steeds voortgezet, alleen is de plek veranderd.

Bakker Brink kreeg als eerste een telefoon. Als je wilde bellen kon je daar terecht, of de bakker kwam bij je langs als er een bericht voor je was. Je wist toen niet beter, zo was je opgegroeid en het werkte prima. Het huis bestond uit behalve de bakkerij, een woonkamer, een woonkeuken, een slaapkamer en een winkel. De kinderen sliepen boven op zolder.

De oven van de bakkerij werd in de beginperiode verwarmd door het verbranden van takken en turf. Later werd de oven verwarmd door middel van een oliebrander. De olie daarvoor werd opgeslagen in olievaten achter de bakkerij. In de oorlogsjaren was de bakkerij verduisterd en leerden onderduikers de dorpsbewoners schaken.