De 412 dorpen van Friesland

De 412 dorpen van Friesland

Er zijn meer dan vierhonderd dorpen in Friesland te vinden, van groot tot klein.

Waar je je ook bevindt in de provincie, overal zie je aan de horizon in alle windrichtingen kerktorens en -torentjes staan. Allemaal vertegenwoordigen ze een van de Friese dorpen. Zonder uitzondering dorpen met een eigen verhaal, traditie en een lange historie. Somige zelfs met een eigen taal zoals de dorpen in Het Bildt of de Stellingwerven. Daar praat men Bildts en Stellingwerfs. In de omgeving van de dorpen vaak talloze kleine of grotere boerderijen van het type Stjelp of Kop-hals-romp. Per regio hebben deze boerderijen vaak een speciaal type uilenbord dat hoort bij het gebied.

Drachten en Heerenveen zijn zondermeer de grootste dorpen van Friesland. Leons wellicht het kleinste met haar kerk, woonhuis en boerderij (zie foto). Groot of klein, allemaal hebben ze hun eigen interessante verhaal en ontstaansgeschiedenis. Hieronder zetten we dit graag voor u op een rij.

Om een bepaald dorp te vinden klikt u op de bijbehorende beginletter. Binnenkort voegen we meer zoekmogelijkheden toe aan deze pagina.

Kies de beginletter


Raard is een terpdorp dat enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling is ontstaan. Het is een radiale terp waarvan de min of meer ovaal verlopende ringweg nog voor ongeveer tweederde om de terp heen loopt. Die ringweg is vrij dicht bebouwd, aan de oostelijke kant aan beide zijden, aan de zuidelijke kant alleen aan de terpzijde. De westelijke zijde van de terp is afgegraven. Aan de noordzijde, waar de kort voor 1870 aangelegde doorgaande weg richting Lichtaard in Ferwerderadiel loopt, is dat zo sterk en diep gebeurd dat er een dorpsijsbaan is ontstaan. Daar manifesteert de terphoogte zich het duidelijkst. Van de ringweg lopen enkele steil oplopende, soms voor privégebruik dichtgezette paden naar de kruin van de terp.

Het dorp is in zuidelijke richting ontsloten door de als een oude slenk door het landschap meanderende Raarder Vaart. Deze loopt naar de Dokkumer Ee waarop vanuit het noorden de kaarsrechte, lange waterverbinding van Holwerd aansluit. De bescheiden uitbreidingen hebben eerst aan de weg richting Bornwird plaatsgevonden en later, tot ruim na de oorlog aan de oostzijde van de ringweg en daarachter, buiten de oude terp.

Bij de kruising ten westen van het dorp staat de in 1916 naar ontwerp van Ane Nauta gebouwde gereformeerde kerk van Raard en Bornwird. Westelijk van het dorp ligt nabij de grens met Ferwerderadiel de buurschap Kleffens met monumentale boerderijen aan weerszijden van de weg: Noord en Zuid Kleffens. Noord Kleffens uit het derde kwart van de 19de eeuw heeft een dwars voor de schuur gebouwd, onderkelderd voorhuis.

De dorpskerk, in de Middeleeuwen toegewijd aan Johannes de Doper, bezit een naar verhouding kloeke, ongelede toren met een ingesnoerde spits die uit 1807 dateert. De kleine, uit kloostermoppen gebouwde kerk stamt uit het begin van de 13de eeuw. Zij heeft een iets ouder koor met een driezijdige sluiting, waarbij de hoeken door schalken worden geaccentueerd. Ze zijn echter deels door grote, later opgetrokken steunberen verstopt geraakt.

Raerd is een terpdorp en dat is heel goed te ervaren. De Buorren en het Kleaster, met een goeddeels gesloten bebouwing van gevarieerde woningen liggen, prachtig rond de voet van de hoge kerkterp. De lage woningen met hoge kappen vormen een boeiend ruimtelijk ritme.

Ten westen van de kerk is in 1940 het door architect Piet de Vries ontworpen gemeentehuis van Rauwerderhem gebouwd. Tegenover de zijgevel van dit voormalige gemeentehuis staat het fraaie, 19de-eeuwse, gepleisterde pand van de pastorie dat later dorpscafé werd. Het gebouw is in 2002/’03 gerestaureerd en uitgebreid tot dorpshuis.

De kerk uit 1814 is een eenvoudige zaalkerk van bruine mangaansteen die van buiten de inwendige rijkdom niet prijs geeft. Er is 18deeeuws meubilair te bewonderen. Verder versierde rouwborden en vier rijk bewerkte zerken voor de families Jongema en Eysinga, adel die het in deze grietenij eeuwen voor het zeggen had. De hoge toren heeft een belangrijke silhouetfunctie.

Het dorp ligt dicht bij de oever van de voormalige Middelzee. De Moezel mondde daarin uit. Dat riviertje loopt nu vanaf Grou schilderachtig meanderend door het land om net bij de kern van Raerd dood te lopen. Het dorp ligt bovendien dicht bij het begin (of het einde) van de Slachtedyk, een middeleeuwse binnendijk. De belangrijkste toegangsweg, de Slotsdyk, werd na 1900 een gewilde plaats voor renteniers om hun villa’s te bouwen. Enkele zijn gebouwd in de charmante, ‘stadse’ vernieuwingsstijl.

Ten westen van de Slotsdyk ligt het ‘Raerderbosk’ een door It Fryske Gea beheerd parkgebied met oude bomen. Het is het terrein van Jongemastate, een adellijke woning die in 1515 is verwoest. Het bescheiden buiten dat daar in later tijd stond, is in het begin van de twintigste eeuw gesloopt. De stinspoort uit 1603 vormt nu nog de monumentale toegangspartij. In het bos bloeien in de vroege lente stinsenplanten en er huizen flinke kolonies reigers en roeken.

Ravenswoud is een jong streekdorp in de uiterste zuidoostelijke hoek van Friesland. Het graven van de Opsterlandse Compagnonsvaart was omstreeks 1820 tot de hoogte van het latere Ravenswoud gevorderd. Parallel aan deze vaart werd de Nieuwe Vaart gegraven en van daaruit elf wijken en een paar kruiswijken het veen in. Waar de Derde Wijk en de Eerste Kruiswijk bijeenkwamen ontstond de nederzetting die eerst Appelscha Derde Wijk werd genoemd, maar waarvoor na de oorlog een naam werd ontleend aan de in het veen liggende poel het Ravensmeer.

Ravenswoud was de laatste veenkolonie van Friesland die omstreeks 1860 ontstond en in 1952 de status van zelfstandig dorp kreeg. Er stonden aanvankelijk vervenershutten. Het eerste echte huis werd daar in 1871 voor rekening van een veenbaas en winkelier uit Appelscha gebouwd.

In de decennia rond 1900 bracht men het afgeveende gebied in cultuur. De NV Gezamenlijke Compagnons van Opsterlandsche en Ooststellingwerver Veenen en Vaerten beplantte het centrale gebied van 1883 tot 1908 met een 200 ha groot bos: de Compagnonsbosschen. Spoedig daarna zijn de uitgeveende gronden eromheen ontgonnen in opdracht van een speciaal daartoe in 1908 opgerichte compagnie, waarbij aanvankelijk de Nederlandsche Heidemaatschappij was betrokken. In een ruim carré eromheen zijn de gronden geschikt gemaakt voor de landbouw, waarbij de boerderijen heel regelmatig, bijna streng aan de randwegen werden gebouwd. De eerste boerderij ‘Kloksveen’ werd in 1911 door de Heidemij ontworpen. De volgende twee boerderijen kwamen in 1913 eveneens in het oosten tot stand naar ontwerp van architect C.J. Wierda. En een jaar later volgden nogmaals zes in het noorden.

Aan het einde van de Derde Wijk is op een zandhoogte een sterrebos-vormig plantsoen aangelegd. Omstreeks 1915 stonden er nog geen twintig woningen. Daarin kwam verandering toen vanaf 1918 de woningstichting ter weerszijden van de Compagnonsweg diverse woningen liet bouwen. Ravenswoud groeide ten westen van de Compagnonsbosschen tot een L-vormige nederzetting van bescheiden woningen, die inmiddels aan de zijde van het bos een eigen moderne dorpsuitbreiding kent.

Roodkerk is een lang streekdorp van voornamelijk verspreide bebouwing met hier en daar enige concentraties van vooral agrarische bebouwing. Het dorp schurkt tegen de Trynwâlden aan, de dorpenreeks in het noorden van Tytsjerksteradiel en kon zich daar ontwikkelen omdat er nog net een uitloper ligt van de hogere gronden die na Roodkerk overgaan in lage, veenachtige streken. Aan de zuidoostelijke zijde ligt de oude kern bij de kerk en aan de noordwestelijke zijde loopt het dorpsgebied door tot bij de Murk. Daar staat in de buurt Healbird een 18de-eeuwse kop-hals-rompboerderij.

Aan het einde van de 18de eeuw had het een structuur die nu nog is te herkennen: ‘een dorpje met eene kerk zonder toren; ligt aan ’t water de Zwarte Broek, en loopt Westwaards aan, tot aan de Trynwouden in Tietjerksteradeel, met zyne bouwlanden, in welke zyn de buurtjes Healbird, de Syewier aan de Mork, en wat nader by de Weerbuuren.’ Roodkerk is geheel gericht op de Trynwâlden omdat het achter de veengebieden en het pas laat (1926) in cultuur gebrachte en door natuurgebieden omringde Buitenveld vrij geïsoleerd lag ten opzichte van de andere dorpen van Dantumadeel. De vrij losse, voornamelijk agrarische bebouwing van de streekjes bij de Kooiweg en Sickamaweg en in de buurt van de kerk met enkele kop-rompboerderijen gaat vrijwel ongemerkt door in die van noordelijk Mûnein.

De torenloze kerk is in de vroege 12de eeuw gebouwd van tufsteen maar is later gewijzigd. De tufstenen noordelijke muur is nog helemaal in het zicht; de westelijke muur is in de 18de eeuw in rode baksteen hersteld en later zijn de zuidelijke en oostelijke muren ommetseld. Op het dak liggen geglazuurde Lucas IJsbrandpannen. Bij de kerk is een opmerkelijke vondst gedaan: een sarcofaagdeksel van grijsgele zandsteen uit de 12de eeuw – ongeveer zo oud als de kerk – met een voorstelling van een in een pij geklede man en met een decoratieve randversiering. Het zeldzame kunstwerk is nu in het Fries Museum in Leeuwarden.

Reahûs is tot 1956 een buurschap bij Easterein geweest, toen kreeg het pas de status van een zelfstandig dorp. Het ligt tegen de zuidelijke flank van de Slachte en dus eigenlijk buiten het ‘eiland van Easterein’, al staat er een kleine stelpboerderij met een mooie boomzoom op het eiland. Het is een van de jongste dorpen van Fryslân. Na de Hervorming is hier nabij de grens van twee grietenijen door hen, die het oude geloof trouw bleven, een schuilkerk ingericht in een huis met een rood pannendak. Veel later is daar een kleine nederzetting omheen gegroeid: in het midden van de 19de eeuw is er sprake van een zestal woningen bij het kerkje.

Aan weerszijden van de Slachte staan kapitale essen wat de streek langs de dijk een zekere intimiteit verschaft. Meteen bij de westelijke binnenkomst in Reahûs prijken aan de zuidzijde eerst een grote stelpboerderij uit het begin van de twintigste eeuw en een fraai opgeknapte kop-hals-rompboerderij van rondom 1870. Daarna volgen enkele en groepen woningen uit verschillende bouwperioden.

Reahûs is een rooms-katholieke enclave met een echte kerk sinds 1892, de neogotische Martinuskerk, ontworpen door Alfred Tepe. Zij is een pseudobasiliek van vier gewelfvakken diep die gesteund worden door zware zuilen met lijstkapitelen. Het brede schip wordt voortgezet in een langgerekt koor, maar de zijbeuken reiken niet zo diep en eindigen in achtzijdige kapellen. De forse toren wordt bekroond door een ingesnoerde spits. Kerk en toren hebben in een wijde omgeving een sterke silhouetvorming. In de jaren 1895-1905 kreeg de kerk neogotisch meubilair uit het befaamde atelier Mengelberg uit Utrecht. Verder kwam in de kerk een serie gebrandschilderde ramen. De reeks kruiswegstaties en een altaarstuk zijn geschilderd door de uit Woudsend afkomstige kunstenaar Otto de Boer. De parochie bezit een gepolychromeerd, laat 15de-eeuws beeld van Sint-Martinus te paard met de bedelaar. Het is tijdens de Hervorming meegenomen uit Easterein, vanouds ook een Martinus-parochie. Het is een van de mooiste middeleeuwse voorwerpen van devotie van Friesland.

Het komdorp Reduzum ligt ten oosten van de Middelzee. Het is het enige dorp van de grietenij Idaarderadeel waar ingepolderd land van de Middelzee bij hoort: de Roordahuizumer Nieuwlandspolder. Het is een levendig dorp waar de oude weg doorheen meandert. Aan die weg is de (wat oudere) bebouwing geconcentreerd waardoor het een streekdorp lijkt.

Reduzum is een komdorp met uitbreidingen langs twee streken. Naar de middelzeedijk toe loopt de ontsluiting kaarsrecht en is omzoomd door vrijstaande woningen uit allerlei bouwperioden van de 20ste eeuw. Aan de straatweg staat een deftige notariswoning uit de 19de eeuw. Naar het oosten is de weg over een flinke lengte nog bebouwd met woningen en boerderijen. Daar zijn aan het water ook de herinneringen aan de zuivelfabriek en arbeiderswoningen te vinden. Ten zuiden loopt een oude waterloop, het Zwin, een zijtak van de oude Boarn, slingerend door het landschap. De haven is in de dorpskom gedeeltelijk gedempt, maar recent is aan dat gebied op een bijzondere wijze – met vooral beplanting – vormgegeven. De bebouwing is daar voornamelijk 19de-eeuws met een witgeschilderde, vroegere herberg in het midden. In de kom van Reduzum is de bebouwing compact en gesloten. De bebouwing bestaat uit voornamelijk in de breedte gebouwde woningen van een enkele volledige bouwlaag en een kap met een enkel hoger huis of pakhuis en een enkele kophals- rompboerderij.

De kerk staat aan de oostzijde van de dorpskern. Zij lijkt vrij nieuw, maar het gebouw is deels nog 15de-eeuws. Zij is een met leien gedekte zaalkerk bestaand uit een voorkerk, drie door betrekkelijk kleine korfboogvensters verlichte traveeën en een meerzijdige sluiting. De kerk heeft aan de zuidzijde als ingangspartij een fraai barok poortje van zandsteen. De toren is in de tweede helft van de 19de eeuw vernieuwd. Het is een flinke toren die eerst onversierd opgaat en door verschillende malen versneden hoekberen wordt omvat. De hoogste geledingen hebben nissen, rondboogfriezen en sierlijke galmgaten. De achtzijdige spits wordt begeleid door hoekpinakels met een opengewerkte balustrade.

Reitsum is een terpdorp dat enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling is ontstaan. Met Ginnum, Lichtaard, Jislum vormt het kwartet van de Vlieterpen, vluchtterpen. Een merkwaardige benaming omdat vrijwel alle dorpsgemeenschappen in de wijde omgeving terpen hadden opgeworpen om bij hoog water te kunnen vluchten. Uit oud kaartmateriaal blijkt dat Reitsum steeds uit een kerk, enkele huizen en boerderijen en een state heeft bestaan. In de hoogst beknopte beschrijving van de Tegenwoordige Staat van Friesland (1786) komt het erop neer dat Reitsum nog enig aanzien heeft dankzij de heerlijkheid Hania. Dit Hania is niet terug te vinden, wel Staniastate dat ten noordoosten dicht bij Lichtaard ligt. De terp van Reitsum kon mede door de dunne bebouwing aan het einde van de 19de eeuw grotendeels worden vergraven.

De dorpskerk is in 1738 gebouwd ter vervanging van een middeleeuwse kerk met zadeldaktoren. De rijk gesneden preekstoel uit 1638 bleef wel bewaard. De eenvoudige zaalkerk met lisenen tussen de gevelvakken met brede spitsboogvensters is tot twee maal toe flink uitgebreid. In 1874 zijn aan de westzijde de voorkerk en aan de oostzijde de koorpartij vergroot. Op de westelijke partij staat een houten geveltoren met een luidklok die in 1612 door Hendrik Wegewaert is gegoten. In 1881 is de kerk vergroot met een dwarsgeplaatste noordelijke beuk. De vergrotingen hebben plaatsgevonden omdat de toeloop aan kerkgangers toen groot was.

De befaamde predikant J.J.A. Ploos van Amstel stond hier van 1863 tot 1866 en van 1876 tot zijn dood in 1895. Tijdens de laatste periode heeft hij de Doleantie in 1886 actief beleefd. Reitsum was de eerste Friese gemeente die ging doleren en de derde van het land. Ploos is op het kerkhof van Reitsum begraven. Een jaar na zijn dood is de gereformeerde kerk gebouwd, een eenvoudige zaalkerk met een houten geveltorentje. Er staat een aantal monumentale kop-hals-rompboerderijen in de onmiddellijke omgeving van de kerk; op de oude Staniaterp staat ook een boerderij van dat type.

Het terpdorp Ried is gesticht op een van de zuidwest-noordoost lopende kwelderruggen in het oude Barradeel en Franekeradeel. Het heeft zijn naam te danken aan de naam van het water, de Ried, dat ten noorden langs het dorp loopt, een herinnering aan de slenken uit de tijd dat het land nog niet was bedijkt.

De bebouwing is vooral langs de wegen, Dongjumerweg-Kleasterdyk geplaatst met enkele notabele woningen, waarvan één een decoratief koetshuis bezit en met een paar villa’s in de vernieuwingsstijl van kort na 1900. Ook aan de weg naar het zuiden naar Peins is bebouwing gekomen. Pas later is de Nieuweweg naar het noorden met vooral woningwetwoningen bebouwd geraakt. Nabij de kerk staat in de kern van het dorp de voormalige zuivelfabriek, waarvan het front het karakter van de vernieuwingsstijl en het jaartal Anno 1909 draagt. Het ruime kerkhof is met de zuidzijde naar de weg gericht en omzoomd door een beukenhaag met iepen. Er staan enkele huisjes omheen, waardoor nauwelijks te zien is dat zij op een terp liggen.

Het kerkgebouw, een zaalkerk met een driezijdig gesloten koor, is in 1653 gebouwd, waarschijnlijk op de fundamenten van een oudere kerk. De leeftijd wordt niet door het gebouw zelf meegedeeld, want het is in de 19de eeuw geblokt gestukadoord. Aan de zuidzijde zitten flinke spitsboogvensters; aan de noordzijde is de gevel helemaal blind en voorzien van een aanbouw met bijruimten. Het oorspronkelijke gevelwerk is niet te zien. In de zuidelijke (zicht)gevel wordt door een grote reeks gevelstenen veel meegedeeld. De bouwdatum van de kerk en ook dat de toren is ingestort en dat de nieuwe in 1625 is gebouwd door mr. Abe Ede. De herinneringssteen is met nog een andere met de mededeling ‘1625’ herplaatst, want de toren is duidelijk veel nieuwer. Hij is in 1925/’26 helemaal ommetseld. Boven de nok van het kerkdak draagt de romp een forse cordonlijst en hij heeft een tandlijst ter bekroning en een ingesnoerde, achtzijdige spits.

Tot 1954 was Rien een buurschap van Lytsewierrum op de plaats waar de Franekervaart de oude dijk, de hoep, van het poldereiland van Easterein doorsnijdt. In 1954 kreeg Rien de dorpsstatus. De dijk dateert van vóór het jaar 1000, maar de nederzetting is jonger.

Het is niet bekend wanneer de scheepvaartverbinding tussen Sneek en Franeker precies is gevormd. Feit is dat hier een sluis in de ringdijk van het poldereiland zat. In stukken uit het midden van de 16de eeuw wordt het gemeld. Er kan toen een schutsluis voor de scheepvaart hebben gelegen. Toen de waterpeilen beter op elkaar waren afgestemd, kon de sluis vervallen. Wel is er sprake van zowel de Rienstersyl als de Rienstertille. Toen hadden zich al mensen gevestigd op deze aantrekkelijke plek in de infrastructuur van Hennaarderadeel en Baarderadeel voor wat overslag en handel. Rien was eeuwenlang bekend om zijn jaarlijkse paardenmarkt.

Hier is niet een kerk het brandpunt van de gemeenschap, maar een brug. De noordelijke oever van de Franekervaart bestaat uit een ruime kade. Daar ligt een brede buurt met een vrij gesloten en gevarieerde bebouwing, onder meer van oude pakhuizen. Deze ruimtelijk wat gedeukte bebouwing aan de kade is schilderachtig. Achter deze streek is losse achterbebouwing tot stand gekomen. Die is via steegjes te bereiken. Aan de andere zijde staat alleen bij de brug enige bebouwing. Bij die brug is de structuur op z"n dichtst met aan de westzijde een straatje en diagonaal daartegenover, bijna tegen de brug aan, de voormalige waterherberg, een gestukadoord bouwwerk van omstreeks 1900. De vroeger aanwezige ornamenten zijn afgesleten maar op de verdieping zitten nog wel twee grote wapenstenen. De brug, een ijzeren flap- of klapbrug, is als beweegbaar element van deze verkeersknoop eigenlijk een monument. Aan de dijk, de Molmaweg, staat gesloten bebouwing van meest kleine huizen. Aan de andere kant van het dorp staat open bebouwing van wat boerderijen, waaronder een monumentale, en burgerhuizen langs de dijk, vooral aan de oostzijde.

Rijs is een streekdorp op een hoge zandrug, dat vanaf het midden van de 19de eeuw geleidelijk zijn huidige vorm kreeg van een vrij losse kern met verder verspreide losse bebouwing.

Rijs was oorspronkelijk een buurschap bij Mirns en heeft nooit een kerk bezeten. Aan het begin van de 16de eeuw kwam er een uithof van de Sint-Odulphusabdij van Hemelum en in de tweede helft van de 17de eeuw werd het landgoed met Huis Rijs gesticht door De Ruyter de Wildt, oud-secretaris van de admiraliteit van Amsterdam, die de heidevelden liet ontginnen en er graan en tabak plantte. Een ander deel richting hoge kust beplantte hij met bos in een formele aanleg die nog steeds als sterrebos is te herkennen. Later was het buiten in handen van de familie Van Swinderen die het bos midden 19de eeuw in landschappelijke stijl liet uitbreiden.

In dit Rijster Bos, sinds 1941 in bezit en beheer van It Fryske Gea, staat een zeszijdig empire tempeltje uit 1814 ter herdenking aan de bevrijding van de Franse overheersing. Het bos is een trekpleister dat met de kustrecreatie in deze streek al voor de oorlog toerisme op gang bracht, waarvoor ook enkele hotels en uitspanningen werden gesticht. Het is een van de drukst bezochte parkachtige bossen van Friesland.

Villa ‘Mooi Gaasterland’ werd in 1912 gebouwd in opdracht van de in "s-Gravenhage gevestigde ‘Maatschappij Gaasterland’. Het was woonhuis met kantoor voor de administrateur. Deze maatschappij had veel bossen en andere bezittingen in Gaasterland gekocht van de familie Van Swinderen. De villa is ontworpen door de Haagse architect M.J. van der Schilden in de vernieuwingsstijl. Veel bos werd gerooid om het hout te verkopen en de landerijen te verpachten. De maatschappij werd in 1924 geliquideerd. De Utrechtse Diocesane bond der Katholieke Arbeiders Beweging vestigde in de villa een koloniehuis voor onder meer bleekneusjes uit de stad. In die tijd werd achter de villa een kapel gebouwd. In de jaren zeventig toen het een algemeen medisch kinderhuis was geworden, werd het uitgebreid met een heel koloniedorp.

Rinsumageest is als streekdorp op een zandrug – vandaar ‘geest’ in de naam – op de overgang van de klei in het noorden en het veen in het zuiden ontstaan in de Middeleeuwen. Toen vestigden zich hoofdelingen die Juwsmastate, Eysingastate, Melkamastate en Tjaardastate in of nabij het dorp stichtten. De eerste verdween al vroeg; Tjaardastate, een echt kasteel, stond nog tot 1834 ten zuiden van de kerk. Door deze staten was Rinsumageest een deftig dorp. In de volle Middeleeuwen werd ten noorden van het dorp het klooster Klaarkamp gesticht: het zou tot een van de grootste kloosters van Friesland uitgroeien.

Vanaf de 17de eeuw heeft het dorp zich ontwikkeld langs de Murk, het water dat tot bij de Trynwâlden in noordelijk Tytsjerksteradiel liep. Haaks daarop een gegraven vaart met een in 1648 aangelegd trekpad naar de Dokkumer Ee. In dit zwaarwichtige dorp zetelde dan ook het grietenij- en later gemeentebestuur. De herberg die ook als rechthuis werd gebruikt, staat op de hoek van Rechthuisstraat en Van Aylvaweg en dateert vermoedelijk van omstreeks 1700. Het is een kloek, twee bouwlagen tellend pand met pilasters in de gevels.

Toen in 1881 een nieuw raadhuis in Damwoude (Murmerwoude) werd gebouwd, raakte het zijn functie voor het bestuur kwijt. Langs de vriendelijke dorpsgracht van de Murk staan nog steeds keurige dorpswoningen, waarvan enkele van het notabele type en respectabele leeftijd.

De Tjaardaweg voert vanuit de kern in westelijke richting. Daar rijst de dubbelschepige kerk met zadeldaktoren op. Het ronde koor is het oudst, van omstreeks 1100, misschien zelfs eerder. Er is in de 12de eeuw een schip met zijbeuken bijgebouwd. De zijbeuken zijn later verdwenen en de schipmuren dichtgezet. Het muurwerk vertelt dat met grote bogen. Onder het koor is in de 14de of begin 16de eeuw een crypt ingegraven en aangekleed met zeer oud materiaal: een mysterieuze ruimte. Aan het begin van de 16de eeuw is de grote zuidbeuk gebouwd. De toren verrees in 1610.

Rohel is een streekdorp van waarschijnlijk eenzelfde middeleeuwse oorsprong als de omringende dorpen, maar er is weinig meer van een dorp te ervaren. Rohel heeft dan ook een dramatische geschiedenis. Op de grietenijkaart van Schoterland in de atlas van Schotanus uit 1718 heeft Rohel nog een redelijk compacte buurt en helemaal aan de zuidzijde van de Kerkweg staat de kerk op de noordelijke oever van het Tjeukemeer.

De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788 al: ‘Rohel, of Nyega, een Dorpje gelegen ten Westen van ’t voorige Rotsterhaule, en onmiddelyk grenzende aan het Tjeuke meer, dat van tyd tot tyd een groot gedeelte der Veenige landen, hier onder behoorende, heeft ingezwolgen. Door dit Dorpje, alwaar voor deezen ten minsten eens zo veel huizen plagten te staan, gaat de gewoone rydweg uit deezen kwartieren naar de Lemmer.’

De kerk en het kerkhof met klokkenstoel zijn door de grote watervlakte van het Tjeukemeer inderdaad verzwolgen. De kleine gemeenschap is niet in staat geweest om een nieuw gebedshuis te stichten, waardoor het dorp verstoken is gebleven van een kern. Op de kaart in de Eekhoff-atlas van 1848 is het beeld van dorp en landschap totaal veranderd. Er staat in het uiterste zuiden nog het voormalige kerkhof aangegeven en ten noorden ligt een grote plas als gevolg van het vergraven van het land voor de turfwinning.

Na de Eerste Wereldoorlog is Polder Rohel gevormd en in cultuur gebracht. Na de Tweede Wereldoorlog is in het noorden een belangrijk deel van het land uitgegeven voor zeven tuinbouwbedrijven. Vandaar de ontsluitingsweg Kwekerijweg. Ten zuiden van het dorp ligt de oever van het Tjeukemeer en daar wordt in de buurt waar ooit de kerk stond met een oud draaibruggetje over de dijksloot toegang verschaft tot het natuurgebied Marswâl van Staatsbosbeheer. Er mag over de dijk worden gewandeld. Tegenwoordig staan aan het zuidoostelijke gedeelte van de Kerkweg wat boerderijen, noordelijker een buurtje van woningen en verspreid hier en daar nog enige bebouwing.

Rotstergaast is een streekdorp dat nabij veenmoeras waarschijnlijk in de Middeleeuwen is ontstaan op een uitloper van een zandrug ten noorden van de Tsjonger of Kuinder. In 1315 stonden twee kapellen in Rotstergaast, waarvan één tot kerk werd verheven. Het dorp heeft twee uit elkaar liggende buurten met enige geconcentreerde bebouwing en verder verspreide boerderijen.

In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 gemeld dat Rotstergaast of Kleine Gaast het kleinste dorp van de grietenij Schoterland is: ‘Weleer stond hier eene Kerk, die reeds voor veele jaaren is te niete geraakt: dit Dorpje ligt even ten noorden van de Kuinder, en strekt zich zeer verre uit naar dien kant met zyne hooilanden; zynde de Westelykste huizen bekend by den naam van Westergaast. Ook gaat van dit Dorpje, door de drooge Rustersloot, een rydweg naar Nieuwe Schoot.’ Op de grietenijkaart in de Schotanusatlas van 1718 stond al aangetekend dat de kerk was vervallen.

De zuidwestelijke buurt, Westergaast is nu de streek bij de Schoterweg en was toen aardig bebouwd. Terwijl in de noordoostelijke buurt, met de naam Snakkerburen die toen nog bij Rottum hoorde, verspreid enige huizen en boerderijen stonden. Een reed in noordoostelijke richting leidde naar Nieuweschoot. De Rustersloot die richting Rottum liep, stond aan het begin van de 18de eeuw al droog, maar daar is later wat aan gedaan: op de kaart in de atlas van Eekhoff is de Rotstersloot aangegeven.

In Westergaast is het kerkhof blijven bestaan en nadat de kerk was vervallen, is in 1928 toch weer een sobere hervormde kapel gebouwd. Er stond in elk geval vanaf 1722 een klokkenstoel. De huidige, met een helmdak, is in 1976 gerestaureerd.

In Snakkerburen staat de stelpboerderij Champignon uit 1871 met een deels onderkelderd voorhuis en aan de Schoterweg tussen de twee buurten aan de ene zijde Nieuw Jagtlust, een stelp van eenzelfde type uit 1870 en aan de andere zijde de kop-hals-rompboerderij Tsjongerswâl uit het midden van de jaren-1930 met expressionistische karakteristieken.

Rotsterhaule is een streekdorp dat omstreeks 1500 is ontstaan op de ontginningsas vanuit Sintjohannesga in het noordoosten. Op de vroegste kaart die Rotsterhaule in beeld brengt, de kaart van Schotanus uit 1718, is het dorp een streek van wat huizen en boerderijen met enig bouwland en verder veenlanden in het noorden en hooilanden in het zuiden.

Het dorp heeft geen kerk. In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1788 niet zoveel over het dorp gemeld: ‘Rotsterhaule, dus genaamd om ’t zelve te onderscheiden van Ousterhaule in Doniawerstal, ligt in ’t Noorden van St. Johannisga, tusschen ’t zelve en Rohel, en in eene volkomen gelyke ligging, ten opzigte der Bouw- en Veenlanden.’ Vanaf het midden van de 18de eeuw gingen de Gietersen bij Oudehaske en spoedig ook bij Sintjohannesga en Rotsterhaule laagveen uitbaggeren om het tot turf te bewerken. Op de grietenijkaart van Schoterland in de atlas van Eekhoff is te zien dat er ten gevolge van de grootschalige verveningen nogal wat is veranderd in Rotsterhaule en zijn dorpsgebied.

De bebouwing langs de Streek is aanzienlijk dichter geworden, maar de omgeving een stuk leger. De noordoostelijke helft van de dorpsstreek wordt geflankeerd door uitgestrekte veenplassen. Vanaf het einde van de 19de eeuw raakte de streek ingepolderd en is de bebouwing van de streek verder verdicht. De landerijen aan weerszijden van de Streek liggen merkbaar laag: de meeste erven zijn opgehoogd, maar sommige woningen liggen opvallend diep. Er staat nogal wat kenmerkende bebouwing uit de jaren twintig en dertig. Aan de zuidelijke flank van het dorp liggen enkele flinke stelpboerderijen.

Grote bakkers hebben, net als in het buurdorp Sintjohannesga, hun sporen nagelaten, want roggebrood en koek werden exportproducten van deze streek. Aan de Hoge Dijk in het zuiden, de verbindingsweg tussen Heerenveen en Lemmer, is een agrarische streek gegroeid. Verder naar het zuiden aan het Tjeukemeer ligt de buurschap Vierhuis. Enkele honderden meters ten noorden van de Broeresloot staat het gemaal ‘Fjouwerhûs’, een kenmerkend gebouw uit de jaren dertig.

Rottevalle is een vaartdorp waarvan de naam voor het eerst voorkomt in 1622 en dat in het midden van de 17de eeuw aan de Lits gestalte kreeg. Er stonden een herberg, een bierbrouwerij en een molen. De verveningen van de omgeving op de grens van de grietenijen Smallingerland, Achtkarspelen en Tytsjerksteradiel waren in volle gang en aan weerszijden van de Lits en het Benedenverlaat kwam bebouwing tot stand. Deze sluis lag in de waterverbinding over de Lits naar het Bergumermeer.

Aan het einde van de 18de eeuw merkte de Tegenwoordige Staat van Friesland Rottevalle nauwelijks op: ‘Daarenboven zyn hier, in ’t Oosten, op de wal van de vaart de Lits, veele huizen gebouwd’; de zuidelijke bebouwing aan de Lits was nog een buurschap bij Opeinde. In het Aardrijkskundig Woordenboek van Van der Aa uit het midden van de 19de eeuw: ‘Aan de noordzijde des dorps Opeinde heeft eene groote uitgestrektheid laag klijnland gelegen, dat in de zeventiende eeuw, door verveening, veranderd is in een water, de Leijen genaamd. … Ten Oosten van het Zwartveen zijn, op den wal van het riviertje de Lits, ook vele huizen gebouwd, die, hoewel burgelijk onder Opeinde, behooren tot het kerkdorp Rottevalle.’ Voor collectieve zaken van bijvoorbeeld school en kerk, maar ook voor het houden van de jaarmarkt was de ligging in drie gemeenten onhoudbaar. Nadat de inwoners in 1821 al een poging tot vereniging hadden gedaan, duurde het nog ruim een eeuw. In 1943 is heel Rottevalle door grenswijzigingen bij de gemeente Smallingerland gekomen.

In 1724 is een eenvoudige zaalkerk met geveltoren gebouwd en ertegenover kwam in 1890 de twee bouwlagen hoge pastorie tot stand. De doopsgezinden bouwden in 1838 een eenvoudige zaalkerk en de gereformeerden in 1937 een expressionistische kerk. Beide vervingen oudere kerken. De Herberg van Smallingerland aan het in 1958 gedempte gedeelte van de Lits is een kloek gebouw uit 1791 met bijzondere interieurs. De naoorlogse dorpsuitbreidingen hebben vooral aan de noordzijde plaatsgevonden.

Rottum is een oud streekdorp dat in de Middeleeuwen langs de Binnendyk als ontginningsbasis is ontstaan. Op de vroegste grietenijkaart van Schoterland (Schotanus, 1718) is de agrarische streek van Rottum met vrijwel uitsluitend bebouwing aan de noordzijde van de Binnendyk weergegeven. In het midden van de streek stond de kerk. Ten noorden van de streek lagen veenlanden, ten zuiden en oosten hooilanden.

De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde in 1788: ‘Rottum, weleer Rotna genaamd, is thans een klein Dorp, alwaar veele huizen zyn afgebroken, … loopende tot aan Haskerlands grenzen: weleer hield men hier den Landsdag der Zevenwouden. Uit dit Dorp kan men, langs drie verschillende wegen, ryden naar Oudeschoot, Lemsterland, Donjewerstal en Haskerland: ook loopt van hier eene vaart in de Overspitting, die van de Jouwer naar ’t Heerenveen gaat, benevens eene andere, die in het Tjeukemeer valt, om nu niet te spreeken van de Rotstersloot, die voor deezen van hier naar de Kuinder liep, doch thans is opgedroogd.’ Wellicht had het dorp dankzij de goede ontsluitingen over water ooit een centrale positie. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog was het nog zo belangrijk en strategisch van ligging dat er een schans werd opgeworpen.

De kerk is in 1791 afgebroken. Die zal torenloos zijn geweest, want er stond in elk geval in 1732 al een klokkenstoel. Op het iets verhoogde kerkhof staat nu een uit de jaren dertig daterende goed onderhouden, betonnen klokkenstoel met een luidklok die waarschijnlijk in 1443 door Johan van Bomen is gegoten.

De Binnendyk is een belangrijke verkeersweg tussen Heerenveen en Lemmer geworden en het dorp lijkt tegenwoordig te bestaan uit enkele buurten. Aan de agrarische streek tussen Rottum en Heerenveen staan enkele fraaie boerderijen, een kop-hals-romp uit 1914 en de stelp ‘Geertje Hoeve’ uit omstreeks 1930. Het oostelijke gedeelte van de dorpskern kreeg nabij de Molenlaan de belangrijkste dorpsuitbreiding. Ook westelijk bij de Badweg is enige naoorlogse nieuwbouw gerealiseerd. De oude Binnenweg en de Oude Postweg vormen oudere streken.

Hoewel het streekdorp Ruigahuizen ten zuidwesten van Balk het karakter van een buurschap heeft, wordt het vanouds aangemerkt als een zelfstandig dorp. Aan de Coenderssingel, de Rûchhústerwei en vooral de Jan Jurjenssingel staat verspreid kleinschalige bebouwing van huizen en boerderijtjes. Het dorp schijnt langgeleden een kerk aan de Balkster kant te hebben gehad, maar daar is geen spoor meer van over.

Tegen de zuidelijke rand van de Star Numanbosschen ligt de begraafplaats waarop een klokkenstoel staat met een in 1746 door Cyprianus Crans gegoten klok, wat wel op een dorps verleden wijst. In het laatste kwart van de 17de eeuw hebben zich hier uit Frankrijk gevluchte Hugenoten gevestigd, van wie nog een paar huizen resteren. Achter Rûchhústerwei nummer 16 staat een grote Amerikaanse windmotor van ca. 1920. Tegenover de noordoostelijke zoom van de Star Numanbosschen is de compacte verkaveling aan de Jan Jurjenssingel bijna dorps met onder meer arbeidershuisjes uit het begin van de 20ste eeuw. Ten zuiden van de uitgestrekte Star Numanbosschen ligt het bosgebied van de Bremer Wildernis en daarachter de buurt Nieuw Amerika.

Achter de Coenderssingel is een verrassing te vinden. Daar staat achter een oprijlaan De Mottekamp, oorspronkelijk een jachthuis of buiten bij een boerenschuur van omstreeks 1880 waar de herkomst nog niet helder van is. Het wit gepleisterde buiten is in een mengstijl gebouwd waarbij het neoclassicisme domineert. Het bestaat uit een hoge middenbouw en lage vleugels. Het brede middengedeelte is tot twee bouwlagen als trapeziumvormige erker uitgebouwd. Daarin staan aan de voorzijde gepaarde vensters, gescheiden door charmante zuiltjes en krulornamenten in de zwikken en in de scheve zijkanten smalle, getoogd gesloten vensters. De middenpartij wordt bekroond door een dichte attiek met in- en uitzwenkende contour. De vleugels worden op de buitenhoeken en nabij de erker geflankeerd door brede pilasters met lijstkapitelen die geen fries of kroonlijst dragen, maar waar een horizontaal veld op volgt met muurankers in dubbele palmet-vorm.

Ryptsjerk is een streekdorp dat mogelijk al in de Middeleeuwen is ontstaan en dat in de 16de eeuw een impuls kreeg toen stadhouder George Schenk van Toutenburg ten zuidwesten van de streek een buiten stichtte. Het dorp kwam nabij de in 1528/’31 aangelegde weg van Leeuwarden naar dit Toutenburg te liggen. Op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1716 is Ryptsjerk net als die van de Trynwâlden een dorp met vrij losse bebouwing langs een paar door bomen omzoomde wegen en paden. Zuidelijk liggen Toutenburg en Hanenburg aan de weg die naar Tytsjerk en Suwâld leidt. Over water is het dorp naar het westen en oosten ontsloten.

In de Tegenwoordige Staat van Friesland werd in 1786 van Ryptsjerk gemeld: ‘Dit dorp is door menigvuldig geboomte zeer vermaakelyk, ook water- en vischryk, waarom ’t ook veel door watervogelen bezocht wordt, die hier in menigte, door middel van verscheiden kooien, gevangen worden. … In ’t Zuiden aan de Zwarteweg heeft men verscheiden fraaie buitenplaatsen, wier oudste is Toutenburg, alhier aan den rydweg naar Tietjerk. … Het grootste gedeelte van de Zwarteweg … behoort onder dit dorp.’ De Zwarteweg werd in 1830 verbeterd en verlengd tot rijksstraatweg van Leeuwarden naar Groningen.

In de kerkbuurt staat de in 1757 gebouwde kerk, een zaalkerk met een driezijdige sluiting en een ingebouwde toren met een ingesnoerde spits. Van het meubilair dateren de preekstoel met doophek en vier herenbanken uit het tweede kwart van de 17de eeuw. Bij de kerk staat een boerderij die met een dwarsgeplaatst voorhuis met uitgebouwde halsgevel verwijst naar de 18de eeuw, maar het resultaat is van hergebruik in 1878.

Het buiten Vijversburg uit ongeveer 1725 is in 1844 in opdracht van dr. Nicolaas Ypeij verbouwd. Het is geheel gepleisterd en vertoont neoclassicistische details. In het laatste jaar is het park naar ontwerp van Lucas Roodbaard in landschapsstijl herschapen. Aan de Zwarteweg staat het tuinhuis met een omlopend balkon. De Stichting Op Toutenburg is een bejaardencomplex in neorenaissancestijl naar ontwerp van H.H. Kramer.


Nieuwe encyclopedie van Fryslân voor slechts € 29,90 incl. verzenden!

Bijna 8 kilogram aan kennis over Friesland! Wees er snel bij want op is op.

De Nieuwe Encyclopedie van Fryslân is een onmisbare aanvulling in de boekenkast voor iedereen die gek is van Fryslân en meer wil weten van deze provincie. Op 15 september 2016 verscheen de vierdelige encyclopedie die rond de 3000 pagina’s telt, 11.000 trefwoorden bevat en ruim 8 kilo weegt. De encyclopedie staat bomvol actuele kennis over Fryslân en is een echte pageturner geworden.

Voor al diegenen die dit standaardwerk over Fryslân altijd al hadden willen hebben! Nu voor een wel heel speciaal prijsje! Maar let op! Op = Op!