Luxwoude is een streekdorp dat zich pas laat vormde. Op de grietenijkaart van Schotanus uit het begin van de 18de eeuw is het een streekje in de uiterste westelijke punt van Opsterland. Het heeft losse bebouwing langs de wegen en paden naar het noorden: de belangrijke weg door de venen richting Gersloot en Heerenveen. Verder de iets oostelijker lopende Hooiweg naar de ‘Luxter Tinie’, die zich veel later zou ontwikkelen tot de Tijnje.

Aan het einde van de 18de eeuw is het nog steeds klein. De Tegenwoordige Staat van Friesland meldde toen: ‘een klein Dorpje .. op de grenzen van Aengwirden, niet verre van Gersloot, waar onder dit Dorpje in ’t Geestelyke behoort. De landen, die tot dit Dorp behooren, loopen voorby Gersloot in een punt ten einde, op de kaart bekend onder den naam van Luxter Horn, en over dezelve loopt, van den Veenster rydweg, een hooiweg naar Luxter Tinie.’

Het dorp heeft nooit een kerk gehad en hoorde al in de 16de eeuw kerkelijk bij Gersloot in de aangrenzende grietenij Aengwirden. Luxwoude lag op de grens van het laagveen en een halve eeuw later was de omgeving van het dorp door de turfwinning dramatisch veranderd. Op de grietenijkaart van Eekhoff van 1848 liggen ten noorden van het dorp onafzienbare plassen als gevolg van laagveenderij, waarbij alleen de twee genoemde wegen gespaard zijn. De plassen lopen tot voorbij de Tijnje, waar de verveningen in volle gang zijn. Door deze verveningen is het kleine dorp, met in het midden van de 18de eeuw nog geen tien inwoners, sterk gegroeid. Aan het begin van de 19de eeuw wonen er meer dan 300 mensen op de smalle stroken land aan weerszijden van de weg. Langs de Hegedyk, die tegenwoordig door het viaduct in de A7 wordt doorbroken, en langs de Lukster Heawei en De Opslach staan de eenvoudige arbeiders- en burgerwoningen, zonder enig accent. Het lukt zelfs de voormalige onderwijzerswoning midden in het dorp nauwelijks.

Lang hoorde de Broek, ook wel de Broekpollen genoemd, onder Akkerwoude. In 1964 is Broeksterwoude zelfstandig geworden. Het is een betrekkelijk jong ontginningsdorp dat is ontstaan op de af- en uitgeveende grond. De vroegste vermelding, op een moment dat het veengebied nog onbewoond was, staat in een oorkonde uit 1453. Dan is sprake van: ‘de wey wr de fean to meckyen ende to halden twischen den Broek ende dae Swetta’, de weg over het veen te maken en te onderhouden tussen de Broek en de Zwette. Dat zijn nu Singel, Schwartzenberglaan en de Goddeloze Singel.

Het dorp Broeksterwoude ligt ten oosten van deze weg en bestaat uit deels compacte maar grotendeels verspreide bebouwing aan wegen en straten in een rechthoekig patroon. De plaggenhutten van de kolonisten zijn sinds het begin van de 20ste eeuw vervangen door uit steen opgetrokken huizen en kleine boerderijen.

Tussen 1917 en 1920 heeft de woningstichting Patrimonium aan de Willemstraat, Patrimoniumweg en Broekpollen woningen en een winkelhuis gebouwd om deze ontwikkeling te stimuleren. De reeks aan de Willemstraat vormt nog een gave nederzetting. De woningen bestaan uit een voorhuis en een aangekapt schuurtje voor het stallen van enig vee of het opslaan van akkerbouwproducten. De woningen staan dan ook op ruime kampen land.

Op de kruising van de Schwartzenberglaan en de Valomstervaart stond het ‘Goddeloze Tolhuis’, kennelijk zo genoemd, omdat het zover van de bewoonde wereld lag. Thans ligt er een nieuwe brug als een verbinding van verschillende fietsroutes. De zuidelijke boerderij ‘It Goddeloas Tolhûs’ is een voorlichtingscentrum van Staatsbosbeheer over de natuurwaarden van de omgeving en vooral van de westelijk gelegen Houtwiel. In het landschap staan twee achtkante poldermolens, de Broekstermolen uit 1876 en de Grote Molen uit 1880. Ten westen van Broeksterwoude staat aan de Singel nabij de waterloop de Lits een van gele steen gebouwde asymmetrisch kubistisch gedenkstuk voor de allereerste dopelingen in Nederland van de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen.

Appelscha is een groot dorp dat als bescheiden agrarische nederzetting op een zandrug nabij de hoogvenen waarschijnlijk al in de 11de eeuw bestond. In de oudste streek stond een aantal boerderijen om een brinkachtige ruimte, de huidige Boerenstreek, die voorheen wel Hoog- Appelscha werd genoemd. Aan weerszijden lagen de akkers, de Oosteres en de Westeres. Bijna twee kilometer westelijker lag de buurt Terwischa – waar de kerk stond – en iets zuidelijker Aekinga.

De kerk van Terwischa is in de 14de of 15de eeuw gebouwd. Het was een flinke laat-gotische zaalkerk met brede spitsboogvensters en steunberen, een driezijdige koorsluiting, maar zonder toren. De kerk was in 1903 zo bouwvallig geworden dat het gebouw toen door een nieuwe kerk is vervangen. Dat is een hoogst ingetogen, rechtgesloten zaalkerk geworden en wederom zonder toren. Op het kerkhof staat een klokkenstoel met een schilddak en een door Johan Bomen gegoten klok uit 1435.

Deze agrarische streken kregen in de loop van de 19de eeuw de naam Oud-Appelscha, omdat toen oostelijker in rap tempo een nieuwe streek van een heel ander karakter groeide. De verveningen vorderden vanuit het noordwesten aan het begin van die eeuw ook het zuidoosten van Ooststellingwerf. Het graven van de kaarsrechte Compagnonsvaart was vanaf Venekoten bij Oosterwolde in 1828 tot voorbij Appelscha gevorderd. Er waren veel wijken (zijkanaaltjes) het veen binnen gegraven.

Aan de noord- en zuidzijde van het kanaal kwamen het 7de of Stokers-Verlaat en het 8ste of Bovenste-Verlaat en bij de 7de sluis werd bovendien in 1818 een brug geslagen. Aan beide zijden van de vaart kwam spoedig woningbouw tot stand volgens strikte, door de heren Compagnons vastgestelde regels. Er werden bouwstroken aangewezen en de stenen huizen moesten minstens 300 gulden kosten. Van 1838 tot 1844 kwamen liefst 63 woningen tot stand en in 1848 bouwden de Compagnons bij het 8ste Verlaat voor zichzelf een groot huis, Augustinusstate, dat als pension in verbouwde vorm nog bestaat. Op de kaart van Ooststellingwerf in de Eekhoff-atlas is te zien dat de bebouwing van dit Nieuw-Appelscha het oude dorp verre overtreft. Er staat dan ook al in het midden van de nieuwe bebouwing en aan de zuidzijde van de vaart, een kerk. Die is in 1869 vervangen door de huidige, een dwarsgeplaatste zaalkerk met grote rondboogvensters en een schilddak met een vooruitspringende middenvleugel waarin de van lijstwerk voorziene toren met ingesnoerde naaldspits is opgenomen. De kerk is ontworpen door F.W. Scheenstra.

De Witte Wijk ligt in het verlengde van de Compagnonsvaart. De Appelschastervaart bracht in 1894 de waterverbinding met de Drentsche Hoofdvaart bij Smilde tot stand. Toen namen de activiteiten van de verveningen spoedig sterk af en werden veel afgeveende terreinen al weer in cultuur gebracht.

Ten zuidwesten van het dorp was in 1880 begonnen met de aanplant van bossen. In 1856 werd de weg langs de Appelschastervaart gelegd. Er kwamen woningen, logementen (Café Diligentia, 1863), scholen (vanaf 1831) en een zuivelfabriek (1894, ten noorden van de vaart). Alles gebeurde aan weerszijden van de vaart en zo ontstond een vaartdorp van ongeveer tweeëneenhalve kilometer lengte en na de knik richting Drenthe volgde nog eens een streek van twee kilometer met veel lossere bebouwing.

Vanaf de jaren twintig werden de bossen en zandverstuivingen ontdekt als oorden voor recreatie en toerisme. In 1922 werd in de bossen een sanatorium gesticht, het latere Beatrixoord en in 1930 kwam Us Blau Hiem tot stand, een jongensinternaat, nu jeugdherberg. Op de Bosberg werd een uitzichttoren opgericht en er kwamen een natuurzwembad (1934) en een openluchttheater. Later werd een pretpark met miniatuurpark en andere recreatieve voorzieningen ontwikkeld.

Voor de oorlog werd langs de vaart en langs de andere wegen en paden gebouwd, de Oosterse Es, de Bosweg en de Drentse Weg. Na de oorlog werd de driehoek tussen de vaart en de Oosterse Es bebouwd. Vanaf de jaren zeventig is het noordwestelijke Steegde-kwartier ontwikkeld. Recent zijn ook woonwijken ten noorden van de vaart in ontwikkeling.

Het terpdorpf Bears ligt ver in het land en was voorheen ontsloten door vooral de Jaanvaart die in een boog door de landerijen loopt. Nu is het dorp vanaf de vroegere Middelzeedijk, de Hegedyk, met twee smalle wegen ontsloten waardoor het dorp een U-vorm heeft gekregen.

Bij de kruising van Hegedyk ligt een eenvoudig buurtje aan weerszijden van de noordelijke arm van de Bearsterdyk. Naar de kern toe staan een paar flinke boerderijen en dan volgt na de bocht een rij veelal vrijstaande, lage huizen die de weg uitsluitend aan de westelijke zijde begeleiden.

Ook bij de andere arm staat enige bebouwing. Op de hoek, bij een zijpad, staat de ‘Ald Skoalle’, de lagere school van 1865 die in 1922 nog eens is verbouwd en nu dienst doet als dorpshuis. Het pad leidt naar de stinspoort van Uniastate. De state is in het midden van de 19de eeuw gesloopt en in 1998 op een eigenzinnige wijze gereconstrueerd. Het was een L-vormig gebouw met een slanke traptoren in de oksel. Het poortgebouw is in 1616 gebouwd van kleine gele steen. De topgevels kregen een rolwerksilhouet en boven de zoldervensters kwamen gimmengaten, gaten voor duiven. De charmante poort stond na de sloop van de state een beetje verloren in het landschap. De contouren van de state zijn onlangs na archeologisch onderzoek op het heringerichte, ruime terrein als stalen staketsel herplaatst, om een indruk te geven van hoe het gebouw er in grote lijnen uit zag.

Een tweede pad, het Tsjerkepaad, leidt naar de kerk op de niet zeer hoge terprest. Het kerkhof is omvat door een gietijzeren hek, een iepenzoom en een grindpad. De toren is in 1858 van kleine gele steen opgetrokken en heeft een ingesnoerde spits. De vroeg-gotische kerk dateert uit de 13de eeuw en kreeg in de 14de eeuw de koorpartij. Het oorspronkelijke muurwerk van gele moppen is nog aan de noordzijde te zien. De fraaie inrichting dateert grotendeels uit de 18de eeuw.

Nes is een dorp met een es-achtig karakter. Het oorspronkelijke centrum lag veel oostelijker dan waar de dorpskom nu ligt. Ruim voorbij de in 1878 door P.J.H. Cuypers ontworpen neogotische rooms-katholieke Sint-Clemenskerk ligt het oude kerkhof met fraaie grafstenen. Daar zijn fundamenten van een vroegmiddeleeuwse, tufstenen kerk en een later exemplaar met een gotisch koor opgegraven.

Nu vormt de losstaande dorpstoren het markante teken van de kern. De van gele steen opgetrokken klokkentoren staat op een kleine verhoging. Hij is in 1664 in opdracht van Valerius Watse Frans van Cammingha en Rixt van Donia gebouwd, destijds de Heer en Vrouwe van Ameland. In 1732 is hij in opdracht van Prins Willem IV, toen Heer van Ameland, verhoogd. Ten oosten van de toren ligt de open groene Torenhoogte. Nog verder oostelijk het Kerkplein met eveneens gevarieerde, fraaie panden. De eenvoudige hervormde kerk dateert van 1734 en werd in 1824 verbouwd. Een ander bescheiden kerkgebouw is de doopsgezinde vermaning uit het midden van de 19de eeuw.

Het karakteristieke Amelandse komdorp is lange tijd het hoofddorp geweest. Het dorp heeft wel een aantal straten en pleinachtige ruimten, maar veel woningen en boerderijen uit de 17de en 18de eeuw lijken zonder plan, spontaan gebouwd te zijn. Het stratenpatroon van de smalle, verharde wegen en stegen loopt onregelmatig, soms warrig tussen de met huizen en boerderijen bebouwde en met hagen of lattenhekken afgegrensde erven door. Het zijn vaak woonhuizen op een langwerpige plattegrond en met een zadeldak. De topgevels zijn gemarkeerd met één of twee friezen en in de top afgewerkt met vlechtingen. Sommige interieurs bezitten nog tegels en bedsteewanden. Een opmerkelijk woonhuis uit 1625 staat aan de Rixt van Doniaweg. Het heeft een zeldzame in- en uitbuigende zg. ojiefgevel die met pinakels een markant silhouet oplevert. De eerste naoorlogse dorpsuitbreiding kwam in het noorden met traditionalistische woningen in een passende karakteristiek van kleinschaligheid. Later zijn buurtjes gevormd in het zuidoosten en noordwesten.

Buren is een streekdorp met een vrij open structuur. Het dorp is niet rijk aan geboomte en het silhouet is bescheiden. In Buren staat slechts een klein aantal hoge gebouwen. Vroeger werd het dorp beschouwd als een buurschap onder Nes. Aan het einde van de 18de eeuw is genoteerd: ‘Even verre ten Oosten van het Kerkhof is eene groote buurt van meer dan zeventig huizen, onder Nes behoorende, en meest door Roomschgezinden bewoond, die te Nes ter Kerke komen. Deeze buurt ligt in eene zeer aangenaame vruchtbaare landouwe, en is omringd van vruchtbaare akkers en bouwlanden.’

Nu is Buren administratief een zelfstandig dorp. De oude school is na 1950 tot hotel De Klok verbouwd en uitgebreid en dat is bij het missen van een kerk nu het middelpunt van Buren. Het oorspronkelijke karakter van deze agrarische buurt is veranderd in een dorp dat gericht is op dienstbaarheid aan recreanten. De wat oudere bebouwing ligt verspreid langs paden en wegen.

Gedurende de 20ste eeuw is de bebouwing verder uitgedijd. Bij de verbreding aan het einde van de Hoofdweg is een plein gevormd dat als kern kan worden ervaren. Aan het begin van de Hoofdweg staat een boerderij waarin het Landbouw- en Juttersmuseum Swartwoude is ondergebracht. Deze behoort tot de karakteristieke Amelander boerderijen die in en bij Buren zijn te vinden. Eén van de gaafste staat aan de Strandweg 33. Het is weliswaar met het bouwjaar 1890 geen oud exemplaar, maar wel geheel volgens de traditie. Het muurwerk is van kleine gele drielingen gemetseld. Karakteristiek is de hoge zij-ingang van de schuur, een zijbaander. Het is een uitgebouwde houten ingang met een zadeldakje waardoor hooiwagens naar binnen kunnen.

Het dorp is na de oorlog aan de noordzijde met woningbouw uitgebreid, eerst aan de Strandweg, later aan de Paasduinweg en de Hazeweg. In 1987 kwamen aan de Paasduinweg en de Meester Oudstraat rijen kloeke, houten woningen naar Zweeds ontwerp tot stand, die in verschillende kleuren ook in Nes en vooral in Hollum zijn gebouwd.

Ballum is een esdorp dat in de volle Middeleeuwen is ontstaan. In de eerste helft van de 15de eeuw is de Jelmerastate er gesticht, in de 16de eeuw uitgebouwd tot de representatieve residentie van de Heren van Ameland, de Cammingha’s. Het stond tot 1829 op een duin ten westen van de begraafplaats, ongeveer op de plaats waar nu het gemeentehuis uit 1972, uitgebreid in 1998, staat. Het was een gebouw van twee vleugels met een hoge belvedèretoren en twee poorttoegangen die met fraai renaissancebeeldhouwwerk waren omvat. Slechts één spoor rest: de enorme, door Vincent Lucas excellent gehouwen grafsteen waarop Wytso van Cammingha (†1552) in wapenrusting in reliëf is geportretteerd. Thans ligt de steen op de vloer van het lijkenhuis; vroeger waarschijnlijk in de slotkapel. De Camminghastraat voert naar het noorden: een brede, door hoge bomen en brede grasstroken omzoomde weg. Na de eenvoudige zaalkerk van de doopsgezinden opent de ruimte zich bij de driesprong naar de Gerrit Kosterweg tot een brinkachtig gebied. Daar staat eerst nog oude bebouwing en vervolgens sluiten straten van de dorpsuitbreiding daarbij aan.

De Camminghastraat sluit zijn perspectief door de dorpstoren die los op de graszoom staat. De ankers geven het jaartal 1755 aan. Hij is toen gebouwd ter vervanging van een klokkenstoel en in 1870 nog eens met twee en een halve meter verhoogd. De keurig in de rooilijn geplaatste zaalkerk uit 1832 van de hervormden past met haar ingetogen karakter in het dorpsbeeld. Dit in tegenstelling tot het interieur, waar een van de fraaiste renaissance preekmeubelen van Friesland is te vinden. De preekstoel is in 1604 met nissen voorzien van schelpmotieven, bloemstukken en evangelieboeken gesneden door Claes Jelles voor de kerk van Harlingen, maar toen die werd vernieuwd, is het meubel in 1771 aangekocht. De bebouwing heeft verder vooral een agrarisch karakter met kleine boerderijen en kenmerkende Amelander huizen met vlechtingen in de geveltoppen, tandlijstjes en friezen en andere sier. Ze vormen gezamenlijk een beeld dat, ondanks de druk van het toerisme, redelijk gaaf is gebleven.

Hollum is een esdorp met buurten dat uit twee delen is ontstaan. In het zuidelijke, jonge, gedeelte is de losse bebouwing vrij regelmatig geplaatst langs twee noord-zuid verlopende lanen, de Ooster- en Burenlaan, die elkaar ontmoeten bij het kerkhof van de dorpskerk. De kerk met haar forse zadeldaktoren is een dominant element zowel in het dorp als de wijde omgeving. De kerk is in laat-middeleeuwse trant hoog opgetrokken en voorzien van zeer grote spitsboogvensters tussen steunberen. De toren is in de 15de eeuw gemetseld van gemêleerd rode baksteen. Op het verhoogde kerkhof, omgeven door bomen, staan grafstenen van onder meer walvisvaarders.

De woonhuizen zijn op vrije erven aan met forse bomen beplante en van grasbermen voorziene lanen gebouwd met hun kenmerkende gele geveltoppen naar de straat. Veel huizen zijn voorzien van 17de en 18de-eeuwse ankerdateringen. De commandeurshuizen bezitten kenmerkende friezen, siermetselwerk rond vensters en deuren en vlechtingen in de geveltoppen, soms met rode accenten in het gele muurwerk. Een groep van deze originele en gereconstrueerde woningen met een kern uit 1751 aan de Herenweg is tot museum ingericht. In die straat staat ook de flinke zaalkerk van de doopsgezinden met een decoratieve voorgevel. Aan de Westerlaan is het gereformeerde kerkje met een dakruitertje te vinden.

Vormt het zuiden van het dorp een gaaf geheel, het oudere noorden heeft de charme van het spontane. Het is er onregelmatig van aanleg en de bebouwing lijkt willekeurig gegroepeerd en vormt bij de herberg, een van de weinige bouwwerken met een verdieping, een plein. Dit Hotel de Zwaan (1764) bevat een pronkkamer met elegante rococoschouw en een voormalige bedsteewand.

Ten noordwesten van het dorp staat de ronde, 48 meter hoge, gietijzeren vuurtoren, een opvallend baken met horizontale rood-witte banden. Hij is in 1880 naar ontwerp van Q. Harder geconstrueerd. Op een iets lager plateau is een U-vormig complex van vier dubbele wachterswoningen in een gepleisterde neoclassicistische uitdossing. De voornaamste dorpsuitbreidingen hebben eerst aan de noordlater aan de oostzijde plaatsgevonden.

West-Terschelling is een komdorp dat in de 13de eeuw is ontstaan op de plek waar later de vuurtoren Brandaris werd gebouwd. Het is sinds lange tijd het hoofddorp van het eiland, al hadden de vroegst bekende machthebbers, de Popma’s, hun stins helemaal aan de andere zijde van het eiland gebouwd.

Het dorp ontwikkelde zich voorspoedig door visserij, scheepvaart en loodswezen, mogelijk dankzij de gunstige ligging aan een natuurlijke baai en het economisch sterke achterland. Terschelling kwam dan ook onder Hollandse invloed te staan. In 1666 is het welvarende dorp door de Engelsen platgebrand. De wederopbouw volgde in de jaren 1666/’73. Er werd tussen het Seinpaalduin en de baai een dichtbebouwde dorpskom aan een fijn net van straten en stegen gevormd. Deze ovale dorpskom is tot en met de 19de en vroege 20ste eeuw volgebouwd. Aan de Burgemeester Eschauzierstraat is in 1909 en 1915 een maatschappelijk belangrijk en architectonisch schilderachtig complex van enkele tientallen sociale woningen gebouwd.

Het hoogtepunt van West-Terschelling, de Brandaris, is zo precies in het brandpunt van het dorp terechtgekomen. Deze forse en hoge toren heeft de brand doorstaan. De eerste vuurbaak is al in 1323 op Terschelling gebouwd. In 1593/’94 is de grote toren in opdracht van de Staten van Holland gebouwd. Volksetymologie heeft de toren waarschijnlijk zijn naam bezorgd. Er is geen bewijs dat de legendarische Ierse reizende monnik Sint- Brandaan er iets mee heeft te maken. De toren is in 1834/’35 ingrijpend verbouwd en ommetseld en heeft een lichthuis met koepel en draailicht gekregen. Achter de toren ligt een kleine begraafplaats met een aantal schippersgraven.

Tijdens de laatste wereldoorlog heeft de Duitse bezetter op het Seinpaalduin reeksen bunkers gebouwd, de Marineflankbatterie Terschelling- West. Ze zijn deels gesloopt, deels ondergestoven en voor een deel spoedig na de oorlog verbouwd tot vakantiewoningen. Na deze oorlog is het dorp in noordelijke en noordoostelijke richting uitgebreid. Het gemeentebestuur van Terschelling was in het dichte weefsel van het dorp lang bedroevend gehuisvest. Nadat er voor de oorlog al plannen voor een nieuw gemeentehuis waren gemaakt, kon het in 1954 door architect G.A. Heldoorn uit Leeuwarden aan de oostflank van het dorp ontworpen gebouw pas worden gerealiseerd. Een gemeentehuis op een mooie plek in een dennenbosje aan de oostflank van het dorp. Er werd gebruik gemaakt van het geaccidenteerde terrein door een winkelhaakvormige split-level structuur te ontwerpen, die in de op de ambachtelijke bouwtraditie gestoelde stijl van de Delftse School vorm kreeg. Binnen afzienbare tijd zal in de nabijheid een nieuw gemeentehuis worden gebouwd.

De wederopbouw in de tweede helft van de 17de eeuw heeft een reeks typisch eilander woningen opgeleverd. Daarvan is een aantal gaaf de eeuwen doorgekomen. Ze worden met hun sierlijke trap- of topgevels voorzien van rode accenten in het gele muurwerk, vlechtingen, friezen en metselmozaïek rond de vensters gewoonlijk commandeurswoningen genoemd. Soms hebben deze en andere woningen voor de eilanden en iets minder voor de kuststreek van het vaste land kenmerkende natuurstenen stoeppalen uit het einde van de 16de en het begin van de 17de eeuw. Met rolwerk en Vlaamse wortels bezitten ze de rijpe renaissance vormgeving die de beeldhouwateliers van de vaste wal beheersten. Ook deze stoeppalen hebben de brand overleefd.

De hervormde kerk in de Westerbuurstraat is een eenvoudige zaalkerk met een rechte koorsluiting en een dakruiter. Zij is in 1663 gebouwd en kwam goeddeels onbeschadigd uit de brand van een paar jaar later. Het gebouw is omstreeks 1900 gepleisterd en in de jaren dertig helemaal ommetseld. Ook de doopsgezinde kerk uit 1850 is een eenvoudige zaalkerk. Zij heeft twee gebrandschilderde ramen in vernieuwingsstijl. Nabij de haven heeft het toeristenbedrijf definitief andere activiteiten van scheepvaart en visserij verdrongen. Omstreeks 1875 is een havengebouw gesticht met neoclassicistische elementen en ook de schippersvereniging ‘Het Wakend Oog’ bouwde er in een mengstijl met neorenaissance aspecten een karakteristiek (voormalig) wachtlokaal. Het reddingsboothuis uit 1904 is in een levendige chaletstijl gebouwd nabij de opslag van de kleurige zeebakens.

Oosterend is een agrarisch streekdorp dat in de Middeleeuwen is ontstaan op een duinvoet en op de rand van de zuidelijk gelegen polders. Het is lang beschouwd als een buurschap bij het westelijk gelegen Hoorn waar het voor de voorzieningen ook op was gericht. Oosterend heeft nooit een kerk gehad en evenmin andere bijzondere functies, zoals een school, gehuisvest. Wel was in de 14de eeuw nabij dit dorp op een stinswier de Popmastins gebouwd. Het gebouw is in de 16de eeuw al weer gesloopt, maar de stinswier ligt nog steeds ten zuiden van het dorp in de landerijen.

Het streekdorp bestaat uit verspreide bebouwing van boerderijen en woningen langs enkele wegen en paden waarvan de Hoofdweg pas laat werd verhard. Ten oosten van het dorp staat aan deze weg nabij de Dwarsdijk een gedenksteen die vertelt dat de verharding van de weg in de volle lengte van het bewoonde deel van het eiland in 1910 is voltooid. De steen bevat ornamenten in de vernieuwingsstijl, ontworpen door J.M. Krijger.

Aan de westelijke entree van het dorp staat een vrij jonge – begin 20ste-eeuwse – boerderij van het slak-type met een vriendelijk oranjerood pannendak. Ten noorden van de Hoofdweg staat op nummer 21 een kop-rompboerderij waarvan de jaarankers vertellen dat hij in 1879 is gebouwd. De hoge schuur bezit aan de zijkant een karakteristiek ‘schúntsje’, een houten uitbouw met een zadelkapje. Langs deze boerderij leidt de Lykwei naar de oude weg vlak onder de duinvoet. Op de hoek staat in de lengte van de duinweg een buiten bedrijf gestelde stelpboerderij. De voorgevel vertoont een gave indeling en uit het rechter schuurdak steekt een schúntsje. Ook aan de achterzijde is het een interessante boerderij. Naast de ‘millem’- deur staat een opmerkelijke aangebouwde schoorsteen, die met een zeemansterm het kombuis wordt genoemd. De boerderij nummer 31 uit 1978 heeft een schúntsje.

Op de Boschplaat ligt bij de Stuifdijk een bunker die een restant is van de in 1943 door de Duitse bezetter aangelegde ‘Marineflankbatterie Terschelling Ost’.

Midsland is een streekdorp dat is ontstaan op een oude strandwal. Ten zuiden van het huidige dorp werd aan de Hoofdstraat in de 10de eeuw al een houten kerkje van Stryp gesticht, dat later in steen is vervangen. Maar ook noordelijker, op de huidige plaats van de kerk, is in de 14de of 15de eeuw een kerk gesticht. In de omgeving van het dorp ontstonden nog andere buurschappen: Baaiduinen, Kinnum, Kaart en meer westelijk Hee.

Rondom de kerk van Midsland heeft, in tegenstelling tot de andere Terschellinger dorpen, komvorming met een vrij dichte bebouwing plaatsgevonden. Over een slenk werd de Westerdam aangelegd waardoor Stryp aan Midsland vast kon groeien. De Stryper kerk werd in 1569 verwoest, maar het kerkhof is tot het einde van de 19de eeuw in gebruik gebleven. De grafheuvel die meters boven de omgeving uitrijst, raakte in verval. Er staan de voor de eilanden en de kuststreek kenmerkende natuurstenen grafpalen uit het einde van de 16de en het begin van de 17de eeuw die met rolwerk en Vlaamse wortels de rijpe renaissance vormgeving bezitten die de beeldhouwateliers van de vaste wal zo goed beheersten. Het Stryper kerkhof is opgeknapt en nu zijn nog zo’n twintig van deze grafpalen te bewonderen.

Nadat de oude kerk van Midsland in 1880 werd afgebroken, is het jaar daarna een kruiskerk in decoratieve mengstijl naar ontwerp van M. Daalder uit Den Helder gebouwd. Op de zuidbeuk kwam een forse lantaarn met een achtzijdige spits. De niet al te degelijk gebouwde kerk is verschillende malen hersteld en op details gewijzigd. Inwendig heeft zij een gestukadoord kruisgewelf, twee galerijen en een orgelbalkon met een orgel uit de bouwtijd.

Aan de Heereweg staat het voormalige diaconiehuis uit omstreeks 1880. Aan de Oosterburen staat het van neoclassicistische elementen voorziene Polderhuis (1872) waar de bestuurders van de ingepolderde landerijen (grieën) bijeenkwamen om hun belangen te bespreken. In het dorp zijn verschillende 17deeeuwse woningen met tuitgevels met vlechtingen te vinden.

Hoorn is een streekdorp dat in de Middeleeuwen is ontstaan op een oude strandwal. Op dezelfde wal ontwikkelde zich de agrarische streek Lies. De Dorpsstraat raakte aanvankelijk vooral aan de zijde van de polder, de zuidzijde bebouwd. Vanaf het einde van de 19de eeuw kwam ook aan de overzijde bebouwing.

Ten noorden van de streek staat de dorpskerk, verreweg het oudste gebouw van het eiland. Het aan Sint-Johannes gewijde romaanse kerkje zal in het laatste kwart van de 12de eeuw tot stand zijn gekomen. Zij is in de volgende eeuwen herhaaldelijk vergroot en veranderd. Omstreeks 1270 kwam het koor tot stand en enkele tientallen jaren later werd ook het schip vernieuwd. Daarvan is de noordmuur vrij gaaf de eeuwen doorgekomen. Het schip kreeg koepelgewelven die in het begin van de 15de eeuw weer zijn verwijderd. Aan het begin van de 16de eeuw zijn in de zuidgevel gotische vensters aangebracht en kwam er een fraai omkaderde ingangspartij in dezelfde stijl. Omstreeks 1330 werd een hoge toren voor de kerk gebouwd die ook diende als baken voor de scheepvaart. In 1848 is de bouwvallig geworden toren ongeveer gehalveerd en voorzien van een tentdakje. In 1875 werd het kapje vervangen door een ingesnoerde naaldspits. De kerk werd in 1903 uitwendig bepleisterd, maar bij de grondige restauratie van 1963/’69 is de pleisterlaag weer verwijderd. De wanden aan de binnenzijde zijn eveneens als schoon werk behandeld. De kerk is door allerlei sporen een boeiend verhaal in steen. Het interieur bevat fraai meubilair, waartussen vooral de beschilderde en van spreuken voorziene avondmaalstafel uit het begin van de 17de eeuw opvalt.

Aan de Dorpsstraat staat de in 1907 gebouwde kloeke pastorie. Ernaast staat een boerderij met voorhuis en vrij lage schuur die aan de zijkant dan ook van een ‘schúntsje’ is voorzien. Hoorn kent nog een aantal boerderijen uit het laatste kwart van de 19de eeuw. Lies heeft nog enkele karakteristieke eilander boerderijen zoals nummer 42 uit 1721 en nummer 13 uit 1738.

Formerum is een agrarisch streekdorp dat zich op een strandwal tussen Midsland en Hoorn in de 17de eeuw heeft ontwikkeld. Het bestaat uit verspreide bebouwing van boerderijen en woningen. Ten westen is aan de zijde van Midsland op eenzelfde wijze de buurschap Landerum ontstaan. In het dorp, zelf lang beschouwd als een buurschap, heeft nooit een kerk gestaan. Het dorpsgezicht wordt gedomineerd door een korenmolen. De molen was in 1838 op de Dellewal in West gebouwd maar is in 1876 naar Formerum overgebracht. De bedrijfswaardige molen heeft allang een horecabestemming. Het is een achtkante houten stellingmolen, gedekt met riet, en op een gepotdekselde houten onderbouw. Het wiekenkruis heeft een vlucht van twintig meter.

In Formerum en omgeving is een aantal boerderijen van het eilander type te vinden. De meeste zijn niet helemaal gaaf meer, maar de oorspronkelijke indeling is meestal nog wel af te leiden. Het heel eigen type van de Terschellinger boerderij is een variant op de langhuisboerderij. Met het woongedeelte en de schuur met stallen en hooivakken onder een doorlopende, ongedeelde kap. Het woongedeelte, het ‘foarein’, bestond oorspronkelijk uit een voorkamer en een binnenkamer met bedsteden. Daarachter volgde de schuur met stalruimte die aan de zijkant voor de dwarsreed is geopend met een houten uitbouw, een zogenoemd ‘schúntsje’ waar de hooiwagens door konden.

Een van de best bewaarde boerderijen van dit type is in Formerum Zuid het ‘Spylske Huus’ uit 1759, zo genoemd omdat de naald van het dak door verzakkingen wat bochten vertoont. Het voorhuis heeft een topgevel versierd met vlechtingen en siermetselwerk. De boerderij is allang niet meer als boerenbedrijf in gebruik en inwendig is voor de woonfunctie veel aangepast. De ligging, de sterke hoofdvorm en de fijne detaillering maken deze gerestaureerde boerderij tot een getuigenis van het agrarische verleden van de polders van het eiland. Aan het Zuid van Formerum en in Landerum staan meer vrij gave 19de-eeuwse boerderijen, waarvan enkele voor de recreatie zijn ingericht.

Hoorn is een streekdorp dat in de Middeleeuwen is ontstaan op een oude strandwal. Op dezelfde wal ontwikkelde zich de agrarische streek Lies. De Dorpsstraat raakte aanvankelijk vooral aan de zijde van de polder, de zuidzijde bebouwd. Vanaf het einde van de 19de eeuw kwam ook aan de overzijde bebouwing.

Ten noorden van de streek staat de dorpskerk, verreweg het oudste gebouw van het eiland. Het aan Sint-Johannes gewijde romaanse kerkje zal in het laatste kwart van de 12de eeuw tot stand zijn gekomen. Zij is in de volgende eeuwen herhaaldelijk vergroot en veranderd. Omstreeks 1270 kwam het koor tot stand en enkele tientallen jaren later werd ook het schip vernieuwd. Daarvan is de noordmuur vrij gaaf de eeuwen doorgekomen. Het schip kreeg koepelgewelven die in het begin van de 15de eeuw weer zijn verwijderd. Aan het begin van de 16de eeuw zijn in de zuidgevel gotische vensters aangebracht en kwam er een fraai omkaderde ingangspartij in dezelfde stijl. Omstreeks 1330 werd een hoge toren voor de kerk gebouwd die ook diende als baken voor de scheepvaart. In 1848 is de bouwvallig geworden toren ongeveer gehalveerd en voorzien van een tentdakje. In 1875 werd het kapje vervangen door een ingesnoerde naaldspits. De kerk werd in 1903 uitwendig bepleisterd, maar bij de grondige restauratie van 1963/’69 is de pleisterlaag weer verwijderd. De wanden aan de binnenzijde zijn eveneens als schoon werk behandeld. De kerk is door allerlei sporen een boeiend verhaal in steen. Het interieur bevat fraai meubilair, waartussen vooral de beschilderde en van spreuken voorziene avondmaalstafel uit het begin van de 17de eeuw opvalt.

Aan de Dorpsstraat staat de in 1907 gebouwde kloeke pastorie. Ernaast staat een boerderij met voorhuis en vrij lage schuur die aan de zijkant dan ook van een ‘schúntsje’ is voorzien. Hoorn kent nog een aantal boerderijen uit het laatste kwart van de 19de eeuw. Lies heeft nog enkele karakteristieke eilander boerderijen zoals nummer 42 uit 1721 en nummer 13 uit 1738.

Formerum is een agrarisch streekdorp dat zich op een strandwal tussen Midsland en Hoorn in de 17de eeuw heeft ontwikkeld. Het bestaat uit verspreide bebouwing van boerderijen en woningen. Ten westen is aan de zijde van Midsland op eenzelfde wijze de buurschap Landerum ontstaan. In het dorp, zelf lang beschouwd als een buurschap, heeft nooit een kerk gestaan. Het dorpsgezicht wordt gedomineerd door een korenmolen. De molen was in 1838 op de Dellewal in West gebouwd maar is in 1876 naar Formerum overgebracht. De bedrijfswaardige molen heeft allang een horecabestemming. Het is een achtkante houten stellingmolen, gedekt met riet, en op een gepotdekselde houten onderbouw. Het wiekenkruis heeft een vlucht van twintig meter.

In Formerum en omgeving is een aantal boerderijen van het eilander type te vinden. De meeste zijn niet helemaal gaaf meer, maar de oorspronkelijke indeling is meestal nog wel af te leiden. Het heel eigen type van de Terschellinger boerderij is een variant op de langhuisboerderij. Met het woongedeelte en de schuur met stallen en hooivakken onder een doorlopende, ongedeelde kap. Het woongedeelte, het ‘foarein’, bestond oorspronkelijk uit een voorkamer en een binnenkamer met bedsteden. Daarachter volgde de schuur met stalruimte die aan de zijkant voor de dwarsreed is geopend met een houten uitbouw, een zogenoemd ‘schúntsje’ waar de hooiwagens door konden.

Een van de best bewaarde boerderijen van dit type is in Formerum Zuid het ‘Spylske Huus’ uit 1759, zo genoemd omdat de naald van het dak door verzakkingen wat bochten vertoont. Het voorhuis heeft een topgevel versierd met vlechtingen en siermetselwerk. De boerderij is allang niet meer als boerenbedrijf in gebruik en inwendig is voor de woonfunctie veel aangepast. De ligging, de sterke hoofdvorm en de fijne detaillering maken deze gerestaureerde boerderij tot een getuigenis van het agrarische verleden van de polders van het eiland. Aan het Zuid van Formerum en in Landerum staan meer vrij gave 19de-eeuwse boerderijen, waarvan enkele voor de recreatie zijn ingericht.

Oost-Vlieland is na de ondergang van het oorspronkelijk grotere West-Vlieland in het midden van de 18de eeuw het enige dorp van het eiland. Het is een streekdorp dat in de 12de eeuw is ontstaan. De brede, door flink geboomte omzoomde en ongeveer een kilometer lange Dorpsstraat heeft aan weerszijden gesloten bebouwing die slechts door stegen en gloppen, wordt onderbroken. De meeste bebouwing kent slechts één volledige bouwlaag en vertoont veel variatie, zowel in functie en architectonische uitdossing als in de leeftijd van de gebouwen: van de 17de tot de 20ste eeuw.

Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog woonden nog geen 500 mensen op het eiland en in de periode daarvoor is weinig gebouwd. Vanaf de tweede helft van de jaren vijftig zijn ten noorden van het oude dorpslint lange rijen sociale woningen aan onder meer de Nieuwstraat en Middenweg gebouwd en ook daarna breidde het dorp zich nog uit, meest in noordoostelijke richting van het bos tot en met de recente uitbreiding aan het Vorkduin.

De hervormde kerk is in 1605 van gele steentjes gebouwd ter vervanging van een oude kapel. In 1647 zijn er dwarspanden toegevoegd, waardoor het een kruiskerk werd. Het interieur bezit bijzonder meubilair. De kerk vormt met kerkhof en aan de andere zijde het diaconiehuis een schilderachtig ensemble. Het diaconiehuis uit 1641 is een lang pand met opvallend hoge kap met een smal uitgemetseld middendeel. Het heeft bijzondere interieuronderdelen. Op de hoek van het kerkplein staat het voormalige raadhuis met een merkwaardig klokkentorentje. De oorsprong is al van 1598, maar het is in 1855 herbouwd. Ertegenover kwam in 1998 het nieuwe raadhuis tot stand.

Helemaal aan de andere zijde van het dorp staat vlakbij de haven het in 1877 naar ontwerp van C.H. Peters gebouwde voormalige postkantoor. Middenin de Dorpsstraat vraagt een breed, gepleisterd pand met een onregelmatige indeling de aandacht. Dit Tromphuis is thans museum en heeft in het verleden onder meer als onderkomen van de Admiraliteit van Amsterdam en het Noorderkwartier dienst gedaan.

Bakhuizen is een komdorp aan de voet van een keileemrug die even ten oosten van het dorp tot meer dan 11 meter hoog is. Bakhuizen is omstreeks 1200 ontstaan als buurt die oorspronkelijk bij het zuidoostelijk gelegen Mirns behoorde. Na de Hervorming bleef het een katholieke enclave en maakte zich in de loop van de 18de eeuw los van Mirns.

Het was aanvankelijk een streekdorp langs doorgaande wegen als de Sint-Odulphusstraat en de Teeuwis de Boerstraat. Maar het is sinds het midden van de 19de eeuw in zuidelijke richting uitgebreid tot komdorp met vrij losse bebouwing en een open kern, waar ook het kerkhof ligt.

Er heeft met nieuwbouw verdichting plaatsgevonden. Langs de genoemde straten staat een aantal fraaie middengangswoningen uit het einde van de 19de eeuw maar ook burgerhuizen uit de tussenoorlogse jaren. In de Sint- Odulphusstraat staan een aardig café en een winkel.

Na de oorlog zijn met traditionalistische volkshuisvesting de ruimten in de wanden van de Teeuwis de Boerstraat gesloten en onlangs kwam daar een passende brandweerpost bij, waardoor deze belangrijke straat een evenwichtig beeld oplevert. Spoedig hierna kreeg de dorpsentree vanuit het oosten gestalte met bebouwing aan de Rysterdyk. Ten noorden van de kerk werden even later de bebouwingswanden om het Plantsoen gevormd. Er is ten zuiden van de Bakwei een heel nieuw wijkje ontstaan.

In het noordwesten staat de rooms-katholieke Sint-Odulphuskerk, gebouwd in 1913/’14 naar ontwerp van architect Wolter te Riele ter vervanging van een kerkje uit 1857. De kerk is een pseudobasiliek in neogotische stijl met een driezijdig gesloten koor en een toren met een ingesnoerde spits. Het schip heeft netgewelven, de zijbeuken kruisgewelven. Het meubilair is afkomstig uit het atelier van F.W. Mengelberg. Het orgel is van de gebroeders Adema. De gebrandschilderde ramen zijn in 1914 vervaardigd door F. Nicolas en de muur- en gewelfschilderingen (1935/’41) zijn van Johannes Ydema. In de Nagelhoutstraat is in 1938 het vrouwenklooster Mariahof gebouwd. In 1987 werd het verbouwd tot 19 appartementen.


0 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 | 20 | 21 | 22 | 23 | 24 | 25 | 26 | 27 | 28 | 29 | 30 | 31 | 32 | 33 | 34 | 35 | 36 | 37 | 38 | 39 | 40 | 41 | 42 | 43 | 44 | 45 | 46 | 47 | 48 | 49 | 50 | 51 | 52 | 53 | 54 | 55 | 56 | 57 | 58 | 59 | 60 | 61 | 62 | 63 | 64 | 65 | 66 | 67 | 68 | 69 | 70 | 71 | 72 | 73 | 74 | 75 | 76 | 77 | 78 | 79 | 80 | 81 | 82 | 83 | 84 | 85 | 86 | 87 | 88 | 89 | 90 | 91 | 92 | 93 | 94 | 95 | 96 | 97 | 98 | 99 | 100 | 101 | 102 | 103 | 104 | 105 | 106 | 107 | 108 | 109 | 110 | 111 | 112 | 113 | 114 | 115 | 116 | 117 | 118 | 119 | 120 | 121 | 122 | 123 | 124 | 125 | 126 | 127 | 128 | 129 | 130 | 131 | 132 | 133 | 134 | 135 | 136 | 137 | 138 | 139 | 140 | 141 | 142 | 143 | 144 | 145 | 146 | 147 | 148 | 149 | 150 | 151 | 152 | 153 | 154 | 155 | 156 | 157 | 158 | 159 | 160 | 161 | 162 | 163 | 164 | 165 | 166 | 167 | 168 | 169 | 170 | 171 | 172 | 173 | 174 | 175 | 176 | 177 | 178 | 179 | 180 | 181 | 182 | 183 | 184 | 185 | 186 | 187 | 188 | 189 | 190 | 191 | 192 | 193 | 194 | 195 | 196 | 197 | 198 | 199 | 200 | 201 | 202 | 203 | 204 | 205 | 206 | 207 | 208 | 209 | 210 | 211 | 212 | 213 | 214 | 215 | 216 | 217 | 218 | 219 | 220 | 221 | 222 | 223 | 224 | 225 | 226 | 227 | 228 | 229 | 230 | 231 | 232 | 233 | 234 | 235 | 236 | 237 | 238 | 239 | 240 | 241 | 242 | 243 | 244 | 245 | 246 | 247 | 248 | 249 | 250 | 251 | 252 | 253 | 254 | 255 | 256 | 257 | 258 | 259 | 260 | 261 | 262 | 263 | 264 | 265 | 266 | 267 | 268 | 269 | 270 | 271 | 272 | 273 | 274 | 275 | 276 | 277 | 278 | 279 | 280 | 281 | 282 | 283 | 284 | 285 | 286 | 287 | 288 | 289 | 290 | 291 | 292 | 293 | 294 | 295 | 296 |
Archivering van erfgoedinformatie met het ErfgoedCMS™

Bent u geïnteresseerd in erfgoedinformatie en hoe u dit op een professionele en duurzame manier kunt ontsluiten op het internet, dan is het volgende voor u van belang.

Sinds kort is er namelijk het ErfgoedCMS™ van DeeEnAa. Met dit op maat gemaakte ErfgoedCMS™ kan ieder dorp of iedere stad haar erfgoedinformatie registreren, rubriceren en ontsluiten. Daarnaast kan het ErfgoedCMS™ worden ingezet als webshop voor lokale producten en kan het de basis vormen voor dorps- of stadswandelingen compleet met QR-code bordjes.

Voor meer informatie over dit onderwerp verwijzen wij u graag naar de pagina over het ErfgoedCMS™ op de ErfgoedCMS-website via onderstaande knop.