Feanwâldsterwal is een prachtig klein dorpje zuidwestelijk van Feanwâlden. De schoonheid van het dorp wordt vooral gekenmerkt door de smalle vaart die naast de hoofdstraat van het dorp "De Wâl" loopt. De aanliggende woningen hebben allemaal een eigen bruggetje.

Waar "De Wâl" overgaat in "It Oare Ein" ligt de kern van het dorp gemarkeerd door een fraaie brug en hotel en eetcafé 't Dûke Lûk. Hier kun je bootjes en kano's huren en dat is niet onlogisch. Feanwâldsterwal ligt namelijk aan de rand van een van de mooiste aaneengesloten kleine natuurgebieden in Friesland, It Butenfjild, De Looden Hel en De Houtwiel. Het laatste natuurgebied is de laatste jaren naar een hoger niveau getild vanwege de aanleg van de Centrale As (N356), de voor het gebied enigszins "oversized" maar o zo gewaardeerde autoweg tussen Nijega en Dokkum. Bij het dorp De Falom is notabene een "luxe" flyover gebouwd zodat flora en fauna ongestoord  kan doorgroeien en doorlopen tot aan het dorp De Westereen.

De aaneengesloten natuurgebieden verklappen het ontstaan van Feanwâldsterwal. Het zijn laagveengebieden en Feanwâldsterwal dankt haar bestaan aan de ontginning van dit laagveen. Al in de 15e eeuw werd dit ontgonnen door de Schiere Monniken afkomstig van de Schierstins in buurdorp Feanwâlden, behorende bij het klooster Claerkamp in Rinsumageest. In latere tijden werd dit zware werk op meer industriële schaal voortgezet door doorgewinterde veenarbeiders uit Giethoorn die naar de Friese veenkolonie kwamen. Zij wisten wel raad met het laagveen en lieten een duidelijk stempel achter op het gebied, én het dorp. Daarom wordt Feanwâldsterwal nu ook wel het "Giethoorn van Friesland" genoemd.

Beide dorpen hebben trouwens nog iets opmerkelijks gemeen, de verdwenen melkfabrieken. In beide dorpen zijn ze ten prooi gevallen aan het toerisme zou je kunnen zeggen. Die van Giethoorn is gesloopt of onherkenbaar tussen restaurants en bootverhuurders. Die van Feanwâldsterwal, genaamd Zuivelfabriek Freia, is steen voor steen afgebroken en opnieuw opgebouwd in het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem. Ik zie het als de verloren zoon van Feanwâldsterwal, gelet op de naam Freia zou je wellicht van dochter moeten spreken maar dat onderscheid laat ik aan de lezer.

Het dorp Eastermar ligt ten noorden van Drachten in een prachtig gebied te midden van twee, voor het gebied bijzondere waterpartijen, het Bergumermeer en De Leien. Deze relatief kleine en ondiepe meren zijn grotendeels ontstaan door veenafgravingen en afkalving. Het gebied draagt met trots het predicaat “Nationaal Landschap De Noardlike Fryske Wâlden” (De Noordelijke Friese Wouden).

Toch zal een bezoeker die van de meren heeft genoten zich wellicht afvragen, waar zijn de wouden gebleven? Inderdaad, wouden in de zin van uitgestrekte bossen vind je er niet. In de plaats daarvan vind je een eeuwenoud coulisselandschap. Dit wordt gevormd door talloze boom- en houtwallen die kleinschalige boerenpercelen van elkaar scheiden. Hier en daar kijk je dwars door een aantal van deze boom- en houtwallen heen, de dieptewerking is subliem. Tussen deze coulissen zie je telkens weer een andere voorstelling. Akkerland, graanvelden, weilanden met koeien, paarden, schapen, of misschien wel het mooist, een wisselend kleurenpalet van veldbloemen. De analogie met coulissen en voorstellingen in een theater kan bijna niet treffender.

De boom- en houtwallen worden met regelmaat teruggesnoeid en groeien in enkele jaren daarna weer terug. Aan de oudste exemplaren zie je dit onderhoud terug in decenniaoude grillige stronken en stobben. Ruilverkaveling is aan het gebied voorbijgegaan en dat is maar goed ook. De hout- en boomwallen zijn onaangetast en volgen de oorspronkelijke zandpaden die dorpen als Eastermar, Sumar, Harkema en Drogeham aan elkaar verbonden en nog steeds verbinden. De gemeente heeft zich erbij neergelegd en doet het onderhoud met zorg, verharding is uitgesloten. 

Het enige dat in het historische beeld ontbreekt zijn de karresporen die er ooit in grote hoeveelheden moeten hebben gelegen. Ook verdwenen zijn de talloze plaggenhutten die er moeten hebben gestaan. Het is moeilijk voor te stellen maar tot voor slechts honderd jaar geleden werden plaggenhutten in het gebied gebouwd om in te wonen, ook met grote gezinnen. De bijzondere  geschiedenis van de plaggenhut wordt verteld in Themapark de Spitkeet in Harkema, een aanrader.

Ik heb er een middag doorgebracht en kom snel terug want "Theater" Nationaal landschap de Noardlike Fryske Wâlden is 7 dagen per week open en de entree is ook nog eens helemaal gratis!

In Gaasterland heb je aan de IJsselmeerkust een aantal plekken waar je een optimaal uitzicht hebt over het IJsselmeer. Ik denk aan het Mirnserklif bij Mirns, het Oudemirdumerklif bij Oudemirdum en het meest beroemde, het Reaklif bij Warns. Hier vochten de Friezen een legendarische strijd tegen de Hollanders in 1345.

Je vraagt je af waarom je juist hier het mooiste uitzicht hebt over het IJsselmeer. Volgens mij komt dat doordat je bij helder weer nog net de overkant kunt zien. Je ziet de kerktoren van Enkhuizen duidelijk aan de horizon temidden vaag trillende silhouetten van windturbines, bomen en bebouwing. Daarnaast heb je als je naar links kijkt uitzicht op windturbines die de dijk van de Noordoostpolder en Flevopolder aangeven, helemaal tot aan de Maximacentrale bij Lelystad. Aan de rechterkant zie je de windturbines die het einde van de Afsluitdijk markeren, de Afsluitdijk begint wat mij betreft in Friesland maar wellicht zag de geestelijk vader Cornelis Lely dat anders.

Dit panorama heb je vooral omdat het klif je net voldoende meters boven het waterpeil van het IJsselmeer uittilt. Hierdoor kun je over de kromming van de aarde en dus het IJsselmeer heen kijken.

Als je de tijd neemt ga je bijna automatisch mijmeren over wat er allemaal nog meer achter de horizon schuil gaat en achter de toren van Enkhuizen. En juist op dat moment raak je in gesprek met een toevallige voorbijganger. Hij vertelt dat tijdens de tweede wereldoorlog V2’s werden gelanceerd vanuit de bossen van Rijs, bestemming Londen. Deze bossen bevinden zich in Mirns recht achter je.  Veel V2's zouden dienst hebben geweigerd en in het IJsselmeer zijn geplonst.

Ik heb het nagezocht op de kaart. Ze moeten rechts van de Enkhuizer toren zijn gevlogen onderweg naar de Britse hoofdstad. Mijn bezoekjes aan het IJsselmeerpanorama krijgen vanaf nu een extra dimensie.

Beetsterzwaag ligt tussen Heerenveen en Drachten, pal naast de A7 naar Groningen. Het ligt in een bosrijk gebied. Het is er goed wonen, zeker voor welgestelden die zich een bosperceel kunnen veroorloven. In het buurdorp Olterterp woonde tot voor kort onze meest geliefde acteur Rutger Hauer (1944-2019). Daar staat ook het vijfsterrenhotel Lauswolt met golfbaan.

Maar terug naar Beetsterzwaag. Ik ben van de generatie die "Kopstukken" (1947) moest lezen voor school. Dit is een boekje geschreven door Godfried Bomans (1913-1971). In de jaren zestig en begin zeventig was hij een graag geziene gast op de nationale radio en televisie. Niet alleen als erudiet literair schijver maar ook vanwege zijn onnavolgbare humor.

In het boekje schrijft hij over Beetsterzwaag. Hij is er op bezoek en wordt getroffen door de lokale interesse in literatuur. De Gijsbrecht van Aemstel van Joost van den Vondel om precies te zijn. In mijn herinnering schetst hij een sfeer waarin het hele dorp tijdens een "Vondelweek" meedoet aan het eren van dit taaie stuk vaderlandse literatuur. Het ligt op de toonbank bij de slager en de bakker en Beetsterzwagers lezen enthousiast voor uit het werk.

Dit is het beeld dat ik heb overgehouden van Beetsterzwaag. Ik was er van de week toevallig en werd prompt bevestigd in dit beeld. De snackbar heeft bibliotheekbehang en in de Hoofdstraat staat een schattig houten mini-biebje waar je gratis boeken kunt lenen.

Kopstukken ontbreekt in de bescheiden collectie. Ik zal het erin leggen. Mijn bescheiden bijdrage aan het literaire imago van Beetsterzwaag. Leen het gerust!

Ik woon in Joure en dat ligt midden in het Friese Merengebied. Vanuit Joure kun je een paar leuke korte vaarroutes doen per sloep. De leukste vind ik persoonlijk de route die gaat via Broek, Goiïngaryp, de Goiïngarypsterpuollen, de Gudzekop en de Jentsjemar naar Langweer en dan weer via de Langweerder Wielen terug naar Joure. Als je rustig vaart doe je er zo'n twee uurtjes over.

Het huisje op het Jentsjemar intrigeert me. Het blijkt, na enig zoekwerk, eigendom van de vereniging Jentjemeer. De vereniging heeft een eenvoudige website waar je kunt lezen dat het eilandje niet te huur is. Helaas, maar misschien maar goed ook, want er zou direct een ellenlange wachtlijst ontstaan. Wie wil er tenslotte niet slapen op een dergelijk "onbewoond" eiland.

Er staat in grote zwarte letters "In bliere moarn" te lezen op de gepotdekselde gevel van het huisje. Dit betekent "een blije morgen". Dit kun je zowel in het Fries als in het Nederlands op twee manieren uitleggen. "Moarn" betekent zowel ochtend als morgen, in de zin van "de volgende dag".

Beide passen perfect. Als je na een goede nachtrust op het eilandje zou genieten van een verse kop koffie met croissant terwijl je staart over het kalme water naar een opgaande zon, dan denk ik dat je daar zeker blij van wordt. Als je na een verblijf bent onthaast en nieuwe energie hebt opgedaan voor de komende dagen en weken, dan past de tweede uitleg.

Maar, genoeg gemijmerd en gefantaseerd over de tekst op de gevel, het is niet te huur. We moeten het doen met het uitzicht.

Daar kun je ieder uur van de dag blij van worden, toch?

Makkum wordt wel de twaalfde stad van Friesland genoemd. Helaas heeft het echter de stadstatus nooit formeel ontvangen. (Hieronder meer hierover). Maar Makkum heeft niet geleden onder het niet hebben van een stadstatus. Het lag strategisch aan de Zuiderzee, nu het IJsselmeer, en heeft deze positie ruimschoots benut. Makkum heeft zich tot een belangrijke havenplaats ontwikkeld. Tegenwoordig veelvuldig gebruikt als thuishaven voor schepen van de Bruine vloot.

Makkumer aardewerk is ook een naam met faam. Gemaakt door de Koninklijke Tichelaar. Volgens de website is dit het oudste bedrijf in Nederland (1572) en wereldwijd een begrip op het gebied van keramiek en glazuren. Het is spijtig dat de fabriek van Tichelaar geen bezoekerscentrum of museum heeft. Daar zouden veel mensen warm voor lopen. Alhoewel, loop eens binnen bij café Restaurant de Prins. Je weet niet wat je ziet. De muren in de authentieke gelagkamer zijn voorzien van eeuwenoude tegeltableau's die in een museum zeker niet zouden misstaan.

"Feadship" is een andere naam die in Makkum groot op een gevel prijkt. Het is de gevel van de scheepswerf waar megajachten worden gebouwd en onderhouden. Soms heb je mazzel en ligt er eentje buiten de hal te wachten op onderhoud of de eigenaar.

Uniek aan Makkum is het feit dat het een heuse strandboulevard heeft genaamd de Holle Poarte. Zeer populair bij toeristen van verschillende nationaliteiten. Je hebt er terrassen, restaurants, zeilscholen, speeltoestellen voor de kinderen, een pier en noem maar op. En, ik zou het bijna vergeten, de beste Nacho schotel van Friesland.

Kortom, bij een verblijf in Friesland is een bezoek aan Makkum een gegarandeerd goede tijdsbesteding.stopstartMakkum heeft van alle Friese dorpen die bijna stad zijn geworden de meest stedelijke allure. De geschiedenis heeft Makkum onrecht gedaan. Het begon bij de kerkterp in het noorden, iets zuidelijker groeide een nederzetting bij een sluis: Statum. Later is er ook zuidelijker een sluis gekomen, het gebied bij de Grote Zijlroede met de Voorstraat en Vallaat als waterfronten met veel voorname bebouwing.

Aan de deels gedempte Markt staat het hoge waaggebouw, de trots van de bedrijvige plaats. Makkum heeft als geen ander dorp in Friesland een stedelijke structuur, maar bovendien een daarbij horende gedifferentieerde maatschappelijke samenstelling en economische opbouw. Makkum komt omstreeks 1000 voor het eerst in de bronnen voor. Het heet dan Maggenheim. In de lijst van Friese parochies uit 1270 staat Makkum vermeld als Mackingum. In 1379 luidt de naam Macking-he.

Makkum is begonnen als een boerendorp op een terp. Die vinden we nu in het noorden, bij de huidige Tsjerkebuorren. Veel zuidelijker, op de plek waar de Grote Zijlroede uitmondde in de Zuiderzee, groeide een flinke handelsnederzetting. Na verloop van tijd verenigde dit zich met Statum en het oorspronkelijke terpdorp tot het huidige Makkum. Twee vaarwegen zijn beslissend geweest voor de groei en bloei van de kustplaats. De Grote Zijlroede die nabij de kust in twee armen uiteen vorkte, waardoor er veel kaderuimte kon worden geschapen en de zuidelijker stromende Kleine Zijlroede. De Grote Zijlroede verbond Makkum met het achterland van het westen van Friesland, vooral met Bolsward. In de zuidelijke monding van de Grote Zijlroede werd in de 13de eeuw al een zijl gebouwd, een sluis (vandaar zijlroede en niet zeilroede). De schutsluis was belangrijk voor het verkeer over water. Het was bovendien een spuisluis om het overtollige water uit het achterland te kunnen spuien.

Geleidelijk werd het belang van de haven bij de monding van de Grote Zijlroede groter. Bolswarder kooplieden kozen voor de verbinding over Makkum en gebruikten de haven voor hun handel op landen rond de Noordzee en Scandinavië. Vanaf de 17de eeuw raakten de kades aan de Grote Zijlroede bebouwd met herenhuizen en representatieve pakhuizen. Meer landinwaarts kwamen de bedrijven: een tichelwerk of steenbakkerij, een pottenbakker, een glasblazerij, een papierfabriek, tientallen kalkbranderijen en scheepstimmerbedrijven en een hele reeks industriemolens.

Nadat Makkum in de loop van de 17de eeuw verschillende steden in de Zuidwesthoek al voorbij was gestreefd, verrees in 1698 het waaggebouw. Het hoge, torenvormige bouwwerk domineert de kern van de plaats. De zelfbewuste Makkumer burgerij heeft in de Waag representatie en decorum uitgedrukt, zoals dat in verschillende steden bij de stadhuizen gebeurde. Bij de Waag werden de week- en jaarmarkten gehouden: boter, vlees en kaas werden er gekeurd en gewogen. Op de kaden van de afgedamde noordelijke arm van de Grote Zijlroede kwam een goederenmarkt tot ontwikkeling voor de handel in agrarische producten.

Makkum is bekend door zijn aardewerk. De Koninklijke Aardewerkfabriek van de familie Tichelaar is het oudste nog bestaande industriële bedrijf in Nederland. De productie van dit aardewerk dateert al uit de 16de eeuw. De beroepsvisserij heeft zijn glans verloren, al is Makkum nog altijd thuishaven van een kleine vissersvloot. In de buitenhaven liggen nog ongeveer tien kotters.

Door de Makkumerwaard is een geul gegraven waardoor de haven beter te bereiken was. Buiten het tracé van de dijk kon zo bedrijvigheid komen. Scheepswerf Amels bouwde er een gigantische scheepsbouwhal die nu het silhouet bepaalt. Door al deze ontwikkelingen is Makkum geleidelijk gegroeid, aanvankelijk tussen en nabij de oude kernen, na de oorlog aan de oostzijde en de laatste tientallen jaren vooral in het noorden.

Makkum is al lang een aantrekkelijke plaats voor de waterrecreatie. De sluis wordt nu bijna uitsluitend door de recreatievaart gebruikt. Bovendien heeft zich de laatste tientallen jaren op de Makkumer Zuidwaard kustrecreatie van een heel eigen sfeer ontwikkeld, met een heuse boulevard met een pretpier in zee. De Makkumer Noordwaard is natuurreservaat.

Dokkum, bekend van Sonnema Beerenburg, Admiraliteitsdagen, keerpunt van de Elfstedentocht en Bonifatius. Inmiddels is er een stadbrouwerij die Bonifatius bier en bitter maakt. Maar Dokkum is natuurlijk veel meer dan deze handvol met feiten. Het is een stad gebouwd op een terp. Pontificaal bovenop deze terp staat de Grote kerk. Een imposant gebouw, zeker aan de binnenkant ook het bekijken waard. Naast deze kerk de bijzondere IJsfontein. Zowel 's zomers als 's winters bekleed met ijs.

Dwars door de stad koppelt het Dokkumer-Grootdiep voor het monumentale voormalige gemeentehuis aan de Dokkumer-Ee naar Leeuwarden. Stadsgrachten rondom de stad met bolwerken en molens vormen het beeldmerk. De bolwerken lenen zich voor een fijne avondwandeling. Voldoende terrassen, restaurants en accommodaties, en meer dan voldoende winkelaanbod completeren het royale aanbod van Dokkum.

Dokkum is verder de perfecte uitvalsbasis voor de regio Noordoost-Friesland. Zeker als je een fiets tot je beschikking hebt. Als je naar het Noorden fietst kom je in een landschap terecht dat door de millennia heen gevormd is door de zee. De grondsoort is er vooral zeeklei. Omdat er in eerste instantie geen noemenswaardige zeedijken waren om het land te beschermen tegen overstromingen werden terpen gebouwd in het gebied. De terpen van Bornwird, Aalsum en Wetsens zijn prachtige voorbeelden. In de negentiende eeuw zijn de meeste terpen in Friesland deels afgegraven vanwege de vruchtbare terpgrond die elders goed kon worden gebruikt. De bewoners verkochten letterlijk de grond van onder hun voeten.

De terpen die je nu in het landschap aantreft hebben vaak een relatief steile zijkant, zeker de hiervoor genoemde drie. Net voldoende flauw om niet in elkaar te storten. Dat geldt zeker voor de Middeleeuwse kerken die er bovenop staan.

Hoe verder je naar het Noorden rijdt hoe vlakker en opener het gebied wordt. je komt dan in een akkerbouw gebied waar veel aardappelen worden geteeld en grote boerderijen staan. In Metslawier staan een aantal "kasachtige" gebouwen in het landschap naast de molen van het dorp. Hier zetelt een wereldvermaard aardappelveredelingsbedrijf. Hier weet men echt alles van aardappelen en delegaties van over de hele wereld komen dan ook naar Metslawier om de kunst van het aardappeltelen af te kijken. Bij Metslawier ben je al dicht bij de zeedijk en loont het de moeite om door te rijden naar sfeervolle voormalige vissersplaatsjes als Paesens, Moddergat of Wierum of zelfs het Lauwersmeergebied.

Als je vanuit Dokkum naar het Zuiden gaat kom je in een heel andere wereld, de Dokkumer-Wâlden. Uniek in dit landschap zijn de elzensingels. Rijen met bomen die een natuurlijke scheiding vormen van de kleinschalige landerijen. Met noemt het ook wel een coulissenlandschap. Terpen vind je hier niet meer want het landschap ligt beduidend hoger dan het gebied Noordelijk van Dokkum. Je komt via dorpen als Damwâld, Broeksterwâld, De Falom en Feanwâlden. Het natuurgebied De Houtwiel, tussen Broeksterwâld en Feanwâlden is een aanrader voor natuurliefhebbers. Er loopt een prachtig fietspad dwars doorheen. En als je dan toch in de buurt van Feanwâlden bent, fiets dan nog even door naar Feanwâldsterwâl. Een authentiek gebleven dorpje aan een kleine gracht met aan het eind het legendarische café 't Dûke Lûk. Tegenwoordig is het ook een hotel trouwens.

stopstart

Dokkum is een van de oudste steden van Friesland. In 754 werd de Angelsaksische missionaris Bonifatius bij Dokkum vermoord. De martelaarsplaats trok vroeg bedevaartgangers. De terpnederzetting had dankzij het Diep een open verbinding naar zee en ontwikkelde zich voorspoedig als handelsplaats. In de 11de eeuw mocht Dokkum munt slaan. Aan het eind van de 13de eeuw had het een eigen stadsbestuur. In de 15de eeuw kwamen er wallen en aan het eind van de 16de eeuw was het een regelmatige gebastioneerde vesting. De vestingwallen zijn al sinds lang in gebruik als ‘stadswandeling’. De nagenoeg regelmatige zeshoek met op de hoeken dwingers is goeddeels gereconstrueerd. Aan de oostzijde zijn de wallen laag, maar het Noorder-, Parkster- en vooral het Westerbolwerk hebben hoge wallen waar de Dokkumers zich veilig achter voelden. Op de westelijke dwinger en Zuiderdwinger verheffen zich molens. Het zijn achtkante bovenkruiers op hoge onderbouwen met stellingen. Zeldenrust, een koren- en pelmolen, dateert uit 1862 en korenmolen De Hoop is van 1849.

De Zijl midden in Dokkum is een brugplein: er heeft een sluis gelegen uit 1583 die in 1757 nog eens is vernieuwd. Aan de Zijl staat het oude stadhuis aan de Suupmarkt. De kelders herinneren aan een vroegere stins. In 1608 is hier een rijk vormgegeven stadhuis opgetrokken. Het is omstreeks 1800 verbouwd tot het strenge uiterlijk van thans. Uit de renaissancetijd resteert een schitterende schouw en het verweerde Justitiabeeld. De raadzaalvleugel kwam in 1763 tot stand. Uitwendig eenvoudig, maar inwendig in charmante rococostijl met grote allegorische schilderingen. Aan de zuidwestzijde van de Zijl staat een drietal fraaie panden uit 1622. Het hoekpand bezit aan beide zijden een traptop. Het pand ernaast heeft verdiepte vensternissen en het derde, het smalste, heeft de fraaiste versieringen boven de vensters: accoladevormen in maniëristische stijl.

Het Admiraliteitshuis, thans museum, staat een beetje verstopt tussen Diepswal en Oosterstraat. De Friese admiraliteit werd in 1597 in een stins gehuisvest en in 1618 kwam er nieuwbouw. Het is intussen wel gewijzigd. De van rode steen gemetselde gevels zijn verlevendigd met zandstenen details en sierankers. Aan de tuinzijde staat de oorspronkelijke toegangspartij. Het waaggebouw staat midden op de Grote Breedstraat, een twee lagen hoog vrijstaand bouwwerk dat is versierd met pilasters en kuifstukken met de wapens van Dokkum en Friesland.

Vanaf het Diep is in de Hoogstraat het hoogteverschil van de terp goed te merken. Halverwege staat de in 1869 door P.J.H. Cuypers ontworpen neogotische rooms-katholieke Sint- Martinuskerk die ook nog toegewijd is aan Bonifatius en Gezellen. Aan de zuidoostzijde van de Markt staat de hervormde kerk. Zij is in de 15de eeuw ter vervanging van een oudere gebouwd. Schip en beuk zijn inwendig met ronde kolommen van elkaar gescheiden. Het kerkelijke meubilair is gesierd met overdadig rococo snijwerk. Aan de andere zijde van de recent heringerichte Markt staan twee liefdadige instellingen naast elkaar. Het voormalige Weeshuis is door zijn eigenzinnige neoclassicistische uiterlijk het opvallendst. Het in 1839 gestichte Sint- Laurentiusgasthuis is in zijn architectuur rustiger. Aan de Legeweg staat achter de rooilijn het plechtige neoclassicistische front van de kerk (1852) van de Verenigde Christelijke Gemeente, een broederschap van doopsgezinden en remonstranten. De voornaamste huizen staan aan de kaden van Grootdiep en Kleindiep, maar ook aan de Grote Breedstraat, Hogepol, Legeweg en Koornmarkt zijn verzorgde woningen te vinden.

Vlak ten zuiden van de binnenstad ligt de met legenden omgeven Bonifatiusbron die in 1884 een pomp met siervaas kreeg. In 1925 werd bij de bron een uitgestrekt processiepark aangelegd en er kwam in 1934 een deels overkapte kapel tot stand in neo-romaanse stijl. Dokkum zat tot aan het begin van de 20ste eeuw klem tussen zijn wallen. De vroegste volkshuisvesting vond in de binnenstad plaats. Na enige annexatie kon de zuidelijke uitvalsweg Woudweg gestalte krijgen met reeksen gevarieerde villa’s en burgerwoningen met ook het fraaie volkshuisvestingscomplex van het Bonifaciusplein en omgeving. Na de oorlog is Dokkum aan alle zijden flink uitgebreid, vooral aan de noord-, zuidoost- en oostzijde.

U kent vast het verhaal van het lelijke eendje dat veranderde in een sierlijke zwaan. Dit verhaal gaat over de hoofdstad van Friesland. Leeuwarden heeft vooral de laatste tien jaar een enorme metamorfose ondergaan. Was het eerst een doorsnee plattelandse provinciestad, tegenwoordig is het een volwaardige stad met allure.

Leeuwarden is daarbij meer dan schatplichtig aan Abe Bonnema, de wereldvermaarde Friese architect. Als u Leeuwarden bezoekt kunt u bijna letterlijk niet om hem heen. De zwarte "wolkenkrabber" is van zijn hand. Het is een baken voor de omgeving. Tot ver in de omtrek van Leeuwarden zie je deze "Achmeatoren" staan. Zelfs als het donker is, want er is bovenop de bovenste verdieping een roodgekleurde verlichte band omheen gemaakt. 's Nachts kun je je in Friesland oriënteren door naar een klein rood streepje aan de horizon te zoeken... daar is Leeuwarden. Het is maar dat u het weet voor als het nog eens van pas komt.

De allure van Leeuwarden komt natuurlijk niet alleen van de Achmeatoren. Het plein voor het Fries Museum werkt er ook aan mee. Een prachtige open ruimte met aan het voeteneind de klassieke oude rechtbank en aan het hoofdeind het modernistische Fries Museum. Terrassen, monumentale gevels aan weerskanten en compositorisch uitmuntend geplaatste bomen in strakke plantenbakken bepalen de rest van het ensemble. In een woord subliem te noemen en een lust voor het oog. Zonder Abe Bonnema was het Fries Museum er op deze manier niet geweest. Zijn legaat maakte dat de bestuurlijke neuzen in dezelfde richting kwamen te staan.

Leeuwarden heeft daarnaast een prachtige "altstadt" met als kersen op de taart de oude vertrouwde Oldehove en de monumentale Jacobijnerkerk. De Oldehove staat schever dan de toren van Pisa maar maak u geen zorgen, het overhellen is al lang geleden gestopt. De gebouwen van Tresoar en Historisch Centrum Leeuwarden zijn monumentaal als moderne architectuur van de jaren zestig. Wees welkom in de monumentale leeszaal van Tresoar en snuif de lucht op van al het moois aan historische documenten die in dit "Provinciaal Archief" worden bewaard. De toegang is vrij.

Na Tresoar loopt u liefst door naar de Prinsentuin. Een "Roodbaard-park". Ontworpen door de negentiende-eeuwse tuinarchitect Lucas Pieters Roodbaard. Wat een park al niet aan een stad kan toevoegen. Het park is ook onderdeel van de, zonder twijfel, mooiste passantenhaven van Nederland. Als je hier je boot aanlegt voel je je de Koning te rijk. Haal koffie in restaurant De Koperen Tuin en ... geniet!

Tel hierbij op een grootsteeds theater de Harmonie, een gloednieuwe dito bioscoop, een museumhaven met klassieke schepen, sfeervolle winkelstraten waarvan de Kleine Kerkstraat ooit het predikaat "mooiste winkelstraat van Nederland" heeft ontvangen, stadsgrachten, hofjes, pleinen, een eeuwenoud waaggebouw. Samengevat, een recept voor een memorabele "driegangen" stedentrip.

Abe Bonnema heeft een visioen gehad van Leeuwarden zoals het zou kunnen zijn. Hij heeft het eindresultaat zelf helaas niet gezien, maar ik denk dat hij dik tevreden zou zijn.

stopstart

Leeuwarden is ontstaan op een terp uit de vroege Middeleeuwen met een agrarisch karakter nabij de oever van de Middelzee, Oldehove, en in de 9de eeuw aan weerszijden van de Eemonding opgeworpen terpen met een handelsnederzetting. Terpen die in de Hoogstraten nog steeds zichtbaar en voelbaar zijn.

De vroegste vermelding van Leeuwarden is in de 11de eeuw. De houten kerk van Sint-Vitus werd toen vervangen door een (tuf)stenen gebouw en toen vond ook de eerste dijkbouw plaats. Nadat de Middelzee was dichtgeslibd, breidde de nederzetting zich in westelijke richting uit. Het zwaartepunt bleef op de terpen van Nijehove en daar werd in de 12de eeuw de Mariakerk gebouwd en in het midden van de 13de eeuw tegen de zool van de terp het klooster van de Dominicanen. De kloosterkerk, de Jacobijnerkerk, is in de 13de eeuw gebouwd en verschillende keren uitgebreid. Aan de noordkant staan de herinneringen aan het klooster met een deel van de prachtig overwelfde kloostergang. In het koor zijn de leden van de stadhoudersfamilie begraven.

In het oosten en zuidwesten breidde de stad uit en alles werd in 1435 onder een stadsrecht gebracht. Omdat Leeuwarden in een net van waterlopen lag, kon de stadsstructuur doorregen worden door grachten. Door handel en andere activiteiten groeide de stad voorspoedig en toen Albrecht van Saksen Heer van Friesland werd, koos hij Leeuwarden in 1504 als zetel van de bestuursinstellingen en dus als hoofdstad.

De laat-gotische Oldehove, het symbool van de stad, blijft als scheve en kromme toren het verhaal vertellen van de mislukte ambities van kerk- en stadsbestuur. In 1529 kon men met de bouw van een hoge toren beginnen. Hij begon te zakken en bleef zakken en het werk werd in 1533 gestaakt.

De centrale overheid slaagde wel. Het bestuurspaleis, de Kanselarij, is van 1566 tot 1571 gebouwd door de bouwmeester van koning Filips II. Het rijk gedetailleerde, plastische gebouw diende als huisvesting van het Hof van Friesland, het belangrijkste bestuursorgaan. De bouwstijl is nog helemaal laat-gotisch, maar toegangspoort, kraagstenen en andere details zijn wel in de nieuwe stijl van de renaissance. Het gebouw drukt de kentering der tijden uit: Opstand en Hervorming waren binnen tien jaar een feit. De Kanselarij is nu onderdeel van het Fries Museum. Nadat er al eerder een gracht om de stad was gegraven en een begin van een omwalling, kreeg de stad in de tientallen jaren rond 1600 een bijna volledig gebasioneerde vesting.

Leeuwarden is een deftige stad geworden, want zij is ook eeuwenlang residentie van Nassause stadhouders geweest. Ze woonden met hun gezinnen en hofhouding in het centrum. Dit Stadhouderlijke Hof bestond oorspronkelijk uit twee in stijl verschillende staten, die samen wel een voorplein vormden. De verschillende generaties Nassaus hebben het schilderachtige geheel zo vaak verbouwd dat een eenduidig maar wel streng vleugelgebouw het resultaat werd. De stadhouders hebben hier tot 1747 geresideerd.

Tegenover het Hof staat het stadhuis. Het hoofdgebouw is in 1715 in sober classicisme gebouwd op keldergewelven van een middeleeuwse stins. De middenpartij kreeg de meeste aandacht. Boven de ingang zijn vrede en gerechtigheid verbeeld. In de koepel hangt een carillon uit 1687. In 1760 is achter het hoofdgebouw een raadzaalvleugel in rococostijl gebouwd. Leeuwarden was laat met een representatief stadhuis, investeerde in de waag, een trots gebouw in renaissancestijl dat het belang van de zuivelhandel uitdrukt. Het kwam in 1595 tot stand en is beneden met grote bogen geopend en voorzien van een hangluifel rondom. Boven de luifel zijn op de hoeken wapenhoudende leeuwen en een prachtig bewerkt fries te zien.

In de vroege 19de eeuw is de vesting ontmanteld, en kreeg de stad een rand van plantsoenen, waarvan nu met de Prinsentuin alleen de noordelijke gedeelten nog bestaan. In de 20ste eeuw is de stad naar alle kanten uitgebreid, na de oorlog, toen een deel van Leeuwarderadeel was geannexeerd, ook naar het zuiden. Er kwamen buiten een spoedig voltooide ringweg buitenwijken van grote omvang.

Sneek, kloppend hart van het Friese merengebied! Zo kun je Sneek met recht wel karakteriseren. Rondom Sneek liggen de belangrijkste watersportplaatsen van Friesland. Woudsend, Heeg, Balk, Sloten, Elahuizen, Langweer, Terherne. Het is niet voor niets dat Sneek al sinds 1814 het grootste binnenwater zeilevenement van de wereld organiseert, de Sneekweek. Maar Sneek heeft ook een aantal andere "unique selling points". Zo is het de thuisbasis van de Weduwe Joustra beerenburg. In dezelfde straat vind je het Fries scheepvaart museum. Beeldmerk van de Friese stad is de wereldberoemde Waterpoort van Sneek. Verder timmert Sneek al een paar jaar aan de weg met de Mar-athon. Een heuse marathon rond het Sneekermeer. Combineer dit met een bruisende stad met winkels, terrassen, restaurants en sfeervolle accommodaties en je hebt de perfecte formule voor een korter of langer verblijf.

Hieronder nog veel meer informatie over de Friese stad Sneek.

Sneek is tot 1984 een kenmerkende stadsgemeente gebleven. De stad kreeg door de gemeentelijke herindeling in 1984 landelijk gebied met de dorpen Ysbrechtum, Offingawier en Loënga erbij. Dat gebied reikt nu ook tot bij het Sneekermeer, waar de stad met zijn watersportactiviteiten sterk op is gericht. In 2011 is het opgegaan in de veel grotere gemeente Súdwest-Fryslân.

De stad is tot in de tweede helft van de 19de eeuw gevangen gebleven binnen de stadsgrachten uit de 16de eeuw die een hartvormige plattegrond vormden. Daarin is het noordwestelijke gedeelte het oudst, een terp waarop nog steeds de Martinikerk staat en even noordelijker een handelsnederzetting nabij een sluis in de Hemdijk. Deze nederzetting heeft zich in zuidelijke richting uitgebreid met het Grootzand, de Wip en de Suupmarkt als grachten. Daaromheen kwam al in de 13de eeuw een omgrachting die deels binnengrachten werden toen de stad later aan de oostzijde nog een aanzienlijke ‘Nyestadt’ van Oosterdijk en Kleinzand kreeg.

Sneek zou in 1294 tot stad zijn verheven. De stad was als enige van de elf steden – zo werd beweerd – door muren omvest. Het waren geen muren die in het tweede kwart van de 16de eeuw gemetseld werden, maar de Snekers wierpen wallen op en bekleedden die met baksteen. Een kostbare investering, die door verkoop van steen vanaf de 18de eeuw weer wat terug werd verdiend. Sneek heeft als glorieuze herinnering zijn Waterpoort nog: de trots van alle Snekers. De poort met een poortershuis op een loggia tussen twee elegante torens markeert de toegang tot de stad vanaf de brede Geeuw. Toen de poort in 1613 in verfijnde renaissancestijl verrees, was het krijgsrumoer geluwd en diende zij nog ter controle van het verkeer en om de reizigers te imponeren.

Achter het ruime Martiniplein, kreeg het Oud Kerkhof onlangs een frisse inrichting. De Martinikerk rijst er op: een grote laat-gotische kerk die dikwijls en ingrijpend is veranderd. In 1681 stortte het torenfront in en daar kwam een sluiting die op een tweede koor lijkt. Op het dak is in 1771 een sierlijke klokkenkoepel geplaatst en het carillon strooit op gezette tijden muziek over de stad uit. Aan de zuidzijde staat een prachtige 16de-eeuwse sacristie. Even noordelijker strekt de Marktstraat zich uit, omzoomd door een keur aan gebouwen die veel hebben te vertellen. Haantje de voorste is het stadhuis in charmante rococo-stijl uit 1760. Er ligt een monumentaal bordes met dubbele trap in zware barok-vormen voor en binnen is de raadzaal van goudleerbehang met chinoiserieën voorzien.

Aan de oostzijde van de Markstraat opent, na een knik, de ruimte zich opnieuw om een doodlopende gracht, de Wip. Om even verder de grachten van Grootzand en Suupmarkt/ Kleinzand te ontmoeten en aan de andere kant het schilderachtige Schaapmarktplein te begeleiden. Langs de grachten staan deftige panden waarvan veel uit de 18de en 19de eeuw dateren. Het Schaapmarktplein leidt naar Nauwe en Wijde Burgstraat en verder naar de Oosterdijk, waar veel winkels zijn te vinden.

Sneek is het koopcentrum van de Friese Zuidwesthoek. Tussen gebruikelijke winkels zijn aan genoemde grachten en straten opvallende exemplaren te vinden uit de periode rond 1900 waar veel zorg aan is besteed. Dat zijn panden van onder meer de Brenninkmeijers, Stockmanns, Lampes en andere uit Westfalen afkomstige ondernemers die toen de wind in de zeilen kregen. Want zeilen moet in Sneek. Hoewel recent de stadsrondweg is voltooid, bleef de Houkesloot richting Sneekermeer zonder hindernis dankzij een fraai aquaduct. De rondweg is grotendeels om de buitenwijken gelegd.

De groei buiten de oude binnenstad is aan het einde van de 19de eeuw met wat buitenranden begonnen en vanaf het begin van de 20ste eeuw voortgegaan met eerst de Noordoosthoek en het Sperkhem. Inmiddels heeft de stad een omvang gekregen die ruim twaalf keer groter is dan die van het stadshart, dat eeuwenlang de bevolking heeft geherbergd.

Wat hebben schaatsen met timmermansgereedschap te maken? Met moderne klapschaatsen helemaal niets, maar een paar decennia, en zeker een paar generaties geleden was dat wel anders. Schaatsen waren van hout gemaakt en er zat een gehard en geslepen stuk ijzer onder. Meestal zat er een geel stickertje opgeplakt met de naam "Nooitgedagt IJlst".

Nooitgedagt maakte schaatsen voor schaatsers en beitels, zagen en schaven voor timmerlieden. Uitsluitend van topkwaliteit moeten we er bij vermelden. De Nooitgedagt fabriek staat er nog steeds. Een monumentaal gebouw opgetrokken uit Friese "geeltjes". Pontificaal in het centrum van IJlst, het kleinste stadje van Friesland. De schoorsteen van de fabriek is ooit voor een deel afgebroken maar het beeldbepalende silhoutte werd in stand gehouden door een stalen reconstructie van het gesloopte deel.

De naam van Nooitgedagt gecombineerd met de monumentale Houtzaagmolen De Rat maakt van IJlst een echte houtstad. Deze reputatie dragen ze uit via het houtmuseum dat naast de molen gevestigd is. Dit museum mag je niet missen als je in IJlst bent. Er tegenover staat een van de elf stadsfonteinen die gebouwd zijn vanwege Leeuwarden, Culturele Hoofdstad 2018.

Verder is IJlst vooral een rustig en kalm stadje. Je kunt het met verkleinwoorden goed karakteriseren. Een klein maar sfeervol stadherbergje (bewonder de opbouw van de gevel met pilaren en het terras) een klein grachtje, een klein pleintje, kleine smalle straatjes en kleine overtuintjes aan weerkanten van het grachtje, dat eigenlijk De Geeuw heet.

Het lijkt me heerlijk wonen in IJlst, maar ook als bezoeker ben je er vast en zeker ook van harte welkom.

Hieronder nog veel meer details over de Friese stad IJlst.

De stad IJlst in Friesland is sinds 1984 de hoofdplaats van de gemeente Wymbritseradiel geweest. Sinds 2011 hoort het bij de gemeente Súdwest-Fryslân. Het lag aan het begin van de volle Middeleeuwen, een bloeiperiode, aan de zuidoever van de Middelzee. De nederzetting was ontstaan aan de monding van de Ee, een belangrijk water voor het verkeer van zuidwest Friesland. Na de aanleg van de Hemdijk werd het een plaats van overslag, nijverheid en handel. In 1379 kreeg het marktrecht en spoedig maakte het zich als stad los van het omliggende gebied. IJlst bleef belangrijk met zijn nijverheid van vooral scheepsbouw en andere houtproducten.

Vanaf de stad loopt in oostelijke richting de Geeuw, het brede water richting Sneek. Naar het westen leidt het water na de Wijddraai met een scherpe bocht naar het zuiden: de Wijde Wijmerts, de vaarroute naar Heeg en verder naar Woudsend en Sloten. Vroeger, toen er nog geen vaste bruggen over de Stads-Ee lagen, ging het waterverkeer door de stad naar het zuiden, om daar in de Wijde Wijmerts uit te komen. Vanaf Zevenpelsen, genoemd naar zeven arbeiderswoningen die hier ooit bij een pelmolen stonden, is te zien dat aan de Wijddraai de bedrijvigheid van IJlst geconcentreerd was. Aan deze oever waren houtverwerkende bedrijven en aan de andere zijde, het thans in grote verscheidenheid bebouwde Uilenburg, lagen vanaf de zestiende eeuw de nieuwe stadstimmerwerven. Er zullen dus nog eerder zulke scheepsbouwwerven zijn geweest.

De brug is ’s zomers een druk punt voor watersporters en beschermde IJlst ooit tegen vijanden. IJlst is nooit met vestingwallen beschermd, het is zelfs niet ontstaan op een terp. In het lage land was er bescherming van ringgrachten, de Dij-grachten en ze hoefden in het noorden de brug alleen maar op te halen om de stad te sluiten.

De Overkluizing wordt gedomineerd door de restanten van de Nooitgedagt-fabriek. Jan Jarings Nooitgedagt was in 1865 begonnen met het maken van schaatsen. Het groeide spoedig uit tot een industrieel bedrijf dat naast schaatsen ook gereedschap en degelijk houten speelgoed vervaardigde. Het bedrijf is verhuisd en de oude fabriek wordt in een vernieuwingsplan, waar de Overkluizing ook in meegenomen wordt, als historisch monument deels gehandhaafd.

Aan de Eegracht volgt de doopsgezinde kerk, die in 1857 is gebouwd naar ontwerp van Meinse Molenaar in een merkwaardige mengstijl: de klokgevel naar 18de-eeuws model is versierd met neoclassicistische elementen. Traditioneel voor de doopsgezinden ligt zij achter de rooilijn.

Even verder aan de Eegracht staat een voorname woning in renaissancestijl waar menige andere stad jaloers op kan zijn. Het huis wordt de Messingklopper genoemd omdat er ooit een koperslager woonde en werkte. Het is een evenwichtig en naar verhouding breed renaissancepand uit 1669 met een trapgevel. De bebouwing langs de Eegracht is verder zeer gevarieerd met meest 19de-eeuwse huizen en een enkel exemplaar uit de 17de eeuw. Enkele goed verzorgde brede notabele woningen vallen daarbij op. Het meest schilderachtige aspect van de Eegracht is de structuur. De huizen hebben overtuinen aan de grachtzijde, aan de andere kant van de straat. Dat wordt aan weerszijden geaccentueerd door de lindenzoom tussen weg en overtuinen. In het midden van IJlst staan de hervormde kerk en het stadhuis tegenover elkaar. De hervormde kerk met flinke toren dateert uit 1830 en bevat een fraaie preekstoel uit 1672. Het stadhuis is in 1859 gebouwd in een decoratieve mengstijl. De middenpartij en de gevelbekroning doen neogotisch aan. In de kleine ruiter op het dak hangt nog een 15de-eeuws klokje, afkomstig uit het kleine IJlster karmelietenklooster. De raadzaal is in charmante biedermeierstijl ingericht.

Houtzaagmolen De Rat is prachtig aan de Geeuw gelegen. Hij werd hier in 1828 opgebouwd, maar is veel ouder en uit de Zaanstreek overgebracht. Tot 1955 heeft een houthandel er gebruik van gemaakt. Na restauratie werd de monnikmolen met stelling weer in gebruik genomen.

Na de oorlog is het stadje explosief gegroeid, eerst met een wijk in het noordwesten, later ten oosten van de stad, tot en met wijk ‘De Iendracht’: de eerste wijk in Friesland op basis van een beeldkwaliteitsplan.

Voor velen is Harlingen de mooiste van de Friese elf steden. Over smaak valt natuurlijk niet te twisten, maar de stad van de "Ouwe Seunen" heeft in elk geval iets wat de andere tien niet hebben: de unieke sfeer van een havenstad. Tijdens het watersportseizoen is Harlingen een levendige, bruisende stad. Maar ook in de winter zorgen de verschillende havens voor "leven in de brouwerij".

De eerste haven werd al rond 1500 aangelegd. Dankzij de bloeiende handel en zeevaart groeide de stad in de tweede helft van de zestiende eeuw explosief. Toen de Friese Admiraliteit in 1645 van Dokkum naar Harlingen werd verplaatst, werd de stad ook nog eens marinehaven.

Het rijke verleden is af te lezen aan de ruim 500 (!) monumenten die de stad kent. In één daarvan, het Hannemahuis, is het gemeentemuseum gevestigd, waar de geschiedenis van de stad op een boeiende manier tot leven komt. U kunt hier verschillende stadswandelingen krijgen. Een ander interessant museum is het Harlinger Aardewerkmuseum aan de Zoutsloot. Dit schilderachtige grachtje is ’s winters het prachtige decor voor een kerstmarkt die is uitgegroeid is tot één van de meest originele en sfeervolle van Nederland. Twee andere jaarlijkse evenementen die een bezoekje waard zijn, zijn het zogenaamde "Lanenkaatsen" (derde week van juni) en de Harlinger-visserijdagen (eind augustus). Kunstliefhebbers verwijzen wij graag naar "Kunst aan de kust".

Het contrast tussen het levendige Harlingen en het "achterland" is groot. De rust en stilte in het westelijk deel van de "Bouhoeke", het akkerbouwgebied ten noorden van de lijn Harlingen Leeuwarden, wordt alleen zo nu en dan verstoord wordt door het geluid van landbouwmachines. Gedurende de eerste drie decennia van de twintigste eeuw was ook regelmatig nog een stoomtrein te horen: door het gebied liep de spoorlijn Stiens-Harlingen van de Noord Friesche Lokaalspoorweg Maatschappij. De Staatsspoorwegen hadden in 1863 al de lijn Harlingen-Leeuwarden geopend, de eerste spoorlijn van Friesland.

De namen van alle dorpen in deze regio eindigen op -um, dat afgeleid is van het Germaanse heem, dat ’woonplaats’ betekent en in het Fries nog overgeleverd is in het woord hiem (= erf). In dit gebied, dat tot ver na het begin van de jaartelling niet beschermd was tegen de zee, lagen die woonplaatsen noodgedwongen op kunstmatige verhogingen in het kwelderlandschap: terpen. Die woonheuvels werden vaak opgeworpen op al bestaande natuurlijke verhogingen in het landschap, de kwelderwallen. Een beroemde terp is die van Wijnaldum. Hier zijn in het verleden bijzondere archeologische vondsten gedaan. Een bezoekje aan het archeologisch steunpunt is zeer de moeite waard.

Vanaf ongeveer het jaar 1000 werd begonnen met de aanleg van dijken. Eén daarvan is de Slachtedyk, die ruim 42 kilometer lang is. In 2000 was de dijk voor het eerst het parcours voor de Slachtemarathon, die sindsdien eens in de vier jaar georganiseerd wordt. Maar u hoeft niet tot de volgende editite te wachten: de dijk is vrij toegankelijk. En als u op eigen houtje op pad gaat, ervaart u het prachtige landschap, de rust en de stilte des te meer! En natuurlijk mag u dan ook best een klein stukje van het traject lopen...

Ook de huidige zeedijk heeft op velen een onweerstaanbare aantrekkingskracht. Bij mooi weer is het uitzicht over het Wad én het land werkelijk magistraal! En bij ’ruig’ weer, wanneer de functie van de dijk voelbaar en zichtbaar is, kun je er heerlijk ’uitwaaien’. Aan de binnenkant van de dijk liggen hier en daar zogenaamde ’dyksputten’, die samen natuurgebied De Bjirmen vormen.

De ontstaansgeschiedenis van het gebied wordt op een heldere en beeldende manier uit de doeken gedaan op de dorpssite van Sexbierum. Maar niet voordat eerst even ingegaan is op de intrigerende naam van het dorp... Door de aanwezigheid van nogal wat monumentale boerderijen en statige woningen van notabelen en renteniers ademen Sexbierum en het naastgelegen Pietersbierum een zekere grandeur. Het zal duidelijk zijn: Harlingen is meer dan alleen de plaats waar de boot naar Vlieland of Terschelling vertrekt en aankomt en de omgeving zal u aangenaam verrassen. Neem eens een paar dagen de tijd om de monumentale, gezellige stad en de schitterende, rustgevende omgeving te verkennen. Een drietal unieke overnachtingsmogelijkheden zorgen daarbij voor het ’ultieme havengevoel’. U kunt als u wilt slapen in een havenkraan, een vuurtoren of een reddingsboot. Wat wil je nog meer.

De Scheiding (in het Fries ’Skieding’) is de toepasselijke naam van de weg die van Surhuisterveen naar het zuiden loopt. Die weg vormt namelijk de provinciegrens tussen Groningen en Friesland. Het landschap aan weerskanten is het resultaat van veen- en heideontginningen. Het dichte patroon van kleine weggetjes, de grote hoeveelheid verspreide bebouwing langs die weggetjes en de typerende houtwallen en elzensingels geven het gebied een kleinschalig, besloten karakter. De kavels zijn over het algemeen langgerekt; alleen rond de heidedorpen Boelenslaan en Houtigehage is de verkaveling meer blokvormig.

De dorpen in het gebied zijn relatief jong en hebben door hun ontstaansgeschiedenis als ontginningsdorpen vaak geen duidelijk herkenbare kern. Ook Drachten, inmiddels uitgegroeid tot de tweede stad van Friesland, bestond tot ver in de zeventiende eeuw nog niet als kern. De aanzet voor de groei werd gevormd door het contract dat de Drachtster Compagnons in 1641 sloten om het hoogveen ten noorden en oosten van het huidige centrum van de stad te ontgraven.

Dat het hier om een grensgebied gaat, blijkt onder meer uit het feit dat een groot deel van de inwoners van het (Groninger) dorp Opende Friestalig is. Behalve in cultureel opzicht lopen beide provincies ook landschappelijk gezien ’in elkaar over’. Dat geldt ook voor het grensgebied ten zuiden van de A7. Daar liggen onder meer Frieschepalen en De Wilp, dorpen waarvan de ’uitlopers’ in de buurprovincie liggen.

Het gebied rond de Skieding biedt een vriendelijk, karakteristiek en afwisslend landschap. Het leent zich bij uitstek om per fiets of te voet te verkennen. Bij mooi weer is Strandheem een prachtige bestemming: een recreatieplas waar u kunt zwemmen, surfen en op het strand kunt liggen. En wilt u een dagje winkelen? Drachten ligt naast de deur!

Het gebied ten zuiden van Dokkum staat bekend als de Dokkumer Wâlden (wâlden = wouden). Hier ligt een zandrug waarop zich in de loop van de eeuwen een bijzonder landschap heeft ontwikkeld. Kenmerkend zijn de elzensingels die de afscheiding vormen tussen de percelen. Het weidse, open landschap van het zeekleigebied ten noorden van Dokkum maakt hier plaats voor een halfgesloten, zogenaamd coulissenlandschap.

De afwisseling tussen open stukken, boomsingels en kleine stukjes bos geeft het gebied een geheel eigen charme. Niet voor niets maakt het deel uit van het Nationaal Landschap ’De Noordelijke Friese Wouden’.

Op de hoger gelegen zandrug was al rond 4000 voor Christus sprake van bewoning. Door stijging van de zeespiegel veranderde het gebied in de loop van de eeuwen echter in een ontoegankelijk hoogveengebied. Vanaf ongeveer het jaar 1100 werd dat vanuit het noordelijk kleigebied ontgonnen. Dwars op de noord-zuidgerichte verkaveling ontstond zo op de oorspronkelijke zandrug een reeks dorpen: Driesum, Wouterswoude, Dantumawoude, Murmerwoude, Akkerwoude en Rinsumageest. De voorlaatste drie zijn in 1971 samengevoegd tot Damwoude. ’Dam’ is daarbij niets anders dan de eerste letters van de drie oorspronkelijke dorpen in een leesbare volgorde.

De Dokkumer Wâlden vormen een paradijs voor iedereen die houdt van rust, natuur en landschapsschoon. Niettemin zijn alle voorzieningen voor een aangenaam verblijf aanwezig. Ook in cultuurhistorisch opzicht heeft het gebied het nodige te bieden: kerken, molens, het nabijgelegen vestingstadje Dokkum, Cihoreimuseum De Sûkerei etc. De Dokkumer Wâlden lenen zich bij uitstek om per fiets of te voet verkend te worden. Kanoliefhebbers kunnen terecht op de Valomstervaart, die de zuidelijke grens van het gebied vormt en toegang biedt tot het veengebied ten westen van de De Dokkumer Wâlden.

Bijzondere aandacht verdient het gebied tussen Broeksterwâld en Feanwâlden. De laatste jaren is hier veel energie gestoken in de ontwikkeling van het natuurgebied De Houtwiel. Het is een drassig veengebied met hier en daar kleinere en grotere plassen. Het is een ideaal gebied voor insecten zoals libelles en vlinders en daarnaast voor water- en weidevogels. Het fiets- en wandelpad van Feanwâlden naar Broeksterwâld is een aanrader!

Het zuidwestelijke puntje van het vasteland van Friesland is een intrigerende regio. Met de auto is het een uithoek waar je niet snel komt. En het boemeltje Sneek - Stavoren vervoert ook geen grote drommen mensen. Het is dan ook een prachtig, verstild gebied. De weldadige rust van tegenwoordig staat in schril contrast met het roerige en bedrijvige verleden.

Al in 991 werd Stavoren geplunderd door de Noormannen. Blijkbaar was het in die tijd al een welvarende, rijke stad. Dankzij de strategische ligging aan de Zuiderzee was Stavoren in de dertiende eeuw zelfs uitgegroeid tot de belangrijkste stad van Friesland. Toen de Hollandse graaf Willem IV in 1345 Stavoren wilde veroveren, liet hij een deel van zijn vloot ten noorden van de stad landen. De rest van het leger landde bij Laaksum en zou via Warns naar Stavoren oprukken. De veldslag die daarop volgde, is later beroemd geworden als de Slag bij Warns, die eindigde in een jammerlijke nederlaag voor de Hollanders en de dood van graaf Willem. De weg van Scharl naar Warns, waarlangs de Hollandse ridders hun ondergang tegemoet gingen, heette tot ver in de twintigste eeuw nog ’de ferkearde wei’ (de verkeerde weg) en wordt in de volksmond nog steeds zo genoemd. Bij het monument op het Rode Klif, een zwerfkei met de tekst "Leaver dea as slaaf" (liever dood dan slaaf), wordt de slag ieder jaar op de laatste zaterdag van september herdacht.

Stavoren kende perioden van grote bloei, maar ook van neergang en verval. Dat is ook het onderwerp van de prachtige sage van Het Vrouwtje van Stavoren. Bij de oude haven staat een beeld van deze hooghartige, rijke weduwe die, zo wil het verhaal, het ontstaan van het Vrouwenzand op haar geweten heeft: een ondiepte voor de kust die de scheepvaart hinderde en zo de oorzaak zou zijn voor de neergang van het stadje.

Aan het begin van de negentiende eeuw was Stavoren niet veel meer dan een onbetekenend vissersdorp. Een nieuwe impuls was de spoorverbinding met Sneek (1885) en vooral de veerdienst op Enkhuizen die een jaar later van start ging. In 1888 vond een botsing plaats tussen de twee stoomraderboten "Friesland" en "Holland". Díe ’slag’ was voor Holland: de "Friesland" verdween jammerlijk in de golven. In 1899 werd de eerste van drie stoomponten in gebruik genomen waar treinwagons op konden worden gereden. In 1916, het topjaar, werden maar liefst 340.000 passagiers en 43.000 goederenwagons overgezet.

Tegenwoordig is Stavoren een sluimerend, prachtig IJsselmeerstadje dat vooral in de zomer tot leven komt dankzij het watersporttoerisme. Maar ook voor niet-bootjesmensen is het stadje een bezoek meer dan waard. Proef al wandelend de unieke sfeer. Stap eens binnen bij Atelier Basalt, Kunsthuis Stavoren of Galerie De Staverse Jol. Of neem een kijkje in Toankamer ’t Ponthûs. En wilt u toch het water op, maak dan met de huidige, toeristische veerdienst een oversteek naar Enkhuizen.

Ook Molkwerum en Warns waren vroeger, dankzij de handel en zeevaart, welvarende plaatsen. Vanwege de eilandjes waarop het gebouwd werd, stond Molkwerum lang bekend als het ’Friese Doolhof’ of ’Venetië van het Noorden’. Een andere bijnaam was ’Heksenhol’, waarmee gerefereerd werd aan de vrouwen van wie de mannen vaak lang op zee verbleven. Het dorp stond bekend om de handel in zwanenpekelvlees en had een eigen vertegenwoordiging in Amsterdam. Sinds 1916 wordt in het dorp de beroemde Molkwarder Koeke gemaakt, een specifiek Friese lekkernij. In de oorspronkelijke bakkerij is tegenwoordig een Oudheidkamer met theeschenkerij gevestigd.

Warns kent nog een aantal zogenaamde ’grootschipperwoningen’. Tegenwoordig zijn het vooral schippers van pleziervaartuigen die het dorp als thuishaven hebben. Er zijn verschillende toeristische overnachtingsmogelijkheden en een aantal ateliers en galerieën.

Behalve vanwege de rijke en roerige geschiedenis en de huidige toeristische faciliteiten is het gebied ook, en misschien wel vooral, een bezoek waard vanwege het prachtige landschap, de natuur en de rust. Het hooggelegen Rode Klif, het schilderachtige haventje van Laaksum, de laaggelegen Sudermarpolder, de voormalige zeedijk, de buitendijkse natuurgebieden Mokkebank en de "Bocht van Molkwar" en het weidse IJsselmeer, dat door de plaatselijke bevolking niet voor niks nog steeds ’de See’ (de zee) genoemd wordt Dat alles vormt het schitterende decor waarin u heerlijk kunt fietsen, wandelen of skeeleren.

Een uurtje met de boot, en je bent in een heel andere wereld. Dat is  het Friese Waddeneiland Schiermonnikoog. Het meest oostelijk gelegen (bewoonde) Nederlandse waddeneiland heeft sinds 1989 in zijn geheel de status van Nationaal Park. Een walhalla voor de natuurliefhebber dus. Maar ook voor de rustzoeker: auto's zijn niet toegestaan op het eiland, behalve voor de eilanders zelf. En kun je in het hoogseizoen bij het vertrek van Lauwersoog nog wel eens het idee hebben dat het druk wordt op het eiland, een half uurtje na aankomst heeft iedereen zich over het eiland verspreid.

Behalve de prachtige natuur en het afwisselende landschap heeft het eiland ook in cultuurhistorisch opzicht het nodige te bieden. In de Middeleeuwen was het eiland eigendom van de 'schiere' (grijze) monniken van het klooster Claercamp bij Dokkum. In de zestiende eeuw werd de provincie Friesland eigenaar van alle kloostergoederen en dus ook van het eiland. Vanwege geldgebrek verkocht de provincie het eiland in 1638. Niet veel later kwam Schiermonnikoog in handen van de familie Stachouwer, die zo'n 200 jaar eigenaar bleef.

De laatste privé-eigenaar was de adellijke Duitse familie Bernstorff, die het eiland in 1893 kocht. In 1945 werd het eiland na de tweede wereldoorlog als vijandelijk vermogen in beslag genomen en kwam het in handen van de Nederlandse Staat.

Met de bouw van het huidige dorp Schiermonnikoog, ook wel Oosterburen genoemd (en in het Schiermonnikoger dialect 'Aisterbun'), werd rond 1720 begonnen. Het dorp diende ter vervanging van het verder naar het westen gelegen dorp Westerburen (Wasterbun). Doordat het eiland langzaam maar zeker in oostelijke richting 'wandelt' verdween dat dorp langzamerhand in zee. Door toedoen van de familie Stachouwer kreeg het nieuwe dorp een zeer regelmatige opzet.

Eeuwenlang waren de zeevaart en visserij de belangrijkste bestaansmiddelen op Schiermonnikoog. Van 1872 tot 1934 was er op het eiland een zeevaartschool. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen veel eilanders terecht in de walvisvaart. De walviskaken in het dorp herinneren aan die periode. Tegenwoordig is het toerisme de belangrijkste inkomstenbron. De ongeveer 1000 inwoners verwelkomen ieder jaar zo'n 300.000 toeristen op het eiland, dat ze zelf liefkozend ook wel 'Lytje Pole' noemen (klein stukje grond, polletje).

Schiermonnikoog heeft nog een laatste onverwachte troef in handen die meewerkt aan de bekendheid van het mooie eiland. Het levert over het algemeen de eerste verkiezingsuitslag bij landelijke en gemeenteraadsverkiezingen.

Geheel in lijn met het karakter van het eiland zijn er veel georganiseerde activiteiten op Schiermonnikoog die een relatie hebben met natuur, flora en fauna. Onthaasten, wandelen, excursies, veel teveel om hier op te noemen. Voor een actueel overzicht gaat u het best naar de evenementenagenda van de VVV-Schiermonnikoog.  

Vlieland: een Fries waddeneiland met een 'Hollandse inslag'. Nadat het aanvankelijk toebehoorde aan de Friese Staten, is het eeuwenlang bestuurd door de Staten van Holland en later de provincie Noord Holland. Het eiland was daardoor lange tijd sterk gericht op Holland, en andersom.

Zo was er op het eiland een 'dependance' van de admiraliteit van Amsterdam (het huidige museum Trompshuys). En de post werd bijvoorbeeld bezorgd via het buureiland Texel. Door de relatie met het (rijke) Holland kwam het toerisme naar Vlieland al vroeg op gang. Al in 1906 werd op het eiland een VVV opgericht! De Hollandse invloed blijkt tenslotte uit het feit dat het oorspronkelijke dialect meer verwant is aan het Nederlands dan aan het Fries. In 1942 werd Vlieland (weer) bij Friesland gevoegd.

Ook landschappelijk gezien is Vlieland anders dan de overige Friese waddeneilanden. Zijn de oostelijk delen van Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog leeg, ruig en onbewoond, op Vlieland ligt juist aan de oostkant het enige dorp. Daar heeft zich ook het hoogste duin van de waddeneilanden gevormd: het bijna 40 meter hoge Vuurboetsduin, waar de vuurtoren op gebouwd is. Naarmate je verder naar het westen gaat, wordt het eiland leger, ruiger en onherbergzamer. De Vliehors (zie foto), het meest westelijke deel van het eiland, is een grote zandvlakte die voor een deel wordt gebruikt als militair oefenterrein. Ten noordwesten daarvan moeten in zee nog de resten liggen van het dorp West-Vlieland, dat in de achttiende eeuw definitief in de golven verdween.

Een ander verschil met de overige waddeneilanden is dat Vlieland vrijwel volledig bestaat uit duinen, bos en strand. Er is dan ook nauwelijks sprake (meer) van landbouw. Het enige vee op het eiland zijn geiten, Schotse Hooglanders en paarden, die vooral een functie hebben in het kader van het natuurbeheer.

Vlieland: anders dan de andere waddeneilanden. Maar in veel opzichten ook weer niet: de rust, de natuur, het licht, de zee, het strand, de duinen, de wolkenluchten, het onvermijdelijke vakantiegevoel...

ps. ben je benieuwd naar de vele activiteiten die georganiseerd worden op Vlieland kijk dan even op de evenementenkalender van VVV-Vlieland.

Het Friese Waddeneiland Terschelling is natuurlijk bekend vanwege Oerol, het theaterfestival dat sinds 1981 ieder jaar in juni plaatsvindt op het eiland. Het is uitgegroeid tot één van de grootste festivals voor straat- en locatietheater in Europa en trekt ieder jaar vele duizenden bezoekers. Maar Terschelling is meer dan alleen Oerol. Veel meer!

Het grootste van de Friese waddeneilanden biedt in elk jaargetijde alles voor een korter of langer verblijf. Het vakantiegevoel begint al bij het vertrek uit Harlingen. En dat gevoel groeit naarmate het silhouet van het eiland, met de eeuwenoude Brandaris, zich steeds scherper tegen de horizon begint af te tekenen.

De boot meert aan in het levendige West. Van daaruit loopt, via een groot aantal dorpen, gehuchten en buurtschappen, de weg die voor auto's de enige verbinding is met de rustige en ruige oostkant. Van oorsprong worden op het eiland maar liefst drie dialecten gesproken: het 'Westers' (of 'Westerschylgers') in West-Terschelling, het 'Midslands' (of 'Meslônzers') in Midsland en het 'Aasters' in de dorpen ten oosten daarvan.

Het eiland kent een grote diversiteit aan landschappen. Uitgestrekte stranden, beschutte bosgebieden, het steeds wisselende duinlandschap, de agrarische polder en het schilderachtige wad. Tachtig procent van het eiland bestaat uit natuur. De 'topper' op dat gebied is de Boschplaat, een uniek natuurgebied dat bestaat uit strandvlaktes, duinen en kwelders die door slenken doorsneden worden. Als één van weinige gebieden in Nederland heeft de Boschplaat al sinds 1970 het predikaat 'Europees Natuurreservaat'.

In de laaggelegen, vochtige duinvalleien, de zogenaamde 'plakken', groeit de cranberry. Deze uit Amerika afkomstige plant is op het eiland terecht gekomen nadat in 1845 een vat met bessen van de plant was aangespoeld. De cranberry wordt gebruikt bij het maken verschillende producten, waaronder jam, wijn en azijn.

Voor elk wat wils. Dat is Terschelling. Natuur, cultuur, cultuurhistorie, rust, vertier. Het noemen van een paar highlights zou de rest tekort doen. Dat doen we dus niet. Bovendien is veel leuker om het eiland zélf te ontdekken en je eigen, persoonlijke highlights te bepalen.

Nou vooruit, misschien toch goed om de goed gevulde evenementenagenda van VVV-Terschelling er even op na te slaan als je een bezoek aan Terschelling overweegt. 

Ameland, een van de vier Friese Waddeneilanden heeft zeer veel te bieden. Een prachtige natuurlijke omgeving waar je eindeloos kunt fietsen en wandelen. Maak eens een tocht naar Het Oerd of nog verder, De Hon, en ervaar de ruimte, de leegte en de stilte. Bezoek de dorpjes Nes (Ameland), Buren, Ballum en Hollum en proef de rijke historie en eigenzinnige Amelander cultuur. Beklim de vuurtoren van Hollum en geniet van het geweldige uitzicht. Of zoek het nóg hoger op en maak vanaf het vliegveld van Ballum een rondvlucht boven het eiland. Een parachute-sprong behoort ook tot de mogelijkheden. En met beide benen weer op de grond kun je vervolgens op de golfbaan een balletje slaan. Of je gaat kitesurfen, of paardrijden, of gewoon lekker op het strand liggen. Op Ameland hoef je je niet te vervelen!

De Amelanders zelf doen dat ook niet: er is geen eiland waar zoveel evenementen georganiseerd worden. Op cultureel gebied bijvoorbeeld: het Midzomerfeest, het Rôggefeest, Zydeco at Sea, de Horizontoer en de Amelander-Kunstmaand. Daarnaast mag Ameland zich met recht het sportiefste waddeneiland noemen. Ieder jaar is er een nationaal beachvolleybal-toernooi, een internationaal strandrugby-toernooi, de Advent-ure Run en de Tri Ambla, Nederlands mooiste cross-triatlon (in 2008 het officiële ETU Europees Kampioenschap!).

Ameland in een notedop: er gebeurt van alles, er kán van alles, maar er móet niks! Hoewel... Wat u eigenlijk niet mág missen, is de tewaterlating van de paardenreddingboot. Gemiddeld één keer per maand wordt gedemonstreerd hoe in vroeger dagen bij "schip in nood" de reddingboot door tien paarden over het strand en door de branding werd "gelanceerd". Een spectaculair gezicht!

Ooit, aan het eind van de negentiende eeuw, is het eiland door middel van een dam verbonden geweest met het vasteland. Maar de zee besliste destijds dat Ameland een eiland moest blijven: de dam verdween grotendeels in de golven. Het eerste deel vormde de basis voor de huidige veerdam bij Holwerd. Bij eb zijn de restanten van het overige deel nog zichtbaar.

In de twintigste eeuw zijn plannen gemaakt om Ameland door middel van twee dijken te verbinden met het vasteland en het gebied tussen die dijken in te polderen. Dit keer was het de mens zelf die besliste dat het eiland een eiland moest blijven. Gelukkig maar...

Friesland: ongetwijfeld de meest eigenzinnige provincie van Nederland. En volgens velen ook de mooiste. Niet voor niks wordt Friesland jaarlijks door honderdduizenden toeristen bezocht. Hoewel het in de zomer op sommige plaatsen best druk kan zijn, staat Friesland in het algemeen synoniem voor ruimte en rust. Nergens in Nederland treft u zo’n grote afwisseling in landschappen als juist in Friesland. Het indrukwekkende getijdengebied van de Wadden, de Waddeneilanden met hun eindeloze stranden, het schitterende, nog grotendeels onontdekte terpengebied, het unieke coulissenlandschap van de Noordelijke Friese Wouden, de bossen in Zuidoost-Friesland en in het prachtig glooiende Gaasterland, de schitterende IJsselmeerkust en natuurlijk de beroemde Friese Meren.

Het prachtige, afwisselende landschap gaat hand in hand met een rijke en gevarieerde natuur. Vier van de in totaal twintig Nationale Parken liggen (deels) in Friesland: Schiermonnikoog, het Lauwersmeergebied, de Âlde Feanen en het Drents Friese Wold. En het hele waddengebied is in 2009 zelfs door de UNESCO erkend als werelderfgoed. Behalve die grote gebieden telt Friesland ook tal van kleine landschappelijke juweeltjes, die worden beheerd door It Fryske Gea of Natuurmonumenten.

Vrijwel overal in Friesland is de rijke cultuurhistorie zichtbaar en voelbaar: terpen met eeuwenoude kerkjes, oude dijken, molens, gemalen, veenafgravingen, kanalen, vaarten en de vermaarde Friese Elfsteden. Daarnaast telt Friesland tal van kleinschalige en vaak zeer charmante musea die de lokale geschiedenis op originele wijze belichten.

Maar Friesland heeft meer te bieden dan alleen het verleden! Musea voor hedendaagse kunst, galeries, beeldentuinen, etc. Festivals in Friesland? Kiest u maar: muziek, theater, opera… Evenementen in Friesland? Wie kent niet de Elfstedentocht, de Sneekweek, het Skûtsjesilen of de PC, het Wimbledon van het kaatsen… Maar er zijn in Friesland nog tal van andere evenementen, groot en klein.

Friesland: de meest complete provincie van Nederland. Friesland heeft iedereen iets te bieden: jong, oud, gezinnen met kinderen, liefhebbers van ruste en ruimte maar ook degenen die wat meer actie willen. Friesland ís alles: schitterende landschappen, prachtige natuur, een rijke cultuur, volop activiteit en een gemoedelijke sfeer. En in Friesland kán alles: fietsen, wandelen, winkelen en lekker eten; grenzeloos varen, zeilen, skeeleren of paardrijden; luieren op het strand, vliegeren, strandzeilen en zwemmen; schaatsen, ijszeilen, ijsje eten, terrasje pakken.

Welkom in Friesland!

Hindeloopen is een opmerkelijke stad in Friesland. Zij dankt haar rijkdom aan de zeehandel en dat is nog steeds af te lezen aan de excellente interieurkunst. Toch had de stad geen haven. De nederzetting ontwikkelde zich tot stad dankzij de koopvaardij voor vooral Amsterdamse kooplieden. Hindeloopen nam deel aan het Hanze-verbond en in de 14de eeuw bestond er al bloeiende handel met Skandinavië, de Baltische landen en Engeland.

Hindeloopen wordt voor een belangrijk deel omvat door de oude Zuiderzeedijk. Bij de huidige kleine voorhaven met een havenlicht op het hoofd staat een reddingloods van de KNRM. Bij de sluis is in 1619 het sluishuis gebouwd: het Sylhues. De open dakruiter kwam er pas in de 19de eeuw op, de Oostertoren voor de Hindeloopers. Aan de zijde van dijk en haven is een leugenbank neergezet. De luifel dateert uit 1785. Daarboven zit een gevelsteen met een voorstelling van Petrus’ visvangst. Toch was het eerder een schippers- dan een vissersstad. Vanaf de sluisbrug, de Sylsbrêge, is er naar het zuiden goed zicht op de dubbele wipbrug met de naam Skoelebrêge. Het is een brug met een oorgat, een inventieve sleuf tussen de twee flappen, om aken en botters met staande mast doorgang te verlenen zonder dat de brug ‘gewipt’ hoefde te worden. Verderop ligt de onregelmatige bebouwing aan een wirwar van straten, stegen en watertjes.

De Hindelooper commandeurswoningen bezitten sierlijke tuitgevels met in de geveltop meestal twee horizontale friezen met vlechtingen, siermetselwerk van gele en rode steen. In die geveltop staan een of meer ovale vensters. De deuromlijsting is ook bijzonder: de deur staat in een zwaar kozijn en het kalf dat de deuropening afdekt is gesneden met een accolade- vorm en als de versiering compleet is: met nog twee rozetten. Het mooiste commandeurshuis staat op de hoek van de Buren en het grachtje van de Nieuwe Weg. Aan de Nieuwstad en andere straten zijn ook dergelijke woningen te vinden. Bijvoorbeeld op de hoek van de Nieuwstad en de Meenscharsteeg: gebouw Irene dat in 1714 is gebouwd en in de jaren dertig gerenoveerd.

Aan de Meenscharswiken staan nog enkele ‘likhuzen’, kleine zomerhuizen op het achterterrein waar de gezinnen gingen wonen als kapiteins en schippers op zee waren.

Op tal van plaatsen kan de Hindelooper interieurschilderkunst bewonderd worden. Op Nieuwe Weide 14 bijvoorbeeld, waar in de winkel een oude betimmering op overdadige wijze is beschilderd met onder meer de deugden in de Hindelooper klederdracht. Het is een en al traditie in Hindeloopen.

De stad was tot het einde van de 18de eeuw meer gericht op de zee dan op het Friese achterland. De inwoners hebben een eigen taal met invloeden van het Fries, maar met ook een eigen woordenschat. Er zijn dus tweetalige straatnaambordjes. De klederdracht wordt nog gedragen bij speciale gelegenheden. De voorname, ingetogen mannenkleding en de kleurige sitsen kleding van de vrouwen.

De cultuur van Hindeloopen kan vooral in het Hidde Nijland Museum in het voormalige stadhuis uit 1682 bewonderd worden. De traditie van snij- en vooral schilderkunst is hier bewaard gebleven. Hoewel het krullerige niet zonder buitenlandse inspiratie is, is de stijl vooral gebaseerd op decoratieve renaissancepatronen.

De hervormde kerk staat aan de westelijke rand van de stad, een gevolg van afslag van land aan de zeezijde. Zij is in 1593 gebouwd en maakte in 1632 al weer plaats voor een groter gebouw. In de 17de eeuw groeide Hindeloopen dusdanig dat er een volledige beuk bijgebouwd moest worden. Die verdween in 1892, toen de bevolking weer gekrompen was. Tegen de westzijde van het schip staat een markante toren, de mooiste van de Friese IJsselmeerkust.

Het grootste huis van Hindeloopen staat aan de Nieuwe Weide op een hoek van twee grachten: een voormalig stadhuis. Het statige huis is als woning gebouwd in de Lodewijk XVI-stijl in de late 18de eeuw. De naoorlogse stadsuitbreidingen hebben in het zuiden plaatsgevonden. In het noorden is een grote recreatiehaven aangelegd.

Harlingen is de enige echte zeehavenstad van Friesland. Toen de Zuiderzee  grotendeels afgesloten werd met de afsluitdijk en veranderde in het IJsselmeer hadden de "concurrerende" zeehavensteden zoals Makkum, Workum, Hindeloopen en Stavoren het nakijken. Harlingen heeft zich daarna destemeer ontwikkeld als zeehaven. Het is de vertrekplaats van de boot naar Terschelling en Vlieland. Hierdoor is het sowieso in Harlingen het hele jaar rond druk met vakantiegangers. Veel daarvan zijn op doorreis naar de eilanden maar ze zouden net zo goed iets langer aan de vaste wal in Harlingen kunnen blijven. Wat te denken van de fantastische monumentale binnenstad met historische wandelroutes. De nieuwe en de oude haven. De tientallen historische schepen van de "bruine vloot". De ambachtelijke bedrijven zoals Havenbrouwerij het Brouwdok. De evenementen zoals de Kerstmarkt in de Zoutsloot of de Tallships-Races-Harlingen.

Kortom, plan je een reisje naar Terschelling of Vlieland, blijf dan ook gerust even hangen in Harlingen. Je krijgt er geen spijt van.

Hieronder nog veel meer informatie over Harlingen.

De stad Harlingen heeft groei en bloei aan de zee te danken. Het was aanvankelijk een buurschap van vissers en schippers die bij het kerkdorp Almenum hoorde. In 1234 zou Harlingen stadsprivileges hebben gekregen. Handel op Engeland, Hamburg, Scandinavië en andere Oostzeelanden bracht voorspoed. In 1500 werd een eerste haven gegraven.

In de tweede helft van de 16de eeuw groeide de stad explosief: zij verviervoudigde in oppervlak, er kwam een vesting omheen en werd voorzien van een tweede ruime binnenhaven. De rijkdom drukte de stad uit in fraaie stadspoorten in renaissancestijl en een stadhuis. De poorten zijn in de 19de eeuw gesloopt. Er kwam een reeks eveneens indrukwekkende ijzeren bruggen voor in de plaats. Aan de Voorstraat staat de 16de-eeuwse raadhuistoren die vaak is vernieuwd. Hij draagt de patroonheilige van de stad, Sint-Michaël. De aartsengel staat ook in de voorgevel van het stadhuis aan de Noorderhaven dat in 1730 door stadsbouwmeester Hendrik Norel in barokstijl is verbouwd.

Aan de zuidzijde van de Noorderhaven staat een aantal pakhuizen, zoals het in oorsprong 17de-eeuwse pakhuis Java, met een fraaie tuitgevel uit de 17de eeuw, en een huis met een trapgevel uit 1694. Het pronkje is het pakhuis bij de Roepersteeg met een trapgevel en gevelstenen met Venus, Ceres, Bacchus en Aeolus. Aan het einde van de Noorderhaven ligt de Grote Sluis die oorspronkelijk uit 1524 dateert, maar daarna verschillende malen is vernieuwd. Op de landhoofden vier schildhoudende leeuwen met stadswapen geplaatst. Aan de noordzijde van de Noorderhaven staan veel voorname woonhuizen en indrukwekkende pakhuizen. Een pand heeft een verrassing op het dak, want de dakkapel wordt geflankeerd door Neptunus en Mercurius. Verder staat er een pand met een bekroning met een gevelbreed fronton waarop voorstellingen van handel en scheepvaart.

Ten noorden van de Noorderhaven ligt de kleine Zoutsloot als waterader van de regelmatige stadsuitbreiding uit het einde van de 16de eeuw. De schilderachtige grachtenhuizen uit de 17de en vooral 18de eeuw zijn systematisch gerestaureerd, ook de bescheidener exemplaren. Aan de oostelijke binnenstadsrand ligt de Engelse Tuin, het stadspark dat vanaf 1843 werd aangelegd op de deels afgegraven vestingwallen, want die waren als werkgelegenheidsproject ontmanteld. Het Franekereind bezit op de kaden een keur aan gevarieerde monumentale panden, onder meer het Heerenlogement en het hoekpand aan de William Boothstraat met een 18de-eeuwse ingangspartij, de fraaiste van Harlingen.

De oudste toren van Harlingen, die van de Grote Kerk of de Dom van Almenum dateert al uit het einde van de 12de eeuw. Het is de tufstenen toren van het oude dorp Almenum. De kerk werd in de 18de eeuw op initiatief van het stadsbestuur afgebroken. Er kwam in 1772- "75 een nieuwe kerk achter de toren, een zeer hoge kruiskerk. Het eenvoudige gebouw is gemetseld van gele steentjes, ongetwijfeld uit een Harlinger steenbakkerij. Inwendig is in een groots versieringsschema in Lodewijk XVIstijl de excellente kansel- en orgelpartij van A.A. Hinsch met snijwerk van J.G. Hempel het hoogtepunt.

Voorbij de oude (gedempte) waterlopen Lanen en Schritsen strekt zich de in 1597 gegraven Zuiderhaven uit. Aan de zuidzijde lagen ooit de werven van de Friese admiraliteit. De noordzijde wordt gedomineerd door de Sint-Michaëlskerk, een grote neogotische kruisbasiliek (1881) met een hoge toren die het silhouet van de stad samen met die van de Grote Kerk in sterke mate bepaalt. Aan de Grote Bredeplaats prijkt een van de mooiste pakhuizen: ‘De Blauwe Hand’. Aan de Voorstraat staat een verscheidenheid aan monumentale panden, onder meer dat van museum het Hannemahuis waarin de geschiedenis van de stad wordt gepresenteerd.

Harlingen heeft lang gevangen gezeten binnen de stadsgrachten, maar in de 20ste eeuw zijn er stadsuitbreidingen gekomen. Eerst in het oosten (begin van de eeuw) en noordoosten (vanaf jaren twintig) en later ook in het zuiden (meteen na de oorlog), spoedig gevolgd met uitgestrekte wijken aan de andere zijde van de autoweg N31. Aan de zeezijde kwamen achtereenvolgens Voorhaven, Nieuwe Willemshaven, Visserijhaven en Industriehaven tot stand. Recent kon een tweede, grote industriehaven in de Riedpolder worden gegraven.

Franeker was vroeger het intellectuele centrum van Friesland. Het was vanaf 1585 een heuse universiteitsstad. De tweede notabene in Nederland boven de grote rivieren. Jan Hendrik Oort is geboren in Franeker. Hij was de ontdekker van de naar hem vernoemde Oortwolk. Een wolk van vele miljarden komeetachtige objecten rond het zonnestelsel. In 2018 is hij geeerd met een fontein die naast het belangrijkste monument van de stad staat opgesteld. Dit monument is de Martinikerk. Deze moet je van binnen zien als je in Franeker bent. Een tweede must in Franeker heeft te maken met de jaarlijkse PC-kaatswedstrijd. In Franeker bevindt zich het Sjûkelân, de heilige grond van het Friese kaatsen. Sinds 1853 wordt hier de PC (Permanente Commissie) gespeeld.

Toeval of niet, in Franeker staat ook het vermaarde Planetarium van Eise Eisinga. Het is bijzonder dat je van een woonkamerplafond een toeristenattractie van wereldfaam kunt maken. Dat was overigens niet de gedachte van Eise Eisinga destijds, hij deed het uit hobby en als uitdaging van zijn intellect. Mooi dat het de tand des tijds heeft doorstaan. Nu staat het planetarium op de nominatie voor een UNESCO-werelderfgoed status en draagt het het "Koninklijk" predikaat.

Tel hierbij op een monumentale stad met sfeervolle straatjes, grachtjes, winkels en winkeltjes, monumentale gebouwen en voldoende mogelijkheden om te eten, drinken en te slapen en je zou zeggen dat je volgende bestemming voor een korter of langer verblijf voor de hand ligt.

Hieronder nog veel meer informatie over de Friese stad Franeker.

Franeker was in de Middeleeuwen de belangrijkste stad van noordelijk Westergo. Veel belangrijke adellijke lieden stichtten in Franeker hun stinsen en staten. Albrecht van Saksen vestigde in 1498 vanuit Franeker zijn gezag.

Op de Voorstraat torent het Martenahuis boven de overige bebouwing uit. De stadsstate is kort na 1498 gesticht door Hessel van Martena, de belangrijkste vazal van Albrecht van Saksen. De state bestaat uit twee vleugels, gemetseld van afwisselende lagen rode en gele baksteen met in de oksel een hoge, achtzijdige traptoren. Het Martenahuis is altijd deftig bewoond en het is ook lang het raadhuis geweest van de grietenij en plattelandsgemeente Franekeradeel die de stad omvatte. De Martenatuin is vooral in de vroege lente, als de stinsenflora in bloei staat, de moeite van een bezoek waard. Een kleine eeuw later (1585) stichtte stadhouder Willem Lodewijk van Nassau een universiteit in Franeker, na Leiden de tweede van de Republiek. Dat Franeker ook een gewone stad is laat het Waaggebouw uit 1657 zien. Het eenvoudige wit gepleisterde gebouw is thans de publieksingang van Museum ’t Coopmanshûs, dat is gevestigd in de twee representatieve professorenhuizen naast de Waag. Daar wordt onder meer de geschiedenis van de stad en van de Academie gepresenteerd.

Franeker was de eerste Friese stad die na de Opstand een nieuw stadhuis bouwde en daarmee de toon zette voor de representatieve overheidsbouw. Franeker lijkt tussen 1591 en 1594 de eruditie van de academiestad in dit stadhuis te hebben willen uitdrukken. Op de hoek kwamen aan beide zijden hoge trapgevels. Op de plaats waar de vleugels elkaar sneden verrees een hoge, achtzijdige lantaarntoren. Het rijk versierde stadhuis is het werk van Franeker bouwmeesters en steenhouwers.

Er zijn verder tal van bijzondere gebouwen aan de straten en grachten te vinden. In de Eise Eisingastraat is in 1910 een winkel in elegante Jugendstil ondergebracht in een pand met een halsgevel uit 1745. Achter het onmiddellijk hiernaast staande eenvoudige klokgeveltje is een waar wonder te vinden: het Planetarium van Eise Eisinga. De Franeker wolkammer, goed op de hoogte van de wis- en sterrenkunde, heeft de loop der planeten van ons zonnestelsel aanschouwelijk gemaakt. In 1781 was Eise zijn heelal aan de zoldering van zijn woonkamer gereed. Bij de bruggen van Eise Eisingastraat en Zilverstraat staat het kleine, uit 1634 daterende Korendragershuisje. Het Noorderbolwerk toont hoe Franeker vanaf ongeveer 1600 met hoge bolwerken werd beschermd. Daar bouwden welgestelde inwoners hun zomer- of theehuizen.

De Martinikerk kwam in de 11de eeuw tot stand maar is vanaf 1421 vernieuwd en vergroot. Het is een pseudo-basiliek met een breed en hoog schip en aangekapte zijbeuken die zich rond het verhoogd liggende koor tot een omgang voortzetten. De grote toren heeft een ingesnoerde naaldspits. Inwendig is de Martinikerk zeer rijk bedeeld, vooral met een schat aan magnifieke zerkhouwkunst. Schuin tegenover de kerk staat het Klein Botnia-huis aan de Bredeplaats, een zaalstins uit de 15de eeuw. Er staat ook nog het wit gepleisterde Dekemahuis. Vóór de kerktoren is het Camminghahuis te vinden, een derde zaalstins en de oudste: er is muurwerk uit de 14de eeuw. Achter de Academiestraat staan de herinneringen aan de Franeker Universiteit. Om het binnenplein, ooit de ‘hortus botanicus’, staan indrukwekkende gebouwen. Het restant van het Kruisherenklooster, later verbouwd tot hoofdgebouw van de Academie en er tegenover de fraaie orangerie, het botanisch laboratorium.

De heilige grond van de Friese kaatssport, het Sjûkelân, ligt in het westen, sinds 2003 geaccentueerd door twee frêle torens. Hier worden de belangrijkste wedstrijden van dit oude balspel gespeeld. Naast het goed onderhouden sportveld staat de oudste studentenkroeg van het land, de befaamde Bogt fen Guné. Tegen de zuidelijke rand van de binnenstad liep vanouds de voornaamste verkeersader, de Harlingertrekvaart, nu Van Harinxmakanaal. De stad heeft daar altijd profijt van gehad want bij het kanaal kwam veel bedrijvigheid. Maar de stad is er door belemmerd bij zijn stadsuitbreidingen. Die kwamen in een waaier om de noordelijke oude stadsranden.

Bolsward, start- en eindpunt van de jaarlijkse Fietselfstedentocht. Monumentale stad met lange historie en traditie. Dit is terug te zien in de monumentale gevels en gebouwen zoals de Martinikerk en de Broerekerk, hoewel de laatste slechts een ruïne betreft. Bolsward is de thuisbasis van de Us Heit Distillery, hier wordt onder andere de Frysk Hynder Whiskey gestookt. Daarnaast wordt er jaarlijks het straatfestival BOLStjurrich georganiseerd. Bolstjurrich laat zich te best vertalen als "opstandig", wat overigens niet wil zeggen dat de Bolswarders opstandige mensen zijn. Het is er vooral gezellig en gastvrij. Als Friese stad een aanrader voor een bezoek of verblijf.

Hieronder nog veel meer informatie over de Friese stad Bolsward. 

Bolsward is lange tijd de laaste nog zelfstandige stadsgemeente van Friesland geweest. In 2011 is deze laatste stadsgemeente gefuseerd met de gemeenten Nijefurd, Sneek, Wûnseradiel and Wymbritseradiel. De stad Bolsward lag in de Middeleeuwen strategisch voor waterverkeer en handel. Er was verbinding met de Middelzee en door de Marneslenk met de Zuiderzee. Hoewel die waterwegen dichtslibden, bleef Bolsward bereikbaar voor waterverkeer en kon als handelsplaats opbloeien. Het raakte gelieerd aan de Hanze.

De oorsprong is nog voelbaar aan de terpen bij de Martinikerk en bij de Hoogstraat: de laatste was de handelsterp. Bolsward was het kerkelijk centrum voor een wijde omgeving. Naast het Marktplein ligt de belangrijke gracht van Marktstraat en Appelmarkt met het fraaie stadhuis in het verschiet. Aan de Marktstraat staan voorname grachtenpanden met gevels in barok, rococo en neoclassicistische stijlen. De Bolswarders hebben in 1614/’17 hun welvaart en beschaving willen uitdrukken met de bouw van een prachtig stadhuis. Het rechthoekige bouwwerk met pronkgevels en een hoge lantaarntoren is ontworpen en uitgevoerd door plaatselijke meesters en daarmee worden de stedelijke potenties uitgedrukt. De middenpartij waar op de hoofdverdieping de vierschaar voor de rechtspraak ligt, wordt bekroond door een hoge geveltop met overdadig rolwerk met obelisken. Daarin prijken de personificaties van Geloof, Hoop, Liefde en Gerechtigheid, waarvan de laatste twee van uitzonderlijke kwaliteit zijn. De lantaarntoren is een wonder van architectonische schoonheid.

De Jongemastraat verbreedt zich aan het einde tot het Broereplein. Daar rijzen de dramatische muren van de Broerekerk op, in 1980 door brand ernstig beschadigd en nu een fascinerende ruïne. Het is een sobere vijftiende-eeuwse pseudo-basiliek met een rijke voorgevel, een rijke uitdossing die niet bij de bedelorde van de Franciscanen, maar wel bij Bolsward past. In de Heeremastraat staat een stadsstate van een van de adellijke families van Bolsward: Heeremastate, die kort na 1500 is gebouwd. De muren zijn gemetseld van afwisselend gele kloostermoppen en banden van kleinere rode baksteen.

De langste stadsgracht, de Dijl, is omzoomd door een afwisselende bebouwing van Kleine en Grote Dijlakker. Voorname lijstgevels, een reeksje eenvoudige halsgevels, een fraai versierde trapgevel en een erg fraaie halsgevel. Achter de rooilijn rijst de Sint Franciscuskerk op, in 1934 door H.C. van der Leur en Dom Paul Bellot ontworpen in een expressionistische stijl die vooral inwendig te genieten is. Het is de kerk van een meer dan zes eeuwen oud devotiebeeld van de Lieve Vrouw van Zevenwouden. Er wordt een mirakelboek uit het midden van de 16de eeuw bewaard.

Het huis Wipstraat 6, achter het stadhuis, wordt beschouwd als het geboortehuis van Gysbert Japicx, de Friese dichter uit de 17de eeuw. Aan de Nieuwmarkt even voorbij de herensociëteit ‘De Doele’ staat het brede en uitwendig wat stugge Sint Anthony Gasthuis. Het is gebouwd in 1778-’91 ter huisvesting van alleenstaande vrouwen en heeft een bijzonder rijk ingerichte voogdenkamer in Lodewijk XVIstijl. Aan de Skilwyk, een gedempt haventje, staat de doopsgezinde kerk met een neoclassicistisch front en zelfs een torentje op de voorgevel, uitzondering bij de mennisten.

Aan de noordoostzijde ligt het laatste restant van het Hoog Bolwerk. Daarachter rijst de magistrale Martinikerk op, een grote pseudobasiliek gebouwd tussen 1446 en 1466. De forse vijfledige toren is wat ouder: de grootste van de kenmerkende zadeldaktorens van Friesland. Het hoge koor wordt geschoord door hoge steunberen en dat is nodig omdat de wanden grotendeels geopend zijn met grote spitsboogvensters. Binnen zijn op enkele gewelven schilderingen aanwezig met onder meer het kersttafereel. In het licht geblankette interieur doet het magnifieke eiken meubilair van zich spreken. In het koor staan rijk gesneden koorbanken die deels uit de Broerekerk afkomstig zijn. De barokke preekstoel is door een collectief van Bolswarder vaklieden in 1662 gemaakt.

De eerste stadsuitbreidingen vonden vanaf de jaren twintig plaats in het zuidoosten, na de oorlog gevolgd door Plan Noord. De stad is in de laatste decennia van de 20ste eeuw aanzienlijk uitgebreid met wijken aan de oost- en noordzijde. Vanouds liggen de bedrijven ten zuidwesten van de binnenstad. Het nieuwe bedrijvenpark is volop in ontwikkeling in de Weeshuispolder ten westen van de stad.

Goede wijn behoeft geen krans. Dat geldt eigenlijk ook voor Gaasterland, een uniek stukje Friesland maar ook een uniek stukje Nederland. Het licht glooiende landschap laat een ongekende variatie zien: weilanden, akkers, bos, heide, rietlanden, moeras, water, laaggelegen bedijkte polders en hooggelegen ’gaasten’ en kliffen. Eeuwen geleden al was het gebied ’tussen Mar en Klif’ (de Friese meren en de kliffen langs het IJsselmeer) in trek als woongebied voor de adel. En toen in de tweede helft van de negentiende eeuw heel langzaam het toerisme begon op te komen, was Gaasterland niet voor niks één van de eerste gebieden die daarvan profiteerden. Voor zeer velen heeft de gebiedsnaam een magische klank die herinneringen oproept aan de vakanties die men er doorgebracht heeft. De lange toeristische traditie betekent ook dat het gebied helemaal ingesteld is op het toerisme. Niettemin heeft Gaasterland zijn authenticiteit volledig weten te behouden.

Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en It Fryske Gea beheren in Gaasterland een groot aantal verschillende gebieden die vanwege hun natuurlijke en/of landschappelijke waarde bescherming verdienen: bossen, heidevelden, kliffen, polders en buitendijkse gebieden. Het zijn er te veel om op te noemen; en het noemen van een paar zou de overige gebieden tekort doen. Vandaar: kijkt u zelf maar eens op de sites van die organisaties en ontdek zo de grote verscheidenheid aan natuur en landschappen. Bent u eenmaal in het gebied, dan bevelen wij een bezoek aan het "streekinformatiecentrum Mar en Klif" van harte aan. Het centrum is gevestigd in het mooie brinkdorp Oudemirdum en biedt een schat aan informatie over de natuur, de geschiedenis en de cultuur van Gaasterland.

Het gebied laat zich op veel verschillende manieren ontdekken. Per fiets, wandelend, te paard, op de motor of in de auto; op "Route Zuidwest Friesland" kunt u aangeven wat u wilt en vervolgens kiezen uit routes die voldoen aan uw wensen. Speciaal voor fietsers is ook een knooppuntennetwerk ontwikkeld, op basis waarvan u uw eigen route kunt samenstellen.

Het schilderachtige riviertje de Luts, de Van Swinderenvaart, de Spokershoekvaart en de Rijstervaart zijn geschikt voor de kleine watersport. Gezamenlijk vormen ze het traject van de Elfstedentocht dat door Gaasterland voert en het Slotermeer en de Fluessen met elkaar verbindt. De route voert via een klein meertje dat ontstaan is door het afgraven van zand voor de aanleg van de N359. Tegenwoordig is het onderdeel van natuurgebied Wyldemerk, dat in 2007 werd uitgeroepen tot het eerste libellenreservaat van Nederland.

De rust van nu staat in schril contrast met de geschiedenis van de locatie, die ook de naam (’Wilde Markt’) verklaart. Het verhaal wil dat hier lang geleden jaarlijks een (wild) heidens feest werd gevierd ter afscheid van de zomer. Zéker is dat het later, tot het eind van de negentiende eeuw, de locatie vormde voor een jaarmarkt annex kermis, waar het er nogal eens wild aan toe ging... Van 1954 tot 1969 was er in het gebied een barakkenkamp voor islamitische Molukkers gevestigd. De daar gebouwde moskee was de tweede van Nederland. Ten zuidoosten van Wyldemerk ligt een prachtige, 9-holes natuurgolfbaan. Vanwege de speciale aandacht voor de natuur bij zowel de aanleg als het beheer heeft de baan als eerste in Europa een zogenaamd ’Groenlabel’ ontvangen.

Ook het spelen van boerengolf behoort tot de mogelijkheden, bijvoorbeeld bij IJsboerderij De Bûterkamp in Oudemirdum. Daar worden ook excursies georganiseerd en, de naam zegt het al, er wordt ambachtelijk ijs gemaakt én verkocht.

Een prachtig uitzicht over het Gaasterlandse landschap had u vanaf de luchtwachttoren die in de tijd van de Koude Oorlog gebouwd werd ten westen van Oudemirdum, op het hoogste punt van Gaasterland. In verband met de slechte staat is dit nu niet meer mogelijk!

Gewoon lekker op het strand liggen kan natuurlijk ook, bijvoorbeeld bij De Hege Gerzen. Hier is sinds kort ook een speeltuin voor de kleintjes aangelegd. Hiervoor werd een deel van de speelattributen van het bekende Sybrandy's Speelpark uit Rijs verplaatst naar De Hege Gerzen. Strand is er trouwens ook bij Mirns, het zogenaamde Mirnserklif. Hier kun je zwemmen maar een afgebakend deel wordt ook gebruikt voor kitesurfing. Het restaurant met ruim terras op het Mirnserklif is onlangs geheel vernieuwd. Ik durf te stellen dat Paviljoen 't Mar een van de mooiste locaties is om te dineren. Zeker als het mooi weer is en de zon haar laatste stralen van de dag over het IJsselmeer laat schijnen.

Een beschrijving van een gebied als Gaasterland is natuurlijk nooit compleet; daarvoor is er gewoon te veel te zien, te doen, te beleven en te ondergaan. Voor dat probleem is maar één oplossing: het gebied zélf gaan ontdekken! U bent van harte welkom.


0 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 | 20 | 21 | 22 | 23 | 24 | 25 | 26 | 27 | 28 | 29 | 30 | 31 | 32 | 33 | 34 | 35 | 36 | 37 | 38 | 39 | 40 | 41 | 42 | 43 | 44 | 45 | 46 | 47 | 48 | 49 | 50 | 51 | 52 | 53 | 54 | 55 | 56 | 57 | 58 | 59 | 60 | 61 | 62 | 63 | 64 | 65 | 66 | 67 | 68 | 69 | 70 | 71 | 72 | 73 | 74 | 75 | 76 | 77 | 78 | 79 | 80 | 81 | 82 | 83 | 84 | 85 | 86 | 87 | 88 | 89 | 90 | 91 | 92 | 93 | 94 | 95 | 96 | 97 | 98 | 99 | 100 | 101 | 102 | 103 | 104 | 105 | 106 | 107 | 108 | 109 | 110 | 111 | 112 | 113 | 114 | 115 | 116 | 117 | 118 | 119 | 120 | 121 | 122 | 123 | 124 | 125 | 126 | 127 | 128 | 129 | 130 | 131 | 132 | 133 | 134 | 135 | 136 | 137 | 138 | 139 | 140 | 141 | 142 | 143 | 144 | 145 | 146 | 147 | 148 | 149 | 150 | 151 | 152 | 153 | 154 | 155 | 156 | 157 | 158 | 159 | 160 | 161 | 162 | 163 | 164 | 165 | 166 | 167 | 168 | 169 | 170 | 171 | 172 | 173 | 174 | 175 | 176 | 177 | 178 | 179 | 180 | 181 | 182 | 183 | 184 | 185 | 186 | 187 | 188 | 189 | 190 | 191 | 192 | 193 | 194 | 195 | 196 | 197 | 198 | 199 | 200 | 201 | 202 | 203 | 204 | 205 | 206 | 207 | 208 | 209 | 210 | 211 | 212 | 213 | 214 | 215 | 216 | 217 | 218 | 219 | 220 | 221 | 222 | 223 | 224 | 225 | 226 | 227 | 228 | 229 | 230 | 231 | 232 | 233 | 234 | 235 | 236 | 237 | 238 | 239 | 240 | 241 | 242 | 243 | 244 | 245 | 246 | 247 | 248 | 249 | 250 | 251 | 252 | 253 | 254 | 255 | 256 | 257 | 258 | 259 | 260 | 261 | 262 | 263 | 264 | 265 | 266 | 267 | 268 | 269 | 270 | 271 | 272 | 273 | 274 | 275 | 276 | 277 | 278 | 279 | 280 | 281 | 282 | 283 | 284 | 285 | 286 | 287 | 288 | 289 | 290 | 291 | 292 | 293 | 294 | 295 | 296 |
Nieuwe encyclopedie van Fryslân voor slechts € 29,90 incl. verzenden!

Bijna 8 kilogram aan kennis over Friesland! Wees er snel bij want op is op.

De Nieuwe Encyclopedie van Fryslân is een onmisbare aanvulling in de boekenkast voor iedereen die gek is van Fryslân en meer wil weten van deze provincie. Op 15 september 2016 verscheen de vierdelige encyclopedie die rond de 3000 pagina’s telt, 11.000 trefwoorden bevat en ruim 8 kilo weegt. De encyclopedie staat bomvol actuele kennis over Fryslân en is een echte pageturner geworden.

Voor al diegenen die dit standaardwerk over Fryslân altijd al hadden willen hebben! Nu voor een wel heel speciaal prijsje! Maar let op! Op = Op!